bouwkuipen en (parkeer)kelders

Transcriptie

1 CONTROLEPLAN bouwkuipen en (parkeer)kelders Inhoud Over dit controleplan A Organisatie P2 B Techniek P6 C Inspectielijst P8 Er wordt tegenwoordig bijna geen winkelcentrum of kantoor meer ontwikkeld zonder een parkeergarage. En hoewel er voor het winkelgedeelte of kantoorgebouw soms geen discussie is over de constructie, geeft het ontwerpen van een parkeergarage nog veel mogelijkheden. En in de praktijk: soms veel problemen. Vaak is de kelder net voor de oplevering droog genoeg om een belijning aan te kunnen brengen en wordt men geconfronteerd met lekkages door de ondervloer of door een damwand. Goede raad is dan duur. Dit controleplan geeft inzicht in de mogelijkheden voor opdrachtgevers en ontwerpers om tot een verantwoorde keuze te kunnen komen. pagina 1-10

2 A Organisatie Inhoudsopgave I. ONTWERP II. FINANCIËN III. REGELGEVING IV. ORGANISATIE 1. Locatie 1. Afdekken financiële risico s 1. CUR richtlijnen 1. Kadastrale uitzetting 2. Fundatiekeuze 2. Meer- en minderwerk 2. Grondwater-vergunningen 2. KLIC-melding 3. Open of gesloten garage 3. Onderwaterbeton 3. Waterontrekking 4. Afwerkingen 4. V&G-plannen 4. Werkplannen 5. Toegang 5. Omgeving 6. Parkeerbeheersysteem 6. Risicomanagement 7. Opslagruimten 7. Monitoring 8. Risico-inventarisatie 8. Expertise 9. Inklinking 9. Ontwerpstadium 10. Scheurvorming 11. Wanden 12. Poldergarage I. Ontwerp INLEIDING - Bij het opstellen van een PVE door de opdrachtgever, zal men met betrekking tot de parkeergarage zich veelal beperken tot de functionaliteit van de garage. Dat een kelder waterdicht moet zijn wordt soms automatisch aangenomen, en terecht natuurlijk. De laatste jaren is echter ervaring opgedaan met de zogenaamde poldergarage; deze heeft een normale bestrating als bodembedekking, dus niet waterdicht. Een poldergarage kost wel meer voorbereidingstijd maar is beduidend goedkoper in de bouwkosten. Het is goed dat er ook aandacht wordt geschonken aan bepaalde technische eisen. 1. Locatie: de plaats waar de parkeerkelder wordt gerealiseerd geeft al informatie over de grondwaterstanden. Het is meestal op voorhand al duidelijk of de laagste vloer onder het grondwaterniveau komt of erboven. Als deze vloer onder dit niveau gemaakt moet worden, dan zijn er een aantal technische oplossingen mogelijk, die alleen door deskundigen kunnen worden beoordeeld. Dit kan inhouden dat pas na het maken van een definitieve keuze randvoorwaarden in een PvE kunnen worden opgenomen. 2. Fundatiekeuze: de wijze van funderen is bepalend voor de kosten van de kelder. Als uiteindelijk blijkt dat het toepassen van onderwaterbeton de meest economische wijze van funderen is, in combinatie met palen, tijdelijke of definitieve damwanden, tijdelijke of permanente bemaling, dan pas kan een raming van de kosten worden gemaakt. De opdrachtgever moet op dat moment een keuze hebben. Als blijkt dat de kosten te hoog uitvallen, dan moet hij nog kunnen wijzigen en in het uiterste geval kunnen afzien van het plan. Dit pleit voor een gefaseerde opdracht aan architect en constructeur, waarbij een quick scan van de uitvoeringsmogelijkheden het besluitvormingsproces ten goede kan komen. 3. Open of gesloten garage: voor zover een keuze mogelijk is, is het goed om te weten dat hier consequenties aan verbonden zijn. Bij een gesloten garage, dat wil zeggen zonder contact met de buitenlucht, zijn installaties nodig zoals gas- en CO2-detectie, luchttoevoer en afvoerinstallaties, alarmeringssystemen, enz. Bij een open garage kan men met minder installaties volstaan, maar kan hinder van uitlaatgassen voor hoger gelegen bouwlagen een item zijn. 4. Afwerkingen: de opdrachtgever kan in het PvE-stadium wel reeds nadenken over de vloerafwerking (wel of geen coating), de wandafwerkingen (wel of geen schilderwerk) en het verlichtingsniveau (voor visuele veiligheid: 1000 lux). De afwerking van de hellingbanen kan worden aangegeven. Voor de belijning kunnen voorwaarden worden pagina 2-10

