De Europa route en omzeiling van het nationale recht

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De Europa route en omzeiling van het nationale recht"

Transcriptie

1

2 De Europa route en omzeiling van het nationale recht 1

3 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding... 3 Hoofdstuk 2 De definitie Europa route nader beschouwd Inleiding Hoofdregel Uitzonderingen op de hoofdregel: de terugkeersituaties Terugkeersituaties: voorafgaand legaal verblijf? Terugkeersituaties: Het arrest Eind, een einde aan het vereiste van daadwerkelijke en reële arbeid? Grensoverschrijdende dienstverlening: Carpenter Naturalisatie in de gastlidstaat: Scholz Zambrano, McCarthy en Dereci: nuancering van de zuiver interne situatie De Europa route in Nederlands perspectief Conclusie Hoofdstuk 3 Wanneer is volgens het Europees recht sprake van misbruik? Geschiedenis van het (rechts)misbruik: uitspraken van het Hof omtrent misbruik in belastingzaken Avoir fiscal Daily mail Biehl Bachmann Uitspraken van het Hof in andere dan fiscale zaken Van Binsbergen: misbruik van de vrijheid van dienstverlening Knoors: misbruik van de vrijheid van vestiging Leclerc: misbruik van de vrijheid van goederen Lair: misbruik van de vrijheid van werknemers Richtsnoeren van de Commissie omtrent toepassing van artikel 35 (misbruikbepaling) richtlijn 2004/38/EG Definitie misbruik Schijnhuwelijken Andere vormen van misbruik Conclusie Hoofdstuk 4 Conclusie Literatuurlijst Jurisprudentielijst

4 Hoofdstuk 1 Inleiding Het vrije verkeer van personen vormt sinds de invoering van de interne markt een fundamentele vrijheid voor burgers van de Unie, dat hen het recht geeft vrij te reizen en te verblijven op het grondgebied van de lidstaten van de Unie. De regels betreffende het vrije verkeer van personen vinden hun grondslag in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (verder VWEU) 1, en worden in grote mate beheerst door secundaire wetgeving. Aanvankelijk bestond het recht van vrij verkeer van personen slechts voor EU-burgers die in een andere lidstaat economische activiteiten gingen verrichten. In 1992 werd een verblijfsrecht toegekend aan niet economisch actieven, zoals renteniers, studenten en gepensioneerden. 2 Meer actueel zijn in 2006 verschillende Verordening en en richtlijnen, die uit een complex geheel van regels omtrent vrij verkeer van personen bestonden, vervangen door één richtlijn. 3 De Richtlijn 2004/38/EG heeft niet alleen gezorgd voor een vereenvoudiging van de regels die reeds bestonden over het vrije verkeer van personen op het grondgebied van de lidstaten, maar heeft de rechten die toekomen aan EU-burgers tevens uitgebreid. 4 In richtlijn 2004/38/EG wordt de uitoefening van het vrij verkeer van personen door EU-burgers bevorderd. Tevens staan in deze richtlijn specifieke bepalingen over de rechten die in het licht van het vrije verkeer van personen toekomen aan gezinsleden van EU burgers. Richtlijn 2004/38/EG vormt een essentieel onderdeel in dit onderzoek, nu de Europa route op deze richtlijn gebaseerd is. Nadere bespreking van deze richtlijn zal verderop volgen. Deze scriptie heeft als onderwerp het (rechts)misbruik van het recht op vrij verkeer van personen, veelal aangeduid als de Europa route. De aanleiding voor het schrijven over dit onderwerp is de steeds feller wordende discussie op het gebied van immigratie, waarbij ik mij zal toespitsen op de tot op heden gevoerde discussie over de Europa route. Op het moment dat duidelijk werd dat mensen met de Nederlandse nationaliteit, door gebruik te maken van de Europa route, hun partner met de nationaliteit van een derde land een verblijfsrecht op het grondgebied van Nederland probeerden te laten verkrijgen, 1 Artikel: 45 VWEU (werknemers), 49 VWEU (vestiging), en 56 VWEU (diensten). 2 EG richtlijnen 90/364, 90/365, en 93/96 (voorheen 30/366), PbEG 1990, L180/26, PbEG 1990, L180/28, PbEG 1993, L317/59. 3 Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG, verder: richtlijn 2004/38/EG,( PbEG 2004, L229/35-48). 4 Ten tijde van de zaak Reed werden ongehuwde partners niet gelijkgesteld met echtgenoten voor de toepassing van artikel 10 Verordening (EEG) 1612/68. De toelating van ongehuwde partners werd door het Hof erkend via artikel 7 lid 2 Verordening (EEG) 1612/68, welk artikel slechts gold voor werknemers. De verruiming voor ongehuwde partners geldt slechts indien de lidstaat hiervoor kiest. HvJ EG, 17 april 1986, zaak C-59/85 (Ann Florance Reed), Jur. 1986, p. I-01283, r.o

5 laaiden de gemoederen hoog op. Omdat daardoor de Nederlandse immigratieregels buiten spel werden gezet. Een voor het restrictieve Nederlandse immigratiebeleid ongunstig fenomeen. Een logische, te verwachten (rechts) politieke reactie moest wel zijn dat het zou gaan om een illegale route. Het kan toch niet zo zijn dat de Nederlandse immigratieregels door gebruik van een juridische constructie buiten toepassing blijven? 5 De populariteit van de Europa route is het gevolg van de relatief strenge Nederlandse immigratieregels, welke van toepassing zijn op gezinsvorming en gezinshereniging. Een vreemdeling die langer dan drie maanden in Nederland wil verblijven, dient volgens de Nederlandse Vreemdelingen wet (verder: Vw) een verblijfstitel aan te vragen. In de meeste gevallen (asielgerelateerde gronden achterwege gelaten) betreft het de aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd conform artikel 14 Vw. 6 Om deze verblijfstitel te verkrijgen, dient de vreemdeling met de nationaliteit van een derde land allereerst een machtiging tot voorlopig verblijf (verder mvv) te overleggen. Indien hij/zij niet over deze mvv beschikt, kan de aanvraag worden afgewezen. 7 De mvv dient voor binnenkomst te worden aangevraagd bij de Nederlandse ambassade of consulaat in het land van herkomst. 8 Indien de vreemdeling reeds in Nederland verblijft en een aanvraag voor verblijf conform artikel 14 Vw wenst in te dienen, brengt het mvv-vereiste met zich mee dat laatstgenoemde terug zal moeten keren naar het land van herkomst, om aldaar de aanvraag in te dienen. Om voor een mvv in aanmerking te komen, moet men eerst de inburgering in het buitenland met succes volbrengen. 9 De inburgering in het buitenland heeft tot doel het toetsen van de basiskennis van de Nederlandse taal en Nederlandse samenleving. Naast de eisen waaraan de vreemdeling wordt onderworpen, mvv-vereiste en inburgering in het buitenland, is ook de referent ofwel de in Nederland verblijvende persoon bij wie de vreemdeling verblijf beoogt onderworpen aan een aantal vereisten. Zo dient deze zelfstandig en duurzaam te beschikken over voldoende middelen van bestaan. 10 De gedachte hierachter is gelegen in de verwachting dat de in Nederland verblijvende persoon de financiële verantwoordelijkheid voor het derdelander familielid op zich neemt. De relatief strenge regels in de Nederlandse wetgeving zorgen ervoor dat mensen 5 Brieven van december 2005 betreffende oneigenlijk gebruik gemeenschapsrecht; de België route : Kamerstukken II, , 29700, nr. 31 en 32; Verslag van overleg met minister Dewael in maart 2006: Kamerstukken II, , 29700, nr. 36; Antwoord op Kamervragen van Fritsma, Wilders en Pechtold van december 2006: Kamerstukken II , Aanhangsel p (Verdonk); Antwoord op Kamervragen van Fritsma van november 2008 (Albayrak): Kamerstukken II, , aanhangsel p ,brieven van januari 2009: Kamerstukken II, , 19637, nrs en Een verblijf ex. artikel 14 Vw dient conform lid 2 van dit artikel een doel te hebben. In dit onderzoek staat het doel gezinshereniging centraal. 7 Artikel 16 lid 1 onder a Vw j.o artikel 3:18 Vb j.o. artikel 3:71 Vb. 8 Artikel 1 lid 1, aanhef en onder h Vw j.o. artikel B1/1.1 Vc Artikel 3.71a lid 1 Vb j.o. artikel 3.98a Vb. 10 Artikel 16 lid 1, aanhef en onder c, Vw en artikel Vb. De voorwaarden zijn nader uitgewerkt in B1/2.2.3 Vc

6 die niet voldoen aan genoemde eisen, op zoek gaan naar alternatieven. Een alternatief voor familie leden van Nederlanders vormt, in beginsel, het Europees recht nu dit recht minder strenge eisen stelt. In het Europees recht ontbreekt het vereiste tot het aanvragen van een mvv en de inburgering in het buitenland. Tevens zijn de inkomensvereisten soepeler, nu deze slechts voldoende dienen te zijn en de lidstaten in beginsel geen vaste bedragen mogen hanteren. Er dient rekening gehouden te worden met de persoonlijke omstandigheden van de betrokkene. 11 Aangezien het Europees recht niet direct van toepassing is op de eigen onderdanen, dienen zij om hun situatie onder het bereik van het Europees recht te brengen aanknopingspunten te zoeken met de Europese rechtsorde. Dat kunnen zij doen door te verhuizen naar een andere lidstaat. In het geval van Nederlanders is dit vaak België, waar zij een verzoek tot hereniging met hun derdelander familielid indienen, dat getoetst moet worden aan het Europees recht, om vervolgens na enige tijd met het derdelander familielid terug te keren naar Nederland. Het gebruik van de Europa route is hiermee een feit. Een voorbeeld, om laatstgenoemde duidelijker te maken, is wellicht niet overbodig. Wanneer een burger van de Unie met de Duitse nationaliteit besluit om gebruik te maken van de Europa route door zich voor een periode van bijvoorbeeld 8 maanden te vestigen in Nederland met zijn partner (familielid als gedefinieerd in artikel 2, lid 2, of artikel 3, lid 2 van Richtlijn 2004/38/EG) dan zal bij terugkeer naar Duitsland zijn situatie voldoende aanknopingspunten hebben met het Europese recht en zijn op hem de Duitse immigratieregels niet meer van toepassing. Zijn situatie valt nu immers onder het bereik van het Europees en niet onder het Duitse recht. In de literatuur wordt gesteld dat de ongunstigere behandeling van de eigen onderdaan ten opzichte van onderdanen die wel gebruik hebben gemaakt van de rechten van vrij verkeer leidt tot omgekeerde discriminatie van de eigen onderdaan. Opgemerkt dient te worden dat het, in het geval van de Europa route, gaat om de aanwezigheid van twee concurrerende rechtsordes. De onderdaan die geen gebruik maakt van de rechten van vrij verkeer valt met zijn situatie onder het nationale recht van de lidstaat. De onderdaan die daarentegen wel gebruik maakt van zijn recht van vrij verkeer valt, ook na terugkeer naar de eigen lidstaat, onder de Europese rechtsorde. Derhalve kan er geen sprake zijn van discriminatie omdat er geen sprake is van twee gelijke gevallen die anders worden behandeld of twee verschillende gevallen die dezelfde behandeling genieten. Er is sprake van verschillende rechtsordes die verschillende rechten scheppen voor de 11 Artikel 7 lid 1 onder b Richtlijn 2004/38/EG j.o. artikel 8 lid 4 Richtlijn 2004/38/EG. 5

