Worminfecties bij pluimvee

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Worminfecties bij pluimvee"

Transcriptie

1 UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar Worminfecties bij pluimvee door Matthias SNIJDERS Promotor: Prof. dr. Peter Geldhof Literatuurstudie in het kader van de Masterproef 2015 Matthias Snijders

2 Universiteit Gent, haar werknemers of studenten bieden geen enkele garantie met betrekking tot de juistheid of volledigheid van de gegevens vervat in deze masterproef, noch dat de inhoud van deze masterproef geen inbreuk uitmaakt op of aanleiding kan geven tot inbreuken op de rechten van derden. Universiteit Gent, haar werknemers of studenten aanvaarden geen aansprakelijkheid of verantwoordelijkheid voor enig gebruik dat door iemand anders wordt gemaakt van de inhoud van de masterproef, noch voor enig vertrouwen dat wordt gesteld in een advies of informatie vervat in de masterproef.

3 UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar Worminfecties bij pluimvee door Matthias SNIJDERS Promotor: Prof. dr. Peter Geldhof Literatuurstudie in het kader van de Masterproef 2015 Matthias Snijders

4 VOORWOORD Graag wil ik de mensen bedanken, die het voor mij mogelijk hebben gemaakt om deze literatuurstudie op een succesvolle manier af te ronden. In het bijzonder wil ik mijn promotor Prof. dr. Peter Geldhof bedanken voor de professionele begeleiding en feedback.

5 Samenvatting en kernwoorden p.1 Inleiding p.2 Literatuurstudie p.2 1. Relevante wormen pluimvee p Ascaridia galli p.3 Algemeen p.3 Gastheer, lokalisatie en morfologie p.3 Levenscyclus p.3 Pathogeniciteit p Heterakis gallinarum p.4 Algemeen p.4 Gastheer, lokalisatie en morfologie p.5 Levenscyclus p.5 Pathogeniciteit p Capillaria sp. p.6 Gastheer, lokalisatie en morfologie p.6 Levenscyclus p.7 Pathogeniciteit p Raillietina sp. p.8 Gastheer, lokalisatie en morfologie p.8 Levenscyclus p.8 Pathogeniciteit p.8 2. Prevalentie p Prevalentie in België p Prevalentie in Europa p.10 Prevalentie in Spanje p.10 Prevalentie in Denemarken p.11 Prevalentie in het Verenigd Koninkrijk p Diagnose p Klinisch beeld p Mestonderzoek p Bloedonderzoek p Necropsie en histologie p Behandeling p Predisposities en preventie p Huisvesting p Management p.19 Seizoen p.19 Genetische resistentie p.19 Leeftijd p.20 Voeder p.22 Andere infecties p.23 Bedrijfshygiëne p.24 Desinfectie p Curatieve behandeling p Discussie p.26 Referentielijst p.28

6 Samenvatting en kernwoorden Deze literatuurstudie werd uitgevoerd met de bedoeling om recente evoluties in verband met het probleem van worminfecties in de industriële pluimveehouderij in kaart te brengen. Er werd gevonden dat dit probleem zeker niet te onderschatten is, en hoofdzakelijk te wijten is aan de veranderde regelgeving omtrent de huisvesting van pluimvee. Op meer dan de helft van de bedrijven in vrijwel gans Europa kan worden gesteld dat er één of meerdere worminfecties bij de dieren aan de gang zijn. De wormen die het meest voorkomen, Ascaridia galli en Heterakis gallinarum, geven vooral productiedalingen als symptoom. Bijgevolg is het beeld van een worminfectie vaak atypisch. Deze productiedalingen kunnen echter wel een grote economische impact hebben ten gevolge van de schaal van de pluimvee-industrie. Hierom is onderzoek naar wormbesmettingen van cruciaal belang. Van de wormen die echt schadelijk zijn, diegene met duidelijke klinische symptomen, werd er vastgesteld dat ze vaak niet in de aantallen voorkomen die nodig zijn om problemen op een bedrijf te veroorzaken. De worminfecties kunnen efficiënt gediagnosticeerd worden met behulp van necropsie en mestonderzoek. Ook werd er gevonden dat zowel preventieve behandelingen als curatieve behandelingen efficiënt zijn om de graad van de worminfecties te beperken, alhoewel preventieve behandeling de voorkeur zou moeten krijgen. Deze preventie dient vooral te gebeuren tussen stalronden, zowel in de stal als in de weide, indien deze laatste beschikbaar is, en algemeen op het bedrijf onder de vorm van een correcte bedrijfshygiëne. De curatieve behandeling omvat één geregistreerd geneesmiddel, waartegen momenteel nog vrijwel geen resistentie wordt waargenomen. Kernwoorden: Diagnose Pluimvee Prevalentie Preventie - Worminfecties 1

7 Inleiding Hoewel wormbesmetting bij hobbypluimvee altijd al een groot probleem is geweest, was dit vroeger niet echt een groot struikelblok bij industrieel pluimvee, gehouden in de klassieke huisvesting (vooral batterijkooien). Sinds 1 januari 2012 zijn er echter nieuwe wetten van kracht die bepaalde minimumwaarden qua afmetingen en inrichtingen van kooien voor industrieel gehouden pluimvee vastleggen (1,2). Pluimveebedrijven zijn nu verplicht te werken met een systeem van verrijkte kooien, of met volière- of grondstallen. In deze systemen is er veel meer interactie tussen de dieren en tussen het dier en de omgeving (in vergelijking met de klassieke batterijkooien). Het feit dat deze regelgeving nog niet lang van kracht is, heeft als gevolg dat er amper goede prevalentiestudies omtrent wormbesmetting in Vlaanderen bestaan, aangezien hier vroeger geen nood voor was. Het is echter belangrijk voor de landbouwer om te weten in welke mate zijn dieren risico lopen en welke maatregelen hij kan nemen om het al dan niet grote productieverlies ten gevolge van wormbesmettingen te voorkomen. Ongetwijfeld de belangrijkste factor die de wormbesmetting zal bepalen is echter het feit of er al dan niet uitloop is. Er is een duidelijk verschil tussen bedrijven met en zonder uitloop. 1. Relevante wormen pluimvee Er zijn tientallen soorten wormen die schade kunnen berokkenen bij pluimvee. Een groot deel komt amper voor in de industriële pluimveehouderij, andere wormen komen wel voor, maar niet in de hoeveelheden die nodig zijn om ziekte te veroorzaken. Hieronder worden de wormen besproken die relevant zijn voor de hedendaagse pluimveehouderij, de met de hoogste prevalentie zijn Ascaridia galli ( de grote spoelworm ) en Heterakis gallinarum ( de kleine spoelworm ). Twee andere wormen die (meer) problemen kunnen veroorzaken, maar in veel mindere mate voorkomen, zijn Capillaria sp. (haarwormen) en Raillietina sp. ( de grote lintworm ) (1). 2

8 1.1. Ascaridia galli Algemeen De spoelwormen uit de familie van de Ascaridiae zijn ongetwijfeld de meest bekende bij de pluimveehouder. Deze spoelwormen werden al ontdekt in 1788 (3,4,5) en zijn nog steeds het meest voorkomende wormprobleem van de industriële pluimveehouder (1). Gastheer, lokalisatie en morfologie Deze spoelworm is een typische parasiet van (het lumen van) de dunne darm, bij zware infecties kan zelfs het volledige lumen geblokkeerd zijn (5). Occasioneel kan de worm migreren tot in het oviduct, en eventueel zelfs geïncorporeerd worden in het ei van de kip (5). Er werden ook al Ascaridia wormen gevonden ter hoogte van de oesophagus, de kliermaag, de krop, of gewoonweg in een lichaamsholte (4). De grote spoelworm komt niet alleen voor bij de kip, maar ook bij andere vogels zoals eenden, ganzen, duiven en kalkoenen (3). Ascaridia zijn de grootste rondwormen bij de kip, het vrouwtje is 7-12 centimeter lang, en het mannetje 5-8 centimeter (5). De worm is redelijk dik en geelachtig wit (3,4) tot doorzichtig (5) van kleur. De orale opening heeft drie duidelijke lippen (5). Het mannetje heeft 2 preanale spiculen van 1 tot 2.5 mm lang, de vulva van het vrouwtje ligt in het voorste deel van het lichaam. De worm legt ellipsvormige, gladde eieren met een dikke wand, deze eieren zijn niet geëmbryoneerd op het moment dat ze de worm verlaten (4,5). Fig. 1. Ascaridia eieren op mestonderzoek (6) Levenscyclus Ascaridia galli heeft een relatief simpele, directe levenscyclus. Dit houdt in dat de eieren het dier verlaten in niet infectieuze vorm. In de buitenwereld heeft het ei dan enkele dagen nodig om infectieus te worden (onder optimale condities qua temperatuur en vochtigheid is dit mogelijk in 7 dagen, alhoewel deze tijd kan oplopen tot 28 dagen en meer in minder ideale omstandigheden (4) ). De 3

9 infectieuze eitjes worden opgenomen via besmet water of voeder, waarna ze uitkomen in het duodenum of het jejunum van de gastheer binnen de 24 uur (1,5). Eens de larven uit het ei zijn gekomen, na eerst enkele dagen vrij in het lumen van de dunne darm te hebben vertoefd (3), nestelen ze zich in de mucosa van de dunne darm en voeden zich daar met het weefsel van het dier. Na 3 tot 54 dagen (de lengte van deze periode hangt af van de hoeveelheid opgenomen wormen (5) ) komen de wormen vrij in het lumen van de darm en beginnen er eieren te produceren, de prepatente periode van de worm bedraagt 5 tot 8 weken (5). Bij bepaalde diersoorten (bijvoorbeeld de kalkoen), zullen een deel van de larven in het mucosale stadium blijven (als L3 larven) als er al te veel volwassen larven in het lumen van de dunne darm zitten. Bij de kip is dit echter niet het geval, er is geen vertraagde ontwikkeling ter hoogte van de mucosa van het dier (4). Pathogeniciteit De pathogene effecten van de worm worden veroorzaakt door de aantasting van de mucosa door de jongere wormen en de plaatsinname in het lumen door de volwassen wormen (3). Als er grote aantallen jonge parasieten de mucosa aantasten kan er (al dan niet haemoragische) enteritis ontstaan, al is dit niet zo n typisch symptoom (5). Het typische symptoom van een infectie met de grote spoelworm is echter gewichtsverlies, dat soms drastische proporties kan aannemen. Dit gewichtsverlies is rechtstreeks gerelateerd met de hoeveelheid wormen in het aangetaste dier (4). In extreme gevallen is dit gewichtsverlies onder andere merkbaar door een duidelijk voelbare carina van het borstbeen. Een bijkomend effect van een ascaridia-infectie is dat het dier vatbaarder zal zijn voor andere infecties zoals infectieuze bronchitis of coccidiose (4). Het is dus duidelijk dat een infectie met deze rondwormen nefast is voor de gewichtstoename bij industrieel pluimvee. Infecties hebben niet zo n significante invloed op de eiproductie van de leghen, al kan er een enkele keer wel een parasiet in het ei terechtkomen (4) Heterakis gallinarum Algemeen De tweede worm die van groot belang is voor de industriële pluimveehouder is de Heterakis gallinarum worm. Er bestaan verschillende Heterakis wormen, maar enkel het galinarum species wordt als relevant gezien bij de kip (7). Ook deze worm werd al meer dan 200 jaar geleden ontdekt, 4

