DADERSCHAP EN AANSPRAKELIJKHEID VAN LEIDINGGEVENDEN

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "DADERSCHAP EN AANSPRAKELIJKHEID VAN LEIDINGGEVENDEN"

Transcriptie

1 HOOFDSTUK 8 DADERSCHAP EN AANSPRAKELIJKHEID VAN LEIDINGGEVENDEN D.R. Doorenbos Inleiding Bestuurlijke sancties worden opgelegd wegens een overtreding. Zij kunnen strekken tot herstel of tot bestraffing. Met een herstelsanctie wordt beoogd een overtreding ongedaan te maken of te beëindigen, herhaling daarvan te voorkomen, dan wel de gevolgen ervan weg te nemen of te beperken. Met een bestraffende sanctie wordt beoogd de overtreder leed toe te voegen. 2 Voordat kan worden overgegaan tot sanctietoepassing dient vanzelfsprekend steeds te worden vastgesteld of sprake is van een overtreding en zo ja, wie dan kan gelden als de overtreder. In de Awb worden deze beide begrippen sinds 1 juli 2009 in abstracto gedefinieerd. 3 Zoals hierna zal blijken heeft de wetgever op dit terrein nadrukkelijk aansluiting gezocht bij het strafrecht. Als uitgangspunt is gesteld dat het bestraffend bestuursrecht niet nodeloos moet afwijken van het strafrecht Overtreding Volgens art. 5:1 lid 1 Awb moet onder het begrip overtreding worden verstaan: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. Hierbij geldt dat de term gedraging in de ruimst mogelijke zin moet worden opgevat. 5 Ook een nalaten of het laten (voort)bestaan van een verboden toestand kan een gedraging zijn. Denk 1 Prof. mr. D.R. Doorenbos is hoogleraar Ondernemingsstrafrecht aan de Radboud Universiteit Nijmegen en advocaat bij Stibbe te Amsterdam. 2 Art. 5:2 lid 1 Awb. 3 Wet van 25 juni 2009 tot aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht (Vierde tranche Awb), Stb. 2009, Kamerstukken II 2003/04, , nr. 3, p Kamerstukken II 2003/04, , nr. 3, p

2 D.R. Doorenbos bijvoorbeeld aan het niet-naleven van een van de vele meldingsverplichtingen die de financiële wetgeving rijk is: een gedraging die in beginsel voortduurt zolang zij niet door nakoming wordt beëindigd. 6 In het wettelijk voorschrift kan de verboden gedraging nauwkeurig omschreven zijn, maar het is ook mogelijk dat het wettelijk voorschrift zich beperkt tot de omschrijving van een ongewenst gevolg. In dat laatste geval moet worden vastgesteld door welke gedraging het gevolg is veroorzaakt. Zoals reeds blijkt uit de aangehaalde definitie, kan een gedraging slechts een overtreding zijn indien zij in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. Bij het bepaalde krachtens enig wettelijk voorschrift zal bijvoorbeeld kunnen worden gedacht aan voorwaarden die zijn verbonden aan een vergunning of ontheffing. Gedragingen die strijdig zijn met buitenwettelijke voorschriften, zoals voorwaarden verbonden aan een gedoogbeschikking, leveren geen overtreding op en kunnen op zichzelf dus niet met bestuurlijke sancties worden aangepakt Overtreder Volgens art. 5:1 lid 2 Awb moet onder het begrip overtreder worden verstaan: degene die de overtreding pleegt of medepleegt. Zoals reeds uit de terminologie blijkt, heeft de Awb-wetgever hier aansluiting willen zoeken bij het strafrecht, waarbij geldt dat de rechtsfiguur van het medeplegen voor het bestuurlijk sanctierecht relatief nieuw is. Overigens is er welbewust van afgezien (ook) andere deelnemingsvormen te introduceren op het terrein van het bestuurlijk sanctierecht. Volgens de regering zou namelijk onvoldoende behoefte bestaan aan een bestuursrechtelijke regeling van doen plegen, uitlokking en medeplichtigheid. 8 Omdat er in de praktijk een vloeiende overgang bestaat van medeplichtigheid naar medeplegen, valt te verwachten dat in voorkomend geval een stevige discussie zal worden gevoerd over de vraag aan welke zijde van de grens de betrokken (rechts)persoon zich bevindt. Anders dan in het strafrecht, is het antwoord op die vraag immers bepalend voor de mogelijkheid een overtreder aan te wijzen. 6 Vgl. Doorenbos (2002). 7 Kamerstukken II 2003/04, , nr. 3, p. 77. Ook in de context van de strafrechtelijke handhaving is dit onderscheid overigens van wezenlijk belang: zie HR 9 april 2002, NJ 2002, 535, m.nt. YB. 8 Kamerstukken II 2003/04, , nr. 3, p

3 Daderschap en aansprakelijkheid van leidinggevenden In het verlengde hiervan zij opgemerkt dat in het bestuursrecht niet is voorzien in een regeling voor onvoltooide delicten, zoals die in het strafrecht wel bestaat voor de poging en voorbereidingshandelingen. Volgens de regering zou (ook) aan een dergelijke regeling geen behoefte bestaan. 9 Waar nog slechts sprake is van een begin van uitvoering van een kennelijk voorgenomen wetsovertreding, zal dus in de regel geen bestuurlijke sanctie kunnen volgen. In voorkomend geval kan de wetgever de poging zo nodig wel in een zelfstandige verbodsbepaling vatten en aldus toch sancties mogelijk maken Daderschap (fysiek, functioneel, corporatief) Ofschoon de aansluiting met het strafrecht blijkens het vorenstaande beperkt is gebleven, is zij op het vlak van de vaststelling van het daderschap wie kan gelden als overtreder van groot belang te achten. Blijkens de wetsgeschiedenis zal de vraag wie een overtreding pleegt of medepleegt, moeten worden beantwoord met behulp van dezelfde uitgangspunten als die welke in het strafrecht worden gebruikt om daderschap vast te stellen. 11 Daarbij is van belang dat de wet hier net als in het strafrecht uitdrukkelijk vooropstelt dat overtredingen kunnen worden begaan door natuurlijke personen en rechtspersonen. 12 Dat betekent dat niet alleen aandacht moet worden besteed aan fysiek en functioneel daderschap, maar ook aan het daderschap van de rechtspersoon. Reeds hier zij opgemerkt dat het fenomeen functioneel daderschap niet valt te vereenzelvigen met het daderschap van de rechtspersoon. Het laatste omvat aanmerkelijk meer dan het eerste. 8.5 Normadressaat en overtreder In het kader van de vaststelling van het daderschap, zal steeds als eerste de vraag moeten worden beantwoord tot wie het wettelijk voorschrift in 9 Kamerstukken II 2003/04, , nr. 3, p Bijv. art. 5:56 lid 7 Wft, waarin expliciet wordt verboden om gebruik te maken van voorwetenschap door te trachten een transactie te verrichten of te bewerkstelligen. 11 Kamerstukken II 2003/04, , nr. 3, p Vgl. eerste volzin, art. 5:1 lid 3 Awb ( Overtredingen kunnen worden begaan door natuurlijke personen en rechtspersonen. ) en art. 51 lid 1 Sr ( Strafbare feiten kunnen worden begaan door natuurlijke personen en rechtspersonen. ). De hier gebezigde term begaan omvat zowel het plegen alsook de deelnemingsvormen, waaronder het medeplegen. 159

4 D.R. Doorenbos kwestie zich richt. Dit is de vraag naar de normadressaat, die in wezen vooraf moet gaan aan de vaststelling wie in concreto kan gelden als overtreder. Er zijn voorschriften die naar hun aard of inhoud gericht zijn tot natuurlijke personen, zodat rechtspersonen deze niet zullen kunnen overtreden. 13 Het omgekeerde is ook denkbaar. 14 Daarnaast is de kring van normadressaten in verreweg de meeste voorschriften op het terrein van de financiële wetgeving beperkt tot een doelgroep die zich onderscheidt door het bezit van een zekere hoedanigheid of kwaliteit. Zo zijn er in de Wft en de Pw talloze voorschriften die zich specifiek richten tot een beleggingsonderneming of tot de pensioenuitvoerder. Slechts diegenen die rechtens als zodanig kunnen worden gekwalificeerd, vallen direct onder de reikwijdte van zulke voorschriften. Anderen worden door die normen niet geadresseerd: zij missen de aangeduide kwaliteit. De vraag naar de normadressaat is van belang om vast te kunnen stellen wie ingeval van overtreding als pleger kan gelden, en daarmee als overtreder. Het is echter niet zo dat al diegenen die buiten de categorie van normadressaten vallen, daarmee het voorschrift niet zouden kunnen overtreden. Ondanks het feit dat zij de door het voorschrift vereiste kwaliteit missen, kunnen zij de overtreding immers wel met de pleger medeplegen. Dit volgt uit de rechtspraak. 15 Vereist is dan wel dat de medepleger zijn opzet mede gericht heeft op de hoedanigheid of kwaliteit van de (rechts)persoon met wie hij samenwerkt. 16 De medepleger wordt in art. 5:1 lid 2 Awb terminologisch over één kam geschoren met de pleger: zij worden allebei als overtreder aangemerkt. De stelling dat slechts degene tot wie een voorschrift zich richt, dit voorschrift kan overtreden, 17 is daarom niet geheel juist. Die stelling is correct voor de pleger, maar gaat voorbij aan de medepleger die in het bestuursrecht ook overtreder is. De strafrechtelijke terminologie is op dit punt genuanceerder. 13 Bijv. HR 2 juni 1992, NJ 1992, 754, m.nt. G. Knigge. Vgl. voorts HR 17 juni 2008, NJ 2008, 362 en HR 8 februari 2011, NJ 2011, 314, m.nt. P.A.M. Mevis. 14 Vgl. reeds HR 21 februari 1938, NJ 1938, 820 (Wilde bussen), HR 15 januari 1952, NJ 1952, 346 (Gelderse spoorwegreclame) en HR 30 januari 1962, NJ 1962, 155 (Amsterdamse muziek). 15 Recent o.a. HR 10 april 2012, NJ 2012, 265, onder verwijzing naar HR 28 februari 2006, LJN AU9096, waarin weer werd verwezen naar HR 21 juni 1926, NJ 1926, p. 955 (Magazijnknecht). 16 HR 21 juni 1926, NJ 1926, p. 955 (Magazijnknecht), alsook De Hullu (2012), p Kamerstukken II 2003/04, , nr. 3, p

