GEMEENTE PURML:.-AD DUALISME 1 Exemplaar Raad/Grf:

Transcriptie

1 GEMEENTE PURML:.-AD DUALISME 1 Exemplaar Raad/Grf: 1 Exemplaar : Nr.: Ontv.: 1 6 APR 2015 Proc.eig. Kopie: datum onderdeel contactpersoon doorkiesnummer ons kenmerk uw kenmerk bijlage(n) faxnummer afdeling onderwerp [ ] AANTEKENEN PER POST ] PER FAX (0299) de Raad van de gemeente Purmerend Postbus AA Purmerend 15 april 2015 Zittingsfase bestuur Haarlem mevr M.M.A. van der Meer (023) zaaknummer HAA 14/4819 CHW EVE1 (023) het beroep van Melkveebedrijf M. Hamstra te Purmerend Geachte heer/mevrouw, Afdeling Publiekrecht Sectie Bestuursrecht Locatie Haarlem bezoekadres Stationsplein LM Haarlem correspondentieadres Postbus BR Haarlem t (023) Zittingen t (023) Beroepszaken t (023) Voorzieningen f (023) /76 (Bestuursrecht) f (023) (Belasting) Bij beantwoording de datum en ons kenmerk vermelden. Wilt u slechts één zaak in uw brief behandelen. Over het beroep met zaaknummer HAA 14/4819 CHW EVE1 deel ik u het volgende mee. De rechtbank heeft uitspraak gedaan. Ik stuur u een kopie van de uitspraak. Indien in deze uitspraak wordt verwezen naar een uitspraak met een ECLI-nummer, is de tekst van de betreffende uitspraak onder dat nummer gepubliceerd op Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. In uw beroepschrift moet u vermelden waarom u het niet eens bent met de uitspraak. U kunt ook digitaal hoger beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Kijk op voor meer informatie over het indienen van digitaal beroep. Als u naar aanleiding van deze brief vragen hebt, kunt u contact opnemen met de administratie van de rechtbank op het hierboven vermelde doorkiesnummer. Als u de rechtbank belt of schrijft, verzoek ik u het zaaknummer te vermelden. BE023

2 uitspraak RECHTBANK NOORD-HOLLAND Zittingsplaats Haarlem Bestuursrecht zaaknummer: HAA 14/4819 uitspraak van de meervoudige kamer van 15 april 2015 in de zaak tussen M. Hamstra en S. Hamstra-Loogman h.o.d.n. Melkveebedrijf M. Hamstra, te Purmerend, eisers en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Purmerend, verweerder (gemachtigden: M. Deinum en P. de Lange). Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: Alleco Solar Energy B.V. (vergunninghouder), te Hoogvliet. Procesverloop Bij besluit van 1 oktober 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het ontwikkelen van een zonnepanelenpark op het bedrijventerrein Baanstee-Noord te Purmerend. Eisers heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 maart Eisers zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden M. Deinum en P. de Lange, beiden ambtenaren in dienst van de gemeente Purmerend. Namens vergunninghouder is verschenen G. Tol. Overwegingen 1.1 Vergunninghouder heeft op 14 april 2014 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het plaatsen van zonnepanelen op 8,5 hectare grond op een perceel in het bedrijventerrein Baanstee-Noord. Er worden 300 zogenaamde omvormers bij geplaatst. Dit zijn kastjes van 0,7 x 0,5 x 0,2 meter die de gelijkstroom die in de zonnepanelen opgewekt wordt, omzetten in wisselstroom. Tevens worden drie transformatorhuisjes van 1,5 x 1,5 x 1,5 meter geplaatst. Uit de toelichting bij de aanvraag blijkt dat het de bedoeling is dat het zonnepanelenpark zeventien jaar aanwezig zal blijven. Hierna wordt het ontmanteld en komt de grond weer vrij voor de vestiging van bedrijven. Het bedrijventerrein Baanstee-Noord wordt gefaseerd ontwikkeld. Het perceel waar het om gaat bevindt zich op het gedeelte waarvan de ontwikkeling is voorzien in de tweede fase en zal