7 belanghebbende. Daarom zal in deze scriptie de terminologie omgekeerde discriminatie niet worden gebruikt. Nadat een burger van de Unie samen met zijn partner met de nationaliteit van een derde land gebruik heeft gemaakt van het recht op vrij verkeer van personen, dient hij bij terugkeer naar Nederland een aanvraag tot EU toetsing in te dienen bij de Immigratie en Naturalisatie Dienst (verder IND). De IND zal dan beoordelen of er inderdaad sprake is van een situatie die beoordeeld zou moeten worden in het licht van richtlijn 2004/38/EG. Een mogelijkheid die richtlijn 2004/38/EG de lidstaten, in de praktijk de IND, biedt is om na te gaan of er in specifieke situaties sprake is van misbruik en fraude. 12 Wat echter precies met misbruik wordt bedoeld, welk gedrag tot misbruik leidt en of er überhaupt sprake kan zijn van misbruik indien aan alle Europeesrechtelijke formele eisen wordt voldaan, is onduidelijk. In dit onderzoek zal daarom het (rechts)misbruik centraal staan. Deze scriptie is een rechtswetenschappelijk onderzoek waarbij een literatuurstudie zal worden uitgevoerd. De onderzoeksvraag luidt als volgt: Is er sprake van misbruik van Europees recht door burgers van de Unie jegens hun eigen lidstaat als zij door gebruikmaking van de Europa route het nationale vreemdelingenrecht omzeilen? De centrale onderzoeksvraag is opgedeeld in twee subvragen die achtereenvolgens in de hoofdstukken 2 en 3 aan bod zullen komen. De eerste subvraag die in hoofdstuk 2 zal worden beantwoord, luidt: Wat is de Europa route?. Na een inleiding zal de hoofdregel, die bepaalt wanneer het Europees recht van toepassing is, uit het arrest Morson en Jhanjan worden besproken. 13 Hierna zullen de uitzonderingen op de hoofdregel worden geformuleerd waarbij verschillende arresten aan bod komen. Bij de beantwoording van deze subvraag wordt ingegaan op het WODC rapport Gemeenschapsrecht en gezinsmigratie dat de Europa route in Nederlands perspectief bespreekt. 14 De tweede subvraag luidt: Wanneer is er naar Europees recht sprake van misbruik? Deze subvraag wordt beantwoord in hoofdstuk 3. Bij de bespreking van deze subvraag wordt een uiteenzetting gegeven van de rechtspraak van het Hof van Justitie EU (verder: het Hof). Deze analyse begint met de bespreking van een aantal fiscale zaken om vervolgens te kijken naar andere dan fiscale zaken, tot slot, een uiteenzetting van de 12 Artikel 35 richtlijn 2004/38/EG. 13 HvJ EG, 27 oktober 1982, gevoegde zaken C-35 en 36/82 (Morson en Jhanjan), Jur p Gemeenschapsrecht en Gezinsmigratie, Het gebruik van het gemeenschapsrecht door gezinsmigranten uit derde landen. WODC/Regioplan, Amsterdam 2009, Regioplan publicatienummer: 1889, (zoek op gemeenschapsrecht en gezinsmigratie). 6

8 opvattingen van de Europese Commissie (verder: de Commissie) over het misbruik en fraude, die te vinden zijn in de door die instelling opgestelde richtsnoeren ter betere toepassing van Richtlijn 2004/38/EG. 15 Tot slot volgt in hoofdstuk 4 een conclusie waarin een antwoord op de centrale onderzoeksvraag Is er sprake van misbruik van Europese migratierechten door burgers van de Unie jegens hun eigen lidstaat als zij door gebruikmaking van de Europa route het nationale vreemdelingenrecht omzeilen? wordt geformuleerd. Tevens zullen in dit hoofdstuk aanbevelingen worden geformuleerd. 15 COM(2009)313 def, betreffende richtsnoeren voor een betere omzetting en toepassing van richtlijn 2004/38/EG betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden. 7

9 Hoofdstuk 2 Wat is de Europa route? 2.1 Inleiding Europese burgers ontlenen aan het Europese recht immigratierechten die hen op grond van het nationale recht, afhankelijk van de specifieke situatie, niet toekomen. Het Europees recht verleent aan EU-burgers zowel een individueel verblijfsrecht in alle lidstaten van Europa, alsook een afgeleid verblijfsrecht voor andere gezinsleden. 16 Artikel 20 lid 2 onder a VWEU en artikel 21 VWEU bepalen: iedere burger van de Unie heeft het recht vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven onder voorbehoud van de beperkingen en voorwaarden die bij de Verdragen en de bepalingen ter uitvoering daarvan zijn vastgesteld. Met de bepalingen ter uitvoering daarvan in het eerste lid van artikel 21 VWEU wordt richtlijn 2004/38/EG bedoeld. Dit houdt specifiek in dat gezinsleden zich kunnen voegen bij de EU-burger of deze kunnen vergezellen, wanneer laatste verblijft in een gastlidstaat, een lidstaat waarvan de EU-burger geen onderdaan is. 17 Wanneer de EU-burger terugkeert naar zijn eigen lidstaat profiteert het betreffende gezinslid van de Europese regels, immers het gezinslid kan samen de EU-burger terugkeren naar diens eigen lidstaat zonder te worden onderworpen aan de vaak strengere nationale verblijfsregels. De regels voor de Europa route zijn te vinden in richtlijn 2004/38/EG. 18 Deze richtlijn regelt de toelating en verblijf van EU-burgers en diens familieleden. Richtlijn 2004/38/EG is van toepassing ten aanzien van iedere burger van de Unie die zich begeeft naar of verblijft in een andere lidstaat dan die waarvan hij de nationaliteit bezit, en diens familieleden (als gedefinieerd in art. 2 lid 2 Richtlijn 2004/38/EG), die hem begeleiden of zich bij hem voegen. 19 Ondanks het feit dat de regels in deze richtlijn helder zijn en de verplaatsing van EUburgers in het licht van het vrije verkeer een fundamentele vrijheid betreft 20, blijft deze materie van de Europa route toch een (politiek) lastige. Lidstaten worden namelijk geconfronteerd met immigratie die zij in bepaalde situaties helemaal niet wensen. De nationale regels gelden niet, nu de Europese regels in hogere rang staan. Nodig is 16 Artikel 20 lid 2 sub a VWEU en artikel 21 lid 1 VWEU 17 Artikel 2 lid 3 Richtlijn 2004/38/EG 18 Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG, verder: richtlijn 2004/38/EG, (PbEG 2004, L229/35-48). 19 Artikel 3 lid 1 richtlijn 2004/38/EG. 20 Artikel 18 VWEU en artikel 21 VWEU. 8

10 derhalve een duidelijke afbakening van de situaties waarin wel sprake kan zijn van gebruik van de Europa route, ofwel wanneer de lidstaten het gebruik erkennen, en situaties waarbij geen sprake kan zijn van gebruik van de Europa route omdat aan bepaalde voorwaarden niet wordt voldaan. Duidelijk is geworden dat het maken van een afbakening niet eenvoudig is. Een aanknopingspunt kan worden gevonden in de zuiver interne situatie, zijnde situaties die niet onder het bereik van het Europees recht vallen omdat er geen aanknopingspunten zijn met het Europees recht. Het Hof heeft vastgesteld, in zijn uitspraak in de zaak Morson en Jhanjan 21, dat Europese regels geen gelding vinden wanneer het gaat om een zuiver interne situatie, en dat op die situaties het nationale recht van de betreffende lidstaat van toepassing is. In paragraaf 2.2 zal nader worden ingegaan op de hoofdregel van zuiver interne situaties. In de paragrafen 2.3 tot en met 2.5 zal worden stil gestaan bij de uitzonderingen op de zuiver interne situatie. Ingegaan wordt op de terugkeersituaties als eerste uitzondering. De grensoverschrijdende dienstverlening als tweede uitzondering. Tot slot de naturalisatie in de gastlidstaat als derde uitzondering. Getracht zal worden een beeld te geven wanneer er geen sprake is van zuiver interne situaties, en het Europese recht zijn gelding vindt. In drie recente uitspraken is de zuiver interne situatie in een geheel nieuw daglicht komen te staan. Deze uitspraken, inzake Ruiz Zamrano 22, McCarthy 23, en Dereci 24 geven een nuancering van de zuiver interne situatie. Een bespreking daarvan volgt in paragraaf 2.6. De kritiek die Nederland heeft op de Europa route is niet van minimale aard. Met name een land als Nederland, waar de nationale immigratieregels steeds strenger worden, en immigratie een groot en moeilijk (politiek) gebied betreft, ziet het gebruik van de Europa route als zijnde problematisch. Desgevraagd heeft het WODC een rapport uitgebracht met als doel het in kaart brengen van de Europa route en het gebruik ervan. Een bespreking hiervan volgt in paragraaf 2.7. In paragraag 2.8 zal een antwoord geformuleerd worden op de eerste subvraag Wat is de Europa route?, in het licht van de geformuleerde hoofdregel in het arrest Morson en Jhanjan, en de daarop gemaakte uitzonderingen. 21 HvJ EG, 27 oktober 1982, gevoegde zaken C-35 en 36/82 (Morson en Jhanjan), Jur p HvJ EU 8 maart 2011, zaak C-34/09 (Ruiz Zambrano), n.n.g, JV2011/146, m.nt. P. Boeles. 23 HvJ EU 5 mei 2011, zaak C-434/09 (Shirley McCarthy), n.n.g, r.o , JV2011/43, m.nt. P. Boeles. 24 HvJ EU 15 november 2011, zaak C-256/11 (Dereci e.a.), n.n.g., JV2012//6, m.nt. C.A. Groenendijk. 9

