Bijzondere opsporingsmethoden:

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Bijzondere opsporingsmethoden:"

Transcriptie

1 Bijzondere opsporingsmethoden: van reparatiewet naar een nieuwe wet? Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de criminologische wetenschappen door ( ) Barbier Jana Academiejaar Promotor : Traest Philip Commissarissen Vander Beken Tom Ponsaers Paul 1

2 Verklaring inzake toegankelijkheid van de masterproef criminologische wetenschappen Ondergetekende, [Naam en Voornaam + stamnummer].... geeft hierbij aan derden, zijnde andere personen dan de promotor (en eventuele co-promotor), de commissarissen of leden van de examencommissie van de master in de criminologische wetenschappen, [de toelating] [geen toelating] (schrappen wat niet past) om deze masterproef in te zien, deze geheel of gedeeltelijk te kopiëren of er, indien beschikbaar, een elektronische kopie van te bekomen, waarbij deze derden er uiteraard slechts zullen kunnen naar verwijzen of uit citeren mits zij correct en volledig de bron vermelden. Deze verklaring wordt in zoveel exemplaren opgemaakt als het aantal exemplaren waarin de masterproef moet worden ingediend, en dient in elk van die exemplaren ingebonden onmiddellijk na het titelblad. Datum:.. 2

3 Handtekening: Trefwoorden - Bijzondere opsporingsmethoden - Observatie - Infiltratie - Informantenwerking - Andere onderzoeksmethoden - Politionele onderzoekstechnieken - Reparatiewet 3

4 4

5 1 Inleiding 6 Deel l Literatuurstudie 2. Totstandkoming van de Wet op de bijzondere opsporingsmethoden 9 3. De wet van 6 januari 2003 betreffende de bijzondere opsporings methodenen enige andere onderzoeksmethoden Andere Onderzoeksmethoden Bevoegdheden van de lokale politie, GDA en CGSU inzake bijzondere opsporingsmethoden Controle op de bijzondere opsporingsmethoden Bijzondere Opsporingsmethoden versus mensenrechten Anders en beter?...63 Deel ll Kwalitatief Onderzoek 1 Inleiding Methodologie Resultaten Besluit Bibliografie

6 6.Bijlagen.84 1 Inleiding Aanleiding Op 7 januari 2007 moest het Gentse parket een reeks criminelen in vrijheid stellen tegen wie bewijzen waren verzameld via bijzondere opsporingsmethoden. Tijdens de wettigheidscontrole van de technieken door de kamer van inbeschuldigingstelling gebeurde er een procedurefout. Een ware mediastorm werd veroorzaakt en verwijten tussen politici en advocaten werden heen en weer geslingerd. Zo wees advocaat Hans Rieder met de vinger naar de wetgever, die volgens hem 'een slechte wet' heeft gemaakt. Oppositiepartij Groen! volgde deze uitspraak en eist dat de Wet op de Bijzondere Opsporingsmethoden (BOM-wet) grondig geëvalueerd en snel bijgestuurd wordt. Volgens Groen! is de wet slecht opgesteld en ging de wetgever in de fout door de BOM-wet destijds te stemmen. Hierop repliceerde SP.A-kamerlid Renaat Landuyt dat hij voorlopig niet wil raken aan de BOM-wet. 'De wet heeft nadelen, maar zeker ook voordelen. De zware criminelen die nu spijtig genoeg vrijgelaten worden, zouden nooit kunnen ingerekend zijn zonder de bijzondere opsporingstechnieken.' aldus Renaat Landuyt. 1 Omdat in tientallen andere dossiers misdadigers ook vrijuit dreigden te gaan vroeg Minister van Justitie Stefaan De Clerck (CD&VI) een snelle reparatiewet. 2 Deze kwam er in een spoedtempo en op 16 januari 2009 verscheen de nieuwe reparatiewet al in het Belgisch Staatsblad. Probleemstelling en onderzoeksvragen Sinds het ontstaan van de wet 3, werden de bijzonder opsporingsmethoden al vaker het onderwerp van commotie. Dit is echter niet verwonderlijk aangezien het toepassen van de methoden de fundamentele rechten en vrijheden kan aantasten. 4 1 K.L.D, BOM-wet ligt zwaar onder vuur, Nieuwsblad, woensdag 07 januari Knack. BOM-wet in sneltreinvaart hersteld. Geraadpleegd op 30 april 2010 op het World Wide Web: htm 3 Wet van 6 januari 2003 betreffende de bijzondere opsporingsmethoden en enige andere onderzoeksmethoden, B.S. 12 mei

7 In het kader van deze mediastorm heb ik voor dit onderwerp gekozen. Hierbij rees de vraag of een grondige analyse van de wet zou kunnen een antwoord bieden op de centrale vraag of er al dan niet een nieuwe wet rond bijzondere opsporingsmethoden aangewezen is? Het doel van dit onderzoek ligt hierbij niet in het oplossen van het probleem, maar veeleer in het evalueren van de bijzondere opsporingsmethoden. Hierbij wordt geprobeerd enerzijds een antwoord te bieden op de vraag hoe in België het gebruik van de bijzondere opsporingsmethoden geëvolueerd is en wat deze bijzondere opsporingsmethoden nu precies inhouden. Hier werd gebruik gemaakt van literatuur. Anderzijds onderzoeken we ook hoe in de praktijk tegen de bijzondere opsporingsmethoden wordt aangekeken, dit gebeurt aan de hand van interviews. Methodologie Deze masterproef beoogt de wet betreffende de bijzondere opsporingsmethoden te evalueren. Wetsevaluatie heeft in de eerste plaats als doel een zicht te krijgen op de werking van de wet. Daarnaast heeft zij ook het vergroten van de kennis van de wetgeving in het algemeen tot doel. 5 Evaluatie onderzoek levert een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van beleid en praktijk in het strafrechtelijk systeem, de informatie die daarbij verworven wordt is nodig om andere beleidsstappen te begeleiden. 6 In dit onderzoek werd gebruik gemaakt van een kwalitatieve onderzoeksmethode, namelijk de beleidgerichte delphi-methode. Deze methode onderscheidt zich van het interview doordat er meerdere bevragingen,bij dezelfde groep respondenten, worden gedaan. Bij het kiezen van de juiste methode moet door de onderzoeker rekening gehouden worden met de sterktes en zwaktes van de door hem gekozen methode. De voordelen van kwalitatief onderzoek zijn dat men de mogelijkheid heeft snel een beeld te krijgen van wat er leeft onder de onderzoeksgroepen. Men heeft als onderzoeker ook de mogelijkheid om de vraagstelling en de methodiek tijdens de looptijd van het onderzoek bij te sturen aan de hand van reeds behaalde resultaten. Tijdens kwalitatief onderzoek heeft men, anders dan bij kwantitatief onderzoek de mogelijkheid om dóór te vragen teneinde zoveel mogelijk relevante informatie te 4 DE NAUW A. en SHUERMANS F, De wet betreffende de bijzondere opsporingsmethoden en enige andere onderzoeksmethoden, Rechtskundig weekblad, 2004 (24), NELEN J.M., Gelet op de wet. De evaluatie van strafwetgeving onder de loep, Amsterdam, Vrije Universiteit, 2000, CLARKE A. en DAWSON R., Evaluation research: an introduction to principles, methods and practice, Londen, Sage, 1999, 35 en 93. 7

8 bekomen. Een nadeel van kwalitatief onderzoek is dat de resultaten niet statistisch representatief zijn, maar een indicatie geven van wat er leeft onder de doelgroep. 7 De interviews werden afgenomen bij actoren die vaak beroepshalve in contact komen met de bijzondere opsporingsmethoden. Door hun specifieke vakkennis kunnen we spreken van een expertengroep. Opzet Het eerste deel van deze Masterproef betreft een literatuurstudie. In het eerste hoofdstuk worden de belangrijkste aspecten belicht over de context waarin de wetgeving met betrekking de bijzondere opsporingsmethoden tot stand is gekomen. De daaropvolgende hoofdstukken handelen over de BOM-wet zelf. Hierin worden onder andere de algemene voorwaarden tot gebruik van de observatie, de infiltratie, de informantenwerking en de andere onderzoeksmethoden besproken. Daarna wordt gekeken wie er instaat voor de controle van de BOM, en hoe deze controle verloopt. Ten slotte nemen we een kijkje over de grens en gaan na hoe de bijzondere opsporingsmethoden in Nederland worden geregeld. Een aantal opmerkelijke verschillen tussen deze landen en België, staan in dit hoofdstuk centraal. In het tweede deel van deze Masterproef worden de resultaten van het gevoerde kwalitatieve onderzoek besproken. Hier wordt bekeken hoe de wet betreffende bijzondere opsporingsmethoden door de actoren uit het werkveld wordt onthaald. Daarna volgt een eigen kritische evaluatie van de BOM-wet aan de hand van bevindingen uit de literatuurstudie en het kwalitatief onderzoek. 7 Right marktonderzoek. Kwalitatief onderzoek. Geraadpleegd op 8 augustus 2010 op het World Wide Web: 8

9 Deel l Literatuurstudie 2 Totstandkoming van de Wet op de bijzondere opsporingsmethoden Omdat een gehele opsomming van alle wijzigingen, ministeriele besluiten, circulaires en arresten van het Grondwettelijke Hof ons te ver zou leiden in deze thesis, werd er een selectie gemaakt van de bepalingen die het meest relevant zijn voor de totstandkoming van de wet op bijzondere opsporingsmethoden. 2.1 Amerikaanse invloeden De bijzondere opsporingsmethoden zijn ontstaan nadat bleek dat in de praktijk de traditionele opsporingsmethoden vaak niet volstonden bij het opsporen van criminaliteit. 8 Reeds sinds de jaren zeventig worden deze methoden in België gebruikt om de strijd tegen criminaliteit aan te gaan, weliswaar zonder wettelijke basis. 9 Deze technieken waren geënt op de Amerikaanse opsporingstechnieken, die in Amerika vooral dienst deden bij de war on drugs. De Belgische politieofficieren werden naar de Advanced International Drugs Enforcement School in Washington gestuurd om zich daar te laten specialiseren in de opsporingstechnieken. 10 In de jaren 70 werden in België de bijzondere opsporingsmethoden voor het eerst toegepast. Ondanks het ontbreken van enige wettelijke basis werd het gebruik van de bijzondere opsporingsmethoden wel erkend door de rechtbanken. Om in het criminele milieu te infiltreren met agenten van buitenaf, richtte de toenmalige minister van Justitie A. Vranckx het Bureau Criminele Informatie (BCI) op. Nadien werd door de rijkswacht in 1973 een eigen bureau voor criminele informatie, namelijk Nationale Drug Bureau (NBD) opgericht. 11 Door het ontbreken van een Belgisch wetgevend kader en een goede begeleiding ontstond het risico van misbruik. Vooral de zaak François, waarbij François fr. 8 VAN DEN WYNGAERT C., Strafrecht en Strafprocesrecht in hoofdlijnen, Antwerpen- Apeldoorn, Maklu, 2009, LENSING J.A.W, De amerikanisering van misdaadbestrijding. Over de import van opsporingstechnieken, Justitiële verkenningen, 1995 (9), VAN OUTRIVE L. en CAPELLE J., Twenty Years of Undercover Policing in Belgium: The Regulation of Risky Police Practice in FIJNAUT C. en MARX G.T.(ed.) Undercover. Police Surveillance in Comparative Perspective, The Hague, Kluwer law International, 1995, MEEUS S., Strafbaarheid of straffeloosheid van infiltranten, Jura falconis, (3),

10 aan een burgerinfiltrant verspeelde en het geld trachtte terug te verdienen door in beslag genomen cocaïne te verkopen, maakte dit duidelijk. 12 De zaak François zorgde er samen met de zaak Reyniers 13 voor dat zowel het Bureau Criminele Informatie als het Nationale Drug Bureau opgedoekt werden. In 1986 werden twee nieuwe lokale onderzoekseenheden opgericht: de Bewakings- en Opsporingsbrigades (BOB) en het Speciaal Interventie Eskadron (SIE). De opdrachten van het Nationale Drug Bureau werden overgedragen aan deze twee lokale onderzoekseenheden. 14 Ondanks de eerste aanwendingen van de opsporingsmethoden in de jaren 70, was een wettelijke basis voor de bijzondere opsporingsmethoden nog lang niet in zicht. 2.2 Parlementair onderzoek naar de wijze waarop de bestrijding van het banditisme en het terrorisme georganiseerd wordt (Bendecommissie I ) Naar aanleiding van de moordpartijen gepleegd door de Bende van Nijvel en vooral de ongerustheid die was ontstaan dat de daders ongestraft zouden blijven, werd op 24 mei 1988 bovengenoemde commissie geïnstalleerd. 15 Hieruit kwamen enkele vernietigende bevindingen voor het politiebeleid en werd vooral de rivaliteit tussen de bestaande politiekorpsen als oorzaak van het falen van het onderzoek naar de bende, naar voren geschoven. 16 In deel vier van het rapport kwam de nood aan duidelijkere wetten en reglementen voor bijzondere politietechnieken naar voren. De commissie stelde vast dat bepaalde bijzondere politietechnieken onmisbaar zijn voor een doeltreffende bestrijding van de criminaliteit. Het ontbreken van een wettelijk kader leidt volgens hen dan ook tot schade van het onderzoek, van de betrokken politiedienst en wordt hierdoor het democratisch rechtsbestel aangetast. 17 De parlementaire onderzoekscommissie benadrukte vooral het belang van een wettelijk kader voor het gebruik van: Informanten: de commissie stelt dat die onmisbaar zijn voor het oplossen van een misdrijf. Ze dienen volgens hen dan ook via registratie en bij de hieropvolgende 12 FIJNAUT C., De zaak François. Beschouwingen naar aanleiding van het vonnis, Antwerpen, Kluwer, 1983, KOECK P., Reyniers. Superflik, Leuven, Uitgeverij Halewijck, 1998, 376p. 14 MEEUS S.,l.c., X., De bende: Het rapport, Berchem, EPO, 1990, Ibid,., Parlementaire Commissie van onderzoek naar de wijze waarop de bestrijding van het banditisme en het terrorisme georganiseerd wordt, Parl. St. Kamer nr.59/

11 interne controle gereglementeerd te worden, opdat misbruik en manipulatie voorkomen kunnen worden. 18 Infiltratie (korte termijn), pseudo-koop en flashroll: de pseudo- koper infiltreert in het misdadig milieu en gaat zich voordoen als koper. Hierbij kan er gebruikgemaakt worden van het principe van de flash-rolls waarbij als list grote bedragen en een koop kunnen worden voorgespiegeld. 19 Afluisteren telefoongesprekken: de commissie heeft vastgelegd dat de politiediensten vragende partij zijn voor een legalisering van deze techniek. Voor de commissie zou de mogelijkheid tot afluisteren moeten bestaan, maar slechts onder welomschreven voorwaarden en na een mandaat van de onderzoeksrechter en onder zijn controle. Provocatie: moet volgens de commissie verboden blijven. 20 Na het verslag van de bendecommissie ontwierp de regering het Pinksterplan en werden een aantal wetgevende ingrepen gedaan. Er werd onder andere een controleorgaan voorzien op de politie-en inlichtingendiensten. Op 5 augustus 1992 kwam de wet op het Politieambt tot stand Ministeriële omzendbrief bijzondere opsporingstechnieken Om beter de strijd tegen criminele organisaties te kunnen aangaan werd op 24 april 1990 een ministeriële omzendbrief opgesteld die het gebruik van bijzondere opsporingstechnieken regelde. De beginselen die in de circulaire werden vervat, waren deze die in de praktijk door de rechtspraak reeds aanvaard waren. 22 Ondanks deze regeling bleek dat de ministeriële omzendbrief nog steeds onvoldoende ruimte bood om goed in te spelen op de behoeften van de bevoegde politiediensten bij het optreden in criminele milieus. Vooral bij de pseudo-koop en de infiltratie waren de middelen voor de politiediensten ontoereikend om onder een afgeschermde identiteit op te treden en zo voldoende informatie te garen X, o.c., ARNOU L., Strafrechtspleging voor de 21 e eeuw. Beknopt overzicht van de inhoud en beleidsvoorstellen van het verslag van de Bendecommissie, Rechtskundig weekblad, (29), X, o.c., VERSTRAETEN R.A.F., Opsporingsmethoden:regulering en controle in België en Frankrijk, Delikt en delinkwent, 1995 (6), TRAEST P. en MEESE J., België in TAK P.J.P., Heimelijke opsporing in de Europese Unie, Antwerpen- Groningen, Intersentia, 2000, FRANS B. De georganiseerde criminaliteit in België in VERBRUGGEN F.(red.), De uitdaging van de georganiseerde misdaad in België, Leuven, Universitaire pers, 1998,