10 namelijk in 1788 (3). Veel van zijn eigenschappen (behalve de lengte) stemmen overeen met de eigenschappen van Ascaridia galli, dit is waarschijnlijk één van de redenen waarom de ene respectievelijk de kleine spoelworm wordt genoemd en de andere de grote spoelworm. Gastheer, lokalisatie en morfologie Heterakis gallinarum komt zal typisch in het lumen van het caecum van zijn gastheer zitten (3,4,5,7), niet in de dunne darm zoals zoveel andere intestinale parasieten. De volwassen wormen zijn wit (4) en relatief klein, namelijk zo n mm (waarbij de vrouwtjes typisch iets groter kunnen worden, en de mannetjes iets kleiner blijven) (5). Zowel het mannetje als het vrouwtje hebben een relatief lange staart (die bij het vrouwtje ook wat smaller is en typisch op een punt eindigt (4) ) Het mannetje heeft nog 12 caudale papillae en 2 grote, laterale bursale vleugels (4). Bij het vrouwtje is de vulva niet zo enorm uitgesproken als bij sommige andere wormsoorten en bevindt het zich iets caudaal van het midden van het lichaam (3). De eitjes zijn dikwandig, niet gesegmenteerd wanneer ze het lichaam verlaten en ellipsvormig. Dit betekent dat het enorm moeilijk is eieren van deze worm te differentiëren van eieren van Ascaridia galli (4,5). a b Fig.2. a en b: Links Heterakis, rechts Ascaridia, respectievelijk de worm en het ei (8) Levenscyclus Heterakis gallinarum heeft, net als de grote spoelworm, een directe levenscyclus. De eieren worden ongeëmbryoneerd uitgescheiden door de volwassen wormen in het caecum van het dier (5). In goede omstandigheden wordt het eitje infectieus in 1 (7) tot 2 (4,5) weken. De eieren komen uit in de dunne darm, maar bereiken normaal binnen de 24 uur het caecum (5). Een extra aspect van de levenscyclus van Heterakis gallinarum is dat er een facultatieve tussengastheer mogelijk is. De rol van tussengastheer kan worden gespeeld door verschillende insecten, maar typisch is het de regenworm die als tussengastheer dient (4). Eens het ei door een regenworm opgenomen is geweest, kan hij nog 5

11 vele maanden infectieus blijven en natuurlijk ook eenvoudiger worden opgenomen door zijn eindgastheer. Oudere bronnen vermelden dat de eieren erg resistent zijn tegen klimaatsinvloeden. Een studie uit 1921 toonde aan dat volledig ontwikkelde eieren onder natuurlijke omstandigheden na 8 maanden nog levende wormen konden voortbrengen (7). Pathogeniciteit Ten gevolge van een Heterakis infectie kan de wand van het caecum sterk verdikt en ontstoken zijn (5). Bij iets zwaardere infecties kunnen er kleine bloedingen in het caecum voorkomen (5), in nog zwaardere infecties kunnen er nodules in de mucosa en submucosa van het caecum gevormd worden, dit is vooral ten gevolge van een immunologische reactie op secundaire pathogenen, die op hun beurt sneller konden aanslaan door de verzwakking van het caecum ten gevolge van de worminfectie (4). Het klinisch beeld is vaak iets minder duidelijk bij de kip; de dieren zijn vooral wat onrustig, eventueel is er een verminderde gewichtsaanzet. Bij heel zwaar geïnfecteerd bedrijven kan er sterfte bij kuikens optreden. Ongetwijfeld het belangrijkste probleem dat Heterakis gallinarum veroorzaakt komt echter niet door de worm zelf, maar wordt veroorzaakt doordat de worm de typische drager is van Histomonas meleagrides. Deze eukaryoot is de veroorzaker van blackhead (4). Zowel de larven als de volwassen wormen kunnen drager zijn van Histomonas (3). Histomoniase is een ziekte waarvoor de kip weinig gevoelig is, maar die snel fataal kan zijn voor kalkoenen. Na opname van Heterakis eitjes, begint histomonas heel snel te prolifereren in het caecum van de kalkoen, waarna het ook via cloacal drinking tussen kalkoenen onderling kan worden overgedragen (4). Veel van de geïnfecteerde kalkoenen zullen bij een uitbraak sterven en vrijwel alle dieren zullen ziek zijn. Het totaaleffect is een enorme economische klap voor de kalkoenhouder. Hoewel kippen van nature weinig gevoelig zijn voor deze protozoaire infectie, kunnen enorme aantallen toch klinische symptomen geven en kunnen enkele (klinisch gezonde) kippen de ziekte snel overdragen naar kalkoenen Capillaria sp. Gastheer, lokalisatie en morfologie De relevantste worm uit de Capillaria familie is Capillaria obsignata, ook wel bekend als de haarworm. Deze nematode komt voor bij vrijwel alle industrieel gehouden pluimvee en bevindt zich in 6

12 de dunne darm (4). Andere species van Cappilaria kunnen in de krop, oesophagus of caeca van het dier voorkomen (5). De haarworm is zoals zijn naam doet vermoeden een heel dunne worm, die moeilijk met het blote oog kan gezien worden (7). Het mannetje wordt 7 tot 13 mm groot, terwijl het vrouwtje 10 tot 18 mm lang kan zijn (4). De eieren hebben een operculum en zijn zo n 45 µm op 25 µm groot (4). Ook is er soms een reticulair patroon zichtbaar op het ei (4). Het meest herkenbare aspect van de eieren is echter het feit dat de typische poolkappen op het uiteinde van het ei zitten (8). Fig. 3. Een Capillaria ei met de typische poolkappen (8) Levenscyclus Ook Capillaria obsignata heeft een directe levenscyclus. De niet infectieuze eieren worden uitgescheiden, waarna ze 2 (4,5) tot 3 (7) weken nodig hebben om infectieus te worden. De eieren zijn niet enorm resistent in de buitenwereld, zo kan te lang een matig hoge temperatuur (>25 C) al voldoende zijn om de infectiviteit te verminderen (4). De eieren hebben ook vocht nodig om efficiënt te kunnen ontwikkelen; uitdrogen gedurende 3-4 weken is genoeg om de meeste eieren te vernietigen (7). Enkele andere Capillaria species kunnen ook facultatief door een tussengastheer worden opgenomen (5). 18 dagen na de opname van het ei ontstaan de volwassen wormen (4). De totale prepatent periode van de worm bedraagt 3 weken (5). Pathogeniciteit Capillaria is een erg pathogene worm; er kan al een verlies in gewichtstoename worden opgemerkt vanaf een infectie met 14 wormen (4,9) (in andere studies waren er ook infecties met 100 tot 1000 wormen zonder echt effect op de gewichtstoename, wat kan wijzen op een genetische predispositie qua gevoeligheid voor de worm (4) ). De dieren zien er klinisch slecht uit, ze zitten in elkaar gedoken, er kan diarree tot haemoraghische enteritis aanwezig zijn (4). Er is vaak ook duidelijke anorexie (7). De worm is met andere woorden duidelijk pathogener dan de vorige twee wormen, ze veroorzaakt sneller ziekte, maar komt wel algemeen gezien duidelijk minder voor (zie ook 2. Prevalentie). 7

13 1.4. Raillietina sp. Gastheer, lokalisatie en morfologie De Raillietina familie van wormen is de laatste worm die min of meer relevant is voor de industriële pluimveehouder (1). Deze verschillen onder andere ten opzichte van de vorige drie wormen doordat deze wormen cestoden (lintwormen) zijn in plaats van nematoden (rondwormen). Er zijn drie soorten Raillietina die kunnen voorkomen bij de kip (Raillietina cesticillus, Raillietina tetragona en Raillietina echinobothrida (5) ). Alle drie de wormen hebben een gelijkaardige pathogenese en levenscyclus. De lintworm kan 15 tot 35 centimeter groot worden en de scolex hecht zich typisch vast in de mucosa van dunne darm (4). Levenscyclus De lintworm heeft normaal een indirecte cyclus dit wil zeggen dat hij een tussengastheer nodig heeft, deze tussengastheer is typisch een mier of een kever (4). De worm in de eindgastheer scheidt een graviede proglottide af, die wordt meegevoerd met de mest. Na opname van de eitjes uit deze proglottide door de tussengastheer, komen de eitjes uit, veranderen ze in een larve en vormen ze uiteindelijk een cysticercoïd in de tussengastheer (vaak in de lichaamsholte) (5). Hier blijven de larven zitten tot ze worden opgenomen door de eindgastheer. Het cysticercoïd wordt typisch geactiveerd door de galsecretie van de eindgastheer (4). Na activatie hecht het zich vast in de mucosa van de dunne darm en begint de productie van nieuwe proglottiden (4). De prepatent periode bedraagt ongeveer 3 weken (3). Pathogeniciteit De pathogeniciteit van deze wormen is relatief hoog, zeker (zoals eigenlijk bij alle wormen) bij de jongere dieren (7). Vooral Raillietina echinobothrida is enorm pathogeen; hij veroorzaakt vaak een soort nodules in de dunne darm, wat kan leiden tot hyperplastische, cattharale enteritis, maar ook een infiltratie van eosinofielen, lymfocyten en polymorfonucleairen (en dus een geheel verstoorde lokale vertering) kan triggeren (4). Alle drie de lintwormen kunnen ook problemen geven van anorexie en verminderde gewichtsaanzet (4,7). In een studie werd er ook aangetoond dat het toedienen van 50 cysticercoïden per kip al een significante daling van de eiproductie kan veroorzaken (4). De lintworm is dus ook duidelijk een worm die meer pathogeen is dan Heterakis gallinarum of Ascaridia galli. 8

14 Gelukkig komt ze, net als Capillaria obsignata significant minder voor dan de eerste twee wormen (zie ook 2. Prevalentie) (1). 2. Prevalentie 2.1 Prevalentie in België Tabel 1. Teruggevonden wormsoorten in meststalen van 32 Belgische bedrijven (10) Aantal % Grote spoelworm (Ascardia sp. ) ,7 Kleine spoelworm (Heterakis sp. ) 99 32,8 Haarworm (Capillaria sp. ) 52 17,2 Grote lintworm (Raillietina sp. ) 18 6 Gaapworm (Syngamus trachea ) 1 0,3 Trichostrongylus tenuis 2 0,7 Choanotaenia infundibulum 1 0,3 Strongyliden 2 0,7 Trichuris 1 0,3 Tabel 2. Teruggevonden wormsoorten in meststalen van 48 Belgische bedrijven (1) In België wordt er sinds enkele jaren meer aandacht besteed aan worminfecties bij pluimvee (zie inleiding), hierdoor is er relatief recente data beschikbaar. Zo wordt er in een recente studie op 279 meststalen (van 32 bedrijven) een totaal van 154 positieve stalen (=55.2%) gevonden. Van deze stalen waren er 60 positief voor één wormsoort, 51 positief voor 2 wormsoorten en 38 positief voor 3 wormsoorten (met nog een vijftal bedrijven die voor vier of vijf wormsoorten positief waren) (10). Van dit onderzoek kan je op tabel 1 zien welke wormen werden teruggevonden. Het is duidelijk zichtbaar dat ook in België Ascaridia galli het grootste probleem vormt, met Heterakis gallinarum als tweede. Dit resultaat wordt bevestigd door een andere studie (1) waarbij 48 leghennenbedrijven werden opgevolgd. Hier waren 56.0% van de stalen positief voor wormen en werd er in 81.3% van de bedrijven minstens één keer een positief meststaal ontdekt tijdens de opgevolgde ronde. De prevalenties van wormen (zoals te zien in tabel 2. (1) ) komen sterk overeen met diegene uit de vorige studie. Een laatste recente Belgische prevalentiestudie (10) (tabel 3.) geeft opnieuw gelijkaardige resultaten; ruim de helft van de stalen worden positief bevonden en bij de positieve stalen is de worm die het meest aanwezig is typisch de grote spoelworm. 9