11 2.2 Hoofdregel In het arrest Morson en Jhanjan 25, welke in de bredere context, meer specifiek in het kader van het recht van vrij verkeer van personen bekeken dient te worden, heeft het Hof zich uitgesproken over de zuiver interne situatie. De in deze uitspraak geformuleerde rechtsregel kan worden benoemd als hoofdregel, conform welke het wel of niet toepasbaar zijn van Europees recht in de eigen lidstaat beoordeeld moet worden. In dit arrest werd het Hof gevraagd of, en zo ja onder welke omstandigheden, het gemeenschapsrecht een lidstaat verbiedt, een in artikel 10 van Verordening nr. 1612/48 bedoeld familielid van een op het grondgebied van die lidstaat tewerkgestelde werknemer, de toegang tot of het verblijf op dat grondgebied te weigeren, wanneer deze werknemer de nationaliteit van die lidstaat bezit en het betrokkene familielid de nationaliteit van een derde land. 26 Op deze casus toegespitst, wordt hier aan het Hof gevraagd of de lidstaat de toegang tot, of het verblijf in een lidstaat mag weigeren aan ouders met de Surinaamse nationaliteit, die zich bij hun dochter, met de Nederlandse nationaliteit en werkzaam in Nederland, willen vestigen. Het Hof besliste in deze zaak dat het de lidstaat niet is verboden de toegang tot, of het verblijf op het grondgebied van de lidstaat te weigeren aan een familielid in de zin van artikel 10 van Verordening (EEG) nr. 1612/68, thans artikel 2 lid 2 richtlijn 2004/38/EG, van een werknemer die nooit van het recht op vrij verkeer gebruik heeft gemaakt. 27 Eenvoudiger gesteld, zegt het Hof in deze zaak dat er nooit van het recht op vrij verkeer binnen de Unie gebruik is gemaakt door de personen met de Nederlandse nationaliteit, omdat zij altijd in Nederland hebben verbleven. Zij ontlenen dus geen rechten aan het Europees recht. De aanvraag van de ouders om toegang tot en verblijf in Nederland te verkrijgen, mocht derhalve op gronden van nationaal recht worden afgewezen. Voor een Nederlander die woont en werkt in Nederland en die zijn partner (een onderdaan van een derde land) naar Nederland wil laten overkomen, vloeit uit laatstgenoemde arrest voort dat hij geen beroep kan doen op het Europees recht. De Nederlander is weliswaar EU-burger, maar hij is geen begunstigde van het recht op vrije verkeer van personen. Deze Nederlander is aangewezen op het Nederlandse immigratiebeleid. 25 HvJ EG, 27 oktober 1982, gevoegde zaken C-35 en 36/82 (Morson en Jhanjan), Jur p HvJ EG, 27 oktober 1982, gevoegde zaken C-35 en 36/82 (Morson en Jhanjan), Jur p , r.o HvJ EG, 27 oktober 1982, gevoegde zaken C-35 en 36/82 (Morson en Jhanjan), Jur p , r.o

12 2.3 Uitzonderingen op de hoofdregel: de terugkeersituaties Het Europese recht geldt niet indien het gaat om zuiver interne situaties, zo besliste het Hof in het arrest Morson en Jhanjan. Indien men deze hoofdregel wenst te ontwijken moet de zuiver interne situatie worden opgeheven. Dit is het geval in de drie hieronder nader te bespreken gevallen. Het gaat hier daarom niet letterlijk om uitzonderingen op de hoofdregel, immers de zuiver interne situatie mag ook in deze gevallen niet aanwezig zijn. Het gaat hier om zake n waarin duidelijk wordt wanneer er geen sprake is van een zuiver interne situatie, ofwel wanneer de hoofdregel uit het arrest Morson en Jhanjan niet opgaat. In die context wordt het als uitzondering geformuleerd. In het eerste geval kunnen Nederlanders (in de eigen lidstraat) een beroep doen op het Europees recht in geval van terugkeersituaties. In het arrest Surinder Singh 28, was de vraag aan de orde of een lidstaat (conform artikel 52 EEG, thans artikel 49 VWEU, en richtlijn 73/148 EEG 29 ) de toegang tot en het verblijf op zijn grondgebied moet toestaan aan een onderdaan van een lidstaat en diens derderlander echtgenoot, wanneer beiden nadat zij in een andere lidstaat arbeid in loondienst hebben verricht, zich vervolgens wensen te vestigen in de lidstaat waarvan de burger van de Unie de nationaliteit bezit. 30 In deze zaak ging het om een Britse vrouw die samen met haar echtgenoot (Singh) die de Indiase nationaliteit bezit, vanuit Duitsland, waar zij hebben gewerkt, terug is gekeerd naar het Verenigd Koninkrijk om zich daar te vestigen als zelfstandige. Het Hof besliste op bovengenoemde vraag door te overwegen dat de onderdaan van een lidstaat weerhouden zou kunnen worden zijn eigen lidstaat te verlaten om gebruik te maken van het recht van vrij verkeer, indien hij bij terugkeer naar zijn eigen lidstaat geconfronteerd zou worden met voorwaarden voor toegang en verblijf die niet ten minste gelijkwaardig zijn aan die welke hij op grond van het EEG verdrag of het afgeleide gemeenschapsrecht op het grondgebied van een andere lidstaat kan genieten. 31 De onderbouwing die het Hof gebruikt voor zijn overweging heeft bovenal te maken met de mogelijkheid dat de onderdaan van een lidstaat in een andere lidstaat een gezin zou kunnen stichten, waarmee hij vervolgens niet, of moeilijker toegang zou kunnen verkrijgen in zijn eigen lidstaat. Laatstgenoemde zou de onderdaan van een lidstaat bijzonder kunnen weerhouden 32 zijn land van herkomst te verlaten door gebruikmaking van zijn recht op vrij verkeer. Zijn echtgenoot en kinderen dienen die staat binnen te komen en daar te verblijven onder voorwaarden die ten minste 28 HvJ EG, 7 juli 1992, zaak C-370/90 (Surinder Singh), Jur. 1992, p. I Richtlijn 73/148/EEG van de Raad van 21 mei 1973 inzake de opheffing van de beperkingen van de verplaatsing en het verblijf van onderdanen van de Lid-Staten binnen d Gemeenschap ter zake van vestiging en verrichten van diensten ( PbEG 1973, L172/14-16). Verder: richtlijn 73/148 EEG. 30 HvJ EG, 7 juli 1992, zaak C-370/90 (Surinder Singh), Jur. 1992, p. I-04265, r.o HvJ EG, 7 juli 1992, zaak C-370/90 (Surinder Singh), Jur. 1992, p. I-04265, r.o HvJ EG, 7 juli 1992, zaak C-370/90 (Surinder Singh), Jur. 1992, p. I-04265, r.o

13 gelijkwaardig zijn aan die welke zij krachtens het gemeenschapsrecht op het grondgebied van een andere lidstaat hebben. 33 In het arrest Surinder Singh bepaalde het Hof dat een lidstaat verblijf moet toestaan aan het familielid, ongeacht diens nationaliteit, van een eigen onderdaan, die in een andere lidstaat met dit familielid heeft verbleven op grond van het Europees recht en zich daarna weer wenst te vestigen in eigen land. De migrerende onderdaan/werknemer blijft bij terugkeer naar de eigen lidstaat rechten ontlenen aan het Europees recht. 34 De kern van het betoog van het Hof is gelegen in het beginsel van de effectieve rechten; als bij terugkeer niet minimaal dezelfde rechten worden genoten dan zal een burger van de Unie afzien van het gebruik van zijn aan het Europees recht ontleende rechten Terugkeersituaties: voorafgaand legaal verblijf? In het kader van de terugkeersituaties hoort naast de uitspraak van het Hof in de zaak Surinder Singh ook de uitspraak in de zaak Akrich. 35 De heer Akrich, onderdaan van een derde land, was gehuwd met een onderdaan van het Verenigd Koninkrijk. Akrich, die geen recht van verblijf had in het Verenigd Koninkrijk, had ingestemd met zijn uitzetting naar Ierland, waar hij zich bij zijn echtgenote voegde, die zich kort daarvoor daar had gevestigd met als doel het verrichten van arbeid in loondienst. 36 Het plan was om naar het Verenigd Koninkrijk terug te keren met een beroep op het Europees recht, zodat de heer Akrich dit land kon binnenkomen. Aan de heer Akrich is niet alleen verschillende keren geen toegang verleend tot het Verenigd Koninkrijk, hij is tevens door het Verenigd Koninkrijk uitgezet naar zijn land van herkomst, Marokko. 37 Vanwege dit uitzettingsbevel beroept Akrich zich op het Europees recht, als grondslag voor zijn verblijf voert hij het arrest Surinder Singh aan. Zijn verzoek wordt door de Britse autoriteiten afgewezen. Het zou volgens hen in deze situatie gaan om het omzeilen van de nationale immigratie regels, nu de verhuizing van de heer en mevrouw Akrich niet meer was dan een tijdelijke afwezigheid om voor de heer Akrich bij terugkomst in het Verenigd Koninkrijk een verblijfsrecht te creëren. 38 In deze zaak is sprake van een verhuizing naar een andere lidstaat met de bedoeling rechten te ontlenen aan het Europees recht, door in de gastlidstaat een korte periode te verblijven. De prejudiciële vragen hebben betrekking op de bedoeling van het paar bij de 33 HvJ EG, 7 juli 1992, zaak C-370/90 (Surinder Singh), Jur. 1992, p. I-04265, r.o HvJ EG 23 september 2003, zaak C109/01 (Akrich), Jur p. I-09607, conclusie van advocaat generaal L.A. Geelhoed van 27 februari HvJ EG 23 september 2003, zaak C109/01 (Akrich), Jur p. I A. Venekamp, Het arrest Eind; Het vrije personenverkeer: een begin zonder einde? NTER 2008/5, p HvJ EG 23 september 2003, zaak C109/01 (Akrich), Jur 2003 p. I-09607, conclusie van advocaat generaal L.A. Geelhoed van 27 februari 2003, r.o HvJ EG 23 september 2003, zaak C109/01 (Akrich), Jur. 2003, p. I-09607, r.o