12 2.4 Parlementair onderzoek naar een structureel beleid met het oog op de bestraffing en uitroeiing van de mensenhandel (Commissie Mensenhandel ) De Onderzoekscommissie Mensenhandel kwam tot stand na het ophefmakende boek van Chris de Stoop: Ze zijn zo lief, meneer over vrouwenhandel en de Bende van de Miljardair. Hierdoor maakte België, alsook de politiek, opnieuw kennis met het fenomeen van de mensenhandel. 24 De commissie stelde vast dat de bestaande wetgeving ontoereikend was voor een efficiënte bestraffing en uitroeiing van mensenhandel. En wees erop dat het gebruik van bijzondere opsporingsmethoden dan ook ingevoerd diende te worden Parlementair onderzoek naar de wijze waarop het onderzoek werd gevoerd door politie en gerecht in de zaak Dutroux- Nihoul en consorten (Commissie Dutroux ). Na het losbarsten van de zaak Dutroux ontstond er in België een groot ongenoegen over, en wantrouwen in de verschillende instituties. In dat klimaat werd de parlementaire onderzoekscommissie, daags na de witte mars, op 17 oktober 1996 opgestart. 26 Na het rapport van de onderzoekscommissie werd nogmaals duidelijk dat er nog steeds een dringende nood was aan een wettelijke regeling voor de bijzondere opsporingsmethoden. 27 Toch wees de onderzoekscommissie op het feit dat het gebruik van bijzondere opsporingstechnieken enkel zin zou hebben wanneer deze technieken op professionele wijze gebruikt werden. Dat zou enkel kunnen wanneer er een duidelijke omkadering zou komen en er een politiehervorming zou komen die de politieoorlog kan wegwerken teneinde een beter politieklimaat te creëren. 28 Deze commissie besliste dan ook dat de zoveelste oproep om beter samen te werken niet meer voldeed, en een totale hertekening van het politielandschap aangewezen was. Dat politiemodel werd op basis van een sterkte-zwakte analyse uit de rapporten van de vorige commissies uitgewerkt DE RUYVER B., Expert bij een parlementaire onderzoekscommissie. Een permanente evenwichtsoefening, in FIJNAUT C., HUYSE L. en VERSTRAETE R., Parlementaire onderzoekscommissies: mogelijkheden, grenzen en risico s, Leuven; Van Halewyck, 1998, VERMEULEN G., Strafrechtelijke bescherming van minderjarigen, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2001, DE RUYVER B., Het voorstel van de parlementaire onderzoekscommissie Dutroux : genese en krachtlijnen, Panopticon 1998 (3), Parlementaire Commissie van onderzoek naar de wijze waarop het onderzoek door politie en gerecht werd gevoerd in de zaak Dutroux-Nihoul en consorten, Parl.St Kamer , nr. 713/ Ibid DE RUYVER, Het voorstel van de parlementaire onderzoekscommissie Dutroux genese en krachtlijnen, Panopticon, 1998 (3),

13 De zaak Dutroux heeft uiteindelijk dit land bezorgd wat op politiek en maatschappelijk vlak nodig was om de totale structuurhervorming in het Belgische politie-en juistitielandschap te kunnen doorvoeren Bendecommissie II Op 13 mei 1996 werd een tweede bendecommissie opgestart. Het rapport diende om na te gaan welke aanpassingen er binnen het politie-en justitiewezen dienden te gebeuren teneinde onderzoeken naar een zaak zoals de Bende van Nijvel efficiënter te laten verlopen. 31 Ook deze commissie stelde vast dat er een dringende nood was aan een wettelijk kader inzake de bijzondere opsporingsmethoden. Voor het optimaal gebruik van deze technieken moest de politie over de nodige interne instructies beschikken. De controle door het parket was hierbij van groot belang, en hiervoor was het dan ook noodzakelijk dat de magistraten een duidelijke inhoudelijke kennis van de bijzondere opsporingsmethoden bezaten. De commissie raadde hierbij aan dat elke startende substituut stage zou lopen bij de politiediensten, en adviseerde de mogelijkheid voor de onderzoeksrechter om lessen te kunnen bijwonen in de politieschool. Teneinde misbruik door informanten tegen te gaan, dienden de informanten in een informantenbestand te worden opgenomen Parlementaire commissie van onderzoek naar de georganiseerde criminaliteit in België Op 18 juli 1996 werd door de senaat nogmaals een parlementaire commissie ingesteld. De bedoeling van die laatste parlementaire commissie was om de aard en omvang van de georganiseerde criminaliteit in België in kaart te brengen, alsook de wijze waarop deze vorm van criminaliteit op een rechtmatige manier kon worden bestreden. 33 In het rapport van de onderzoekscommissie werd nogmaals grondig uitgelegd wat de bijzondere opsporingsmethoden inhouden. Naast de observatie, infiltratie en informantenwerking kwam hier nog de categorie rond misdaadanalyse bij. 34 Door de commissie werd in het eindverslag duidelijk gemaakt dat deze methoden een dringende 30 DE RUYVER B., Het mandaatsysteem: geen bevoegdheid zonder verantwoordelijkheid, geen verantwoordelijkheid zonder verantwoording, Orde van de dag, 2008, Verslag namens de Parlementaire Commissie van onderzoek naar de noodzakelijke aanpassingen van de organisatie en de werking van het politie-en justitiewezen op basis van de moeilijkheden die gerezen zijn bij het onderzoek naar de Bende van Nijvel uitgebracht door de heren LANDUYT en VISEUR, Parl. St. Kamer , nr. 573/ Verslag namens de Parlementaire Commissie van onderzoek naar de noodzakelijke aanpassingen van de organisatie en de werking van het politie-en justitiewezen op basis van de moeilijkheden die gerezen zijn bij het onderzoek naar de Bende van Nijvel uitgebracht door de heren LANDUYT en VISEUR, Parl. St. Kamer , nr. 573/ Parlementaire commissie van onderzoek naar de georganiseerde criminaliteit in België, Eindverslag, Parl. St. Senaat , nr 1-326/9, Ibid

14 wettelijke basis vereisten, teneinde de strijd tegen georganiseerde criminaliteit te kunnen aangaan. Er werd in het eindrapport gewezen op het feit dat deze technieken net zo bijzonder zijn omdat ze fundamentele rechten en vrijheden kunnen aantasten 35. Toch leverde het verslag weinig elementen op die een debat konden aanwakkeren waarbij de vraag werd gesteld hoe ver men wil of kan gaan bij het gebruik van de bijzondere opsporingsmethoden Eindelijk een wettelijk kader: de wet van 6 januari 2003 Gedurende de voorafgaande jaren werd steeds duidelijker dat een wettelijke regeling met betrekking tot de bijzondere opsporingsmethoden noodzakelijk was, zowel vanuit rechtstatelijk oogpunt als vanuit het oogpunt van de magistraten van het Openbaar Ministerie, de onderzoeksrechters en de politiediensten 37. Door de aanbevelingen van de verschillende onderzoekscommissies en na diverse wetsvoorstellen kwam op 6 januari 2003 de wet betreffende de bijzondere opsporingsmethoden en enige andere onderzoeksmethoden tot stand. 2.9 De eerste reparatie wet van 27 december 2005 Op 21 december 2004 besliste het Grondwettelijk Hof enkele artikels te vernietigen uit de bovengenoemde wet van 6 januari Na de vernietiging van deze artikels door het Grondwettelijk Hof 39, kwam er op 27 december 2005 een nieuwe wet die een antwoord moest bieden op de vernietigingen van het Hof. In de reparatiewet van 27 december 2005 werden drie soorten bepalingen voorzien: bepalingen die de artikelen (door het Grondwettelijk Hof op 21 december 2004 vernietigd) herstellen of vervangen, bepalingen die nieuwe maatregelen of mogelijkheden creëren vanuit de nood die aangevoeld werd vanuit de praktijk en als laatste de bepalingen die eerder een technische aanpassing betreffen. 40 De belangrijkste doorvoeringen van de reparatiewet waren volgende: 35 Ibid BERKMOES H., De wettelijke regeling van bijzondere opsporingsmethoden en hun toepassing binnen het nieuwe politiewezen in GOOSSENS F., FIJNAUT C. en DE RUYVER B. (red.), De reorganisatie van het politiewezen, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 1999, (17), BERKMOES H., DELMULLE J., De bijzondere opsporingsmethoden en enige andere onderzoeksmethoden, Brussel, Politeia, 2009, Grondwettelijk Hof, 202/2004 van 21 december Ibid. 40 BERKMOES H., DELMULLE J., De bijzondere opsporingsmethoden en enige andere onderzoeksmethoden, Brussel, Politeia, 2009,

15 De mini- instructie werd niet langer mogelijk bij volgende vijf opsporingsdaden: het bevel tot aanhouding, de volledig anonieme getuigenis, de telefoontap, de inkijkoperatie en de observatie met gebruik van technische middelen om zicht te verwerven in een woning. Indien men deze methoden wil aanwenden, dient dat te gebeuren binnen een volwaardig gerechtelijk onderzoek. 41 De BOM-reparatiewet duidde de Kamer van Inbeschuldigingstelling (KI) aan als de onafhankelijke en onpartijdige rechterlijke instantie die moet instaan voor de controle op de bijzondere opsporingsmethoden en dat ook in de fase van strafuitvoering Het arrest van 19 juli 2007 van het Grondwettelijk Hof. Op 19 juli 2007 werden enkele bepalingen van de reparatiewet vernietigd door het arrest van het Grondwettelijk Hof. Samengevat kwam dat neer op volgende wijzigingen: De controle op de toepassing van de bijzondere opsporingsmethoden. De onmogelijkheid om tegen een arrest van de Kamer van Inbeschuldigingstelling, wanneer die zich uitspreekt over het vertrouwelijk dossier, in cassatieberoep te 43 gaan was volgens het Grondwettelijk Hof een brug te ver. Naar de argumenten van de regering dat deze beslissing was genomen opdat de bescherming van het vertrouwelijk dossier en de risico s ter zake gewaarborgd zouden zijn, had het Hof dan ook geen oor. 44 Volgens het Hof kon dat ook opgelost worden door te bepalen dat enkel magistraten, die onder het beroepsgeheim vallen, ervan kennis zouden kunnen nemen en door de Voorzitter van de kamer die zich over de zaak buigt, op te leggen maatregelen te nemen om het vertrouwelijk karakter te garanderen. 45 Het Grondwettelijk Hof besliste dan ook, op grond van bovengestelde argumenten, artikel 235ter 6 te vernietigen. De regeling betreffende informanten. 41 BERKMOES H. en SHUERMANS F, De BOM- reparatiewet van 27 december 2005: het klein onderhoud, de reparatie en de revisie van de bijzondere en enige andere opsporingsmethoden,tijdschrift voor Strafrecht, 2006 (2), SHUERMANS F., BOM- reparatiewet verbetert de onderzoeksmethoden in de strijd tegen het terrorisme en de zware georganiseerde criminaliteit, Rechtspraak Antwerpen Brussel Gent, 2006 (3), Dienst voor het strafrechtelijk beleid, Jaarrapport 2007: Georganiseerde Criminaliteit in België , MOEYKENS F., Grondwettelijk Hof 19 juli 2007: Bijzondere opsporingsmethoden- bijzondere onderzoeksmethoden - vernietiging, Tijdschrift voor Gentse rechtspraak, 2008, Dienst voor het strafrechtelijk beleid, Jaarrapport 2007: Georganiseerde Criminaliteit in België ,

16 Met het oog op het behoud van de informatiepositie van de informant werd door de wetgever de mogelijkheid voorzien om informanten strafbare feiten te laten plegen (artikel 47 decies 7). Die mogelijkheid werd echter door het Grondwettelijk Hof vernietigd. Uit de motivering van het Hof blijkt wel dat een principiële toelating mogelijk zou zijn indien die aan strikte voorwaarden zou voldoen. Omdat aan die voorwaarden niet werd voldaan vernietigde het Hof dit artikel. 46 Het Hof vernietigde artikel 47 decies 7 ook omdat volgens haar door de wetgever niet aangewezen werd welk gevolg de toestemming om een misdrijf te plegen voor de strafrechtelijke situatie van de informant heeft. Waar voor de magistraat wel degelijk een strafuitsluitende verschoningsgrond werd voorzien, was het Hof van mening dat het hier om ongelijke behandeling tussen de informant en magistraat ging. 47 De rechterlijke controle van de bijzondere opsporingsmethoden in het kader van de strafuitvoering. Het Grondwettelijk Hof vernietigde met het arrest van 19 juli 2007 de mogelijkheid om de bijzondere opsporingsmethoden aan te wenden in het kader van de strafuitvoering. Volgens het Hof werd door de wetgever niet op voldoende wijze in de wet de toepassingsvoorwaarden van de maatregelen gespecificeerd. Ook het ontbreken van een onpartijdige rechter die de mogelijkheid heeft de uitvoering van de BOM te controleren, zorgde er uiteindelijk voor dat deze bepalingen door het Hof werden vernietigd. 48 De uiteindelijke beslissing van het Hof was duidelijk: een volgende BOM-reparatiewet zou volgens haar zorgen voor onstabiliteit en rechtsonzekerheid. Het Hof besliste dat de vernietigingen op zich volstonden, en dat er dus geen wettelijke tussenkomst nodig was. 49 Het duurde echter niet lang voordat er toch een tweede BOM-reparatiewet werd doorgevoerd De tweede BOM- reparatiewet van 16 januari 2009 Deze BOM-reparatiewet ontstond nadat het Hof van Beroep in de arresten van 6 januari 2009 de strafvordering onontvankelijk verklaarde. De aanleiding hiervoor was het schenden van de rechten van de verdediging op het ogenblik van de controle van bijzondere opsporingsmethoden door de Gentse Kamer van Inbeschuldigingstelling. 50 Het betrof de verkeerde interpretatie door de KI van artikel 235ter Sv. waarbij De K.I. 46 MOEYKENS F., l.c., ROZIE M., Strafvordering: bijzondere en enige andere onderzoeksmethoden, Rechtspraak, 2008 (1), MOEYKENS F., l.c, ROZIE M., l.c., VAN CAUTER J., De BOM-controle na de tweede reparatie, Tijdschrift voor Strafrecht, 2009 (3),

