Het Rotterdamse Cultuurplan

Transcriptie

1 Het se Cultuurplan september 2012

2 Voorwoord De totstandkoming van een cultuurplan is een proces waarin wij zowel terugblikken als vooruitkijken: wat willen we behouden, wat willen we uitbouwen, wat willen we vernieuwen. Meer dan ooit tevoren gaan behouden, uitbouwen en vernieuwen dit keer gepaard met beslissingen om te matigen, af te bouwen en in een enkel geval zelfs te stoppen. De kunst is het in onze ogen om tegelijkertijd ook nieuwe kansen te creëren, zoals bij het Verhaal van de stad, Theater en MAAS. Wat het maken van een weloverwogen cultuurplan, met ruimte voor vernieuwing, deze keer extra uitdagend maakte, waren de budgettaire grenzen; wij wisten in de aanloop naar 2013 dat de eenmalig bij het Cultuurplan toegekende extra middelen niet langer beschikbaar zouden zijn en dat het cultuurplanbudget weer terugging naar het niveau van vier jaar geleden. We zijn daarom bij aanvang van de procedure voor de totstandkoming van het Cultuurplan zeer zorgvuldig en helder geweest in de richting van potentiële aanvragers. Zo hebben wij niet alleen aangegeven wat de budgettaire kaders waren, maar ook dat wij eventuele bezuinigingen van andere subsidiënten niet konden compenseren. Wij vinden dat niet alleen een van de principes van behoorlijk bestuur, maar ook een voorwaarde om tot het resultaat te kunnen komen dat wij verantwoord achten voor de komende jaren. Het nu voorliggende Cultuurplan voldoet naar onze mening aan deze voorwaarde. Uit de ingediende aanvragen blijkt dat de meeste culturele organisaties zich bewust zijn van de omstandigheden waaronder dit Cultuurplan tot stand komt. Wij spreken onze erkenning uit dat de se cultuursector in staat is gebleken binnen de gegeven kaders te komen tot plannen die artistiek-inhoudelijk van hoge kwaliteit zijn én getuigen van een grote mate van inventiviteit op het punt van de bedrijfsvoering. Wij concluderen dan ook dat 77,25 miljoen weliswaar minder is dan voorheen, maar nog altijd een bedrag dat in deze tijd past bij. Wij zijn ervan overtuigd dat de keuzes die wij gemaakt hebben leiden tot een evenwichtige culturele sector, een sector ook die inhoudelijk en qua omvang een rol van betekenis blijft spelen in de stad, in de regio en op (inter)nationaal niveau. Wij zien met alle vertrouwen uit naar de komende cultuurplanperiode en verheugen ons nu al op de vele mooie voorstellingen, concerten, tentoonstellingen, presentaties en andere activiteiten die de culturele sector voor ons in petto heeft. Namens het college van burgemeester en wethouders, Antoinette Laan, wethouder Kunst en Cultuur 1

3 Inhoudsopgave Voorwoord Inleiding Uitgangspunten voor het cultuurbeleid Scherpe keuzes, heldere prioriteiten Ondernemende stad Stad voor talentontwikkeling Levendige (binnen)stad Budgettair kader Het subsidiehuis Incidentele subsidies Het Cultuurplan Kostendekkende huur Collectiegebouw Museum Boijmans Van Beuningen Frictiekostenbudget BKV-gelden Advies van RRKC en landelijke situatie Inleiding se Raad voor Cultuur De Raad voor Cultuur en de landelijke fondsen Analyse van de stand van zaken Beeld van de culturele sector Levendige (binnen)stad Stad voor talentontwikkeling Metropoolregio Het Cultuurplan per discipline Algemeen Ruimtelijke vormgeving: architectuur, nieuwe media en (grafisch) design Beeldende kunst Erfgoed en musea Film Letteren Podiumkunsten en podia Dans Jeugdtheater en -dans Muziek Pop Jazz Wereldmuziek Klassieke muziek Theater Urban Culture Podia Talentontwikkeling Festivals, debat en intermediaire functies Festivals Debat Intermediaire functies Bijlage 1 - Verdelingsvoorstel Bijlage 2 - Alfabetisch cijferoverzicht instellingen 2

4 1. Inleiding Hierbij bieden wij u ons Cultuurplan aan. Dit plan is gebaseerd op onze Uitgangspuntennota voor het se cultuurbeleid , het Cultuurplanadvies van de se Raad voor Kunst en Cultuur (RRKC) alsmede onze bevindingen uit ambtelijk en bestuurlijk overleg met de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en de cultuurfondsen van het Rijk. Het bevat een nadere precisering van onze uitgangspunten voor het cultuurbeleid uitmondend in het verdelingsplan voor het cultuurbudget in de jaren Met inachtneming van de adviezen van de RRKC hebben wij de beschikbare middelen op een zodanige wijze verdeeld over de ingediende cultuurplanaanvragen, dat wij ook in de komende vier jaar een cultureel bestel in kunnen garanderen dat van kwalitatief hoog niveau is, divers is in zijn aanbod, past binnen de financiële kaders en bijdraagt aan de ambities die wij bij ons aantreden in 2010 hebben uitgesproken: een aantrekkelijke stad voor iedereen die hier wil wonen, werken en verblijven en een stad die talent in alle opzichten kansen en mogelijkheden biedt. De keuzes die wij daarbij hebben moeten maken, zijn als gevolg van het naar beneden bijgestelde cultuurplanbudget in een aantal gevallen scherp geweest. Niettemin resteert een cultuursector met een omvang van 72 meerjarig gesubsidieerde organisaties van stedelijk, regionaal en (inter)nationaal belang, bij een budget van 77,25 miljoen. Met een aantal instellingen zijn wij in overleg getreden over een herstructurering van functies en activiteiten, waardoor deze in onze ogen op termijn weerbaarder en effectiever zijn. Daarbij gaat het om samenvoeging van functies, samenwerking op stedelijk, regionaal en (inter)nationaal niveau en heroriëntatie op de relatie met de marktsector. De plannen die enkele culturele organisaties in die richting hebben ontwikkeld, laten zien dat die vernieuwingen ook inderdaad mogelijk zijn. Waar mogelijkheden in onze ogen nog onvoldoende zijn benut, blijven wij in gesprek met de desbetreffende organisaties. Accenten worden verlegd, nieuw beleid wordt daardoor mogelijk gemaakt. De mogelijkheid voor nieuwe ontwikkelingen creëren wij ook door de zij het beperkte verruiming van de middelen voor incidentele subsidies. Met die verruiming beogen wij in de komende jaren flexibiliteit in te bouwen om nieuwe, jonge, kleinschalige en nietgeïnstitutionaliseerde initiatieven ruimte te bieden en een volwaardige plaats in het culturele veld te geven. Het Cultuurplan is onderdeel van het subsidiehuis van de culturele sector, een huis dat bestaat uit een budget voor incidentele subsidies, waaronder periodesubsidies, en het Cultuurplan. Een stevig huis naar onze mening, dat rust op het fundament van het collegewerkprogramma en de uitgangspunten voor het cultuurbeleid Een huis echter 3