14 verhuizing, meer specifiek of deze te beschouwen is als een beroep op het Europees recht om de toepassing van de nationale wetgeving te ontduiken 39, en zo ja of de lidstaat van herkomst mag weigeren om het van kracht zijnde uitzettingsbevel op grond van nationaal recht op te heffen en de buitenlandse echtgenoot een recht van binnenkomst op zijn grondgebied toe te kennen. 40 Het Hof beantwoordt de prejudiciële vragen in het licht van onder meer het arrest Surinder Singh en vraagt zich daarbij af of deze ruime rechtspraak als gevolg heeft dat nationale immigratiewetgeving buiten toepassing moet blijven in het geval dat de echtgenoten van EU-burgers zich nog niet legaal op het grondgebied van de Europese Unie bevonden op het moment dat zij rechten konden gaan ontlenen aan Europees recht. 41 Het Hof beslist dat de onderdaan van een derde land, die gehuwd is met een burger van de Unie, wettig in een lidstaat verblijf moet houden wanneer hij zich begeeft naar een andere lidstaat, waarnaar de burger van de Unie emigreert of is geëmigreerd. 42 Deze zaak speelt zich, aldus het Hof, af op het terrein van de nationale competentie van de betreffende lidstaat, nu de heer Akrich toegang wenst te verkrijgen tot het Verenigd Koninkrijk op basis van de rechten die hij ontleent aan het Europees recht, en hij zich niet reeds legaal op het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk bevond en hem tevens niet reeds eerder een verblijfsrecht in een der lidstaten was verleend. 43 Gesteld kan worden dat na de beoordeling van het Hof in de zaak Akrich, aan de terugkeersituatie, waardoor het Europees recht zijn gelding verkrijgt boven de nationale immigratieregels, een extra voorwaarde, namelijk die van wettig voorafgaand verblijf op het grondgebied van de lidstaten, leek te worden toegevoegd. Inmiddels is het Hof van Justitie afgestapt van de voorwaarde van legaal voorafgaand verblijf. In de zaak Jia oordeelt het Hof dat het Europees recht de lidstaten er niet toe verplicht voor de verlening van een verblijfsrecht aan een onderdaan van een derde land die familielid is van een gemeenschapsonderdaan die gebruik heeft gemaakt van zijn vrijheid van verkeer, als voorwaarde te stellen dat dit familielid voordien legaal in een andere lidstaat heeft verbleven. 44 Het ging in deze zaak om de situatie waarbij een ouder zich wenst te voegen bij haar zoon en schoondochter, welke in Zweden verblijven nadat de schoondochter (met de Duitse nationaliteit) zich als zelfstandige aldaar had 39 HvJ EG 23 september 2003, zaak C-109/01 (Akrich), Jur. 2003, p. I-09607, r.o HvJ EG 23 september 2003, zaak C-109/01 (Akrich), Jur. 2003, p. I-09607, r.o HvJ EG 23 september 2003, zaak C-109/01 (Akrich), Ju.r 2003, p. I-09607, conclusie van advocaat generaal L.A. Geelhoed van 27 februari 2003 p HvJ EG 23 september 2003, zaak C-109/01 (Akrich), Jur.2003, p. I-09607, conclusie van advocaat generaal L.A. Geelhoed van 27 februari HvJ EG 23 september 2003, zaak C-109/01 (Akrich), Jur.2003 p. I-09607, conclusie van advocaat generaal L.A. Geelhoed van 27 februari 2003, p HvJ EG 9 januari 2007, zaak C-1/05 (Jia), Jur. 2007, p. I-00001, r.o. 33, JV 2007/31, m.nt. P. Boeles. 13

15 gevestigd. De zoon van mevrouw Jia heeft de Chinese nationaliteit en verblijft met zijn echtgenote sinds 1995 in Zweden. Van een resolute afwijzing van het vereiste van voorafgaand legaal verblijf was echter in dit arrest geen sprake, er was eerder sprake van een nuancering. 45 Een reden voor laatstgenoemde nuancering in plaats van een resolute afwijzing, kan gevonden worden in, enerzijds, de aanzienlijke verschillen tussen de feiten in het arrest Jia en die uit het arrest Akrich, immers mevrouw Jia verbleef wel legaal op het grondgebied van Zweden. Zij trachtte zich, in tegenstelling tot Akrich, niet te onttrekken aan de nationale immigratiewetgeving van Zweden. 46 Anderzijds, zou een resolute afwijzing van het vereiste van voorafgaand legaal verblijf een afbreuk kunnen doen aan de soevereiniteit van de lidstaten betreffende het recht op toegang op hun grondgebied. 47 In het arrest Metock 48 rekent het Hof definitief af met het vereiste van voorafgaand legaal verblijf. Een nadere invulling/uitleg van het eerder genoemde arrest Jia volgt in de zaak Metock. Het Hof overweegt dat richtlijn 2004/38/EG niet voorziet in een voorwaarde van voorafgaand legaal verblijf. Verder overweegt het Hof dat de richtlijn voldoende voorziet in middelen voor lidstaten om maatregelen te nemen tegen immigratie die niet in overeenstemming is met de regels uit richtlijn 2004/38/EG. Het Hof stelt dat niet iedereen, maar slechts familieleden van EU burgers, die gebruik hebben gemaakt van hun rechten van vrij verkeer, rechten kunnen ontlenen aan de richtlijn. Verder hebben lidstaten conform de richtlijn bevoegdheden om binnenkomst en verblijf te weigeren om redenen van openbare orde. Tevens, en tot slot, kunnen de lidstaten maatregelen nemen tegen fraude en misbruik. 49 Het arrest Metock tast het vereiste van de afwezigheid van een zuiver interne situatie niet aan. Immers, ook in deze zaak bevestigt het Hof dat het Europees recht zijn gelding niet kan vinden in situaties waarvan alle relevante elementen in de interne sfeer van een lidstaat liggen. 45 K. van Voorden, Betekenen de arresten Jia en Eind het einde van de België route? Migrantenrecht 2008, p. 88, par HvJ EG 9 januari 2007, zaak C-1/05 (Jia), Jur. 2007, p. I-00001, r.o. 33, JV 2007/ K. van Voorden, Betekenen de arresten Jia en Eind het einde van de België route? Migrantenrecht 2008, p. 88, par HvJ 25 juli 2008, zaak C-127/08 (Metock), Jur p. I-6241, JV 2008/291, m.nt. Groenendijk. 49 A. Venekamp, Het arrest Metock. Een snel arrest met belangrijke gevolgen, NTER 2009, p

16 2.3.2 Terugkeersituaties: Het arrest Eind, een einde aan het vereiste van daadwerkelijke en reële arbeid? Tot slot hoort naast de uitspraken van het Hof in de zaken Surinder Singh en Akrich, ook de uitspraak in de zaak Eind in de rij van de terugkeersituaties. 50 De heer Eind, een Nederlandse onderdaan, verhuisde in februari 2000 naar het Verenigd Koninkrijk om daar te werken. Tijdens het verblijf in het Verenigd Koninkrijk voegde zijn Surinaamse dochter Rachel Eind zich bij hem. In oktober 2001 verhuisde de heer Eind samen met zijn dochter naar Nederland. In Nederland werd een verblijfsrecht aangevraagd voor Rachel Eind. Omdat aldaar vader aanvankelijk een bijstandsuitkering genoot stelde de Raad van State in het kader van de procedure van Rachel Eind vragen aan het Hof omtrent de vereiste aanwezigheid van daadwerkelijke en reële arbeid bij terugkomst van de EU-burger in de lidstaat van herkomst, in het licht van een recht op verblijf van een tot het gezin van de werknemer behorende persoon met de nationaliteit van een derde land. 51 Daarnaast hebben de prejudiciële vragen betrekking op het voorafgaand legaal verblijf van Rachel, naar nationaal recht, in de lidstaat waarvan vader Eind de nationaliteit bezit. 52 Nederland (e.a.) betoogden in de lijn van Surinder Singh dat Eind niet kon zijn weerhouden om naar de gastlidstaat te verhuizen om aldaar betaalde arbeid te verrichten, omdat bij terugkeer naar de lidstaat van nationaliteit hij het in de gastlidstaat opgebouwde gezinsleven niet zou kunnen voortzetten. Immers, de dochter van Eind, Rachel, had ten tijde van zijn vertrek naar het Verenigd Koninkrijk geen verblijfsrecht in Nederland. 53 Volgens het Hof kan de zienswijze van Nederland e.a. niet worden aanvaard. 54 Het vereiste van daadwerkelijke en reële arbeid in de lidstaat van herkomst na terugkeer uit de gastlidstaat en het niet kunnen voortzetten van een eventueel opgebouwd gezinsleven in de gastlidstaat, kunnen volgens het Hof leiden tot een aantasting van het recht van vrij verkeer. 55 Het Hof beslist dat Rachel Eind het recht heeft om zich bij haar vader in Nederland te vestigen. Het feit dat Eind een economisch niet actieve burger is, en dat Rachel Eind in Nederland geen verblijfsrecht had doen hier niets aan af. 56 Immers, uit geen enkele bepaling van het Europees recht volgt dat het vereiste van een dergelijk voorafgaand 50 HvJEG 11 december 2007, Zaak C-291/05 (Eind), Jur 2007, p. I-10719, JV 2008/1, m.nt Groenendijk. 51 HvJEG 11 december 2007, Zaak C-291/05 (Eind), Jur. 2007, p. I-10719, r.o. 20, JV 2008/1. 52 HvJEG 11 december 2007, Zaak C-291/05 (Eind), Jur. 2007, p. I-10719, r.o. 41, JV 2008/1. 53 HvJEG 11 december 2007, Zaak C-291/05 (Eind), Jur. 2007, p. I-10719, r.o. 33, JV 2008/1. 54 HvJEG 11 december 2007, Zaak C-291/05 (Eind), Jur. 2007, p. I-10719, r.o. 34, JV 2008/1. 55 HvJEG 11 december 2007, Zaak C-291/05 (Eind), Jur. 2007, p. I-10719, r.o , JV 2008/1. 56 HvJEG 11 december 2007, Zaak C-291/05 (Eind), Jur. 2007, p. I-10719, r.o. 38 en 41, JV 2008/1. 15

