De Effectiviteit van Psychotherapie bij Cluster A. Persoonlijkheidsstoornissen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De Effectiviteit van Psychotherapie bij Cluster A. Persoonlijkheidsstoornissen"

Transcriptie

1 De Effectiviteit van Psychotherapie bij Cluster A Persoonlijkheidsstoornissen Annika Baars Universiteit van Amsterdam Bachelorthese Literatuuroverzicht Begeleider: Anna Bartak Collegekaartnummer: Datum: 15 juni 2012 Aantal woorden: 6004

2 Inhoudsopgave Abstract 3 1. Achtergrond 4 2. De effectiviteit van ambulante behandeling, dagbehandeling en klinische behandeling bij cluster A persoonlijkheidsstoornissen De effectiviteit van ambulante behandeling bij cluster A persoonlijkheidsstoornissen De effectiviteit van dagbehandeling bij cluster A persoonlijkheidsstoornissen De effectiviteit van klinische behandeling bij cluster A persoonlijkheidsstoornissen Conclusie en samenvatting De rol van de therapeutische alliantie bij cluster A persoonlijkheidsstoornissen Conclusies en discussie Literatuurlijst 24 2

3 Abstract Patiënten met cluster A persoonlijkheidsstoornissen worden veelal gekenmerkt door vreemde en excentrieke symptomen. Voorbeelden zijn achterdocht, betrekkingsideeën en extreme afstandelijkheid. In dit literatuuroverzicht wordt beschreven wat de effectiviteit is van psychotherapie bij cluster A persoonlijkheidsstoornissen. Eerst wordt beschreven wat de effectiviteit is van ambulante psychotherapie, dagbehandeling en klinische behandeling bij de behandeling van cluster A persoonlijkheidsstoornissen en vervolgens wordt beschreven wat de rol is van de therapeutische alliantie bij de behandeling van cluster A persoonlijkheidsstoornissen. Het blijkt dat het nog onduidelijk is wat de effectiviteit is van verschillende settings voor psychotherapie bij cluster A persoonlijkheidsstoornissen, omdat onderzoek hiernaar schaars is en tegenstrijdige resultaten heeft. Verder blijkt dat het belangrijk is bij de behandeling van cluster A patiënten om per patiënt te kijken wat er nodig is voor een optimale therapeutische relatie. In de discussie worden aanbevelingen gedaan voor verder onderzoek naar psychotherapie bij cluster A persoonlijkheidsstoornissen. 3

4 1. Achtergrond Persoonlijkheidsstoornissen (PSen) zijn veelvoorkomend. De geschatte prevalentie in de bevolking loopt van 4,4% tot 14,8% (Coid, Yang, Tyrer, Roberts & Ullrich, 2006; Grant, Hasin, Stinson, Dawson, Chou, Ruan & Pickering, 2004; Samuels, Eaton, Bienvenu, Brown, Costa & Nestadt, 2002; Torgersen, Kringlen & Cramer, 2002). Het zijn stoornissen met hoge lijdensdruk die doorgaans beginnen na de puberteit. Ze zijn van lange duur en hebben invloed op veel gebieden van het leven. In een klinische populatie met verschillende soorten psychische problematiek had 36% van de deelnemers een PS (Pilgrim & Mann, 1990). In de DSM IV TR zijn de PSen opgedeeld in drie clusters. Er zijn 10 PSen en een restcategorie. De paranoïde, schizoïde en schizotypische PS zijn stoornissen uit cluster A, het vreemde of excentrieke cluster. Paranoïde persoonlijkheidsstoornis wordt gekenmerkt door een achterdocht naar anderen toe. Deze patiënten zijn vaak bang om misbruikt te worden door anderen. Schizoïde persoonlijkheidsstoornis wordt gekenmerkt door een afstandelijkheid naar anderen en een gebrek aan behoefte aan interpersoonlijk contact. Schizotypische persoonlijkheidsstoornis lijkt op beginnende schizofrenie en is hier soms moeilijk van te onderscheiden. Het wordt gekenmerkt door een verminderd vermogen tot het aangaan van interpersoonlijke relaties en cognitieve en perceptuele symptomen, zoals bizarre fantasieën en betrekkingsideeën. De prevalentie van cluster A PSen in de samenleving loopt van 1,5 tot 2% (American Psychiatric Association, 2000; Coid et al., 2006; Gerritsen, Eurelings Bontekoe & Snellen, 2009; Samuels et al., 2002). De overige twee clusters zijn cluster B, het dramatische cluster met antisociale, borderline, theatrale en narcistische PS en cluster C, het angstige cluster met afhankelijke, vermijdende en obsessief compulsieve PS. De geschatte prevalentie van deze twee clusters loopt van 1 tot 5% (Samuels et al., 2002; Coid et al., 2006). Verder is er nog een restcategorie voor diagnoses die niet in een van deze 4

5 clusters passen, Persoonlijkheidsstoornis Niet Anders Omschreven (PSNAO). De geschatte prevalentie van deze stoornissen loopt van 3% tot 6% in de samenleving, afhankelijk van de gebruikte meetmethode (Verheul & Widiger, 2004). Hoewel er veel effectiviteitonderzoek bestaat naar de behandeling van cluster B en C PSen is het onderzoek naar de effectiviteit van behandeling bij cluster A PSen schaars. Een van de redenen waarom er zo weinig bekend is over de behandeling van cluster A PSen, is dat deze patiënten doorgaans zelf geen behandeling voor hun stoornis zoeken (Gerritsen et al., 2009; Tyrer, Mitchard, Methuen & Ranger, 2003). Mogelijke behandelvormen van cluster A PSen zijn psychotherapie, farmacotherapie of een combinatie van de twee. Farmacotherapie voor PSen lijkt effectief te zijn voor de vermindering van symptomen van de PS, maar er is geen middel wat de voorkeur heeft over andere middelen. De keuze welke psychofarmaca voor te schrijven bij een patiënt ligt aan welke symptomen iemand heeft (Coccaro, 1998). Anti epileptica werken tegen agressieve symptomen en antipsychotica werken tegen cognitief perceptuele symptomen (Duggan, Huband, Smailagic, Ferriter & Adams, 2008). Bij patiënten met schizotypische PS lijken atypische antipsychotica en antidepressiva effectief te zijn tegen psychotische, depressieve, angstige en paranoïde symptomen (Keshavan, Shad, Soloff & Schooler, 2004; Koenigsberg, Reynolds, Goodman, New, Mitropoulou, Trestman, Silverman & Siever, 2002; Markovitz, Calabrese, Schulz & Meltzer, 1991). Het meeste onderzoek naar de effectiviteit van farmacotherapie bij cluster A PSen is gedaan bij patiënten met deze stoornis, dus het is niet duidelijk of deze resultaten te generaliseren zijn naar patiënten met andere PSen. Een regelmatig gerapporteerd nadeel aan medicatie is de hoeveelheid bijwerkingen (Keshavan et al., 2010; Koenigsberg et al., 2002). Ook zal niet iedere patiënt zijn leven lang medicatie willen blijven slikken. Onder andere om deze redenen is het interessant om te 5

6 kijken naar de werking van psychotherapie bij PS. Het is bekend dat psychotherapie bij PS effectief kan zijn (Perry, Banon & Ianni, 1999). Verschillende vormen van psychotherapie blijken effectief te zijn, waaronder individuele ambulante psychotherapie, een intensief stepdown programma met kortdurende opname en een opname met langere duur (Chiesa, Fonagy, Holmes & Drahorad, 2004; Gullestad, Wilberg, Klungsøyr, Johansen, Urnes & Karterud, 2012). Zowel psychodynamische als cognitieve vormen van gedragstherapie lijken symptomen te doen afnemen en sociaal functioneren te bevorderen. Dit effect lijkt stand te houden na afloop van de therapie (Leichsenring & Leibing, 2003; Winston, Laikin, Pollack, Samstag, McCullough & Muran, 1994). In een meta analyse van Perry et al. (1999) kwam naar voren dat 52% van de patiënten na therapie niet meer aan de criteria van een PS voldoet. Verder bleek uit een onderzoek van Monsen, Odland, Faugli, Daae en Eilertsen (1995) dat 76% van de patiënten na de therapie op een psychosociaal niveau functioneert dat gelijk staat aan dat van mensen zonder PS. Het is nog niet precies duidelijk welke factoren bijdragen aan de effectiviteit van psychotherapie, maar het is wel bekend dat een van de werkzame factoren van psychotherapie bij PSen de therapeutische alliantie of relatie is. Dit lijkt een belangrijke factor te zijn bij alle soorten therapie voor PSen (Benjamin & Karpiak, 2001; Martin, Garske & Davis, 2000). Het zou zelfs een van de belangrijkste factoren van psychotherapie zijn (Kapfhammer & Hippius, 1998, aangehaald in Bartak, Andrea, Spreeuwenberg, Thunnissen, Ziegler, Dekker, Bouvy, Hamers, Meerman, Busschbach, Verheul, Stijnen & Emmelkamp, 2011). Psychotherapie lijkt een effectieve behandeling te zijn bij verschillende PSen, onder andere voor psychosociaal functioneren en de hoeveelheid symptomen van de patiënt. Farmacotherapie lijkt een effectieve behandeling te zijn tegen symptomen van verschillende PSen, waaronder symptomen van schizotypische PS. Het is echter nog niet duidelijk of 6

7 psychotherapie ook een effectieve behandeling is voor cluster A PSen. Daarom wordt in dit literatuuroverzicht besproken wat de effectiviteit van psychotherapie bij cluster A PSen is. In de eerste paragraaf wordt de effectiviteit van drie verschillende settings voor psychotherapie bij cluster A PSen naast elkaar gezet. Omdat de therapeutische alliantie een belangrijke rol heeft bij alle vormen van psychotherapie bij PSen, wordt in de tweede paragraaf onderzocht wat de rol is van de therapeutische alliantie bij cluster A PSen. De termen therapeutische alliantie en therapeutische relatie worden hier beiden gebruikt. 2. De effectiviteit van verschillende settings voor behandeling bij cluster A persoonlijkheidsstoornissen Er zijn verschillende settings voor psychotherapie. Er is poliklinische of ambulante behandeling, waar patiënten een of meerdere keren per week naar het behandelcentrum komen en daar een uur therapie krijgen, er is dag of deeltijdbehandeling, waar patiënten een tot vijf dagen per week aanwezig zijn in het behandelcentrum maar thuis wonen en er is klinische behandeling, waar de patiënten opgenomen worden voor een bepaalde tijd. Het is belangrijk om te weten welke van deze settings effectief zijn voor de behandeling van cluster A PSen. Dat wordt in deze paragraaf besproken. 2.1 De effectiviteit van ambulante behandeling bij cluster A persoonlijkheidsstoornissen Er zijn twee onderzoeken gedaan naar de effectiviteit van ambulante behandeling bij cluster A PSen (Narud, Mykletun & Dahl, 2005; Nordentoft, Thorup, Petersen, Øhlenschlæger, Melau, Christensen, Krarup, Jørgensen & Jeppesen, 2006). In beide onderzoeken blijkt de ambulante setting een goede setting te zijn voor de behandeling van cluster A PSen. In het onderzoek van Narud et al. (2005) werd de effectiviteit van ambulante 7