3 aangegeven. Exploitanten kunnen ook voorwaarden stellen aan de belevingswaarde van de garage. 5. Toegang: ook hier zijn keuzes te maken. Dient de garage hermetisch afgesloten te zijn voor personen die niets te zoeken hebben in de garage, of kan de garage een opener karakter krijgen. Moet de garage alleen 's nachts afgesloten zijn (slagboom of speedgate)? Dient er ook toegang (en beschermde plaatsen) te zijn voor fietsers, brommers, motoren, en, last but not least, scootmobielen? Wellicht dat er dan een aparte toegang geregeld moet worden. Denk bij de laatste categorie overigens ook aan een mogelijkheid voor het plaatsen en aansluiten van oplaadstations. 6. Parkeerbeheersysteem: in het PvE dient al te worden aangegeven hoe men het toekomstige gebruik van de garage ziet. Als er gereserveerde plaatsen beschikbaar zijn voor bewoners van het erboven gebouwde complex, dan is dit eenvoudiger te vertalen dan wanneer de garage ook nog een publieksfunctie krijgt. Gaat er met abonnementen gewerkt worden of krijgt iedere bewoner een pasje. Soms gaat het beheer van de garage over naar een andere partij, bijvoorbeeld de gemeente. Denk ook aan de mogelijkheid van aansluiting op het gemeentelijk parkeerverwijssysteem. 7. Opslagruimten: een parkeergarage zal dagelijks, dan wel wekelijks moeten worden onderhouden. Denk hierbij aan het schoonmaken van rijbanen, hellingbanen en goten. Als er schoonmaakmachines voor worden ingezet, dan dient er een opslagruimte te worden gecreëerd waar deze machines kunnen worden gestald, eventueel worden opgeladen en worden gevuld (met water). 8. Risico-inventarisatie: de meest voorkomende technische risico's tijdens het realiseren van een bouwkuip of kelder zijn: trillingshinder naar belendingen bij het inbrengen of trekken van wandelementen, water- en gronddichtheid bouwput, het niet op diepte kunnen brengen van wandelementen, veiligheidsrisico's, obstakels, zakking in de omgeving, risico's met betrekking tot levensduur en onderhoud en geluidshinder. Denk echter ook aan risico's tijdens de exploitatiefase, zoals wateroverlast tijdens hoosbuien en brand. 9. Inklinking: bij de realisatie van een bouwkuip, zeker bij het toepassen van damwanden, is er per definitie sprake van inklinking van de grond in de directe nabijheid. Het gaat soms om aanzienlijke zettingen die van invloed kunnen zijn op belendingen. In het ontwerpstadium dient hier terdege aandacht aan te worden geschonken. Met name bij het trekken van de damwanden kan schade ontstaan binnen de directe omgeving. 10. Scheurvorming in vloeren: beton zal tijdens de verharding altijd "scheuren'. Het doel dient dan ook niet zo zeer het voorkomen ervan te zijn, maar het beheersen. Hiertoe zijn er een aantal aanbevelingen: a. de constructieve vloer kan direct op de onderwaterbetonvloer worden gestort; b. koelen van de constructieve vloer kan een nuttige maatregel zijn om scheurvorming te beperken; c. het toepassen van 'scheurwijdte beperkende wapening'; d. in de herfst en winter gestorte vloeren kennen aanmerkelijk minder scheuren dan in de lente en zomer gestorte vloeren; e. vooraf vaststellen aantal m2 te storten oppervlak in verband met krimp; f. het toepassen van een betonmengsel met geringe krimp en treksterkte, bijvoorbeeld door uit te gaan van een druksterkte na 91 dagen in plaats van 28 dagen. 