17 verblijfsrecht wordt gesteld. 57 Bovendien zou een dergelijk vereiste ingaan tegen de bedoeling van de Europese wetgever. 58 Uit het arrest Surinder Singh volgt dat bij terugkeer naar de lidstaat waarvan de werknemer de nationaliteit bezit, laatstgenoemde rechten blijft ontlenen aan het Europees recht. De terugkeer naar de eigen lidstaat doet dus geen nieuw recht ontstaan op grond van het Europees recht, maar aanspraken uit het eerder gevestigde recht blijven behouden. Eind was ten tijde van het verblijf in de gastlidstaat aan te merken als werknemer, het gevestigde recht zou daarmee dus zijn het vrije verkeer van werknemers. Na terugkomst in Nederland (de eigen lidstaat) ontving Eind een bijstandsuitkering en kwam daarmee ten laste van de openbare kas. Het Hof merkt Eind aan als economisch niet-actieve burger en niet als werknemer. 59 Het verblijf van Eind in Nederland wordt niet afhankelijk gesteld van de voorwaarde van beschikken over voldoende middelen van bestaan. Aangezien Eind niet meer aangemerkt kan worden als werknemer, kunnen de afgeleide verblijfsrechten voor zijn dochter in beginsel niet worden gestaafd onder Verordening (EEG) nr. 1612/ Toch beslist het Hof dat het afgeleide verblijfsrecht van Rachel Eind voortvloeit uit artikel 10 lid 1 Verordening (EEG) nr. 1612/68, welke bepaling naar analogie wordt toegepast op zijn situatie. De toepasbaarheid van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en daarmee samenhangend dat de rechten die de EU-burger en zijn gezinsleden genieten conform deze Verordening niet per definitie eindigen na het beëindigen van de arbeidsrelatie 61, het feit dat Eind het recht heeft om terug te keren naar de lidstaat van nationaliteit en tot slot het gegeven dat de EU-burger weerhouden zou kunnen worden de lidstaat van herkomst te verlaten om in de gastlidstaat arbeid te verrichten indien bij terugkeer naar de eigen lidstaat zijn eventueel opgebouwde gezinsleven in die lidstaat belemmerd zou kunnen worden; leiden tot de conclusie dat Eind mag terugkeren naar Nederland, vergezeld van zijn dochter en dat hij niet dient te voldoen aan de verplichting om te beschikken over voldoende middelen van bestaan. De situatie waarin Eind zich bevindt valt, ondanks het ontbreken van daadwerkelijke en reële arbeid na terugkeer in de lidstaat van herkomst, onder het bereik van Europees recht. Uit bovenstaande uiteenzetting kan worden geconcludeerd dat in situaties die geen aanknopingspunten hebben met het Europees recht, de zogenoemde zuiver interne situaties, het Europees recht geen gelding heeft en betrokkenen aangewezen zijn op het nationale recht. Uit het arrest Surinder Singh is gebleken dat in het geval van 57 HvJEG 11 december 2007, Zaak C-291/05 (Eind), Jur. 2007, p. I-10719, r.o. 43, JV 2008/1. 58 HvJEG 11 december 2007, Zaak C-291/05 (Eind), Jur. 2007, p. I-10719, r.o. 44, JV 2008/1. 59 HvJ EG 11 december 2007, Zaak C-291/05 (Eind), Jur. 2007, p. I-10719, r.o. 38, JV 2008/1. 60 Verordening (EEG) nr. 1612/68 van de Raad van 15 oktober 1968 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap (PbEG 1968, L257/2-12). Verder: Verordening 1612/ HvJ EG 17 september 2002, Zaak C-413/99 (Baumbast en R), Jur. 2002, p. I-07091, r.o. 70, JV 2002/

18 terugkeersituaties het Europees recht wel zijn gelding vindt. Immers, een burger van de Unie zou ervan weerhouden kunnen worden zijn eigen lidstaat te verlaten om gebruik te maken van het recht van vrij verkeer, indien hij bij terugkeer naar zijn eigen lidstaat geconfronteerd zou worden met voorwaarden voor toegang en verblijf die niet ten minste gelijkwaardig zijn aan die welke hij op grond van het EEG verdrag of het afgeleide gemeenschapsrecht op het grondgebied van een andere lidstaat kan genieten. De migrerende onderdaan/werknemer blijft bij terugkeer naar de eigen lidstaat rechten ontlenen aan het Europees recht. Aan de uitzondering terugkeersituaties leek na de uitspraak van het Hof in de zaak Akrich een bijkomende voorwaarde te worden toegevoegd, namelijk die van het voorafgaand legaal verblijf. Deze voorwaarde kwam neer op het volgende: de onderdaan van een derde land, familielid van een EU-burger, diende legaal op het grondgebied van een van de lidstaten te verblijven alvorens hij een verblijfsrecht zou kunnen verkrijgen. Deze voorwaarde dient te worden bekeken in het licht van de casus in de zaak Akrich, immers het leek in die zaak de gaan om gebruik van het Europees recht om nationale regels te omzeilen omdat deze laatste niet leiden tot het gewenste resultaat; namelijk verkrijging van een verblijfsrecht voor het derdelander familielid. In de zaak Jia maakte het Hof een nuancering aan op de voorwaarde van voorafgaand legaal verblijf, waarna in de zaak Metock definitief afstand werd genomen van deze voorwaarde. Richtlijn 2004/38/EG voorzag aldus het Hof niet in de mogelijkheid deze voorwaarde te handhaven en bovendien voorzag de richtlijn zelf reeds in bepalingen die lidstaten de bevoegdheid geven maatregelen te nemen ter bestrijding van fraude en misbruik. Tot slot is uit de zaak Eind gebleken dat na terugkeer in de eigen lidstaat het verblijf van de EU-burger en zijn derdelander familielid niet afhankelijk kan worden gesteld van de voorwaarde van het beschikken over voldoende middelen van bestaan. Daadwerkelijke en reële arbeid kan, bij terugkomst, dus niet worden gesteld als voorwaarde voor het verkrijgen van een verblijfsrecht voor het derdelander familielid ongeacht het feit dat de EU-burger in de gastlidstaat verbleef in de hoedanigheid van werknemer en dit recht na terugkeer naar zijn lidstaat van herkomst blijft gelden. 17

19 2.4 Grensoverschrijdende dienstverlening : Carpenter Na de bespreking van de terugkeersituaties, als uitzondering op de hoofdregel die het Hof van Justitie in het arrest Morson en Jhanjan heeft gepresenteerd, volgt nu een bespreking van een andere uitzondering op de hoofdregel: de grensoverschrijdende dienstverlening. In deze context is de uitspraak van het Hof in de zaak Carpenter van belang. 62 Mevrouw Carpenter, van Filipijnse nationaliteit, heeft in 1994 toestemming gekregen om zes maanden als bezoeker in het Verenigd Koninkrijk te verblijven. Na het verstrijken van de periode van zes maanden is mevrouw Carpenter in het Verenigd Koninkrijk gebleven, zonder dat zij verlenging voor haar verblijf heeft aangevraagd. In 1996 is mevrouw gehuwd met de heer Carpenter, welke een Britse onderdaan is. In 1996 vraagt mevrouw Carpenter een vergunning aan om als echtgenote van een onderdaan van het Verenigd Koninkrijk in deze lidstaat te mogen verblijven. Deze aanvraag wordt afgewezen door de bevoegde autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk. 63 Tegen de afwijzing gaat mevrouw Carpenter in beroep, nu zij meent krachtens het gemeenschapsrecht (thans Europees recht) verblijf te houden, immers haar rechten vloeien voort uit die welke haar echtgenoot geniet om diensten te verrichten en zich binnen de Europese Unie te verplaatsen 64. Haar uitzetting zou leiden tot een beperking van het recht van vrij verkeer van haar echtgenoot. 65 De heer Carpenter leidt namelijk een bedrijf dat advertentieruimte in medische en wetenschappelijke tijdschriften verkoopt en de uitgevers van deze tijdschriften allerlei diensten op het gebied van administratie en publicatie aanbiedt. Het bedrijf is gevestigd in het Verenigd Koninkrijk, maar een belangrijk gedeelte van de omzet wordt gerealiseerd met advertentieruimte die in andere lidstaten van de Europese Unie worden verkocht. De heer Carpenter begeeft zich naar andere lidstaten voor de uitoefening van zijn bedrijf. 66 Het door mevrouw Carpenter ingestelde beroep wordt verworpen door de Britse autoriteiten, nu van gebruik van vrij verkeer in de zin van het gemeenschapsrecht geen sprake kan zijn als de heer Carpenter in het Verenigd Koninkrijk verblijft. 67 Mevrouw Carpenter gaat hiertegen in hoger beroep. 62HvJ EG 11 juli 2002, zaak C-60/00 (Carpenter), Jur. 2002, p I-06279, r.o. 14, JV 2002/290, m.nt P. Boeles. 63 HvJ EG 11 juli 2002, zaak C-60/00 (Carpenter), Jur. 2002, p I-06279, r.o. 15, JV 2002/290 m.nt P. Boeles. 64 HvJ EG 11 juli 2002, zaak C-60/00 (Carpenter), Jur. 2002, p I-06279, r.o. 21, JV 2002/290 m.nt P. Boeles. 65 HvJ EG 11 juli 2002, zaak C-60/00 (Carpenter), Jur. 2002, p I-06279, r.o. 17, JV 2002/290 m.nt P. Boeles 66 HvJ EG 11 juli 2002, zaak C-60/00 (Carpenter), Jur. 2002, p I-06279, r.o. 14, JV 2002/290 m.nt P. Boeles. 67 HvJ EG 11 juli 2002, zaak C-60/00 (Carpenter), Jur. 2002, p I-06279, r.o. 18, JV 2002/290 m.nt P. Boeles. 18

20 Het Hof buigt zich in deze zaak over de vraag of een onderdaan van een lidstaat, die vanuit de eigen lidstaat diensten verricht ten behoeve van personen die gevestigd zijn in andere lidstaten, zich kan beroepen op artikel 49 EG (thans artikel 56 VWEU) en/of richtlijn 73/148/EEG 68, om een verblijfsrecht te realiseren voor zijn derdelander echtgenote in de lidstaat van vestiging. 69 Het Hof houdt rekening met de door beide partijen ingediende opmerkingen, welke in het geval van mevrouw Carpenter neerkomen op de overtuiging dat wanneer mevrouw Carpenter uitgezet zou worden, haar echtgenoot verplicht zou zijn met haar te verhuizen naar de Filippijnen of, indien hij zou besluiten in het Verenigd Koninkrijk te blijven, de leden van het gezin zouden worden gescheiden. In beide gevallen zullen de beroepsactiviteiten van de heer Carpenter lijden onder het uitzettingsbevel. 70 Het Verenigd Koninkrijk stelt zich, daarentegen, op het standpunt dat Carpenter het recht van vrij verkeer niet heeft uitgeoefend. Immers, de heer en mevrouw Carpenter hebben nooit de intentie gehad om zich in een andere lidstaat te vestigen, er zijn slechts diensten verleend vanuit de eigen lidstaat. Het gaat in deze zaak daarom om een interne gelegenheid conform de eerdergenoemde zaak Morson en Jhanjan, de uitspraak in de zaak Surinder Singh is hier niet van toepassing. 71 De beslissing van het Hof sluit niet aan bij de door het Verenigd Koninkrijk ingebrachte opmerkingen. Het Hof stelt dat de beroepsactiviteiten van Carpenter, waarbij de lidstaat van vestiging niet wordt verlaten, wel vallen onder het bereik van artikel 49 EG (thans artikel 56 VWEU). 72 Ten gevolge hiervan kan Carpenter het recht op het vrij verrichten van diensten inroepen tegenover de lidstaat waar hij gevestigd is. 73 Richtlijn 73/148/EEG kan daarentegen niet worden ingeroepen in de lidstaat van herkomst. Daarom dient, voor de beantwoording van de prejudiciële vraag, het recht van verblijf ten gunste van mevrouw Carpenter gezocht te worden in andere beginselen of regels van het Europees recht. Het Hof beslist derhalve dat, bij een scheiding van de heer en mevrouw Carpenter, schade berokkend zou worden aan hun gezinsleven en ook aan de uitoefening van vrij verkeer van diensten door de heer Carpenter. Door belemmeringen in 68 Richtlijn 73/148/EEG van de Raad van 21 mei 1973 inzake de opheffing van de beperkingen van de verplaatsing en het verblijf van onderdanen van de Lid-Staten binnen d Gemeenschap ter zake van vestiging en verrichten van diensten (PbEG 1973, L172/14-16). 69 R.H. van Ooik en mr. H. Staples, Het recht op gezinsvorming en gezinshereniging volgens het Europees Hof van Justitie; Hoeveel ruimte is er nog voor een restrictief immigratiebeleid door de lidstaten? NTER 2002/11 en 12, p HvJ EG 11 juli 2002, zaak C60/00 (Carpenter), Jur. 2002, p I-06279, r.o. 21, JV 2002/290 m.nt P. Boeles. 71 HvJ EG 11 juli 2002, zaak C60/00 (Carpenter), Jur. 2002, p I-06279, r.o. 26 en 27, JV 2002/290 m.nt P. Boeles. 72 HvJ EG 11 juli 2002, zaak C60/00 (Carpenter), Jur. 2002, p I-06279, r.o. 29, JV 2002/290 m.nt P. Boeles. 73 HvJ EG 11 juli 2002, zaak C60/00 (Carpenter), Jur. 2002, p I-06279, r.o. 30, JV 2002/290 m.nt P. Boeles. 19