15 Er dient bij al deze studies echter rekening mee gehouden worden dat het vaak relatief kleinschalige onderzoeken waren wat betreft het aantal deelnemende bedrijven/onderzochte meststalen. Ook kan er een afwijking ontstaan door de staalname bij deze onderzoeken. Over het algemeen zal dit tot effect hebben dat de meeste van deze resultaten een (vaak lichte) onderschatting van het werkelijk aantal aangetaste dieren naar voor brengen (10) Tabel 3. Resultaten van een Belgisch onderzoek op 38 leghennenbedrijven (10) 2.1. Prevalentie in Europa Aangezien er relatief weinig recente (na 1990) en relevante (ten opzichte van het ras en de huishouding in onze omstreken) studies zijn, moet er op een relatief beperkt aantal studies een beroep worden gedaan in een poging om een representatief beeld te krijgen over de algemene prevalentie van wormen in Europa. Een drietal artikels, uit alle delen van Europa (namelijk Spanje (11), Denemarken (12) en het Verenigd koninkrijk (13) ) kunnen samen echter een relatief goed inzicht verschaffen in het algemeen voorkomen van wormen bij pluimvee. Prevalentie in Spanje (11) Tabel 4. Omstandigheden van de studie (11) uit Spanje 10

16 Dit onderzoek werd uitgevoerd in bedrijven met leghennen, waar de dieren constant in contact met de grond waren. In dit onderzoek werd er echter enkel naar Ascaridia gekeken. Zoals je in tabel 4. kan zien, werden er zowel bloed- als meststalen genomen van dieren uit verschillende leeftijdsgroepen. Bij de meststalen werd op bepaalde bedrijven gepoolde mest onderzocht, op andere bedrijven individuele meststalen. De resultaten van de studie zijn te zien in tabel 5. Het is onmiddellijk duidelijk dat er een enorm verschil is tussen bedrijven, zelfs al hebben de bedrijven een sterk gelijkaardige huisvesting. Het valt echter wel op dat er maar twee van de zeven bedrijven volledig vrij zijn van Ascaridia galli (waarbij het in bedrijf 1 dan nog eens gaat om heel jonge dieren). De totale seroprevalentie van Ascaridia bedraagt 21.8 %. Dit maakt duidelijk dat een infectie met Ascaridia op een leghennenbedrijf met een vorm van contact met de grond zeker geen uitzondering is. Zoals echter blijkt uit de meeste andere studies (zie verder) is dit een relatief laag resultaat: in de meeste landen (inclusief België) wordt er voor Ascaridia galli een veel hogere prevalentie vastgesteld. Tabel 5. Resultaten van de studie, links het mestonderzoek, rechts het bloedonderzoek (11) Prevalentie in Denemarken (12) Tabel 6. Resultaten van de studie uit Denemarken (12) 11

17 Deze grondige studie zocht naar alle wormen aanwezig in het spijsverteringsstelsel van vleeskippen in allerlei huisvestingsomstandigheden (dieren met vrije uitloop, in batterijkooien, dieren in een ingestrooide stal, ). Het verschil tussen de verschillende huisvestingen valt enorm op; er kan duidelijk worden vastgesteld dat kippen gehouden in batterijkooien (er is minder contact met mogelijke infectiebronnen) of op ouderdierbedrijven (waar er een veel striktere hygiëne is) significant minder besmet zijn met wormen dan dieren die in grondstallen gehouden worden. Deze bedrijven zijn vooral meer besmet met Ascaridia en met Heterakis: respectievelijk 63.8 % en 72.5 % van de dieren werden gediagnosticeerd met minstens één worm. Capillaria obsignata vervolledigt de top drie van meest voorkomende wormen (het verschil bij deze worm was echter niet meer significant (P<0.05) wat betreft het verschil in huisvesting: zie ook Huisvesting). Er kan ook worden vastgesteld dat een cestode zoals Raillietina amper werd teruggevonden. Prevalentie in het Verenigd Koninkrijk (13) Fig.4. Eieren per gram faeces voor Ascaridia (a: links) en Heterakis (b: rechts) (13) In deze studie werden er 19 bedrijven onderzocht met leghennen van 65 weken oud. Er werd gezocht naar Ascaridia galli, Heterakis gallinarum, Trichostrongylus en Syngamus. Minstens één van de bovenstaande nematoden was aanwezig op ieder onderzocht bedrijf. Uit de studie bleek ook dat er slechts 2 bedrijven vrij van Heterakis en slechts 3 bedrijven vrij van Ascaridia waren. Dit benadrukt weer dat er een reëel probleem is in de industriële pluimveehouderij. Het is natuurlijk wel zo dat er vaak een heel lage prevalentie van de worm was: voor Ascaridia was een dier gemiddeld besmet met 41 wormen, bij Heterakis waren er gemiddeld 13 wormen aanwezig. Deze studie kwam echter ook tot de conclusie dat de mate van besmetting geen invloed had op de wekelijkse productie van eieren, noch op het sterftecijfer (al kan er hier geargumenteerd worden dat er geen verandering zichtbaar was omdat iedere onderzochte groep wormen had, een vergelijking met een negatieve controlegroep zou mogelijks andere resultaten gegeven hebben). 12

18 Andere studies (14,15,16) bevestigen de resultaten die hierboven vermeld zijn: er is een duidelijke infectiedruk van wormen op pluimvee die niet in batterijkooien wordt gehouden. De belangrijkste wormen zijn Ascaridia en Heterakis, Capillaria en (vooral) Raillietina infecties komen duidelijk minder voor. Bepaalde studies (14) wijzen op een besmettingsgraad van 99.6% van het individuele dier met minstens één worm. Als dit wordt vergeleken met de studie uit Spanje (11) kan er worden verondersteld dat ofwel de studie uit Spanje een ernstige onderschatting maakt, ofwel dat er significante geografische verschillen in de prevalentie van wormen zijn. 3. Diagnose 3.1. Klinisch beeld Een diagnose van een wormbesmetting is niet altijd even eenvoudig om te maken. Vaak gaat het, zeker bij milde infecties, om subtiele veranderingen in gedrag of productiekenmerken (7). Deze veranderingen worden meestal vastgesteld door de eigenaar van de dieren. Dan is het de taak van de dierenarts om, in de eerste plaats door de dieren kritisch te bekijken, een correcte differentiaaldiagnose op te stellen. Op basis van het algemeen klinisch beeld is dit geen sinecure bij pluimvee, aangezien veel (infectie)ziekten een sterk gelijkaardig symptomenbeeld geven (5). Voor de eerste indruk van het aanwezig zijn en de eventuele ernst van ziekte, dienen de dieren op groepsniveau bekeken te worden. Hierbij wordt er best gelet op tekenen van anorexie, depressie of abnormaal gedrag bij de dieren (5). Er is bijvoorbeeld aangetoond dat dieren die een persoon die aanwezig is in de stal minder snel of niet benaderen kampen met angst- of stressproblemen. Deze problemen kunnen gerelateerd zijn aan een vorm van stress gerelateerde immunosuppressie, wat op zijn beurt een grotere besmettingsgraad met bepaalde wormen (onder andere Heterakis gallinarum) bij de dieren veroorzaakt (13). Ook het aantal kippen met pootproblemen is volgens bepaalde studies (13) significant gerelateerd aan de besmetting van het dier met Ascaridia en Heterakis (13). Bepaalde studies stellen vast dat dieren geïnfecteerd met Ascaridia galli significant meer voeder opnemen dan niet-geïnfecteerde controlegroepen (17). Ook bewegen de geïnfecteerde dieren minder, en is er een verlaagde incidentie van scharrelgedrag. Het is echter onduidelijk of dit een effect is van de worminfectie, of het een neveneffect is van de verhoogde voederopname (en dus verhoogde tijd gespendeerd aan het eten) (17). Er werd ook een significante (p < 0.05) stijging van interacties die 13

19 wijzen op dreiging, aanval of verdediging bij de besmette dieren waargenomen. Volgens dezelfde studie was er echter geen correlatie tussen wormbesmetting en de verandering van de sociale rang tussen de dieren (17). Over het algemeen zijn de klinische tekenen van een worminfectie aspecifiek en moeilijk interpreteerbaar, daarom moet men vaak op andere methoden terugvallen om een betrouwbare diagnose te stellen en een gepaste behandeling op te starten (5,7) Mestonderzoek Mestonderzoek is een effectieve, goedkope methode die kan worden gebruikt om wormeieren bij pluimvee te ontdekken (5). Een mestonderzoek kan zowel kwalitatief (bijvoorbeeld met een flotatiemethode), als kwantitatief (zoals met de Mc Master methode) gebeuren (5). Bij het kwantitatief onderzoek wordt er gezocht naar het aantal eieren per gram faeces, op basis van dit getal kan er een goede inschatting worden gemaakt over de graad van besmetting bij het dier. Kwalitatief onderzoek wordt gedaan om de aan- of afwezigheid van een specifieke worm te onderzoeken. Dit is nuttiger voor de meer pathogene wormsoorten zoals Capillaria (1). De stalen worden daarna onder de microscoop onderzocht op eitjes (of, in het geval van lintwormen, proglottiden) die uniek zijn per wormsoort (zie ook fig. 2.b. en fig. 3.). Het is cruciaal om goede stalen te nemen om een representatief mestonderzoek te verkrijgen. Zo dient de (al dan niet gepoolde) mest relatief vers te zijn. Ook moet het staal voldoende mest (en niet teveel strooisel) bevatten en neemt men best stalen over het gehele bedrijf verspreid (1). Als je dit in acht houdt heb je een goede kans om een betrouwbaar resultaat te krijgen. Toch moet het resultaat altijd kritisch bekeken worden, vals negatieve en vals positieve stalen zijn een reëel risico. Daarom wordt het mestonderzoek voor de meest correcte resultaten (zeker bij maar matig overtuigende resultaten) best gekoppeld aan één of meerdere van de andere diagnostische methoden Bloedonderzoek Een betrouwbare onderzoeksmethode, is het testen op de aanwezigheid van IgG antigenen tegen de wormen (11,18). In de praktijk wordt dit typisch toegepast onder de vorm van agglutinatietesten (7) of ELISA testen (18). Deze testen worden het meest toegepast voor Ascaridia galli, slechts amper voor andere nematoden bij de kip. In Fig. 5. (19) is er te zien dat er een duidelijke stijging is van IgG bij geïnfecteerde dieren, ook is het duidelijk dat het gehalte van IgG hoog blijft (18). 14

20 Geïnfecteerde dieren Fig. 5. Duidelijk hogere IgG gehalten bij geïnoculeerde dieren van twee Nietgeïnfecteerde dieren verschillende rassen (18) Fig. 6. IgG respons tegen Ascaridia galli (11) Fig. 6. geeft de immuunrespons van vier dieren weer die geïnoculeerd werden met 150 Ascaridia galli eieren (11). Hierop is duidelijk te zien dat de infectie veel vroeger detecteerbaar is in het bloed dan in de faeces (11). Een nadeel van bloedonderzoeken is echter dat je geen idee krijgt over de graad van besmetting (in tegenstelling tot de (kwantitatieve) mestanalyse). Ook is het mogelijk dat je vroeger geïnfecteerde dieren detecteert, die nu vrij van de worm zijn. Een andere interessante beïnvloeding van het bloedbeeld ten gevolge van parasitaire infectie (in het geval van deze studie Ascaridia galli), is een significante stijging in het testosteronniveau van het aangetaste dier. Hoewel men nog niet weet wat de oorzaak is van deze stijging, kan het testosterongehalte tot 70 % gestegen zijn in een dier met een matige Ascaridia infectie (17). Momenteel is dit echter vooral een theoretische bevinding. 15