8 individuele psychotherapie van gemiddeld 18 maanden bij 110 patiënten met PSen en as I stoornissen onderzocht. 86 patiënten hadden een PS volgens de DSM III R, waarvan 45 met een cluster A of B stoornis. De behandeling vond plaats in een niet gespecialiseerde kliniek voor ambulante behandeling in Noorwegen. Patiënten werden beoordeeld op globaal functioneren volgens de Global Assessment of Functioning van de DSM IV (GAF; Hilsenroth, Ackerman, Blagys, Baumann, Baity & Smith et al., 2000, aangehaald in Narud et al., 2005). Verder werd er gekeken naar in hoeverre PSen bij de patiënten afnamen of verdwenen tijdens en na de behandeling en naar de afname van zelfgerapporteerde psychische symptomen. Patiënten met een cluster A of B PS hadden na afloop van de behandeling een hoger niveau van globaal functioneren dan voor de behandeling. Ook hadden zij een afname in PSen en zelfgerapporteerde psychische symptomen in vergelijking met aan het begin van de behandeling. Ambulante behandeling die niet gespecialiseerd was in PSen werd effectief bevonden. In dit onderzoek werd echter niet gedifferentieerd tussen cluster A en B PSen. Het is goed mogelijk dat patiënten met alleen een cluster A PS anders reageren op ambulante psychotherapie dan patiënten met een comorbide cluster A en B PS of patiënten met alleen een cluster B PS. Er zijn meerdere manieren om te meten of een therapie effectief is. Een van die manieren is om te kijken naar globaal functioneren en de aanwezigheid van symptomen. Een andere manier is om te kijken of de stoornis niet verergert. Patiënten met schizotypische PS hebben het risico dat hun stoornis omslaat naar een psychose, een verergering van de stoornis. Nordentoft et al. (2006) onderzochten de invloed van twee soorten ambulante psychotherapie op de overgang van schizotypische stoornis naar psychose. Er deden 79 patiënten met schizotypische stoornis volgens de ICD 10 mee aan dit onderzoek. Een nietgespecialiseerde standaardbehandeling, bestaande uit maandelijkse ambulante 8

9 psychotherapie, werd vergeleken met geïntegreerde behandeling gericht op het voorkomen of uitstellen van de overgang naar psychose, bestaande uit bemoeizorg, sociale vaardigheidstraining en psycho educatie. 68% van de patiënten gebruikte medicatie tijdens het onderzoek. De patiënten werden random ingedeeld in een van twee condities. 42 patiënten zaten in de conditie met geïntegreerde behandeling en 37 patiënten zaten in de conditie met standaardbehandeling. Na een jaar werd gekeken hoeveel patiënten een psychotische stoornis hadden volgens de ICD 10. Het bleek dat 8% van de patiënten met geïntegreerde behandeling na een jaar een psychotische stoornis hadden. Bij de standaardbehandeling was dit 33%. Na twee jaar liep dit bij de patiënten met geïntegreerde behandeling op tot 25% en bij de patiënten met standaardbehandeling tot 42%. Er was geen verschil in de aanwezigheid van positieve en gedesorganiseerde symptomen tussen de behandelvormen. Er werd niet gekeken naar het verloop van de symptomen binnen de behandelvormen. Geïntegreerde behandeling vermindert het risico op overgang naar psychose dus sterker dan niet gespecialiseerde standaardbehandeling bij patiënten met schizotypische stoornis. Een beperking aan de bruikbaarheid van dit onderzoek is dat de diagnoses aan de hand van de ICD 10 zijn gesteld. Volgens de ICD 10 is de schizotypische stoornis namelijk geen PS (Handest & Parnas, 2005). Het is dan ook niet duidelijk of de schizotypische stoornis uit de ICD 10 daadwerkelijk als cluster A PS gezien kan worden. Dat deze diagnose met een ander instrument is gesteld kan ervoor zorgen dat de resultaten die gevonden zijn in dit onderzoek niet gegeneraliseerd kunnen worden naar cluster A PSen uit de DSM IV TR. 9

10 2.2 De effectiviteit van dagbehandeling bij cluster A persoonlijkheidsstoornissen Naast ambulante behandeling is dagbehandeling een mogelijke setting voor de behandeling van cluster A PSen. De effectiviteit hiervan is in meerdere studies onderzocht, maar de resultaten zijn niet eenduidig (Karterud, Pedersen, Bjordal, Brabrand, Friis, Haaseth, Haavaldsen, Irion, Leirvåg, Tørum & Urnes, 2003; Karterud, Vaglum, Friis, Irion, Johns & Vaglum, 1992; Mehlum, Irion, Johns, Karterud, Vaglum & Vaglum, 1991; Wilberg, Friis, Karterud, Mehlum, Urnes & Vaglum, 1998). Uit de resultaten van twee onderzoeken blijkt dat dagbehandeling geen goede setting is voor de behandeling van cluster A PSen. In een van de twee onderzoeken (Wilberg et al., 1998) werd er onder 128 patiënten met verschillende soorten stoornissen in een centrum voor dagbehandeling bij PSen onderzocht hoe groepen patiënten zich ontwikkelden tijdens de behandeling. De ontwikkeling kon goed, matig, laat of slecht zijn. 68 deelnemers hadden een cluster A of B PS. Verder waren er 33 patiënten met cluster C PS en 27 patiënten zonder PS. Diagnoses voor PSen werden gesteld aan de hand van de DSM III R. 3,5 jaar na het begin van de therapie werd het globaal functioneren van de patiënten gemeten. De scores voor het globaal functioneren bij het aanmelden voor behandeling en bij het einde van de behandeling werden retrospectief gemeten op basis van patiëntendossiers. Het bleek dat patiënten met cluster A of B PSen slecht, matig of laat verbeterden op globaal functioneren in vergelijking met de andere groepen. Het globaal functioneren van patiënten met een schizotypische PS verbeterde slecht of laat. De dagbehandeling in dit onderzoek was niet goed voor de behandeling van cluster A en B PSen en schizotypische PS. Er zijn echter een paar beperkingen aan het onderzoek van Wilberg et al. (1998). Ten eerste werd er geen onderscheid gemaakt tussen cluster A en B stoornissen, iets wat wel belangrijk is voor de vraagstelling van dit literatuuroverzicht. Ten tweede werd er retrospectief gekeken naar de gegevens van 10

11 patiënten bij aanmelding en het einde van de therapie. Dit maakt dat deze gegevens minder betrouwbaar zijn dan de gegevens die direct bij de patiënt gemeten zijn. De gegevens in de dossiers betroffen de diagnoses gegeven door therapeuten aan hun patiënten. Er is echter gebleken dat de diagnoses die therapeuten geven minder betrouwbaar zijn dan de diagnoses verkregen met gestandaardiseerde vragenlijsten in onderzoek (Westen, 1997, aangehaald in Wilberg et al., 1998). Het tweede onderzoek waaruit blijkt dat dagbehandeling geen goede setting is voor de behandeling van cluster A PSen is het onderzoek van Karterud et al. (1992). In dit onderzoek werd wel onderscheid gemaakt tussen de drie clusters. Er waren 97 deelnemers, waarvan 15 met een cluster A PS. 13 deelnemers hadden een schizotypische PS en 2 hadden een schizoïde PS. Diagnoses van PSen werden gesteld volgens de DSM III R. 60% van de patiënten gebruikte medicatie ten tijde van het onderzoek. Deelnemers volgden het normale programma van de dagbehandeling in het Ullevål University Hospital in Oslo. Dit programma bestaat uit groepsbijeenkomsten, groepstherapie en individuele psychodynamische psychotherapie. De duur van het programma is gemiddeld zes maanden. Psychische en lichamelijke symptomen werden gemeten na afloop van de behandeling. Het bleek dat patiënten met een schizotypische PS geen vermindering van symptomen of verbetering in de mate van psychopathologie ondervonden. Het is door de kleine groep niet bekend of de behandeling effectief was voor de patiënten met een schizoïde PS. Deze dagbehandeling hielp niet tegen symptomen van schizotypische PS, al moeten deze resultaten voorzichtig geïnterpreteerd worden door het lage aantal deelnemers. Een grotere groep patiënten nam deel aan een onderzoek waar dagbehandeling wél een effectieve setting bleek te zijn voor de behandeling van cluster A PSen (Karterud et al., 2003). Er waren 1244 deelnemers in dit onderzoek. Zij waren gestart met dagbehandeling in 11

12 acht verschillende instellingen voor dagbehandeling in de Norwegian Network of Psychotherapeutic Day Hospitals sinds 1993 en geëindigd met de behandeling voor De instellingen waren allen gespecialiseerd in de behandeling van PSen. 202 deelnemers hadden een cluster A PS. Diagnoses voor PS werden gesteld aan de hand van de DSM III R of de DSM IV, afhankelijk van het jaar van aanmelden. 68% van de deelnemers gebruikte medicatie. Het bleek dat deelnemers na afloop van de behandeling verbeterd waren in algemeen functioneren, een verbeterde levenskwaliteit hadden, minder interpersoonlijke problemen hadden en minder zware persoonlijkheidspathologie hadden. Patiënten met een schizotypische of paranoïde PS verbeterden echter minder dan patiënten met een borderline PS. Hoe ze wel verbeterden is onduidelijk, omdat analyses van de data gericht waren op borderline PS. Deze dagbehandeling leek dus wel te helpen bij cluster A PSen, maar niet even goed als bij borderline PS. Er is nog één onderzoek waaruit blijkt dat dagbehandeling een effectieve setting is voor de behandeling van cluster A PSen (Mehlum et al., 1991). In dit onderzoek werd gekeken naar de effectiviteit van dagbehandeling op de lange termijn. Het is belangrijk om de effectiviteit van een behandeling op de lange termijn te bekijken om te kijken of resultaten ook standhouden tot na de therapie. Dit lijkt deels zo te zijn in het onderzoek van Mehlum et al. (1991). Deelnemers werden twee tot vijf jaar na een dagbehandeling onderzocht op functioneren. Er waren 97 deelnemers, waarvan 9 met een schizotypische PS. Diagnoses werden gesteld aan de hand van de DSM III R. Deelnemers waren behandeld in een centrum voor dagbehandeling van verschillende soorten stoornissen. De mate van psychopathologie, de hoeveelheid symptomen en sociaal functioneren werden gemeten aan het begin, het einde en twee tot vijf jaar na het einde van de therapie. Het bleek dat deelnemers met een schizotypische PS een matige verbetering lieten zien in symptomen van 12

13 de PS aan het einde van de behandeling en dat deze verbetering standhield twee tot vijf jaar na het einde van de therapie. De mate van algemene psychopathologie veranderde niet tijdens de behandeling voor deelnemers met een schizotypische PS. Op de nameting was dit echter wel verbeterd. Sociaal functioneren verbeterde niet tijdens of na de behandeling. De patiënten leefden geen van allen zelfstandig tijdens de nameting. Deze behandeling hielp op de lange termijn dus deels voor mensen met een schizotypische PS. De symptomen van de PS die waren afgenomen in de therapie waren nog steeds verminderd twee tot vijf jaar na de behandeling. De mate van algemene psychopathologie verbeterde pas na de behandeling. Door de kleine populatie moeten alle resultaten echter voorzichtig geïnterpreteerd worden. Of dagbehandeling een effectieve setting is om cluster A PSen te behandelen is nog niet duidelijk. Uit twee van de vier onderzoeken blijkt dat dagbehandeling niet effectief is bij de behandeling van cluster A PSen. Uit de twee andere onderzoeken blijkt echter dat dagbehandeling weldegelijk effectief is voor algemeen functioneren en de mate van symptomen bij een van de cluster A PSen, schizotypische PS, en dat deze verbetering twee tot vijf jaar na de behandeling nog steeds standhoudt. Bij drie onderzoeken zijn de steekproeven echter zo klein dat de resultaten met grote voorzichtigheid moeten worden geïnterpreteerd. Kortom, verder onderzoek naar de effectiviteit van dagbehandeling bij cluster A PSen is zeker nodig. 2.3 De effectiviteit van klinische behandeling bij cluster A persoonlijkheidsstoornissen De laatste setting die besproken wordt is de meest intensieve setting, klinische behandeling. Er zijn twee onderzoeken gedaan naar de effectiviteit van deze setting bij de behandeling van cluster A PSen. Uit beide onderzoeken blijkt dat klinische behandeling effectief is voor de behandeling van cluster A PSen (Bartak et al., 2011; Gude & Vaglum, 13