5 ook dat deels is gefinancierd door andere overheden en dat daarmee op ons de verantwoordelijkheid legt zorgvuldig met dat huis om te gaan. Met het voorliggende Cultuurplan menen wij aan die verantwoordelijkheid gevolg te kunnen geven. In de navolgende paragrafen blikken wij allereerst kort terug op de hoofdlijnen uit onze Uitgangspuntennota voor het cultuurbeleid Daarna nemen wij u achtereenvolgens mee in - het budgettaire kader voor het Cultuurplan ; - het advies van de se Raad voor Kunst en Cultuur; - het advies van de landelijke Raad voor Cultuur en de besluiten van de staatssecretaris van Cultuur en de overheidsfondsen; - een analyse van de stand van zaken; - de adviezen per discipline en ons standpunt daarover; - de verdeling van het beschikbare budget over de afzonderlijke aanvragers. Wij beëindigen deze nota met onze conclusies en de conceptbesluiten die wij aan uw raad voorleggen. 4

6 2. Uitgangspunten voor het cultuurbeleid Scherpe keuzes, heldere prioriteiten Kunst en cultuur zijn noodzakelijke voorwaarden voor de realisering van de ambities die wij op economisch, ruimtelijk en maatschappelijk gebied in onze stad hebben. Op 20 september 2011 boden wij u onze uitgangspunten voor het cultuurbeleid aan. Daarin kondigden wij aan dat wij ons voor de komende jaren in het cultuurbeleid zullen richten op twee beleidsmatige speerpunten: - de culturele ontwikkeling van mers (en dan in het bijzonder kinderen en jongeren); - cultuur in de (binnen)stad en één instrumenteel speerpunt: het vermogen van de cultuursector in te spelen op maatschappelijke, economische en ruimtelijke ontwikkelingen en zodoende haar eigen weerbaarheid en duurzaamheid te vergroten (cultureel ondernemerschap). Sterker dan voorheen leggen wij voor de komende jaren een directe relatie tussen ons collegewerkprogramma en onze visie op het cultuurbeleid, een verbinding die naar onze mening leidt tot scherpe keuzes en heldere prioriteiten. Dit betekent dat wij culturele organisaties en hun activiteiten, naast uiteraard de vereiste artistieke kwaliteit en gezonde bedrijfsvoering, scherper beoordelen op hun bijdrage aan de door ons in het collegewerkprogramma benoemde speerpunten. Wij doen dit met inachtneming van hun landelijke en soms internationale betekenis in artistieke zin, voor zover die voor de (inter)nationale positionering van de stad van belang is. De aanwezigheid van culturele voorzieningen (theaters, musea, muziekpodia) en kunstuitingen in de buitenruimte, de mogelijkheid cultureel talent op alle niveaus te ontwikkelen, maar ook de jaarlijkse terugkeer van culturele evenementen en festivals dragen bij aan de aantrekkelijkheid van de stad. Algemeen wordt inmiddels aangetoond geacht dat dit stuk voor stuk argumenten zijn voor de inwoners van om hier te wonen, voor bedrijven en kansrijke groepen om zich hier te vestigen en voor toeristen om in onze stad tijd door te brengen. Voor onze ambities op economisch, stedenbouwkundig en maatschappelijk terrein zijn dit derhalve niet te onderschatten factoren. Maar ook voor de zachtere beleidsterreinen hebben kunst en cultuur betekenis. Studies in binnen- en buitenland wijzen inmiddels op de positieve relaties tussen kunst en cultuur enerzijds en bijvoorbeeld leerprestaties, gezondheidsbeleving en sociaal en maatschappelijk functioneren anderzijds. Wij zullen de bijdrage die kunst en cultuur kunnen leveren aan onderwijs, gezondheidszorg en sociaalmaatschappelijke doelstellingen dan ook zoveel mogelijk benutten. Voor de volledigheid vatten wij onze speerpunten voor het cultuurbeleid in de komende jaren nogmaals voor u samen. 5

7 2.2. Ondernemende stad Ondernemerschap in de culturele sector veronderstelt dat instellingen zich richten op professionele, inhoudelijke én maatschappelijke ontwikkelingen, vanuit een eigen visie en strategie. Dat betekent dat wij ervan uitgaan dat de culturele organisaties zich ook bewust zijn van hun maatschappelijke verantwoordelijkheid, hun omgeving (regionaal, nationaal en internationaal) en hoe zij zich tot de stad verhouden. De culturele organisaties die wij opnemen in het Cultuurplan zijn instellingen van kwalitatief hoog niveau, organisaties die naar verwachting het beste kunnen bijdragen aan de realisatie van onze sociale, economische en ruimtelijke ambities. Zij zijn mede geselecteerd op de aandacht die zij hebben voor hun positie in de context van het totale gemeentelijke beleid, hun bijdrage aan regionale ontwikkelingen en, waar van toepassing, internationalisering. Ten slotte zijn zij geselecteerd op hun vermogen meer op eigen benen te kunnen staan dan nu het geval is; meer ondernemerschap minder afhankelijkheid van de subsidiërende overheid. Daarbij verwachten wij dat zij zich ook verantwoordelijk voelen voor de toekomst van de stad in al haar facetten. Dat is voor ons ook de kern van het maatschappelijk ondernemerschap: verantwoordelijkheid voor huidige en toekomstige bewoners, voor de (leef)omgeving en voor de bedrijfsmatige continuïteit van de eigen organisatie en van de culturele sector als geheel Stad voor talentontwikkeling Cultuur brengt mensen met elkaar in contact, wakkert de discussie aan en motiveert kinderen en jongeren hun talent te ontwikkelen. We stimuleren kennismaking met cultuur voor (jonge) kinderen en jongeren via het onderwijs. De komende jaren werken we aan de verdere verankering van cultuureducatie in het lesprogramma op scholen. De banden met onder andere de Willem de Kooning Academie en Codarts zullen we versterken, schreven wij in ons Collegewerkprogramma. 1 Kennismaking met kunst en cultuur behoort naar onze mening tot de brede ontwikkeling van kinderen en jongeren. Bovendien dragen kunst en cultuur niet alleen bij aan talentontwikkeling op kunstzinnig en cultureel terrein, maar ook aan de ontwikkeling van cognitieve vaardigheden (zoals concentratie, discipline en abstract denkvermogen), de persoonlijke ontwikkeling (trots, zelfbewustzijn, zelfverzekerdheid), de sociale ontwikkeling (samenwerking, respect en begrip voor anderen en andere culturen) en de fysieke ontwikkeling (motorische vaardigheden, beweging). 1 College van B en W, Werken aan talent en ondernemen, Collegewerkprogramma , oktober

