1. Looptijd: De cao heeft een looptijd van twee jaar te weten van 1 juli 2015 tot en met 30 juni 2017.

Transcriptie

1 Principe akkoord CAO De directie van AkzoNobel Nederland en de werknemersorganisaties FNV, CNV BedrijvenBond, De Unie en de VHP Akzo Nobel hebben op 22 december 2015 een principeakkoord bereikt over een verlenging van de cao s afgesloten voor AN bedrijven in Nederland (ANN, AN Chemicals, AN Coatings en HP ANN). Het principe-akkoord bevat de volgende afspraken: 1. Looptijd: De cao heeft een looptijd van twee jaar te weten van 1 juli 2015 tot en met 30 juni Inkomensontwikkeling: De afspraken met betrekking tot inkomensontwikkeling hebben een directe relatie met de afspraken die zijn gemaakt op het gebied van Pensioenen. Collectieve verhogingen: De individuele salarissen en salarisschalen worden als volgt verhoogd: - Met 1,75% per 1 juli 2015 (voor werknemers die op 1 november 2015 in dienst zijn) - Met 2,0% per 1 juli 2016 Eenmalige uitkering: In januari 2016 en januari 2017 wordt een eenmalige uitkering gedaan van elk 0,35% van het vaste jaarsalaris (parttimers naar rato). Om voor de eenmalige uitkering in aanmerking te komen moet de werknemer op 1 januari 2016 resp in dienst zijn van de werkgever. Deze eenmalige uitkeringen maken geen onderdeel uit van enige grondslag. 3. Pensioen: a. In het pensioenlandschap zijn per 1 januari 2015 en 1 juli 2015 een aantal zaken gewijzigd die een aanpassing van de pensioenregeling van AkzoNobel noodzakelijk maken. Het betreft het niet meer direct kunnen aanwenden van de werknemerspremie voor indexatie van opgebouwde aanspraken van werknemers en het beëindigen van de fiscale aanwijzing van de pensioenregeling van AkzoNobel. De introductie van het zogenaamde toekomstbestendig indexeren zou naar verwachting leiden tot het jarenlang oppotten van de werknemerspremie bij pensioenfonds APF, waardoor deze premie deels niet meer ten behoeve van de huidige werknemers kan worden aangewend. Het vervallen van de fiscale aanwijzing leidt tot het vervallen van de overgangsregeling uitzichtgarantie ploegenpensioen en het anders moeten berekenen van de hoogte van het partnerpensioen op risicobasis. Afgesproken is de werknemerspremie in te zetten voor het benutten van fiscale ruimte in de regeling die is ontstaan door het vervallen van de fiscale aanwijzing, te weten het (her)introduceren van een partnerpensioen op opbouwbasis en het verlagen van de franchise. Voorts is afgesproken de bijdrage van AkzoNobel aan de pensioenregeling te maximeren. Dit betekent dat bij een kostendekkende premie boven het niveau van de maximale bijdrage van AkzoNobel en de structurele werknemerspremie het meerdere voor rekening van werknemers komt, tenzij werknemers besluiten het opbouwpercentage in de pensioenregeling zodanig te

2 verlagen dat de regeling gefinancierd kan worden uit de maximale bijdrage van AkzoNobel en de structurele werknemerspremie. De gemaakte afspraken zijn onderstaand verder in detail uitgewerkt. b. De pensioenregeling bestaat uit een collectieve beschikbare middelloonregeling met een vaste werkgeversbijdrage (CDC) en een individuele beschikbare premieregeling (BP) tot een maximum pensioengevend inkomen van EUR c. Met ingang van 1 juli 2015 zal voor werknemers in dienst de franchise worden verlaagd tot het niveau van de laagst mogelijke franchise behorende bij een middelloonregeling (stand 1 januari 2015 is EUR ). Mocht een en ander administratief en fiscaal niet uitvoerbaar zijn dan zal de franchise worden verlaagd met ingang van 1 januari 2016 of zoveel eerder als mogelijk is naar de op dat moment laagst mogelijke franchise behorende bij een middelloonregeling. d. Met ingang van 1 juli 2015 zal voor werknemers in dienst in de collectieve beschikbare middelloonregeling een levenslang partnerpensioen worden opgebouwd ter grootte van 1,313% van de pensioengrondslag middelloon (70% van het jaarlijks op te bouwen levenslange ouderdomspensioen = 70% van 1,875%). Voor toekomstige dienstjaren blijft het levenslang partnerpensioen verzekerd op risicobasis op basis van 1,313% over de pensioengrondslag waarbij geen