14 2001). Gude en Vaglum (2001) onderzochten het verloop van PSen in 908 deelnemers opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis in Noorwegen. 30% hiervan gebruikte medicatie aan het begin van het onderzoek. 101 mensen hadden een cluster A PS. Diagnoses werden gesteld aan de hand van de DSM III R. Aan de hand van de Symptom Check List 90 (SCL 90; Derogatis, Lipman & Covi, 1973, aangehaald in Gude & Vaglum, 2001) werd gekeken hoeveel lichamelijke en psychische symptomen deelnemers hadden aan het begin van de therapie, aan het einde van de therapie en een jaar na afloop van de therapie. Het bleek dat alle deelnemers met een PS een vermindering in symptomen hadden na afloop van de therapie en op de nameting. Dit gold ook voor cluster A PSen specifiek. Klinische behandeling was in dit onderzoek dus een effectieve setting om patiënten met cluster A PSen te behandelen. Het tweede onderzoek waarin is gekeken naar de effectiviteit van klinische behandeling bij de behandeling van cluster A PSen is het onderzoek van Bartak et al. (2011). Dit is het enige onderzoek tot nu toe waar alle settings voor de behandeling van PSen onderzocht werden. De effectiviteit van ambulante behandeling, dagbehandeling en klinische behandeling werd vergeleken onder 57 patiënten met cluster A PSen. 60% van deze patiënten gebruikte medicatie aan het begin van het onderzoek. De deelnemers werden geselecteerd uit zes instellingen voor de behandeling van PSen in Nederland. Deze instellingen bieden ambulante behandeling, dagbehandeling en/of klinische behandeling. Deelnemers in de dagbehandeling en de klinische behandeling groepen hadden na afloop van de behandeling minder psychiatrische symptomen dan voor de behandeling. Deelnemers in de ambulante behandeling veranderden niet op psychiatrische symptomen. Verder verbeterden deelnemers in dagbehandeling en klinische behandeling op het gebied van sociaal en inter persoonlijk functioneren en in levenskwaliteit. Deelnemers in de ambulante behandeling groep functioneerden na afloop van de behandeling beter op het 14

15 werk en in de familie. Klinische behandeling is ook in dit onderzoek effectief voor de behandeling van cluster A PSen. Verder is dit onderzoek een waardevolle aanvulling op de bestaande literatuur over dagbehandeling bij cluster A PSen. Interessant is dat Bartak et al. (2011) vonden dat ambulante behandeling niet effectief is bij de behandeling van cluster A PSen, terwijl de eerder besproken onderzoeken vonden dat ambulante behandeling wel effectief is (Narud et al., 2005; Nordentoft et al., 2006). De eerder besproken onderzoeken hadden echter een bredere (cluster A en B) of een smallere (schizotypische PS) populatie dan het onderzoek van Bartak et al. (2011). De verschillende populaties kunnen mogelijk verklaren waarom Bartak et al. (2011) negatieve resultaten vonden en Narud et al. (2005) en Nordentoft et al. (2006) positieve resultaten vonden. 2.4 Conclusie en samenvatting Psychotherapie bij cluster A PSen is meestal effectief. Het is echter nog onduidelijk welke setting het meest effectief is en voor welke stoornis dit geldt. Ambulante behandeling was in twee onderzoeken effectief voor cluster A en B PS en schizotypische PS (Narud et al., 2005; Nordentoft et al., 2006). Ambulante behandeling was in een ander onderzoek echter niet effectief voor de behandeling van een groep patiënten met cluster A PSen (Bartak et al., 2011). Dagbehandeling bleek niet effectief in twee onderzoeken waarin cluster A en B PS en schizotypische PS werden onderzocht (Karterud et al., 1992; Wilberg et al., 1998). Dagbehandeling was in drie andere onderzoeken effectief voor de behandeling van verschillende cluster A stoornissen, waaronder schizotypische PS (Bartak et al., 2011; Karterud et al., 2003; Mehlum et al., 1991). Klinische behandeling was effectief in twee onderzoeken met cluster A PSen (Bartak et al., 2011; Gude & Vaglum, 2001). Door de gemengde resultaten, kleine steekproeven en weinige analyses voor cluster A PSen specifiek 15

16 is voorzichtigheid geboden bij het interpreteren van de gevonden resultaten. Het enige wat evident is, is de behoefte naar meer onderzoek naar de effectiviteit van verschillende settings voor cluster A PSen. Het is nog niet duidelijk welke factoren ervoor zorgen dat psychotherapie bij cluster A PSen effectief is. Een van de belangrijkste factoren die psychotherapie bij PSen doorgaans effectief maakt is de therapeutische alliantie (Benjamin & Karpiak, 2001; Martin et al., 2000; Kapfhammer & Hippius, 1998, aangehaald in Bartak et al., 2011). Om te onderzoeken of dit ook zo is voor psychotherapie bij cluster A PSen, wordt in de volgende paragraaf de rol van de therapeutische alliantie bij de behandeling van deze stoornissen besproken. 3. De rol van de therapeutische alliantie bij cluster A persoonlijkheidsstoornissen Patiënten met PSen zijn moeilijker te behandelen dan patiënten met andere stoornissen. Dit is onder andere omdat veel patiënten met PSen problemen hebben met interpersoonlijke relaties en daarom minder goed een band met hun therapeut aan kunnen gaan (Bender, Farber, Sanislow, Dyck, Geller & Skodol, 2003). Dit laat zien dat de therapeutische relatie erg belangrijk is voor de behandeling van PSen. Welke rol de therapeutische relatie speelt bij cluster A PSen wordt in deze paragraaf onderzocht. In een review van Bender (2005) over de therapeutische alliantie bij verschillende PSen bleek dat een goede therapeutische alliantie succes van een therapie kan voorspellen. Een slechte alliantie kan echter ook het falen van een therapie voorspellen. Sommige patiënten met een schizotypische PS lijken op het eerste gezicht geen interesse te hebben in relaties. Het is echter vaak zo dat ze extreem oncomfortabel zijn bij andere mensen. Het is als therapeut belangrijk gevoelig te zijn voor het non verbale gedrag van deze patiënten om de relatie te versterken. De therapeut is vaak het onderwerp van fantasieën en dagdromen 16

17 en patiënten met een schizotypische PS zouden volgens Bender (2005) graag bevriend zijn met de therapeut. Patiënten met een schizoïde PS worden gekenmerkt door een gebrek aan behoefte aan intiem contact met anderen. Mensen worden op afstand gehouden op emotioneel gebied. Soms hebben deze patiënten echter een intense behoefte aan intiem contact met een paar mensen waarbij het interpersoonlijke contact wel goed loopt. Hoe meer een patiënt dit heeft, hoe beter diegene zal functioneren in een therapeutische relatie (Akhtar, 1992, aangehaald in Bender, 2005). Patiënten met een paranoïde PS zijn constant op zoek naar tekenen dat iemand ze wil ondermijnen. Deze patiënten gedragen zich vaak zo vanwege een kwetsbaar zelfconcept. Ze kunnen het beste benaderd worden met veel bevestiging van hun zelfconcept om deze kwetsbaarheid te verminderen (Bender, 2005). Patiënten met een schizotypische PS zijn buiten de therapie om het meest bezig met de therapeutische relatie in vergelijking met andere PSen (Bender, 2005). Dit is ook gevonden in een onderzoek van Bender et al. (2003), waar 201 patiënten de Therapist Representation Inventory II (TRI) invulden, een instrument waarmee een profiel gemaakt kan worden van gedachten van de patiënt over de therapie en de therapeut (Geller, Behrends & Hartley, 1989, aangehaald in Bender et al., 2003). 25 patiënten hadden een schizotypische PS. Zij waren buiten therapie om meer bezig met hun therapeut dan patiënten met andere stoornissen. De conclusie wordt volgens de auteurs verklaard door het feit dat patiënten met schizotypische PS vaak weinig interpersoonlijke relaties hebben. De therapeutische relatie zal een van hun belangrijkste interpersoonlijke relaties zijn. Patiënten met cluster A PSen zijn vaak minder tevreden met de therapeutische alliantie dan patiënten met cluster B of C PSen. Dit is gevonden in een onderzoek met 74 therapeut patiënt koppels (Lingiardi, Filippucci & Baiocco, 2005). 25% van de patiënten in dit onderzoek hadden een cluster A PS. De therapeutische alliantie werd beoordeeld door de 17

18 therapeut en de patiënt op de California Psychotherapy Alliance Scale (CALPAS), een instrument ontwikkeld voor beoordeling van de therapeutische alliantie (Gaston, 1991, aangehaald in Lingiardi et al., 2005). Het bleek dat therapeuten minder tevreden waren over de therapeutische alliantie dan patiënten. Verder bleek dat cluster A patiënten minder tevreden waren over de therapeutische alliantie dan cluster B of C patiënten. Therapeuten beoordeelden de therapeutische alliantie met cluster A patiënten echter als beter dan die met cluster B patiënten en even goed als die met cluster C patiënten. Geconcludeerd werd dat cluster A patiënten het vormen van een goede therapeutische alliantie moeilijker vonden dan cluster B en C patiënten doordat cluster A patiënten vaak teruggetrokken zijn, anderen als vijandig ervaren en geen behoefte hebben aan interpersoonlijke relaties. Tevens werd geconcludeerd dat therapeuten meer moeite hadden met het opbouwen van een therapeutische alliantie met cluster B patiënten dan met cluster A en C patiënten. Het is opvallend dat cluster A patiënten de therapeutische alliantie als minder goed beoordeelden dan cluster B of C patiënten, terwijl therapeuten de therapeutische alliantie met cluster A en C patiënten als beter beoordeelden dan de therapeutische alliantie met cluster B patiënten. Hier wordt door de auteurs niet verder op ingegaan. Meer onderzoek is nodig naar de kwaliteit van de therapeutische alliantie in de behandeling van cluster A PSen. De therapeutische alliantie is een belangrijk onderdeel van de therapie, ook bij patiënten met cluster A PSen. Patiënten met cluster A PSen zijn vaak ontevreden over de therapeutische alliantie, maar zijn buiten de therapie om toch veel bezig met de therapeut. Het is belangrijk als therapeut om per patiënt te kijken naar verschillende kenmerken van de patiënt, onder andere naar welke stoornis deze heeft, en de manier waarop de therapie wordt gegeven hierop aan te passen. Het onderzoek naar de rol van de therapeutische alliantie bij cluster A PSen is echter schaars, dus meer onderzoek hiernaar is nodig. 18

19 4. Conclusies & discussie Psychotherapie lijkt een effectieve behandeling te zijn voor cluster A PSen. Verder onderzoek moet uitwijzen welke setting voor behandeling de voorkeur heeft over andere settings. Er worden gemengde resultaten gevonden in onderzoek naar de effectiviteit van verschillende settings in de behandeling van cluster A PSen en er is te weinig onderzoek om goed te kunnen oordelen. Verder is er nauwelijks lange termijn onderzoek, wat belangrijk is om te kijken of eventuele resultaten standhouden tot na de therapie. Tot nu toe lijkt klinische behandeling de beste setting voor de behandeling van cluster A PSen, al is ook hier het onderzoek schaars. De therapeutische alliantie is een belangrijk onderdeel van de therapie. Patiënten met een schizotypische PS zijn buiten de therapie om het meeste bezig met de therapeutische relatie, maar cluster A patiënten zijn het minst tevreden met de therapeutische relatie van de verschillende clusters. Het is in therapie met deze patiënten belangrijk om te kijken naar de kenmerken van de patiënt en hierop de behandeling aan te passen. Een kritiekpunt op de besproken onderzoeken is dat deelnemers in de meeste onderzoeken naar de effectiviteit van een bepaalde behandeling medicatie gebruiken. Als er daarnaast een controlegroep gebruikt zou worden, zou dit geen probleem zijn. Dit is echter niet het geval. In sommige onderzoeken (zie o.a. Karterud et al., 1992) wordt er gekeken naar het functioneren van de patiënt aan het begin en het einde van de therapie. Als deze patiënten medicatie gebruiken is het niet duidelijk of de eventuele gerapporteerde verandering daadwerkelijk door de therapie komt en niet door de medicatie. In vervolgonderzoek zou er altijd een controlegroep moeten zijn om hiervoor te controleren. Deze controlegroep zou alleen medicatie kunnen krijgen, zodat de resultaten tussen de twee groepen vergeleken kunnen worden. Als de groep die de therapie krijgt het vervolgens niet 19