8 Daarmee is cultuureducatie een onontbeerlijk element in het se onderwijsbeleid en in de se scholen. Kinderen en jongeren die zich buiten school verder willen ontwikkelen, moeten kunnen doorstromen naar een scala aan activiteiten, projecten en programma s in de buurt, de wijk en bij verdere doorstroming elders in de stad. Deze vormen van vrijetijdsbeoefening moeten wat ons betreft toegankelijk zijn voor alle se kinderen en jongeren, ongeacht hun herkomst of afkomst. De uitvoerders van al deze activiteiten hebben bovendien als taak oog te houden voor aanwezig potentieel talent, zodat verdere talentontwikkeling wordt gestimuleerd en, indien gewenst en mogelijk, doorstroming naar culturele beroepsopleidingen wordt bevorderd. Voor volwassenen zullen wij in de komende jaren eerder de randvoorwaarden creëren dan dat wij hen in financiële of praktische zin steunen; voor hen geldt dat hun activiteiten in principe niet meer voor subsidiëring in aanmerking komen Levendige (binnen)stad Wij willen ervoor zorgen dat meer mensen in de binnenstad gaan wonen en werken. Ook willen we dat meer mensen de binnenstad bezoeken, er langer blijven en meer besteden. Om dit te bereiken gaan wij door met het ontwikkelen van de binnenstad tot een plek waar altijd iets te doen is. Een plek waar het aangenaam is om te verblijven en te verpozen voor bewoners, bezoekers, studenten, bedrijven en investeerders. Wij zoeken intensief de samenwerking met alle partijen die aan een leefbare stad willen bijdragen. Zij krijgen ruimte en ondersteuning waar dat mogelijk is, bijvoorbeeld bij het verkrijgen van vergunningen. 2 Steden waar mensen graag wonen zijn economisch succesvoller en zullen dat ook blijven. Attractieve steden zijn dus meer toekomstbestendig. Onderzoek wijst uit dat steden die een lage(re) attractiewaarde hebben en in een geagglomereerde regio liggen, op korte en middellange termijn hun positie kunnen versterken als de kwaliteit van woningen en woonomgeving verbetert, de bereikbaarheid van banen binnen en buiten de stad toeneemt én het aanbod aan cultuur en andere relevante (avond)voorzieningen uitgebreid wordt. Met het oog op het laatste aspect zien wij dan ook voor de periode het verder verlevendigen van de (binnen)stad, mede met behulp van de daarbij horende culturele voorzieningen, als een van de speerpunten voor ons cultuurbeleid. Uit het Cultuurprogramma Binnenstad blijkt dat een cultureel aanbod heeft om trots op te zijn, een aanbod dat past bij de omvang van de vraag. Wel is er nog behoefte aan versterking van de verbindingen tussen de culturele instellingen in het centrum van de stad en wat zich buiten hun gebouwen afspeelt. Het zijn met name die aspecten waarop wij in de 2 College van B en W, Werken aan talent en ondernemen, Collegewerkprogramma , oktober Vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders in december

9 (binnen)stad de komende jaren zullen inzetten. In het Cultuurplan is dan ook een aantal culturele instellingen opgenomen dat aangeeft meer zichtbaar te willen zijn in de (binnen)stad, bijvoorbeeld door het organiseren van activiteiten in de openbare ruimte en de plinten van gebouwen. Bij de uitvoering van het evenementenbeleid streven we naar een betere worteling van de evenementen in de stad opdat ook deze nog meer dan nu het geval is een bijdrage leveren aan de aantrekkelijkheid en verlevendiging van met name de binnenstad. 8

10 3. Budgettair kader 3.1. Het subsidiehuis Het subsidiehuis voor de culturele sector is opgebouwd uit twee delen: structurele subsidies in het kader van het cultuurplan en incidentele subsidies (periode- en eenmalige subsidies). Met de structurele subsidies draagt de stad zorg voor een culturele basisinfrastructuur van stedelijke instellingen die continuïteit waarborgen en die ankerpunten vormen voor een veelzijdig en kwalitatief hoogstaand cultureel aanbod. Met de incidentele subsidies wordt een ad hoc circuit van flexibele kunst- en cultuurprojecten mogelijk gemaakt waarbinnen ruimte is voor steeds nieuwe spelers in het veld. Deze beide componenten samen zijn de instrumenten voor een evenwichtige en zo volledig mogelijke stedelijke culturele sector. Met ingang van het Cultuurplan zullen wij een aantal wijzigingen in het subsidiehuis aanbrengen, zoals in juni 2012 gecommuniceerd aan de gemeenteraad 4. De verstrekking van subsidies voor kunst en cultuur zal op efficiëntere en eenvoudiger wijze gebeuren dan voorheen het geval was. Om meer samenhang tussen het stedelijk (cultuur)beleid en de verstrekking van incidentele subsidies te bereiken, spelen de uitgangspunten voor het cultuurbeleid nog meer dan voorheen een rol bij de beoordeling van aanvragen voor een incidentele subsidie. Alle activiteiten die worden gefinancierd met gemeentelijke gelden dienen bij te dragen aan de ambities van de stad. Daarbij houden wij overigens wel rekening met het feit dat juist binnen de sector kunst en cultuur ruimte moet blijven voor eigenzinnigheid en het bewandelen van ongebaande paden Incidentele subsidies Bij de incidentele subsidies onderscheiden wij periode- en eenmalige subsidies. De periodesubsidies zijn een nieuwe vorm van incidentele subsidies, gericht op organisatoren van langer lopende projecten als series concerten of voorstellingen, of langer lopende tentoonstellingen. De subsidie is bedoeld om projectorganisaties de gelegenheid te geven verder vooruit te kunnen plannen en programmeren dan één jaar. De subsidie is een incidentele subsidie en nadrukkelijk niet bedoeld voor het in stand houden van organisaties en dekking van structurele lasten als overhead en huisvestingslasten. De periodesubsidie kan worden aangevraagd voor projecten met een looptijd van maximaal twee jaar. De eenmalige projectsubsidies zijn bedoeld om het ad hoc of projectencircuit te ondersteunen. Deze subsidievorm is gericht op organisatoren van kortlopende projecten en eenmalige activiteiten. Projectsubsidies dragen bij aan een divers en kwalitatief hoogwaardig publieksaanbod én aan de ontwikkeling van de beroepspraktijk van scheppend en uitvoerend kunstenaars in alle disciplines. 4 Brief aan de gemeenteraad d.d. 29 mei 2012 met als onderwerp Herijking subsidiesystematiek 9