17 afzonderlijk en buiten de aanwezigheid van de partijen, de opmerkingen van de procureur-generaal hoort. Zij hoort, op dezelfde wijze, de burgerlijke partij en de inverdenkinggestelde. Het Openbaar Ministerie wees erop dat er een procedureprobleem was ontstaan aangezien de procureur-generaal, die door de KI na het uitbrengen van zijn verslag, de zittingszaal uit mocht gaan, niet aanwezig was bij het horen van de inverdenkinggestelden en de burgerlijke partij tijdens de controle door de KI. 51 Het Openbaar Ministerie vorderde dat de zaak voor onbepaalde tijd zou worden uitgesteld, met het oog op de rechtzetting van de procedure door de KI, waarna de procedure ten gronde voortgezet zou kunnen worden. Het Hof van Beroep ging echter niet mee in deze gedachtegang en sprak in plaats van het uitstel de onontvankelijkheid van de strafvordering uit. Het gevolg was op zijn zachts uitgedrukt opmerkelijk, enkele zware criminelen werden vrijgelaten, en de mediaheisa volgde al snel. 52 Volgens Brewaeys tonen de perikelen rond de BOM-wet aan dat de wetgever veel betere procedurewetten moet leren maken. De procedureregels moeten volgens hem eenvoudig zijn. De regels moeten geen aanleiding geven tot allerhande discussies en uiteenlopende interpretaties. Elk woord dient volgens Brewaeys in zijn juiste betekenis te worden gebruikt en elke komma moet op zijn juiste plaats staan. De wetgever moet ervoor zorgen dat iedere procedurewet een geheel vormt zonder valkuilen, zodat vermeden wordt dat eenzelfde wet twee interpretaties heeft. 53 Om ervoor te zorgen dat de nog hangende BOM- zaken niet ook nietig verklaard zouden worden werd door het parlement naar een oplossing gezocht. 54 De oplossing bestond erin om een tweede reparatiewet tot wijziging van de artikelen 189ter, 235ter, 335bis en 416 van het wetboek van strafvordering op 16 januari met spoed door te voeren. 55 De tweede reparatiewet houdt volgende bepalingen in: 56 1) Artikel 189ter Sv. wordt aangevuld met een vierde lid, wat de feitenrechter en het Hof van Cassatie toelaat bij wettigheidsincidenten met betrekking tot de controle op de bijzondere opsporingsmethoden observatie en infiltratie -en dus niet alleen meer op basis van (nieuwe) concrete gegevens die zich voordeden na de controle 51 SCHUERMANS F., BOM-commotie had vermeden kunnen worden, De Juristenkrant, (182), BERKMOES H., DELMULLE J., De bijzondere opsporingsmethoden en enige andere onderzoeksmethoden, Brussel, Politeia, 2009, BREWAEYS E., De procureur mocht niet binnen, de gevangene wandelde buiten, De juristenkrant, 2009 (182), VAN CAUTER J., l.c., BERKMOES, Het comité P en het verslag van de mensenrechtencommissaris Hammarberg over de (Belgische) politie, Panopticon, 2009 (5), Wet 16 januari 2009 tot wijziging van de artikelen 189ter, 235ter, 335bis en 416 van het wetboek van strafvordering, B.S., 16 januari

18 door de kamer van inbeschuldigingstelling- de zaak aan het Openbaar Ministerie over te maken, teneinde die bij de bevoegde kamer van inbeschuldigingstelling aan te brengen voor de in artikel 235 ter Sv. bepaalde controle; 2) Artikel 235ter, 2, derde lid Sv. wordt gewijzigd. De woorden op dezelfde wijze, de burgerlijke partij en de inverdenkinggestelde zorgde voor verwarring bij de Gentse Kamer van Inbeschuldigingstelling waardoor de procureur- generaal na het uitbrengen van zijn vordering de zittingszaal mocht verlaten, hetgeen als onwettig werd gezien. Om verdere verwarring te voorkomen worden deze woorden vervangen door in aanwezigheid van de procureur-generaal, afzonderlijk de burgerlijke partij en de inverdenkinggestelden Door uitdrukkelijk in de wet te zetten dat een en ander dient te verlopen in aanwezigheid van de procureurgeneraal is voortaan hierrond geen enkele twijfel meer mogelijk; 3) Artikel 235ter, 6 (ingevoegd bij de BOM-reparatiewet van 27 december 2005 en vernietigd bij het arrest nr. 105/2007 van het Grondwettelijk Hof) wordt hersteld in volgende zin: - Het cassatieberoep moet worden ingesteld binnen een termijn van 15 dagen door een verklaring ter griffie van de kamer van inbeschuldigingstelling, ingaande de dag waarop het arrest is uitgesproken. - Indien een van de inverdenkinggestelden van zijn vrijheid is beroofd, geldt een termijn van 24uren die begint te lopen vanaf het moment waarop het arrest is uitgesproken. 4) Artikel 335bis wordt aangevuld met een vierde lid. Dat laat de voorzitter of het Hof van Cassatie toe bij wettigheidsincidenten met betrekking tot de controle op de bijzondere opsporingsmethoden observatie en infiltratie de zaak aan het Openbaar Ministerie over te maken teneinde deze bij de bevoegde kamer van inbeschuldigingstelling aan te brengen voor de in artikel 235ter Sv. bepaalde controle; 5) In artikel 416, tweede lid Sv. worden de woorden de artikelen 135 en 235bis vervangen door de woorden de artikelen 135, 235bis en 235ter. 57 Momenteel is alweer een derde reparatiewet in aantocht BERKMOES H., De (tweede) (kleine) BOM-reparatiewet van 16 januari 2009 in kort bestek, Vigiles, 2009 (2), BERKMOES H., Het comité P en het verslag van de mensenrechtencommissaris Hammarberg over de (Belgische) politie, Panopticon, 2009 (5),

19 Het komen tot een Wet betreffende de bijzondere opsporingsmethoden was een proces van lange adem. Nog steeds zien we dat er wordt bijgesleuteld aan de wet (zie reparatiewet 2009). Omdat men rekening moet houden met een waaier van aspecten is dat hier een logisch gevolg van. Het opvolgen van eventuele vernietigingen door de bevoegde politiediensten en het parket is dan ook zeer belangrijk. Zij moeten namelijk telkens op de hoogte blijven van hoe ver zij kunnen gaan, zodat zij niet de wet overschrijden. Dat kan natuurlijk voor frustratie zorgen bij de bevoegde diensten, omdat ze vaak door de vernietigingen beperkt worden. 19

20 3 De wet van 6 januari 2003 betreffende de bijzondere opsporings methoden en enige andere onderzoeksmethoden 3.1 Basisconcepten Begripsomschrijving Een allesomvattende definitie van wat bijzondere opsporingsmethoden nu precies zijn, is niet in de wet terug te vinden. Dit vanwege het evolutieve karakter van deze opsporingsmethoden. De methoden zijn bijzonder aangezien de toepassing ervan fundamentele rechten en vrijheden kan aantasten. 59 De methoden opgenomen in de wet betreffende de bijzondere opsporingsmethoden vormen dan ook als het ware een spanningsveld met de rechten van de mens. De bijzondere opsporingsmethoden houden de infiltratie, observatie en informantenwerking in Proactieve recherche Bijzondere opsporingsmethoden kunnen zowel binnen een opsporingsonderzoek 61 als een gerechtelijk onderzoek 62 aangewend worden. Aangezien de wet voorziet dat het opsporingsonderzoek zich ook uitstrekt over de proactieve recherche, kunnen ze ook in die omstandigheid gehanteerd worden. 63 De proactieve recherche werd door Wet Franchimont 64 omschreven als: Het met doel te komen tot het vervolgen van daders van misdrijven, het opsporen, het verzamelen, registreren en verwerken van gegevens en inlichtingen op grond van een redelijk vermoeden van te plegen of reeds gepleegde maar nog niet aan het licht gebrachte strafbare feiten, en die worden of zouden worden gepleegd in het kader van een criminele organisatie, zoals gedefinieerd door de wet254, of misdaden of wanbedrijven als bedoeld in artikel 90ter, 2, 3 en 4, uitmaken of zouden uitmaken Het vertrouwelijk dossier 59 DE NAUW A. en SHUERMANS F, De wet betreffende de bijzondere opsporingsmethoden en enige andere onderzoeksmethoden, Rechtskundig weekblad, 2004 (24), Art. 47ter, 1, eerste lid Sv. 61 Art. 47ter-undecies Sv. 62 Art. 56bis Sv 63 Art. 28bis 2 Sv. 64 Wet 12 maart 1998 tot verbetering van de strafrechtspleging in het stadium van het opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek, B.S. 2 april

21 Indien er bijzondere opsporingsmethoden worden gebruikt is dat meestal niet zonder gevaar. De informant en de infiltrant lopen een groot risico indien hun identiteit voor de verdachte openbaar gemaakt wordt. Het afschermen van de door de politie gebruikte methoden en technieken is echter ook van groot belang. Enkel wanneer deze methoden en technieken goed worden afgeschermd, kunnen zij gebruikt blijven worden. 65 Daarom werd het principe van het vertrouwelijk dossier ingevoerd. Tot het vertrouwelijk dossier hebben enkel de onderzoeksrechter en de Procureur des Konings inzage indien zij het onderzoek leiden. Wanneer een opsporingsonderzoek wordt voortgezet in een gerechtelijk onderzoek, heeft de onderzoeksrechter ook inzage in het vertrouwelijk dossier van bijzondere opsporingsmethoden die tijdens het opsporingsonderzoek werden bevolen. 66 Noch de verdediging noch de onderzoeksgerechten heeft inzage in het vertrouwelijk dossier. Het vertrouwelijk dossier mag ook nooit ten laste worden gebruikt. 67 Inhoudelijk bevat het vertrouwelijk dossier volgende elementen: 68 - De machtiging van de procureur des Konings of de onderzoeksrechter tot uitvoering van de bijzondere opsporingsmethode. - De beslissingen tot aanvulling, wijziging en verlenging van de machtiging van de procureur des Konings of de onderzoeksrechter. - De beslissing van de procureur des Konings welke strafbare feiten de politiediensten in het kader van hun opdracht kunnen plegen. - De beslissing van de procureur de Konings, waarbij hij instaat voor de tenuitvoerlegging van de machtiging van de onderzoeksrechter om een bijzondere opsporingsmethode aan te wenden of van diens beslissing tot aanvulling, wijziging of verlenging van de machtiging. - De schriftelijke vertrouwelijke verslagen, over elke fase in de uitvoering van de bijzondere opsporingsmethode, die de officier van gerechtelijke politie nauwkeurig, volledig en waarheidsgetrouw opstelt en toezendt aan de procureur des Konings Voorwaarden voor het gebruik van de bijzondere opsporingsmethoden 65 VANDROMME S. en DE ROY C., De dark side van de bijzondere opsporingsmethoden: over de onmogelijke rechterlijke controle op het vertrouwelijk dossier., T.V.M.R, 2004 (1), Verslag namens de commissie voor justitie; wetsontwerp betreffende de bijzondere opsporingsmethoden en enige andere onderzoeksmethoden uitgebracht door de heren HOVE EN BOURGEOIS, Parl. St. Kamer , nr. 1688/ Ibid H. BERKMOES en J. DELMULLE, o.c., en ; A. DE NAUW en F. SCHUERMANS, l.c.,

22 De bijzondere opsporingstechnieken mogen enkel worden gebruikt indien aan de voorwaarden van proportionaliteit en subsidiariteit is voldaan, en indien er ernstige aanwijzingen zijn van te plegen of reeds gepleegde misdrijven (art 47ter Sv.). Aan de toepassing van de bijzondere opsporingsmethoden zijn er enkele voorwaarden verbonden: Het proportionaliteitsbeginsel: de opsporingsmethoden kunnen enkel worden toegepast bij voorafbepaalde ernstige misdaden en wanbedrijven (bedoeld in art. 324bis SW en art. 90ter 2.3 en 4 Sv. opschrijven). Het subsidiariteitsbeginsel: bijzondere opsporingsmethoden kunnen worden aangewend indien andere opsporingsmethoden ontoereikend worden geacht. Er is steeds een machtiging van de procureur des Konings of de onderzoeksrechter nodig. Via vertrouwelijke verslagen met alle gegevens en/of processen-verbaal zal steeds verslag dienen te worden gegeven, met dien verstande evenwel dat de elementen die wijzen naar de gebruikte technische hulpmiddelen en politionele onderzoekstechnieken weggelaten kunnen worden bij de verslaggeving. 69 het verbod van provocatie: artikel 47 quater Sv. stelt dat de politieambtenaar bij de tenuitvoerlegging van een bijzondere opsporingsmethode een verdachte niet mag brengen tot andere strafbare feiten dan deze waarop diens opzet reeds tevoren was gericht. het verbod misdrijven te plegen: een van de voorwaarden voor het gebruik van de bijzondere opsporingsmethoden is het verbod voor een politieambtenaar om een strafbaar feit te plegen. Toch betreft het hier geen absoluut verbod, aangezien dat het gebruik van enkele bijzondere opsporingsmethoden onmogelijk zou maken. 70 Het is de taak van de onderzoeksgerechten/strafgerechten om in ieder afzonderlijk dossier na te gaan en te oordelen of de voorafgaande informatie volstaat als ernstige aanwijzingen. Enkel indien zij hierop een positief antwoord hebben, kunnen de bijzondere opsporingsmethoden aangewend worden. 71 De politie dient om de voorafgaande informatie te bekomen een pre-opsporingsonderzoek te voeren, zodoende dat deze ernstige aanwijzingen kunnen worden aangetoond. 72 Op die manier zullen de bijzondere 69 GEVAERT P., Het Gerechtelijk Onderzoek, Gent, Story Publishers, 2006, MEESE J., De wet van 6 januari 2003 betreffende de bijzondere opsporingsmethoden en enige andere onderzoeksmethoden in Gandaius Actueel IX, Mechelen, Wolters Kluwer, 2004, 17. Zie ook infra, het plegen van een misdrijf bij het gebruiken van bijzondere opsporingsmethoden. 71 VERSPEELT F., It s not what you know, it s what you can prove, Vigiles, 2005 (4), VERSPEELT F., l.c.,

23 opsporingsmethoden pas aangewend worden indien er vooraf grondig onderzoek werd gevoerd waardoor misbruik of het te snel aanwenden van de bijzondere opsporingsmethoden voorkomen kan worden Proportionaliteit Proportionaliteit houdt in dat het risico dat de inzet van de techniek voor de politieambtenaar, opweegt tegen het te verwachten resultaat. Er dient dus omzichtig omgesprongen te worden met het gebruik van de opsporingstechnieken,en onnodige risico s dienen te worden vermeden. De opsporingstechnieken kunnen slechts gebruikt worden bij ernstige vormen van criminaliteit. 73 Onder proportionaliteit wordt ook verstaan, dat vooraleer een actie wordt opgestart, er objectieve gegevens moeten bestaan die sterk doen vermoeden dat personen strafbare handelingen stellen of op punt staan te doen De bevoegde magistraat zal steeds verplicht zijn na te gaan of de aangewende maatregel evenredig is aan de zwaarte van het misdrijf Subsidiariteit Het subsidiariteitbeginsel duidt op het feit dat door de politiedienst op subjectieve wijze geoordeeld dient te worden dat de opsporingstechnieken als enige methode, kunnen leiden tot het oplossen van de zaak. 75 Daar de bijzondere opsporingsmethoden zo ingrijpend zijn, moet er dus eerst nagegaan worden of hetzelfde onderzoeksresultaat niet door andere middelen van onderzoek, kan worden bereikt. De beoordeling hiervan gebeurt in abstracto. Het is dus niet vereist om het beoogde resultaat eerst met de klassieke opsporingsmethoden, te proberen behalen om nadien over te stappen op bijzondere opsporingsmethoden. De aanname dat met de klassieke opsporingsmethoden geen behoorlijk resultaat zal geboekt worden is voldoende Verbod van provocatie Wet van 6 januari 2003 betreffende de bijzondere opsporingsmethoden en enige andere onderzoeksmethoden voorzag in het wetboek van strafvordering artikel 47quater, als de eerste algemene voorwaarde voor het gebruik van bijzondere opsporingsmethoden. 73 LYBAERT D., BERKMOES H., Proactieve politie: Bevoegdheden en (bijzondere) middelen in de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit, Custodes, 1999 (1), 44. en DE RUE M., Les dossier journal des tribanaux Lés méthodes particulières de recherche et quelques autres méthodes d enquête, 2004 (44), Memorie van Toelichting, Parl.St. Kamer , nr. 1688/001, LYBAERT D., BERKMOES H.,o.c., Memorie van Toelichting, Parl.St. Kamer , nr. 1688/001,

