Roliene Fluit S Privaatrechtelijke scriptie ter afronding van de master Rechtsgeleerdheid, accent Privaatrecht

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Roliene Fluit S760688. Privaatrechtelijke scriptie ter afronding van de master Rechtsgeleerdheid, accent Privaatrecht"

Transcriptie

1 Waarborgen van de rechtsgelijkheid en rechtszekerheid bij de rechterlijke toepassing van art. 6:101 BW Een jurisprudentie- en rechtseconomisch onderzoek binnen het kader van de aansprakelijkheid bij ongevallen met paarden Roliene Fluit S Privaatrechtelijke scriptie ter afronding van de master Rechtsgeleerdheid, accent Privaatrecht In het openbaar te verdedigen op 24 januari 2014 ten overstaan van de examencommissie van Tilburg Law School aan de Tilburg University mr. C.B.M.C. Zegveld en prof. mr. J.M. Barendrecht

2 Inhoudsopgave Inleiding... 3 Hoofdstuk 1 Eigen schuld van de benadeelde bij ongevallen met paarden Aansprakelijkheid bij ongevallen met paarden en de eigen schuld van de benadeelde Toepassing van de twee fasen-toets van art. 6:101 BW... 8 Hoofdstuk 2 Onderzoeksresultaten Causaal verband en toerekening Weging van de wederzijdse causaliteit Billijkheidscorrectie Hoofdstuk 3 Bereiken van rechtszekerheid door middel van vuistregels Oplossingen die worden aangedragen in de literatuur Ideaaltypische vuistregel Rechtseconomische analyse van de vuistregel Inleiding in de rechtseconomie met betrekking tot het ongevallenrecht De positieve economische analyse van de vuistregel bij ongevallen met paarden Conclusie en aanbeveling Literatuurlijst Bijlage Bijlage

3 Inleiding Waar er twee vechten, hebben er twee schuld. Dit gezegde heeft betrekking op het onderwerp van deze scriptie: het eigen schuld leerstuk. Schade ontstaat vrijwel altijd door een samenloop van omstandigheden, namelijk omstandigheden aan de zijde van de laedens en omstandigheden aan de zijde van de gelaedeerde. 1 Het eigen schuld leerstuk van art. 6:101 BW biedt de mogelijkheid deze schade naar rato van causaliteit te verdelen en daarmee recht te doen aan de werkelijkheid. Hoewel het leerstuk juist om deze realistische benadering wordt geroemd, heeft het ook de reputatie ongrijpbaar te zijn. 2 Onduidelijk is namelijk hoe de aan ieder toe te rekenen omstandigheden moeten worden gewogen om tot een causale verdeling te komen. 3 Daardoor wordt de toepassing van art. 6:101 BW in een concreet geval als buitengewoon moeilijk ervaren. 4 Spier komt in zijn onderzoek naar de toepassing van art. 6:101 BW bij verkeersongevallen zelfs tot de conclusie dat het leerstuk in de praktijk niet werkt: Zo de rechters zich al van de maatstaf van art. 6:101 BW bewust zijn, kunnen zij er klaarblijkelijk niet mee uit de voeten. De oplossingen waartoe de verschillende rechters in vergelijkbare zaken komen, lopen ver uiteen. Dat brengt mee dat de uitkomst van een geding een loterijkarakter heeft. 5 Ook Bouman bespreekt het gebrek aan rechtszekerheid en dan met name bij de billijkheidscorrectie. 6 Deze kritiek is bezwaarlijk, omdat hierdoor de indruk wordt gewekt dat bij de rechterlijke toepassing van art. 6:101 BW de beginselen rechtszekerheid en rechtsgelijkheid niet in acht worden genomen. 7 Dit is onwenselijk, temeer omdat de gelaedeerde niet de mogelijkheid heeft de aan de schadeverdeling ten grondslag liggende motivering door de Hoge Raad te laten controleren. 8 Deze beslissingen zijn immers gebaseerd op intuïtief inzicht en behoren daarmee tot het domein van de feitenrechter. 9 Met de combinatie van de in de literatuur geuite kritiek, het ontbreken van een toetsingsmogelijkheid en het belang dat de gelaedeerde heeft bij de hoogte van de (letsel)schadevergoeding, is de relevantie 1 Barendrecht 1997a, p Keirse 2003, p en Van Wassenaer van Catwijck en Jongeneel 1995, p. 25. Keirse verwijst naar meerdere auteurs die deze mening zijn toebedeeld o.a. Langemeijer, Janssen, Bloembergen en Spier. 3 Barendrecht 1997a, p Dit volgt zeer duidelijk uit het door Spier in 1997 uitgevoerde jurisprudentieonderzoek. 4 Barendrecht 1997a, p. 153 en Bouman 1997, p Spier 1997, p Bouman 1997, p Asser-Vranken 1995, nr Boonekamp (Schadevergoeding), art. 6: 101 BW, aant. 22.3, Spier 1997, p. 15 en 21, Barendrecht 1997a, p. 167, Kierse 2003, p. 240, HR 1 juni 1990, NJ 1990, 578 en HR 4 mei 2001, NJ 2002, 214 (conclusie A-G punt 14). 9 Terecht stelt Bouman dat het eigen schuld leerstuk bestaat uit een tweevoudige intuïtietoets, Bouman 1997, p