11 Zowel de periode- als de eenmalige projectsubsidies worden verleend op basis van een advies door een commissie van onafhankelijke deskundigen. Voor de allerkleinste subsidiebehoeften voeren wij binnen de regeling van de eenmalige subsidies een snelloket in voor kleinschalige subsidie met een doorlooptijd van maximaal vijf weken. Deze kleinschalige en laagdrempelige subsidievorm is gericht op nieuwe aanvragers en die partijen voor wie de reguliere procedure een te hoge drempel vormt. Binnen de begroting voor kunst en cultuur zullen wij de komende jaren 3,1 miljoen reserveren voor incidentele subsidies. Dit bedrag is hoger dan het huidige budget voor incidentele subsidies. Wij achten dit noodzakelijk omdat wij ondanks een beperkter budget voor meerjarige subsidies zoveel mogelijk op ad hoc basis willen kunnen blijven inspelen op artistieke ontwikkelingen in de culturele sector. Uit onderzoek blijkt bovendien dat met een relatief klein budget voor incidentele subsidies het publiek grotendeels op peil gehouden kan worden. Met het incidentele budget willen wij daarnaast tegemoetkomen aan de wens van de gemeenteraad om behalve projectsubsidies ook periodesubsidies mogelijk te maken. De verhoging is gerealiseerd door het laten vrijvallen van enkele incidentele budgetten die in de periode meerjarig werden ingezet (zoals de jaarsubsidies). Het advies van de RRKC om het budget voor incidentele subsidies extra te verhogen ten laste van de middelen voor het Cultuurplan , nemen wij niet over. Wij menen dat de verhoging die wij hebben kunnen realiseren buiten de cultuurplanmiddelen volstaat om het subsidiehuis cultuur naar behoren te kunnen laten functioneren Het Cultuurplan Het Cultuurplan vormt de basisinfrastructuur voor de culturele sector en is het instrument voor de meerjarige financiële ondersteuning van culturele organisaties die van belang worden geacht voor een veelzijdig, kwalitatief hoogstaand en zo volledig mogelijk cultureel aanbod in de stad. De in het plan opgenomen culturele organisaties dragen zorg voor de continuïteit van de se culturele sector. Of een organisatie wordt opgenomen in het Cultuurplan is mede afhankelijk van advisering van de RRKC. Het cultuurplanbudget voor bedraagt in totaal 77,25 miljoen. Daarvan was 2,3 miljoen gereserveerd voor de compensatie van de kostprijsdekkende huur. Bij herberekening is echter gebleken dat dit bedrag naar beneden bijgesteld kan worden tot 1,4 miljoen. Hierdoor is 0,9 miljoen beschikbaar voor meerjarige subsidies. Bovendien is binnen het cultuurplanbudget in de jaren 2013 en 2014 per jaar tijdelijk 2,5 miljoen beschikbaar. Dit heeft te maken met de reservering van middelen voor een collectiegebouw voor Museum Boijmans Van Beuningen. Deze middelen zullen naar verwachting pas in 2015 nodig zijn. Wij sluiten ons aan bij het advies van de RRKC dit bedrag (2 maal 2,5 miljoen) in 2013 en 10

12 2014 in te zetten voor de herstructurering en herprofilering van het Luxor Theater en voor de integratie van het OorlogsVerzetsMuseum in het Museum Kostendekkende huur Bij de vaststelling van het Meerjaren Perspectief s Vastgoed (MPRV) in 2009 is besloten voor het maatschappelijk vastgoed kostendekkende huurprijzen in rekening te brengen. In dat kader zijn de kostendekkende huren voor de kunst- en cultuurportefeuille berekend. Hieruit bleek dat de totale kostendekkende huur voor de cultuurportefeuille jaarlijks 2,3 miljoen hoger ligt dan de huidige huursom. Vervolgens hebben meerdere herberekeningen plaatsgevonden. Het resultaat heeft ertoe geleid dat het in eerste instantie berekende bedrag naar beneden is bijgesteld. Het definitieve verschil tussen de huidige huren en de kostendekkende huren is nu 1,4 miljoen. Het verschil tussen het begrote benodigde bedrag ad 2,3 miljoen en het daadwerkelijke bedrag ad 0,9 miljoen is als verdeelbaar budget toegevoegd aan het cultuurplanbudget. Vanaf 1 januari 2013 zal de facturatie van de huren van gemeentelijke panden worden aangepast aan het kostendekkende niveau. De desbetreffende instellingen zullen daarvoor een compensatie krijgen in de periode Bij de instellingen, waarbij compensatie aan de orde is, is dit aangegeven in de tekst van het Verdelingsvoorstel (bijlage 1). De correctie op de gefactureerde huurbedragen vindt budgetneutraal plaats en heeft dan ook geen invloed op het prestatieniveau van de desbetreffende instellingen Collectiegebouw Museum Boijmans Van Beuningen Ter oplossing van de depotproblematiek van Museum Boijmans Van Beuningen wordt de realisatie voorbereid van een Collectiegebouw. In dit Collectiegebouw wordt onder meer een deel van de gemeentelijke collectie beeldende kunst ondergebracht die in beheer is bij het museum. Bij de bespreking van de Kaderbrief 2011 heeft de gemeenteraad een motie aangenomen waarin het college wordt verzocht om vanaf 2013 jaarlijks 2,5 miljoen aan het Cultuurplanbudget te onttrekken voor de exploitatie van een definitieve depotoplossing. De motie verzoekt het college tevens die geld beschikbaar te houden voor het Cultuurplan zolang deze middelen niet nodig zijn voor de realisatie van het collectiegebouw Frictiekostenbudget Op de cultuurbegroting is ook een frictiekostenbudget opgenomen van 3,2 miljoen. Dit budget dient ter dekking van de kosten van instellingen die te maken krijgen met afbouw of volledige stopzetting van subsidie per

13 Bij beëindiging van de subsidie bedraagt de afbouw maximaal drie maanden subsidie. Bij een verlaging van de subsidie bedraagt de afbouw eenmalig maximaal 25% van het bedrag waarmee de subsidie verlaagd wordt ten opzichte van Deze subsidie is nadrukkelijk een bijdrage in de kosten van afbouw van de bestaande subsidierelatie en niet specifiek verbonden aan één of meer kostensoorten zoals langlopende huurverplichtingen, wachtgelden of andere uit de cao voortvloeiende bovenwettelijke verplichtingen. De gemeente aanvaardt geen bijzondere verantwoordelijkheid ten aanzien van deze specifieke kostenposten, die immers alle uit het beleid van de instelling voortkomen BKV-gelden Tegelijkertijd met de beoordeling van de cultuurplanaanvragen, heeft de RRKC ook een advies gegeven over de verdeling van de middelen uit de landelijke Geldstroom Beeldende Kunst en Vormgeving over de jaren Het gaat om middelen vanuit het Rijk die als decentralisatie-uitkering verleend worden via het Gemeentefonds. Dit budget is dus geen onderdeel van het Cultuurplan en heeft eigen criteria en doelstellingen. Zo komen alleen instellingen die beeldende kunst en/of vormgeving tot kerntaak hebben in aanmerking voor een bijdrage uit de geldstroom. De RRKC constateert in zijn advies over de ingediende BKV-aanvragen dat de voorstellen over het algemeen van voldoende kwalitatief niveau zijn, complementair aan de reguliere werkzaamheden van de aanvragende instellingen en dat zij een goede spreiding laten zien over de volledige keten. Wij nemen het advies van de RRKC over de BKV-gelden daarom ongewijzigd over, ook voor wat betreft de aanvullende voorwaarden voor VIVID en Villa Zebra. Vanaf 2013 is bij de gemeente geen BKV-geld meer beschikbaar. In de voorgaande jaren werden uit het BKV-geld bij de gemeente incidentele subsidies verstrekt. Het budget voor incidentele subsidies op het gebied van beeldende kunst is meegenomen in de herstructurering van alle incidentele subsidies per Dit leidt tot de volgende verdeling van de BKV-gelden over de se culturele instellingen die een aanvraag hebben ingediend: 12