ARREST VAN HET HOF (Grote kamer) 11 december 2007 *

ARREST VAN HET HOF (Grote kamer) 11 december 2007 * EIND ARREST VAN HET HOF (Grote kamer) 11 december 2007 * In zaak C-291/05, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de Raad van State (Nederland)

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2009:BK9140

ECLI:NL:CRVB:2009:BK9140 ECLI:NL:CRVB:2009:BK9140 Instantie Datum uitspraak 15-12-2009 Datum publicatie 14-01-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 07-6222 WWB Bestuursrecht

Nadere informatie

Op grond van artikel 17, tweede lid, Vreemdelingenwet 2000 voorgestelde wijzigingen van artikel 3.71 Vreemdelingenbesluit 2000:

Op grond van artikel 17, tweede lid, Vreemdelingenwet 2000 voorgestelde wijzigingen van artikel 3.71 Vreemdelingenbesluit 2000: Op grond van artikel 17, tweede lid, Vreemdelingenwet 2000 voorgestelde wijzigingen van artikel 3.71 Vreemdelingenbesluit 2000: Artikel 3.71 Vreemdelingenbesluit 2000 wordt gewijzigd als volgt: Artikel

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 29 700 Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het stellen van een inburgeringsvereiste bij het toelaten van bepaalde categorieën

Nadere informatie

2. In het arrest van 20 september 2001 heeft het Hof uitspraak gedaan over twee prejudiciële vragen die respectievelijk betrekking hadden op:

2. In het arrest van 20 september 2001 heeft het Hof uitspraak gedaan over twee prejudiciële vragen die respectievelijk betrekking hadden op: Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 11 juni 2002 (26.06) (OR. fr) PUBLIC 9893/02 Interinstitutioneel dossier: 2001/0111 (COD) LIMITE 211 MI 108 JAI 133 SOC 309 CODEC 752 BIJDRAGE VAN DE IDISCHE

Nadere informatie

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL P. MENGOZZI van 5 juli

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL P. MENGOZZI van 5 juli CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL P. MENGOZZI van 5 juli 2007 1 I Inleiding II Toepasselijke wettelijke regeling 1. Bij verwijzingsuitspraak van 13 juli 2005 heeft de Raad van State (Nederland) het Hof krachtens

Nadere informatie

De zaken S. en G. & O. en B.: Grenzeloze gezinnen en afgeleide verblijfsrechten

De zaken S. en G. & O. en B.: Grenzeloze gezinnen en afgeleide verblijfsrechten Vrij verkeer De zaken S. en G. & O. en B.: Grenzeloze gezinnen en afgeleide verblijfsrechten Mr. dr. H. van Eijken* In de twee arresten, de zaak S. en G. en de zaak O. en B., die het Hof van Justitie dit

Nadere informatie

Opinie. Mark Klaassen jurist en politicoloog M.A.K. Klaassen LLM is als universitair docent verbonden aan het Instituut voor Immigratierecht van de

Opinie. Mark Klaassen jurist en politicoloog M.A.K. Klaassen LLM is als universitair docent verbonden aan het Instituut voor Immigratierecht van de Mark Klaassen jurist en politicoloog M.A.K. Klaassen LLM is als universitair docent verbonden aan het Instituut voor Immigratierecht van de Universiteit Leiden. Een helder kader voor het afgeleid verblijfsrecht

Nadere informatie

Verwerking Overeenkomst EG-Zwitserse Bondsstaat in Vc 2000

Verwerking Overeenkomst EG-Zwitserse Bondsstaat in Vc 2000 JU Verwerking Overeenkomst EG-Zwitserse Bondsstaat in Vc 2000 Tussentijds Bericht Vreemdelingencirculaire TBV 2003/18 Aan: de Korpschefs Politieregio s de Korpsbeheerders Politieregio s de Bevelhebber

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF 7 juli 1992 *

ARREST VAN HET HOF 7 juli 1992 * ARREST VAN 7. 7.1992 ZAAK C-370/90 ARREST VAN HET HOF 7 juli 1992 * In zaak C-370/90, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de High Court of Justice (Queen's Bench Division),

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 26/04/2016

Datum van inontvangstneming : 26/04/2016 Datum van inontvangstneming : 26/04/2016 Samenvatting C-165/16 Zaak C-165/16 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Date de réception : 10/01/2012

Date de réception : 10/01/2012 Date de réception : 10/01/2012 Resumé C-619/11-1 Zaak C-619/11 Resumé van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 104, lid 1, van het reglement voor de procesvoering van het Hof

Nadere informatie

Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 met het oog op het wijzigen van de criteria voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering

Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 met het oog op het wijzigen van de criteria voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL Vergaderjaar 2018/19 34 989 Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 met het oog op het wijzigen van de criteria voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering

Nadere informatie

Zaak C-540/03. Europees Parlement tegen Raad van de Europese Unie

Zaak C-540/03. Europees Parlement tegen Raad van de Europese Unie Zaak C-540/03 Europees Parlement tegen Raad van de Europese Unie Immigratiebeleid - Recht van minderjarige kinderen van onderdanen van derde landen op gezinshereniging - Richtlijn 2003/86/EG - Bescherming

Nadere informatie

Toegang tot sociale voordelen voor EU burgers: All EU citizens are equal, Nathan Cambien

Toegang tot sociale voordelen voor EU burgers: All EU citizens are equal, Nathan Cambien Toegang tot sociale voordelen voor EU burgers: All EU citizens are equal, but Nathan Cambien Inleiding Vaststelling: 3 categorieën personen Belgen EU-burgers Derdelanders Vaststelling: verschillende non-discriminatie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 34 989 Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 met het oog op het wijzigen van de criteria voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering

Nadere informatie

ECLI:NL:RBBRE:2011:5319

ECLI:NL:RBBRE:2011:5319 ECLI:NL:RBBRE:2011:5319 Instantie Rechtbank Breda Datum uitspraak 06-12-2011 Datum publicatie 22-05-2017 Zaaknummer AWB- 11_1954 Formele relaties Hoger beroep: ECLI:NL:CRVB:2013:BZ2178, Bekrachtiging/bevestiging

Nadere informatie

SAMENVATTING Opzet van het onderzoek Aantal aanvragen van verblijf op grond van gemeenschapsrecht

SAMENVATTING Opzet van het onderzoek Aantal aanvragen van verblijf op grond van gemeenschapsrecht SAMENVATTING Opzet van het onderzoek Dit rapport geeft antwoord op de vragen die de staatssecretaris aan de orde heeft gesteld over de omvang, samenstelling en toename van, en vormen van gebruik door,

Nadere informatie

B 19 Voortgezet verbliif 19

B 19 Voortgezet verbliif 19 B 19 Voortgezet verbliif 19 4 Voortgezet verblijf van vreemdelingen die voor verblijf bij (huwelijks-)partner of voor verruimde gezinshereniginp zijn toegelaten na verlies van de afhankeliike verblijfstitel

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201110635/1/V1. Datum uitspraak: 15 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL E. SHARPSTON. van 12 december 2013 (1)

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL E. SHARPSTON. van 12 december 2013 (1) MigratieWeb ve13002501 CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL E. SHARPSTON van 12 december 2013 (1) Zaak C-456/12 Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel tegen O Zaak C-457/12 Minister voor Immigratie,

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2014:3478

ECLI:NL:CRVB:2014:3478 ECLI:NL:CRVB:2014:3478 Uitspraak 14/5824 WWB-VV 27 oktober 2014 Centrale Raad van Beroep Voorzieningenrechter Uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening Partijen: [Verzoekster]te [woonplaats] (verzoekster)

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 25/07/2014

Datum van inontvangstneming : 25/07/2014 Datum van inontvangstneming : 25/07/2014 Vertaling C-304/14-1 Datum van indiening: 24 juni 2014 Verwijzende rechter: Zaak C-304/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Upper Tribunal (Immigration and

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 20182 9 april 2019 Besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 5 april 2019, nummer WBV 2019/6, houdende

Nadere informatie

Richtlijn van de Raad d.d. 21 mei 1973, nr. 73/148/EEG, Pb EG 1973, nr. L1 72.