20 beter doet dan de groep die alleen medicatie krijgt, heeft therapie blijkbaar geen toegevoegde waarde aan de behandeling. Als de therapiegroep het echter wel beter doet dan de medicatiegroep zou therapie in combinatie met medicatie beter werken dan medicatie alleen en is de therapie effectief. Idealiter zou de therapiegroep geen medicatie krijgen, zodat gekeken kan worden naar de effecten van therapie op zichzelf. Het is echter niet ethisch verantwoord om patiënten te laten stoppen met medicatie ten behoeve van onderzoek. Een tweede punt van kritiek op de besproken onderzoeken is dat de steekproef vaak erg klein is. Dit ligt er onder andere aan dat patiënten met cluster A PSen zichzelf niet snel aan zullen melden voor therapie (Gerritsen et al., 2009; Tyrer et al., 2003). Een idee voor vervolgonderzoek is een langdurig onderzoek waar patiënten met cluster A PSen aan mee kunnen doen die zich in verschillende jaren aanmelden bij verschillende instellingen. Op die manier zullen er meer patiënten gevonden kunnen worden om mee te doen aan het onderzoek. Een nadeel is echter dat er over de jaren heen een verandering plaats kan vinden waardoor de groepen in het begin van het onderzoek niet te vergelijken zijn met groepen aan het einde van het onderzoek. Een voorbeeld van een dergelijke verandering is de introductie van de DSM V. Het voorstel wat er nu is voor PSen in de DSM V is een hybride dimensioneel categoriaal systeem. De verschillende clusters voor PSen vervallen hierbij (American Psychiatric Association, 1 mei 2012). Als dit systeem er komt zullen patiënten die per cluster gediagnosticeerd zijn volgens de DSM IV TR op PSen niet te vergelijken zijn met patiënten die volgens de DSM V gediagnosticeerd zijn, wat voor een langdurig onderzoek een probleem kan zijn. Een interessante bevinding uit dit literatuuroverzicht is dat onderzoeken elkaar tegenspreken als het gaat om de effectiviteit van dagbehandeling en ambulante behandeling 20

21 bij cluster A PSen. Hoewel uit meerdere onderzoeken blijkt dat dagbehandeling geen goede manier is om cluster A PSen te behandelen, concluderen andere onderzoeken het tegendeel (Bartak et al., 2011; Mehlum et al., 1991; Karterud et al., 1992; Wilberg et al., 1998). Hetzelfde geldt voor de effectiviteit van ambulante behandeling (Bartak et al., 2011; Narud et al., 2005; Nordentoft et al., 2006). Een mogelijke verklaring is dat de focus van de instellingen niet specifiek op cluster A PSen is gericht. Het zou kunnen dat deze groep een andere behandeling nodig heeft dan patiënten met andere PSen. Zo wordt in een review van Ogrodniczuk en Piper (2001) over dagbehandeling voor PSen aangeraden om aan patienttreatment matching te doen. Hierbij wordt er per patiënt gekeken welke behandeling of behandelaar het beste bij hem of haar past. In de verslavingszorg wordt dit vaak gedaan en is het bewezen effectiever dan behandeling zonder patient treatment matching (McLellan, Grissom, Zanis, Randall, Brill & O Brien, 1997). Verder onderzoek kan uitwijzen of patienttreatment matching effectief is voor PSen en welke behandeling optimaal is voor de behandeling van patiënten met cluster A PSen. In Centrum Persoonlijkheidsstoornissen Jelgersma in Nederland is in 2009 de ontwikkeling van een behandeling gericht op cluster A PSen begonnen (Blom & Colijn, 2012). De behandeling is een (dag )klinische behandeling met mentaliserenbevorderende therapie (MBT). Dat is een therapie waarin het verbeteren van het vermogen tot mentaliseren van patiënten, waarbij patiënten in zichzelf en in anderen in kunnen leven en gedrag van zichzelf en anderen kunnen begrijpen, centraal staat (Bateman & Fonagy, 2006, aangehaald in Blom & Colijn, 2012). Het is een step down programma dat begint met vijf dagen klinische behandeling per week en na negen maanden overgaat in een dagbehandeling van vier dagen per week. Daarna is er de mogelijkheid tot ambulante behandeling. Studies naar de 21

22 effectiviteit van deze behandeling bij cluster A PSen zullen in de toekomst gepubliceerd worden. Vervolgonderzoek zoals het onderzoek van Bartak et al. (2011) is ook gewenst. Er is nu erg weinig onderzoek over psychotherapie bij cluster A PSen, waardoor het onderzoek dat er is voorzichtig geïnterpreteerd moet worden. Het zou kunnen dat de resultaten van onderzoeken tot nu toe gebaseerd zijn op toevalsbevindingen. De enige manier om met zekerheid te kunnen zeggen of psychotherapie een effectieve manier is om PS te behandelen is meer onderzoek. Het onderzoek van Bartak et al. (2011) is het meest volledig. Dit onderzoek heeft als voordeel dat verschillende settings tegelijk worden onderzochten en met elkaar kunnen worden vergeleken wat betreft effectiviteit. Idealiter zou een onderzoek zoals deze aangevuld worden met een geen behandeling controlegroep. Dan kunnen er niet alleen conclusies van een setting ten opzichte van een andere setting getrokken worden, maar ook conclusies over de effectiviteit van de therapie ten opzichte van geen behandeling. Een geen behandeling controlegroep is echter door ethische overwegingen niet haalbaar. Een wachtlijst controlegroep is misschien een oplossing. Hierbij staan patiënten in de controlegroep zolang de therapie van de experimentele groep duurt op een wachtlijst en worden ze na die tijd behandeld met dezelfde therapie. Voordeel aan dit design is dat er vergeleken kan worden tussen de twee groepen na de therapie van de experimentele groep en de wachttijd van de controlegroep, maar ook tussen de twee groepen na hun therapie. Zo zijn er twee condities die therapie krijgen en kan er, als beide groepen verbeteren na de therapie, met iets meer zekerheid gezegd worden dat de therapie effectief is. Een nadeel aan dit design is echter dat het niet mogelijk is met langdurige therapieën. Het is namelijk niet ethisch om een therapie van bijvoorbeeld een jaar te hebben en dus patiënten op de wachtlijst een jaar therapie te ontzeggen. Verder is het niet mogelijk om follow up 22

23 onderzoek te doen naar de verschillen tussen de twee condities. Op de follow up hebben beide groepen inmiddels therapie gehad en is er wellicht geen verschil meer tussen de groepen. Tot op heden wijst het beschikbare onderzoek erop dat psychotherapie bij cluster A PSen in verschillende settings meestal effectief is. De resultaten van onderzoek naar de effectiviteit van verschillende settings zijn echter gemengd en schaars. Meer onderzoek moet uitwijzen wat de meest effectieve setting is voor psychotherapie bij cluster A PSen. Wat betreft de therapeutische alliantie zijn cluster A patiënten het minst tevreden met de alliantie, maar zijn patiënten met schizotypische PS het meest bezig met de therapeutische relatie buiten de therapie om. Aangezien de therapeutische alliantie ook bij cluster A PSen een van de belangrijkste onderdelen van de therapie is, is het belangrijk om meer te weten te komen over deze ogenschijnlijk tegenstrijdige bevindingen. Vervolgonderzoek naar de rol van de therapeutische alliantie bij de behandeling van cluster A PSen is dus tevens van belang. 23

24 5. Literatuurlijst American Psychiatric Association (2000). Diagnostic and statistical manual of mental disorders (4e ed., Text Revised). Washington, DC: American Psychiatric Association. American Psychiatric Association (1 mei 2012). Personality Disorders. In DSM 5 Development. 20 mei 2012 van gehaald. Bartak, A., Andrea, H., Spreeuwenberg, M. D., Thunnissen, M., Ziegler, U. M., Dekker, J., Bouvy, F., Hamers, E. F. M., Meerman, A. M. M. A., Busschbach, J. J. V., Verheul, R., Stijnen, T., & Emmelkamp, P. M. G. (2010). Patients with Cluster A Personality Disorders in Psychotherapy: An Effectiveness Study. Psychotherapy and Psychosomatics, 80, Bender, D. S. (2005). The therapeutic alliance in the treatment of personality disorders. Journal of Psychiatric Practice, 11, Bender, D. S., Farber, B. A., Sanislow, C. A., Dyck, I. R., Geller, J. D., & Skodol, A. E. (2003). Representations of therapists by patients with personality disorders. American Journal of Psychotherapy, 57, Blom, J., & Colijn, S. (2012). Klinische variant van mentaliserenbevorderende therapie voor patiënten met cluster A persoonlijkheidsstoornis. Tijdschrift voor Psychiatrie, 54,

25 Chiesa, M., Fonagy, P., Holmes, J., & Drahorad, C. (2004). Residential versus community treatment of personality disorders: a comparative study of three treatment programs. American Journal of Psychiatry, 161, Coccaro, E. F. (1998). Clinical outcome of psychopharmacologic treatment of borderline and schizotypal personality disordered subjects. Journal of Clinical Psychiatry, 59, Coid, J., Yang, M., Tyrer, P., Roberts, A., & Ullrich, S. (2006). Prevalence and correlates of personality disorder in Great Britain. British Journal of Psychiatry, 188, Duggan, C., Huband, N., Smailagic, N., Ferriter, M., & Adams, C. E. (2008). The use of pharmacological treatments for people with personality disorder: a systematic review of randomized controlled trials. Personality and Mental Health, 2, Gerritsen, A., Eurelings Bontekoe, L., & Snellen, W. (2009). Persoonlijkheidsstoornissen uit het A cluster. In: E. H. M. Eurelings Bontekoe, R. Verheul, & W. M. Snellen (Eds.), Handboek persoonlijkheidspathologie (pp ). Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Grant, B. F., Hasin, D. S., Stinson, F. S., Dawson, D. A., Chou, S. P., Ruan, W. J., & Pickering, R. P. (2004). Prevalence, correlates, and disability of personality disorders in the United States: results from the National Epidemiologic Survey on alcohol and related conditions. Journal of Clinical Psychiatry, 65,

26 Gude, T., & Vaglum, P. (2001). One year follow up of patients with cluster C personality disorders: a prospective study comparing patients with pure and comorbid conditions within cluster C, and pure C with pure cluster A or B conditions. Journal of Personality Disorders, 15, Gullestad, F. S., Wilberg, T., Klungsøyr, O., Johansen, M. S., Urnes, Ø., & Karterud, S. (2012). Is treatment in a day hospital step down program superior to outpatient individual psychotherapy for patients with personality disorders? 36 months followup of a randomized clinical trial comparing different treatment modalities. Psychotherapy Research, 22, Handest, P., & Parnas, J. (2005). Clinical characteristics of first admitted patienten with ICD 10 schizotypal disorder. British Journal of Psychiatry, 187, s49 s54. Karterud, S., Pedersen, G., Bjordal, E., Brabrand, J., Friis, S., Haaseth, Ø., Haavaldsen, G., Irion, T., Leirvåg, H., Tørum, E., & Urnes, Ø. (2003). Day treatment of patients with personality disorders: experiences from a Norwegian treatment research network. Journal of Personality Disorders, 17, Karterud, S., Vaglum, S., Friis, S., Irion, T., Johns, S., & Vaglum, P. (1992). Day hospital therapeutic community treatment for patients with personality disorders: an empirical evaluation of the containment function. The Journal of Nervous and Mental Disease, 180,