5 8.6 Fysiek en functioneel daderschap Daderschap en aansprakelijkheid van leidinggevenden Bij de vaststelling van daderschap is in het strafrecht vanouds veel aandacht besteed aan het fysieke handelen (en nalaten) van mensen. Wettelijke voorschriften kunnen natuurlijk heel goed worden geschonden door fysieke handelingen, ook op het terrein van de financiële wetgeving. Denk aan de insider die een ander letterlijk voorwetenschap influistert, een gedraging die allicht in strijd zal zijn met het zogenoemde tipverbod. Maar toch zal juist op dit terrein, waar het wemelt van de wettelijke voorschriften die zich blijkens aard en inhoud richten tot nader gespecificeerde ondernemingen en ondernemers, het daderschap vermoedelijk veel vaker worden vastgesteld met behulp van de figuur van het functioneel daderschap. Niet zelden zal de fysieke gedraging van de individuele werknemer slechts een relatief bescheiden bijdrage leveren aan datgene wat binnen de onderneming uiteindelijk tot stand wordt gebracht en namens die onderneming aan product of dienst wordt geleverd. Bij het functioneel daderschap wordt de aandacht niet zozeer gericht op het fysieke gedrag van de individuele werknemer, maar wordt veeleer bezien wie eindverantwoordelijk is voor de gedraging in kwestie. Of beter gezegd volgens de inmiddels klassieke formulering van de Hoge Raad wordt nagegaan of de (rechts)persoon in kwestie erover vermocht te beschikken of de gedraging plaatsvond en of hij het plaatsvinden van zulke gedragingen aanvaardde of blijkens de loop van zaken placht te aanvaarden. 18 Zoals uit deze formulering blijkt, is inzicht vereist in de mate van zeggenschap die de betrokken (rechts)persoon kan doen gelden en dient deze voorts een zekere mate van wetenschap te hebben gehad in relatie tot het plaatsvinden van de gedragingen in kwestie (zie echter ook hierna). Indien daaromtrent onvoldoende vaststaat, zal de betrokkene niet kunnen worden aangemerkt als functioneel dader. 19 Historisch bezien is de leer van het functioneel daderschap tot ontwikkeling gekomen in relatie tot natuurlijke personen. Het welbekende IJzerdraad-arrest betrof de aansprakelijkheid van de eigenaar van een onderneming (eenmanszaak) voor de fysieke handelingen van zijn werknemer. Die eigenaar, een natuurlijk persoon, zou met behulp van de zojuist bedoelde criteria kunnen beschikken en (plegen te) aanvaarden als 18 HR 23 februari 1954, NJ 1954, 378 (IJzerdraad-arrest). 19 Vgl. HR 24 mei 2005, NJ 2005,

6 D.R. Doorenbos pleger kunnen worden aangemerkt. Na de introductie van de mogelijkheid ook rechtspersonen als dader van strafbare feiten aan te merken, 20 werden deze zogenoemde IJzerdraad-criteria echter ook toegepast in relatie tot rechtspersonen. In het hierna nog te noemen arrest van 21 oktober 2003 over het daderschap van rechtspersonen 21 heeft de Hoge Raad dit nog eens bevestigd, met als toevoeging dat onder het aanvaarden van (verboden) gedragingen mede is begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging. In de literatuur wordt veelal aangenomen dat het aanvaardingscriterium met deze laatste toevoeging is verruimd. Waar voordien veelal werd aangenomen dat de term aanvaarden impliceerde dat de betrokken (rechts)persoon kennis moest hebben gehad van de betrokken gedraging, lijkt dat nu niet langer het geval. Het verzaken van de door de Hoge Raad bedoelde zorgplicht van de rechtspersoon lijkt immers ook culpoos (niet bewust, maar wel verwijtbaar) te kunnen plaatsvinden. 22 Aannemelijk is dat deze aanpassing van het aanvaardingscriterium sedert deze uitspraak ook geldt in relatie tot natuurlijke personen Daderschap van rechtspersonen Waar ook in het bestuursrecht vooropgesteld wordt dat overtredingen kunnen worden begaan door natuurlijke personen en rechtspersonen, moet wel worden bedacht dat het hier gehanteerde begrip rechtspersoon meer omvat dan de door het civiele recht erkende rechtspersonen. De wetgever heeft in art. 5:1 lid 3 Awb de verruimende bepaling van art. 51 lid 3 Sr van overeenkomstige toepassing verklaard. Daarmee is duidelijk dat ook op het terrein van het bestuurlijk sanctierecht een aantal entiteiten met de rechtspersoon wordt gelijkgesteld, zoals de vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid. Naast deze wettelijke uitbreiding van het begrip rechtspersoon voor de toepassing van het sanctierecht geeft ook de (straf)- rechtspraak in voorkomend geval blijk van een betrekkelijk ruime visie 20 Vanaf 1951 op het terrein van de economische delicten (art. 15 WED oud) en vanaf 1976 verbreed tot het terrein van het commune strafrecht (art. 51 Sr). 21 HR 21 oktober 2003, NJ 2006, 328, m.nt. P.A.M. Mevis. 22 Zie (wellicht) anders: N. Keijzer in punt 4 van zijn annotatie bij HR 22 juni 2010, NJ 2010, 476: Onduidelijk bij toepassing van de IJzerdraadcriteria op rechtspersonen is echter waarin het bedoelde aanvaarden kan bestaan. Van aanvaarding kan m.i. slechts sprake zijn in geval van bewustheid van hetgeen wordt aanvaard. 23 O.a. Gritter (2007a), p

7 Daderschap en aansprakelijkheid van leidinggevenden op dit begrip. 24 Verder worden buitenlandse rechtspersonen (GmbH, Inc, Ltd, SA, et cetera) in de praktijk zonder enig probleem vervolgd en bestraft. Hiervóór is reeds gewezen op het belangrijke arrest van de Hoge Raad van 21 oktober 2003 inzake het daderschap van rechtspersonen, ook wel aangeduid als het Drijfmest-arrest of Zijpe-arrest. 25 In dat arrest heeft de Hoge Raad inzichtelijk gemaakt op welke wijze kan worden vastgesteld of een rechtspersoon als dader van een strafbaar feit kan worden aangemerkt. Hij stelt daarbij voorop dat de grondslag voor het daderschap is gelegen in toerekening: een rechtspersoon kan worden aangemerkt als dader van een strafbaar feit indien de desbetreffende gedraging redelijkerwijs aan hem kan worden toegerekend. Vervolgens beantwoordt de Hoge Raad de vraag wanneer een (verboden) gedraging in redelijkheid aan een rechtspersoon kan worden toegerekend als volgt: Het antwoord op die vraag is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging. Een algemene regel laat zich dus bezwaarlijk formuleren. Een belangrijk oriëntatiepunt bij de toerekening is nochtans of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Een dergelijke gedraging kan in beginsel worden toegerekend aan de rechtspersoon. Van een gedraging in de sfeer van de rechtspersoon zal sprake kunnen zijn indien zich een of meer van de navolgende omstandigheden voordoen: het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon, de gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon, de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf, de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag werd blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard. Onder bedoeld aanvaarden is mede begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging. Daarbij verdient opmerking dat laatstbedoelde criteria [de IJzerdraadcriteria, DD] weliswaar zijn ontwikkeld met het oog op het functionele daderschap van een natuurlijke persoon (dus met het oog op de strafrechtelijke aansprakelijkheid van 24 Bijv. Rb Amsterdam 23 november 2009, LJN BK4052, waarover Barkhuysen & Minderhoud (2010). Zie echter ook Hof Leeuwarden 2 februari 2010, LJN BL1705, oordelend dat een BV i.o. niet kon gelden als een rechtspersoon in de zin van art. 51 Sr. 25 HR 21 oktober 2003, NJ 2006, 328, m.nt. P.A.M. Mevis. 163

8 D.R. Doorenbos een natuurlijk persoon voor een gedraging van een andere natuurlijke persoon), maar dat zij in voorkomende gevallen tevens kunnen fungeren als maatstaven voor de toerekening van een gedraging van een natuurlijk persoon aan een rechtspersoon. De lijn die de Hoge Raad hier heeft uitgezet, geldt intussen als vaste rechtspraak. 26 Zoals reeds uit de formulering in het arrest blijkt, gaat het hier niet om een uitputtende reeks omstandigheden die zich steeds allemaal zouden moeten manifesteren. Integendeel: reeds de vaststelling dat zich één van de genoemde omstandigheden voordoet, kan in beginsel tot toerekening van de gedraging leiden. Wel is verdedigbaar dat de rechtspersoon die aannemelijk kan maken dat hij de zorg heeft betracht die in redelijkheid van hem kon worden gevergd teneinde de gewraakte gedraging te voorkómen, niet meer als dader kan worden aangemerkt, ook niet indien andere omstandigheden in een andere richting zouden wijzen. Het zou immers tegenstrijdig zijn de rechtspersoon die zich voldoende zorgvuldig gedroeg, toch als overtreder aan te merken. In zoverre zou dan aan de laatstgenoemde omstandigheid betrekking hebbend op de zorgplicht van de rechtspersoon een bijzondere betekenis toekomen: bij nietnakoming van die zorgplicht zou het daderschap kunnen worden vastgesteld, bij nakoming van die zorgplicht zou daderschap zijn uitgesloten. 27 Belangrijk is ook dat de toerekening in redelijkheid moet plaatsvinden. Het is mogelijk dat weliswaar wordt vastgesteld dat zich een of meer van de genoemde omstandigheden voordoen, maar dat desondanks wordt geconcludeerd dat de gedraging in kwestie in redelijkheid toch niet kan worden toegerekend aan de rechtspersoon Daderschap in concernverhoudingen Het is denkbaar de zojuist besproken benadering mede toe te passen op concernverhoudingen, zodanig dat gedragingen van dochtervennootschappen of werkmaatschappijen met behulp van dezelfde criteria worden toegerekend aan de moedervennootschappen of holdingmaatschappijen. Ofschoon dit op het terrein van de strafrechtspleging bij mijn weten nog niet 26 Meer recent bijv. HR 22 juni 2010, NJ 2010, 476, m.nt. N. Keijzer; HR 22 februari 2011, NJ 2011, 124, m.nt. P.A.M. Mevis; HR 24 januari 2012, LJN BU Gritter (2007b), alsmede Hornman (2010). 28 Bijv. Hof Arnhem 28 november 2008, LJN BG