onderscheid gemaakt wordt tussen het CDC en het BP deel van de pensioengrondslag. Mocht een en ander administratief en fiscaal niet uitvoerbaar zijn dan zal het levenslange partnerpensioen op opbouwbasis worden ingevoerd met ingang van 1 januari 2016 of zoveel eerder als mogelijk is. Over de dienstjaren tot 1 januari 2015 zal een partnerpensioen op risicobasis verzekerd blijven gebaseerd op 1,33% per dienstjaar van het verschil tussen het laatstelijk vastgestelde vaste jaarinkomen per 31 december 2014 en de toepasselijke franchise. Over de periode 1 januari 2015 tot moment van invoering partnerpensioen op opbouwbasis is partnerpensioen op risicobasis verzekerd ter grootte van 1,16% van het verschil tussen het laatstelijk vastgestelde vaste jaarinkomen en de toepasselijke franchise, zij het dat vanaf 1 januari 2015 rekening wordt gehouden met een maximum inkomen van EUR De hoogte van dit partnerpensioen op risicobasis over de jaren gelegen voor 1 januari 2015 loopt mee met de voorwaardelijke indexering van de opgebouwde pensioenaanspraken zoals toegepast bij pensioenfonds APF. Het levenslange partnerpensioen bedraagt samen met het eventueel opgebouwde levenslang partnerpensioen voor 1 januari 2001 bij AkzoNobel en bij vorige werkgevers - niet meer dan 50% van de som van het laatstelijk vastgestelde vaste jaarinkomen enerzijds, verminderd met 50% van de toepasselijke franchise anderzijds met dien verstande dat voor de diensttijd met ingang van 1 januari 2015 rekening gehouden wordt met het maximum inkomen van EUR e. De werknemerspremie wordt zoals vermeld ingezet voor verlaging van de franchise en de introductie van partnerpensioen op opbouwbasis ter vervanging van de aanwending voor indexatie van pensioenaanspraken van werknemers. De werknemerspremie werd niet aangewend voor indexatie van pensioenaanspraken van arbeidsongeschikte deelnemers. De verlaging van de franchise en de introductie

3 van partnerpensioen op opbouwbasis zal om die reden niet worden toegepast voor werknemers die reeds arbeidsongeschikt waren per 1 juli f. Vanwege de wijzigingen onder c (verlaging van de franchise) en d (introductie van partnerpensioen op opbouwbasis) en het vervallen van de bestemming van de werknemerspremie voor indexatie is de structurele werknemerspremie gewijzigd van 5% naar 4,4% van de pensioengrondslag middelloon, een en ander nog afhankelijk van de definitieve premiepercentages van APF (zie onder g). g. De maximale vaste werkgeversbijdrage voor de collectieve beschikbare middelloonregeling is per 1 juli ,6% van de pensioengrondslag middelloon. Dit geldt zowel voor de periode gedurende de looptijd van deze CAO als ook in de periode daarna. De werknemers betalen voor de collectieve beschikbare middelloonregeling een structurele premie van 4,4% van de pensioengrondslag middelloon (zie onder f). De maximale vaste werkgeverspremie van 22,6% in combinatie met de structurele werknemerspremie van 4,4% kent een plafond van 27% van de pensioengrondslag middelloon. Als de totale pensioenpremie lager wordt dan 27% van de pensioengrondslag middelloon, dan wordt het verschil in de verhouding 2/3 e werkgever en 1/3 e werknemer afgetrokken van de 22,6% respectievelijk 4,4%. Rekenvoorbeeld: bij een premie van 24% zou het dus 20,6% voor de werkgever worden en 3,4% voor werknemers. Als de totaalpremie (percentages van de oude pensioengrondslag) is gedaald beneden 27,0% (22,6% AkzoNobel en 4,4% werknemers) zal bij een premiestijging de 2/3 1/3 verhouding van toepassing zijn totdat het niveau van 27,0% weer is bereikt. Rekenvoorbeeld: premie stijgt vervolgens van 24% naar 25,2%. Premie AkzoNobel is dan 21,4% (20,6% plus 2/3 van de stijging van 1,2%) en premie werknemers is dan 3,8% (3,4% plus 1/3 van de stijging van 1,2%).Premie stijgt naar 27,5%: Premie AkzoNobel is 22,6% want gemaximeerd en premie werknemers is 4,9% (tenzij werknemers kiezen voor een lager opbouwpercentage) Met inbegrip van de 0,3% pensioengrondslag middelloon ten behoeve van het nog nader te bepalen alternatief voor het vervallen van de overgangsregeling uitzichtgarantie ploegenpensioen bedraagt de totale