11. Wanden: bij de keuze tussen damwanden, diepwanden en een boorpalenwand moet worden onderzocht in hoeverre deze wanden waterdicht dienen te zijn. Over het algemeen zijn boorpalenwanden niet waterdicht als zich daarachter zand bevindt. Een damwand als definitieve wand van bijvoorbeeld een parkeergarage is moeilijk waterdicht te krijgen. Men kan de naden aflassen aan de binnenzijde, maar ter dikte van de vloer is dit al een probleem. Vooropgesteld dat de damwanden netjes "in het slot" blijven zitten tijdens het aanbrengen. Bij het inbrengen van damwanden zijn veel variaties mogelijk, bijvoorbeeld trillen, al of niet met water, hoog frequent trillen, drukken, heien, al of niet met voorboren. 12. Poldergarage: het kan kostentechnisch zeer interessant zijn om geen waterdichte 'bak' te maken, maar een poldergarage. Men dient zich te realiseren dat het maken van poldergarages een relatief nieuw begrip is en dat niet alle plaatselijke overheden voldoende kennis en/of regelgeving in huis hebben. Voor meer informatie over het principe van een poldergarage verwijzen wij u naar het internet. pagina 3-10

4 II. Financiën INLEIDING - Ondergronds bouwen brengt extra risico's met zich mee die ook financiële gevolgen kunnen hebben. Een risicoanalyse waarin de risico's benoemd worden en de keuzes zijn aangegeven is één, aangeven wie de risico's draagt (en daar financieel wat tegenover zet) is echter ook belangrijk. 1. Afdekken financiële risico's: risico's - zoals hierboven genoemd onder punt AI-8 en verderop bij B-6 - zijn belangrijk om te onderkennen. Maak een afweging in maatregelen die genomen worden om de risico's aanvaardbaar te maken, waarbij je technische, organisatorische en financiële aspecten betrekt. Geef ook aan waar de verantwoordelijkheid rust: constructeur of aannemer. 2. Meer- en minderwerk: zijn de risico's goed geïnventariseerd, dan kan een weloverwogen technisch ontwerp worden gerealiseerd. Men kan ervoor kiezen een aantal risico's te laten bestaan, omdat de kosten van het voorkomen van deze risico's te hoog zijn. Mocht er zich toch een probleem voordoen, dan zal dit in de vorm van meer- en minderwerk kunnen worden verrekend. Men kan bijvoorbeeld uitgaan van het aanbrengen van damwanden door middel van trillen, maar als blijkt dat dit problemen geeft, moet men onverwacht overgaan op drukken. Vooraf moeten afspraken gemaakt worden over de meerkosten. III. Regelgeving INLEIDING - De Europese regelgeving brengt met zich mee dat er een en ander verandert. De planning voorziet in 2010 in een Europese Norm, geldend voor geheel Europa, zonder landelijke bijlagen. Tot die tijd hebben we te maken met een veelheid van NEN-bladen die gehanteerd moeten worden bij het ontwerpen en uitvoeren van bouwkuipen. 1. CUR richtlijnen: naast normen zal ook gewerkt moeten worden met de CUR richtlijnen. Vooral omdat bijvoorbeeld de CUR 166 Damwanden wellicht tot normtekst zal worden verheven. We hebben het hier vooral over de constructie. 