Richtlijn van de Raad d.d. 21 mei 1973, nr. 73/148/EEG, Pb EG 1973, nr. L1 72. C14-6 Richtlijn inzake de opheffing van de beperkingen van de verplaatsing en het verblijf van onderdanen van de Lid-Staten binnen de Gemeenschap ter zake van vestiging en verrichten van diensten (73/148/EEG)

Nadere informatie

EUROPESE COMMISSIE AAN HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE SCHRIFTELIJKE OPMERKINGEN

EUROPESE COMMISSIE AAN HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE SCHRIFTELIJKE OPMERKINGEN Ref. Ares(2013)103875-28/01/2013 EUROPESE COMMISSIE JURIDISCHE DIENST Brussels, 28 january 2013 sj.g(2013)l 17148 AAN HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE SCHRIFTELIJKE OPMERKINGEN ingediend overeenkomstig

Nadere informatie

Hoofdstuk 4 Benelux Economische Unie en Europese Economische Gemeenschap. Verschilpunten Benelux- en E. E. G. -verdrag

Hoofdstuk 4 Benelux Economische Unie en Europese Economische Gemeenschap. Verschilpunten Benelux- en E. E. G. -verdrag Hoofdstuk 4 Benelux Economische Unie en Europese Economische Gemeenschap INHOUD De regelingen De Benelux Economische Unie De Europese Economische Gemeenschap Partijen bij het E.E.G.-verdrag Grondslag en

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 23/07/2013

Datum van inontvangstneming : 23/07/2013 Datum van inontvangstneming : 23/07/2013 Vertaling C-338/13-1 Zaak C-338/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 20 juni 2013 Verwijzende rechter: Verwaltungsgerichtshof (Oostenrijk)

Nadere informatie

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, l EGIRichtiijn 681360 c1 4-3 C14-3 Richtlijn inzake de opheffing van de beperkingen van de verplaatsing en het verblijf van de werknemers der Lid-Staten en van hun familie binnen de Gemeenschap [68/360/EEG)

Nadere informatie

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie Mevrouw drs. M.C.F. Verdonk Kamer L 324 Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie Mevrouw drs. M.C.F. Verdonk Kamer L 324 Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie Mevrouw drs. M.C.F. Verdonk Kamer L 324 Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Advies ACVZ motie Dittrich c.s. Zeer geachte Mevrouw Verdonk, Op 2 september 2004

Nadere informatie

JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611

JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611 JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611 ARREST VAN HET HOF (DERDE KAMER) VAN 24 SEPTEMBER 1987. BESTUUR VAN DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK TEGEN J. A. DE RIJKE. VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING,

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 14571 13 maart 2019 Regeling van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 11 maart 2019, nummer 2520988, houdende

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/74259

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2015:730

ECLI:NL:RBAMS:2015:730 ECLI:NL:RBAMS:2015:730 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 11-02-2015 Datum publicatie 03-03-2015 Zaaknummer awb 14/8225 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Voorlopige

Nadere informatie

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN EUROPEES PARLEMENT 2004 Commissie verzoekschriften 2009 29.03.2011 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift 1609/2008, ingediend door D. A. L. (Britse nationaliteit), over vermeende discriminatie

Nadere informatie

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid 1 Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid SCSZG/18/099 BERAADSLAGING NR. 18/057 VAN 8 MEI 2018 MET BETREKKING TOT DE MEDEDELING VAN PERSOONSGEGEVENS DOOR

Nadere informatie

Uitspraak /1/A2 en /1/A2

Uitspraak /1/A2 en /1/A2 Uitspraak 201707806/1/A2 en 201802043/1/A2 Datum van uitspraak: woensdag 7 november 2018 Tegen: de Belastingdienst/Toeslagen Proceduresoort: Hoger beroep Rechtsgebied: Geld ECLI: ECLI:NL:RVS:2018:3603

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Grote kamer) 9 januari 2007 *

ARREST VAN HET HOF (Grote kamer) 9 januari 2007 * ARREST VAN 9. 1. 2007 ZAAK C-1/05 ARREST VAN HET HOF (Grote kamer) 9 januari 2007 * In zaak 01/05, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de Utlänningsnämnd

Nadere informatie

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN EUROPEES PARLEMENT 2014-2019 Commissie verzoekschriften 29.9.2014 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift nr. 1240/2013, ingediend door Rodica Ionela Bazgan (Roemeense nationaliteit), over vrijheid

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2015:13446

ECLI:NL:RBDHA:2015:13446 ECLI:NL:RBDHA:2015:13446 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 08-10-2015 Datum publicatie 26-11-2015 Zaaknummer AWB 14/22398 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2014:10326

ECLI:NL:RBDHA:2014:10326 ECLI:NL:RBDHA:2014:10326 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 01-07-2014 Datum publicatie 20-08-2014 Zaaknummer 14/6302 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Voorwoord / 9. Inleiding / 11

Inhoudsopgave. Voorwoord / 9. Inleiding / 11 Inhoudsopgave Voorwoord / 9 Inleiding / 11 1 Het toepasselijke recht op de internationale arbeidsovereenkomst / 13 1.1 Inleiding / 13 1.2 Rome I-Verordening en het EVO-Verdrag / 13 1.3 Arbeidsovereenkomst

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2014:3127

ECLI:NL:RVS:2014:3127 ECLI:NL:RVS:2014:3127 Instantie Raad van State Datum uitspraak 12-08-2014 Datum publicatie 20-08-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201304293/1/V4 Eerste

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201109405/1 /V4. Datum uitspraak: 20 september 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

Adviescommissie voor. Vreemdelingenzaken. 1. Inhoud van het voorstel. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Adviescommissie voor. Vreemdelingenzaken. 1. Inhoud van het voorstel. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. bezoekadres Postadres 2500 EA Den Haag aan Postbus 20018 De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van het associatierecht EEG-Turkije ACVZ/ADV/20 16/010 datum 7juni 2016 06-4684 0910 Mr. D.J.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 32 420 Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van de richtlijn nr. 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 5 mei 2011 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 5 mei 2011 * MCCARTHY ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 5 mei 2011 * In zaak C-434/09, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de Supreme Court of the United Kingdom,

Nadere informatie

Rapport. Datum: 11 april 2000 Rapportnummer: 2000/148

Rapport. Datum: 11 april 2000 Rapportnummer: 2000/148 Rapport Datum: 11 april 2000 Rapportnummer: 2000/148 2 Klacht Op 1 februari 1999 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer Y. te Zwolle, ingediend door de Stichting Rechtsbijstand Asiel

Nadere informatie

15. De aard en duurzaamheid van een verblijfsrecht op grond van artikel 20 VWEU (Chavez-Vilchez) en de (on)mogelijkheid om te naturaliseren

15. De aard en duurzaamheid van een verblijfsrecht op grond van artikel 20 VWEU (Chavez-Vilchez) en de (on)mogelijkheid om te naturaliseren Potentieel prejudicieel Jnvr 2019-15 POTENTIEEL PREJUDICIEEL 15. De aard en duurzaamheid van een verblijfsrecht op grond van artikel 20 VWEU (Chavez-Vilchez) en de (on)mogelijkheid om te naturaliseren

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 34 079 Voorstel van wet van het lid Voortman houdende vastlegging in de Vreemdelingenwet 2000 van rechten die vreemdelingen ontlenen aan de Overeenkomst

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017 Datum van inontvangstneming : 07/07/2017 Vertaling C-322/17-1 Zaak C-322/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 mei 2017 Verwijzende rechter: High Court (Ierland) Datum van de

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 15 maart 1989 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 15 maart 1989 * ECHTERNACH E. A. / MINISTER VAN ONDERWIJS EN WETENSCHAPPEN ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 15 maart 1989 * In de gevoegde zaken 389 en 390/87, betreffende verzoeken aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 16/04/2019

Datum van inontvangstneming : 16/04/2019 Datum van inontvangstneming : 16/04/2019 Vertaling C-168/19-1 Datum van indiening: Zaak C-168/19 Verzoek om een prejudiciële beslissing 25 februari 2019 Verwijzende rechter: Corte dei Conti - Sezione Giurisdizionale

Nadere informatie

Zaaknummer : CBHO 2015/033 Rechter(s) : mrs. Olivier, Lubberdink en Troostwijk Datum uitspraak : 7 augustus 2015 Partijen : Appellant en

Zaaknummer : CBHO 2015/033 Rechter(s) : mrs. Olivier, Lubberdink en Troostwijk Datum uitspraak : 7 augustus 2015 Partijen : Appellant en Zaaknummer : CBHO 2015/033 Rechter(s) : mrs. Olivier, Lubberdink en Troostwijk Datum uitspraak : 7 augustus 2015 Partijen : Appellant en Rijksuniversiteit Groningen Trefwoorden : EU/EER nationaliteit gelijkheidsbeginsel

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT NL NL NL COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 7.1.2009 COM(2008)897 definitief 2006/0008 (COD) MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede

Nadere informatie

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder, gemachtigden: mrs. C.J. Telting en B.A. Veenendaal.

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder, gemachtigden: mrs. C.J. Telting en B.A. Veenendaal. Uitspraak RECHTBANK AMSTERDAM Sector bestuursrecht zaaknummer: AWB 11/2308 WWB uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen [eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres, gemachtigde mr. W.G. Fischer,

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: I. Raad vanstate 201205209/1/V3. Datum uitspraak: 18 juli 201 2 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 16/05/2014

Datum van inontvangstneming : 16/05/2014 Datum van inontvangstneming : 16/05/2014 Vertaling C-165/14-1 Zaak C-165/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 7 april 2014 Verwijzende rechter: Tribunal Supremo (Spanje) Datum

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2016:2279

ECLI:NL:RVS:2016:2279 ECLI:NL:RVS:2016:2279 Instantie Raad van State Datum uitspraak 10-08-2016 Datum publicatie 17-08-2016 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201602806/1/V3 Eerste

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Hoofdstuk B13 Vreemdelingencirculaire 2000 wordt toegevoegd en komt te luiden:

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Hoofdstuk B13 Vreemdelingencirculaire 2000 wordt toegevoegd en komt te luiden: STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 12710 13 maart 2019 Besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 4 maart 2019, nummer WBV 2019/2, houdende

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF 11 juli 2002 *

ARREST VAN HET HOF 11 juli 2002 * ARREST VAN HET HOF 11 juli 2002 * In zaak C-60/00, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van het Immigration Appeal Tribunal (Verenigd Koninkrijk), in het aldaar aanhangige geding

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK MigratieWeb ve12000040 201102012/1/V2. Datum uitspraak: 13 december 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger

Nadere informatie

4 Ontzeqqinq van verblijf of van verder verblijf aan een bequnstiqde E.E.G.-onderdaan

4 Ontzeqqinq van verblijf of van verder verblijf aan een bequnstiqde E.E.G.-onderdaan B 4 Benelux en E.E.G. 5 3 4 Ontzeqqinq van verblijf of van verder verblijf aan een bequnstiqde E.E.G.-onderdaan Onder ontzegging van verblijf wordt hier verstaan: het weigeren van en vergunning tot verblijf

Nadere informatie

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN EUROPEES PARLEMENT 2009-2014 Commissie verzoekschriften 30.05.2012 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift 1307/2007 ingediend door Richard Willmer (Britse nationaliteit), over de weigering van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 581 Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van Richtlijn 2011/51/EU van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2011

Nadere informatie

Verblijfsrechtelijke gevolgen van. (tijdelijk) verblijf buiten Nederland

Verblijfsrechtelijke gevolgen van. (tijdelijk) verblijf buiten Nederland Verblijfsrechtelijke gevolgen van (tijdelijk) verblijf buiten Nederland B2 1 Verblijfsrechtelijke gevolgen van (tijdelijk) verblijf buiten Nederland Inleiding Militaire dienstplicht en detentie buiten

Nadere informatie

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN EUROPEES PARLEMENT 2009-2014 Commissie verzoekschriften 31.1.2014 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift 0256/2011, ingediend door Harry Nduka (Nigeriaanse nationaliteit), over zijn recht om in