27 Keshavan, M., Shad, M., Soloff, P., & Schooler, N. (2004). Efficacy and tolerability of olanzapine in the treatment of schizotypal personality disorder. Schizophrenia Research, 71, Koenigsberg, H. W., Reynolds, D., Goodman, M., New, A. S., Mitropoulou, V., Trestman, R. L., Silverman, J., & Siever, L. J. (2002). Risperidone in the treatment of schizotypal personality disorder. Journal of Clinical Psychiatry, 64, Leichsenring, F., & Leibing, E. (2003). The effectiveness of psychodynamic therapy and cognitive behavior therapy in the treatment of personality disorders: a meta analysis. American Journal of Psychiatry, 160, Lingiardi, V., Filippucci, L., & Baiocco, R. (2005). Therapeutic alliance evaluation in personality disorders psychotherapy. Psychotherapy Research, 15, Markovitz, P. J., Calabrese, J. R., Schulz, S. C., & Meltzer, H. Y. (1991). Fluoxetine in the treatment of borderline and schizotypal personality disorders. American Journal of Psychiatry, 148, McLellan, A. T., Grissom, G. R., Zanis, D., Randall, M., Brill, P, & O'Brien, C. P. (1997). Problem service 'matching' in addiction treatment a prospective study in 4 programs. Archives of General Psychiatry, 54,

28 Mehlum, L., Friis, S., Irion, T., Johns, S., Karterud, S., Vaglum, P., & Vaglum, S. (1991). Personality disorders 2 5 years after treatment: a prospective follow up study. Acta Psychiatrica Scandinavia, 84, Monsen, J., Odland, T., Faugli, A., Daae, E., & Eilertsen, D. E. (1995). Personality disorders and psychosocial changes after intensive psychotherapy: a prospective follow up study of an outpatient psychotherapy project, 5 years after end of treatment. Scandinavian Journal of Psychology, 36, Narud, K., Mykletun, A., & Dahl, A. A. (2005). A comparison of gains after treatment at a psychiatric outpatient clinic in patients with cluster A plus B, or cluster C personality disorders, and non psychotic axis I disorders. Nordic Journal of Psychiatry, 59, Nordentoft, M., Thorup, A., Petersen, L., Øhlenschlæger, J., Melau, M., Christensen, T. Ø., Krarup, G., Jørgensen, P., & Jeppesen, P. (2006). Transition rates from schizotypal disorder to psychotic disorder for first contact patients included in the OPUS trial. A randomized clinical trial of integrated treatment and standard treatment. Schizophrenia Research, 83, Ogrodniczuk, J. S., & Piper, W. E. (2001). Day treatment of personality disorders: a review of the research findings. Harvard Review of Psychiatry, 9, Perry, J. C., Banon, E., & Ianni, F. (1999). Effectiveness of psychotherapy for personality disorders. American Journal of Psychiatry, 156,

29 Pilgrim, J., & Mann, A. (1990). Use of the ICD 10 version of the Standardized Assessment of Personality to determine the prevalence of personality disorder in psychiatric in patients. Psychological Medicine, 20, Samuels, J., Eaton, W. W., Bienvenu, O. J. 3rd, Brown, C. H., Costa, P. T. Jr, & Nestadt, G. (2002). Prevalence and correlates of personality disorders in a community sample. British Journal of Psychiatry, 180, Torgersen, S., Kringlen, E., & Cramer, V. (2001). The prevalence of personality disorders in a community sample. Archives of General Psychiatry, 58, Tyrer, P., Mitchard, S., Methuen, C., & Ranger, M. (2003). Treatment rejecting and treatment seeking personality disorders: Type R and Type S. Journal of Personality Disorders, 17, Verheul, R., & Widiger, T. A. (2004). A meta analysis of the prevalence and usage of the personality disorder not otherwise specified (PDNOS) diagnosis. Journal of Personality Disorders, 18, Wilberg, T., Friis, S., Karterud, S., Mehlum, L., Urnes, O., & Vaglum, P. (1998). Patterns of short term course in patients treated in a day unit for personality disorders. Comprehensive Psychiatry, 39,

30 Winston, A., Laikin, M., Pollack, J., Samstag, L. W., McCullough, L., & Muran, J. C. (1994). Short term psychotherapy of personality disorders. American Journal of Psychiatry, 151,

31 Onderzoeksvoorstel: Dagbehandeling bij Cluster A Persoonlijkheidsstoornissen Annika Baars Universiteit van Amsterdam Bachelorthese Onderzoeksvoorstel Begeleider: Anna Bartak Collegekaartnummer: Datum: 15 juni 2012 Aantal woorden:

32 Inhoudsopgave Abstract 3 Inleiding 4 Onderzoeksmethode 7 Deelnemers 7 Uitkomstmaten 8 Procedure 9 Data analyse 9 Interpretatie van mogelijke resultaten 10 Literatuur 12 32

33 Abstract Onderzoek naar dagbehandeling bij cluster A persoonlijkheidsstoornissen is schaars. De resultaten van onderzoeken die er zijn spreken elkaar deels tegen. In deze studie wordt daarom onderzocht of dagbehandeling bij cluster A persoonlijkheidsstoornissen effectief is. Dit wordt onderzocht bij 40 deelnemers met cluster A persoonlijkheidsstoornissen. Dagbehandeling wordt vergeleken met klinische behandeling, omdat klinische behandeling eerder effectief is gebleken bij de behandeling van cluster A persoonlijkheidsstoornissen (Bartak et al., 2011; Gude & Vaglum, 2001). Patiënten worden toegewezen aan de behandeling die het meest past bij de patiënt. Dagbehandeling zal bestaan uit een specifiek programma ingesteld op de behandeling van cluster A persoonlijkheidsstoornissen. Klinische behandeling zal de standaardbehandeling van verschillende psychiatrische ziekenhuizen zijn. Resultaten tussen de behandelvormen worden vergeleken. Uitkomstmaten zijn persoonlijkheidsproblematiek, aanwezigheid van symptomen en algemeen functioneren. Verwacht wordt dat dagbehandeling een even effectieve behandeling zal zijn als klinische behandeling voor alle uitkomstmaten, omdat het programma van de dagbehandeling wordt aangepast aan de patiënten. 33

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Addendum A 173 Nederlandse samenvatting Het doel van het onderzoek beschreven in dit proefschrift was om de rol van twee belangrijke risicofactoren voor psychotische stoornissen te onderzoeken in de Ultra

Nadere informatie

Onderzoek naar werkzaamheid schematherapie bij borderline persoonlijkheidsstoornis en alcoholafhankelijkheid

Onderzoek naar werkzaamheid schematherapie bij borderline persoonlijkheidsstoornis en alcoholafhankelijkheid Onderzoek naar werkzaamheid schematherapie bij borderline persoonlijkheidsstoornis en alcoholafhankelijkheid presentatie ESPRi Symposium 26-11-2015 Michiel Boog, klinisch psycholoog, psychotherapeut Titel:

Nadere informatie

Vroegsignalering en interventie bij Cluster C. Kennismiddag Cluster C 25 januari 2018

Vroegsignalering en interventie bij Cluster C. Kennismiddag Cluster C 25 januari 2018 Vroegsignalering en interventie bij Cluster C Kennismiddag Cluster C 25 januari 2018 Cluster C bij Jeugd Geen interventiestudies Geen specifieke studies naar Cluster C bij Jeugd Geen hits bij literatuursearch

Nadere informatie

Klinische variant van mentaliserenbevorderende therapie voor patiënten met cluster A-persoonlijkheidsstoornis

Klinische variant van mentaliserenbevorderende therapie voor patiënten met cluster A-persoonlijkheidsstoornis korte bijdrage Klinische variant van mentaliserenbevorderende therapie voor patiënten met cluster A-persoonlijkheidsstoornis j. blom, s. colijn achtergrond Ondanks de ernst van de stoornis komt slechts

Nadere informatie

Persoonlijkheidsstoornissen en Angst. Ellen Willemsen

Persoonlijkheidsstoornissen en Angst. Ellen Willemsen Persoonlijkheidsstoornissen en Angst Ellen Willemsen Overzicht Relevantie Persoonlijkheidsstoornissen Comorbiditeit in getallen PG cijfers comorbiditeit Relatie tussen angststoornissen en PS Aanbevelingen

Nadere informatie

De intramurale behandeling van forensische patienten met een persoonlijkheidsstoornis

De intramurale behandeling van forensische patienten met een persoonlijkheidsstoornis De intramurale behandeling van forensische patienten met een persoonlijkheidsstoornis Een empirische studie Treatment outcome in personality disordered forensic patients An empirical study ( with a summary

Nadere informatie

Bijlagen J. Wiersma et al., Neem de regie over je depressie, DOI / , 2015 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media

Bijlagen J. Wiersma et al., Neem de regie over je depressie, DOI / , 2015 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media Bijlagen J. Wiersma et al., Neem de regie over je depressie, DOI 10.1007/978-90-368-1003-6, 2015 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media 50 neem de regie over je depressie Bijlage 1 Beloopstabel

Nadere informatie

Cluster A-persoonlijkheidsstoornissen; aanbevelingen voor herkenning, diagnostiek en behandeling

Cluster A-persoonlijkheidsstoornissen; aanbevelingen voor herkenning, diagnostiek en behandeling Cluster A-persoonlijkheidsstoornissen; aanbevelingen voor herkenning, diagnostiek en behandeling Podium Cluster A-persoonlijkheidsstoornissen Kenniscentrum Persoonlijkheidsstoornissen (www.kenniscentrumps.nl)

Nadere informatie

Persoonlijkheids- stoornissen

Persoonlijkheids- stoornissen Persoonlijkheids- stoornissen Classificatie, epidemiologie en psychotherapie Dr. Helene Andrea Wetenschappelijk onderzoeker Viersprong Institute for Studies on Personality Disorders (VISPD), Halsteren

Nadere informatie

Borderline, waar ligt de grens?

Borderline, waar ligt de grens? Borderline, waar ligt de grens? Themadag georganiseerd door Friese werkgroep Labyrinth-In Perspectief 23 november 2002 Programma 10.00 10.15 10.20 11.00 11.15 11.45 12.15 13.00 14.00 15.00 Ontvangst met

Nadere informatie

PERSOONLIJKHEIDSSTOORNISSEN BIJ ADOLESCENTEN

PERSOONLIJKHEIDSSTOORNISSEN BIJ ADOLESCENTEN amenvatting Dit proefschrift gaat over het diagnosticeren van persoonlijkheidsstoornissen (P) in adolescenten, de ziektelast die adolescenten en volwassenen met een (borderline) persoonlijkheidsstoornis

Nadere informatie

Severity Indices for Personality Problems (SIPP-118 en SIPP-SF) Laura Weekers & Annelies Laurenssen Trimbos Instituut, 3 februari 2016

Severity Indices for Personality Problems (SIPP-118 en SIPP-SF) Laura Weekers & Annelies Laurenssen Trimbos Instituut, 3 februari 2016 Severity Indices for Personality Problems (SIPP-118 en SIPP-SF) Laura Weekers & Annelies Laurenssen Trimbos Instituut, 3 februari 2016 Inhoud Theoretische achtergrond Ontwikkeling SIPP Domeinen en facetten

Nadere informatie

Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen

Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen Positive, Negative and Depressive Subclinical Psychotic

Nadere informatie

Screening en behandeling van psychische problemen via internet. Viola Spek Universiteit van Tilburg

Screening en behandeling van psychische problemen via internet. Viola Spek Universiteit van Tilburg Screening en behandeling van psychische problemen via internet Viola Spek Universiteit van Tilburg Screening en behandeling van psychische problemen via internet Online screening Online behandeling - Effectiviteit

Nadere informatie

Samenvatting 21580_rietdijk F.indd :09

Samenvatting 21580_rietdijk F.indd :09 Samenvatting 21580_rietdijk F.indd 161 10-02-12 15:09 People at ultra high risk for psychosis Schizofrenie en aanverwante psychotische stoornissen hebben grote negatieve gevolgen voor het sociaal en psychisch

Nadere informatie

Clinical Staging en Vroege Interventie voor Borderline Persoonlijkheidsstoornis

Clinical Staging en Vroege Interventie voor Borderline Persoonlijkheidsstoornis Clinical Staging en Vroege Interventie voor Borderline Persoonlijkheidsstoornis Christel Hessels Symposium, 16 maart 2017 Persoonlijkheidsstoornissen gedurende de levensloop Borderline persoonlijkheidsstoornis