2. Grondwatervergunningen: zowel de provincie als het waterschap als gemeenten kunnen betrokken zijn bij de vergunningenprocedures voor het onttrekken en lozen van grondwater. a. Bij het ontrekken en infiltreren van grondwater geldt de grondwaterwet. Het bevoegd gezag is de provincie en de proceduretijd is 6 maanden. Per provincie kan een ander maximum worden gehanteerd voor de te onttrekken hoeveelheid. b. Voor het lozen op oppervlaktewater dient men zich te richten tot het waterschap. Men hanteert een proceduretijd van 4 tot 6 weken. c. Voor het lozen van grondwater op riolering heeft men te maken met de gemeente, ook hier kent men een proceduretijd van 4 tot 6 weken. d. Wil men grondwater lozen als oppervlaktewater, dan heeft men bovendien te maken met de Wet verontreiniging oppervlaktewater. Het waterschap hanteert hier een proceduretijd van 6 maanden. e. Gaat het tenslotte om bronnering, dan kan het waterschap besluiten dit te behandelen conform het lozingsbesluit. Hiervoor geldt een proceduretijd van 6 weken. 3. Onderwaterbeton: tot nu toe was scheurvorming in de betonvloer niet toegestaan. De nieuwe CUR-Aanbeveling 77 gaat uit van een andere ontwerpmethodiek die scheurvorming in de onderwaterbetonvloer toelaat. De vloer fungeert onder andere ook als werkvloer voor de constructieve vloer. De aannemer zal vooraf moeten aangeven of deze vloer waterdicht moet zijn of niet. Dit kan consequenties hebben voor de uitgangspunten van de berekening. 4. V&G-plannen: zowel in de ontwerpfase als in de uitvoeringsfase dient een V&G-plan te worden opgesteld. De V&G-plannen kunnen uitstekend een onderdeel vormen van het totale risicomanagement. Met name kunnen hier aspecten als maakbaarheid en de arborisico's in worden beschreven. Soms brengt een werkmethodiek grote risico's met zich mee voor de werknemers. Denk bijvoorbeeld aan onderwaterlassen en het controleren hiervan. pagina 4-10

5 IV. Organisatie INLEIDING Hoe ingewikkeld een bouwkuipconstructie ook kan zijn, soms is het slechts een tijdelijke constructie, bedoeld om binnen de kuip een gebouw te realiseren. Bij een tijdelijke constructie is de invloed van de opdrachtgever beduidend minder dan wanneer elementen onderdeel gaan uitmaken van het gebouw. Denk hierbij aan een onderwaterbetonvloer. De hieronder beschreven aandachtspunten zijn dan ook niet in alle gevallen relevant voor de opdrachtgever, maar meer voor de aannemer. 1. Kadastrale uitzetting: een belangrijk onderdeel van de bouwkuip of kelder is het aangeven van rooilijnen door de gemeente. Samen met de terreingrenzen kunnen vervolgens de verdere uitzettingen worden uitgevoerd. Ook het bouwpeil, gerelateerd aan NAP, kan hierbij worden aangegeven. 2. KLIC-melding: een melding bij het KLIC is een absolute voorwaarde. Zelfs dan kan nog worden overwogen om proefsleuven te graven, immers, de KLIC-melding is nooit 100% betrouwbaar 3. Wateronttrekking: partijen hebben zich reeds in de ontwerpfase op de hoogte gesteld van de huidige en maximale grondwaterstand en op basis van bekende proceduretijden al of niet de vergunningsprocedure in werking gezet. Met de vergunningverlener zijn afspraken gemaakt over de monsterneming van water tijdens de wateronttrekking. Er dienen sluitende afspraken gemaakt te worden om het uitvoeringsteam in de gelegenheid te stellen dit proces tot een goed einde te brengen. Ook dienen de uitgangspunten voor de stopzetting van bemalingen te worden vastgelegd, zodat geen ruimte is voor een eigen interpretatie. Bijvoorbeeld: de bronbemaling mag pas worden gestopt nadat de 1e verdiepingsvloer compleet is aangebracht. De keldervloer dient minimaal 28 dagen oud te zijn. 4. Werkplannen: dit onderdeel van het project vereist een gedegen werkplan van de aannemer waarin hij het gehele