24 Het art. 47quater Sv. bepaalt dat een politieambtenaar bij de tenuitvoerlegging van een bijzondere opsporingsmethode een verdachte niet mag brengen tot andere strafbare feiten dan deze waarop diens opzet reeds tevoren was gericht. Dit artikel verbiedt dus de politionele provocatie, hoewel het woord provocatie niet uitdrukkelijk is opgenomen in de wettekst, wordt deze duidelijk geviseerd. Men kan pas van provocatie spreken wanneer aan volgende voorwaarden werd voldaan: indien er een rechtstreeks verband is tussen de provocatie en het plegen van het misdrijf; indien de provocatie uitgegaan is van een politieman of van een burger die samenwerkte met de politie; indien de provocatie voorafging aan het gepleegde misdrijf; het optreden van een infiltrant moet de intentie om een misdrijf te plegen opgewekt of versterkt hebben. 77 Wanneer de beklaagde wil aantonen dat er sprake is geweest van provocatie dient hij dit te doen op basis van de aanvoeringslast. Dit wil zeggen dat hij de provocatie zelf niet moet bewijzen, maar dat hij het wel moet aanvoeren op zodanige wijze dat het verweer niet van elke geloofwaardigheid is ontbloot. 78 Slaagt hij erin om aannemelijk te maken dat er sprake is geweest van provocatie, dan rust de bewijslast bij het Openbaar Ministerie. De vervolgende partij zal bijgevolg de onjuistheid van het verweer en de afwezigheid van provocatie dienen aan te tonen. 79 Het tweede lid van art. 47quater Sv. voorzag dat de strafvordering onontvankelijk zou worden verklaard voor wat betreft deze feiten wanneer provocatie werd aangetoond. Dit artikel werd echter vernietigd bij arrest van het Arbitragehof van 21 december Enige discussie met betrekking tot het zich al dan niet schuldig maken aan provocatie is bij het gebruik van lokauto s door de politie. Lokauto s werden onder andere in het kader van het Gotcha-project in het Brussels Hoofdstedelijk gewest gebruikt. In dat gewest zijn diefstallen in auto s een waar fenomeen. Om daders te kunnen arresteren en te vervolgen dienen zij op heterdaad betrapt te worden. Teneinde de kans hiertoe te vergroten wordt er gebruikgemaakt van lokauto s waarin laptops en gsm s geplaatst worden. De wagen plaatst men in straten met een hoog aantal diefstallen, en de politie wacht met een observatiedispositief tot de dieven toeslaan VERSPEELT F., Politiële infiltratie en provocatie, Vigiles, 2003 (1), DE ROY C. en VANDROMME S., Bijzondere opsporingsmethoden en aanverwante onderzoeksmethoden, Antwerpen, Intersentia, 2004, Memorie van Toelichting, Parl.St. Kamer , nr. 1688/001, MOREELS F., Het opstellen van een lokvoertuig: een geval van politionele provocatie?, Vigiles, 2006 (4),

25 Volgens Moreels is er in bovenvermeld voorbeeld geen sprake van provocatie. Hij oordeelt dat, indien er geen opvallende wagens gebruikt worden, maar wagens die onopvallend en slotvast zijn en er geen buitengewone buit door de politie in de voertuigen wordt gelegd, er geen specifieke verleiding is tot diefstal. De daders zijn vrij om al dan niet een delict te plegen en worden niet door de politie aangestuurd om in de voertuigen in te breken. Er is dus geen rechtstreekse tussenkomst van een politieambtenaar of een persoon die ermee samenwerkt en volgens Moreels kan er dan ook geen sprake van provocatie zijn. 81 Toch oordeelde de Correctionele Rechtbank van Brussel op 6 oktober 2006 hier anders over. Zij waren van mening dat in deze zaak een en ander te bestempelen was als politionele provocatie en verklaarde de strafvordering onontvankelijk Het plegen van een misdrijf bij het gebruiken van bijzondere opsporingsmethoden In principe is het als politieambtenaar niet toegelaten om een misdrijf te plegen bij het toepassen van de bijzondere opsporingsmethoden (art. 47 quinquies 1 Sv.). Toch kan aan een misdrijf gepleegd door een politieambtenaar geen gevolg worden gegeven indien er aan enkele voorwaarden werd voldaan. proportionaliteitsbeginsel De strafbare feiten mogen niet ernstiger zijn dan die waarvoor de methoden werden aangewend en moeten noodzakelijkerwijze evenredig zijn met het nagestreefde doel (art. 47 quinquies 2 al.2 Sv.). subsidiariteitsbeginsel Het moet gaan om strafbare feiten die, in het kader van hun opdracht en met het oog op het welslagen ervan of ter verzekering van de veiligheid van de bij de operatie betrokken personen, strikt noodzakelijk worden geacht (art. 47 quinquies 2 al.1 Sv.). machtiging van de procureur des Konings Indien politieambtenaren een misdrijf willen plegen, dienen zij vooraf schriftelijk aan de Procureur des Konings te melden welke feiten zij voornemens zijn te plegen. Indien zij niet de mogelijkheid hebben dat vooraf te melden, dienen zij nadien de strafbare feiten die zij gepleegd hebben schriftelijk te bevestigen (art. 81 Ibid MOREELS F., l.c.,

26 47 quinquies 3 Sv.). Indien aan deze voorwaarden is voldaan,geldt het principe van de strafuitsluitende verschoningsgrond. Hiervoor zullen dan zowel de politieambtenaar, die het misdrijf pleegde, als de Procureur des Konings,die hiervoor toestemming gaf, niet worden gestraft. 83 Ook personen en deskundigen die aan de uitvoering van de opdracht die het strafbaar feit uitmaakte noodzakelijke en rechtstreekse hulp of bijstand hebben verleend zullen niet worden gestraft. 84 De strafuitsluitende verschoningsgrond geldt enkel voor strafbare feiten die strikt noodzakelijk zijn voor het welslagen van de opdracht of ter verzekering van de eigen veiligheid of de veiligheid van andere bij de operatie betrokken personen. 85 Een verschoond strafbaar feit geeft geen aanleiding tot bestraffing, maar behoudt wel zijn wederrechtelijk karakter. Hierdoor blijven wel de burgerechtelijke gevolgen ervan bestaan. 86 Toch dient de politieambtenaar zorgvuldig om te gaan met de mogelijkheid om een strafbaar feit te plegen. Een overheid die zelf deelneemt of laat deelnemen, riskeert namelijk haar geloofwaardigheid te verliezen. Hierbij rijst dan ook de ethische vraag hoever de betrokken overheden hierin kunnen gaan zonder de integriteit van het rechtssysteem in het gedrang te brengen De rol van de onderzoeksrechter Binnen het gerechtelijk onderzoek kunnen bijzondere opsporingsmethoden aangewend 88 worden, onder leiding van de onderzoeksrechter (art. 56 bis Sv.). De onderzoeksrechter is onpartijdig, onafhankelijk en onderzoekt zowel à charge als à décharge. Doordat de onderzoeksrechter geen partij is in het strafproces wordt hij gezien als best geplaatste om te oordelen over de noodzakelijkheid van dwangmaatregelen of van onderzoeksmethoden. 89 Toch wordt sinds enkele jaren de rol van de onderzoeksrechter als leider van het onderzoek merkbaar terugdrongen en wordt een belangrijke rol gegeven aan de Procureur des Konings. 90 Dat mede door de invoering van de mini-instructie waarbij de Procureur des Konings kan beslissen om de onderzoeksrechter te vorderen enkel om een onderzoekshandeling te verrichten en erna het opsporingsonderzoek voortzet. 91 Het is 83 VAN DEN WYNGAERT C., o.c., Artikel 47quinquies 2, tweede lid, Sv. 85 Artikel 47quinquies 2 eerste lid Sv. 86 MEESE J., o.c, DE NAUW A. en SHUERMANS F, l.c., VAN DEN WYNGAERT C., o.c., MEESE J., o.c., ONSEA I., De bestrijding van georganiseerde misdaad, Antwerpen-Groningen, Intersentia, 2003, Artikel 28 septies S.v. 26

27 dan ook voor velen verwonderlijk dat de grootste rol aan het openbaar ministerie wordt gegeven en niet aan een onafhankelijke magistraat zoals de onderzoeksrechter. 92 De telefoontap en huiszoeking zijn zeer ingrijpend wat de privacy betreft. Die onderzoekstechnieken kunnen dan ook enkel door de onderzoeksrechter bevolen worden, en kunnen niet bij wijze van mini-instructie bekomen worden. 93 De rechter van het onderzoek In landen zoals Duitsland, Italië en Nederland, waar er een zeer gedetailleerde regeling bestaat rond de bijzondere opsporingsmethoden, wordt de controle op de toepassing hiervan toevertrouwd aan een rechter van onderzoek. 94 Het voorbereidend onderzoek gebeurt in deze landen door het Openbaar Ministerie, maar er is wel een voorafgaande beschikking van de rechter van onderzoek nodig. Bij die voorafgaande beschikking zal de rechter van onderzoek de toelaatbaarheid van de bijzondere opsporingsmethoden toetsen. 95 Doordat de rechter pas optreedt indien hij daartoe uitdrukkelijk wordt verzocht 96 door het parket, de verdachte of het slachtoffer kan hij zich beter toewijden aan zijn taak als rechter en zich meer neutraal opstellen De rol van de procureur des Konings Indien er bijzondere opsporingsmethoden binnen het opsporingsonderzoek worden aangewend, gebeurt dat onder verantwoordelijkheid van de procureur des Konings, (art. 47ter undecies Sv.) Naast de procureur zijn ook de arbeidsauditeur en de federaal procureur bevoegd om bijzondere opsporingsmethoden te machtigen. 98 De procureur des Konings brengt de federale procureur op de hoogte van de bijzondere opsporingsmethoden die in zijn gerechtelijk arrondissement worden toegepast. 99 In het kader van het opsporingsonderzoek is de procureur des Konings dus gemachtigd bijzondere opsporingsmethoden aan te wenden behalve in twee gevallen. Indien er een stelselmatige observatie met technische middelen plaatsvindt, om zicht te verwerven in een woning (art.56 bis al.2) en indien er inkijkoperaties in een woning plaatsvinden (art 89ter Sv.) MEESE J., o.c., BERKMOES H. en DELMULLE J., De bijzondere opsporingsmethoden en enige andere onderzoeksmethoden, Brussel, Politeia, 2009, ONSEA I., o.c, Ibid De rechter van onderzoek is, anders dan de onderzoeksrechter zelf niet met het onderzoek belast en heeft een zuiver gerechtelijke functie. 97 VAN DEN WYNGAERT C., o.c, Parl. St. Kamer, , nr. 1688/001, Artikel 47 ter 2, tweede lid Sv. 100 VAN DEN WYNGAERT C., o.c.,

28 Indien de stelselmatige observaties, infiltraties en inkijkoperaties plaatsvinden in een lokaal dat aangewend wordt voor beroepsdoeleinden of de woonplaats van een advocaat of een arts (art. 56bis al. 3 Sv.). In beide bovengenoemde gevallen is de machtiging van de onderzoeksrechter vereist. Het is hierbij ook niet mogelijk om via de mini-instructie machtiging te vragen aan de onderzoeksrechter. Er dient steeds een volwaardig gerechtelijk onderzoek opgestart te worden. 101 We zien dat sinds enkele jaren de Procureur des Konings meer mogelijkheden krijgt om de bijzondere opsporingsmethoden zelf te kunnen aanwenden. Hierbij bestaat de kans dat het onderzoek op subjectieve wijze wordt gevoerd, vermits de Procureur des Konings niet onafhankelijk is en geen bewijzen à charge en à decharge dient te verzamelen. Daarom is een goede controle aangewezen om ervoor te zorgen dat bijzondere opsporingsmethoden op een rechtmatige wijze worden aangewend. 3.2 Inhoudelijke bespreking Observatie Begripsomschrijving De observatie wordt volgens artikel 47 sexies Sv. gedefinieerd als het stelselmatig waarnemen door een politieambtenaar van één of meerdere personen, hun aanwezigheid of gedrag, of van bepaalde zaken, plaatsen of gebeurtenissen, waarbij technische hulpmiddelen worden aangewend. Onder deze definitie kunnen verschillende vormen van observatie ressorteren, zoals de statische of dynamische observatie, de langdurige of kortstondige observatie, de defensieve of offensieve observatie en de observatie met of zonder technische hulpmiddelen. 102 Het is niet zo dat uitsluitend de verdachte voorwerp is van een observatie. Ook personen die met het criminele milieu in contact staan of die er wapens, munitie of werktuigen aan hebben geleverd of die er onderdak of een vergaderplaats aan verschaffen, kunnen worden geobserveerd. 103 Indien een vermoeden bestaat dat een persoon kan bijdragen tot de identificatie of de opsporing van een verdachte of inverdenkinggestelde kan deze persoon ook het voorwerp van observatie zijn VAN DEN WYNGAERT C., o.c., Parl. St. Kamer, , nr. 1688/001, DE NAUW A. en SHUERMANS F, l.c., BERKMOES H., DELMULLE J., De bijzondere opsporingsmethoden en enige andere onderzoeksmethoden, Brussel, Politeia, 2009,

29 Wanneer de observatie vanuit een min of meer vast punt gebeurt, gaat het om een statische observatie. De observaties kunnen ook dynamisch gebeuren, dat is het geval wanneer men een persoon volgt of schaduwt. 105 De defensieve observatie heeft uitsluitend tot doel informatie in te winnen. De offensieve observatie is er dan weer op gericht om het meest gunstige ogenblik voor een interventie te bepalen. 106 Een technisch hulpmiddel wordt omschreven als een configuratie van componenten die signalen detecteert, die transporteert, hun registratie activeert en de signalen registreert, met uitzondering van de technische middelen die worden aangewend om een maatregel als bedoeld in artikel 90ter uit te voeren. 107 Voorbeelden van technische hulpmiddelen zijn foto-,-film en videocamera s. 108 Wanneer de politie gebruik wil maken van een technische hulpmiddel geldt naast de subsidiariteitsvoorwaarde ook de voorwaarde dat dit hulpmiddel enkel kan gebruikt worden indien er ernstige aanwijzingen dat de strafbare feiten een correctionele hoofdgevangenisstraf van één jaar of een zwaardere straf tot gevolg kunnen hebben. 109 Indien er geen gebruik wordt gemaakt van technische middelen en de observatie maximaal vijf opeenvolgende dagen duurt, kan de politie uit eigen initiatief overgaan tot observeren. 110 Wanneer de observatie een duur kent van meer dan vijf opeenvolgende dagen of meer dan vijf niet- opeenvolgende dagen gespreid over de periode van een maand, spreken we van een stelselmatige observatie. De observatie is tevens stelselmatig indien gebruikgemaakt wordt van technische middelen, wanneer de observatie een internationaal karakter heeft en wanneer zij wordt uitgevoerd door gespecialiseerde eenheden van de federale politie. 111 De vraag wat nu precies als stelselmatig waarnemen wordt gezien, kan in sommige gevallen toch nog voor enige discussie zorgen. Zo stelt Berkmoes zich bijvoorbeeld de vraag of er sprake is van een stelselmatige observatie wanneer een politieambtenaar per ongeluk of doelbewust een of enkele foto s van een verdachte handeling trekt. In zijn uiteenzetting komt hij tot de conclusie dat dat niet onder het toepassingsgebied van de stelselmatige observatie dient te vallen. Hij concludeert namelijk dat dat geen inmenging 105 VAN DEN WYNGAERT C., o.c., Parl. St. Kamer, , nr. 1688/001, Art. 47sexies Parl. St. Kamer, , nr. 1688/001, Art. 47sexies 2, tweede lid Sv. 110 PONSAERS P., VAN HEES G. en VANDER BEKEN T., Recherchemanagement : sturen naar kwaliteitsvol opsporingswerk, Antwerpen, Maklu, 2005, MEESE J., De BOM- wet revisited : een overzicht van de wijziging sedert de Wet van 27 december 2005, Nullem crimen, 2006, (3),