Nadere informatie

6 Forensische aspecten Aandachtspunten 134 Noten 134

6 Forensische aspecten Aandachtspunten 134 Noten 134 Inhoud Voorwoord Hoofdstuk 1 Psychiatrische stoornis en diagnostiek 13 1 Inleiding 13 2 Psychiatrische ziekte 13 3 De psychische functies 16 4 Doelen en onderdelen psychiatrische diagnostiek 17 5 Diagnose

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het

Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het Samenvatting Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het individu als op populatieniveau. Effectieve

Nadere informatie

PrOP Tussen Je Oren. gebaseerd op het PrOP-model. the PrOP-model. Mariëtte J.C.P. van der Stappen

PrOP Tussen Je Oren. gebaseerd op het PrOP-model. the PrOP-model. Mariëtte J.C.P. van der Stappen Effectiviteit kortdurende behandeling PrOP model 1 PrOP Tussen Je Oren Effectiviteit van een Kortdurende Psychologische Behandeling bij Kinderen en Jongeren gebaseerd op het PrOP-model Effectiveness of

Nadere informatie

PROGRAMMATORISCHE FEDERALE OVERHEIDSDIENST WETENSCHAPSBELEID. ONDERZOEK NAAR DE EFFECTIVITEIT VAN

PROGRAMMATORISCHE FEDERALE OVERHEIDSDIENST WETENSCHAPSBELEID. ONDERZOEK NAAR DE EFFECTIVITEIT VAN PROGRAMMATORISCHE FEDERALE OVERHEIDSDIENST WETENSCHAPSBELEID. ONDERZOEK NAAR DE EFFECTIVITEIT VAN BEHANDELINGSPROGRAMMA'S, SPECIFIEK VOOR PATIËNTEN MET EN DUBBELE DIAGNOSE. Promotor: Prof. Dr. B. Sabbe

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting. 1. Wat zijn trauma-gerelateerde stoornissen, dissociatieve stoornissen en

Nederlandse samenvatting. 1. Wat zijn trauma-gerelateerde stoornissen, dissociatieve stoornissen en Nederlandse samenvatting 1. Wat zijn trauma-gerelateerde stoornissen, dissociatieve stoornissen en persoonlijkheidsstoornissen? Van de trauma- en stressorgerelateerde (kortweg trauma-gerelateerde) stoornissen

Nadere informatie

De invloed van persoonlijkheid op de effectiviteit van cognitieve therapie en interpersoonlijke therapie voor depressie

De invloed van persoonlijkheid op de effectiviteit van cognitieve therapie en interpersoonlijke therapie voor depressie De invloed van persoonlijkheid op de effectiviteit van cognitieve therapie en interpersoonlijke therapie voor depressie Suzanne van Bronswijk Arts in opleiding tot psychiater 9.10.2015 Stelling + cluster

Nadere informatie

Disclosure belangen Dyllis van Dijk

Disclosure belangen Dyllis van Dijk Disclosure belangen Dyllis van Dijk (Potentiële) belangenverstrengeling Voor bijeenkomst mogelijk relevante relaties met bedrijven Geen Geen Sponsoring of onderzoeksgeld Honorarium of andere (financiële)

Nadere informatie

Running head: WERKZAAMHEID CLIËNTGERICHTE SPELTHERAPIE 1. Werkzaamheid van Cliëntgerichte Speltherapie bij Kinderen met Internaliserende

Running head: WERKZAAMHEID CLIËNTGERICHTE SPELTHERAPIE 1. Werkzaamheid van Cliëntgerichte Speltherapie bij Kinderen met Internaliserende Running head: WERKZAAMHEID CLIËNTGERICHTE SPELTHERAPIE 1 Werkzaamheid van Cliëntgerichte Speltherapie bij Kinderen met Internaliserende Problematiek: De Mediërende Invloed van de Ouder-Therapeut Alliantie

Nadere informatie

Zwakbegaafdheid in de GGZ. Een explorerend onderzoek 1. Jannelien Wieland a,b & Frans Zitman c

Zwakbegaafdheid in de GGZ. Een explorerend onderzoek 1. Jannelien Wieland a,b & Frans Zitman c Zwakbegaafdheid in de GGZ. Een explorerend onderzoek 1 Jannelien Wieland a,b & Frans Zitman c a Poli +, psychiatrie + verstandelijke beperking, Ir. Driessenstraat 94-G, 2312 KZ, Leiden b Cordaan, Postbus

Nadere informatie

Diagnostiek van Persoonlijkheidsstoornissen. De Relatie tussen. Persoonlijkheidskenmerken en de. Kernfactoren van (Mal)Adaptief Functioneren

Diagnostiek van Persoonlijkheidsstoornissen. De Relatie tussen. Persoonlijkheidskenmerken en de. Kernfactoren van (Mal)Adaptief Functioneren Diagnostiek van Persoonlijkheidsstoornissen De Relatie tussen Persoonlijkheidskenmerken en de Kernfactoren van (Mal)Adaptief Functioneren bij Patiënten met Persoonlijkheidsstoornissen Diagnostics of Personality

Nadere informatie

Pub u l b ic i at a i t e i s

Pub u l b ic i at a i t e i s Internationale publicaties (Peer ( Peer-reviewed reviewed journal articles) Castelein S, Gaag M van der, Bruggeman R, Busschbach JT van, Wiersma, D. Empowerment in People with Psychotic Disorders: A Comparison

Nadere informatie

WELKOM! Borderline, het zit tussen de oren! Labyrinth/In Perspectief 9 april 2005

WELKOM! Borderline, het zit tussen de oren! Labyrinth/In Perspectief 9 april 2005 WELKOM! Borderline, het zit tussen de oren! Labyrinth/In Perspectief 9 april 2005 Programma wat u wilt psychische problematiek borderline problematiek doen denken voelen Psychische stoornissen Stoornissen

Nadere informatie

Onder de tafel of op de (keuken) tafel?

Onder de tafel of op de (keuken) tafel? Onder de tafel of op de (keuken) tafel? 3 e PHAMOUS symposium 30 mei 2017 Thalia Herder Psychiater in opleiding (UCP/UMCG) Arts/seksuoloog NVVS in opleiding (UMCG) Potentiële) belangenverstrengeling Voor

Nadere informatie

Een behandeling krijgen volgens de richtlijn. Hoe erg is dat als die behandeling niet je voorkeur heeft.

Een behandeling krijgen volgens de richtlijn. Hoe erg is dat als die behandeling niet je voorkeur heeft. Een behandeling krijgen volgens de richtlijn Hoe erg is dat als die behandeling niet je voorkeur heeft. Th.M (Michael) van den Boogaard (potentiële) belangenverstrengeling Voor bijeenkomst mogelijk relevante

Nadere informatie

Kinderen met Internaliserende Problemen. The Effectiveness of Psychodynamic Play Group Therapy for Children. with Internalizing Problems.

Kinderen met Internaliserende Problemen. The Effectiveness of Psychodynamic Play Group Therapy for Children. with Internalizing Problems. Spelgroepbehandeling voor kinderen met internaliserende problemen De Effectiviteit van een Psychodynamische Spelgroepbehandeling bij Kinderen met Internaliserende Problemen. The Effectiveness of Psychodynamic

Nadere informatie

Het Effect van Assertive Community Treatment (ACT) op het. Sociaal Functioneren van Langdurig Psychiatrische Patiënten met. een Psychotische Stoornis.

Het Effect van Assertive Community Treatment (ACT) op het. Sociaal Functioneren van Langdurig Psychiatrische Patiënten met. een Psychotische Stoornis. Het Effect van Assertive Community Treatment (ACT) op het Sociaal Functioneren van Langdurig Psychiatrische Patiënten met een Psychotische Stoornis. The Effect of Assertive Community Treatment (ACT) on

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 119 120 Samenvatting 121 Inleiding Vermoeidheid is een veel voorkomende klacht bij de ziekte sarcoïdose en is geassocieerd met een verminderde kwaliteit van leven. In de literatuur

Nadere informatie

Ambulante Mentalisatie Bevorderende Therapie

Ambulante Mentalisatie Bevorderende Therapie Ambulante Mentalisatie Bevorderende Therapie Wubbo Scholte (w.scholte@degelderseroos.nl), klinisch psycholoog, is hoofd zorgprogramma Persoonlijkheidsstoornissen van de Gelderse Roos en lid van de wetenschapscommissie

Nadere informatie

When things are getting out of hand: Prevalence, assessment, and treatment of substance use disorder(s) and violent behavior Kraanen, F.L.

When things are getting out of hand: Prevalence, assessment, and treatment of substance use disorder(s) and violent behavior Kraanen, F.L. UvA-DARE (Digital Academic Repository) When things are getting out of hand: Prevalence, assessment, and treatment of substance use disorder(s) and violent behavior Kraanen, F.L. Link to publication Citation

Nadere informatie

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 SAMENVATTING 117 Pas kortgeleden is aangetoond dat ADHD niet uitdooft, maar ook bij ouderen voorkomt en nadelige gevolgen kan hebben voor de patiënt en zijn omgeving. Er is echter weinig bekend over de

Nadere informatie

Farmacotherapie in de acute fase van alcoholdetoxificatie. Critically Appraised Topic

Farmacotherapie in de acute fase van alcoholdetoxificatie. Critically Appraised Topic Farmacotherapie in de acute fase van alcoholdetoxificatie Critically Appraised Topic Disclosure (potentiële) belangenverstrengeling Voor bijeenkomst mogelijk relevante relaties met bedrijven Sponsoring

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/43602 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Fenema, E.M. van Title: Treatment quality in times of ROM Issue Date: 2016-09-15

Nadere informatie

SaMenvatting (SUMMARy IN DUTCH)

SaMenvatting (SUMMARy IN DUTCH) Samenvatting (summary in Dutch) Samenvatting In hoofdstuk 1 wordt de algemene introductie van dit proefschrift beschreven. De nadruk in dit proefschrift lag op patiënten met hoofd-halskanker (HHK) en

Nadere informatie

WELKOM! Borderline... wie heeft de macht. Themadag georganiseerd door Friese werkgroep\labyrinth-in Perspectief 29 november 2003

WELKOM! Borderline... wie heeft de macht. Themadag georganiseerd door Friese werkgroep\labyrinth-in Perspectief 29 november 2003 WELKOM! Borderline... wie heeft de macht Themadag georganiseerd door Friese werkgroep\labyrinth-in Perspectief 29 november 2003 Borderline. wie heeft de macht Martin Steendam clusterhoofd behandeling Heerenveen

Nadere informatie

Diagnose en classificatie in de psychiatrie

Diagnose en classificatie in de psychiatrie Diagnose en classificatie in de psychiatrie Klinische Validiteit Research Betrouwbaarheid Prof dr Bert van Hemert psychiater en epidemioloog Afdelingshoofd psychiatrie DBC Kosten-baten 2 Diagnosen in de

Nadere informatie

De PID-5 brengt het DSM-5 persoonlijkheidstrekkenmodel in kaart

De PID-5 brengt het DSM-5 persoonlijkheidstrekkenmodel in kaart DSM-5 whitepaper De PID-5 brengt het DSM-5 persoonlijkheidstrekkenmodel in kaart Prof. dr. Gina Rossi, Vakgroep Klinische en LEvensloopPsychologie (KLEP) aan de Vrije Universiteit Brussel De Personality

Nadere informatie

VOOR PERSOONLIJKHEIDSPATHOLOGIE Informatie voor zorgverzekeraars omtrent indicatiegebied en werkzaamheid.