pensioenpremie per 1 juli ,2%. Deze premie is meer dan het plafond van 27% van de pensioengrondslag middelloon. Werknemers betalen deze 2,2% extra pensioenpremie waarmee de totale werknemerspremie per 1 juli ,6% van de pensioengrondslag bedraagt. Bij een toekomstige verlaging van de totale premie van 29,2% zal eerst de extra werknemerspremie worden verlaagd totdat het percentage van 27% van de pensioengrondslag wordt bereikt. Bij een verdere daling onder het niveau van 27% geldt de bovenstaand vermelde verdeling van de verlaging van de premie voor zover het de daling onder het niveau van 27% betreft. Als later de totale premie stijgt tot boven de 27%, dan is de stijging die uitgaat boven het niveau van 27% voor rekening van werknemers. Werknemers zullen in geval van een dergelijke premiestijging aangeven of zij de stijging van de premie daadwerkelijk

4 voor hun rekening zullen nemen in de vorm van een extra pensioenpremie of dat zij er voor kiezen om het opbouwpercentage te verlagen. Als gevolg van de overeengekomen verlaging van de franchise zullen de bovenstaand vermelde premiepercentages herrekend moeten worden. In de brief van pensioenfonds APF d.d. 28 september 2015 staat aangegeven, dat de premieberekening voor de pensioenregeling vanaf 1 januari 2016, omstreeks 10 oktober beschikbaar zal zijn. Deze definitieve percentages zullen nog in dit onderhandelingsresultaat moeten worden vastgelegd. h. Voornoemde totaalpremie van 29,2% van de pensioengrondslag middelloon is bepaald op basis van een gedempte rentevoet op basis van de methodiek van verwacht rendement, waarbij het verwacht rendement is verlaagd met de verwachte looninflatie. De gebruikte parameters zijn de parameters zoals vastgesteld door de Commissie Parameters (overheidscommissie). i. Ter financiering van de 2,2% extra werknemerspremie gedurende het 2e halfjaar van 2015 zal gebruik worden gemaakt van het gedurende het 1e halfjaar door AkzoNobel gereserveerde verschil tussen de in 2014 door het APF in rekening gebrachte werkgeverspremie (22,6% van de pensioengrondslag middelloon) en de werkgeverspremie (20,4% van de pensioengrondslag middelloon) zoals die gold gedurende het 1e halfjaar van 2015 (1,8% over het vaste jaarsalaris tot maximaal het opbouwgrensbedrag (=BP-grens) van de beschikbare premieregeling). De feitelijke inhouding van de werknemerspremie zal daarmee in de periode 1 juli 2015 tot en met 31 december ,4% van de pensioengrondslag zijn. j. In aanvulling op d zullen met ingang van 1 juli 2015 de maandelijkse bruto en netto premies van de beschikbare premieregeling worden aangepast, zodat naast een levenslang ouderdomspensioen vanaf 67 jaar, een levenslang uitgesteld partnerpensioen kan worden ingekocht. De beschikbare premies zullen, rekening houdend met de wet- en regelgeving, door APF worden bepaald op basis van de grondslagen van het fonds, staffelbesluit december 2014 en een rekenrente van 3%. Voor de introductie van een levenslang uitgesteld partnerpensioen binnen de beschikbare premieregeling gaan de werknemers een werknemerspremie betalen van 1% van de grondslag beschikbare premie (deel van het inkomen dat ligt boven het opbouwgrensbedrag (= BP-grens) tot een maximaal pensioengevend inkomen van EUR ). Werknemers die op 31 december 2014 deelnemer aan de beschikbare premieregeling waren, ontvangen over de maanden in dienst in de periode januari tot en met juni 2015 eenmalig een Extra Spaartoeslag 2015 van 1,8% over het deel van het vaste jaarsalaris dat ligt boven het opbouwgrensbedrag (= BP-grens) tot een maximum vast jaarsalaris van EUR Door de invoering van het nieuwe Financiële Toetsingskader (FTK) voor pensioenfondsen is het per 1 januari 2015 niet meer toegestaan om de toeslagreserve die de loonindexatie van het opgebouwde ouderdomspensioen als bestemming heeft aan te houden bij APF. De ingehouden werknemerspremies van 5%