30 is in het privéleven en dat niet ingekapseld dient te worden door het hoogdrempelige statuut van de bijzondere opsporingsmethoden Procedurevoorschriften Indien de procureur des Konings van mening is dat geen enkel ander onderzoeksmiddel volstaat om de waarheid aan het licht te brengen, en hierbij tevens aan de subsidiariteiten proportionaliteitvereisten voldaan zijn, kan hij in het kader van het opsporingsonderzoek een observatie machtigen. De onderzoeksrechter kan een observatie machtigen in het kader van een gerechtelijk onderzoek. 113 Wat betreft de toepassingsvoorwaarden tot het gebruik van de observatie werd een stelsel uitgewerkt dat drieledig is en getrapt. Naargelang de observatie ingrijpender wordt zullen er strengere eisen worden gesteld. Het betreft hier achtereenvolgens de gewone observatie, de observatie met het gebruik van technische hulpmiddelen en de observatie met het gebruik van technische hulpmiddelen om zicht te krijgen in een woning. 114 In dit laatste geval heeft enkel de onderzoeksrechter de mogelijkheid een observatie te machtigen. 115 De machtiging dient schriftelijk te zijn en het volgende te bevatten: 1) Een eerste vermelding betreft de ernstige aanwijzingen van het strafbaar feit die de observatie wettigen. Uit de machtiging moet bijvoorbeeld blijken dat, ingeval men een observatie wil uitvoeren met gebruik van technische hulpmiddelen om zicht te verwerven in een woning, er ernstige aanwijzingen zijn dat de gepleegde of nog te plegen strafbare feiten, hetzij kaderen in een criminele organisatie, hetzij misdaden of wanbedrijven als bedoeld in artikel 90ter, 2, 3 en 4 betreffen. Of nog, indien men wil observeren met gebruik van technische hulpmiddelen, er ernstige aanwijzingen zijn dat de gepleegde of nog te plegen strafbare feiten, strafbaar zijn met een correctionele hoofdgevangenisstraf van een jaar of een zwaardere straf; 116 2) deze vermelding betreft de redenen waarom de observatie onontbeerlijk is om de waarheid aan de dag te brengen. Dit is de invulling van het subsidiariteitsbeginsel; BERKMOES, Zien en zien is twee: vaststellen is niet observeren, Vigiles, 2005 (2), Art. 47 sexies 3 Sv. 114 DE ROY C. en VANDROMME S., Bijzondere opsporingsmethoden en aanverwante onderzoeksmethoden, Antwerpen, Intersentia, 2004, VANDAELE R. en GOUTIERE I., Recherchewetgeving toegelicht, Antwerpen- Apeldoorn, Maklu, 2004, Parl. St. Kamer, , nr. 1688/001, Ibid

31 3) de naam of een zo nauwkeurig mogelijke omschrijving van de personen, zaken en plaatsen die men wil observeren; 4) de wijze waarop de politiediensten de observatie zullen uitvoeren, dient eveneens duidelijk omschreven te worden. Indien de politiediensten gebruik wensen te maken van technische middelen om zicht te krijgen in een woning zal het adres of een zo nauwkeurige mogelijke plaatsbepaling waar deze woning gelegen is in de machtiging vermeld moeten worden. In dat laatste geval zal de machtiging dan moeten uitgaan van de onderzoeksrechter.; 118 5) de periode tijdens welke de observatie kan worden uitgevoerd waarbij de periode van één maand niet wordt overschreden. Deze periode kan eventueel wel verlengd worden; 6) de naam en de hoedanigheid van de officier van gerechtelijke politie, die de leiding heeft over de uitvoering van de observatie. De verslagen en processen-verbaal zullen door die officier worden opgesteld. 119 In de praktijk zal het meestal gaan over de B.T.S.- officier. 120 De beslissingen van de procureur des Konings welke strafbare feiten er kunnen worden gepleegd, de machtiging zelf en de vertrouwelijke verslagen door de officier van de gerechtelijke politie opgesteld, worden in een afzonderlijk vertrouwelijk dossier bewaard. Hiertoe hebben enkel de procureur en de onderzoeksrechter inzage. 121 De processen-verbaal die de B.T.S.-officier opstelt, worden in het strafdossier gevoegd. In het strafdossier worden onder andere de redenen omschreven waarom de observatie onontbeerlijk is om de waarheid aan de dag te brengen en de naam of een zo nauwkeurig mogelijke beschrijving van de persoon die geobserveerd werd. 122 Het is hierbij erg van belang dat de politieofficier erop toeziet dat in de processen-verbaal geen melding wordt gedaan van de gebruikte technische hulpmiddelen, politionele onderzoekstechnieken of de identiteit van een informant of politieambtenaar die betrokken was bij de observatie Art. 56 bis, tweede lid, Sv. 119 Parl. St. Kamer, , nr. 1688/001, DE NAUW A. en SHUERMANS F,l.c., VANDAELE R. en GOUTIERE I., o.c., DE NAUW A. en SHUERMANS F, l.c., Ibid

32 Grensoverschrijdende observatie Sinds de Shengenovereenkomst van 19 juni 1990 werd in artikel 40 de grensoverschrijdende observatie geregeld. 124 Er is sprake van een grensoverschrijdende observatie indien men in eigen land beginnen observeren is en de observatie wordt voortgezet op het grondgebied van een ander land. Dat kan op twee manieren namelijk: - de cross-border observatie: hierbij wordt de observatie voortgezet op het vreemd grondgebied door het initieel observatieteam met bijstand van de politieambtenaren van het land waar de observatie plaatsvindt; - de hand-over of cross-border take observatie: hierbij wordt de observatie overgenomen door de lokale politieambtenaren Infiltratie Begripsomschrijving Infiltratie wordt volgens artikel 47 octies Sv. gedefinieerd als door een politieambtenaar, infiltrant genoemd, onder een fictieve identiteit, duurzaam contact onderhouden met één of meerdere personen waarvan er ernstige aanwijzingen zijn dat zij strafbare feiten in het kader van een criminele organisatie, zoals bedoeld in artikel 324 bis van het strafwetboek of misdaden of wanbedrijven als bedoeld in artikel 90 ter 2 tot 4 plegen of zouden plegen Uit deze definitie kunnen volgende begrippen ontleed worden: - De infiltrant moet een politieambtenaar zijn. Het gebruik van burgerinfiltranten is dus verboden. De reden hiervoor is de moeilijkheid van het werken met burgerinfiltranten. De burgerinfiltrant is namelijk geen professionele medewerker, heeft geen specifieke opleiding genoten en is niet verbonden aan het beroepsgeheim wat het risico alleen maar groter zou maken. 126 De infiltrant kan wel indien nodig en in uitzonderlijke omstandigheden voor een korte periode een beroep doen op de deskundigheid van een persoon die geen deel uitmaakt van de politiediensten. 127 Ondanks het verbod op het gebruik van een criminele burgerinfiltrant, is hierbij dus enige ruimte om beroep te doen op de kennis van een criminele burger. 124 TRAEST P. en MEESE J., België in TAK P.J.P.,o.c., VERMEULEN G., VANDER BEKEN T., ZANDERS P. en DE RUYVER B., Internationale samenwerking in strafzaken en rechtsbescherming, Brussel, Politeia, 1995, VERBRUGGEN F., Recente ontwikkelingen in het strafrecht, Brussel, Larcier, 2008, VAN BAVEL H. Recente ontwikkelingen van strafprocesrecht in Recht van beweging, Antwerpen, Maklu, 2005,

33 - De infiltranten dienen steeds te handelen onder een fictieve identiteit. Door deze fictieve identiteit worden infiltranten afgeschermd van hun werkelijke identiteit wat voor een vlotter verloop van de operatie zorgt en de beveiliging van de infiltrant als doel heeft Opdat er sprake zou zijn van infiltratie dient er een duurzaam contact te zijn tussen de infiltrant en de geviseerde persoon of groep van personen. De infiltrant dient dus enige tijd het contact aan te houden vooraleer er kan worden gesproken van een infiltratie, bij een eenmalig contact kan er dus niet van een infiltratie gesproken worden. 129 De infiltratie is een bijzonder risicovolle operatie voor de infiltrant. Hij opereert in het gevaarlijke criminele milieu, en heeft de kans ontmaskerd te worden wat niet zonder gevolg zal blijven indien dat gebeurt. Om de operatie veiliger te laten verlopen kan de Procureur des Konings enkele noodzakelijke maatregelen nemen. Dat om de fysieke, psychische en morele integriteit van de infiltrant te vrijwaren. 130 Deze maatregelen zullen nadien bewaard worden in het vertrouwelijk dossier. 131 Technische hulpmiddelen zoals bodytransmitters en microfoons moeten ervoor zorgen dat men tijdig kan ingrijpen indien de infiltrant zich in een benarde situatie bevindt. Deze opgenomen gesprekken voldoen niet aan de vereisten van artikel 90 ter Sv. 132, en kunnen daarom niet als bewijsmateriaal gebruikt worden. De opnames zullen dan ook direct na de operatie vernietigd moeten worden Procedurevoorschriften De machtiging tot infiltratie gaat net zoals bij de observatie uit van de procureur des Konings of de onderzoeksrechter. Deze machtiging moet schriftelijk te zijn en dient net zoals bij de observatie volgende meldingen te bevatten: 134 1) de ernstige aanwijzingen van het strafbaar feit die de infiltratie wettigen; 2) de redenen waarom de infiltratie onontbeerlijk is om de waarheid aan de dag te brengen; 128 Parl. St. Kamer , nr. 1688/ Ibid Art. 47 octies, 2, derde lid, Sv. 131 Zie infra vertrouwelijk dossier 132 Hierbij kan de onderzoeksrechter in uitzonderlijke gevallen bevelen om privé- communicatie of telecommunicatie af te luisteren, er kennis van nemen en opnemen teneinde de waarheid aan het licht te brengen. 133 DE ROY C. en VANDROMME S., o.c., Art. 47octies Sv. 33

34 3) indien bekend, de naam of anders een zo nauwkeurig mogelijke beschrijving van de persoon of personen; 4) de wijze waarop aan de infiltratie uitvoering zal worden gegeven, daaronder begrepen de toelating kortstondig een beroep te doen op de deskundigheid van een burger, zoals bepaald in 1, tweede lid, en de toelating politionele onderzoekstechnieken, zoals bepaald in 2, tweede lid, aan te wenden; 5) de periode tijdens welke de infiltratie kan worden uitgevoerd en die niet langer mag zijn dan drie maanden, te rekenen van de datum van de machtiging (deze kan eventueel verlengd worden); 6) de naam en de hoedanigheid van de officier van gerechtelijke politie, die de leiding heeft over de uitvoering van de infiltratie Ondersteuning bij infiltratie Ter ondersteuning van de infiltratie staan verschillende onderzoeksmethoden ter beschikking van de politiediensten en die staan beschreven in het Koninklijk besluit van 9 april 2003 betreffende de politionele onderzoekstechnieken 135. de testkoop De testkoop is de techniek, aangewend door een politiedienst, waarbij men zich aan een persoon voorstelt of wordt voorgesteld als een potentiële koper van een dienstverlening of van een goed, bedoeld in artikel 42, 1 tot en met 3, van het Strafwetboek, waarvan deze persoon de eigendom wenst over te dragen voor eigen rekening of voor rekening van een ander, en waarbij de eigendom effectief overgedragen wordt, teneinde de beweringen van de verkoper en de waarachtigheid van het aangeboden goed te controleren. (art. 3 KB 9 april 2003) de vertrouwenskoop De vertrouwensverkoop is de techniek, aangewend door een politiedienst, waarbij men zich aan een persoon voorstelt of wordt voorgesteld als een potentiële verkoper van een dienstverlening of van een goed, en waarbij de eigendom effectief overgedragen wordt, teneinde het vertrouwen van de koper te winnen en bijkomende informatie te verzamelen (art. 4 KB 9 april 2003). De bedoeling is dat er via de vertrouwenskoop een kleine hoeveelheid wordt aangekocht. Hierbij 135 GEVAERT P., o.c.,

35 probeert men het vertrouwen te winnen, om daarna een pseudo-koop te kunnen realiseren. 136 de pseudo-koop: De pseudo-koop is de techniek, aangewend door een politiedienst, waarbij men zich aan een persoon voorstelt of wordt voorgesteld als een potentiële koper van een dienstverlening of van een goed. (art. 3 KB 9 april 2003).Verspeelt stelt dat de verdediging meestal aanhaalt dat de beklaagde via de vertrouwenskoop mogelijk werd gemaakt de pseudokooptransactie te financieren. Toch stelt hij dat dat vaak niet relevant is omdat de vertrouwenskoop op zich al voldoende bewijs levert, en de verdediging ook vaak niet kan aantonen dat het geld specifiek voor de pseudo-koop gebruikt werd. 137 de vertrouwensverkoop De vertrouwenskoop is de techniek, aangewend door een politiedienst, waarbij men zich aan een persoon voorstelt of wordt voorgesteld als een potentiële koper van een dienstverlening of van een goed, bedoeld in artikel 42, 1 tot en met 3, van het Strafwetboek, waarvan deze persoon de eigendom wenst over te dragen voor eigen rekening of voor rekening van een ander, en waarbij de eigendom effectief overgedragen wordt, teneinde het vertrouwen van de verkoper te winnen en bijkomende informatie te verzamelen. (art. 3 KB 9 april 2003) de pseudo- verkoop De pseudo-verkoop is de techniek, aangewend door een politiedienst, waarbij men zich aan een persoon voorstelt of wordt voorgesteld als een potentiële verkoper van een dienstverlening of van een goed (art. 4 KB 9 april 2003). In geval van de vertrouwensverkoop en de pseudo-verkoop zal erop toegezien moeten worden dat er geen provocatie wordt gebruikt. de gecontroleerde aflevering De gecontroleerde aflevering is de techniek, aangewend door een politiedienst, waarbij een illegaal transport van goederen of personen, waarvan de politiediensten op de hoogte zijn en politieambtenaren zelf het illegaal transport uitvoeren en afleveren, of daartoe hulp verschaffen, doorgelaten wordt onder de permanente controle van de politiediensten, en waarbij de politionele tussenkomst wordt uitgesteld uiterlijk tot op de eindbestemming, in België of in het buitenland (art. 5 KB 9 april 2003). 136 VERSPEELT F., Politiële infiltratie en provocatie, Vigiles, 2003 (1), Ibid

36 de gecontroleerde doorlevering De gecontroleerde doorlevering is de techniek, aangewend door een politiedienst, waarbij een illegaal transport van goederen, waarvan de politiediensten op de hoogte zijn en politieambtenaren zelf het illegaal transport uitvoeren en afleveren, of daartoe hulp verschaffen, doorgelaten wordt onder de permanente controle van de politiediensten, zonder een politionele tussenkomst uiterlijk op de eindbestemming.de gecontroleerde doorlevering van personen is niet toegestaan (art. 6 KB 9 april 2003). de frontstore De frontstore is de techniek waarbij door of vanwege de politiediensten één of meerdere bedrijven, desgevallend aan de hand van fictieve gegevens, daadwerkelijk worden opgericht of uitgebaat, door middel waarvan ondersteuning in de vorm van goederen of diensten aan het criminele milieu kan worden aangeboden. (art. 7 KB 9 april 2003). Deze onderzoekstechnieken kunnen enkel worden aangewend door leden van de directie van de speciale eenheden van de federale politie, en, mits voorafgaand akkoord van de federale procureur, in samenwerking met buitenlandse speciaal daartoe opgeleide en bevoegde ambtenaren. 138 Ingeval van de gecontroleerde aflevering van personen en de gecontroleerde doorlevering bestaat in dringende gevallen de mogelijkheid om het akkoord mondeling te verstrekken, dat moet dan zo spoedig mogelijk schriftelijk bevestigd worden en wordt nadien in het vertrouwelijk dossier gevoegd. In het geval van frontstore technieken bestaat deze mogelijkheid niet Gevaren verbonden aan infiltratie Infiltratie is voor de infiltrant een zeer ingrijpende gebeurtenis. Van de infiltrant wordt verwacht dat hij zich een volledig andere identiteit aanmeet en zich in een crimineel milieu begeeft, wat niet zonder gevaar is. Indien de infiltrant enige tijd in het criminele milieu vertoeft bestaat natuurlijk het gevaar dat hij zich laat verleiden door het normoverschrijdend gedrag van deze omgeving. Zo stelt de differentiële associatie-bekrachtigingstheorie van Akers en Burgess dat wanneer een persoon zich omringt met een criminele omgevingsstimuli hij crimineel gedrag zal aanleren volgens de principes van de operante conditionering. Het leren 138 Koninklijk besluit van 9 april 2003 betreffende de politionele onderzoekstechnieken, art MEESE J., o.c.,