VOOR PERSOONLIJKHEIDSPATHOLOGIE Informatie voor zorgverzekeraars omtrent indicatiegebied en werkzaamheid. TFP Nederland www.tfpnederland.com www.istfp.org TRANSFERENCE - FOCUSED PSYCHOTHERAPIE (TFP) VOOR PERSOONLIJKHEIDSPATHOLOGIE Informatie voor zorgverzekeraars omtrent indicatiegebied en werkzaamheid. Wat

Nadere informatie

DIT NEDERLAND www.d-i-t.eu. www.d-i-t.org. DYNAMIC INTERPERSONAL THERAPY (DIT) VOOR DEPRESSIE EN ANGSTSTOORNISSEN PERSOONLIJKHEIDSPROBLEMATIEK

DIT NEDERLAND www.d-i-t.eu. www.d-i-t.org. DYNAMIC INTERPERSONAL THERAPY (DIT) VOOR DEPRESSIE EN ANGSTSTOORNISSEN PERSOONLIJKHEIDSPROBLEMATIEK DIT NEDERLAND www.d-i-t.eu www.d-i-t.org. DYNAMIC INTERPERSONAL THERAPY (DIT) VOOR DEPRESSIE EN ANGSTSTOORNISSEN PERSOONLIJKHEIDSPROBLEMATIEK SOMATISCH ONVERKLAARBARE LICHAMELIJKE KLACHTEN Wat is DIT?

Nadere informatie

Vroeginterventie via het internet voor depressie en angst

Vroeginterventie via het internet voor depressie en angst Samenvatting 141 Vroeginterventie via het internet voor depressie en angst Hoofdstuk 1 is de inleiding van dit proefschrift. Internetbehandeling voor depressie en angst is bewezen effectief. Dit opent

Nadere informatie

Screening van gedragsproblemen en consequenties hiervan op effect van interventies. Walter Matthys

Screening van gedragsproblemen en consequenties hiervan op effect van interventies. Walter Matthys Screening van gedragsproblemen en consequenties hiervan op effect van interventies Walter Matthys Preventie en behandeling Wezenlijk verschillend? Voorbeeld: Coping Power (Minder boos en opstandig) bij

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Cannabisgebruik en stoornissen in het gebruik van cannabis in de adolescentie en jongvolwassenheid. Cannabis is wereldwijd een veel gebruikte drug. Het gebruik van cannabis is echter niet zonder consequenties:

Nadere informatie

Chapter 10 Samenvatting

Chapter 10 Samenvatting Chapter 10 Samenvatting Chapter 10 De laatste jaren is de mortaliteit bij patiënten met psychotische aandoeningen gestegen terwijl deze in de algemene populatie per leeftijdscategorie is gedaald. Een belangrijke

Nadere informatie

INTER-PSY Vechtdal Kliniek

INTER-PSY Vechtdal Kliniek Informatie voor verwijzers INTER-PSY Vechtdal Kliniek Polikliniek, deeltijdbehandeling en kliniek /opname Informatie voor verwijzers INTER-PSY Vechtdal Kliniek Algemene informatie INTER-PSY Vechtdal Kliniek

Nadere informatie

recidiverende en aanhoudende dwanggedachten (obsessies) die duidelijke angst

recidiverende en aanhoudende dwanggedachten (obsessies) die duidelijke angst Nederlandse samenvatting Patiënten met een obsessieve-compulsieve stoornis (OCS) hebben last van recidiverende en aanhoudende dwanggedachten (obsessies) die duidelijke angst veroorzaken. Om deze angst

Nadere informatie

Persoonlijkheidsstoornis Cluster C

Persoonlijkheidsstoornis Cluster C Persoonlijkheidsstoornis Cluster C Deze folder geeft informatie over de diagnostiek en behandeling van cluster C persoonlijkheidsstoornissen. Wat is een cluster C Persoonlijkheidsstoornis? Er bestaan verschillende

Nadere informatie

Onderzoek naar de effectiviteit van de residentieel geïntegreerde behandeling voor patiënten met een dubbeldiagnose

Onderzoek naar de effectiviteit van de residentieel geïntegreerde behandeling voor patiënten met een dubbeldiagnose Onderzoek naar de effectiviteit van de residentieel geïntegreerde behandeling voor patiënten met een dubbeldiagnose Prof. Sabbe (CAPRI UA) Malone Maureen (CAPRI UA) Overzicht Definities Onderzoeksvragen

Nadere informatie

Cognitieve Gedragstherapie en Mindfulness Based Stress Reduction Therapie voor Angst en Depressie klachten bij volwassenen met

Cognitieve Gedragstherapie en Mindfulness Based Stress Reduction Therapie voor Angst en Depressie klachten bij volwassenen met Cognitieve Gedragstherapie en Mindfulness Based Stress Reduction Therapie voor Angst en Depressie klachten bij volwassenen met Autismespectrumstoornissen: ADASS Achtergrond ADASS Veelvuldig voorkomen van

Nadere informatie

Persoonlijkheidsstoornissen

Persoonlijkheidsstoornissen Persoonlijkheidsstoornissen PAUL VAN DER HEIJDEN MIRIAM VAN VESSEM Inhoud 1. Wat is een persoonlijkheidsstoornis? 2. Hoe vaak komt het voor? 3. Hoe stellen we een persoonlijkheidsstoornis vast? 4. Wat

Nadere informatie

Persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen: Meer uitzicht door nieuwe inzichten. Prof. Dr. Bas van Alphen

Persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen: Meer uitzicht door nieuwe inzichten. Prof. Dr. Bas van Alphen Persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen: Meer uitzicht door nieuwe inzichten Prof. Dr. Bas van Alphen Topklinisch centrum voor ouderen met persoonlijkheidsstoornissen in Heerlen-Maastricht Patiëntenzorg,

Nadere informatie

Mindfulness binnen de (psycho) oncologie. Else Bisseling, 16 mei 2014

Mindfulness binnen de (psycho) oncologie. Else Bisseling, 16 mei 2014 Mindfulness binnen de (psycho) oncologie Else Bisseling, 16 mei 2014 (Online) Mindfulness-Based Cognitieve Therapie voor kankerpatiënten. (Cost)effectiveness of Mindfulness-Based Cognitive Therapy (MBCT)

Nadere informatie

Gedragsmatige activatie en antidepressiva voor (ernstige) depressie: een behandelstudie uit Iran

Gedragsmatige activatie en antidepressiva voor (ernstige) depressie: een behandelstudie uit Iran Gedragsmatige activatie en antidepressiva voor (ernstige) depressie: een behandelstudie uit Iran Marcus Huibers, Latif Moradveisi, Fritz Renner, Modabber Arasteh & Arnoud Arntz Department of Clinical Psychological

Nadere informatie

Triage Risk Screening Tool (TRST)

Triage Risk Screening Tool (TRST) Triage Risk Screening Tool (TRST) Meldon (2003) Meetinstrument Triage Risk Screening Tool Afkorting TRST Auteur Meldon Onderwerp Functionele, mentale, psychosociale beoordeling Doelstellingen Meten van

Nadere informatie

Farmacotherapeutische behandelmogelijkheden bij alcoholafhankelijkheid. Dr. De Mulder Psychiater-PsychotherapeutePAAZ H.-Hartziekenhuis Lier

Farmacotherapeutische behandelmogelijkheden bij alcoholafhankelijkheid. Dr. De Mulder Psychiater-PsychotherapeutePAAZ H.-Hartziekenhuis Lier Farmacotherapeutische behandelmogelijkheden bij alcoholafhankelijkheid Dr. De Mulder Psychiater-PsychotherapeutePAAZ H.-Hartziekenhuis Lier Alcohol: Epidemiologische gegevens WHO: Europa, regio hoogste

Nadere informatie

Validatie van de Depressie lijst (DL) en de Geriatric Depression Scale (GDS-30) bij Verpleeghuisbewoners

Validatie van de Depressie lijst (DL) en de Geriatric Depression Scale (GDS-30) bij Verpleeghuisbewoners Validatie van de Depressie lijst (DL) en de Geriatric Depression Scale (GDS-30) bij Verpleeghuisbewoners van Somatische en Psychogeriatrische Afdelingen Validation of the Depression List (DL) and the Geriatric

Nadere informatie

Cognitieve gedragstherapie

Cognitieve gedragstherapie Cognitieve gedragstherapie Een succesvolle psychotherapie voor diverse emotionele stoornissen en problemen Afdeling Psychiatrie en Medische Psychologie Wat is Cognitieve Gedragstherapie? Cognitieve gedragstherapie

Nadere informatie

Disclosure belangen Dyllis van Dijk

Disclosure belangen Dyllis van Dijk Disclosure belangen Dyllis van Dijk (Potentiële) belangenverstrengeling Voor bijeenkomst mogelijk relevante relaties met bedrijven Sponsoring of onderzoeksgeld Honorarium of andere (financiële) vergoeding

Nadere informatie

Temperamentsprofielen bij verslaving

Temperamentsprofielen bij verslaving 17 februari 2017 Temperamentsprofielen bij verslaving Dr Els Santens Psychiater Team Verslavingszorg Inhoud Kader doctoraatsonderzoek Verslaving Gray s Reinforcement Sensitivity Theory (RST) Temperamentsprofielen

Nadere informatie

Persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen

Persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen Persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen Prof. Dr. Bas van Alphen b.van.alphen@mondriaan.eu Epidemiologie Beloop Five Factor Model (FFM): Neuroticisme, Extraversie, Openheid nemen af op latere leeftijd,

Nadere informatie

Persoonlijkheidsstoornissen Kortdurend Behandelaanbod

Persoonlijkheidsstoornissen Kortdurend Behandelaanbod Persoonlijkheidsstoornissen Kortdurend Behandelaanbod U bent niet de enige Een op de tien Nederlanders heeft te maken met een persoonlijkheidsstoornis of heeft trekken hiervan. De Riagg Maastricht is gespecialiseerd

Nadere informatie

Richtlijn Antipsychotica. Richtlijnenmiddag 2017

Richtlijn Antipsychotica. Richtlijnenmiddag 2017 Richtlijn Antipsychotica Richtlijnenmiddag 2017 Voor wie Daarvoor is de indeling volgens de DSM 5: 297.1 Waanstoornis 298.8 Kortdurende psychotische stoornis 295.40 Schizofreniforme stoornis 295.90 Schizofrenie

Nadere informatie

Korte bijdrage Het belang van subklinische depressies

Korte bijdrage Het belang van subklinische depressies Korte bijdrage Het belang van subklinische depressies door P. Cuijpers Samenvatting Subklinische depressies zijn depressieve beelden waarbij sprake is van depressieve klachten zonder dat voldaan is aan

Nadere informatie

Verslaving en comorbiditeit

Verslaving en comorbiditeit Verslaving en comorbiditeit Wat is de evidentie? Dr. E. Vedel, Jellinek, Arkin 18 november 2014 Comobiditeitis hot 1 Jellinek onderzoek comorbiditeit Verslaving & persoonlijkheid, 1997 Verslaving & ADHD,

Nadere informatie

Behandeleffecten. in Forensisch Psychiatrisch Center de Rooyse Wissel. Treatment effects in. Forensic Psychiatric Centre de Rooyse Wissel

Behandeleffecten. in Forensisch Psychiatrisch Center de Rooyse Wissel. Treatment effects in. Forensic Psychiatric Centre de Rooyse Wissel Behandeleffecten in Forensisch Psychiatrisch Center de Rooyse Wissel Treatment effects in Forensic Psychiatric Centre de Rooyse Wissel S. Daamen-Raes Eerste begeleider: Dr. W. Waterink Tweede begeleider:

Nadere informatie

Inhoudsopgave Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Inhoudsopgave Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Validatie van het EHF meetinstrument tijdens de Jonge Volwassenheid en meer specifiek in relatie tot ADHD Validation of the EHF assessment instrument during Emerging Adulthood, and more specific in relation

Nadere informatie

Studie type Populatie Patiënten kenmerken Interventie Controle Dataverzameling

Studie type Populatie Patiënten kenmerken Interventie Controle Dataverzameling Evidence tabel bij ADHD in kinderen en adolescenten (studies naar adolescenten met ADHD en ) Auteurs, Gray et al., 2011 Thurstone et al., 2010 Mate van bewijs A2 A2 Studie type Populatie Patiënten kenmerken

Nadere informatie

De behandeling van chronische angst en depressie (resultaten van de ZemCAD studie)

De behandeling van chronische angst en depressie (resultaten van de ZemCAD studie) Improving Mental Health by Sharing Knowledge De behandeling van chronische angst en depressie (resultaten van de ZemCAD studie) Jan Spijker, Annemein Kemps, Henny Sinnema VGCT najaarscongres 2013 INHOUD

Nadere informatie

- 172 - Prevention of cognitive decline

- 172 - Prevention of cognitive decline Samenvatting - 172 - Prevention of cognitive decline Het percentage ouderen binnen de totale bevolking stijgt, en ook de gemiddelde levensverwachting is toegenomen. Vanwege deze zogenaamde dubbele vergrijzing

Nadere informatie

Persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen: Meten en weten. Prof. Dr. Bas van Alphen

Persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen: Meten en weten. Prof. Dr. Bas van Alphen Persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen: Meten en weten Prof. Dr. Bas van Alphen Inhoud Temporele stabiliteit Leeftijdsneutraliteit DSM-5 Behandelperspectief Klinische implicaties Casuïstiek Uitgangspunten!