14 Overzicht verdeling BKV-gelden toegekend 2009 na korting in 2012 aangevraagd advies RRKC Verdelingsvoorstel Boijmans Van Beuningen Caesar Centrum Beeldende Kunst dkc MAMA Nederlands Fotomuseum VIVID SKVR Villa Zebra Witte de With Worm/Roodkapje Totaal

15 4. Advies van RRKC en landelijke situatie 4.1. Inleiding Voor de totstandkoming van het Cultuurplan hebben wij de se Raad voor Kunst en Cultuur (RRKC) om advies gevraagd. Voorop stond daarbij uiteraard een beoordeling op de artistiek-inhoudelijke kwaliteit van de aanvragen. Tegelijkertijd hebben wij de RRKC echter ook als beoordelingskader onze uitgangspunten voor het cultuurbeleid meegegeven en het hiervoor uiteengezette budgettaire kader. Wij hebben de RRKC gevraagd binnen deze kaders het huidige voorzieningenniveau kritisch te bezien en in zijn advies rekening te houden met de noodzaak van een compacte, toekomstbestendige sector. Omdat een aantal van de se aanvragers voor het Cultuurplan ook een aanvraag heeft ingediend bij het Rijk (de staatssecretaris van OCW dan wel een van de landelijke, meerjarig subsidiërende fondsen), vinden wij het van belang om bij de totstandkoming van het se Cultuurplan niet alleen rekening te houden met de adviezen van de RRKC, maar ook met de adviezen van de landelijke Raad voor Cultuur en de landelijke fondsen. Of een culturele organisatie bestaansmogelijkheden heeft, wordt in die gevallen immers niet alleen bepaald door het se besluit tot meerjarige subsidieverlening, maar door de combinatie van subsidies van Rijk en. In het navolgende zullen wij dan ook niet alleen inzicht geven in de adviezen van de RRKC maar ook in die van de Raad voor Cultuur en van de landelijke fondsen die voor se culturele organisaties van belang zijn se Raad voor Cultuur De RRKC heeft zijn oordeel over de aanvragen in de eerste plaats gebaseerd op de kwaliteit van het product van de aanvrager en vervolgens op de hiervoor genoemde uitgangspunten, op zijn eigen criteria zoals vervat in het advies over het DNA van de stad 5 en op aspecten van ondernemerschap. De vraag vanuit de gemeenteraad naar transparantie van het oordeel heeft bovendien geleid tot het opnemen van twee aanvullende matrices per aanvraag. De eerste matrix bevat een beoordelingskader met als criteria artistieke kwaliteit, aansluiting bij het DNA van de stad, ondernemerschap, talentontwikkeling en bijdrage aan de metropoolvorming; instellingen zijn beoordeeld met een plus, nul of min. De tweede matrix bevat de belangrijkste kengetallen per aanvrager: bezoekcijfers, structurele subsidies van Rijk en gemeente, eigen inkomsten, omzet, 5 se Raad voor Kunst en Cultuur, 2025 visie op kunst en cultuur; Het DNA van de stad., mei

16 bezoekersratio 6, eigen-inkomstenratio 7 en de plaats op de ranglijst van de merken-top-50 van Beerda 8. De RRKC geeft in zijn advies geen algemeen, samenvattend inzicht in de bijdrage die de aanvragers leveren aan de speerpunten levendige (binnen-) stad en stad voor talentontwikkeling. Niettemin valt daarover wel het een en ander op te merken. Vrijwel alle culturele organisaties stellen in hun aanvraag een bijdrage te leveren aan de beleidsspeerpunten. Nadere bestudering leert ook dat de inbreng van de aanvragers veel diverser is dan op het eerste gezicht lijkt. Wij zullen de ontwikkelingen op dit punt de komende jaren dan ook nauwlettend volgen via beleidsmonitoring en evaluatie aan het einde van de cultuurplanperiode Bij het speerpunt ondernemende stad gaat de RRKC uit van drie benaderingswijzen: - ondernemerschap in innovatieve zin, zowel artistiek als bedrijfsmatig; - ondernemerschap in maatschappelijke zin; - ondernemerschap in kwalitatieve zin, voor wat betreft de organisatie en de bedrijfsprocessen. Alle drie de benaderingswijzen zijn in de adviezen per aanvraag tot uitdrukking gebracht onder de kopjes artistieke kwaliteit, DNA van de stad en ondernemerschap. Op het vlak van governance constateert de RRKC in een aantal gevallen met name bij de grotere instellingen onvoldoende analytische rapportage over de verdeling van de kosten over de verschillende functies van de organisatie. Daarnaast stelt de RRKC vast dat in een klein percentage van de aanvragen de directiefuncties naar verhouding overbedeeld zijn. De RRKC adviseert in dit verband in overleg tussen gemeente en instellingen op meer objectieve wijze richtlijnen vast te leggen. Wij merken in dit verband op dat wij met de culturele organisaties afgesproken hebben dat deze zich houden aan de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (de Wopt). Deze verplicht organisaties in de (semi-)publieke sector hun topinkomens openbaar te maken. Topinkomens in de (semi-)publieke sector worden vergeleken met het gemiddeld belastbaar jaarloon van ministers (de Wopt-norm). Inkomens die hoger zijn dan de Wopt-norm moeten volgens de wet openbaar worden gemaakt. Op het punt van de huisvestingslasten stelt de RRKC voor huurverrekeningen tussen kunstgebouwen en inwonende culturele organisaties af te schaffen; wij blijven er voorstander van om de kosten daar te laten zien waar ze gemaakt worden en nemen dit advies dan ook niet over. Bijzondere aandacht besteedt de RRKC aan de rol van de se culturele organisaties in de Metropoolregio -Den Haag. De raad constateert dat de metropoolvorming bij de se culturele organisaties (nog) niet leeft. Het is een schaalniveau waarop tot nu toe niet 6 Totaal van structurele subsidies gedeeld door aantal bezoeken 7 Totaal van eigen inkomsten gedeeld door de structurele subsidies 8 De top 50 van de culturele merken in ; instellingen die door respondenten spontaan worden genoemd. Naar de mening van de RRKC is de lijst van belang voor het bepalen van de economische betekenis van een instelling. 15