5 (3% en 2%) over de pensioengrondslag middelloon over de periode 1 januari 2015 t/m 30 juni 2015 zal daarom worden terugbetaald aan de betreffende werknemers. De bestemming loonindexatie tijdens het actieve dienstverband van de werknemerspremies is derhalve met terugwerkende kracht tot 1 januari 2015 vervallen. Tevens zal in lijn met de voorwaardelijke toeslagverlening na beëindiging van het dienstverband, het moment van toeslagverlening bij de voorwaardelijke toeslagverlening tijdens het dienstverband wijzigen naar jaarlijks voorwaardelijk per 1 januari in plaats van op moment van de algemene loonindex AkzoNobel. k. Bijlage III van de CAO Overgangsregeling uitzichtgarantie ploegenpensioen, is met ingang van 1 juli 2015 komen te vervallen. De hierna genoemde werknemers die op 31 december 2000 in ploegendienst werkzaam waren en ononderbroken in dienst zijn vanaf 31 december 2000 kunnen rechten blijven ontlenen aan de overgangsregeling: - Werknemers die voor 1 juli 2015 de 60-jarige leeftijd hebben bereikt. Voor deze overgangsregeling werd tot 1 juli ,3% van de pensioengrondslag middelloon in rekening gebracht. Onderzocht zal worden hoe het volume van 0,3% van de pensioengrondslag middelloon (= ca. EUR ) op een andere wijze kan worden aangewend voor de medewerkers die in aanmerking kwamen voor Bijlage III van de CAO. Hierbij zal rekening moeten worden gehouden met het feit dat de rechten van werknemers die voor 1 juli 2015 de 60-jarige leeftijd hebben bereikt nog niet volledig zijn afgefinancierd bij pensioenfonds APF. Mocht tot een geschikt alternatief worden gekomen dan zal een van 0,3% van de pensioengrondslag middelloon in de vorm van een werknemersbijdrage worden ingehouden. l. Partijen zullen samen met Pensioenfonds APF zorg dragen voor communicatie over de wijziging in de hoogte van het partnerpensioen op risicobasis. m. Alle afspraken in deze overeenkomst zijn gemaakt onder voorbehoud van goedkeuring van toezichthouders, Belastingdienst, Stichting Pensioenfonds APF en toetsing aan de IFRS standaard voor CDC regelingen. Indien er op enig punt geen goedkeuring wordt verleend dan wel afwijking van de betreffende IFRS standaard wordt vastgesteld, zullen partijen opnieuw overleggen over het betreffende onderwerp. 4. Duurzame inzetbaarheid 4.1 Elke werknemer die onder de CAO valt kan zelf tijd sparen in een Duurzame InzetbaarheidsBudget. Voor het gebruik van die tijd gaan de gedachten voorlopig uit naar doelen die een relatie hebben met Duurzame Inzetbaarheid zoals studieverlof, parttime werk en zorgtaken. Een paritaire werkgroep zal de criteria rondom DIB concreet uitwerken,

6 waarna ze in overleg tussen de sociale partners kunnen worden vastgesteld en aan de leden worden voorgelegd. 4.2 Het DIB kan worden gevuld met maximaal 10 verlofdagen per jaar tot een totaal van 75 dagen. Het DIB kent geen maximale bewaartermijn. Uiterlijk bij einde dienstverband is het DIB volledig benut. Dit betekent dat wanneer een einddatum van een arbeidsovereenkomst in zicht is in verband met het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd, de werknemer in de gelegenheid zal worden gesteld om ingelegde dagen uit het DIB volledig in tijd op te nemen. Wanneer het dienstverband wordt beëindigd voordat de AOW gerechtigde leeftijd is bereikt kan de medewerker, na overleg met zijn leidinggevende, bepalen of in het DIB ingelegde dagen in tijd worden opgenomen. De DIB dagen die niet in tijd zijn opgenomen zullen bij einde dienstverband worden uitbetaald. Partijen kijken nog naar mogelijkheden om voor bepaalde geboortejaren, die door hun leeftijd en het maximum van tien dagen per jaar niet meer in staat zijn het volledige budget te sparen, een versnelde inleg toe te staan. Door deze versnelde inleg wordt het mogelijk gemaakt dat toch tot een totaal van 75 dagen kan worden ingelegd. Voor medewerkers die in het kader van hun ploegenrooster geen verlofdagen krijgen toegekend zijn de volgende bronnen te gebruiken voor het DIB: Tijd voor tijd (hieronder vallen ook de vakantiedagen die zijn verkregen door de omwisseling van voor 1 juni 2015 opgebouwde tvt in vakantiedagen) niet opgenomen vakantiedagen uit voorgaande jaargangen die onder de verjaringstermijn van 5 jaar vallen Indien medewerkers in de 5 ploegendienst niet in staat zijn om in een bepaald jaar het DIB te vullen kan er gebruik worden gemaakt van de extra bovenwettelijke vakantiedagen van medewerkers in de 5-ploegendienst 4.3 AkzoNobel zal in Delfzijl een proef met een alternatief rooster uitvoeren (vermindering werken in de nacht). Gedurende de proef zal dit geen financiële consequenties hebben voor de deelnemers. De resultaten en consequenties van de proef worden door sociale partners besproken en vastgesteld. 