37 van het gedrag vindt hoofdzakelijk plaats in groepen die de belangrijkste bronnen van bekrachtiging bij het individu omvatten, hierbij is de frequentie van het contact ook van belang. Indien de infiltrant voor een lange periode intiem contact onderhoudt met het criminele milieu, zal dit milieu zijn voornaamste bron van bekrachtiging zijn, waardoor de kans bestaat dat hij crimineel gedrag zal stellen. 140 Een lange blootstelling aan het criminele milieu zou dus uiteindelijk tot gevolg kunnen hebben dat bij de infiltrant normvervaging optreedt. Hierdoor ontstaat het risico voor politiële corruptie. Doordat de infiltrant vaak alleen opereert heeft hij ook een grotere eigen beslissingsmacht dan wanneer andere opsporingsmethoden worden toegepast waardoor hij op zichzelf aangewezen is en dit hem kwetsbaarder maakt. Criminelen uit deze milieus deinzen er vaak niet voor terug politieambtenaren om te kopen, wat de verlokkingen om over de schreef te gaan alleen maar groter maakt. 141 Door behulp van een goede politiële en psychologische begeleiding dient men de infiltrant op het juiste pad te houden. Bij de (ex)- infiltrant is er meermaals sprake van psycho-sociale problemen. Ze hebben moeite om zich aan te passen aan het gewone leven en leven in angst herkend te worden, en slachtoffer te worden van een afrekening. 142 Het gewone leven biedt immers voor de infiltrant vaak veel minder spanning en actie en het persoonlijk initiatief is eerder gering, in vergelijking met de periodes als infiltrant. Dit kan ervoor zorgen dat de (ex)-infiltrant te kampen heeft met problemen zoals depressie en eenzaamheid. 143 Hierbij dient aandacht besteed te worden aan een goede psychologische begeleiding. Men dient ook oog te hebben voor de nazorg van de infiltrant indien zijn opdracht voltooid is. 140 AKERS R., BURGESS R., A differential association- reinforcement theory of criminal behaviour, Social Problems, VAN OSS G., De undercoveragent. Problemen van normafwijking, corruptie en controle, Lelystad, Koninklijke Vermande, 1993, Ibid POGREBIN M., POOLE E., Vice isn t nice: a look at the effects of working undercover, Journal of Criminal Justice, 1993,

38 3.2.3 Informantenwerking Omschrijving De informantenwerking wordt omschreven als het onderhouden van regelmatige contacten door een politieambtenaar met een persoon, informant genoemd, waarvan vermoed wordt dat hij nauwe banden heeft met één of meerdere personen, waarvan er ernstige aanwijzingen zijn dat ze strafbare feiten plegen of zouden plegen, en die de politieambtenaar hierover, al dan niet gevraagd, inlichtingen en gegevens verstrekt. Deze politieambtenaar wordt contactambtenaar genoemd. (art 47 decies Sv.) Het gebruik van informanten is, in tegenstelling tot de infiltratie en observatie, niet gekoppeld aan het subsidiariteits- en proportionalisteitsbeginsel. Ook de strafbare feiten die de informant pleegt kunnen hem ten laste worden gelegd. 144 De informant mag niet worden verward met de aangever of tipgever. De tipgever is, anders dan de informant, een persoon die geen nauwe banden heeft met het criminele milieu. Hij bezit slecht bij toeval bepaalde informatie en brengt deze eerder occasioneel of eenmalig aan de politiediensten over. 145 De informatie die via de informant verkregen wordt, geldt vaak eerder als sturingsmiddel dan als bewijsmateriaal. Hierdoor wordt de informant normaal gezien niet opgevoerd als getuige tijdens het strafproces en wordt de anonimiteit van de informant gewaarborgd. Zowel tipgevers al informanten worden gebruikt om allerhande informatie over het milieu in te winnen. 146 Een goede informant vinden is niet vanzelfsprekend en kan meestal een jaar voorbereidend werk in beslag nemen. Men gaat hierbij eerst een crimineel domein bepalen waar men als doel heeft een operationeel zicht te krijgen op de situatie. Daarna gaat men in dat domein op zoek naar een persoon die men als informant wenst te gebruiken, en zal deze persoon vooraf doorgelicht worden Parl. St. Kamer , nr. 1688/ DE NAUW A. en SHUERMANS F, l.c., VAN DEN WYNGAERT C., o.c., PONSAERS P., VAN HEES G. en VANDER BEKEN T., o.c.,

39 Om het werken met informanten te optimaliseren wordt aan Criminele Informatie Dienst (CID) een specifieke opleiding gegeven. De informanten zelf krijgen elk een bepaald niveau toegekend gaande van 1 tot 3. De informanten met niveau 3 kunnen enkel gerund worden door de Criminele Informatie Dienst. Informanten van de overige niveaus kunnen ook gerund worden door de leden van de units Gerechtelijke Dienst van het Arrondissement. 148 Het werken met informanten kan informatie verschaffen die nuttig kan zijn bij het oplossen van een misdrijf. Toch wijst nationaal informantenbeheerder Daniël Decraene erop dat werken met informanten een risico voor zowel de informant als de politieman inhoudt. Zo kan het zijn dat een informant in plaats van informatie te geven, de politiemensen manipuleert om zo zelf informatie te bekomen Afschermingtechnieken Om represailles tegen de informant te voorkomen is het belangrijk dat de identiteit van de informant afgeschermd wordt. Er zijn verschillende manieren waarop men kan vermijden dat de informant op de voorgrond treedt. De anonieme tip Een anonieme tip heeft het starten van een opsporing als doel. De tip kan via een anonieme brief of telefoongesprek verkregen worden. Het kan gaan om een echte anonieme tip of om een bron die behandeld wordt als anonieme tipgever. De anonieme tip dient niet in het oorspronkelijk proces-verbaal te worden gestaafd. De anonimiteit van de tipgever blijft gewaarborgd doordat de initiële informatie heel vaag werd geformuleerd, wat het moeilijker maakt de bron te identificeren. 150 Witwassen van informatie Bij het toepassen van de dissimulatietechnieken wordt de bron afgeschermd door het gericht uitvoeren van andere opsporingsmethoden. Een voorbeeld hiervan is het uitstellen van het vatten van de verdachte om de informant te beschermen. Hier dient men steeds een afweging te maken aan het principe van de loyaliteit van de opsporing. 151 De praktijk van de bis-dossiers en de L- en U-bocht. Met het oog op de afscherming van de informant kan een nieuw dossier geopend worden, dat later bij het oorspronkelijk dossier wordt gevoegd. Dit kan pas na overleg met het 148 Ibid De Federale politie. Werken met informanten blijft een risico. Geraadpleegd op 20 april 2010 op het World Wide Web: VERSPEELT F., Drie vangnetten voor een danser op een slappe koord: de bescherming van de menselijke informatiebron in het strafproces, Vigiles, 2007 (1), Ibid

40 parket, en in voorkomend geval, de onderzoeksrechter al dan niet in een ander rechtsgebied. Het kan ook voorkomen dat de informatie naar een ander arrondissement of het buitenland gestuurd wordt om dan teruggestuurd te worden. De bedoeling is in beide gevallen om afstand tussen de bron en het dossier in te bouwen. Er dient op toegezien te worden dat de informatie niet verdraait, versterkt of vervormt wordt De beloning van tipgevers en informanten Volgens artikel 2, 5, van het K.B- Informantenwerking waakt de nationale informantenbeheerder over de eenvormigheid van de aan de informanten toe te kennen gunsten. De vraag hoe tipgevers en informanten moeten worden beloond is evenwel niet evident. Niettemin zijn er enkele bepalingen die een regeling rond de beloning voorzien. Zo is er de ministeriële omzendbrief van 1 december 2002 betreffende de aanwending van de fondsen ter beschikking gesteld van de politiediensten door de federale overheidsdienst Justitie. Het geld van de fondsen wordt gebruikt in het kader van informantenwerking, voor opsporingen en onderzoeken in het misdaadmilieu en als toongeld. 153 De controle- en beheersopdracht werd de federale procureur toebedeeld. 154 Indien de informanten worden uitbetaald wordt het bedrag bepaald aan de hand van bepaalde wegingcoëfficiënten. De wegingcoëfficiënten houden rekening met de risico s die de informant gelopen heeft door het vrijgeven van informatie alsook de nauwkeurigheid van de gegeven informatie in verhouding met het geboekte resultaat. Wanneer er geen concreet resultaat geboekt wordt wat arrestaties met inbeslagname betreft, kan in sommige gevallen zowaar beslist worden om de informant niet uit te betalen. 155 Sommige landen voerden reeds het principe van de spijtoptant in. De spijtoptant is een persoon die zelf verdacht wordt van strafbare feiten, maar die in ruil voor zijn medewerking met het gerecht strafvermindering en zelfs kwijtschelding van straf kan verkrijgen. U raad het al: alweer een omstreden thema. Waar voorstanders argumenteren dat het gebruik van spijtoptanten, die volgens hen enkel tot medewerking bereid zijn mits beloning, noodzakelijk is in de strijd tegen de georganiseerde misdaad, hebben tegenstanders het moeilijk met de gedachte dat daders van ernstige feiten beloond worden. Zij stellen zich vragen bij de geloofwaardigheid van de spijtoptanten en vrezen ervoor dat de politie dreigt te worden gemanipuleerd Ibid BERKMOES H. en DELMULLE J., De bijzondere opsporingsmethoden en enige andere onderzoeksmethoden, Brussel, Politeia, 2009, Gemeenschappelijke omzendbrief van 16 mei 2002 van de minister van Justitie en het College van procureurs-generaal betreffende het federaal parket, nr.42 B.S. 25 mei BERKMOES H. en DELMULLE J., De bijzondere opsporingsmethoden en enige andere onderzoeksmethoden, Brussel, Politeia, 2009, VAN DEN WYNGAERT C, o.c., en SIRON N., VERMEULEN G., DE RUYVER B., TRAEST P. en VAN 40

41 In België werden reeds enkele wetsvoorstellen gedaan met betrekking tot de spijtoptant, maar die werden telkens afgewezen. 157 België blijkt duidelijk nog niet klaar te zijn voor nog meer controversie Politieorganisatie Iedere politiefunctionaris kan aan informantenwerking doen. Om een betere en betrouwbare controle over de informant te hebben, werd in de wet een wettelijke basis gegeven aan de lokale informantenbeheerder, nationale informantenbeheerder en de contactambtenaar. 158 Voor alle personen die actief zijn in de informantenwerking binnen de politiediensten werd een deontologische code opgesteld die door hen getekend en toegepast dient te worden. 159 Lokale informantenbeheerder Om ervoor te zorgen dat de informantenwerking vlot verloopt wordt binnen elke gedeconcentreerde gerechtelijke dienst van de federale politie telkens een lokale informantenbeheerder aangesteld. Die is belast met het arrondissementeel beheer van de informantenwerking binnen de gedeconcentreerde gerechtelijke (directie) en de lokale politiekorpsen van het arrondissement. Hij oefent daartoe onder meer een permanente controle uit over de betrouwbaarheid van de informanten en ziet toe op de naleving van de krachtens dit artikel geldende regelgeving en de goede werking van de contactambtenaren. De lokale informantbeheerder heeft een zeer belangrijke rol wat de informantenwerking betreft. De lokale informantenbeheerder handelt onder het gezag van de procureur des Konings. 160 De taken toebedeeld aan de lokale informantenbeheerder kunnen als volgt omschreven worden: 161 1) de lokale informantenbeheerder is belast met de algemene organisatie en coördinatie van de informantenwerking binnen de gedeconcentreerde gerechtelijke dienst en de lokale politiekorpsen van het arrondissement; 2) contacten met de nationale informantenbeheerder verlopen via de lokale informantenbeheerder; CAUWENBERGHE A., Bescherming van en samenwerking met getuigen, Antwerpen- Apeldoorn, Maklu, 2000, 198p 157 Ibid Parl. St. Kamer , nr. 1688/ BERKMOES H. en DELMULLE J., De bijzondere opsporingsmethoden en enige andere onderzoeksmethoden, Brussel, Politeia, 2009, Art. 47 decies 3 Sv. 161 VANDAELE R. en GOUTIERE I., o.c., 69. en Koninklijk besluit van 26 maart 2003 tot bepaling van de werkingsregels van de nationale en lokale informantenbeheerders en van de contactambtenaren, B.S. 12 mei

42 3) de lokale informantenbeheerder staat in voor de contacten met de magistraat bijzondere opsporingsmethoden inzake de informantenwerking, dat is de zogenaamde BOM-magistraat; 4) hij oefent de permanente controle uit over de betrouwbaarheid van de via hem in het centraal controlesysteem geregistreerde informanten. Hij evalueert daartoe minstens eenmaal per jaar de betrouwbaarheid van deze informanten. Een informant die gedurende meer dan een jaar geen informatie aanbrengt, wordt niet meer geëvalueerd. Elke nieuwe basisinformatie die een informant aanbrengt en die verder wordt geëxploiteerd, geeft aanleiding tot een nieuwe beoordeling van de betrouwbaarheid van de betrokken informant door de lokale informantenbeheerder. 162 ; 5) hij waakt over de afscherming van de identiteit van de informanten, die slechts gekend is door de lokale informantenbeheerder en de betrokken contactambtenaren. De BOM-magistraat kan eveneens verzoeken dat hem de identiteit wordt meegedeeld; 6) de lokale informantenbeheerder oefent toezicht uit op de goede werking van de contactambtenaren en waakt over de vrijwaring van de fysieke, psychische en morele integriteit van de contactambtenaren; 7) hij zorgt ervoor dat elke contactambtenaar een opleiding volgt en het voorwerp uitmaakt van een bijzondere jaarlijkse evaluatie; 8) de lokale informantenbeheerder beslist of een als informant aangebrachte persoon al dan niet als informant kan worden beschouwd en duidt daartoe een vast contactambtenaar aan; 9) hij verzekert de veiligheid van de contactambtenaar door ervoor te zorgen dat bij elk fysiek contact tussen de contactambtenaar en de informant, er steeds twee contactambtenaren aanwezig zijn. Nationale informantenbeheerder De nationale informantenbeheerder wordt aangewezen door de directeur-generaal van de algemene directie van de gerechtelijke politie, op voordracht van de directeur van de directie van de operaties en de informatie inzake gerechtelijke politie en na advies van de federale procureur. 163 De nationale informantenbeheerder brengt de federaal procureur op 162 Art. 4, 1, eerste lid Koninklijk besluit van 26 maart 2003 tot bepaling van de werkingsregels van de nationale en lokale informantenbeheerders en van de contactambtenaren, B.S. 12 mei 2003 (KBinformantenwerking). 163 Art. 2., 1 KB-informantenwerking. 42