4 gegeven te onderzoeken of bij de toepassing van art. 6:101 BW één van de meest fundamentele principes van het recht wordt gewaarborgd, de rechtsgelijkheid. 10 Onder rechtsgelijkheid wordt verstaan, zoals gecodificeerd in art. 1 van de Grondwet, het gelijk behandelen van gelijke gevallen. Dit onderzoek, vormgegeven in een jurisprudentieonderzoek vindt plaats binnen het kader van de aansprakelijkheid van ongevallen met paarden. Voor deze afbakening is gekozen omdat bij ongevallen met paarden, waarbij de aansprakelijkheid is gevestigd op grond van art. 6:179 BW en art. 6:181 BW, in bijna alle gevallen een beroep wordt gedaan op de eigen schuld van het slachtoffer. Dit betekent dat er op dit punt veel jurisprudentie is die geanalyseerd kan worden. Tevens is voor deze afbakening gekozen omdat de omstandigheden die een rol hebben gespeeld bij het ontstaan van de schade (op het eerste oog) in grote lijnen gelijk zijn. Dit is belangrijk, want hierdoor kan overtuigend geconcludeerd worden of de rechtsgelijkheid wel of niet wordt gewaarborgd bij de rechterlijke toepassing van art. 6:101 BW bij ongevallen met paarden. Bij dit onderzoek is de volgende probleemstelling leidend: Welke problemen ten aanzien van de rechtsgelijkheid ondervindt de rechtspraktijk wanneer schadevergoedingen worden vastgesteld op grond van art. 6:101 BW voor de schade ontstaan door een ongeval met een paard? Welke oplossing wordt hiervoor in de literatuur aangedragen en wordt hiermee één van de doelstellingen van de rechtseconomie: het minimaliseren van de maatschappelijke ongevalskosten bereikt? Methodiek Ter beantwoording van deze probleemstelling wordt in het eerste hoofdstuk beschreven wanneer de bezitter of de bedrijfsmatige gebruiker van het paard op grond van art. 6:179 BW of art. 6:181 BW aansprakelijk is voor de schade veroorzaakt door zijn of haar paard. Vervolgens wordt beschreven op welke wijze de hieruit voortvloeiende vergoedingsplicht op basis van art. 6:101 BW kan worden verminderd. Tenslotte wordt in dit hoofdstuk uiteengezet hoe de twee fasen-toets van art. 6:101 BW, bestaande uit de weging van de wederzijdse causaliteit en de billijkheidscorrectie, volgens de Parlementaire Geschiedenis, rechtspraak en literatuur door de rechter gehanteerd moet worden. Laatstgenoemde uiteenzetting vormt de basis voor een schematisch overzicht waaraan rechterlijke uitspraken die betrekking hebben op ongevallen met paarden worden getoetst en welke dus als toetsingskader geldt. Dit toetsingskader is weergegeven in bijlage 2 van deze scriptie. Bij het selecteren 10 Asser-Vranken 1995, nr