21 3.4. Necropsie en histologie Tabel 7. Resultaten van necropsie tegenover mestonderzoek (1) Fig. 7. Lokalisatie van de relevante wormen bij pluimvee (8) Necropsie is waarschijnlijk de meest gebruikte methode in de praktijk. Het geeft de uitvoerder onmiddellijk een inzicht in de algemene gezondheid van het dier en de mogelijks aanwezige pathogenen (5,7). De necropsie dient altijd volledig volgens de correcte protocollen uitgevoerd, als dit niet het geval is, wordt het heel gemakkelijk voor de dierenarts om één of meerdere letsels te missen, als hij zich teveel toespitst op zijn vermoeden van een diagnose (5,7). Zoals te zien op fig. 7. (8) heeft elke worm een specifieke lokalisatie in het lichaam van het dier. Op deze manier wordt de differentiatie tussen wormen eenvoudiger gemaakt, alhoewel de morfologische kenmerken van de meeste relevante wormen meestal al zo verschillen dat een extra differentiatie niet nodig is (zie ook Fig. 2. a.). De differentiatie tussen verschillende vormen van coccidia op basis van lokalisatie is veel belangrijker. Necropsie kan uitgevoerd worden op dode dieren of op levende dieren die worden opgeofferd. Uit deze laatste groep komen vaak de beste resultaten (1) en voor industriële pluimveehouders is de dood van enkele dieren geen probleem indien het helpt om een probleem te diagnosticeren. Zoals hierboven vermeld is het grootste voordeel van een necropsie dat het ter plaatste kan worden uitgevoerd; binnen enkele minuten kan er een duidelijkere diagnose geformuleerd worden. Op andere 16

22 vlakken is necropsie vaak evenwaardig aan mestonderzoek. Zoals je kan zien in tabel 7. (1) wordt er in 40% van de gevallen minder wormen gevonden op necropsie ten opzichte van mestonderzoek, maar wordt er in evenveel gevallen meer of andere (in dit geval kan men ervan uitgaan dat de necropsie in de meeste gevallen het meest correcte beeld geeft) wormsoorten gevonden. Vrijwel iedere infectie met een gastro-intestinale nematode geeft ook een verandering in de darm op immunologisch niveau; zo is er een T-lymphocyten infiltratie maar ook andere zaken zoals veranderingen in de lokale secreties van het darmepitheel (19). De T-lymphocyten die het meest aangetrokken worden tot de infectie in de darm zijn de CD 4+ cellen. Deze zijn al vanaf 2 weken na infectie duidelijk verhoogd in het darmepitheel en kunnen dus een goede differentiatie geven tussen een geïnfecteerd en een niet-geïnfecteerd dier (19). Het dier dient hiervoor natuurlijk wel dood te zijn, wat de relevantie van deze methode in de praktijk laat zakken. Ook moet er opgemerkt worden (zie ook Fig. 8.) dat het gehalte T-lymphocyten normaliseert na enkele weken, een dier heeft 6 weken na infectie al veel minder CD 4+ T-lymphocyten ter hoogte van het epitheel van de darmmucosa (19). Fig. 8. Een duidelijke stijging in CD4+ lymphocyten in de eerste 2 weken na infectie (18) 17

23 4. Behandeling 4.1. Predisposities en preventie Huisvesting a 1200 Eitjes Per Gram mest (EPG) Volière zonder uitloop Grondstal zonder uitloop Staalname b 1200 Eitjes Per Gram mest (EPG) Staalname Grondstal bio Volière met uitloop Fig. 9.a. EPG in mest van een bedrijf zonder uitloop Fig. 9.b. EPG in mest van een bedrijf met uitloop (10) De huisvesting is duidelijk de factor die het aantal wormen het meest beïnvloedt. Zoals te zien was in tabel 3. (12) hebben dieren die in batterijkooien gehouden worden amper een kans op wormbesmetting, ook de ouderdieren, die onder strikte hygiënische maatregelen worden gehouden, zullen amper besmet zijn met wormen. De stijgende incidentie van wormen in de industriële pluimveehouderij kan men bijna volledig terugbrengen tot het invoeren van de nieuwe Europese wet (2) die huisvesting in batterijen verbiedt (1,12,13). In fig. 9. (10) zie je een duidelijk verschil tussen bedrijven zonder uitloop (boven) en bedrijven met uitloop (onder) in de teruggevonden EPG (eieren per gram faeces) waarden. Hoewel deze gegevens maar een beeld geven van een heel klein aantal bedrijven, kunnen ze wel helpen een inschatting te maken van de toename in wormbesmetting bij bedrijven met en zonder uitloop. Logischerwijze is de efficiëntste vorm van preventie tegen worminfecties bijgevolg het opnieuw invoeren van de traditionele huisvesting, al is dit een onwaarschijnlijke uitkomst onder andere ten gevolge van bezwaren tegen het dierenwelzijn van dergelijk gehouden dieren (1). Er zijn echter ook 18

24 andere elementen van de huisvesting die kunnen worden aangepast om een lagere prevalentie van worminfecties te bekomen. Veel van deze elementen hebben een invloed op de prevalentie van meerdere of alle wormsoorten, al kunnen er ook doelgericht maatregelen genomen worden die meer effect hebben op één specifieke wormsoort (13). Een eerste factor die van belang kan zijn is de bezettingsgraad in de groepen dieren. Zo is de bezettingsgraad buiten vooral van belang voor het voorkomen van Ascaridia galli, de bevolking van het hok binnen is dan weer relevanter voor het voorkomen van Heterakis gallinarum (13). Er is één recente studie (20) die dit betwist, maar deze studie werd op tamelijk kleine schaal uitgevoerd en is hierom mogelijks niet zo representatief. Heterakis gallinarum aantallen waren duidelijk lager bij dieren die een groter gedeelte van hun buitenbeloop gebruikten (13). Het buitenbeloop van de dieren aantrekkelijker maken (door bijvoorbeeld meer beplanting) kan dus efficiënt als preventiemaatregel tegen deze worm gebruikt worden (1,13). Uitloopbeheer is in het algemeen een goede vorm van preventie: Omweiden, verharden of kalken van de weide zijn maar enkele van de maatregelen die kunnen worden toegepast om de wormbesmetting te verlagen (1). Volgens dezelfde studie is er voor Heterakis gallinarum een duidelijke correlatie met het gehalte ammoniak boven de rustplaats van de dieren en het gehalte van licht boven de voederbron. Als er minder licht is, of meer ammoniak, zal er relatief gezien een hogere wormbesmetting zijn (13). In de stal is er best maar één nestniveau en wordt er liever geen hout gebruikt in de constructie om de wormbesmetting laag te houden (13). Voor Ascaridia galli is de diepte van het strooisel ook een predispositiefactor: indien er meer dan 12 centimeter strooisel aanwezig is, zal de wormbelasting bij de dieren significant ( P=0.01) hoger zijn (13) Management Seizoen Een eerste mogelijke vorm van preventie is het zorgvuldig kiezen van de periode waarin de dieren in het hok worden gestoken (bij leghennen). Dieren die in de zomer worden aangeschaft zullen duidelijk hogere wormbesmetting vertonen (in ieder geval voor Heterakis gallinarum) dan dieren die in andere seizoenen voor het eerst in de stal terechtkomen (13). 19

25 Genetische resistentie Selectie op resistentie is een veelbelovende preventiemaatregel inzake worminfecties. Zo blijkt dat er bij een worm als Ascaridia galli heel weinig genetische diversiteit is tussen de verschillende wormen binnen een bedrijf, maar ook tussen bedrijven. Daarnaast wordt er een relatief lage mutatiegraad en genetische evolutie bij de worm waargenomen (21). Dit maakt selecteren op resistentie realistischer. Genetische resistentie is bij alle diersoorten en ziekten een fenomeen. Het feit dat er een verschil kan worden waargenomen in gevoeligheid tegenover bepaalde aandoeningen is, zeker bij kippen, geen uitzondering (22). Een studie uit Denemarken (22) illustreert dit heel goed. In deze studie werden groepen kippen van het Danish Landrace (een ras dat sterk lijkt op de gouden leghorns) vergeleken met Lohman Brown dieren (de standaard bruine legkip) tijdens experimentele infecties met Ascaridia galli. Hieruit bleek dat het Deens Landras een veel slechtere immuniteit heeft bij initiële infecties (de wormbelasting was dubbel zo groot) en duidelijk meer eieren uitscheiden (er werden tot vier keer hogere EPG waarden vastgesteld). Bij herinfectie kwam een ander beeld tevoorschijn: het Lohman Brown ras had een ruim drie keer hoger aantal larven die het dier konden infecteren, maar door een efficiënt self-cure mechanisme bereikte geen enkele larve het volwassen stadium. Bij het Deens Landras waren er weliswaar minder larven die in het dier konden blijven, maar een klein aantal van die larven kon wel het volwassen stadium bereiken. Er kan worden geconcludeerd dat selectie op genetisch niveau tegen Ascarida galli op verschillende niveaus mogelijk is, al kan ook worden vastgesteld dat het historisch gezien jongere ras (Lohman Brown) beter is aangepast in vergelijking met het oudere Deense Landras (22). Selectie naar zelfgenezingsmechanismen en inperken van de initiële besmetting kan een goed alternatief bieden voor curatieve behandeling. Verder onderzoek naar fysiologische mechanismen, zoals dat van de zelfgenezing, is hiervoor nodig (22). Dergelijke studies werden ook uitgevoerd om resistentie ten opzichte van Heterakis gallinarum te bepalen (23). Hier werd een wit en een bruin legkippenras onderzocht (respectievelijk Witte Leghorn en New Hampshire kippen). Er werd een significant lagere besmettingsgraad na experimentele infectie vastgesteld bij de New Hampshire dieren, wat wijst op een hogere resistentie tegen Heterakis gallinarum. De erfelijkheidsgraad van deze resistentie werd door de onderzoeker geschat op 0.41 voor de Witte Leghorn en 0.31 voor de New Hampshire. Dit maakt het in theorie mogelijk om te selecteren op resistentie tegen de nematode. Het al dan niet negatieve effect van deze selectie op andere 20

26 productiekenmerken werd echter nog niet voldoende onderzocht (23). Een andere interessante bevinding van deze studie was dat bij mannelijke dieren een significant hogere besmettingsgraad werd vastgesteld in beide rassen. Er wordt vermoed dat dit laatste het gevolg is van een immunosuppressief effect van de mannelijke hormonen (23). Leeftijd Tabel 8. EPG waarden na één (inf) of twee (inf/inf)inoculaties met 500 Ascaridia galli eieren. Groep A werd geïnfecteerd op een leeftijd van één dag, groep B op één maand en groep C op vier maanden. (25) Het lijkt vaak dat er een vorm van leeftijdsresistentie is bij dieren ten opzichte van Ascaridia galli. Dit beeld is echter niet echt gerelateerd aan de leeftijd van het dier, maar wel aan de hormonale- en immuniteit status van de dieren (24). Tabel 8. geeft de resultaten weer van een studie (25) waar de dieren voor het eerst in contact kwamen met Ascaridia galli op de leeftijd van één dag, één maand of vier maanden. De EPG-waarden zijn beduidend hoger bij dieren die op vier maanden werden geïnfecteerd, terwijl de dieren die geïnfecteerd werden op de leeftijd van één maand, de laagste EPG-waarden vertonen. Er dient opgemerkt te worden dat in de studie enkel de EPG significant verschillend was. Bij necropsie werden er geen significante verschillen tussen het totale aantal wormen in de dieren aangetoond. Wel blijkt dat de wormen bij jonger geïnfecteerde dieren gemiddeld gezien kleiner waren en trager ontwikkelden. Een duidelijk verschil is echter de resistentieontwikkeling ten opzichte van meerdere infecties. Dieren die jonger waren bij het initiële contact met de parasiet, zullen resistenter zijn ten opzichte van infecties in de toekomst. Er bestaat nog onduidelijkheid over het feit of dit beeld veroorzaakt wordt door een vorm van cellulaire immuniteit ter hoogte van de darm, of dat het eerder een gevolg is van een soort verworven immuniteit die actiever is op jonge leeftijd (25). Op basis van deze studie zou er kunnen worden geconcludeerd dat het beter is om dieren op een relatief jonge 21