5. Aanpassen van de ontziebepalingen gekoppeld aan leeftijd en werktijden 5.1 In Artikel 3.2 CAO (werktijden) wordt de leeftijd waarbij de werknemer niet meer tot overwerk is gehouden verhoogd van 55 jaar naar 57 jaar. De dagen die door overwerk worden opgebouwd in het kader van tijd-voor-tijd kunnen worden toegevoegd aan het DIB. Deze dagen tellen mee voor het maximum van de 75 dagen. De toeslag komt niet voor toevoeging aan het DIB in aanmerking. Deze wordt altijd uitbetaald. 5.2 In Artikel 3.4 CAO (Consignatie) wordt de leeftijd waarbij de werknemer niet meer kan worden verplicht tot consignatie verhoogd van 55 naar 57 jaar.

7 5.3 Bovenstaande aanpassingen worden afgesproken onder de voorwaarde dat de periode tot 1 juli 2018 (3 jaar) wordt gebruikt om maatregelen te treffen, waardoor waar aan de orde de mate waarin een beroep moet worden gedaan op uren buiten de normale werktijden ten gevolge van consignatie genormaliseerd wordt. Criteria voor hetgeen onder genormaliseerd moet worden verstaan zullen in gezamenlijk overleg worden vastgesteld. De voortgang hierin zal periodiek door partijen worden besproken. In het tweede kwartaal van 2018 zal een eindevaluatie plaatsvinden. Als onverhoopt blijkt dat niet aan de voorwaarde is voldaan, d.w.z. dat de hoeveelheid werktijd buiten de normale werktijden ten gevolge van consignatie niet is genormaliseerd, dan wordt de leeftijd in de artikelen 3.2 en 3.4 weer teruggebracht naar 55 jaar. In dat geval zal de CAO afspraak met betrekking tot het Duurzame InzetbaarheidsBudget (zie hiervoor) en alles wat daarmee samenhangt eveneens komen te vervallen. 5.4 Partijen streven ernaar om op termijn alle leeftijd gerelateerde ontziebepalingen uit de CAO te verwijderen en deze te vervangen door een algemene ontziebepaling. 5.5 Alle huidige bepalingen m.b.t. leeftijddagen (art e.a.) komen m.i.v. 1 januari 2016 te vervallen. Daarvoor in de plaats worden 7 jaar voorafgaand aan de AOW-gerechtigde leeftijd 5 dagen toegevoegd aan het DIB. Deze dagen tellen niet mee voor het maximum van 75, zoals bedoeld in 4.2. Voor medewerkers met geboortejaren 1961 en eerder, in dienst getreden voor 1 januari 2016, geldt dit niet. Zij behouden de leeftijdsdagen genoemd in de cao e jaar WW: De afspraken uit de vorige cao luidden als volgt: Partijen zullen met elkaar overleggen, nadat het SER-advies over de nieuwe WW-structuur is gepubliceerd en nadat het STAR-advies hierover aan sociale partners is afgerond Tijdens dit overleg zullen deze adviezen als uitgangspunt worden genomen. Ook de brief van de STAR van 24 december 2013 zal hierbij worden betrokken Op 20 februari 2015 heeft de SER aan de minister van SZW advies uitgebracht over de Rol sociale partners bij toekomstige arbeidsmarktinfrastructuur bij WW en inrichting WW Dit SER-advies bevat nog niet de gewenste duidelijkheid die nodig is om op decentraal niveau inhoudelijke afspraken over het derde WW-jaar te kunnen maken De minister van SZW moet n.a.v. het SER-advies eerst een aantal beslissingen nemen over uitvoering en financiering van aanvullende private WW-verzekeringen (derde WW-jaar) Nadat de vereiste beslissingen zijn genomen, waaronder het vaststellen van de uitvoerder voor het derde WW jaar, zullen AkzoNobel en de vakorganisaties overleggen op welke wijze zij invulling gaan geven aan het aansluiten bij de landelijke ontwikkelingen rond het derde WW jaar. 7. Sociaal Plan: Het sociaal plan AkzoNobel heeft een looptijd tot en met 31 december Cao-partijen zullen in de tweede helft van 2016 met elkaar overleggen over de inhoud van een nieuw sociaal plan, waaronder begrepen de werkingssfeer en werkingsduur. In dit overleg worden ook de gevolgen van de nieuwe regelgeving op het gebied van ontslagrecht en WW betrokken.