9 Daderschap en aansprakelijkheid van leidinggevenden is vertoond, 29 zouden aldus de beleidsbepalende entiteiten binnen een concern of groep van rechtspersonen als overtreder kunnen worden aangemerkt en kunnen worden bestraft ter zake van overtredingen die feitelijk hebben plaatsgevonden op het niveau van (klein)dochterondernemingen. 30 In de literatuur wordt dit op zichzelf mogelijk geacht 31 en in de context van de bestuurlijke handhaving van het mededingingsrecht is het ook reeds in de praktijk gebracht Medeplegen Ook degene die een overtreding medepleegt, geldt als overtreder in de zin van art. 5:1 lid 2 Awb en kan derhalve worden geconfronteerd met bestuurlijke sancties. Voor de vraag wanneer iemand kan gelden als medepleger, moet aansluiting worden gezocht bij het strafrecht. De figuur van het medeplegen wordt daarin doorgaans omschreven als een bewuste en nauwe samenwerking die ertoe leidt dat de (verboden) gedraging tot stand komt. Van belang is dat de medepleger de delictsomschrijving niet zelfstandig hoeft te vervullen, zodat bijvoorbeeld mogelijk is dat een (rechts)persoon een kwaliteitsdelict begaat terwijl die (rechts)persoon zelf de door het wettelijk voorschrift vereiste kwaliteit mist Wel werd een stap in deze (denk)richting gezet in de zogenoemde Trafiguraaffaire, waar de rechtbank in de zaak van de rechtspersoon Trafigura Beheer BV een schikking van een Amerikaanse dochtermaatschappij ten nadele meewoog en verdisconteerde in de straftoemetingsbeslissing. Zie Rb Amsterdam 23 juli 2010, LJN BN2149, waarover De Rijck (2010). Anders dan de zojuist aangehaalde auteur, ben ik bepaald niet enthousiast over een dergelijke benadering. Het toerekenen van gedragingen van de ene rechtspersoon aan de andere, respectievelijk de bestraffing van de ene rechtspersoon voor datgene wat bij de andere rechtspersoon fout is gegaan, behoort te berusten op grondig onderzoek naar de feiten en de onderlinge verhoudingen tussen beide entiteiten. Indien wordt afgegaan op een (buitenlandse) veroordeling of schikking uit het verleden van een andere (niet terechtstaande) rechtspersoon, is het gevaar dat zulk onderzoek niet plaatsvindt en dat lichtvaardig wordt geconcludeerd tot mede-verantwoordelijkheid en mede-aansprakelijkheid van de moedermaatschappij. 30 In het verlengde daarvan, zouden uiteindelijk ook de leidinggevenden van die beleidsbepalende entiteiten kunnen worden aangesproken, indien zij zouden kwalificeren als opdracht- of feitelijke leidinggever. Zie daarover hierna 8.10 e.v. 31 M.n. Kristen (2010), p. 156 e.v. 32 Vgl. de uitspraken van CBb 18 november 2010, gepubliceerd onder LJN BO4962, LJN BO5193 en LJN BO5197, waaruit blijkt dat deze bestuursrechter in elk geval op het terrein van het mededingingsrecht geen principieel probleem had met het toerekenen van de overtreding van een 100%-dochter aan de moedermaatschappij. 33 Zie hiervóór

10 D.R. Doorenbos De eerste eis die aan medeplegen moet worden gesteld, is objectief van aard. De samenwerking tussen de medeplegers moet nauw zijn geweest, waarbij tevens geldt dat de bijdrage van de medepleger substantieel moet zijn. Het moet gaan om meer dan het enkel faciliteren van de gedragingen van een ander. Dat laatste valt veeleer onder de noemer medeplichtigheid, en die deelnemingsfiguur is in het bestuursrecht door de wetgever bewust buiten beeld gehouden. Anders dan wel wordt verondersteld, vergt een nauwe samenwerking niet per definitie ook een gezamenlijke uitvoering. Ook iemand die zich louter op afstand heeft beziggehouden met de planning en organisatie van (verboden) gedragingen, maar bij de feitelijke uitvoering daarvan niet aanwezig is geweest, kan heel wel als medepleger worden aangemerkt. 34 De tweede eis die aan medeplegen moet worden gesteld, is subjectief van aard. De medeplegers moeten bewust hebben samengewerkt, hetgeen bijvoorbeeld kan worden afgeleid uit het bestaan van afspraken en het plaatsvinden van overleg. Uit deze bewustheidseis vloeit voort dat de medeplegers ook opzet moeten hebben gehad op het verrichten van de (verboden) gedraging. 35 Voor de goede orde zij daarbij opgemerkt dat het stellen van de eis van opzet op de gedraging iets anders is dan het stellen van de eis dat de medeplegers ook wisten dat die gedraging strijdig was met enig wettelijk voorschrift. Dat laatste boos opzet zal ook in het bestuursrecht niet worden gevergd Aansprakelijkheid van leidinggevenden 36 In art. 5:1 lid 3 Awb wordt art. 51 lid 2 Sr van overeenkomstige toepassing verklaard. Dit is van groot belang, omdat daarmee de mogelijkheid is geopend om naast rechtspersonen ook de leidinggevenden daarvan aan 34 Zie reeds het zogenoemde Containerdiefstal-arrest: HR 17 november 1981, NJ 1983, 84, m.nt. ThWvV. 35 De Hullu (2012), p Indien overtreder A wordt beschuldigd van medeplegen met overtreder B, maar vervolgens wordt vastgesteld dat de vereiste opzet bij B ontbreekt, staat dat (ook) in de weg aan een bestraffing van A ter zake van medeplegen: HR 6 december 2005, NJ 2007, 455, alsmede HR 6 maart 2012, NJ 2012, Over dit onderwerp is de laatste jaren veel gepubliceerd. Op deze plaats volsta ik met een verwijzing naar de nog vrij recente Groningse dissertatie van Valk (2009), alwaar nadere bronvermelding. 166

11 Daderschap en aansprakelijkheid van leidinggevenden bestuurlijke sancties te onderwerpen. 37 De toepasselijke bepaling luidt als volgt: Indien een strafbaar feit wordt begaan door een rechtspersoon, kan de strafvervolging worden ingesteld en kunnen de in de wet voorziene straffen en maatregelen, indien zij daarvoor in aanmerking komen, worden uitgesproken: 1. tegen die rechtspersoon, dan wel 2. tegen hen die tot het feit opdracht hebben gegeven, alsmede tegen hen die feitelijke leiding hebben gegeven aan de verboden gedraging, dan wel 3. tegen de onder 1 en 2 genoemden te zamen. Ingeval een overtreding wordt gepleegd of medegepleegd door een rechtspersoon, zal de bestuurlijke autoriteit die belast is met de handhaving derhalve haar onderzoek steeds mede mogen richten op de leidinggevenden. Deze laatsten worden in wezen aansprakelijk gesteld voor de (verboden) gedragingen van hun rechtspersoon. Zij zijn niet zelf als overtreder aangemerkt. 38 Het gaat hier om een afgeleide aansprakelijkheid, in zoverre dat in voorkomend geval steeds eerst zal moeten worden vastgesteld dat de rechtspersoon een overtreding heeft begaan, vooraleer de leidinggevende kan worden aangesproken. 39 Dit wordt aangeduid als een specifiek accessoriteitsvereiste. 40 Daarmee is overigens niet gezegd dat de rechtspersoon ook altijd zelfstandig moet worden vervolgd of bestraft, want dat is niet het geval. 41 Het gaat uitsluitend om de vaststelling door de autoriteit die jegens de leidinggevende optreedt, in die individuele zaak. In het uiterste geval kan dit er zelfs toe leiden dat de ene rechter de rechtspersoon niet als overtreder ziet en het hem betreffende sanctiebesluit 37 Deze algemene mogelijkheid bestaat dus sinds de inwerkingtreding van de Vierde tranche van de Awb per 1 juli Zonder wettelijke grondslag is bestraffing van leidinggevenden voor het verboden gedrag van hun rechtspersoon ontoelaatbaar te achten, aldus terecht CBb 26 juni 2008, JOR 2008/269, m.nt. G.P. Roth. Overigens werd in een aantal afzonderlijke wetten reeds vooruitgelopen op de invoering van het huidige art. 5:1 Awb, zoals in de Pw, de Mw en de Whc. Op grond van de twee laatstgenoemde wetten werden al snel de eerste leidinggevenden beboet, maar van de voorziening in de Pw schijnt geen gebruik te zijn gemaakt. Zie Zaman (2011), p Geconstateerd kan worden dat in de context van de boetebepalingen van de Wft en de Pw op diverse plaatsen wordt gesproken van de overtreder. Strikt genomen vallen de leidinggevenden daar dus buiten, hetgeen de toepassing van de boetebepalingen kan bemoeilijken. Zie daarover ook Roth & Van Eersel (2010). 39 M.n. HR 12 januari 2010, LJN BK De Hullu (2012), p O.a. HR 6 december 1988, NJ 1989, 497. Als uitzondering op deze regel geldt overigens nog dat de feitelijke leidinggever die verbonden is aan een niet-vervolgbare publiekrechtelijke rechtspersoon, volgens HR 23 april 1996, NJ 1996, 513 (Pikmeer) wèl profiteert van die strafrechtelijke immuniteit. 167