27 leeftijd bloot te stellen aan Ascaridia galli in plaats van het risico te lopen dat de dieren pas op latere leeftijd voor de eerste keer geïnfecteerd worden. Er is echter nog meer onderzoek nodig om hierover duidelijkheid te scheppen (25). Gelijkaardige resultaten kunnen worden gevonden in andere studies. Een studie (24) die legkippen infecteerde op zes, twaalf, achttien en vierentwintig weken vond ook duidelijk hogere EPG- waarden bij de groepen die later werden geïnfecteerd (zie ook fig.10. (24) ). Er werd ook een verband ontdekt tussen de hoeveelheid T4 (thyroxine, een negatieve correlatie) en T3 (trijodothyronine, een positieve correlatie). Dit hormonaal verschil draagt waarschijnlijk bij tot het verschil in gevoeligheid tussen verschillende leeftijdsgroepen (24). In dezelfde studie zag men dat de dieren die geïnfecteerd werden op vierentwintig weken naast een verlaagde EPG, ook een lagere totale wormbesmetting hadden. Verhoogde oestradiol en progesterongehalten voor de start van de leg zouden mee aan de basis van dit verschijnsel liggen (26). Een gevolg hiervan is dat er kan gesteld worden dat een kip onderhevig is aan een gevoelige periode (tussen de leeftijd van 6-8 weken en 5-6 maand, afhankelijk van het begin van de legperiode van het ras) in plaats van aan een resistente periode (24). Dit kan worden in acht genomen bij het bepalen van preventiemaatregelen op een bedrijf. Zo kan er extra aandacht qua hygiënevoorschriften worden besteed aan de dieren die zich op basis van leeftijd in een risicoperiode bevinden. Een studie uit België (1) (weliswaar met slechts vier onderzochte bedrijven) stelde ook vast dat in de legperiode van een kip, de legpiek het moment is waarop het dier het gevoeligst is. Dit kon worden gezien door het feit dat de EPG het hoogst waren één maand na de legpiek (deze maand komt overeen met de prepatentperiode van een worminfectie zoals Ascaridia galli). Fig. 10. EPG waarden na inoculatie op zes, twaalf, achttien en vierentwintig weken (24) 22

28 Voeder Andere studies (27) toonden aan dat ook het voeder een invloed kan uitoefenen op het al dan niet besmet raken van kippen met maagdarmnematoden. Een eerste boosdoener is het gehalte aan polysachariden (zonder zetmeel) in het voeder. Deze kunnen in verschillende vormen worden toegediend in het voeder (al dan niet oplosbaar). Alle vormen van toediening van deze polysachariden zullen echter de prevalentie, graad en excretie van besmetting verhogen. De dieren die meer gevoederd werden met polysachariden vertoonden ook minder efficiënte voederconversie en gewichtsaanzet (27). Het toevoegen van polysachariden is dus geen goede preventiemaatregel, aangezien het de wormbesmetting enkel verergert (27). Een precieze oorzaak hiervan is echter nog niet ontdekt. Er is ook een duidelijke wisselwerking tussen de nematoden in het dier en de mycotoxines in het voeder. In een studie (28) werd het verband tussen Ascaridia galli en het mycotoxine DON (deoxynivalenol) onderzocht. Hoewel de precieze oorzaak nog niet bekend is, zijn de bevindingen wel duidelijk. Uit de resultaten blijkt dat dieren die een voeder krijgen gecontamineerd met DON duidelijk zwaardere worminfecties te verduren krijgen (meer wormen, grotere wormen en een hogere EPG) dan diegene die een voeder krijgen zonder extra toegevoegde mycotoxines. Omgekeerd is er echter ook een duidelijk effect waarneembaar; dieren die geïnfecteerd zijn met Ascaridia galli zullen sneller negatieve effecten ondervinden van contaminaties van hun voeder met mycotoxines als DON. Algemene kritische grenzen voor het gehalte DON in het voeder bedragen 5 mg DON/ kg voer (28), maar dit moet voorzichtig geïnterpreteerd worden aangezien deze waarde geen rekening houdt met stressfactoren of onderliggende aandoeningen (zoals een worminfectie). Contaminatie door mycotoxines moet dus ten allen tijde vermeden worden, of tenminste zo laag mogelijk gehouden worden (28). a. Andere infecties In de eerste plaats zijn worminfecties zelf vaak een predisponerende factor voor de prevalentie van verscheidene andere ziektes. Dit wordt zowel veroorzaakt door de lokale schade van de worm (bijvoorbeeld ter hoogte van de darmwand) als door de algemeen verminderde immuniteit van het dier (5). Specifiek naar de link tussen Pasteurella multocida en Ascaridia galli werd er al intensief onderzoek gedaan (29). Men kon vaststellen dat een infectie met beide pathogenen een relatief gezien 23

29 ernstiger ziektebeeld teweeg bracht dan men zou verwachten op basis van de resultaten van infectie met één van beide pathogenen. Opvallend was ook dat, zeker op lange termijn, de symptomen (in het geval van deze studie vooral een gedaalde gewichtstoename) ernstiger waren indien het dier eerst met Ascaridia galli werd besmet en pas nadien met Pasteurella multocida (dan omgekeerd). De onderzoekers van de studie vermoeden dat er een vorm van immunosuppressie is ten gevolge van een infectie met Ascaridia galli (29). Ook op andere vlakken kon er een nefaste invloed van de besmetting worden vastgesteld. Bij de groep dieren die eerst of enkel met Pasteurella multocida werden besmet was er een uitval van 15%, terwijl er bij dieren die eerst met Ascaridia galli besmet werden en nadien met Pasteurella multocida er een uitval van 30% was. Ook werd de gemiddelde leeftijd waarop het eerste ei werd gelegd bij deze laatste groep naar achteren verschoven (29). Deze parasiet mag ook niet worden onderschat als drager van secundaire pathogenen. Zo is er Heterakis gallinarum die dienst doet als vector van Histomonas (5) (zie 1.2. Heterakis gallinarum: pathogeniciteit), maar ook Ascaridia galli die bepaalde species van Salmonella kan overdragen (1). b. Bedrijfshygiëne Bedrijfshygiëne is een cruciale vorm van preventie. Er zijn echter zoveel verschillende aspecten van bedrijfshygiëne dat het in de praktijk vrijwel onmogelijk is om alles toe te passen. Toch dienen zoveel mogelijk van deze principes toegepast te worden om de wormbesmetting zo laag mogelijk te krijgen. Ten eerste heeft een all-in all-out systeem een absolute voorkeur (5,7) ; deze vorm van bedrijfsvoering biedt de eigenaar van de stallen een periode waarin er efficiënt kan worden gedesinfecteerd (zie ook Desinfectie). De bedding van de dieren dient regelmatig ververst te worden (bepaalde richtlijnen (5) vermelden wekelijkse reiniging ) om een droog milieu te creëren, dit verlaagt de overlevingscapaciteit van de meeste nematoden (eitjes) (5). Verder zijn er vele voorschriften omtrent het gedrag van de boer en eventuele bezoekers op het bedrijf. Zo dient er best een specifieke volgorde gevolgd te worden bij het bezoeken van stallen (van gezond naar ziek en van jong naar oud (7) ). Indien er zieke dieren aanwezig zijn op het bedrijf, wordt er best een quarantaineprotocol in gang gezet, waarbij aparte kleding en schoeisel voor de stal met de zieke dieren wordt voorzien (7). De bezoekers (die best zo laag mogelijk in aantal zijn) en 24

Impact van worminfecties op de algemene gezondheidsstatus van leghennen in niet-kooisystemen.

Impact van worminfecties op de algemene gezondheidsstatus van leghennen in niet-kooisystemen. Departement Welzijn, Economie en Plattelandsbeleid Impact van worminfecties op de algemene gezondheidsstatus van leghennen in niet-kooisystemen. Eva Pierré () Hilde Van Meirhaeghe Mieke Geerinckx (DGZ

Nadere informatie

Wormbesmettingen bij leghennen in niet-kooihuisvesting. Resultaten van een demonstratieproject in de leghennenhouderij

Wormbesmettingen bij leghennen in niet-kooihuisvesting. Resultaten van een demonstratieproject in de leghennenhouderij Wormbesmettingen bij leghennen in niet-kooihuisvesting Resultaten van een demonstratieproject in de leghennenhouderij Resultaten van een demonstratieproject in de leghennenhouderij Wormbesmettingen bij

Nadere informatie

BIJLAGE III ETIKETTERING EN BIJSLUITER

BIJLAGE III ETIKETTERING EN BIJSLUITER BIJLAGE III ETIKETTERING EN BIJSLUITER 1 GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD Pot of plastic zak van 600 g of 2 kg Flubenol 5% poeder 1. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING

Nadere informatie

Wormbestrijding stal het Vossenbroek

Wormbestrijding stal het Vossenbroek Wormbestrijding stal het Vossenbroek 1 Inhoud Wormen bij paarden. Resistentie van wormen. Wormmanagement Stal het Vossenbroek. 2 Waarom ontwormen? 3 Symptomen ernstige wormbesmetting Koliek (verstopping,

Nadere informatie

BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1 1. NAAM VAN HET DIERGENEESMIDDEL Flubenol 5% gemedicineerd voormengsel 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Werkzaam bestanddeel: 50 mg flubendazole

Nadere informatie

Paarden - Ontworming. Tel.: 033-2863276 info@devallei.com www.devallei.com

Paarden - Ontworming. Tel.: 033-2863276 info@devallei.com www.devallei.com Paarden - Ontworming Vrijwel alle paarden in Nederland hebben wormen en wormlarven in hun lichaam. Wanneer er een beperkt aantal wormen in het lichaam verblijven, levert dit geen gezondheidsproblemen op.

Nadere informatie

Appendix. Nederlandse Samenvatting

Appendix. Nederlandse Samenvatting Appendix Nederlandse Samenvatting Nederlandse samenvatting INLEIDING Cooperia oncophora is de voornaamste dunne darm nematode bij runderen in streken met een gematigd klimaat, zoals West Europa. Dieren

Nadere informatie

BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1 1. NAAM VAN HET DIERGENEESMIDDEL Flubenol 5% poeder 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Werkzaam bestanddeel: 50 mg flubendazole per gram poeder.

Nadere informatie

Sommige infecties bij runderen blijven gedurende lange tijd aanwezig op een rundveebedrijf

Sommige infecties bij runderen blijven gedurende lange tijd aanwezig op een rundveebedrijf Moeilijk te ontdekken infectieuze ziekten bij runderen Sommige infecties bij runderen blijven gedurende lange tijd aanwezig op een rundveebedrijf vooraleer ze ontdekt en aangepakt worden. Het gaat om besmettelijke

Nadere informatie

(Ont)wormen? Schapenavond 2017

(Ont)wormen? Schapenavond 2017 (Ont)wormen? Schapenavond 2017 Introductie Ellen Hartemink In juni 2015 afgestudeerd Sinds juni 2016 werkzaam bij A7noord dierenartsen Afkomstig van een melkveebedrijf in de Achterhoek Inhoud Deel 1: Wormen

Nadere informatie

Bescherm uw huisdier en uw gezin

Bescherm uw huisdier en uw gezin Ontwormen van honden en katten Bescherm uw huisdier en uw gezin Waarom ontwormen? Honden en katten maken deel uit van ons gezin. We aaien ze, knuffelen en spelen met ze. Maar dit is niet altijd zonder

Nadere informatie

Regelmatig ontwormen is belangrijk om uw gezin en uw hond te beschermen tegen wormen.