8 8. Functiewaardering: Voor het hoger personeel zal het systeem van functiewaardering worden omgezet van het ORBA functiewaarderingssysteem naar het Hay systeem. Een lagere salarisindeling die ontstaat ten gevolge van een lagere functie-indeling, die het gevolg is van de wijziging van het systeem zal voor de medewerker die deze functie uitoefent geen nadelig effect hebben op het niveau van het huidige salaris. Dit uiteraard voor zolang en voor zover de medewerker deze zelfde functie blijft uitoefenen. Daarnaast zal er extra uitleg plaats vinden naar managers en medewerkers over hoe functiewaardering werkt en de daarbij te zetten stappen. 9. Werk door eigen personeel: AN is bereid om kritisch te kijken naar de toepassing van artikel op de verschillende locaties. De analyse zal in het periodiek overleg met de werknemersorganisaties worden besproken. Het resultaat en de conclusies zullen met de COR en de werknemersorganisaties worden gedeeld. 10. Technicalities: Partijen hebben afgesproken dat de behandeling van de lijst met technicalities in zijn totaliteit dient te worden voorgelegd. Over de volgende onderwerpen zijn partijen inmiddels akkoord: - Loslaten maximering op niveau F voor uurloon en toeslag (tegen o.a inleveren vakantiedag en lagere franchise voor functiegroepen 56 en 57 bij overwerk en binnen het totaal pakket van ++ en -- ); - In geval van bijzondere beloningen is de default uitbetalen; - Bij arbeidsongeschiktheid > 1 mnd vervalt de vaste consignatietoeslag niet; - Bij de 5 dagen extra opkomst bij een 5-ploegendienst zal de extra reisbeweging ook voor vergoeding in aanmerking komen; - Bij indeling in een hogere salarisgroep zal dit voor zowel bij indiensttreding als bij promotie op hetzelfde moment plaatsvinden (na afloop en niet met terug werkende kracht); - De herziening van de salarisgroep als gevolg van een lagere functiegroep indeling vindt plaats met ingang van de maand waarin in plaats van volgend op ; - Over uitbetalingen na einde dienstverband wordt geen pensioen meer opgebouwd. Daarvoor in de plaats wordt een nabetalingstoeslag gedaan die is gebaseerd op de premiestaffel van de BP regeling; - Voor de bepaling dat 14 dagen aaneengesloten vakantie moet worden opgenomen, blijft verlof buiten beschouwing; - Voor het bijwonen van de pre-pensioneringscursus wordt voor de duur van de cursus (drie dagen) betaald verlof toegekend; - Voor de 5-ploegendienst bestaat er in het systeem geen mogelijkheid meer om verlof te kopen (geen verlofbank ). Oplossing is gevonden in het kunnen kopen van vakantie en deze uren vervolgens in te zetten in het DIB (zonderverjaringstermijn); - Oude uren tijd voor tijd die zijn ontstaan voor 1 juni 2015 kunnen naar keuze van de werknemer worden omgezet naar geld of vakantie. Bij de keuze voor vakantie kan deze tijd daarmee nog maximaal 5 jaar staan zonder dat sprake is van verjaring;

9 - MyTime hanteert een andere definitie van een dag voor ploegendienst werknemers dan de cao. Dit vraagt om extra communicatie naar de betrokkenen. Per saldo ontstaat geen negatief effect; De volgende onderwerpen zullen in werkgroepverband tussen partijen en eventueel met de inschakeling van een deskundige nader worden onderzocht. De uitkomst zal worden besproken tijdens het periodiek overleg tussen partijen. Voor deze onderwerpen zal vooralsnog of zolang er nog geen oplossing is gevonden de huidige praktijk van