12 D.R. Doorenbos daarom vernietigt, terwijl een andere rechter de leidinggevende toch bestraft omdat hij de rechtspersoon wèl als overtreder blijkt te zien. Op het eerste gezicht lijkt dat wellicht onverenigbaar, maar het wordt verklaard vanuit de gedachte dat de laatste rechter niet gebonden is aan het eerdere oordeel van een andere rechter jegens een andere overtreder. 42 Herhaald zij echter dat (ook) in de zaak van de leidinggevende de verboden gedraging van de rechtspersoon als uitgangspunt moet dienen Opdracht geven Degene die opdracht heeft gegeven tot een gedraging van een rechtspersoon die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift, kan bestuurlijk worden aangepakt. Aangenomen mag worden dat de vraag naar de formele bevoegdheid van de opdrachtgever niet ter zake doet. Een opdracht kan op tal van manieren worden gegeven. Het doen van een suggestie lijkt mij echter nog onvoldoende, ook al zou die suggestie van de hoogste baas komen. 43 In de strafrechtspraak speelt het opdracht geven nauwelijks enige rol van betekenis. 44 Waar het gaat om de vervolging en bestraffing van leidinggevenden bij rechtspersonen, komt de figuur van het feitelijke leiding geven duidelijk op de eerste plaats. Omdat gesteld kan worden dat een opdrachtgever vrijwel altijd tevens als feitelijke leidinggever valt aan te merken, is de vraag gewettigd of aan de mogelijkheid van aansprakelijkheid ter zake van het opdracht geven nog wel enige zelfstandige behoefte bestaat Feitelijke leidinggeven Van veel groter belang is de mogelijkheid iemand aansprakelijk te stellen ter zake van het geven van feitelijke leiding aan de verboden gedraging 42 M.n. HR 6 april 1999, NJ 1999, 633, m.nt. G. Knigge. 43 Vgl. HR 10 februari 1987, NJ 1987, 662, m.nt. t H, waarin het doen van een suggestie aan een ondergeschikte (die in feite had geleid tot de verboden gedraging) wel voldoende werd geacht voor het oordeel dat feitelijke leiding was gegeven. 44 Bijv. HR 23 oktober 1984, NJ 1985, 319 en HR 4 april 2006, NJ 2007, 144 (Content Beheer). 45 De Hullu (2012), p

13 Daderschap en aansprakelijkheid van leidinggevenden van een rechtspersoon. Bij de bespreking van deze rechtsfiguur moet worden vooropgesteld dat het inderdaad gaat om leiding geven aan een gedraging. De vraag of iemand leiding geeft aan een rechtspersoon, is van andere orde. Wanneer bijvoorbeeld een bestuurder in algemene zin verklaart verantwoordelijk te zijn voor al hetgeen binnen zijn onderneming plaatsvindt, dan zegt dat op zichzelf nog weinig of niets over zijn rol als feitelijke leidinggever bij een concrete verboden gedraging van die rechtspersoon. Daarnaast geldt dat het hier nadrukkelijk gaat om het geven van feitelijke leiding, zodat de verdeling van verantwoordelijkheden zoals die op papier vastligt, niet doorslaggevend kan zijn. Degene die volgens het handelsregister als bestuurder staat geregistreerd, is niet reeds daardoor een feitelijke leidinggever in de zin van art. 5:1 lid 3 Awb jo. 51 lid 2 sub 2 Sr. 46 Omgekeerd kan het dan ook zo zijn dat iemand die formeel geen enkele functie vervult binnen een rechtspersoon, rechtens wel wordt aangemerkt als feitelijke leidinggever, omdat hij het binnen die rechtspersoon feitelijk wel voor het zeggen heeft. 47 Uit het voorgaande vloeit voort dat de feitelijke leidinggever niet per definitie in de top van de onderneming te vinden is. 48 Naast bestuurders kunnen ook de andere (lagere) werknemers in beeld verschijnen, evenals dominante buitenstaanders, mits hun rol zodanig is geweest dat zij feitelijke leiding hebben gegeven aan de gedraging in kwestie. En wanneer is dat nu het geval? Het antwoord op deze vraag ligt nog steeds in belangrijke mate besloten in de Slavenburg-jurisprudentie, waarin de Hoge Raad als volgt overwoog: 49 Van feitelijk leiding geven aan verboden gedragingen kan onder omstandigheden sprake zijn indien de desbetreffende functionaris hoewel daartoe bevoegd en redelijkerwijs gehouden maatregelen ter voorkoming van deze gedragingen achterwege laat en bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt dat de verboden gedragingen zich zullen voordoen. In deze situatie wordt de zojuist bedoelde functionaris geacht opzettelijk de verboden gedragingen te bevorderen. De bewuste aanvaarding van de aanmerkelijke kans als [hier] bedoeld kan zich te dezen voordoen, indien hetgeen de verdachte bekend was omtrent het begaan van strafbare feiten door de bank rechtstreeks verband hield met de in de [tenlastelegging] omschreven verboden gedragingen. In deze overwegingen wordt allereerst bezien of de betrokken leidinggever de gedraging(en) had moeten voorkómen door adequate maatregelen 46 Bijv. HR 24 augustus 2004, LJN AP1508 en HR 15 december 2009, NJ 2010, HR 16 juni 1981, NJ 1981, 586 (Papa Blanca). 48 Zie ook HR 21 januari 1992, NJ 1992, 414 (Roda JC). 49 HR 16 december 1986, NJ 1987, 321 en 322 (Slavenburg II). 169

14 D.R. Doorenbos te treffen. De Hoge Raad refereert hierbij aan de bevoegdheid en gehoudenheid van de functionaris, hetgeen vrij formeel gesteld is. In het besef dat een feitelijke leidinggever niet noodzakelijk enige formele positie binnen de rechtspersoon hoeft te hebben en dus geen functionaris met bevoegdheden hoeft te zijn komt het in algemene zin vooral aan op de vraag of de betrokkene feitelijk bij machte was de gedraging te voorkomen. Wat de gehoudenheid tot optreden betreft is verdedigbaar dat een bestuurder die op dat vlak door zijn collega s wordt overstemd, zodat er uiteindelijk te weinig gebeurt en de verboden gedragingen zich voordoen dan wel voortduren, in voorkomend geval niet aansprakelijk kan worden gehouden. Verder kan het zo zijn dat een leidinggever op grond van een onderlinge taakverdeling of werkafspraak heeft mogen vertrouwen op het ingrijpen van zijn collega, waardoor hij zelf ontslagen is van de gehoudenheid tot het treffen van maatregelen. 50 Op het subjectieve vlak is minimaal vereist dat de leidinggever in generieke zin voorwaardelijk opzet heeft gehad. Hij moet dus op zijn minst bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat de verboden gedraging zou plaatsvinden. Niet vereist is dat de leidinggever tot in detail geïnformeerd was, wel dat hij voldoende krachtige signalen heeft waargenomen dat de (verboden) gedraging zich zou kunnen voordoen. Van belang is dat degene die dergelijke signalen heeft gemist en daardoor niet heeft geweten wat hij in zijn positie bij de rechtspersoon wel had kunnen of behoren te weten, niet aansprakelijk kan zijn ter zake van het geven van feitelijke leiding aan de verboden gedraging. 51 Zoals het Amsterdamse Hof in de Ahold-affaire opmerkte, gaat het hier niet om een risicoaansprakelijkheid, daargelaten hoe verbazend (of verwijtbaar) de geconstateerde onwetendheid overigens kan zijn Een rechtspersoon als leidinggevende? Over de vraag of op grond van art. 51 Sr ook een rechtspersoon als leidinggevende aansprakelijk kan worden gesteld ter zake van de verboden gedraging(en) van een (andere) rechtspersoon, bestaat binnen het strafrecht nog geen volledige helderheid. Waar de Hoge Raad het antwoord op die vraag in 2000 nog nadrukkelijk in het midden liet, 53 wordt 50 Vgl. Hof Den Haag 2 december 1987, NJ 1988, HR 19 november 1985, NJ 1986, 125 en 126 (Slavenburg I). 52 Hof Amsterdam 28 januari 2009, LJN BH1791 (Ahold, zaak-fahlin). 53 HR 25 januari 2000, NJ 2000,