17 wordt gedacht, aldus de raad. Het criterium of een instelling bijdraagt aan de vorming van de Metropoolregio heeft bij de afweging van de budgetten door de RRKC dan ook geen rol gespeeld. Op grond van het voorgaande komt de RRKC tot een totaaloverzicht van culturele organisaties die zij aanbeveelt in het Cultuurplan op te nemen. Dit overzicht is in bijlage 2 bij deze nota gevoegd. De adviezen van de RRKC per discipline zijn verwerkt in hoofdstuk De Raad voor Cultuur en de landelijke fondsen Eind mei 2012 heeft de Raad voor Cultuur zijn advies uitgebracht over de aanvragen van culturele organisaties die opgenomen willen worden in de landelijke culturele basisinfrastructuur Op basis van dit advies neemt de staatssecretaris van OCW eind september 2012 een besluit over de toekenning van de landelijke vierjarige subsidies. De richtlijnen voor de Raad voor Cultuur waren scherp: tevoren waren de budgettaire kaders vastgesteld en bovendien had de staatssecretaris aangegeven welke maximumbedragen per instelling konden worden toegekend en aan hoeveel organisaties per regio. Dat heeft in een aantal gevallen geleid tot scherpe concurrentie tussen aanvragers. Evenals de RRKC heeft de Raad voor Cultuur bij zijn beoordeling van de vragen gekeken naar kwaliteit, publieksbereik en ondernemerschap. Daarnaast zijn in het oordeel betrokken de (inter)nationale betekenis, de geografische spreiding van aanvragers en de bijdragen aan educatie en talentontwikkeling. Als gevolg van bezuinigingen op de cultuurbegroting verleent het Rijk met ingang van 2013 een geringer aantal voorzieningen per kunstdiscipline een meerjarig subsidie en bovendien zijn de meeste van deze subsidies lager dan voorheen. Een aantal se kunstinstellingen heeft bij het Rijk een vierjarig subsidie gevraagd. Over die se organisaties en over de door de Raad voor Cultuur geadviseerde subsidiebedragen hebben wij vervolgens overleg gevoerd met de staatssecretaris van OCW. Daarbij hebben wij aangegeven dat niet bereid en vooral ook niet in staat is de bezuinigingen van het Rijk op kunst en cultuur te compenseren. Een groot deel van de aanvragende se organisaties heeft tot ons genoegen een positief advies van de Raad voor Cultuur gekregen. Aangezien het besluit van de staatssecretaris van OCW in de tweede helft van september openbaar wordt gemaakt en de subsidiebesluiten van het Rijk daarna nog vastgesteld moeten worden in de Tweede Kamer, zijn de meest recente financiële gegevens over rijkssubsidiëring opgenomen in bijlage 3. Deze zijn dus voor wat betreft het Rijk nog niet definitief. De rijksfondsen die voor van belang zijn voor het Cultuurplan , zijn het Fonds Podiumkunsten (muziek, theater, dans), het Mondriaan Fonds (beeldende kunst), het Nederlands Letterenfonds (proza, poëzie), het Stimuleringsfonds voor Architectuur en het Fonds voor Cultuurparticipatie. Alle rijksfondsen verlenen tweejarige subsidies en eenmalige (project- 16

18 )subsidies. Een aantal van de se culturele organisaties heeft een aanvraag voor een tweejarig subsidie ingediend bij een van de fondsen. In bijlage 2 van deze nota is een overzicht opgenomen van de se instellingen die bij het Rijk (OCW of de fondsen) een subsidie hebben aangevraagd. De tabel geeft onder meer inzicht in de bij het Rijk aangevraagde bedragen, het door de Raad voor Cultuur geadviseerde bedrag en de door rijksfondsen inmiddels toegekende bedragen. Zodra het besluit van de staatssecretaris van OCW eind september bekend is, zal een nieuwe tabel aan deze nota worden toegevoegd met de definitief toegekende Rijkssubsidies. Vermeldenswaard is ten slotte nog dat de staatssecretaris besloten heeft het nieuwe nationale instituut voor creatieve industrie NIADEC (de fusie van de landelijke instellingen Nederlands Architectuurinstituut, Premsela.org/Nederlands Instituut voor Design en Mode en Virtueel Platform) én het nieuwe Fonds voor de Creatieve Industrie (nu nog Stimuleringsfonds voor de Architectuur) in te vestigen met een jaarlijks budget van resp. bijna 8 miljoen en bijna 11,5 miljoen. Wij zijn daarover zeer verheugd. Zoals wij in ons collegewerkprogramma en de Uitgangspuntennota voor het cultuurbeleid al aangaven, hechten wij voor de economische ontwikkeling van veel waarde aan de creatieve bedrijvigheid in de stad. De ontwikkelingen rond het medisch cluster van de Erasmus Universiteit, de aanwezigheid van een groot aantal dienstverlenende en logistieke bedrijven (met name in de haven) en de betekenis van als stad van de ruimtelijke vormgeving (architectuur, nieuwe media en design) maken dat er voor creatieve bedrijvigheid veel ontwikkelingsmogelijkheden zijn. De aanwezigheid van creatieve bedrijvigheid draagt op haar beurt weer bij aan de aantrekkelijkheid van als stad om te wonen, werken en verblijven. De vestiging van het NIADEC in geeft aan de ontwikkeling van de creatieve industrie in onze ogen nog eens een extra impuls. 17

19 5. Analyse van de stand van zaken 5.1. Beeld van de culturele sector In de volgende paragrafen schetsen wij een beeld van de resultaten van de cultuurplanprocedure bij het Rijk, de landelijke fondsen en, zoals weergegeven in de bijlagen bij deze nota. De afzonderlijke cultuurplanprocedures laten voor het volgende beeld zien: Aanvragen Totaal aantal Aantal Totaal verleend Positief advies behandeld door aanvragen toegekend bedrag (in mln) Gemeente Rijk 11 8 Bekend op 18 Bekend op 18 september 2012 september 2012 Fonds Podiumkunsten 15 nvt 5 1,9 Mondriaanfonds Nog niet bekend nvt Nog niet bekend Nog niet bekend Nederlands Letterenfonds 2 nvt 2 0,5 Stimuleringsfonds voor Architectuur 7 nvt 3 1 Fonds voor Cultuurparticipatie 4 nvt 4 0,5 De cultuurbudgetten bij het Rijk, de fondsen en in zijn beperkter dan vier jaar geleden. Als gevolg daarvan is het aantal culturele organisaties dat opgenomen wordt in het Cultuurplan ook kleiner dan in voorgaande jaren. Bovendien zijn enkele van de tot nu toe meerjarig gesubsidieerde instellingen het afgelopen jaar gefuseerd dan wel intensief gaan samenwerken, wat geleid heeft tot gezamenlijke aanvragen. Tegen 94 cultuurplaninstellingen nu, telt het Cultuurplan organisaties; daarvan zijn 5 organisaties nieuw opgenomen in het Cultuurplan. De RRKC heeft 107 aanvragen beoordeeld en in samenhang met zijn advies per instelling ook een bijbehorend subsidiebedrag geadviseerd. Twee aanvragen (over de debatfunctie) zijn beoordeeld door een onafhankelijke commissie buiten de RRKC. Het totale subsidiebudget dat de RRKC en genoemde commissie adviseren toe te kennen aan de aanvragende organisaties blijft binnen het gemeentelijk beschikbare cultuurplanbudget. 9 Voor gaat het om de gegevens uit het verdelingsvoorstel dat als bijlage bij deze nota is gevoegd en dat tegelijk met deze nota ter goedkeuring door de gemeenteraad voorligt. 18