Nadere informatie

Bent u gemotiveerd? L.E.J. Gerretsen Studentnummer: Eerste begeleider: prof. dr. L. Lechner Tweede begeleider: Dr. A.

Bent u gemotiveerd? L.E.J. Gerretsen Studentnummer: Eerste begeleider: prof. dr. L. Lechner Tweede begeleider: Dr. A. Bent u gemotiveerd? Een Experimenteel Onderzoek naar de Invloed van een op het Transtheoretisch Model Gebaseerde Interventie op de Compliance bij de Fysiotherapeutische Behandeling van Psychiatrische Patiënten

Nadere informatie

Samenvatting SAMENVATTING Hoofdstuk 1 is de algemene introductie over de inhoud van dit proefschrift. Depressie en angststoornissen zijn de meest voorkomende psychische stoornissen en brengen een grote

Nadere informatie

CLUSTER C PERSOONLIJKHEIDSSTOORNISSEN CO-MORBIDITEIT. Rien Van. Arkin: Opleider Psychiatrie, directeur behandelzaken NPI

CLUSTER C PERSOONLIJKHEIDSSTOORNISSEN CO-MORBIDITEIT. Rien Van. Arkin: Opleider Psychiatrie, directeur behandelzaken NPI CLUSTER C PERSOONLIJKHEIDSSTOORNISSEN CO-MORBIDITEIT Rien Van Arkin: Opleider Psychiatrie, directeur behandelzaken NPI Tijd voor Cluster C! Joost Hutsebaut, Ellen Willemsen, Rien Van Tijdschrift voor Psychiatrie

Nadere informatie

Het kan! Cognitieve gedragstherapie bij mensen met een verstandelijke beperking

Het kan! Cognitieve gedragstherapie bij mensen met een verstandelijke beperking Het kan! Cognitieve gedragstherapie bij mensen met een verstandelijke beperking VGCT najaarscongres, november 2015 Sonja Schaffner & Endang Siebert-Rizzi Vraag1: Wanneer spreek je van een verstandelijke

Nadere informatie

Stepped care behandeling voor paniekstoornis

Stepped care behandeling voor paniekstoornis Stepped care behandeling voor paniekstoornis Een vergelijking van een 10-weeks begeleide zelfhulp, zo nodig gevolgd door protocollaire CGT, vergeleken met TAU. M. Kampman, A.J.L.M. van Balkom, T. G. Broekman,

Nadere informatie

Marlies Peters. Workshop Vermoeidheid

Marlies Peters. Workshop Vermoeidheid Marlies Peters Workshop Vermoeidheid De ene vermoeidheid is de andere niet Deze vermoeidheid is er plotseling, niet gerelateerd aan geleverde inspanning De vermoeidheid wordt als (zeer) extreem ervaren

Nadere informatie

Neurocognitief functioneren bij electroconvulsietherapie

Neurocognitief functioneren bij electroconvulsietherapie Neurocognitief functioneren bij electroconvulsietherapie Het belangrijkste doel van dit proefschrift was het bestuderen van de aard en de mate van veranderingen op meerdere domeinen van het neurocognitief

Nadere informatie

Psychodynamische psychotherapie en paniekstoornis; een reactie op het redactioneel van Hebbrecht

Psychodynamische psychotherapie en paniekstoornis; een reactie op het redactioneel van Hebbrecht Ingezonden Psychodynamische psychotherapie en paniekstoornis; een reactie op het redactioneel van Hebbrecht Hebbrecht stelt (Tijdschrift voor Psychiatrie, 40, 319-322) dat de psychoanalytische invalshoek

Nadere informatie

100% ONLINE CGT GOOI HET KIND NIET MET HET BADWATER WEG! DR. JEROEN RUWAARD

100% ONLINE CGT GOOI HET KIND NIET MET HET BADWATER WEG! DR. JEROEN RUWAARD 100% ONLINE CGT GOOI HET KIND NIET MET HET BADWATER WEG! DR. JEROEN RUWAARD ONLINE COGNITIEVE GEDRAGSTHERAPIE 2 100% Online CGT E-BOOMING? 3 100% Online CGT MIND THE GAP! 4 100% Online CGT EFFECTEN ONLINE

Nadere informatie

Psychofarmaca bij d e de ouderen Waarom slikken zij? A D. D Hooghe Hooghe

Psychofarmaca bij d e de ouderen Waarom slikken zij? A D. D Hooghe Hooghe Psychofarmaca bij de ouderen Waarom slikken zij? A. D Hooghe Psychofarmaca Benzodiazepines en aanverwanten Antidepressiva Antipsychotica Antipsychotica Assessment of antipsychotic prescribing in Belgian

Nadere informatie

Schizophrenia spectrum and other psychotic disorders (dsm5.org) profile-based psychosen-zorg. Dr. Richard Bruggeman

Schizophrenia spectrum and other psychotic disorders (dsm5.org) profile-based psychosen-zorg. Dr. Richard Bruggeman Rethinking emotion in schizophrenia van categorie via dimensie naar symptoom Richard Bruggeman UCP - UMCG Groningen Rob Giel Onderzoekcentrum De Haan et al, TvP 12 Schizophrenia spectrum and other psychotic

Nadere informatie

Patricia van Oppen De impact van depressie op de behandeling van de Obsessieve compulieve Stoornis op lange termijn

Patricia van Oppen De impact van depressie op de behandeling van de Obsessieve compulieve Stoornis op lange termijn Patricia van Oppen De impact van depressie op de behandeling van de Obsessieve compulieve Stoornis op lange termijn 9 november 2012 VU Medisch Centrum/GGZinGeest/Amsterdam Patricia van Oppen 1 Presentatie

Nadere informatie

Behandeling van ouderen met een obsessievecompulsieve

Behandeling van ouderen met een obsessievecompulsieve gevalsbeschrijving Behandeling van ouderen met een obsessievecompulsieve stoornis g.j. hendriks, m.m. van rees, m.j.p.m. verbraak, g.p.j. keijsers, c.a.l. hoogduin samenvatting Van 5 patiënten in de leeftijd

Nadere informatie

Running head: EFFECT VAN IB-CGT OP SEKSUELE DISFUNCTIES BIJ VROUWEN

Running head: EFFECT VAN IB-CGT OP SEKSUELE DISFUNCTIES BIJ VROUWEN Running head: EFFECT VAN IB-CGT OP SEKSUELE DISFUNCTIES BIJ VROUWEN Het Effect van Online Cognitieve Gedragstherapie op Seksuele Disfuncties bij Vrouwen The Effectiveness of Internet-based Cognitive-Behavioural

Nadere informatie

Alexithymie, type D persoonlijkheid en cognitieve problematiek bij SSS. Mogelijkheden voor de behandeling! Lars de Vroege

Alexithymie, type D persoonlijkheid en cognitieve problematiek bij SSS. Mogelijkheden voor de behandeling! Lars de Vroege Alexithymie, type D persoonlijkheid en cognitieve problematiek bij SSS. Mogelijkheden voor de behandeling! Lars de Vroege Mogelijkheden voor de behandeling? Alexithymie? Type D persoonlijkheid? Cognitieve

Nadere informatie

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon Zelfwaardering en Angst bij Kinderen: Zijn Globale en Contingente Zelfwaardering Aanvullende Voorspellers van Angst bovenop Extraversie, Neuroticisme en Gedragsinhibitie? Self-Esteem and Fear or Anxiety

Nadere informatie

MOEILIJKE MENSEN? HTTP://WWW.YOUTUBE.COM/WATCH?V=GGHL0QQUXVU&FEATURE=REL ATED. Bernard Kloostra en Alie Schenk, Frontlijnteam 19-04-2012

MOEILIJKE MENSEN? HTTP://WWW.YOUTUBE.COM/WATCH?V=GGHL0QQUXVU&FEATURE=REL ATED. Bernard Kloostra en Alie Schenk, Frontlijnteam 19-04-2012 MOEILIJKE MENSEN? HTTP://WWW.YOUTUBE.COM/WATCH?V=GGHL0QQUXVU&FEATURE=REL ATED Bernard Kloostra en Alie Schenk, Frontlijnteam 19-04-2012 Moeilijke mensen, ze zijn overal. In je huis, in je buurt, op je

Nadere informatie

Samenvatting. (Summary in Dutch)

Samenvatting. (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Dit proefschrift gaat over depressie en de behandeling daarvan. Bestudeerd is of een behandeling bestaande uit de combinatie van medicatie en psychotherapie meer effectief

Nadere informatie

SUMMARY IN DUTCH. Summary in Dutch

SUMMARY IN DUTCH. Summary in Dutch SUMMARY IN DUTCH Summary in Dutch Summary in Dutch Introductie Dit proefschrift richt zich met name op het voorspellen van de behandeluitkomst bij kinderen met angststoornissen. Een selectie aan variabelen

Nadere informatie

Beter geïntegreerd! Wat zeggen de richtlijnen?

Beter geïntegreerd! Wat zeggen de richtlijnen? Beter geïntegreerd! Wat zeggen de richtlijnen? Beter geïntegreerd! Wat zeggen de richtlijnen? Richtlijnen Casus IDDT Richtlijnen, wat zeggen ze niet! Richtlijnen Dubbele Diagnose, Dubbele hulp (2003) British

Nadere informatie

samenvatting Opzet van het onderzoek

samenvatting Opzet van het onderzoek 167 Angst en depressie komen vaak voor bij kinderen. Angst en depressie beïnvloeden niet alleen het huidige welbevinden van kinderen, maar kunnen ook een negatieve invloed hebben op hun verdere leven.

Nadere informatie

Inhoud. Voorwoord 11. Inleiding 13 Wat vindt u in dit boek? 14 Voor wie is dit boek bedoeld? 15

Inhoud. Voorwoord 11. Inleiding 13 Wat vindt u in dit boek? 14 Voor wie is dit boek bedoeld? 15 Inhoud Voorwoord 11 Inleiding 13 Wat vindt u in dit boek? 14 Voor wie is dit boek bedoeld? 15 1 Kenmerken van eetstoornissen 17 1 Inleiding 17 2 Criteria voor anorexia nervosa 17 Wat zijn de criteria voor

Nadere informatie

CALM: MANAGING CANCER AND LIVING MEANINGFULLY FROUKJE DE VRIES EMMA HAFKAMP

CALM: MANAGING CANCER AND LIVING MEANINGFULLY FROUKJE DE VRIES EMMA HAFKAMP CALM: MANAGING CANCER AND LIVING MEANINGFULLY FROUKJE DE VRIES EMMA HAFKAMP WAAROM CALM? Ongeveer 25% van de oncologische patiënten in de palliatieve fase ontwikkelt een depressie of aanpassingsstoornis.

Nadere informatie

Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten?

Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten? De Modererende rol van Persoonlijkheid op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten 1 Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve

Nadere informatie