15 Daderschap en aansprakelijkheid van leidinggevenden in de literatuur echter vrij algemeen aanvaard dat ook een rechtspersoon als opdracht- of feitelijke leidinggever kan fungeren. 54 Ook de toezichthouders achten dit mogelijk, zo volgt uit hun gezamenlijk gepubliceerde Q&A-document inzake het beboeten van feitelijk leidinggevers. 55 Indien deze mogelijkheid uiteindelijk ook in de rechtspraak zal worden erkend, kan dat vooral in concernverhoudingen grote consequenties hebben voor de positie van de beleidsbepalende entiteiten en hun bestuurders. Ook zij lopen dan immers het risico aansprakelijk te worden gesteld voor de verboden gedragingen van dochtervennootschappen of werkmaatschappijen Handhavingsbeleid met betrekking tot leidinggevenden Tot op heden hebben de toezichthouders geen specifiek handhavingsbeleid afgekondigd met betrekking tot leidinggevenden. Weliswaar is door hen aandacht besteed aan deze nieuwe mogelijkheid tot individuele beboeting, 56 maar in welke gevallen of onder welke omstandigheden die mogelijkheid zal worden benut, is nog niet echt duidelijk. In de literatuur is wel gepleit voor een terughoudende benadering in dezen, vanuit de gedachte dat de aansprakelijkheid van leidinggevenden een afgeleide of secundaire aansprakelijkheid is en dat de aansprakelijkheid van de rechtspersoon voorop moet staan. 57 Dit lijkt een beter uitgangspunt dan de benadering volgens welke in elke overtredingssituatie nadrukkelijk moet worden gezocht naar een mogelijk aansprakelijk te stellen leidinggevende, onder het motto dat zo n benadering generaal-preventief zal kunnen werken. 58 Leidinggevenden zullen vaak al voldoende lering trekken uit de beboeting van hun rechtspersoon; individuele bestraffing is dan in zekere zin dubbelop en voor het met de handhaving te bereiken resultaat niet nodig te achten. Dit kan uiteraard anders liggen in geval waarschijnlijk is dat een boete voor de rechtspersoon de belangen van derden zal schaden, terwijl dat in beginsel niet geldt voor beboeting van de opdracht- of feitelijke leidinggever, mits diens rol voldoende 54 O.a. De Hullu (2012), p. 482, alsmede Kristen (2010), p Q&A beboeten natuurlijke personen (2010). 56 Q&A beboeten natuurlijke personen (2010). 57 O.a. Assink e.a. (2011), p. 66 en In deze zin liet de toenmalige bestuursvoorzitter van de NMa zich uit in een interview dat op 14 augustus 2010 in het FD verscheen ( Persoonlijke straf bestuurders dreigt bij alle kartelzaken resp. Bestuurders doelwit bij alle kartelzaken ). 171

16 D.R. Doorenbos zwaarwegend is geweest. 59 En ook in de situatie dat de rechtspersoon intussen is gefailleerd of ontbonden, is goed voorstelbaar dat de focus van de toezichthouder zich verlegt naar de leidinggevende. 60 Inmiddels zijn de eerste ervaringen opgedaan met de bestuurlijke beboeting van leidinggevenden. 61 De AFM heeft in een aantal zaken boetes opgelegd aan feitelijke leidinggevers, waarbij uit de besluiten duidelijk blijkt dat rechtstreeks aansluiting is gezocht bij de Slavenburgjurisprudentie, overeenkomstig de bedoeling van de wetgever Slot Waar het gaat om daderschap en aansprakelijkheid van leidinggevenden voor overtredingen van rechtspersonen, zal het bestuurlijk handhavingsrecht zich (moeten) voegen naar het strafrechtelijk model zoals dit vooral in de rechtspraak is ontwikkeld. Met de introductie van de mogelijkheid tot het bestraffen van medeplegers en leidinggevenden van rechtspersonen en de aanscherping van het boetestelsel in de financiële wetgeving, zal de rol van het strafrecht bij de handhaving van het financiële (toezichts)- recht naar verwachting nog sterker dan voorheen beperkt blijven tot die van het klassieke ultimum remedium. Voor een goed begrip van de werking van het punitief sanctierecht ten opzichte van de financiële sector en de daar werkzame ondernemingen, is enige basale kennis van het ondernemingsstrafrecht echter onontbeerlijk. 59 Te denken valt aan de beboeting van een pensioenfonds, die nadelig kan uitwerken voor de deelnemers. 60 Zoals reeds is gezegd, staat het faillissement van de rechtspersoon-overtreder op zichzelf niet in de weg aan een bestraffing, maar kan het die bestraffing natuurlijk wel minder opportuun doen zijn. De ontbinding van de rechtspersoon doet intussen wel af aan de mogelijkheden tot bestraffing, althans zodra deze ontbinding voor derden kenbaar is. Dat laatste volgt uit de strafrechtelijke jurisprudentie; zie o.a. HR 8 maart 1994, NJ 1994, 408; HR 24 september 2002, NJ 2004, 186; HR 2 oktober 2007, NJ 2008, 228; HR 16 november 2010, NJ 2010, 625. Zie in navolging daarvan de bestuursrechtelijke uitspraken van Rb Arnhem 13 mei 2009, LJN BJ9058 en Rb Arnhem 14 mei 2009, LJN BJ Zie ook Lieverse & Schoonbeek (2011), p O.a. de beboeting van de feitelijk leidinggever van O&B Finance Nederland BV, die heeft geleid tot de rechterlijke uitspraken van Rb Rotterdam 15 februari 2011, JOR 2011/182, m.nt. G.P. Roth en M. van Eersel en Rb Rotterdam 16 mei 2012, JOR 2012/224. Zie voorts de berichten op de website van de AFM van 22 mei 2012 (AFM legt bestuurlijke boete op aan de heer C.S. Krommenhoek, wegens feitelijk leidinggeven aan overtreding door N.C.C.I. BV) en 27 juni 2012 (AFM legt boete op aan feitelijk leidinggevende van Clever Life BV). 172

Terug naar de Collegebanken

Terug naar de Collegebanken Terug naar de Collegebanken Strafbaarheid van onderneming en bestuurder Prof. mr. Roan Lamp 4 september 2014 1 Terug naar de Collegebanken - Strafbaarheid van onderneming en bestuurder Inhoud Inleiding

Nadere informatie

BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt:

BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt: Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 6494_1/309; 6836_1/220 Betreft zaak: Limburgse bouwzaken 1 en 2 / de heer [A] Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nadere informatie

Boetebeleid feitelijk leidinggevers

Boetebeleid feitelijk leidinggevers Boetebeleid feitelijk leidinggevers Opmerkingen vooraf Sinds 2013 hanteert de AFM interne richtlijnen ten aanzien van het beboeten van feitelijk leidinggevers aan overtredingen door rechtspersonen. In

Nadere informatie

VMR Actualiteitendag

VMR Actualiteitendag VMR Actualiteitendag Handhaving - overtreder 20 maart 2014 mr. T.E.P.A. Lam advocaat Hekkelman Advocaten senior docent/onderzoeker Radboud Universiteit Nijmegen Begrip overtreder bij bestuurlijke handhaving

Nadere informatie

Wanneer is eigenlijk sprake van feitelijk leidinggeven of opdracht geven?

Wanneer is eigenlijk sprake van feitelijk leidinggeven of opdracht geven? Q&A Inleiding Met de inwerkingtreding op 1 juli 2009 van de Vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht is het mogelijk om, indien sprake is van een overtreding door een rechtspersoon, ook de feitelijk

Nadere informatie

Aansprakelijkheden van QESHmanagers. veiligheidsfunctionarissen

Aansprakelijkheden van QESHmanagers. veiligheidsfunctionarissen Aansprakelijkheden van QESHmanagers en veiligheidsfunctionarissen Remko Wijling Deltalinqs Arbo contactgroep d.d. 21 april 2017 1 Programmaonderdelen Inleiding Strafrechtelijke aansprakelijkheid? Bestuursrechtelijke

Nadere informatie

Jutd 2011/19 Na de NMa en AFM ook boete feitelijk leidinggevers door OPTA. De trend is gezet?

Jutd 2011/19 Na de NMa en AFM ook boete feitelijk leidinggevers door OPTA. De trend is gezet? Jutd 2011/19 Na de NMa en AFM ook boete feitelijk leidinggevers door OPTA. De trend is gezet? Jutd 2011/19 Na de NMa en AFM ook boete feitelijk leidinggevers door OPTA. De trend is gezet? Jutd 2011/19

Nadere informatie

gelet op artikel 24, zesde lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme;

gelet op artikel 24, zesde lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme; Besluit van de deken in het arrondissement Oost-Brabant van 11 mei 2016 tot vaststelling van de beleidsregel handhaving Wwft 2016 in het arrondissement Oost- Brabant De deken van de orde in het arrondissement

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 Aanhangsel van de Handelingen Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden 3192 Vragen van het lid

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Sector staats- en bestuursrecht Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus

Nadere informatie

Inleidster. Kantoorintroductie. Ellen Timmer, 30 november 2009 1. Ellen Timmer advocaat bij Pellicaan Advocaten

Inleidster. Kantoorintroductie. Ellen Timmer, 30 november 2009 1. Ellen Timmer advocaat bij Pellicaan Advocaten Inleidster Ellen Timmer advocaat bij Pellicaan Advocaten I: www.pellicaan.nl E: ellen.timmer@pellicaan.nl Kantoorintroductie Pellicaan Advocaten: Advocatuur nieuwe stijl Arbeidsrecht Ondernemingsrecht

Nadere informatie

Medeplegen in de vierde tranche Awb

Medeplegen in de vierde tranche Awb Medeplegen in de vierde tranche Awb Een onderzoek in het licht van de strafrechtelijke en bestuursrechtelijke jurisprudentie. Door: Daphne Jacott Ter Afsluiting van: ANR: Master fiscaal recht S982206 Voorwoord

Nadere informatie

Besluit van de Autoriteit Consument en Markt als bedoeld in artikel 56, aanhef en onder a, en artikel 89 van de Mededingingswet. 1 Inleiding...