5 van relevante uitspraken voor het jurisprudentieonderzoek zijn er twee criteria gehanteerd. Ten eerste moet de aansprakelijkheid zijn gevestigd op grond van art. 6:179 BW of art. 6:181 BW. 11 Ten tweede moet er door de laedens een beroep zijn gedaan op de eigen schuld van de benadeelde. In de databanken rechtspraak.nl, Kluwer Navigator en het Letselschademagazine is aan de hand van diverse zoektermen gezocht om zo veel mogelijk uitspraken te vinden, waardoor het jurisprudentieonderzoek als representatief kan worden gekwalificeerd. Voor de uitgewerkte versie van deze zoekstrategie met de bijbehorende resultaten verwijs ik naar bijlage 1 van deze scriptie. Uiteindelijk zijn er 23 uitspraken geselecteerd. Deze uitspraken zijn geanalyseerd aan de hand van het toetsingskader en de resultaten hiervan worden in hoofdstuk twee besproken. Allereerst wordt onderzocht of de rechter consistent heeft beoordeeld of identieke omstandigheden dezelfde invloed hebben gehad op de causale verdeling. Vervolgens wordt onderzocht of de rechter consistent is omgegaan met de omstandigheden bij de invulling en de uitkomst van de billijkheidscorrectie. Dit zal uiteindelijk tot de conclusie leiden of er een bepaalde mate van rechtszekerheid en rechtsgelijkheid aanwezig is bij de rechterlijke toepassing van art. 6:101 BW bij ongevallen met paarden. Om de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid te dienen wordt vanuit de literatuur aangedragen om vuistregels te ontwikkelen en te hanteren bij art. 6:101 BW. 12 Om de praktische gevolgen van de vuistregel te voorspellen wordt in hoofdstuk drie door middel van een rechtseconomische analyse onderzocht wat het effect op het gedrag van de actoren zal zijn als een vuistregel gehanteerd gaat worden bij art. 6:101 BW. Hierop voortbouwend wordt onderzocht hoe deze gedragswijziging zich verhoudt tot één van de rechtseconomische doelstellingen, namelijk het minimaliseren van de maatschappelijke ongevalskosten. In de conclusie van dit onderzoek wordt allereerst antwoord gegeven op de vragen uit de probleemstelling. Vervolgens wordt geconcludeerd of het gebruik van een vuistregel bij art. 6:101 BW bij ongevallen met paarden al dan niet aanbevolen moet worden. 11 Weliswaar is het ook mogelijkheid om de bezitter of de bedrijfsmatige gebruiker van het paard via de weg van art. 6:162 BW aansprakelijk te stellen, maar aangezien dit onderzoek zich richt op de risicoaansprakelijkheid, vallen die zaken buiten het bereik van het onderzoek. 12 Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-II*2009, nr. 119, Spier 1997, p , Bouman 1997, p , Barendrecht 1997a, p , Hoge Raad 25 oktober 2002, NJ 2004, 556 (Paardrijles)(m. nt. Hijma onder punt 7), Frenk 2006, p en Giesen & Rijken 2006, onder