43 diens verzoek minstens driemaandelijks algemeen verslag uit over de informantenwerking binnen de geïntegreerde politiedienst. 164 De taken toebedeeld aan de nationale informantenbeheerder kunnen als volgt omschreven worden: 165 1) de nationale informantenbeheerder is belast met de algemene organisatie en coördinatie van de informantenwerking binnen de geïntegreerde politiedienst. Hij is bevoegd voor het gehele nationale informantenbeheer en kan daartoe algemene richtlijnen geven aan de politieambtenaren. Die dienen vooraf eerst voorgelegd en goedgekeurd te worden door de federale procureur; 2) hij staat in voor de uitbouw en het beheer van een nationaal controlesysteem over de informanten Dat systeem moet onder meer toelaten de lokale informantenbeheerders en contactambtenaren onverwijld in te lichten, wanneer een informant zich bij verschillende politieambtenaren aanbiedt of heeft aangeboden of wanneer een informant niet meer actief is of onbetrouwbaar wordt geacht.; 166 3) staat in voor de contacten met het federaal parket inzake informantenwerking; 4) waakt over de eenvormigheid van de aan de informanten toe te kennen gunsten. Hier gaat het over de vergoeding van informanten en andere voordelen; 167 5) stelt de deontologische code inzake de informantenwerking op, die wordt goedgekeurd door de federale procureur; 6) staat in voor de rechtstreekse internationale contacten inzake de informantenwerking; 7) verzekert de opleiding en bepaalt ook de inhoud van de opleiding inzake informantenwerking die door elke lokale informantenbeheerder en elke officier van de gerechtelijke politie dient te worden gevolgd. De contactambtenaar De contactambtenaar is de politieambtenaar die regelmatig contacten onderhoudt met de informant. 168 Enkel daartoe opgeleide politieambtenaren van de federale en de lokale politie kunnen contacten onderhouden met informanten. 169 Indien de contactambtenaar 164 Art. 47 decies 5, tweede lid Sv. 165 VANDAELE R. en GOUTIERE I., o.c., 68. en Koninklijk besluit van 26 maart 2003 tot bepaling van de werkingsregels van de nationale en lokale informantenbeheerders en van de contactambtenaren, B.S. 12 mei Parl. St. Kamer , nr. 1688/ Zie supra : het belonen van tipgevers en informanten 168 Art. 47 decies, 1, eerste lid Sv. 169 Art. 5. 1, KB-informantenwerking. 43

44 in contact komt met een persoon die als informant in aanmerking komt, dient hij hiervan schriftelijk de lokale informantenbeheerder op de hoogte te stellen. Hierna zal de lokale informantenbeheerder een contactambtenaar aanduiden. De contactambtenaar dient ook alle contacten, informatie en alle elementen betreffende de betrouwbaarheid van een informant, schriftelijk ter kennis van de lokale informantenbeheerder te brengen. Belangrijk is dat hij aanvaardt en handelt overeenkomstig de deontologische code inzake de informantenwerking, opgesteld door de nationale informantenbeheerder en goedgekeurd door de federale procureur. De BOM-magistraat heeft geen rechtstreeks contact met de informant DE NAUW A. en SHUERMANS F, l.c.,

45 3.2.4 Bijzondere opsporingsmethoden toegepast in de praktijk Dat de wet op bijzondere opsporingsmethoden een controversieel thema is dient niet meer gezegd te worden. Vooral de wetgever moest hierbij veel kritiek verdragen, maar de vraag kan natuurlijk gesteld worden wat zich in de praktijk afspeelt. Worden de bijzondere opsporingsmethoden uiteindelijk aangewend of blijven ze on hold? De cijfers zijn afkomstig van het rapport dat door de Dienst voor Strafrechtelijk Beleid werd opgesteld. Na contact met de Dienst voor Strafrechtelijk Beleid werd het meest recente rapport van 2009 opgestuurd Observatie In 2008 werden er 851 observaties gemachtigd, hiervan werd 42,4% door de onderzoeksrechter, 39,5% door de procureur des Konings (336), 17,7% door de federale procureur (151), en 0,4% door de arbeidsauditeur (3) gemachtigd. Deze 851 observaties werden gemachtigd in het kader van 772 onderzoeken. In 2008 werden er verdachten geobserveerd. Dit betekent een daling tegenover 2006 en Gemiddeld werd in ,8 verdachten per onderzoek geobserveerd (t.o.v. 2,1 in 2006 en 1,9 in 2007). De observatie waarbij technische hulpmiddelen worden aangewend, wordt het meest gemachtigd en dit op een brede waaier van strafbare feiten. De meest ingrijpende 45

46 vorm, namelijk het observeren met technische middelen om zicht te verwerven in woning, wordt zelden gemachtigd. De observatie wordt vooral ingezet bij drugsdelicten Infiltratie In 2008 werden er 43 infiltraties gemachtigd, waarvan 48,8% door de procureur des Konings (21), 27,9% door de federale procureur (12)en 23,3% door de onderzoeksrechter (10). Deze infiltraties vonden plaats in 47 onderzoeken. Opdat er sprake zou zijn van infiltratie, moet er een duurzaam contact zijn tussen de infiltrant en de geviseerde persoon of groep van personen. De contacten moeten ook een zekere intensiteit hebben en enige tijd aanhouden. Een eenmalig contact valt niet onder infiltratie. In totaal hielden de infiltranten in 2008 met 71 personen een duurzaam contact. Ruim de helft van de infiltraties heeft betrekking op verdovende middelen (53,5%). Sinds 2004 is er een algemene dalende trend in het aantal machtigingen tot infiltraties vast te stellen. Dit kan onder andere te maken met het ingrijpend karakter van de infiltratie voor diverse betrokken personen Informantenwerking 46

DEEL I DE BIJZONDERE OPSPORINGSMETHODEN... 15

DEEL I DE BIJZONDERE OPSPORINGSMETHODEN... 15 De bijzondere opsporingsmethoden.book Page 3 Thursday, June 23, 2011 10:40 AM DEEL I DE BIJZONDERE OPSPORINGSMETHODEN... 15 HOOFDSTUK 1 DE TOTSTANDKOMING VAN DE WETGEVING... 17 1. De wet van 6 januari

Nadere informatie

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1 STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1 TITEL I TOEPASSINGSGEBIED Artikel 1 Deze wet regelt een

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 8 MEI 2012 P.11.1908.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.11.1908.N I R. L. M. P., inverdenkinggestelde. eiser, met als raadsman mr. Michaël Verstraeten, advocaat bij de balie te Gent. II M. G.

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 16 JUNI 2015 P.15.0599.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0599.N 1. M M P V D V, beklaagde, 2. D H N H, beklaagde, aangehouden om andere redenen, eisers, beiden met als raadsman mr. Thierry

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 23 JUNI 2015 P.15.0622.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0622.N M A H, inverdenkinggestelde, aangehouden, eiser, met als raadsman mr. Hans Rieder, advocaat bij de balie te Gent. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 29 MEI 2012 P.12.0878.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.0878.N M G M, inverdenkinggestelde, aangehouden, eiser, met als raadsman mr. Leslie Roelants, advocaat bij de balie te Antwerpen. I.

Nadere informatie

WETSVOORSTEL tot wijziging van de procedure van onmiddellijke verschijning in strafzaken (ingediend door de heer Bart Laeremans c.s.

WETSVOORSTEL tot wijziging van de procedure van onmiddellijke verschijning in strafzaken (ingediend door de heer Bart Laeremans c.s. WETSVOORSTEL tot wijziging van de procedure van onmiddellijke verschijning in strafzaken (ingediend door de heer Bart Laeremans c.s.) TOELICHTING De wet van 28 maart 2000 tot invoeging van een procedure

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 24 APRIL 2013 P.12.1919.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.1919.F 1. H. M. e.a., Mr. Caroline De Baets, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen 1. A. F. e.a., Mr. Jacqueline Oosterbosch,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 28 OKTOBER 2008 P.08.0706.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.08.0706.N I H T V, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Hans Rieder, advocaat bij de balie te Gent, ter rechtszitting bijgestaan

Nadere informatie

Het mini-onderzoek : Hefboom voor het verhoor van de accountant en de belastingconsulent als getuige in strafzaken

Het mini-onderzoek : Hefboom voor het verhoor van de accountant en de belastingconsulent als getuige in strafzaken Het mini-onderzoek : Hefboom voor het verhoor van de accountant en de belastingconsulent als getuige in strafzaken Jan VAN DROOGBROECK De extern accountant en extern belastingconsulent is overeenkomstig

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 2 JUNI 2015 P.15.0263.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0263.N I M D J, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Luk Delbrouck, advocaat bij de balie te Hasselt. II W F B, beklaagde, eiser,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 20 OKTOBER 2015 P.15.0789.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0789.N I F E M, met als raadsman mr. Luk Delbrouck, advocaat bij de balie te Hasselt, II O A, met als raadsman mr. John Maes, advocaat

Nadere informatie

A R R E S T. de prejudiciële vraag betreffende artikel 189ter van het Wetboek van strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Gent.

A R R E S T. de prejudiciële vraag betreffende artikel 189ter van het Wetboek van strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Gent. Rolnummer 4307 Arrest nr. 98/2008 van 3 juli 2008 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 189ter van het Wetboek van strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Gent. Het

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 19 NOVEMBER 2013 P.13.1779.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.1779.N P E, inverdenkinggestelde, aangehoudene, eiseres, met als raadsman mr. Thomas Vandemeulebroucke, advocaat bij de balie

Nadere informatie

Het vertrouwelijk dossier: een noodzakelijk kwaad in strafzaken?

Het vertrouwelijk dossier: een noodzakelijk kwaad in strafzaken? Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2014-2015 Het vertrouwelijk dossier: een noodzakelijk kwaad in strafzaken? Kritische analyse van het toezicht op de bijzondere opsporingsmethoden

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 5 oktober 2005 P.05.1056.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.05.1056.F.- DE FEDERALE PROCUREUR, tegen U. L. D. A. D., Mr. Marc Nève, advocaat bij de balie te Luik. I. Bestreden beslissing Het

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 4 SEPTEMBER 2007 P.07.0894.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.07.0894.N I. P. M. M. H., verdachte, gedetineerd, eiser, met als raadsman mr. Pol Vandemeulebroucke, advocaat bij de balie te Antwerpen.

Nadere informatie

Overzicht van de middelen van de Orde van Vlaamse Balies (beroep tot vernietiging van 26 juni 2006)

Overzicht van de middelen van de Orde van Vlaamse Balies (beroep tot vernietiging van 26 juni 2006) Beroep tot vernietiging bij het Arbitragehof van de wet van 27 december 2005 houdende diverse wijzigingen van het Wetboek van Strafvordering en van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op de verbetering

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 1 JULI 2014 P.14.0969.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0969.N B., veroordeelde tot vrijheidsstraf, eiser, met als raadsman mr. Kris Luyckx, advocaat bij de balie te Antwerpen. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

Rolnummer 5678. Arrest nr. 108/2014 van 17 juli 2014 A R R E S T

Rolnummer 5678. Arrest nr. 108/2014 van 17 juli 2014 A R R E S T Rolnummer 5678 Arrest nr. 108/2014 van 17 juli 2014 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 418, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering, gesteld door het Hof van Cassatie.

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 2 JUNI 2015 P.15.0224.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0224.N L S P V H, inverdenkinggestelde, eiser, met als raadsman mr. Hans Rieder, advocaat bij de balie te Gent, tegen 1. L F, burgerlijke

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 11 FEBRUARI 2015 P.14.1739.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1739.F I. E. V. D., II. A. A. Mr. Patricia Vanlersberghe, advocaat bij het Hof van Cassatie. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF De

Nadere informatie

Vlaamse dagbladpers HET WETTELIJK KADER VAN HET DESKUNDIGENONDERZOEK IN STRAFZAKEN

Vlaamse dagbladpers HET WETTELIJK KADER VAN HET DESKUNDIGENONDERZOEK IN STRAFZAKEN Vlaamse dagbladpers HET WETTELIJK KADER VAN HET DESKUNDIGENONDERZOEK IN STRAFZAKEN Frank Hutsebaut Leuvens Instituut voor Criminologie (LINC) KULeuven 1. Ter inleiding: enkele algemene noties 2. De bevoegdheid

Nadere informatie

Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit

Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit SAMENVATTING De Wet BOB: Titels IVa en V in de praktijk Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit Mirjam Krommendijk Jan Terpstra Piet Hein van

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 26 APRIL 2016 P.16.0207.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.16.0207.N PROCUREUR DES KONINGS bij de rechtbank van eerste aanleg West- Vlaanderen, afdeling Veurne, eiser, tegen J Y, beklaagde, verweerder.

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 7 JUNI 2011 P.11.0172.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.11.0172.N PROCUREUR-GENERAAL BIJ HET HOF VAN BEROEP TE ANTWERPEN eiser, tegen 1. E. D. W., burgerlijke partij, vertegenwoordigd door mr.

Nadere informatie

College van Procureursgeneraal. Collège des procureurs généraux

College van Procureursgeneraal. Collège des procureurs généraux Collège des procureurs généraux College van Procureursgeneraal Bruxelles, le 18 janvier 2018 Brussel, 18 januari 2018 CIRCULAIRE N 02/2018 DU COLLÈGE DES PROCUREURS GÉNÉRAUX PRÈS LES COURS D APPEL OMZENDBRIEF

Nadere informatie

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 21 maart 2011 ADVIES 2011-102 over de weigering om toegang te verlenen tot het volledige fiscaal

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 2 SEPTEMBER 2014 P.14.1380.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1380.N O D B, inverdenkinggestelde, aangehouden, eiser, met als raadslieden mr. Alain Vergauwen en mr. Pierre Monville, advocaten

Nadere informatie

Rolnummer 4560. Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T

Rolnummer 4560. Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T Rolnummer 4560 Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag over artikel 13 van de wet van 21 april 2007 betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten

Nadere informatie

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 16 mei 2011 ADVIES 2011-265 over de weigering om toegang te verlenen tot het volledige fiscaal dossier

Nadere informatie

Rolnummers 4003, 4010, 4012, 4015, 4016 en 4027. Arrest nr. 105/2007 van 19 juli 2007 A R R E S T

Rolnummers 4003, 4010, 4012, 4015, 4016 en 4027. Arrest nr. 105/2007 van 19 juli 2007 A R R E S T Rolnummers 4003, 4010, 4012, 4015, 4016 en 4027 Arrest nr. 105/2007 van 19 juli 2007 A R R E S T In zake : de beroepen tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van de wet van 27 december 2005 «houdende

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 27 SEPTEMBER 2016 P.16.0556.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.16.0556.N P J G V, beklaagde, eiseres, met als raadsman mr. Laurens Van Puyenbroeck, advocaat bij de balie te Gent. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

Deze artikelen regelen de verplichting tot het verstrekken van informatie en het recht van toegang tot de beroepslokalen. 121

Deze artikelen regelen de verplichting tot het verstrekken van informatie en het recht van toegang tot de beroepslokalen. 121 Hoofdstuk 2 De misdrijven 63 152. In het fiscaal strafonderzoek gelden de gebruikelijke regels van het strafprocesrecht. De fiscus en het strafrechtelijk opsporingsapparaat opereren apart en zoals hierna

Nadere informatie

Enkele bijzondere machten van de KI

Enkele bijzondere machten van de KI Enkele bijzondere machten van de KI Lawrence Verhelst Onder wetenschappelijke begeleiding van Prof. Dr. R. Verstraeten en Dhr. Jacques Vandeuren INLEIDING Drie raadsheren, de voorzitter inbegrepen, vormen

Nadere informatie

samenstelling : federale en lokale parketten & parketten-generaal! het beleid wordt uitgestippeld door een college van procureurs-generaal

samenstelling : federale en lokale parketten & parketten-generaal! het beleid wordt uitgestippeld door een college van procureurs-generaal Leg uit : het openbaar ministerie ( parket ) = hoeder van de openbare orde! 1) opsporen en onderzoeken 2) vervolgen 3) uitvoering van de straf samenstelling : federale en lokale parketten & parketten-generaal!

