Oplegger. Vooraf. Personele gevolgen

Transcriptie

1 Oplegger Aan: Van: Dagelijkse besturen Hoogheemraadschap van Delfland, Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, Hoogheemraadschap van Rijnland, Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, Waterschap Amstel, Gooi en Vecht, waterschap Hollandse Delta, waterschap Rivierenland P. Poelmann, voorzitter, en A. Fernhout, lid werkgeversdelegatie BGO Muskusrattenbestrijding Datum: 11 juni 2012 Onderwerp: Vaststelling sociaal plan overdracht muskusrattenbestrijders Vooraf Zoals bekend is de muskusrattenbestrijderstaak op 1 juli 2011 door de provincies Noord- en Zuid- Holland overgedragen van de waterschappen. Vanuit de overweging dat versnippering in de taakuitvoering die hiermee ontstaat niet doelmatig is en niet bij draagt aan de kwaliteit en continuïteit van de bestrijdingstaak heeft u in 2011 besloten de krachten op het terrein van de muskusrattenbestrijding te bundelen in twee regionaal werkende organisaties, die ondergebracht zijn bij Hoogheemraad De Stichtse Rijnlanden en waterschap Rivierenland. Eind 2011 zijn de hieraan ten grondslag liggende samenwerkingsovereenkomsten ondertekend. Personele gevolgen Met de taak zijn op 1 juli 2011 ook de betrokken personeelsleden over gekomen van de twee provincies naar de waterschappen. Die overgang is gebeurd op basis van het amendement Jacobi dat opgenomen is in de wijziging van de Waterwet en de Waterschapswet ( de Spoedwet ). Deze bepaling behelst dat het betrokken personeel over gaat (is gegaan inmiddels) op dezelfde voet, in dezelfde salarispositie en in dezelfde rechtstoestand. In het kader van deze bepaling geldt voor de betrokken personeelsleden op dit moment nog de provinciale rechtspositie. We gaan hier kortheidshalve voorbij aan de precieze juridische casuspositie en constateren enkel hoe de feitelijke situatie sindsdien is. In de gevolgen van de tweede overgang (van de acht naar de twee waterschappen) voorziet de Spoedwet niet. Dit is een vrijwillige beslissing van de betrokken besturen en niet een bij wet opgelegde verplichting. Dit betekent dat, zoals gebruikelijk in situaties waarin regionale samenwerkingsverbanden tot stand komen, met de vakbonden afspraken moeten worden gemaakt over de spelregels en gevolgen van deze overgang. Die verplichting vloeit voort uit de Sectorale 1