6 Hoofdstuk 1 Eigen schuld van de benadeelde bij ongevallen met paarden Dit eerste hoofdstuk vormt de basis oftewel het vertrekpunt van het onderzoek. In paragraaf 1.1 wordt uitgewerkt wanneer de bezitter van het paard op grond van art. 6:179 BW aansprakelijkheid kan worden gesteld voor de door zijn of haar paard veroorzaakte schade. Tevens wordt in deze paragraaf ingegaan op de vraag hoe de hieruit voortvloeiende vergoedingsplicht door de eigen schuld van de benadeelde kan worden verminderd. In paragraaf 1.2 wordt uitgewerkt hoe de twee fasen-toets van art. 6:101 BW volgens de Parlementaire Geschiedenis, rechtspraak en literatuur door de rechter gehanteerd moet worden. 1.1 Aansprakelijkheid bij ongevallen met paarden en de eigen schuld van de benadeelde Risicoaansprakelijkheid Art. 6:179 BW stelt de bezitter van het dier aansprakelijk voor de door het dier aangerichte schade. Onder deze risicoaansprakelijkheid valt onder andere de schade die is veroorzaakt door een paard. Vergoeding van deze schade is ook mogelijk via de weg van art. 6:162 BW, maar in dat geval is de bewijslast veel zwaarder. 13 In de praktijk wordt dan ook praktisch altijd de weg van art. 6:179 BW bewandeld. De ratio van deze risicoaansprakelijkheid is het bieden van civiele bescherming tegen de eigen energie van het dier en het onberekenbare element dat in die energie ligt opgesloten. 14 De eerste voorwaarde voor aansprakelijkheid op grond van art. 6:179 BW is dat er tussen het paard dat de schade veroorzaakt en een persoon een verhouding van bezit moet bestaan (art. 3:107 BW). 15 De risicoaansprakelijkheid van de bezitter vervalt niet als hij krachtens een (paardrijles-)overeenkomst een paard aan iemand ter beschikking stelt. 16 Paarden worden vaak geleased; in die gevallen wordt de lessee de houder van het dier en niet de bezitter. Ook bij deze constructie blijft de bezitter dus aansprakelijk. 17 De aansprakelijkheid van de bezitter wordt (pas) verlegd als het paard wordt gebruikt in de uitoefening van een bedrijf. De risicoaansprakelijkheid wordt dan op grond van art. 6:181 BW overgenomen door de bedrijfsmatige gebruiker van het dier, hetgeen een natuurlijk persoon of een rechtspersoon kan zijn Giesen & Rijken 2006, onder Parl. Gesch. Boek 6, p Oldenhuis (Onrechtmatige Daad), art. 6:179 BW, aant. 15, Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-IV*2011, nr. 249 en Bauw 2008, p Parl. Gesch. Boek 6, p. 765, Spier 2012, nr. 125, HR 25 oktober 2002, NJ 2004, 556 (Paardrijles) en Hof Arnhem 17 februari 2004, LJN AQ6696 (Robbesom/Van Vliet). 17 Bauw 2008, p Het beleren van een paard wordt gekwalificeerd als gebruik in de zin van art. 6:181 BW, zie HR 1 april 2011, NJ 2011, 405 (Paard Loretta). Zie ook Rb. s-gravenhage 5 december 2012, LJN BY5997, Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-6

7 De tweede voorwaarde voor aansprakelijkheid op grond van art. 6:179 BW is dat de schade moet zijn ontstaan door een uiting van de eigen energie van het paard. Hiervan is geen sprake als het paard handelde als instrument van de persoon die hem bereed of leidde. 19 Een voorbeeld hiervan is een paard dat over de weg naar de wei wordt geleid en hierbij in botsing komt met een auto. De schade die hierdoor ontstaat aan de auto is niet ontstaan door een uiting van de eigen energie van het paard, het paard handelde immers in overeenstemming met hetgeen zijn begeleider van hem verlangde. 20 Uitingen van de eigen energie van het paard zijn onder andere: struikelen, schrikken en op hol slaan. 21 De risicoaansprakelijkheid wordt begrensd door de tenzij-clausule van art. 6:179 BW. 22 Dit betekent dat de bezitter niet aansprakelijk is voor de schadeveroorzakende gedraging indien hij naar de regels van de onrechtmatige daad niet aansprakelijk is. 23 Een voorbeeld daarvan is de waakhond die een indringer aanvalt, waarbij de bezitter een beroep op noodweer kan doen en conform art. 6:162 lid 2 BW niet aansprakelijk is voor de schade van de indringer. 24 Eigen schuld Eigen schuld van de benadeelde leidt tot een verminderde aansprakelijkheid van de aangesprokene en kan leiden tot een matiging of het geheel vervallen van diens schadevergoedingsplicht. 25 Art. 6:101 BW kan van toepassing zijn in alle gevallen waarin minimaal twee gebeurtenissen in causaal verband staan met de schade (art. 6:98 BW). 26 Hierin wordt onderscheiden een gebeurtenis waarvoor de aangesprokene aansprakelijk kan worden gesteld en een gebeurtenis die aan de benadeelde kan worden toegerekend. 27 Met de tweede gebeurtenis wordt gedoeld op de eigen schuld of de medeschuld van de benadeelde. 28 In de Toelichting Meijers is te lezen dat er sprake is van eigen schuld, wanneer IV*2011, nr. 230, Spier 2012, nr. 130, Bauw 2008, p , Verheij 2005, p. 132 en Oldenhuis (Onrechtmatige Daad), art. 6:179 BW, aant. 4 en Parl. Gesch. Boek 6, p. 763, Verheij 2005, p en Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-IV*2011, nr Gebaseerd op HR 23 februari 1990, NJ 1990, 365 (Zengerle/Blezer). 21 Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-IV*2011, nr. 250, Hulst 1991, p. 43 en Klaassen 2002, p Tenzij-clausule van art. 6:179 BW: tenzij aansprakelijkheid op grond van de vorige afdeling zou hebben ontbroken indien hij de gedraging van het dier waardoor de schade werd toegebracht, in zijn macht zou hebben gehad. 23 Parl. Gesch. Boek 6, p. 766, Hulst 1991, p. 34, Verheij 2005, p. 134 en Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-IV*2011, nr Parl. Gesch. Boek 6, p Parl. Gesch. Boek 6, p. 765, Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-II* 2009, nr. 109 en Keirse & Jongeneel 2013, p Waarbij de aanwezigheid van de risicoaansprakelijkheid gelijkgesteld wordt met een gebeurtenis die in de sfeer van de aangesprokene ligt. Zie Parl. Gesch. Boek 6, p. 352 en HR 7 maart 1980, NJ 1980, 353 (m. nt. G.J. Scholten). 27 Parl. Gesch. Boek 6, p. 351, Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-II* 2009, nr. 108 en Keirse & Jongeneel 2013, p Uitsluitend de term eigen schuld zal in dit onderzoek worden gebruikt, Boonekamp (Schadevergoeding), art. 6: 101 BW, aant. 2. 7