Besluit van de Autoriteit Consument en Markt als bedoeld in artikel 56, aanhef en onder a, en artikel 89 van de Mededingingswet. 1 Inleiding... Ons kenmerk: ACM/DJZ/2015/203329_OV Zaaknummer: 14.0705.27 Datum: Besluit van de Autoriteit Consument en Markt als bedoeld in artikel 56, aanhef en onder a, en artikel 89 van de Mededingingswet. Inhoudsopgave

Nadere informatie

Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te uur Kenmerk: art. 515 lid 4 Sv en daartoe overwogen:

Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te uur Kenmerk: art. 515 lid 4 Sv en daartoe overwogen: Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te 14.30 uur Kenmerk: 160102 PLEITNOTA Inzake: Deken orde van Advocaten Den Haag - mr. M.J.F. Stelling Raadsman: W.H. Jebbink Geen ontzegging tot onafhankelijke

Nadere informatie

http://www.legalintelligence.com/documents/14498405?srcfrm=bas...

http://www.legalintelligence.com/documents/14498405?srcfrm=bas... Page 1 of 7 JOR 2015/42 CBB, 20-11-2014, AWB 13/184, ECLI:NL:CBB:2014:455 Bestuurlijke boete wegens overtreding art. 4:23 lid 1 Wft, Beboeting normadressaat staat los van mogelijk aan feitelijk leidinggevende

Nadere informatie

Toelichting op de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Heemstede 2014

Toelichting op de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Heemstede 2014 Toelichting op de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Heemstede 2014 Algemene toelichting Hoofdstuk 2 Herstellend traject In een herstellend traject zijn verschillende

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 79 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 79 van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 1528/899 Betreft zaak: Wegener - [leidinggevende D] Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 79

Nadere informatie

gelet op artikel 24, zesde lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme;

gelet op artikel 24, zesde lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme; Besluit van de deken in het arrondissement Zeeland-West-Brabant van 12 april 2017 tot vaststelling van de beleidsregel handhaving Wwft 2017 in het arrondissement Zeeland-West- Brabant De deken van de orde

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 Instantie Datum uitspraak 19-03-2013 Datum publicatie 19-03-2013 Zaaknummer 21-000368-12 Formele relaties Rechtsgebieden Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGRO:2009:BH3578,

Nadere informatie

BIJLAGE 2. Handhaving volgens de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen

BIJLAGE 2. Handhaving volgens de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen BIJLAGE 2. Handhaving volgens de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Handhaving volgens de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Het college van burgemeester en wethouders

Nadere informatie

Toelichting. Algemene toelichting. Hoofdstuk 2 Herstellend traject

Toelichting. Algemene toelichting. Hoofdstuk 2 Herstellend traject Toelichting Algemene toelichting Hoofdstuk 2 Herstellend traject In een herstellend traject zijn verschillende stappen te onderscheiden. Stap 1: aanwijzing, artikel 1.65 lid 1 Wet kinderopvang Het college

Nadere informatie

BIJLAGE 2. Handhaving volgens de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen

BIJLAGE 2. Handhaving volgens de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen BIJLAGE 2. Handhaving volgens de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen 202 Handhaving volgens de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Het college van burgemeester en wethouders

Nadere informatie

DEEL III. Het bestuursprocesrecht

DEEL III. Het bestuursprocesrecht DEEL III Het bestuursprocesrecht Inleiding op deel III In het voorgaande deel is het regelsysteem van art. 48 (oud) Rv besproken voor zover dit relevant was voor art. 8:69 lid 2 en 3 Awb. In dit deel

Nadere informatie

Beleidsregel bestuurlijke boete basisregistratie personen gemeente Overbetuwe 2017

Beleidsregel bestuurlijke boete basisregistratie personen gemeente Overbetuwe 2017 Onderwerp: Beleidsregel bestuurlijke boete basisregistratie personen gemeente Overbetuwe 2017 Ons kenmerk: 16BWB00083 Burgemeester en wethouders van de gemeente Overbetuwe; gelet op artikel(en) 4.17 van

Nadere informatie

DEELNEMING IN HET COMMUUN STRAFRECHT 8 december 2016 Prof. mr. Theo de Roos. Vereniging voor Belastingwetenschap 2016

DEELNEMING IN HET COMMUUN STRAFRECHT 8 december 2016 Prof. mr. Theo de Roos. Vereniging voor Belastingwetenschap 2016 DEELNEMING IN HET COMMUUN STRAFRECHT 8 december 2016 Prof. mr. Theo de Roos Vereniging voor Belastingwetenschap 2016 DEELNEMINGSVORMEN Medeplegen doen plegen uitlokken Medeplichtigheid Zie artt. 47 52

Nadere informatie

RIJKSUNIVERSITEIT GRONINGEN EFFECTIVITEIT EN AANSPRAKELIJKHEID IN HET ECONOMISCH ORDENINGSRECHT PROEFSCHRIFT

RIJKSUNIVERSITEIT GRONINGEN EFFECTIVITEIT EN AANSPRAKELIJKHEID IN HET ECONOMISCH ORDENINGSRECHT PROEFSCHRIFT RIJKSUNIVERSITEIT GRONINGEN EFFECTIVITEIT EN AANSPRAKELIJKHEID IN HET ECONOMISCH ORDENINGSRECHT PROEFSCHRIFT ter verkrijging van het doctoraat in de Rechtsgeleerdheid aan de Rijksuniversiteit Groningen

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 79, eerste lid, van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 79, eerste lid, van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3698-22 Betreft zaak: natuurlijke persoon Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 79, eerste

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 7130/215 Betreft zaak: Taxivervoer IJsselsteden de heer D Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel

Nadere informatie

Inleiding. 1 Strafrecht

Inleiding. 1 Strafrecht Inleiding 1 Strafrecht Plaats van het strafrecht Het strafrecht is, net als bijvoorbeeld het staatsrecht en het bestuursrecht, onderdeel van het publiekrecht. Het publiekrecht regelt de betrekkingen tussen

Nadere informatie

In het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten wordt na artikel 6a een artikel ingevoegd, luidende:

In het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten wordt na artikel 6a een artikel ingevoegd, luidende: Besluit van houdende regels tot wijziging van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten in verband met de uitvoering van de Verordening (EU) nr. 2015/2365 Op de voordracht van Onze Minister

Nadere informatie

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt. Wetgeving Algemene wet bestuursrecht Artikel 1:3 1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. 2. Onder beschikking

Nadere informatie

JOR 2017/224, Gerechtshof Amsterdam, , ECLI:NL:GHAMS:2017:2172, (annotatie)

JOR 2017/224, Gerechtshof Amsterdam, , ECLI:NL:GHAMS:2017:2172, (annotatie) Over dit document: Jurisprudentie, gepubliceerd Bron: JOR JOR 2017/224 Gerechtshof Amsterdam, 07-06-2017, 23-003027-16, ECLI:NL:GHAMS:2... Wetsbepaling(en): BW BOEK 2 artikel 394, BW BOEK 2 artikel 395A,

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2019 26 Besluit van 12 december 2018 tot wijziging van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten in verband met de uitvoering van

Nadere informatie

Algemene toelichting. Hoofdstuk 2 Herstellend traject

Algemene toelichting. Hoofdstuk 2 Herstellend traject Algemene toelichting Hoofdstuk 2 Herstellend traject In een herstellend traject zijn verschillende stappen te onderscheiden. Indien de aard van de overtreding hiertoe aanleiding geeft, kan het college

Nadere informatie

Besluit van de Consumentenautoriteit op het bezwaar van Keukenconcurrent B.V. tegen de openbaarmaking van het sanctiebesluit van 19 november 2009.

Besluit van de Consumentenautoriteit op het bezwaar van Keukenconcurrent B.V. tegen de openbaarmaking van het sanctiebesluit van 19 november 2009. Datum 2 juli 2010 Kenmerk CA/NB/514/26 Besluit Besluit van de Consumentenautoriteit op het bezwaar van Keukenconcurrent B.V. tegen de openbaarmaking van het sanctiebesluit van 19 november 2009. 1. Verloop

Nadere informatie

- 1 - De Nederlandsche Bank NV (DNB) legt een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 1:80 en 1:81 van de Wft, op aan:

- 1 - De Nederlandsche Bank NV (DNB) legt een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 1:80 en 1:81 van de Wft, op aan: - 1 - Beschikking tot het opleggen van een bestuurlijke boete aan Matrix Asset Management B.V. als bedoeld in artikel 1:80 van de Wet op het financieel toezicht Gelet op artikel 1:80, 1:81, 1:98 en 3:72,

Nadere informatie

Toelichting bij de Sanctiematrix Drank- en Horecawet en verwante artikelen uit de Algemene plaatselijke verordening gemeente Leidschendam-Voorburg

Toelichting bij de Sanctiematrix Drank- en Horecawet en verwante artikelen uit de Algemene plaatselijke verordening gemeente Leidschendam-Voorburg Bijlage 8.6 Toelichting bij de Sanctiematrix Drank- en Horecawet en verwante artikelen uit de Algemene plaatselijke verordening gemeente Leidschendam-Voorburg De in de sanctiematrix Drank- en Horecawet

Nadere informatie

Beleidsregel bestuurlijke boete Basisregistratie Personen. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal,

Beleidsregel bestuurlijke boete Basisregistratie Personen. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal, GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van gemeente Roosendaal. Nr. 130649 23 september 2016 Beleidsregel bestuurlijke boete Basisregistratie Personen Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente

Nadere informatie

Handhavingsrisico s Omgaan met externe toezichthouders. 13 juni 2018

Handhavingsrisico s Omgaan met externe toezichthouders. 13 juni 2018 Handhavingsrisico s Omgaan met externe toezichthouders 13 juni 2018 1 Code Pensioenfondsen Vertrouwen van de belanghebbenden in het bijzonder en de maatschappij in het algemeen in het goed beheren van

Nadere informatie

Kluwer Online Research Bedrijfsjuridische berichten Verruiming van de zorgplicht en werkgeversaansprakelijkheid

Kluwer Online Research Bedrijfsjuridische berichten Verruiming van de zorgplicht en werkgeversaansprakelijkheid Bedrijfsjuridische berichten Verruiming van de zorgplicht en werkgeversaansprakelijkheid Auteur: Mr. T.L.C.W. Noordoven[1] Hoge Raad 23 maart 2012, JAR 2012/110 1.Inleiding Maakt het vanuit het oogpunt

Nadere informatie

Aansprakelijkheid van leidinggevenden

Aansprakelijkheid van leidinggevenden Aansprakelijkheid van leidinggevenden naarprivaatrechtelijke, strafrechtelijke en bestuursrechtelijke maatstaven Mr. S.N. devalk Kluwer - Deventer - 2009 Inhoud Woord vooraf Körte inhoudsopgave Uitgebreide