Regelmatig ontwormen is belangrijk om uw gezin en uw hond te beschermen tegen wormen. Regelmatig ontwormen is belangrijk om uw gezin en uw hond te beschermen tegen wormen. Waarom ontwormen? Honden maken deel uit van ons gezin. We aaien, knuffelen en spelen met ze. Maar dit is niet altijd

Nadere informatie

SAMENVATTING Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3.1 Hoofdstuk 3.2 Hoofdstuk 3.2 Hoofdstuk 3.3

SAMENVATTING Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3.1 Hoofdstuk 3.2 Hoofdstuk 3.2 Hoofdstuk 3.3 SAMENVATTING Gesproeidroogd bloedplasma, spray-dried animal plasma (SDAP), is een bijproduct van slachterijen. Het plasma dat verkregen is van geslachte varkens of runderen wordt gesproeidroogd en kan

Nadere informatie

Voor een goed. Voor een goed ontwormadvies. ontwormadvies. Wormen: niet te zien, wel te bestrijden!

Voor een goed. Voor een goed ontwormadvies. ontwormadvies. Wormen: niet te zien, wel te bestrijden! Voor een goed ontwormadvies. Voor een goed ontwormadvies Wormen: niet te zien, wel te bestrijden! w w w. s t e r k l i n i e k. n l 05/2012 Deze brochure wordt u aangeboden door uw Sterkliniek in samenwerking

Nadere informatie

PLUIMVEE HARTSLAG #26

PLUIMVEE HARTSLAG #26 Een publicatie van MSD Animal Health Juli 2018 - Jaargang 7 PLUIMVEE HARTSLAG #26 door Peter gemeten Bloedluizen bestrijden rendeert! DYNAMIC IMMUNITY Doeltreffende bestrijding van rode vogelmijt loont!

Nadere informatie

DierenArtsenCentrum Noordwolde Voorjaar 2012

DierenArtsenCentrum Noordwolde Voorjaar 2012 DierenArtsenCentrum Noordwolde Voorjaar 2012 Beste paardeneigenaar, Op het moment is het rhinopneumonievirus volop in het nieuws. Het virus is vastgesteld op verschillende plaatsen in Nederland. Aangezien

Nadere informatie

PLUIMVEE HARTSLAG #23

PLUIMVEE HARTSLAG #23 Een publicatie van MSD Animal Health September 2017 - Jaargang 6 PLUIMVEE HARTSLAG #23 door Peter gemeten Rode vogelmijt, grote verliespost bij leghennen DYNAMIC IMMUNITY EFFICIËNTE BESTRIJDING VAN RODE

Nadere informatie

Eieren & Pluimvee. afrekenen met bacteriën, virussen + schimmels

Eieren & Pluimvee. afrekenen met bacteriën, virussen + schimmels Eieren & Pluimvee Eieren en Pluimvee Vires5 Animalia laat steeds weer enorme resultaten zien. Dieren die dagelijks 3% Vires5 Animalia in hun drinkwater drinken, zien er gezonder uit, zijn fitter en minder

Nadere informatie

Opleiding mestonderzoek voor schapenhouders: deel 1

Opleiding mestonderzoek voor schapenhouders: deel 1 Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw Opleiding mestonderzoek voor schapenhouders: deel 1 Dierenartsen Guido Bertels en Eva Van Mael Doel van de opleiding Gebruik van ontwormingsproducten verminderen omdat

Nadere informatie

Niet-technische samenvatting

Niet-technische samenvatting Niet-technische samenvatting 2016403 1 Algemene gegevens 1.1 Titel van het project Geneesmiddelenontwikkeling voor malaria 1.2 Looptijd van het project 1-4-2016-1-4-2021 1.3 Trefwoorden (maximaal 5) malaria,

Nadere informatie

Verkoudheid; virale infectie; respiratoir syncytieel virus; vaccins; antivirale middelen

Verkoudheid; virale infectie; respiratoir syncytieel virus; vaccins; antivirale middelen Niet-technische samenvatting 2015107 1 Algemene gegevens 1.1 Titel van het project Dierstudies in het kader van ontwikkeling van medicijnen voor het behandelen en voorkomen van virale infecties aan de

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Het mucosale immuunsysteem Het afweersysteem beschermt het lichaam tegen infecties met bacteriën, virussen, schimmels en parasieten. De huid en de mucosale weefsels zoals bijvoorbeeld

Nadere informatie

Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw. Autopsie pluimvee 2017 bijzonderste bevindingen

Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw. Autopsie pluimvee 2017 bijzonderste bevindingen Autopsie pluimvee 2017 bijzonderste bevindingen Versie 1.0 Oktober 2018 Auteur: Afdeling autopsie In 2017 werden een 410-tal inzendingen (Figuur 1) voor autopsie pluimvee verwerkt. Dit aantal is met 20,3%

Nadere informatie

Het literatuuroverzicht in dit proefschrift beschrijft dat coccidiose, zoals veroorzaakt door de parasiet van de soort Eimeria, een ernstige, alomtege

Het literatuuroverzicht in dit proefschrift beschrijft dat coccidiose, zoals veroorzaakt door de parasiet van de soort Eimeria, een ernstige, alomtege Het extensieve gebruik van chemisch gesynthetiseerde coccidiostatica ter preventie en controle van coccidiose bij pluimvee is een belangrijke factor voor het succes van de pluimveehouderij. Deze middelen,

Nadere informatie

GD Tankmelk Worminfecties

GD Tankmelk Worminfecties De Gezondheidsdienst voor Dieren GD Tankmelk Worminfecties Toelichting op de uitslag van Maagdarmworm-, Leverbot- en Longworm onderzoek 1 De Gezondheidsdienst voor Dieren Inhoudsopgave Tankmelkuitslag

Nadere informatie

Panbonis in Pluimvee

Panbonis in Pluimvee Panbonis in Pluimvee Panbonis Panbonis bestaat uit een mengsel van tarwemeel en bladeren van Solanum glaucophylum, deze laatste bevatten 1,25- dihydroxyvitamine D3 glycoside, dit kan beschouwd worden als

Nadere informatie

Dierenkliniek Goeree Overflakkee

Dierenkliniek Goeree Overflakkee Dierenkliniek Goeree Overflakkee De teksten van onze artikelen worden geschreven aan de hand van wetenschappelijke literatuur, maar ook op basis van onze eigen inzichten en ervaringen. Daarom kan de informatie

Nadere informatie

Giardia Een echte bedreiging

Giardia Een echte bedreiging Giardia Giardia Een echte bedreiging Inleiding Giardia uit de groep Giardia duodenalis (syn. G. lamblia) komen wereldwijd bij vele diersoorten voor, met inbegrip van hond, kat en mens. Giardia is, na Toxocara,

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting Samenvatting 119 120 Samenvatting Dit proefschrift beschrijft onderzoek naar de voorziening met essentiële vetzuren van gespeende biggen. Gewervelde dieren hebben in de voeding de essentiële vetzuren linolzuur

Nadere informatie

Redenen genoeg om de BVDV-situatie op uw bedrijf na te gaan

Redenen genoeg om de BVDV-situatie op uw bedrijf na te gaan Auteur: Steven Sarrazin Redenen genoeg om de BVDV-situatie op uw bedrijf na te gaan Boviene Virale Diarree (BVD) is een aandoening met een veel ruimer ziektebeeld dan de naam laat vermoeden. Daarom is

Nadere informatie

PLUIMVEE HARTSLAG #28

PLUIMVEE HARTSLAG #28 Een publicatie van MSD Animal Health December 2018 - Jaargang 7 PLUIMVEE HARTSLAG #28 door Peter gemeten Steeds alert blijven voor NCD RESPIRATORY PROTECTION Traditionele en moderne oplossingen combineren,

Nadere informatie

Brachyspira hyodysenteriae:

Brachyspira hyodysenteriae: Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw Brachyspira hyodysenteriae: prevalentie op een besmet bedrijf met klinische symptomen 1 Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw Inhoud 1 Inhoud 1. Achtergrond 2. Doelstellingen

Nadere informatie

Afweer systeem tegen ziektes, moederlijk hormoon,ontwikkeling, vogels, testosteron

Afweer systeem tegen ziektes, moederlijk hormoon,ontwikkeling, vogels, testosteron Niet-technische samenvatting 2015311 1 Algemene gegevens 1.1 Titel van het project Heeft de kwaliteit van het afweer systeem bij de vader een invloed on de kwetsbaarheid van de kinderen voor moederlijk

Nadere informatie

HippoSupport over Mestonderzoek 9 juni 2015 20.30 - Eper Paardenvierdaagse

HippoSupport over Mestonderzoek 9 juni 2015 20.30 - Eper Paardenvierdaagse HippoSupport over Mestonderzoek 9 juni 2015 20.30 - Eper Paardenvierdaagse Voordelen en Vooroordelen Suzanne Bijl en Richard Verbree 10-6-2015 HippoSupport Mestonderzoek 1 Agenda Over HippoSupport Mestonderzoek

Nadere informatie

Niet technische samenvatting. 1 Algemene gegevens. 2 Categorie van het project

Niet technische samenvatting. 1 Algemene gegevens. 2 Categorie van het project Niettechnische samenvatting 1 Algemene gegevens 1.1 Titel van het project Respiratoir Syncytieel Virus (RSV) in kalveren 1.2 Looptijd van het project 1.3 Trefwoorden (maximaal 5) Oktober 2015 oktober 2020

Nadere informatie

BESCHERM UW HUISDIER TEGEN. Lees hoe u kunt voorkomen. dat uw huisdier wordt besmet met deze vaak onzichtbare parasieten. Ontworm met MILPRO

BESCHERM UW HUISDIER TEGEN. Lees hoe u kunt voorkomen. dat uw huisdier wordt besmet met deze vaak onzichtbare parasieten. Ontworm met MILPRO BESCHERM UW HUISDIER TEGEN wormen Lees hoe u kunt voorkomen dat uw huisdier wordt besmet met deze vaak onzichtbare parasieten Ontworm met MILPRO Inzicht in de inwendige parasieten Wormen zijn er in alle

Nadere informatie

Vlooien zijn parasieten die leven van het bloed van een groot aantal warmbloedige dieren.

Vlooien zijn parasieten die leven van het bloed van een groot aantal warmbloedige dieren. Omschrijving Oorzaken Verschijnselen Diagnose Therapie Prognose Omschrijving Vlooien zijn insecten die zich voeden door bloed op te zuigen van een gastdier. Vlooien hebben geen vleugels, maar hebben sterke

Nadere informatie

De rol van virussen bij verteringsstoornissen bij varkens en pluimvee. Naomi de Bruijn

De rol van virussen bij verteringsstoornissen bij varkens en pluimvee. Naomi de Bruijn De rol van virussen bij verteringsstoornissen bij varkens en pluimvee Naomi de Bruijn Virale darminfecties: Algemeen Betreft vooral jonge dieren Meer ziekte verschijnselen Veelal relatief milde darmschade

Nadere informatie

Kalverdiarree voorkomen en aanpakken

Kalverdiarree voorkomen en aanpakken Kalverdiarree voorkomen en aanpakken Uit onderzoek onder ruim 400 kalveren blijkt dat meer dan 40% in de eerste drie levensweken een afwijkende mestscore laat zien. Diarree bij kalveren is een veelvoorkomend

Nadere informatie

Serologische testen en interpretatie van testresultaten

Serologische testen en interpretatie van testresultaten Serologische testen en interpretatie van testresultaten Serologische testen Serologie is de leer van de stoffen die zich bevinden in het bloedserum. Bloedserum is het vocht dat verkregen is nadat bloed

Nadere informatie

Kalverdiarree. Hoe los ik het op? Author/location

Kalverdiarree. Hoe los ik het op? Author/location Kalverdiarree Hoe los ik het op? Author/location Situatie Nederland Het voorkomen van afwijkende mest op 108 bedrijven verspreid over heel Nederland Onderzocht door de GD Onderscheid mest: waterig vla

Nadere informatie

WAT ZIJN WORMEN WAT KUNT U ZELF DOEN WAT KAN UW APOTHEKER VOOR U DOEN WANNEER KUNT U BETER NAAR UW HUISARTS GAAN APOTHEEK.NL