20 In 33 gevallen adviseert de RRKC negatief op een aanvraag en in negen gevallen adviseert de RRKC weliswaar positief, maar adviseert hij om budgettaire redenen geen subsidie te verlenen. Voor deze instellingen geldt naar de mening van de RRKC wat in een motie van de gemeenteraad is vastgelegd: zij worden in volgorde van prioriteit op een reservelijst geplaatst en worden opgenomen in het Cultuurplan indien en voor zover aanvullende middelen beschikbaar komen. Het door ons toegekende bedrag is als gevolg van het beperktere budget dan in voorgaande jaren in veel gevallen lager dan aangevraagd. Niettemin ontvangt een aantal aanvragers het gevraagde bedrag. In een enkel geval wijken wij qua hoogte van het subsidiebedrag af van het advies van de RRKC instellingen: conform advies, maar lager dan gevraagd 14 instellingen: hoger dan advies maar lager dan gevraagd 8 instellingen: lager dan advies en lager dan gevraagd 5 instellingen: conform advies en evenveel als gevraagd 1 instelling: hoger dan advies en evenveel als gevraagd 81 Figuur 1 - Afwijking ten opzichte van advies RRKC De verdeling van het voor het Cultuurplan beschikbare budget over de verschillende disciplines geeft het volgende beeld: Figuur 2 - Verdeling budget over de disciplines in procenten 5.2. Levendige (binnen)stad 19

21 Het beleidsthema Levendige (binnen)stad wordt door vrijwel alle aanvragers benoemd. Voor een nadere analyse van dit speerpunt voor ons cultuurbeleid hebben wij het thema verder gedifferentieerd. Op basis van de organisaties die opgenomen zijn in het verdelingsvoorstel levert dat het volgende beeld op: % instellingen dat volgens de eigen cultuurplanaanvraag bijdraagt aan een levendige (binnen)stad Past bij visie en missie 79% Programmering buitenruimte 51% Vestiging in (binnen)stad 71% Verbreden uitgaansaanbod 43% Verlevendigen straatniveau 56% Creatief ondernemerschap 20% Gericht op jongeren en studenten Gericht op bewoners en ondernemers 43% 34% 5.3. Stad voor talentontwikkeling Ook het beleidsthema Stad voor talentontwikkeling wordt door de meeste aanvragers onderschreven. Het is ons bekend dat de meeste culturele organisaties inmiddels een relatie met het onderwijs onderhouden in de vorm van projectgericht educatief aanbod. Voor de komende jaren willen wij dit aanbod echter duurzamer en structureler maken om cultuureducatie verder te verankeren en om de bijdrage aan het totaal van het onderwijs te vergroten. Een analyse van de plannen van de organisaties die opgenomen zijn in het verdelingsvoorstel geeft het volgende beeld van hun bijdrage aan binnenschoolse talentontwikkeling: % instellingen dat volgens de eigen cultuurplanaanvraag bijdraagt aan binnenschoolse talentontwikkeling Past bij visie en missie 86% Doet aan binnenschoolse 59% educatie Alleen basisonderwijs 9% Alleen voortgezet onderwijs 17% In beide 33% Levert maatwerk 20% 20

22 Werkt met doorlopende leerlijn 16% Heeft structurele samenwerkingspartners 50% 5.4. Metropoolregio In de Uitgangspuntennota hebben wij aangegeven de metropoolregio op cultureel gebied te willen versterken door intensievere samenwerking. Wij zijn ervan overtuigd dat samenwerking leidt tot een beter aanbod van voorzieningen voor bewoners in de regio en tot een sterkere (inter)nationale profilering van onze steden. De metropoolregio is voor veel aanvragers een schaalniveau waarop niet wordt gedacht: de stad, de buurt en de directe regio spelen een rol aan de ene kant en aan de andere kant Nederland als geheel of zelfs het buitenland. Het tussengebied lijkt voor verreweg de meeste culturele organisaties van weinig meerwaarde. Dat laat echter onverlet dat op uitvoerend niveau een aantal samenwerkingsvormen bestaat en ontstaat, zoals op het gebied van dans en theater. Op een aantal andere punten zien wij ontwikkelingen die de metropoolgedachte op cultureel gebied verder gestalte geven, zoals collectieve doelgroepenmarketing voor festivals, musea en popmuziek en samenwerking op het terrein van klassieke muziek, cultuureducatie en kunstvakonderwijs. Wij zullen met de desbetreffende culturele organisaties en gemeenten over deze ontwikkelingen in gesprek blijven. 21