2 Arbeidsvoorwaarden Waterschapsector (SAW) en krijgt in de praktijk vorm door in een Bijzonder Georganiseerd Overleg (BGO) een sociaal plan af te sluiten. Deze route hebben we hier ook gevolgd, reden waarom u eerder ingestemd heeft met het instellen van een BGO en de daarvoor te creëren basis in de vorm van een regeling BGO heeft vastgesteld. In deze regeling is opgenomen dat de onderhandelingsdelegatie van werkgeverskant mandaat heeft om namens de acht waterschappen het overleg met de vakbonden te voeren en een onderhandelingsakkoord te bereiken. Deze delegatie bestaat volgens dezelfde regeling uit de portefeuillehouders muskusrattenbestrijding resp. P&O van De Stichtse Rijnlanden en Rivierenland, de twee organisaties waarin de regionale bestrijdingsorganisaties zijn ondergebracht, gesecondeerd door de beide secretarissen-directeuren die ook het Technisch overleg hebben gevoerd. Verloop van het overleg We hebben een uitermate moeizaam onderhandelingstraject doorlopen. Al in juni 2011 zijn de voorbereidingen gestart voor het overleg over het sociaal plan. Daarbij is vanaf het begin van werkgeverszijde ingezet op het principe dat op de medewerkers die op basis van de tweede overgang in dienst komen van De Stichtse Rijnlanden en Rivierenland de SAW en de bedrijfseigen regelingen van de resp. twee waterschappen van toepassing worden. Uit oogpunt van rechtsgelijkheid is eenzelfde redenering gevolgd voor de medewerkers die al direct per 1 juli 2011 in dienst zijn gekomen van De Stichtse Rijnlanden en Rivierenland. Daarbij is steeds de bereidheid uitgesproken de negatieve verschillen die ontstaan ten opzichte van de provinciale rechtspositie te compenseren op een zodanige wijze dat er sprake zal zijn van een tenminste gelijkblijvend netto salaris. In een groot aantal onderhandelingsronden is getracht op basis van dit principe, ook wel genoemd de harmonisatievariant, tot een akkoord te komen. Dat is uiteindelijk niet gelukt, omdat de compensaties die van vakbondskant gevraagd werden voor ons als werkgeversdelegatie niet aanvaardbaar waren vanwege de precedentwerking die er vanuit zou gaan, de rechtsongelijkheid die het zou creëren ten opzichte van de muskusrattenbestrijder die al langer in dienst zijn van De Stichtse Rijnlanden en Rivierenland en/of de kosten die er aan verbonden waren. Uiteindelijk is het in het BGO van 5 juni jl., na een informele verkenning, toch gelukt om tot een onderhandelingsakkoord te komen. Niet op basis van de harmonisatievariant, maar door de afspraak te maken dat de individuele medewerker die over gaat naar De Stichtse Rijnlanden of Rivierenland, alsook de medewerker die daar al direct per 1 juni 2011 vanuit de provincie in dienst is gekomen, de keus heeft tussen ofwel de provinciale rechtspositie te blijven volgen dan wel onder de SAW te gaan vallen. Dit blijkt, afgezien van het inzetten van juridische middelen waaronder de advies- en arbitrageprocedure, overigens met een ongewisse afloop, de enige manier om tot een akkoord met de vakbonden te komen. Een akkoord is nodig om het personeel vanuit de andere waterschappen te kunnen overdragen aan De Stichtse Rijnlanden en Rivierenland. Deze overdracht is niet alleen vanuit managerial overwegingen dringend gewenst, maar ook om fiscaal-financiële redenen noodzakelijk. De sinds 1 januari 2012 tijdelijk gekozen oplossing door managers van De Stichtse Rijnlanden en Rivierenland aan te stellen als verantwoordelijk manager over de teamleiders en 2

3 muskusrattenbestrijders in de 6 andere waterschappen en in formele zin- het personeel dat in dienst is van de 6 waterschappen uit te lenen aan de twee regionale bestrijdingsorganisaties, bleek niet langer verantwoord vanuit overwegingen van aansturing en personele zorg noch houdbaar vanwege de BTW-plicht die zou ontstaan. Financiële gevolgen De financiële gevolgen van het bereikte onderhandelingsakkoord zijn in belangrijke mate afhankelijk van de keuze die de overkomende bestrijders en teamleiders individueel maken. Daarbij is van belang in ogenschouw te nemen dat de huidige personeelsbudgetten voor de groep overkomende medewerkers gebaseerd zijn op de kosten die verbonden zijn aan de provinciale rechtspositie. Voor medewerkers die ervoor kiezen deze rechtspositie te houden, verandert het kostenpatroon daarom niet. De verwachting is dat een tamelijk grote groep dit zal doen, al was het maar uit een veilig gevoel van houden wat ik heb. Wel ontstaan hier hogere uitvoeringskosten dan gebruikelijk; vermoedelijk moet dit werk extern worden uitbesteed vanwege de onbekendheid met deze regelingen binnen de P&O-afdelingen van De Stichtse Rijnlanden en Rivierenland. Voor medewerkers die ervoor kiezen onder de SAW te gaan vallen treden er verschillende veranderingen op. De cao van de provincies en die van de waterschappen zijn qua kostenniveau redelijk in evenwicht; hier treedt vermoedelijk daarom nauwelijks een mutatie in de kosten op. Bij overgang naar de SAW ontstaat er voor de meeste bestrijders en teamleiders een beter salarisperspectief; dit leidt dus tot meerkosten. De bedrijfseigen regelingen van de waterschappen echter zijn over de gehele linie genomen behoorlijk wat soberder dan die van de provincies. Hier wordt dus op bespaard; hoeveel zal per geval verschillen, ook mede afhankelijk van de feitelijke transitie van provincie Noord- of Zuid-Holland naar De Stichtte Rijnlanden of Rivierenland. Hoe beide effecten (hoger schaalbedrag en soberdere bedrijfseigen regelingen) per saldo uit pakken is moeilijk te zeggen en zal per groep en zelfs per individu verschillen. Duidelijk is wel, dat de bestrijders en teamleiders de voor hen meest profijtelijke optie zullen kiezen. Dat maakt het aannemelijk, dat degenen die na afweging kiezen voor de SAW voor de waterschappen tot meerkosten zullen leiden, ook al is de omvang ervan op voorhand niet of nauwelijks vast te stellen. Daar staat bovendien tegenover dat de uitvoeringskosten geringer zijn dan ingeval de provinciale regelingen uitgevoerd moeten worden. Voor twee situaties zijn de kosten wel al vrij nauwkeurig te bepalen. Voor de groep bestrijders en teamleiders over gaat van De Stichtse Rijnlanden naar Rivierenland bedragen de kosten die verbonden zijn aan het betere salarisperspectief naar verwachting ongeveer , = op jaarbasis structureel. De financiële gevolgen van de afgegeven garanties zijn gering. Daarnaast speelt nog een incidentele kostenpost voor De Stichtse Rijnlanden die verband houdt met de afgesproken vergoeding voor het niet langer gebruik mogen maken van de eigen auto voor 3