proces doorloopt tot en met de laatste bewerking. Naast de gebruikelijke projectgegevens dient dit werkplan minimaal het volgende te bevatten: a. tekeningenbehoefteschema b. tekeningenroulatieschema c. te bemonsteren onderdelen d. omschrijving werkzaamheden e. detailplanning f. uitwerking veiligheidsrisico's vanuit V&G-plan ontwerpfase g. risicoanalyse met uitwerking van de ontwerpfase h. risicoanalyse uitvoeringsfase met mogelijke oplossingen i. kwaliteitscontroles door de aannemer j. onderdelen die door derden moeten worden uitgewerkt om het werkplan compleet te maken k. monitoringsmaatregelen l. bereikbaarheid terrein en transport m. informatie buurt inclusief meldpunt voor klachten 5. Omgeving: niet alleen bij wateronttrekking maar ook bij het toepassen van damwanden is voorspelbaar dat dit consequenties heeft voor de omgeving. De partijen die betrokken zijn in de uitvoeringfase dienen op de hoogte te zijn van vooraf ingecalculeerde risico's, dan wel vooraf vastgestelde te nemen maatregelen. Denk daarbij aan monitoring: trillings- en zettingsmetingen. Ook de omgeving zelf heeft recht op informatie. Dit kan soms eenmalig, maar ook continu nodig zijn. 6. Risicomanagement: er zijn risicosystematieken in Nederland ontwikkeld, onder andere de Risman systematiek en GeoQ (vanuit de geotechniek). Via vaste stappen worden risico's geïdentificeerd en gekwantificeerd en komt men toe aan het aangeven van beheersmaatregelen. Men kan op basis van deze systematiek fase voor fase afwerken, tot en met de uitvoeringsfase. Hierbij is het belangrijk om te beseffen dat niet alle risico's zijn uit te sluiten. Er blijft altijd een restrisico. Ook is het belangrijk om te weten of bepaalde risico's zijn afgekocht, waarmee het risico bij de opdrachtnemer is komen te liggen, of dat risico's zijn ondergebracht bij een verzekering. Alle partijen kunnen op basis van deze wetenschap vaststellen op welke wijze zij omgaan met de risico's. pagina 5-10

6 7. Monitoring: onderdeel van het risicomanagement kan monitoring zijn. Dit kan ook als zelfstandig element worden toegepast. Bij monitoring denken we aan het volgen van effecten van beheersmaatregelen, controles vanuit een nulmeting, het plaatsen van scheurwijdtemeters, wekelijkse controle zakking of scheefstand belendingen, enz. Het continu dan wel regelmatig verrichten van metingen geeft partijen snel informatie en de mogelijkheid om snel in te grijpen. Maak duidelijke afspraken over de wijze van monitoring, wie dit uitvoert, wie geïnformeerd wordt en wie de kosten hiervan draagt. 8. Expertise: onderdeel van het proces kan een opname van belendende percelen zijn. Dit dient uiteraard tijdig te worden uitgevoerd en de originele rapportage dient bij een notaris te worden gedeponeerd. Het kan ook noodzakelijk zijn om bestratingen mee te nemen in de expertise, vaak is er sprake van zwaar transport van materieel en materiaal. Ook wordt aangeraden (een deel van) de expertise opnieuw te doen voordat een damwand getrokken gaat worden. 9. Ontwerpstadium: een bouwput is geen onderdeel dat kant-en-klaar ontworpen kan worden zonder de inbreng van de expertise van de specialisten (de bouwers). Heel vaak zien we dus dat de aannemer betrokken is bij de ontwerpfase. Voordat kan worden begonnen met de uitvoeringsfase, zullen partijen in de meeste gevallen de zaak willen formaliseren en ontstaat er een opdrachtgever/opdrachtnemer verhouding. De aannemer heeft bij deze betrokkenheid ook een verantwoordelijkheid ten aanzien van het risicomanagement. De opdrachtgever zal de aannemer dan ook aanspreken als er tijdens de uitvoeringsfase meerwerk ontstaat ten gevolge van nietvooraf besproken risico's. pagina 6-10