WAT ZIJN WORMEN WAT KUNT U ZELF DOEN WAT KAN UW APOTHEKER VOOR U DOEN WANNEER KUNT U BETER NAAR UW HUISARTS GAAN APOTHEEK.NL WORMEN WAT ZIJN WORMEN WAT KUNT U ZELF DOEN WAT KAN UW APOTHEKER VOOR U DOEN WANNEER KUNT U BETER NAAR UW HUISARTS GAAN APOTHEEK.NL WORMEN Bah, wat vies! Dit is vaak de eerste reactie als er in ontlasting

Nadere informatie

Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw. Autopsie pluimvee 2014 - voornaamste bevindingen

Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw. Autopsie pluimvee 2014 - voornaamste bevindingen Autopsie pluimvee 2014 - voornaamste bevindingen Versie 1.0 28042015 Auteur: Annick Gryspeerdt In 2014 zijn meer dan 330 inzendingen voor autopsie pluimvee verwerkt. Dit vertegenwoordigt meer dan 850 individuele

Nadere informatie

AFRIKAANSE VARKENSPEST

AFRIKAANSE VARKENSPEST Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen AFRIKAANSE VARKENSPEST Directie Dierengezondheid DG Controlebeleid 1. Etiologie Afrikaanse varkenspestvirus = DNA-virus, Familie Asfarviridae

Nadere informatie

chemotherapie, en ook bij eventuele chirurgische behandeling, is een pre-operatieve diagnose van groot belang.

chemotherapie, en ook bij eventuele chirurgische behandeling, is een pre-operatieve diagnose van groot belang. SAMENVATTING In 1986 stellen Polderman en Gigase na een bezoek aan noordelijk Togo en Ghana vast dat Oesophagostomum wormen zich bij geïnfecteerde mensen volledig ontwikkelen kunnen en dat infectieuze

Nadere informatie

Animal Sciences Group

Animal Sciences Group Animal Sciences Group Kennispartner voor de toekomst process for progress Rapport 96 Literatuurstudie naar wormen bij legpluimvee Februari 2008 Colofon Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de productschappen

Nadere informatie

Wormen VRAAG OVER UW MEDICIJNEN?

Wormen VRAAG OVER UW MEDICIJNEN? 400043 Wormen_400043 Wormen 02-07-15 15:40 Pagina 6 Wormen WAT ZIJN WORMEN WAT KUNT U ZELF DOEN WAT KAN UW APOTHEKER VOOR U DOEN WANNEER KUNT U BETER NAAR UW HUISARTS GAAN VRIJ VERKRIJGBARE MEDICIJNEN

Nadere informatie

Ontwormen en mestonderzoek bij paarden

Ontwormen en mestonderzoek bij paarden Nieuwsbrief Paard Maart Een aantal keer per jaar stellen we voor paardeneigenaren een korte nieuwsbrief samen. In deze eerste nieuwsbrief willen we een aantal vragen beantwoorden die er nog zijn omtrent

Nadere informatie

Feline infectieuze peritonitis (FIP), Besmettelijke buikvliesontsteking bij katten

Feline infectieuze peritonitis (FIP), Besmettelijke buikvliesontsteking bij katten Omschrijving Oorzaken Verschijnselen Diagnose Therapie Prognose Omschrijving Feline infectieuze peritonitis (FIP) is een virale ziekte die schade toebrengt aan verschillende lichaamsweefsels. Twee vormen

Nadere informatie

Dierenkliniek De Morette

Dierenkliniek De Morette VIJAND NUMMER 1, WORMEN WAT DOEN WE VERKEERD? DE RESISTENTIE-PROBLEMATIEK: Jarenlang probeerden we door elke 2, 3 of 4 maanden te ontwormen om de maagdarmparasieten permanent van de aardbol te laten verdwijnen.

Nadere informatie

Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw. Autopsie pluimvee bijzonderste bevindingen

Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw. Autopsie pluimvee bijzonderste bevindingen Autopsie pluimvee 2015 - bijzonderste bevindingen Versie 1.0 19042016 Auteur: Annick Gryspeerdt In 2015 zijn meer dan 300 inzendingen voor autopsie pluimvee verwerkt. Dit aantal is ongeveer hetzelfde gebleven

Nadere informatie

Vogelgriep-vaccinatie van hobbypluimvee.

Vogelgriep-vaccinatie van hobbypluimvee. Vogelgriep-vaccinatie van hobbypluimvee. Het vogelgriepvirus en vaccinatie Het zal u niet ontgaan zijn: het H5N1-vogelgriepvirus heeft zich vanuit Zuidoost-Azië verspreid richting Europa. Sinds eind februari

Nadere informatie

COCCIBAL, 200 mg / ml, oplossing voor gebruik in drinkwater voor kippen en kalkoenen 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING

COCCIBAL, 200 mg / ml, oplossing voor gebruik in drinkwater voor kippen en kalkoenen 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING 1. NAAM VAN HET DIERGENEESMIDDEL, 200 mg / ml, oplossing voor gebruik in drinkwater voor kippen en kalkoenen 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Elke ml bevat: Werkzaam bestanddeel: Amprolium

Nadere informatie

Bijsluiter NL-versie Baytril 10% II. BIJSLUITER 1/5

Bijsluiter NL-versie Baytril 10% II. BIJSLUITER 1/5 II. BIJSLUITER 1/5 BIJSLUITER VOOR: Baytril 10% orale oplossing 1. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN EN NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR DE FABRICATIE

Nadere informatie

Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw. Autopsie pluimvee 2016: bijzonderste bevindingen

Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw. Autopsie pluimvee 2016: bijzonderste bevindingen Autopsie pluimvee 2016: bijzonderste bevindingen Versie 1.0 November 2017 Auteur: Afdeling autopsie In 2016 zijn meer dan 300 inzendingen voor autopsie pluimvee verwerkt. Dit aantal is licht gestegen t.o.v.

Nadere informatie

SAMENVATTING 150 Samenvatting Vertegenwoordigers van het geslacht Oesophagostomum zijn parasitaire rond wormen, die veel bij landbouwhuisdieren en ook bij apen voorkomen. Na infectie kunnen ernstige gastrointestinale

Nadere informatie

212

212 212 Type 2 diabetes is een chronische aandoening, gekarakteriseerd door verhoogde glucosewaarden (hyperglycemie), die wereldwijd steeds vaker voorkomt (stijgende prevalentie) en geassocieerd is met vele

Nadere informatie

Niet-technische samenvatting Algemene gegevens. 2 Categorie van het project. Voedselallergie, melk, preventie, behandeling

Niet-technische samenvatting Algemene gegevens. 2 Categorie van het project. Voedselallergie, melk, preventie, behandeling Niet-technische samenvatting 2016605 1 Algemene gegevens 1.1 Titel van het project Het identificeren en karakteriseren van nieuwe concepten voor koemelkallergische patienten. 1.2 Looptijd van het project

Nadere informatie

Microscopisch onderzoek

Microscopisch onderzoek Microscopisch onderzoek Kenmerken wormeitjes Haemonchus Strongylus type ei Geen onderscheid te maken met andere strongylus types 62-95 µm lang x 36-50 µm breed Ellips vorm met duidelijk zichtbare wand

Nadere informatie

Chapter 7. Algemene Discussie en Samenvatting

Chapter 7. Algemene Discussie en Samenvatting Algemene Discussie en Samenvatting 75 76 Algemene Discussie en Samenvatting Plaveiselcelcarcinoom van het oog bij runderen (BOSCC) en het vulva papilloma en carcinoma complex bij runderen (BVPCC) zijn

Nadere informatie

Geschreven door Diernet Team zaterdag, 11 december 2010 15:44 - Laatst aangepast vrijdag, 17 december 2010 13:16

Geschreven door Diernet Team zaterdag, 11 december 2010 15:44 - Laatst aangepast vrijdag, 17 december 2010 13:16 Omschrijving Oorzaken Verschijnselen Diagnose Therapie Prognose Omschrijving Chronische diarree is een verandering in de frequentie, consistentie, of het volume van de stoelgang (ontlasting) voor meer

Nadere informatie

HealthyHens Promoting good health and welfare in European organic laying hens

HealthyHens Promoting good health and welfare in European organic laying hens HealthyHens Promoting good health and welfare in European organic laying hens Jasper Heerkens PhD student 21 Maart 2013 NOBL vergadering Institute for Agricultural and Fisheries Research Animal Sciences

Nadere informatie

Niet-technische samenvatting Algemene gegevens. 2 Categorie van het project. 3 Projectbeschrijving

Niet-technische samenvatting Algemene gegevens. 2 Categorie van het project. 3 Projectbeschrijving Niet-technische samenvatting 2016491-2 1 Algemene gegevens 1.1 Titel van het project Effecten van ijzer op een hormoon dat betrokken is bij het calcium- en fosfaatmetabolisme (FGF23) bij chronische nierpatiënten.

Nadere informatie

Wormen. Zorg voor uzelf 12

Wormen. Zorg voor uzelf 12 Wormen Zorg voor uzelf 12 Wormen Bah, wat vies! is vaak de eerste reactie als er in ontlasting kleine, bewegende witte wormpjes te zien zijn. Of bijvoorbeeld een dikke ronde worm. Vooral gezinnen met kinderen

Nadere informatie

Vul het schema in. Gebruik hierbij: + (voordeel), (nadeel), 0 (geen voor- en geen nadeel).

Vul het schema in. Gebruik hierbij: + (voordeel), (nadeel), 0 (geen voor- en geen nadeel). 1. Samenleven Afb. 1 Ossenpikker op de kop van een buffel. In de basisstoffen heb je geleerd dat de verschillende populaties in een ecosysteem op veel manieren met elkaar te maken hebben. Ze leven immers

Nadere informatie

Geschreven door Diernet Team woensdag, 12 januari 2011 00:00 - Laatst aangepast woensdag, 12 januari 2011 23:21

Geschreven door Diernet Team woensdag, 12 januari 2011 00:00 - Laatst aangepast woensdag, 12 januari 2011 23:21 Omschrijving Oorzaken Verschijnselen Diagnose Therapie Prognose Omschrijving Een infectie met parvovirus is een acute (plotselinge en hevige) generaliseerde (systemische) ziekte bij honden. De aandoening

Nadere informatie

Controle van rondwormen onder de bedreiging van oprukkende resistentie PARASIETEN BIJ HET PAARD. Parasieten bij paarden: inleiding

Controle van rondwormen onder de bedreiging van oprukkende resistentie PARASIETEN BIJ HET PAARD. Parasieten bij paarden: inleiding Controle van rondwormen onder de bedreiging van oprukkende resistentie PARASIETEN BIJ HET PAARD WERELDWIJD VERSPREID ALLE LEEFTIJDSGROEPEN WEINIG AFWEEROPBOUW RESISTENTIE ONTSNAPPINGS-MECHANISMEN CONTINU

Nadere informatie

WORMEN WAT ZIJN WORMEN WAT KUNT U ZELF DOEN WAT KAN UW APOTHEKER VOOR U DOEN WANNEER KUNT U BETER NAAR UW HUISARTS GAAN APOTHEEK.