Nadere informatie

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer: 3758-32 Betreft zaak: Tariefstructuur Arbodiensten Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot nietontvankelijkheidsverklaring

Nadere informatie

mr Jack Blom 13-09-2011 Functioneel Parket De juiste zaken goed doen

mr Jack Blom 13-09-2011 Functioneel Parket De juiste zaken goed doen mr Jack Blom 13-09-2011 Functioneel Parket De juiste zaken goed doen Wabo Wet algemene bepalingen omgevingsrecht Indeling Inwerkingtreding Doel Vraag -Strafrechtelijk -Bestuursrechtelijk Conclusie Toekomst

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 7130/214 Betreft zaak: taxivervoer IJsselsteden de heer C Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel

Nadere informatie

Artikelen en publicaties mr. G.P. Roth

Artikelen en publicaties mr. G.P. Roth Artikelen en publicaties mr. G.P. Roth 2014 1. Ondernemingsrecht 2014/10-11 De toetsing van bestuurders en commissarissen door de AFM en DNB 2. Lezing voor Vereniging voor Pensioenrecht Grenzen aan de

Nadere informatie

De ongrijpbare(n) gegrepen

De ongrijpbare(n) gegrepen De ongrijpbare(n) gegrepen Beschouwing over de strafrechtelijke aansprakelijkheid van de natuurlijke persoon achter de rechtspersoon. - Een interne rechtsvergelijking tussen feitelijk leidinggeven in de

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 7131/221 Betreft zaak: taxivervoer Rijnmond de heer E Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel

Nadere informatie

Garantie tegen dubbele vervolging?

Garantie tegen dubbele vervolging? Garantie tegen dubbele vervolging? Een onderzoek naar de uitwerking van het ne bis in idem-beginsel in geval van vervolging van een kleine rechtspersoon en zijn feitelijke leidinggever Marjolein Dijkhoff

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2016:2348

ECLI:NL:RVS:2016:2348 ECLI:NL:RVS:2016:2348 Instantie Raad van State Datum uitspraak 31-08-2016 Datum publicatie 31-08-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201506454/1/A3 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

Bestuurlijke boete voor accountant en belastingadviseur

Bestuurlijke boete voor accountant en belastingadviseur Bestuurlijke boete voor accountant en belastingadviseur Sinds 1 juli 2009 kan de Belastingdienst ook een bestuurlijke boete opleggen aan de accountant en belastingadviseur. Een belangrijke uitbreiding

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2016 2017 34 506 Voorstel van wet van het lid Van Laar houdende de invoering van een zorgplicht ter voorkoming van de levering van goederen en diensten die

Nadere informatie

BOETEBELEIDSREGELS WET KINDEROPVANG EN KWALITEITSEISEN PEUTERSPEELZALEN GEMEENTE WESTVOORNE

BOETEBELEIDSREGELS WET KINDEROPVANG EN KWALITEITSEISEN PEUTERSPEELZALEN GEMEENTE WESTVOORNE BOETEBELEIDSREGELS WET KINDEROPVANG EN KWALITEITSEISEN PEUTERSPEELZALEN GEMEENTE WESTVOORNE Bijlage 2 bij Toezicht en Handhavingsbeleid kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen gemeente Westvoorne IZ/OWO

Nadere informatie

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken parketnummer : 20.001938.96 uitspraakdatum : 29 april 1997 verstek dip GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

Regeling bestuurlijke boete Wet basisregistratie personen gemeente Haaren 2018'.

Regeling bestuurlijke boete Wet basisregistratie personen gemeente Haaren 2018'. CVDR Officiële uitgave van Haaren. Nr. CVDR617458_1 20 december 2018 Regeling bestuurlijke boete Wet basisregistratie personen gemeente Haaren 2018 Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK MigratieWeb ve07000557 200606955/1. Datum uitspraak: 21 maart 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: vennootschap onder firma A., gevestigd te Honselersdijk, appellante, tegen

Nadere informatie

Opinie inzake Voorzieningenrechter Rechtbank Utrecht 17 augustus 2007, LJN: BB1867 (Sint Antonius Ziekenhuis)

Opinie inzake Voorzieningenrechter Rechtbank Utrecht 17 augustus 2007, LJN: BB1867 (Sint Antonius Ziekenhuis) Opinie inzake Voorzieningenrechter Rechtbank Utrecht 17 augustus 2007, LJN: BB1867 (Sint Antonius Ziekenhuis) mr. J.C. (Kees) van de Water, KW Legal, juli 2008 Aan de orde in onderhavige zaak is (mede)

Nadere informatie

Uitspraak /1/A3

Uitspraak /1/A3 Uitspraak 201707842/1/A3 Datum van uitspraak: woensdag 22 augustus 2018 Tegen: het college van burgemeester en wethouders van Den Haag Proceduresoort: Hoger beroep Rechtsgebied: Boete ECLI: ECLI:NL:RVS:2018:2782

Nadere informatie

Schoordijk Instituut. Centrum voor wetgevingsvraagstukken. M.M. van Toorenburg. Medeplegen. W.E.J. Tjeenk Willink 1998 Deventer

Schoordijk Instituut. Centrum voor wetgevingsvraagstukken. M.M. van Toorenburg. Medeplegen. W.E.J. Tjeenk Willink 1998 Deventer Schoordijk Instituut Centrum voor wetgevingsvraagstukken M.M. van Toorenburg Medeplegen W.E.J. Tjeenk Willink 1998 Deventer Gebruikte afkortingen XIII HOOFDSTUK 1 1 Doelstelling, afbakening en opzet van

Nadere informatie

I n z a k e: T e g e n:

I n z a k e: T e g e n: HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Datum : 1 juni 2018 Zaaknr. : 18/01151 VERWEERSCHRIFT MET VOORWAARDELIJK INCIDENTEEL CASSATIEBEROEP I n z a k e: 1 Stichting SDB Gevestigd te Stichtse Vecht 2 Stichting Euribar

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Voorwoord. xiii. Lijst van afkortingen. Verkort aangehaalde werken

Inhoudsopgave. Voorwoord. xiii. Lijst van afkortingen. Verkort aangehaalde werken Voorwoord Lijst van afkortingen Verkort aangehaalde werken v xiii xv 1 Inleiding 1 1.1 De Nederlandse strafwetgeving 1 1.2 Ongeschreven recht, verdragsrecht, supranationaal recht 3 1.3 Het Wetboek van

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2011:BU4606

ECLI:NL:RVS:2011:BU4606 ECLI:NL:RVS:2011:BU4606 Instantie Raad van State Datum uitspraak 16-11-2011 Datum publicatie 16-11-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201102253/1/H3 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

LEI Plagiaat ongegrond

LEI Plagiaat ongegrond CASUS WETENSCHAPPELIJKE INTEGRITEIT 2016 LEI Plagiaat ongegrond Universiteit Leiden 1. Onderwerp van de klacht Plagiaat 2. Advies van de Commissie Wetenschappelijke Integriteit 25 mei 2016 De Commissie

Nadere informatie

Onder Professoren. Aansprakelijkheid van bestuurders. 14 april 2015 VAAN Utrecht. prof. mr. Claartje Bulten

Onder Professoren. Aansprakelijkheid van bestuurders. 14 april 2015 VAAN Utrecht. prof. mr. Claartje Bulten Onder Professoren Aansprakelijkheid van bestuurders 14 april 2015 VAAN Utrecht prof. mr. Claartje Bulten Aansprakelijkheid van bestuurders Onderwerpen Interne aansprakelijkheid Externe aansprakelijkheid

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK MigratieWeb ve07001320 200700456/1. Datum uitspraak: 11 juli 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: vennootschap onder firma Chinees Japans Specialiteitenrestaurant A., gevestigd

Nadere informatie

Besluit van de Autoriteit Consument en Markt als bedoeld in artikel 56, aanhef en onder a, en artikel 89 van de Mededingingswet. 1 Inleiding...

Besluit van de Autoriteit Consument en Markt als bedoeld in artikel 56, aanhef en onder a, en artikel 89 van de Mededingingswet. 1 Inleiding... Ons kenmerk: Zaaknummer: 14.0705.27 Datum: ACM/DJZ/2015/203323_OV Besluit van de Autoriteit Consument en Markt als bedoeld in artikel 56, aanhef en onder a, en artikel 89 van de Mededingingswet. Inhoudsopgave

Nadere informatie

Handhaving van handel met voorwetenschap

Handhaving van handel met voorwetenschap Handhaving van handel met voorwetenschap Een onderzoek naar de wenselijkheid van het naast elkaar bestaan van bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving van handel met voorwetenschap onder Verordening

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2017:3403

ECLI:NL:RBGEL:2017:3403 ECLI:NL:RBGEL:2017:3403 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 30-06-2017 Datum publicatie 27-07-2017 Zaaknummer AWB - 15 _ 7758 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

Sluitingsbeleid ex artikel 13b Opiumwet

Sluitingsbeleid ex artikel 13b Opiumwet Sluitingsbeleid ex artikel 13b Opiumwet Juridisch kader Op basis van de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet is het verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst I en lijst II, dan wel

Nadere informatie

Pagina 1/7. Besluit Openbare versie. Ons kenmerk: CA/NB/867/64 Zaaknummer: 867 Datum: 20 juni 2013

Pagina 1/7. Besluit Openbare versie. Ons kenmerk: CA/NB/867/64 Zaaknummer: 867 Datum: 20 juni 2013 Ons kenmerk: CA/NB/867/64 Zaaknummer: 867 Datum: 20 juni 2013 Besluit van de Autoriteit Consument en Markt op de bezwaren van Hotel Group International C.V. en de heer [X] tegen het besluit van de Consumentenautoriteit

Nadere informatie

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 ... No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 Bij Kabinetsmissive van 18 juni 2012, no.12.001344, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering

Nadere informatie

ALGEMENE WET BESTUURSRECHT

ALGEMENE WET BESTUURSRECHT ALGEMENE WET BESTUURSRECHT Besluitvorming Toezicht Sancties Rechtsgebied bestuursrecht oktober 2011 Rechtsgebied bestuursrecht Verhoudingen tussen bestuursorgaan/belanghebbende - stelt het bestuur is staat

Nadere informatie

BESLUIT. 3. De Raad heeft wegens de hiervoor in randnummer 1 genoemde overtreding aan Bouwbedrijf P. Moll B.V. een boete opgelegd.