3 zaaknummer: HAA 14/4819 blad 2 niet op korte termijn nodig zijn voor de vestiging van bedrijven. 1.2 Het project is in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan 'Bedrijvenpark Baanstee-Noord' (hierna: het bestemmingsplan) omdat het perceel waarop het zonnepanelenpark wordt geplaatst, bestemd is voor bedrijven in ten hoogste de milieucategorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten en de bij deze bedrijven behorende kantoor- en andere nevenruimte en bijbehorende voorzieningen. Het project past niet binnen de aan deze bestemming verbonden bouwregels. 1.3 Op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), voor zover hier van belang, is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan. Op grond van artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo, kan een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk worden geweigerd indien de activiteit in strijd is met het bestemmingplan. In artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3, van de Wabo, voor zover hier van belang, is bepaald dat, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, de omgevingsvergunning slechts kan worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat. De beslissing om al dan niet een omgevingsvergunning te verlenen voor de activiteit gebruiken in strijd met het bestemmingsplan op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3, van de Wabo behoort tot de discretionaire bevoegdheid van verweerder. De rechter dient dit besluit terughoudend te toetsen. De rechter dient zich daarbij te beperken tot de vraag of verweerder in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. 2. Verweerder heeft besloten planologische medewerking te verlenen aan dit project door middel van het afwijken van het bestemmingsplan op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3 van de Wabo. Op 21 mei 2014 heeft de raad van Purmerend (de raad) ingestemd met het ontwerp van een verklaring van geen bedenkingen. Met ingang van 16 juni 2014 zijn het ontwerpbesluit en de onderliggende stukken gedurende zes weken ter inzage gelegd. Er zijn drie zienswijzen ingediend, waaronder een door eisers. Deze hebben echter niet geleid tot het afzien van medewerking aan het project. Na de afgifte van een verklaring van geen bedenkingen door de raad op 25 september 2014 heeft verweerder vervolgens het primaire besluit genomen. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat het gebruiken van gronden en bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en dat sprake is van een goede ruimtelijke onderbouwing. 3. Eisers hebben bezwaar tegen de locatie van het vergunde zonnepanelenpark. Het beoogde perceel is steeds in gebruik geweest als weide voor melkvee van een veehouder. Deze veehouder wil de grond blijven gebruiken maar de gemeente staat dat niet toe. Eisers stellen zich op het standpunt dat het zonnepanelenpark op een andere locatie, bijvoorbeeld de reeds bouwrijp gemaakte delen van het gebied, moet worden gevestigd.

4 zaaknummer: HAA 14/4819 blad Verweerder heeft in het verweerschrift en ter zitting uiteengezet dat ervoor gekozen is om het zonnepanelenpark op de niet bouwrijpe grond te plaatsen vanwege de lagere huurkosten en omdat alle reeds bouwrijp gemaakte delen van de Baanstee-Noord beschikbaar moeten zijn en blijven om in de komende jaren bedrijven te huisvesten, al naar gelang hun milieucategorie. Deze locatie is bovendien niet aan de zichtkant. Verweerder beschouwt dit project als een bijdrage aan de gemeentelijke duurzaamheidsambitie en wenst dit mogelijk te maken op de geprojecteerde locatie. Verweerder benadrukt dat al in een vroeg stadium met de omwonenden gecommuniceerd is over dit project en dat op 16 oktober 2013 een informatiebijeenkomst heeft plaatsgevonden. Verweerder meent dat het belang van de realisatie van het bouwplan en de belangen van de omwonenden, waaronder eisers belangen, elkaar niet in de weg staan. 3.2 De rechtbank stelt voorop dat verweerder dient te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning voor het project, zoals dat is aangevraagd. Indien het project op zichzelf voor verweerder aanvaardbaar is, kan het bestaan van alternatieven slechts dan tot het onthouden van medewerking nopen, indien op voorhand duidelijk is dat door verwezenlijking van de alternatieven een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren (zie ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 7 mei 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1632). Eisers hebben niet aangetoond dat er een alternatieve locatie is voor de realisatie van het project met aanmerkelijk minder bezwaren. De rechtbank acht de motivering van verweerder en zijn nadere toelichting ter zitting over de gekozen locatie voor het project, zoals beschreven onder 3.1, voldoende. De omstandigheid dat het perceel op dit moment tijdelijk gebruikt wordt voor het houden van vee door een andere melkveehouder maakt dit niet anders. De beroepsgrond kan daarom niet slagen. 4. Eisers vrezen voor gezondheidsproblemen door de straling afkomstig uit de omvormers. De verklaring van de leverancier van de omvormers SMA Solar Technology dat de omvormers geen gezondheidsrisico's opleveren, achten eisers bij gebrek aan meetbare gegevens onvoldoende. Eisers betwisten de juistheid van deze verklaring en verwijzen daartoe naar een rapport van het Platform Gezondheid en Milieu met betrekking tot gezondheidsklachten door blootstelling aan elektromagnetische velden en een bericht van het Nationaal Kompas Volksgezondheid met de titel 'Wat zijn de mogelijke gezondheidsgevolgen van straling?' 4.1 Verweerder mocht naar het oordeel van de rechtbank uitgaan van de informatie van de leverancier van de omvormers zoals aangedragen door vergunninghouder. Uit deze informatie, waaronder de folder 'Elektromagnetische (omgevings-)compatibiliteit' van de leverancier van de omvormers, volgt dat het potentiaal van een omvormer gelijkgesteld kan worden aan dat van een normale stroomkabel. Ook wanneer er een groot aantal omvormers bij elkaar staan, zou dat geen gezondheidsrisico's opleveren. Eisers hebben geen concrete informatie aangedragen ter onderbouwing van hun vrees voor gezondheidsrisico's door de straling, afkomstig uit de omvormers. De door eisers aangedragen argumenten en aangehaalde stukken betreffen algemene informatie en zijn niet toegespitst op de mogelijke gevolgen van de straling afkomstig uit de zonnepanelen en de omvormers. Verweerder behoefde dit dan ook niet verder te onderzoeken. Deze beroepsgrond kan dus niet slagen. 5. Eisers menen dat het project een optische verstoring veroorzaakt van het gebied en dat verweerder ten onrechte is afgeweken van het beeldkwaliteitsplan van de Baanstee-Noord. 5.1 Verweerder heeft zich in dit kader op het standpunt gesteld dat de raad al in 2008 de keuze heeft gemaakt om de Baanstee-Noord te bestemmen als bedrijventerrein. Dat er op dit terrein