toepassing blijven: - Consignatierooster: Kan de systematiek van een vaste consignatietoeslag worden gecontinueerd (binnen MyHR)? Hierbij wordt geweld aangedaan aan de systematiek van SAP (MyTime) die terugkijkt en op basis van achteraf geconstateerde inconvenientie in een maand betalingen doet; - Waarnemen hogere functie: met name in de locaties Delfzijl, Hengelo en Rotterdam wordt afwijkend beloond voor het waarnemen van hogere functies. Het gaat daarbij niet alleen om de verschillen in percentages, maar ook de duur van het waarnemen en of waarnemen indien dit al onderdeel uitmaakt van de functiebeschrijving alsnog voor beloning in aanmerking mag komen; Het percentage toeslag bij waarneming zal voor iedereen worden vastgesteld op 30%. - Voor uren tijd voor tijd die zijn ontstaan na 1 juni 2015 geldt conform de cao, de termijn van 6 maanden voordat tot uitbetaling van de niet opgenomen uren wordt overgegaan. Als deze termijn uit de cao zal worden aangehouden, dienen er mogelijkheden te komen waardoor degenen die de tvt niet uitbetaald willen krijgen, in de gelegenheid worden gesteld deze tijd alsnog in tijd te kunnen opnemen; - Er is nog geen duidelijkheid over de juistheid van de vraag of de tijd tussen een middagdienst en de eerstvolgende nachtdienst als een Rooster Vrije dag aangemerkt zou moet worden. De huidige praktijk geeft nu bij overwerk een hogere toeslag omdat overwerk op deze uren wordt beschouwd als overwerk op een RV dag; - Op basis van de definitie van een dag zoals opgenomen in de CAO is de toepassing dat het als overwerk op een roostervrije dag wordt aangemerkt juridisch juist. Roostervrij wordt normaliter echter door medewerkers beleefd / ervaren als de dagen na het rooster. Het systeem MyTime is er nu ook op ingericht dat de RV dagen ontstaan na de cyclus/de laatste nachtdienst. Het aantal RV diensten is hiermee overigens identiek. Materieel verschil kan ontstaan wanneer het meeste overwerk wordt verricht: bij de overgang van middagdienst naar nachtdienst of na afloop van de nachtdienst. Het ligt wel in de lijn van de verwachting dat bij overgang tussen de middag naar nachtdienst vergaderingen en opleiding worden gepland. E.e.a. zal nog worden geïnventariseerd / geanalyseerd. Daarna volgt nader overleg. - Hoe wordt de omvang van de wettelijke vakantiedagen gedefinieerd / bepaald bij een 5-ploegendienst? Als wordt uitgegaan van 4 keer de wekelijkse arbeidsduur is dit dan 4 x 33,6 of 4 x 40 uur? cao tekst gaat uit van een arbeidsduur van 33,6 bij de 5-ploeg. Dit is niet juist geformuleerd. Er dient een onderscheid te worden gemaakt naar arbeidsduur (omvang aanstelling bv fulltime) en arbeidstijd (minder aantal uren als gevolg van rooster, bv 5-ploeg met 33,6 uren gemiddeld per week).

10 Wet gaat bij wettelijke vakantie dagen uit van arbeidsduur. Conclusie is dat de tekst van de cao wordt aangepast naar arbeidsduur en dat voor iedereen op full time basis wordt uitgegaan van een wettelijk aantal uren van 160 uur (4 weken van 40 uur). 11. External Business cao: Partijen zullen op korte termijn aparte data inplannen om te overleggen over de External Business cao. Tot die tijd zijn voor de medewerkers van EB de bepalingen van toepassing die golden tot 1 juli Dit proces is inmiddels gaande. AkzoNobel zal de vakorganisaties uitnodigen voor een overleg waarin AkzoNobel zal reageren op een door de vakorganisaties gedaan voorstel.