BESLUIT. 3. De Raad heeft wegens de hiervoor in randnummer 1 genoemde overtreding aan Bouwbedrijf P. Moll B.V. een boete opgelegd. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3938_650/35 Betreft zaak: B&U-sector / Beheermaatschappij P. Moll Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2013:2805

ECLI:NL:CRVB:2013:2805 ECLI:NL:CRVB:2013:2805 Instantie Datum uitspraak 11-12-2013 Datum publicatie 20-01-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 12-4576 WW Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

Amsterdam, 10 augustus Betreft: Herziening Wet bekostiging financieel toezicht Geachte heer, mevrouw,

Amsterdam, 10 augustus Betreft: Herziening Wet bekostiging financieel toezicht Geachte heer, mevrouw, Amsterdam, 10 augustus 2017 Betreft: Herziening Wet bekostiging financieel toezicht 2019 Geachte heer, mevrouw, Namens de Vereniging voor Vermogensbeheerders & Adviseurs (hierna: VV&A ) maken wij gaarne

Nadere informatie

Masterclass Toezicht op en in de financiële sector

Masterclass Toezicht op en in de financiële sector Masterclass Toezicht op en in de financiële sector ALGEMEEN KADER BESTUURSRECHT PROFMR LODEWIJK ROGIER 19 MAART 2019 1 BESTUURSRECHT 2 BESTUURLIJKE HANDHAVING 3 BESTUURSRECHTELIJK HANDHAVINGSKADER 4 TOEZICHT

Nadere informatie

BESLUIT. 4. Tegen het bestreden besluit heeft M.E. Steneker (hierna: bezwaarmaker) tijdig bezwaar aangetekend bij brief van 3 augustus 2006.

BESLUIT. 4. Tegen het bestreden besluit heeft M.E. Steneker (hierna: bezwaarmaker) tijdig bezwaar aangetekend bij brief van 3 augustus 2006. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3938_277/44 Betreft zaak: B&U-sector / Bouwbedrijf Steneker Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren gericht

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 200607461/1. Datum uitspraak: 11 juli 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: vennootschap onder firma appellante,, gevestigd te tegen de uitspraak in zaak nos.

Nadere informatie

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stein;

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stein; Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stein; Gelet op artikel 18a van de Participatiewet, artikel 20a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze

Nadere informatie

Richtlijn voor strafvordering Arbeidsomstandighedenwet 1998

Richtlijn voor strafvordering Arbeidsomstandighedenwet 1998 JU Richtlijn voor strafvordering Arbeidsomstandighedenwet 1998 Categorie: Strafvordering Rechtskarakter: Aanwijzing i.d.z.v. artikel 130 lid 4 Wet RO Afzender: College van procureurs-generaal Adressaat:

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 086 Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en het Wetboek van Strafrecht in verband met strafbaarstelling van zeer gevaarlijk rijgedrag en verhoging

Nadere informatie

Reactie consultatietekst Regeling vakbekwaamheid medewerkers beleggingsondernemingen Wft

Reactie consultatietekst Regeling vakbekwaamheid medewerkers beleggingsondernemingen Wft Reactie consultatietekst Regeling vakbekwaamheid medewerkers beleggingsondernemingen Wft De Vereniging van Vermogensbeheerders & Adviseurs (hierna: VV&A ) maakt graag van de gelegenheid gebruik om te reageren

Nadere informatie

Enkele achtergronden bij de beslissing om geen onderzoek in te stellen tegen Jorge Zorreguieta. Voorgeschiedenis. Aangifte 2001

Enkele achtergronden bij de beslissing om geen onderzoek in te stellen tegen Jorge Zorreguieta. Voorgeschiedenis. Aangifte 2001 Enkele achtergronden bij de beslissing om geen onderzoek in te stellen tegen Jorge Zorreguieta Voorgeschiedenis Aangifte 2001 Eerder werd aangifte gedaan tegen Jorge Zorreguieta in 2001 ter zake van foltering

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDOR:2010:BO7430

ECLI:NL:RBDOR:2010:BO7430 ECLI:NL:RBDOR:2010:BO7430 Instantie Rechtbank Dordrecht Datum uitspraak 29-11-2010 Datum publicatie 15-12-2010 Zaaknummer 10/1272 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

U I T S P R A A K

U I T S P R A A K U I T S P R A A K 1 4-1 0 4 van het College van beroep voor de examens van de Universiteit Leiden inzake het beroep van [naam en woonplaats], appellante tegen [naam], verweerder 1. Ontstaan en loop van

Nadere informatie

1. Verloop van de procedure

1. Verloop van de procedure Besluit van de Consumentenautoriteit op de bezwaren van Mikro-Electro B.V. tegen het besluit van de Consumentenautoriteit van 26 mei 2011, met kenmerk CA/NCB/560/18. 1. Verloop van de procedure 1. Bij

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2016:7784

ECLI:NL:GHARL:2016:7784 ECLI:NL:GHARL:2016:7784 Instantie Datum uitspraak 27-09-2016 Datum publicatie 28-09-2016 Zaaknummer 200.137.907/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580 ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 22-02-2011 Datum publicatie 06-05-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie AWB 10-504 AOW Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2017:130. Uitspraak. Permanente link:

ECLI:NL:HR:2017:130. Uitspraak. Permanente link: ECLI:NL:HR:2017:130 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ecli:nl:hr:2017:130 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 10 02 2017 Datum publicatie 10 02 2017 Zaaknummer 16/02729 Formele

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 79 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 79 van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 1528/896 Betreft zaak: Wegener - [leidinggevende A] Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 79

Nadere informatie

3. Middelharnis heeft op 5 november 2004 aangegeven gebruik te willen maken van de versnelde procedure in de GWW-sector. 2

3. Middelharnis heeft op 5 november 2004 aangegeven gebruik te willen maken van de versnelde procedure in de GWW-sector. 2 Advies in zaak 4363, Dijkers Middelharnis B.V. Subcommissie van de Adviescommissie bezwaarschriften Mededingingswet bestaande uit: prof. mr J.H. Jans (voorzitter), mr drs. R.C. van Houten, prof. dr J.A.H.

Nadere informatie

Leegstandverordening Maassluis 2017.

Leegstandverordening Maassluis 2017. De raad van de gemeente - Maassluis-, gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 9 mei 2017 gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2 van de Leegstandwet; overwegende

Nadere informatie

Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nederlandse Mededingingsautoriteit Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3938_348/86 Betreft zaak: B&U-sector / Bosch Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren gericht tegen het

Nadere informatie

Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen

Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen Memo Van prof. Mr. Ch.P.A. Geppaart Onderwerp Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen 1. Via het hoofd van de afdeling Directe belastingen van het Ministerie van Financiën ontving ik Uw

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Beleidslijn sanctiemaatregelen vaste boekenprijs 2011

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Beleidslijn sanctiemaatregelen vaste boekenprijs 2011 STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 11423 30 juni 2011 Beleidslijn sanctiemaatregelen vaste boekenprijs 2011 Inleiding Algemeen De Wet op de vaste boekenprijs

Nadere informatie

Besluit van de Autoriteit Consument en Markt als bedoeld in artikel 56, aanhef en onder a, en artikel 89 van de Mededingingswet. 1 Inleiding...

Besluit van de Autoriteit Consument en Markt als bedoeld in artikel 56, aanhef en onder a, en artikel 89 van de Mededingingswet. 1 Inleiding... Ons kenmerk: Zaaknummer: 14.0705.27 Datum: ACM/DJZ/2015/203328_OV van de Autoriteit Consument en Markt als bedoeld in artikel 56, aanhef en onder a, en artikel 89 van de Mededingingswet. Inhoudsopgave

Nadere informatie

6. Bij brief van 22 oktober 2001 heeft Vebega de gronden van haar bezwaarschrift op het punt van de ontvankelijkheid aangevuld.

6. Bij brief van 22 oktober 2001 heeft Vebega de gronden van haar bezwaarschrift op het punt van de ontvankelijkheid aangevuld. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit op het bezwaar gericht tegen de beslissing van 4 september 2001, kenmerk 2269-95.F.049. Zaaknummer 2705-19/ Vebega I.

Nadere informatie

1. Verloop van de procedure

1. Verloop van de procedure Besluit van de Consumentenautoriteit op de bezwaren van Scheer & Foppen Elektro Speciaalzaken B.V. tegen het besluit van de Consumentenautoriteit van 26 mei 2011, met kenmerk CA/NCB/559/19. 1. Verloop

Nadere informatie

Integraal Handhavingsbeleidsplan De Ronde Venen, 26 september 2012. Bijlage VI Toelichting op de bestuursrechtelijke sanctiemiddelen

Integraal Handhavingsbeleidsplan De Ronde Venen, 26 september 2012. Bijlage VI Toelichting op de bestuursrechtelijke sanctiemiddelen Bijlage VI Toelichting op de bestuursrechtelijke sanctiemiddelen 76 Bestuursrechtelijke sanctiemiddelen De gemeente De Ronde Venen kan tegen overtreders met meerdere verschillende sanctiemiddelen, al dan

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO3296

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO3296 ECLI:NL:GHLEE:2010:BO3296 Instantie Datum uitspraak 05-11-2010 Datum publicatie 08-11-2010 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-000669-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 896 Wijziging van artikel 18b van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag in verband met het verduidelijken van het rechtsvermoeden van

Nadere informatie