Nadere informatie

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 235,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 235, C14-7 Richtlijn betreffende het recht van onderdanen van een Lid-Staat op het grondgebied van een andere Lid-Staat verblijf te houden na er een werkzaamheid anders dan in loondienst te hebben uitgeoefend

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad van State 201200615/1/V4. Datum uitspraak: 13 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Nr. Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 2260 29 12 12februari 2009 Besluit van de Staatssecretaris van Justitie van 20 januari 2009, nr. 2009/3, houdende

Nadere informatie

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN EUROPEES PARLEMENT 2009-2014 Commissie verzoekschriften 29.08.2014 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift 1831/2008, ingediend door Mustafa Irkan (Britse nationaliteit), over indirecte discriminatie

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201102780/1/V1. Datum uitspraak: 7 maart 2012, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: appellante, tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank

Nadere informatie

[appellante], gevestigd te [plaats], waarvan de vennoten zijn [vennoot A], wonend te [woonplaats] en [vennoot B], wonend te [woonplaats],

[appellante], gevestigd te [plaats], waarvan de vennoten zijn [vennoot A], wonend te [woonplaats] en [vennoot B], wonend te [woonplaats], MigratieWeb ve15001357 ECLI:NL:RVS:2015:2506 201407465/1/V6. Datum uitspraak: 5 augustus 2015 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellante], gevestigd te [plaats], waarvan

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 19 637 Vreemdelingenbeleid Nr. 1389 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR IMMIGRATIE EN ASIEL Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den

Nadere informatie

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL L. A. GEELHOED van 27 april

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL L. A. GEELHOED van 27 april CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL L. A. GEELHOED van 27 april 2006 1 I Inleiding 1. Deze zaak stelt opnieuw het gevoelige onderwerp aan de orde van de voorwaarden waaronder de uit landen buiten de Europese

Nadere informatie

Vreemdelingenzaken. Adviescommissie voor. Postbus EH DEN HAAG. 24 november 2014 ACVZ/ADV/20 14/017

Vreemdelingenzaken. Adviescommissie voor. Postbus EH DEN HAAG. 24 november 2014 ACVZ/ADV/20 14/017 Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG aan Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie De heet mr. F. Teeven contactpersoon doorkiesnummer datum ons kenmerk uw kenmerk bijlage(n) onderwerp Postadres Postbus 20301

Nadere informatie

Inhoud. HOOFDSTUK 1 Ontstaan van het begrip discriminatie op grond van nationaliteit 21

Inhoud. HOOFDSTUK 1 Ontstaan van het begrip discriminatie op grond van nationaliteit 21 Inleiding 11 DEEL I Het concept indirecte discriminatie op grond van nationaliteit in het Unierecht 17 Inleiding 17 HOOFDSTUK 1 Ontstaan van het begrip discriminatie op grond van nationaliteit 21 HOOFDSTUK

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK MigratieWeb ve06001069 200601961/1. Datum uitspraak: 2 augustus 2006 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: B., wonend te Heemstede, appellante, tegen de uitspraak in zaak no.

Nadere informatie

Rapport. Datum: 7 juli 2004 Rapportnummer: 2004/278

Rapport. Datum: 7 juli 2004 Rapportnummer: 2004/278 Rapport Datum: 7 juli 2004 Rapportnummer: 2004/278 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat de vreemdelingendienst van het regionale politiekorps Friesland heeft nagelaten haar te informeren over de verblijfsmogelijkheden

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: > Raad vanstate 201108148/1/V3. Datum uitspraak: 24 mei 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

3. Verzoekers konden zich met het voorgaande niet verenigen en dienden bij brief van 11 april 2007 een klacht in.

3. Verzoekers konden zich met het voorgaande niet verenigen en dienden bij brief van 11 april 2007 een klacht in. Rapport 2 h2>klacht Verzoekers klagen over de door de staatsecretaris van Justitie gevolgde intrekkingsprocedure van de aan hen verleende verblijfsvergunningen asiel voor bepaalde tijd. Met name klagen

Nadere informatie

Brussel, 9 december 2010 (OR. fr) ASSOCIATIE TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN MAROKKO UE-MA 2706/10

Brussel, 9 december 2010 (OR. fr) ASSOCIATIE TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN MAROKKO UE-MA 2706/10 ASSOCIATIE TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN MAROKKO De Associatieraad Brussel, 9 december 2010 (OR. fr) UE-MA 2706/10 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: BESLUIT VAN DE ASSOCIATIERAAD EU-MAROKKO

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over de IND uit Utrecht. Datum: 10 maart Rapportnummer: 2011/089

Rapport. Rapport over een klacht over de IND uit Utrecht. Datum: 10 maart Rapportnummer: 2011/089 Rapport Rapport over een klacht over de IND uit Utrecht. Datum: 10 maart 2011 Rapportnummer: 2011/089 2 Klacht Verzoekster afkomstig uit Ethiopië, klaagt erover dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Vertaling C-45/17-1 Zaak C-45/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 januari 2017 Verwijzende rechter: Conseil d État (Frankrijk) Datum

Nadere informatie

van Marokkaanse nationaliteit, eiseres, gemachtigde: mr. W.P.C, de Vries. advocaat te Amsterdam,

van Marokkaanse nationaliteit, eiseres, gemachtigde: mr. W.P.C, de Vries. advocaat te Amsterdam, beslissing RECHTBANK 's-gaavenhage Sector Bestuursrecht Zittinghoudende te Amsterdam zaaknummer: A'WE 11/1410 V -nr: 272.092.5179 beslissing tot heropening van de enkelvoudige kamer VOQJ:" vreemdelingenzaken

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstatc 201106725/1/V1. Datum uitspraak: 3 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het

Nadere informatie

Vestigingsverdragen. Nederlands-Duits Vestigingsverdrag. sdu J&F -- VC (april 1995, Aanv. 13)

Vestigingsverdragen. Nederlands-Duits Vestigingsverdrag. sdu J&F -- VC (april 1995, Aanv. 13) Vestigingsverdragen Vestigingsverdragen Het Europees Vestigingsverdrag Toepassingsgebied van het Verdrag Praktisch belang Voorrechten uit het Verdrag Uitwerking in art. 103 Vb Aantekening in de identiteitspapieren

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 22 september 1988*

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 22 september 1988* ARREST VAN 22. 9. 1988 ZAAK 236/87 ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 22 september 1988* In zaak 236/87, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Landessozialgericht

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2006 215 Besluit van 24 april 2006, houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de implementatie van Richtlijn 2004/38/EG

Nadere informatie

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/192

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/192 Rapport Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/192 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie haar klacht van 16 april 2004 over de lange duur van de behandeling

Nadere informatie

CM01-025 Utrecht, 23 oktober 2001. Betreft: implementatie Richtlijn 2001/55 inzake tijdelijke bescherming van ontheemden

CM01-025 Utrecht, 23 oktober 2001. Betreft: implementatie Richtlijn 2001/55 inzake tijdelijke bescherming van ontheemden Permanente commissie Secretariaat van deskundigen in internationaal vreemdelingen-, telefoon 31 (30) 297 42 14/43 28 telefax 31 (30) 296 00 50 e-mail cie.meijers@forum.nl postbus 201, 3500 AE Utrecht/Nederland

Nadere informatie

Source: (accessed )

Source:  (accessed ) Source: http://curia.europa.eu/juris/celex.jsf?celex=62012cj0456&lang1=en&type=txt&ancre= (accessed 04.04.15) ARREST VAN HET HOF (Grote kamer) 12 maart 2014 (*) Richtlijn 2004/38/EG Artikel 21, lid 1,

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over de minister van Veiligheid en Justitie te Den Haag. Datum: 11 juli Rapportnummer: 2013/084

Rapport. Rapport over een klacht over de minister van Veiligheid en Justitie te Den Haag. Datum: 11 juli Rapportnummer: 2013/084 Rapport Rapport over een klacht over de minister van Veiligheid en Justitie te Den Haag. Datum: 11 juli 2013 Rapportnummer: 2013/084 2 Klacht Verzoekster, die de Surinaamse nationaliteit had en in Suriname

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 11720 30 juni 2011 Regeling van de Minister voor Immigratie en Asiel van 27 juni 2011, nr. 5701102/11, houdende wijziging

Nadere informatie

Advies wijziging Vb2000 i.v.m. implementatie richtlijn 2001/55/EG

Advies wijziging Vb2000 i.v.m. implementatie richtlijn 2001/55/EG de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie Mevrouw drs. M.C.F. Verdonk Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Mw. mr. F.G Schoe 070 381 1413 27 april 2004 ACVZ/VZL/04/016 Advies wijziging Vb2000 i.v.m.

Nadere informatie

Resultaten van het IND-dossieronderzoek

Resultaten van het IND-dossieronderzoek Bijlage 1. Resultaten van het IND-dossieronderzoek 1. Inleiding In de kabinetsnota Privé geweld-publieke zaak, die de Minister van Justitie op 12 april 2002 naar de Tweede Kamer heeft gestuurd, is aandacht

Nadere informatie

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: 200907796/1/V2. Datum uitspraak: 7 juli 2010 Raad van State AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

EUROPEES PARLEMENT. Commissie werkgelegenheid en sociale zaken. Voorstel voor een richtlijn (COM(2002) 548 C5-2002/ /0242(CNS))

EUROPEES PARLEMENT. Commissie werkgelegenheid en sociale zaken. Voorstel voor een richtlijn (COM(2002) 548 C5-2002/ /0242(CNS)) EUROPEES PARLEMENT 1999 2004 Commissie werkgelegenheid en sociale zaken 16 december 2002 PE 316.394/10-24 AMENDEMENTEN 10-24 Ontwerpadvies (PE 316.394) Luciana Sbarbati inzake het voorstel voor een richtlijn

Nadere informatie

(" ZIEKTEVERZEKERING VOOR BEJAARDEN "). (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR DE NATIONAL INSURANCE COMMISSIONER TE LONDEN).

( ZIEKTEVERZEKERING VOOR BEJAARDEN ). (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR DE NATIONAL INSURANCE COMMISSIONER TE LONDEN). ARREST VAN HET HOF (DERDE KAMER) VAN 24 APRIL 1980. UNA COONAN TEGEN INSURANCE OFFICER. (" ZIEKTEVERZEKERING VOOR BEJAARDEN "). (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR DE NATIONAL INSURANCE

Nadere informatie

Vreemdelingen op wie het Europees Verdrag betreffende sociale en medische bijstand van toepassing is

Vreemdelingen op wie het Europees Verdrag betreffende sociale en medische bijstand van toepassing is Vreemdelingen op wie het Europees Verdrag betreffende sociale en medische bijstand van toepassing is B6 Vreemdelingen op wie het Europees Verdrag betreffende sociale en medische bijstand van toepassing

Nadere informatie