WORMEN WAT ZIJN WORMEN WAT KUNT U ZELF DOEN WAT KAN UW APOTHEKER VOOR U DOEN WANNEER KUNT U BETER NAAR UW HUISARTS GAAN APOTHEEK. WORMEN WAT ZIJN WORMEN WAT KUNT U ZELF DOEN WAT KAN UW APOTHEKER VOOR U DOEN WANNEER KUNT U BETER NAAR UW HUISARTS GAAN APOTHEEK.NL WORMEN Bah, wat vies! Dit is vaak de eerste reactie als er in ontlasting

Nadere informatie

Monitoringrapport 2012

Monitoringrapport 2012 Monitoringrapport 2012 Humaan 12 immuundeficiëntievirus 217 (HIV) infectie in 6Nederland Nederlandse samenvatting Monitoring van HIV in Nederland Elk jaar rond 1 december, Wereld AIDS dag, publiceert de

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle   holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/24600 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Mariman, Rob Title: Probiotic bacteria and the immune system : mechanistic insights

Nadere informatie

L EVAMISOLE HYDROCHLORIDE

L EVAMISOLE HYDROCHLORIDE B. BIJSLUITER 1/5 Bijsluiter, 800 mg/g, poeder voor gebruik in drinkwater voor varkens 1. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN EN DE FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting Samenvatting Schistosomen en het immuunsysteem van de gastheer De parasieten van de schistosoma familie zoals Schistosoma mansoni en Schistosoma haematobium veroorzaken de ziekte schistosomiasis, ook wel

Nadere informatie

Carbapenemase producerende enterobacteriaceae (CPE)

Carbapenemase producerende enterobacteriaceae (CPE) Carbapenemase producerende enterobacteriaceae (CPE) informatie voor patiënten WAT IS CPE? CPE staat voor carbapenemase (C) producerende (P) enterobacteriaceae (E). Enterobacteriaceae zijn een grote familie

Nadere informatie

BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1/5 1. NAAM VAN HET DIERGENEESMIDDEL Baycox 2,5% orale oplossing 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Werkzaam bestanddeel: Toltrazuril 25 mg/ml

Nadere informatie

Speed Giardia TM. www.speedrange.nl. Virbac Nederland B.V., Postbus 313, 3770 AH Barneveld Tel. 0342 427 127 E-mail: info@virbac.

Speed Giardia TM. www.speedrange.nl. Virbac Nederland B.V., Postbus 313, 3770 AH Barneveld Tel. 0342 427 127 E-mail: info@virbac. Speed Giardia TM www.speedrange.nl Virbac Nederland B.V., Postbus 313, 3770 AH Barneveld Tel. 0342 427 127 E-mail: info@virbac.nl ALLEEN VOOR IN VITRO GEBRUIK NEDERLANDS Klinische toepassing Giardia is

Nadere informatie

Hoofdstuk 1: Algemene introductie

Hoofdstuk 1: Algemene introductie amenvatting Appendices Hoofdstuk 1: Algemene introductie Dit proefschrift richt zich op de relatie tussen allergie en intestinale wormen. De term allergie wordt in dit proefschrift gebruikt voor atopische

Nadere informatie

NRLP-12 Gerelateerde Terugkerende Koorts

NRLP-12 Gerelateerde Terugkerende Koorts www.printo.it/pediatric-rheumatology/be_fm/intro NRLP-12 Gerelateerde Terugkerende Koorts Versie 2016 1. WAT IS NRLP-12 GERELATEERDE TERUGKERENDE KOORTS 1.1 Wat is het? NRLP-12 gerelateerde terugkerende

Nadere informatie

Het belang van een degelijk biestmanagement op moderne. rundveebedrijven

Het belang van een degelijk biestmanagement op moderne. rundveebedrijven Auteur: Vanessa Meganck Het belang van een degelijk biestmanagement op moderne rundveebedrijven Een kalf wordt zonder antistoffen geboren door de specifieke bouw van de placenta (moederkoek) van het rund.

Nadere informatie

Vaccineren van honden Voorkomen is beter dan genezen!

Vaccineren van honden Voorkomen is beter dan genezen! INFORMATIE Vaccineren van honden Voorkomen is beter dan genezen! Vaccineren Als eigenaar verzorgt u uw hond natuurlijk zo goed mogelijk. Immers, een goede voeding en de juiste verzorging houden uw dier

Nadere informatie

16 Preventieve maatregelen in de strijd tegen worminfecties

16 Preventieve maatregelen in de strijd tegen worminfecties 16 Preventieve maatregelen in de strijd tegen worminfecties Preventie is een van de belangrijkste pijlers binnen het wormmanagement van paarden. Kort gezegd; voorkomen is beter dan genezen. Er zijn veel

Nadere informatie

Bijsluiter NL-versie Baytril 10% II. BIJSLUITER 1/6

Bijsluiter NL-versie Baytril 10% II. BIJSLUITER 1/6 II. BIJSLUITER 1/6 2/6 BIJSLUITER Baytril 100 mg/ ml oplossing voor gebruik in drinkwater voor kippen, kalkoenen en konijnen 1. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN

Nadere informatie

De problemen van de oude hen. Algemene gezondheid van hennen op leeftijd. Deel 1. Wat zien we nu eigenlijk het meeste bij de oude hen?

De problemen van de oude hen. Algemene gezondheid van hennen op leeftijd. Deel 1. Wat zien we nu eigenlijk het meeste bij de oude hen? Algemene gezondheid van hennen op leeftijd Robert Jan Molenaar De problemen van de oude hen Deel 1- de ziektes Wat zien we vaak? Extra gevoelig Positief nieuws Deel 2 de risico s Opnieuw gevoelig Afsluitend,

Nadere informatie

BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1. NAAM VAN HET DIERGENEESMIDDEL, suspensie voor injectie 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Per dosis (0,5 ml) Werkzame bestanddelen: Salmonella

Nadere informatie

Botulisme. Botulisme: een veelal fatale voedselvergiftiging

Botulisme. Botulisme: een veelal fatale voedselvergiftiging Botulisme Botulisme: een veelal fatale voedselvergiftiging Jaarlijks zijn er uitbraken van botulisme bij vele diersoorten. Het grootste aantal slachtoffers valt onder de watervogels, zoals eenden en ganzen,

Nadere informatie

Onderwerp: preventie gezondheid bij paarden waarbij o.a. aan de orde kwamen het ontwormen, entingen en welke gevaren er zoal op de loer liggen.

Onderwerp: preventie gezondheid bij paarden waarbij o.a. aan de orde kwamen het ontwormen, entingen en welke gevaren er zoal op de loer liggen. Studieclub Het Friesch Paard Limburg Bezoek aan Dierenkliniek Landhorst, Grote Baan 9 Landhorst op maandag 18 maart 2013. Inleiding door de heer Rob Heijmans, dierenarts Onderwerp: preventie gezondheid

Nadere informatie

Nematodenproef bestrijding dennenprocessierups Thaumetopoea pityocampa

Nematodenproef bestrijding dennenprocessierups Thaumetopoea pityocampa Nematodenproef bestrijding dennenprocessierups Thaumetopoea pityocampa Spanje, Javea, Cap Sant Antoni december 2013 - februari 2014 Door: Silvia Hellingman-Biocontrole Onderzoek en Advies en Jan van Eijle

Nadere informatie

te onderscheiden valt van FSHD (FSHD2). Omdat deze patiënten echter meer dan 10 D4Z4 repeats hebben kon eerder de diagnose van FSHD in een DNA test

te onderscheiden valt van FSHD (FSHD2). Omdat deze patiënten echter meer dan 10 D4Z4 repeats hebben kon eerder de diagnose van FSHD in een DNA test SAMENVATTING Facioscapulohumerale spierdystrofie (FSHD) is een erfelijke spierziekte die wordt gekenmerkt door verzwakking van de aangezichtspieren (facio), de spieren rond de schouderbladen (scapulo)

Nadere informatie

Immuunreactie tegen virussen

Immuunreactie tegen virussen Samenvatting Gedurende de laatste eeuwen hebben wereldwijde uitbraken van virussen zoals pokken, influenza en HIV vele levens gekost. Echter, vooral in de westerse wereld zijn de hoge sterftecijfers en

Nadere informatie

Voorwoord. Geachte lezer, Beste schapenliefhebber,

Voorwoord. Geachte lezer, Beste schapenliefhebber, Nieuwsbrief 4 C O L O F O N Het schaap, partner op het platteland voor landschaps- en natuurbeheer Verantwoordelijke uitgever Vlaamse Schapenhouderij vzw Ieperseweg 87 8800 Rumbeke/Beitem T 051 27 32 28

Nadere informatie

Bijlage 11 Model Bedrijfsgezondheids- en Bedrijfsbehandelplan Pluimveebedrijven IKB Kip

Bijlage 11 Model Bedrijfsgezondheids- en Bedrijfsbehandelplan Pluimveebedrijven IKB Kip MODEL BEDRIJFSGEZONDHEIDS- EN BEHANDELPLAN PLUIMVEEBEDRIJVEN IKB KIP Bedrijfsgezondheidsplan Artikel 1 Het bedrijfsgezondheidsplan (bgp) bestaat uit een analyse van de hygiëne- en diergezondheidsstatus

Nadere informatie

Amyloïd-bindende eiwitten bij de ziekte van Alzheimer

Amyloïd-bindende eiwitten bij de ziekte van Alzheimer Amyloïd-bindende eiwitten bij de ziekte van Alzheimer Introductie onderzoeksproject De ziekte van Alzheimer De ziekte van Alzheimer is een neurologische aandoening en is de meest voorkomende vorm van dementie.

Nadere informatie

INFOVOORMIDDAG HOUDEN EN VERZORGEN VAN PAARDEN. Verschillend bedrijf. Verschillend schema - vaccinatie - ontworming

INFOVOORMIDDAG HOUDEN EN VERZORGEN VAN PAARDEN. Verschillend bedrijf. Verschillend schema - vaccinatie - ontworming INFOVOORMIDDAG HOUDEN EN VERZORGEN VAN PAARDEN Vaccineren en Ontwormen in de Praktijk Filip De keersmaecker Vakdierenarts Paard Verschillend bedrijf Verschillend schema - vaccinatie - ontworming 1 Vaccineren

Nadere informatie

Intoxicaties. bij PLUIMVEE. Dr. Maarten De Gussem. Created with novapdf Printer (www.novapdf.com). Please register to remove this message.

Intoxicaties. bij PLUIMVEE. Dr. Maarten De Gussem. Created with novapdf Printer (www.novapdf.com). Please register to remove this message. Intoxicaties bij PLUIMVEE Dr. Maarten De Gussem Intoxicatie Latijn : «Intoxicare» ~ Vergiftigen «Toxicum» ~ Vergif Vergiftiging of intoxicatie is de toestand die ontstaat na het in- of opnemen van een

Nadere informatie

Notice Version NL 3. GEHALTE AAN WERKZAME EN OVERIGE BESTANDDELEN

Notice Version NL 3. GEHALTE AAN WERKZAME EN OVERIGE BESTANDDELEN BIJSLUITER 100 ml, 200 mg / ml, oplossing voor gebruik in drinkwater voor kippen en kalkoenen Amprolium (als hydrochloride) 1. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN

Nadere informatie

Samenvatting. Introductie

Samenvatting. Introductie Mox Studie Kwalitatief exploratief onderzoek naar de Egg Reapperance Period van Moxidectine in een gecontroleerde praktijk situatie Suzanne Bijl en Richard Verbree HippoSupport Mestonderzoek Samenvatting

Nadere informatie

Dierenkliniek Goeree Overflakkee

Dierenkliniek Goeree Overflakkee Dierenkliniek Goeree Overflakkee De teksten van onze artikelen worden geschreven aan de hand van wetenschappelijke literatuur, maar ook op basis van onze eigen inzichten en ervaringen. Daarom kan de informatie

Nadere informatie

1 Epidemiologie van multipel myeloom en de ziekte van Waldenström

1 Epidemiologie van multipel myeloom en de ziekte van Waldenström 1 Epidemiologie van multipel myeloom en de ziekte van Waldenström Dr. S.A.M. van de Schans, S. Oerlemans, MSc. en prof. dr. J.W.W. Coebergh Inleiding Epidemiologie is de wetenschap die eenvoudig gezegd

Nadere informatie

PLUIMVEE HARTSLAG #25

PLUIMVEE HARTSLAG #25 Een publicatie van MSD Animal Health Maart 2018 - Jaargang 7 PLUIMVEE HARTSLAG #25 door Peter gemeten Een goed kuiken maken begint bij het moederdier DYNAMIC IMMUNITY MATERNALE ANTISTOFFEN BELANGRIJK VOOR

Nadere informatie