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 25 OKTOBER 2006 P.06.0751.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.06.0751.F V. A., Mr. Cécile Draps, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen 1. V. G. C. 2. B. F. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het

Nadere informatie

Justitiehuis Dendermonde

Justitiehuis Dendermonde Justitiehuis Dendermonde Dienst Slachtofferonthaal Treinongeval Wetteren op 4 mei 201 Info op 0 november 2016 Wat vooraf ging Als gevolg van het treinongeval werd een gerechtelijk onderzoek geopend bij

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 19 JANUARI 2016 P.15.0768.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0768.N 1. H J V D K, beklaagde, 2. T P V Z, beklaagde, eisers, vertegenwoordigd door mr. Johan Verbist, advocaat bij het Hof van

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 9 APRIL 2019 P.18.1208.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.18.1208.N W A V, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Tom De Clercq, advocaat bij de balie Gent. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 25 NOVEMBER 2014 P.14.0948.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0948.N J H, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Joachim Meese, advocaat bij de balie te Gent. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 27 JANUARI 2006 C.04.0201.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.04.0201.N V. A., Mr. Cécile Draps, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen D. P. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 10 SEPTEMBER 2014 P.14.1408.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1408.F O. S., Mr. Pierre Deutsch, advocaat bij de balie te Nijvel. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep is gericht

Nadere informatie

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer; 1/5 Advies nr 17/2012 van 10 mei 2012 Betreft: Adviesaanvraag inzake het voorontwerp van wet tot wijziging van de wet van 21 maart 2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 11 JUNI 2013 P.12.1362.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.1362.N 1. W F V, beklaagde, 2. HORECA TECHNOLOGIES SOLUTIONS bvba, met zetel te 2900 Schoten, Gazellendreef 22, beklaagde en burgerrechtelijk

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 29 JANUARI 2019 P.18.0422.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr P.18.0422.N A M G M M, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Peter Verpoorten, advocaat bij de balie Antwerpen. I. RECHTSPLEGING VOOR

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 1 DECEMBER 2015 P.15.0905.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0905.N I E Y, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Luk Delbrouck, advocaat bij de balie te Hasselt. II 1. M Y, beklaagde, eiser,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 13 MAART 2012 P.10.1786.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.10.1786.N I F. F. A. T. D. C., met als raadsman mr. Luc Arnou, advocaat bij de balie te Brugge. II L. N. D. D. C., met als raadsman

Nadere informatie

U wordt opgeroepen om te getuigen in een strafzaak. De oproepingsbrief vermeldt waar en wanneer u zich moet aanmelden.

U wordt opgeroepen om te getuigen in een strafzaak. De oproepingsbrief vermeldt waar en wanneer u zich moet aanmelden. U bent getuige Inleiding U wordt opgeroepen om te getuigen in een strafzaak. De oproepingsbrief vermeldt waar en wanneer u zich moet aanmelden. Deze brochure informeert u in grote lijnen over wat van u

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 11 JUNI 2013 P.13.0428.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.0428.N I PROCUREUR-GENERAAL BIJ HET HOF VAN BEROEP TE ANTWER- PEN, vervolgende partij, eiser, tegen 1. H J M V D K, 2. T P J M V Z,

Nadere informatie

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 203 van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Luik.

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 203 van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Luik. Rolnummer 2151 Arrest nr. 119/2002 van 3 juli 2002 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 203 van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Luik. Het Arbitragehof,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 12 AUGUSTUS 2015 P.15.1158.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.1158.N Y M, verzoekster tot voorlopige invrijheidstelling, gedetineerd, eiseres, met als raadsman mr. Joris Van Cauter, advocaat

Nadere informatie

Omzendbrief nr. COL 3/98 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep

Omzendbrief nr. COL 3/98 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep College van Procureurs-generaal Omzendbrief nr. COL 3/98 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep Toegestuurd aan de dames en heren Toegestuurd aan de dames en heren Eerste Substituten,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 10 FEBRUARI 2015 P.14.1763.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1763.N J P A M D M, beklaagde, eiser, vertegenwoordigd door mr. Johan Verbist, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 22 MEI 2012 P.11.1936.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.11.1936.N K E L D, inverdenkinggestelde, eiser, vertegenwoordigd door mr. Johan Verbist, advocaat bij het Hof van Cassatie, en mr. Philip

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 26 NOVEMBER 2013 P.13.1234.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.1234.N I-II T M T, beschuldigde, gedetineerd, eiser, met als raadsman mr. Frédéric Thibaut, advocaat bij de balie te Mechelen,

Nadere informatie

Inhoudstafel. Inhoudstafel 3

Inhoudstafel. Inhoudstafel 3 Inhoudstafel Inleiding 9 Deel I Wetgeving 11 1. Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 12 Titel I. Rechten en vrijheden. 12 2. De gecoördineerde Grondwet

Nadere informatie

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum Instantie Hof van Cassatie Onderwerp Bewijs. Strafzaken. Bewijsvoering. Onrechtmatig verkregen bewijs. Toelaatbaarheid. Beoordeling door de rechter Datum 23 maart 2004 Copyright and disclaimer Gelieve

Nadere informatie

RECHT vaardig? Voorbereiding of naverwerking Opdracht 4

RECHT vaardig? Voorbereiding of naverwerking Opdracht 4 a) Wie zit waar Lees aandachtig onderstaande tekst. Duid nadien op de foto de plaats aan van de verschillende actoren (rood en onderlijnd in tekst) in een rechtbank. Bij een burgerlijke of een strafrechtelijk

Nadere informatie

Rolnummers 4519 en 4522. Arrest nr. 66/2009 van 2 april 2009 A R R E S T

Rolnummers 4519 en 4522. Arrest nr. 66/2009 van 2 april 2009 A R R E S T Rolnummers 4519 en 4522 Arrest nr. 66/2009 van 2 april 2009 A R R E S T In zake : - de prejudiciële vraag betreffende artikel 4, derde tot vijfde lid, van de wet van 17 april 1878 houdende de voorafgaande

Nadere informatie

DE WETTELIJKHEID VAN DE INFORMANTENWERKING

DE WETTELIJKHEID VAN DE INFORMANTENWERKING Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2015-2016 DE WETTELIJKHEID VAN DE INFORMANTENWERKING Masterproef van de opleiding Master in de rechten Ingediend door Nathalie De Bie (studentennr.

Nadere informatie

DE REORGANIS ATIE VAN HET POLITIEWEZEN. Cyrille Fijnaut, Brice De Ruyver en Franky Goossens (red.)

DE REORGANIS ATIE VAN HET POLITIEWEZEN. Cyrille Fijnaut, Brice De Ruyver en Franky Goossens (red.) DE REORGANIS ATIE VAN HET POLITIEWEZEN Cyrille Fijnaut, Brice De Ruyver en Franky Goossens (red.) Universitaire Pers Leuven 1999 INHOUDSOPGAVE Woord vooraf 5 Inhoud 7 Cyrille Fijnaut TIEN JAAR (DISCUSSIE

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 20 JUNI 2006 P.06.0527.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.06.0527.N 1. M. L. J. M., verdachte, met als raadsman mr. Johan Speecke, advocaat bij de balie te Kortrijk, 2. V. N. C. C., verdachte,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 4 NOVEMBER 2014 P.13.1253.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.1253.N A B, burgerlijke partij, eiseres, met als raadsman mr. Stijn De Meulenaer, advocaat bij de balie te Gent, met kantoor te

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 1 FEBRUARI 2011 P.10.1335.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.10.1335.N 1. D. L. M. D., beklaagde, 2. D. A., civielrechtelijk aansprakelijke partij, 3. T. D., civielrechtelijk aansprakelijke partij,

Nadere informatie

*** 224 LARCIER RABG 2006/03

*** 224 LARCIER RABG 2006/03 RABG 2006/03 A CTUALIA de wet van 5 juli 1998 betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen (art. 22-24); de tabel

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 4 MAART 2015 P.14.1796.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1796.F PROCUREUR-GENERAAL BIJ HET HOF VAN BEROEP TE LUIK, tegen A. S., Mr. Simone Nudelholc, advocaat bij het Hof van Cassatie. I.

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 23 NOVEMBER 2010 P.10.1428.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.10.1428.N I. G. P., beklaagde, eiser. II. G. A. P. V. L., beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Dirk Grootjans, advocaat bij de

Nadere informatie

378 MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD

378 MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD 378 MONITEUR BELGE 06.01.2005 BELGISCH STAATSBLAD 3. maintient : - jusqu à la publication au Moniteur belge du présent arrêt, les effets des articles 28septies, alinéa 3, 47quater, 56bis, alinéa 2,et89ter;

Nadere informatie

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 1 december 2015 ADVIES 2015-94 Over de weigering om toegang te verlenen tot de inspectierapporten

Nadere informatie

Toelichting bij het arrest 7/2013 van het Grondwettelijk Hof inzake het beroep tot vernietiging van de zgn. Salduzwet

Toelichting bij het arrest 7/2013 van het Grondwettelijk Hof inzake het beroep tot vernietiging van de zgn. Salduzwet Orde van Vlaamse Balies www.advocaat.be NOTA Koningsstraat 148 B 1000 Brussel T +32 (0)2 227 54 70 F +32 (0)2 227 54 79 info@advocaat.be Toelichting bij het arrest 7/2013 van het Grondwettelijk Hof inzake

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 18 JANUARI 2011 P.10.1347.N//1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.10.1347.N PROCUREUR-GENERAAL BIJ HET HOF VAN BEROEP TE GENT, eiser, tegen YAHOO! Inc., met zetel te CA 94089 Sunnyvale (Verenigde

Nadere informatie

A R R E S T. samengesteld uit voorzitter R. Henneuse en de rechters-verslaggevers F. Daoût en A. Alen, bijgestaan door de griffier F.

A R R E S T. samengesteld uit voorzitter R. Henneuse en de rechters-verslaggevers F. Daoût en A. Alen, bijgestaan door de griffier F. Rolnummer 5489 Arrest nr. 155/2012 van 20 december 2012 A R R E S T In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 15 van de wet van 19 juli 2012 betreffende de hervorming van het gerechtelijk arrondissement

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 27 JUNI 2012 P.12.0873.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.0873.F I. P. D. V., II. III. IV. P. D. V., P. D. V., P. D. V., V. P. D. V., Mrs. Cédric Vergauwen en Olivia Venet, advocaten bij de

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 22 APRIL 2015 P.15.0073.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0073.F 1. P. D., 2. L. D., Mrs. Jean-Pierre Dardenne, advocaat bij de balie te Charleroi, en Régine Ceulemans, advocaat bij de balie

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 28 JANUARI 2014 P.13.1753.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.1753.N I 1. P J C L, met als raadsman mr. Jan Surmont, advocaat bij de balie te Turnhout, 2. STORG bvba, met zetel te 3530 Houthalen-Helchteren,

Nadere informatie

Masterproef van de opleiding Master in de Rechten

Masterproef van de opleiding Master in de Rechten Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2011-2012 Masterproef van de opleiding Master in de Rechten Knelpunten bij de inverdenkingstelling van de verdachte Ingediend door Lore Van De

Nadere informatie

Rolnummer Arrest nr. 100/2014 van 10 juli 2014 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 100/2014 van 10 juli 2014 A R R E S T Rolnummer 5622 Arrest nr. 100/2014 van 10 juli 2014 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 162, tweede lid, van het Wetboek van strafvordering, gesteld door de Correctionele Rechtbank

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 3 FEBRUARI 2015 P.13.0951.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.0951.N T R S C D C, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Frederik Vanden Bogaerde, advocaat bij de balie te Kortrijk. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 31 MEI 2011 P.10.2037.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.10.2037.F I. DE PROCUREUR-GENERAAL BIJ HET HOF VAN BEROEP TE BRUSSEL, II. BELGISCHE STAAT, minister van Financiën, op vervolging en benaarstiging

Nadere informatie

De Salduzwet: welke rechten hebt u bij een verhoor?

De Salduzwet: welke rechten hebt u bij een verhoor? De Salduzwet: welke rechten hebt u bij een verhoor? Is er in uw bedrijf al eens een ernstig arbeidsongeval gebeurd? Dan bent u als werkgever, als lid van de hiërarchische lijn, als preventieadviseur, als

Nadere informatie

NOTA STUDIEDIENST (mevrouw Y. Güner) (27/07/2016)

NOTA STUDIEDIENST (mevrouw Y. Güner) (27/07/2016) NOTA STUDIEDIENST (mevrouw Y. Güner) 2016-1 (27/07/2016) Potpourri IV - Wetsontwerp van 15 juli 2016 tot wijziging van de rechtspositie van de gedetineerden en van het toezicht op de gevangenissen en houdende

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 17 FEBRUARI 2015 P.15.0003.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0003.N E H J V G, veroordeelde, verzoeker tot herziening, vertegenwoordigd door mr. Johan Verbist, advocaat bij het Hof van Cassatie,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 9 FEBRUARI 2011 P.10.1344.F /1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.10.1344.F H. K., beklaagde, eiser, vertegenwoordigd door mr. Jacqueline Oosterbosch, advocaat bij het Hof van Cassatie. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 21 OKTOBER 2014 P.14.1512.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1512.N I-II W R M T G, inverdenkinggestelde, aangehouden, eiser, met als raadslieden mr. Nina Van Eeckhaut en mr. Raan Colman,

Nadere informatie

een als misdrijf omschreven feit proces-verbaal procureur des Konings parket of van het Openbaar Ministerie

een als misdrijf omschreven feit proces-verbaal procureur des Konings parket of van het Openbaar Ministerie uitgave juni 2015 Minderjarigen kunnen volgens de Belgische wet geen misdrijven plegen. Wanneer je als jongere iets ernstigs mispeutert, iets wat illegaal is, pleeg je een als misdrijf omschreven feit

Nadere informatie

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 135, 3, van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Gent.

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 135, 3, van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Gent. Rolnummer 1924 Arrest nr. 81/2001 van 13 juni 2001 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 135, 3, van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Gent. Het

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 14 JANUARI 2014 P.13.1332.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.1332.N J E C, beklaagde, aangehouden, eiser, met als raadsman mr. Gert Warson, advocaat bij de balie te Brussel. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 16 SEPTEMBER 2014 P.14.0124.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0124.N B S, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Tom De Meester, advocaat bij de balie te Antwerpen, tegen 1. SOGETI BELGIUM

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 7 JUNI 2011 P.11.0494.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.11.0494.N I A. O. B. C., beklaagde, eiser. II CONSULTING & PROSPECTION INTERNATIONAL nv, met zetel te 2000 Antwerpen, Tabaksvest 95/5,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 30 OKTOBER 2012 P.12.0330.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.0330.N I A J M G, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Frank Janssen, advocaat bij de balie te Turnhout. II J A L G, beklaagde,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 5 NOVEMBER 2013 P.12.1784.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.1784.N R A C, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Henry Van Burm, advocaat bij de balie te Gent. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 6 OKTOBER 2015 P.15.0558.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0558.N J J R D, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Eline Tritsmans, advocaat bij de balie te Gent. I. RECHTSPLEGING VOOR HET

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 23 MEI 2017 P.17.0186.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.17.0186.N E G, alias D Z, alias J G, alias M H, alias E B, alias E B, alias D B, zonder gekende woon- of verblijfplaats, beklaagde, eiser,

Nadere informatie

Steven Dewulf Studiecentrum voor militair recht en oorlogsrecht KMS 15 mei 2013

Steven Dewulf Studiecentrum voor militair recht en oorlogsrecht KMS 15 mei 2013 Steven Dewulf Studiecentrum voor militair recht en oorlogsrecht KMS 15 mei 2013 Rechtsmachtrecht Misdrijven op Belgisch grondgebied gepleegd Misdrijven buiten het grondgebied van het Rijk gepleegd Territorialiteitsbeginsel

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 19 APRIL 2007 P.06.1605.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.06.1605.N I. B. K., beklaagde, gedetineerd, eiser, met als raadsman mr. Carl Alexander, advocaat bij de balie te Brugge. II. F. E.,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 11 MAART 2015 P.14.1677.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1677.F E. B., Mr. Patrick Thevissen, advocaat bij de balie te Eupen en mr. Melissa Sayeh, advocaat bij de balie te Brussel. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 28 APRIL 2015 P.14.1623.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1623.N L M R V, inverdenkinggestelde, eiseres, vertegenwoordigd door mr. Johan Verbist, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor

Nadere informatie

Rolnummer 4045. Arrest nr. 200/2006 van 13 december 2006 A R R E S T

Rolnummer 4045. Arrest nr. 200/2006 van 13 december 2006 A R R E S T Rolnummer 4045 Arrest nr. 200/2006 van 13 december 2006 A R R E S T In zake : het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van artikel 468, 3, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals gewijzigd bij artikel 21

Nadere informatie