5 zaaknummer: HAA 14/4819 blad 4 bebouwing zou worden opgericht is dus destijds al onderwerp van besluitvorming geweest. De in de toekomst aan te leggen groenbuffer langs de noordzijde van het gebied is bedoeld om de bebouwing af te schennen. Verweerder heeft opgemerkt dat de afwijking van het beeldkwaliteitsplan van de Baanstee-Noord evident is, omdat het zonnepanelenpark een ander soort bebouwing is dan de grootschalig opgezette bedrijfsgebouwen met een utilitaire uitstraling die het beeldkwaliteitsplan voor deze zone voorschrijft. De rechtbank is van oordeel dat verweerder deze keuze bij een afweging van alle belangen heeft kunnen maken. Ook deze beroepsgrond kan dus niet slagen. 6. Eisers zien niet in waarom de zonnepanelen aan de westzijde van het perceel op 10 meter vanuit de sloot worden geplaatst en de zonnepanelen aan de noordzijde op slechts 5 meter. 6.1 Verweerder heeft in het verweerschrift opgemerkt dat de melding van deze afstanden een incorrectheid in de ruimtelijke onderbouwing is. Aan zowel de west- als de noordzijde van het perceel zal een strook grond van 10 tot 11 meter breed worden vrijgehouden. Deze strook blijft eigendom van de gemeente en daar wordt een bomenrij geplant. De zonnepanelen worden dus verder van het perceel van eisers af geplaatst dan in de ruimtelijke onderbouwing is vermeld. De rechtbank constateert dat deze correctie in de ruimtelijke onderbouwing in het voordeel van eisers is. Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de belangen van eisers met dit project niet onevenredig worden geschaad. 7. Eisers voeren tot slot aan dat in het projectplan niets vermeld is over brandpreventie en - bestrijding. 7.1 Verweerder heeft in het verweerschrift opgemerkt dat bij de beoordeling van de aanvraag door de brandweer naar de externe veiligheidsaspecten van het project is gekeken en dat geoordeeld is dat het plan voldoet aan de eisen die hiervoor gesteld zijn. Eisers hebben dit niet gemotiveerd betwist. Reeds hierom kan deze beroepsgrond niet slagen. 8. Volledigheidshalve merkt de rechtbank op dat het feit dat er nog geen subsidiebesluit is afgegeven voor dit project, een omstandigheid is die in de risicosfeer van de vergunninghouder valt. Het is geen omstandigheid waarmee verweerder bij de al dan niet verlening van de omgevingsvergunning rekening behoeft te houden. 9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

6 zaaknummer: HAA 14/4819 blad 5 Beslissing De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. L. Beijen, voorzitter, en mr. drs. J.H.A.C. Everaerts en mr. E.M. van der Linde, leden, in aanwezigheid van mr. S. Vosse-Pirs, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 april Afschrift verzonden aan partijen op: Rechtsmiddel \ <J Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Op het hoger beroep tegen deze uitspraak is de Crisis- en herstelwet van toepassing. Op grond van artikel 1.6a van de Crisis- en herstelwet kunnen na genoemde zes weken geen gronden meer worden aangevoerd. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening. Voor eensluidend afschrif f er van de Rechtba * - Holland