7 B Techniek Inhoudsopgave AANDACHTSPUNTEN 1. Rooilijnen en bouwpijl 2. Damwanden en diepwanden 3. Boorpalenwand 4. Boorgat 5. Trekpalen 6. Risico s 7. Lekkages betonvloeren 8. Betonmengsel 9. Planning CONTROLEPLAN BOUWKUIPEN EN (PARKEER)KELDERS Aandachtspunten INLEIDING - Zoals uit het voorafgaande duidelijk is geworden, zijn niet alle bouwkuipen of onderdelen van bouwkuipen, onderdeel van het toekomstige project. Een damwand kan een tijdelijk karakter hebben met als enige doel een bouwput droog te houden tijdens de bouwfase. In dat geval is de kwaliteitsmonitoring volledig in beheer van de aannemer, waar je als bouwbegeleider natuurlijk ook op toeziet. Vormt de damwand een wezenlijk onderdeel van bijvoorbeeld een parkeergarage, dan ligt de zaak anders. De bouwbegeleider die namens de opdrachtgever het werk begeleidt, in de vorm van directievoering en toezicht, is veel intensiever betrokken bij de kwaliteitsbewaking. 1. Rooilijnen en bouwpijl: de aangegeven rooilijnen moeten op een deugdelijke wijze worden beschermd tegen het kwijt raken. Als de bouwkuip is aangebracht, en men is zover dat de eerste stramienmaten moeten worden aangegeven, dan mag er geen twijfel bestaan over de zekerheid van deze aangegeven rooilijnen. Hetzelfde geldt voor de peilhoogte. Vaak geeft de gemeente een gemarkeerd punt in de directe nabijheid aan als NAP-eenheid. Het wordt aangeraden om het opgegeven peil te relateren aan het omliggende maaiveld. Fig. 1 Boorpalen 2. Damwanden en diepwanden: voor de uitvoering van deze wanden wordt verwezen naar de controleplannen Prefab damwanden en In de grond gevormde damwanden. Ook het controleplan Inrichten werkterrein geeft veel bruikbare informatie. Denk aan een (nieuwe) expertise vóór het trekken van de damwanden om zo helder in beeld te krijgen of er schade ontstaat bij het trekken. 3. Boorpalenwand: een boorpalenwand in een zandbodem zal als definitieve wand niet waterdicht zijn. Men kan een voorzetwand aanbrengen waarmee wel een waterdichte wand is te realiseren die bovendien visueel aanvaardbaar is. pagina 7-10

8 4. Boorgat: indien er gelegenheid is maak er dan gebruik van een boorgat, bijvoorbeeld ontstaan bij het nemen van een grondmonster, te benutten voor andere zaken. Denk hierbij aan het plaatsen van een peilbuis. 5. Trekpalen: in een bouwput waarbij onderwaterbeton wordt toegepast, is dus sprake van een hoge grondwaterstand. De palen hebben dus in de meeste gevallen een trekfunctie. Bij prefab palen kan men overwegen om de paalkoppen geribbeld uit te voeren waardoor het snellen van de paalkoppen niet meer nodig is. Uiteraard in overleg met de constructeur. 6. Risico's tijdens de uitvoering: de onderstaande risico's hebben met name een checklistfunctie. De bouwbegeleider kan op een snelle wijze nagaan of de risico's besproken en beoordeeld zijn of dat een of meerdere risico's nog aanwezig is (zijn) a. stabiliteit bouwputwand b. bezwijken van horizontale stempels c. falen van verankering (groutankers) d. openbarsten van de bouwputbodem (zwelwater, lekkage) e. obstakels in de ondergrond (keien, puin, explosieven) f. damwanden komen niet op diepte g. onvoldoende toleranties (scheefstand damwanden) h. aanvaren of aanrijden van de bouwkuip i. vervuiling van de ondergrond j. lekkage in de constructie (onderwaterbetonvloer, constructieve eindvloer) k. lekkage in