23 6. Het Cultuurplan per discipline 6.1. Algemeen Het hiernavolgende hoofdstuk bevat onze voorstellen per discipline in het Cultuurplan Deze voorstellen zijn gebaseerd op het advies per aanvragende instelling van de RRKC. Wij volgen over het algemeen de adviezen van de RRKC. Waar wij dat niet doen, zullen wij dat in de navolgende paragrafen beargumenteerd aangeven. De RRKC adviseert een aantal aanvragende organisaties weliswaar op te nemen in het Cultuurplan maar tussentijds te beoordelen. Wij hebben besloten het advies over te nemen voor de volgende organisaties: Centrum Beeldende Kunst, MAAS en Theater. Zelf voegen wij daaraan nog toe de instellingen Arminius en De Unie, Havenmuseum en Maritiem Museum, MAMA, OorlogsVerzetsMuseum en Museum, Scapino Ballet en Witte de With. Het tussentijdse oordeel betekent dat wij halverwege de cultuurplanperiode het besluit zullen nemen of de desbetreffende organisatie ook in de laatste twee jaar in het Cultuurplan opgenomen blijft. Aan de subsidieverlening voor Philharmonic Gergiev Festival, Hofplein, Kosmopolis, Luxor Theater, V2, se Operadagen, Stichting Kunstzinnige Vorming en Wereldmuseum verbinden wij aanvullende subsidievoorwaarden. Voor de toelichting op dit besluit verwijzen wij naar het verdelingsvoorstel per instelling (bijlage 1 bij deze nota). In enkele gevallen adviseert de RRKC de activiteit en het gevraagde bedrag toe te wijzen aan een andere instelling dan de aanvragende. In die gevallen wordt de ontvangende instelling geacht de desbetreffende functie onder haar hoede te nemen. Wij zullen die situaties aan de orde stellen bij de disciplines waarin dit voorkomt. Ten slotte adviseert de RRKC een bedrag apart te zetten voor de functie Urban meets Academic en dit bedrag op basis van nader onderzoek en overleg aan diverse instellingen toe te wijzen. Wij komen hierop terug in de paragraaf Podiumkunsten en podia Ruimtelijke vormgeving: architectuur, nieuwe media en (grafisch) design Eerder gaven wij aan dat wij menen dat de taak van de gemeente op het gebied van vormgeving de komende jaren vooral ligt in het behouden van het vormgevingsklimaat in de stad en het faciliteren van creatieve ondernemers die zich binnen onze grenzen willen vestigen. Wij zullen in dit kader onder andere bevorderen dat voor hen voldoende (tijdelijke) woon- en werkpanden aanwezig zijn. 22

24 Daarnaast willen wij waar mogelijk participeren in landelijke ontwikkelingen op het terrein van creatieve industrie, zoals in de inmiddels lopende netwerken rond het Topteam Creatieve Industrie van het ministerie van Economie, Landbouw en Innovatie. is in dat kader trekker van het netwerk Built Environment, Architecture and Urbanisation (BEAU) en aangesloten bij de netwerken rond Media/ICT en mode. Het besluit van de staatssecretaris van OCW om het nieuwe Instituut voor Creatieve Industrie (een samenvoeging van Nederlands ArchitectuurInstituut, Premsela.org/Nederlands Instituut voor Design en Mode en Virtueel Platform) én het nieuw op te richten Fonds voor de Creatieve Industrie in te vestigen, juichen wij toe. Het geeft een extra impuls aan onze ambities op het terrein van de creatieve industrie. Wij ondersteunen het besluit van de staatssecretaris met een subsidie van ,-- aan het nieuwe instituut, met als opdracht de relatie tussen het nieuwe instituut en de stad invulling te geven. In dit verband merken wij op dat het Berlage Instituut (de internationaal befaamde post-masteropleiding voor architectuur) van naar Delft verhuist als gevolg van het besluit van de staatssecretaris om dit instituut niet langer te subsidiëren. Het instituut wordt onderdeel van de Faculteit Bouwkunde van de TU Delft. Met de TU Delft zijn wij overeengekomen dat het Berlage Instituut in de komende jaren in samenwerking met de in gehuisveste architectuurinstellingen nog wel een aantal publieksactiviteiten in zal uitvoeren die bijdragen aan de se inzet op het gebied van architectuur. Met inachtneming van het voorgaande kunnen wij ons vinden in het advies van de RRKC over het onderdeel Ruimtelijke vormgeving. Wij komen dan ook tot de volgende toedeling van de subsidiemiddelen voor deze discipline. Instelling Subsidie R'dam (pp 2012) Nieuw aangevraagd Advies RRKC Verdelingsvoorstel Architectuur Instituut AVE (Stichting NIADEC) Designplatform Designprijs Internationale Architectuur Biënnale V2_ Instituut voor de Instabiele Media VIVID Worm Beeldende kunst In onze Uitgangspuntennota kondigden wij aan in de periode de volgende presentatiefuncties te ondersteunen: 23

25 één presentatiefunctie voor se beeldende kunst; één (inter-)nationaal museum voor beeldende kunst en vormgeving; één (inter-)nationaal museum voor fotografie; één presentatiefunctie voor (internationale) avant-gardekunst; één presentatiefunctie die zich op de presentatie van cultuur in bredere zin richt, waaronder beeldende kunst. Wij tekenden daarbij aan dat daarmee niet gezegd was dat ook het aantal presentatielocaties op hetzelfde aantal moet komen te liggen. Het financieel ondersteunen van een functie voor het uitlenen van beeldende kunst rekenen wij met ingang van 2013 niet meer tot de taak van de gemeente. Het Centrum Beeldende Kunst dient het eigen ondernemerschap te vergroten, maar ook kunstenaars te ondersteunen op hun weg naar beter ondernemerschap. Bij de uitvoering van de Geldstroom Beeldende Kunst en Vormgeving (BKV) richten wij ons vooral op het bieden van ruimte aan talent en op het versterken van de kracht van de sector, aangezien wij van mening zijn dat het in het bijzonder deze twee aspecten van de BKV-regeling zijn die bijdragen aan het door ons zo gewenste ondernemerschap van kunstenaars en kunstinstellingen. Een verdelingsvoorstel voor de BKV-gelden is opgenomen in hoofdstuk 3 van deze nota. In zijn advies stelt de RRKC dat de aanvragen een wisselend kwalitatief beeld opleveren. Met name het Centrum Beeldende Kunst dient zich naar de mening van de raad meer rekenschap te geven van de ontwikkelingen op het terrein van de beeldende kunst. De RRKC onderstreept het belang van de Stichting Kunstaccommodatie als aanbieder van betaalbare werkruimte voor een grote groep kunstenaars en vormgevers. Alle aanvragende presentatiefuncties hebben van de RRKC een positief advies gekregen, zij het om uiteenlopende redenen en met verschillende kanttekeningen. Bij Witte de With merkt de raad op dat deze organisatie meer openheid aan en engagement met een zo groot mogelijke groep bezoekers moet bieden. Wij menen dat de mogelijkheden daartoe waarschijnlijk gevonden kunnen worden in een intensievere samenwerking tussen Witte de With enerzijds en MAMA en TENT anderzijds. De drie instellingen hebben inmiddels laten weten bereid te zijn gezamenlijk verantwoordelijkheid te dragen voor een versterkte keten in dit deel van de sector beeldende kunst. Door versterking van de onderlinge samenwerking willen zij hun zichtbaarheid verbeteren, een groter publiek bereiken en bijdragen aan de levendigheid van de (binnen)stad. Zij zullen in de aanloop naar 2013 afspraken maken over de wijze waarop zij dit gaan ontwikkelen en uitvoeren. Over twee jaar zal een tussentijdse evaluatie van de drie instellingen plaatshebben, waarin ook het samenwerkingsaspect is opgenomen. De RRKC constateert tot slot dat in de sector beeldende kust en vormgeving sprake is van een verbrokkeld geheel en het ontbreken van sluitende afspraken over taken en functies. Wij spreken de wens uit richting alle instellingen op het terrein van de beeldende kunst dat zij daarin de 24