4 dienstreizen voor de groep die vanuit de provincie Zuid-Holland over komt naar De Stichtse Rijnlanden. Deze kostenpost wordt geraamd op een bedrag tussen , = en netto eenmalig, afhankelijk van de leeftijd van de huidige auto s. Deze bedragen moeten nog gebruteerd worden zodat deze stijgen naar een bedrag tussen ongeveer , = en , = eenmalig. Conform de contractueel vastgelegde afspraken worden deze kosten doorbelast aan de waterschappen waar de betrokken bestrijders en teamleiders tot 30 juni 2012 in dienst zijn. Dat levert het volgende beeld op. Op basis van beschikbare salarisinformatie is bekeken hoeveel betrokkenen in een waterschapsgebied werkzaam zijn en hoeveel auto s het dan betreft. Wanneer de verdeling over bestrijders over vangstgebieden anders is dan via de salarisinformatie te achterhalen is, kunnen de aantallen licht wijzigen. Waterschap Aantal Kosten op basis van 3.000,= per persoon Kosten op basis van 4.000,= per persoon Kosten gebruteerd bij 3.000,= per persoon Kosten gebruteerd bij 4.000,= per persoon Delfland Schieland Rijnland HDSR Totaal Onderhandelingsakkoord Zoals opgemerkt is er op 5 juni jl. in het BGO een onderhandelingsakkoord bereikt (zie bijlage). In dit akkoord ligt vast dat het personeel per 1 juli 2012 over gaat van de zes waterschappen naar De Stichtse Rijnlanden en Rivierenland. Er is daarom haast geboden met de formele afhechting van het bereikte onderhandelingsakkoord. In afwachting daarvan worden al ambtelijk voorbereidingen getroffen om het betrokken personeel ook daadwerkelijk per 1 juli 2012 over te laten gaan, hetgeen inhoudt ontslag bij het huidige waterschap onder gelijktijdige aanstelling bij De Stichtse Rijnlanden of Rivierenland. Wij vragen hiervoor uw medewerking. Volgens de afspraken zoals deze vast liggen in de regeling BGO leggen de vakbonden dit akkoord de komende weken voor aan hun achterban. Wij gaan er vanuit dat er aan vakbondszijde ingestemd wordt met het bereikte akkoord. Mocht dat uiteindelijk onverhoopt niet het geval zijn, dan treedt 4

5 een nieuwe situatie in en wordt u daarover onmiddellijk geïnformeerd. Om er rechtskracht aan te geven moet het onderhandelingsakkoord vervolgens formeel bekrachtigd worden door de besturen van alle betrokken waterschappen; alsdan krijgt het de status van een sociaal plan, waaraan medewerkers rechten kunnen ontlenen. Gevraagd besluit Wij doen in lijn met de afspraken die vastgelegd zijn in de regeling BGO een dringend beroep op u te besluiten bijgevoegd onderhandelingsakkoord te bekrachtigen, dit onder het voorbehoud van instemming door de achterbannen van de vakorganisaties, dat besluit nog deze maand te nemen en ons over de uitkomst ervan per omgaande te informeren. P. Poelmann, dijkgraaf De Stichtse Rijnlanden, en A. Fernhout, DB-lid Rivierenland, samen vormend de werkgeversdelegatie in het BGO /vs df 5