de definitieve damwandsloten 7. Lekkages betonvloeren: niet altijd betekent een lekkage in de betonvloer van een parkeergarage dat er meteen geïnjecteerd moet worden. De algemene regel is dat scheuren van 0 tot 0,1mm niet 'watervoerend' zijn. Het kan zijn dat deze scheurtjes vanzelf dicht gaan zitten, bijvoorbeeld door kalkafzetting. We noemen dit 'self-healing' effect. Zijn ze groter dan 0,1mm dan is het raadzaam om een plan op te stellen voor het nader injecteren. Let daarbij op een goedkeuring van het injectiemiddel door Bouw- en Woningtoezicht. Sommige gemeente stellen eisen aan deze vloeistof in verband met bodemverontreiniging. 8. Betonmengsel: om scheurvorming tegen te gaan, kan men van de mogelijkheid gebruik maken om het betonmengsel aan te passen. Als is voorgeschreven dat er C 28/35 moet worden toegepast, dan wordt uitgegaan van een eindsterkte na 28 dagen. Als men zich kan vinden in een eindsterkte na 91 dagen, dan kan een mengsel hierop worden aangepast, bijvoorbeeld C 20/25. Het gevolg is een tragere uitharding waardoor de kans op scheuren kleiner is. Uiteraard is de hoofdconstructeur verantwoordelijk voor een uiteindelijke wijziging van het betonmengsel. 9. Planning: voor zover dit te sturen valt: in de winter gestorte vloeren kennen aanmerkelijk minder scheuren dan in de zomer gestorte vloeren. Uiteraard heeft dit alles te maken met de temperatuur. Een ander punt dat wellicht iets beter te sturen zal zijn, is het moment waarop de kelder droog gemaakt kan worden. Pas als een kelder geheel droog is, kunnen eventuele lekkages worden vastgesteld. Door dit vroegtijdig te doen, creëert men tijd voor het eventueel injecteren voor een oplevering. Handige internetsites: nl.wikipedia.org/wiki/bouwkuip: pagina op Wikipedia over bouwkuipen pagina 8-10

9 C Inspectielijst Project: Locatie: Opzichter: Inspectiedatum: Nr. Activiteit Akkoord Niet akkoord N.v.t. A. Administratief 1. Zijn de onderzoeksrapporten compleet (grond en bodem, waterhuishouding, sonderingen) 2. Zijn de adviezen compleet (fundatie, damwand, waterbeheersing) 3. Zijn de adviezen correct vertaald in contractstukken 4. Is een expertise belending en bestrating opgesteld 5. Is een CAR-verzekering afgesloten B. Voorbereiding 6. Zijn de tekeningen en berekeningen vervaardigd, ingediend en retour 7. Heeft een Klic-melding plaatgevonden 8. Is een risicoanalyse opgesteld en goedgekeurd 9. Is er een detailplanning opgesteld en goedgekeurd 10. Is de buurt geïnformeerd 11. Is een goede aan- en afvoerroute geregeld 12. Is onderhoud van deze route geregeld 13. Zijn er afspraken over monitoring 14. Zijn de invoerleidingen bekend van parkeerbeheerssysteem 15. Zijn de eventuele vergunningen aanwezig en zijn de voorwaarden hiervan bekend en besproken 16. Zijn aanstortnaden en dilataties besproken (waterdichtheid) 17. Is bekend wanneer een bronbemaling kan worden gestopt C. Uitvoering 18. Zijn partijen op de hoogte van de startbewerkingen 19. Zijn de aangevoerde damwandprofielen correct 20. Zijn de voorzieningen en noodvoorzieningen aanwezig 21. Worden stortnaden aangestraald 22. Zijn er afspraken over het vlinderen en het eventuele toeslagmiddel 23. Worden peilbuizen regelmatig gecontroleerd pagina 9-10

10 D. Nacontrole 24. Is een nieuwe expertise uitgevoerd vóór het trekken van damwanden 25. Bestaat de mogelijkheid om de kelder snel droog te krijgen 26. Wordt er vervolgens gemonitord of er lekkages aanwezig zijn 27. Worden hiervoor tijdig maatregelen getroffen Eventuele opmerkingen: pagina 10-10