8 iemand zich anders gedraagt dan een redelijk mens onder de gegeven omstandigheden zou hebben gedaan. 29 Schuld is in deze context een aanduiding van een tekortschieten in de zorg voor eigen belangen. 30 Het vrijwillig berijden van een paard betekent niet dat de ruiter de daarmee gepaard gaande risico s heeft aanvaard en er dus automatisch sprake is van eigen schuld. 31 De hoofdregel van art. 6:101 BW is dat de vergoedingsplicht aan de zijde van de aangesprokene wordt verminderd door verdeling van de schade over de benadeelde en de aangesprokene, in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen. Het gedeelte dat bij de aangesprokene in mindering komt, blijft voor rekening van de benadeelde. Deze verdeling van de schade wordt de causale verdeling genoemd. 32 Als deze causale verdeling eenmaal is vastgesteld, maakt de billijkheidscorrectie afwijking van deze hoofdregel mogelijk indien de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten of andere omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven (slotzin art. 6:101 lid 1 BW) Toepassing van de twee fasen-toets van art. 6:101 BW Hierboven is reeds uiteengezet dat art. 6:101 BW een twee fasen-toets bevat, bestaande uit de causale verdeling gevolgd door de billijkheidscorrectie. In deze paragraaf wordt aan de hand van de literatuur, de Parlementaire Geschiedenis en jurisprudentie uitgewerkt hoe deze twee fasen-toets in de rechtspraktijk moet worden gehanteerd. Causale verdeling In de eerste fase van art. 6:101 BW, de causale verdeling, moet worden vastgesteld in welke mate de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen. In deze zuivere causaliteitsafweging mogen uitsluitend niet-normatieve omstandigheden worden meegewogen, hierbij 29 Ook gedragingen van zijn ondergeschikten en andere omstandigheden moeten aan de benadeelde worden toegerekend, die naar de opvattingen van het verkeer tot zijn risicosfeer behoren, Parl. Gesch. Boek 6, p. 351, Frenk 2006, p. 27, Keirse & Jongeneel 2013, p. 11 en 35 en HR 27 april 2001, LJN AB Parl. Gesch. Boek 6, p. 351, Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-II*2009, nr. 107 en Spier 1992, p HR 25 oktober 2002, NJ 2004, 556 (Paardrijles). 32 Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-II*2009, nr. 114, Keirse & Jongeneel 2013, p en Van Wassenaer van Catwijk & Jongeneel 1995, p Parl. Gesch. Boek 6, p. 352 en Keirse & Jongeneel 2013, p

9 spelen de mate van schuld en de ernst van de gemaakte fouten geen rol. 34 Deze fase is opgedeeld in drie stappen, welke de rechter achtereenvolgens langs dient te lopen: Ten eerste moet worden beoordeeld of de schade een gevolg is van een omstandigheid aan de zijde van de benadeelde. Aan de hand van de in art. 6:98 BW neergelegde toerekeningsleer dient beoordeeld te worden of er een causaal verband bestaat tussen de omstandigheid aan de zijde van de benadeelde en de ontstane schade. 36 Indien causaal verband ontbreekt, komt men niet toe aan de verdere toepassing van art. 6:101 BW Ten tweede dient te worden beoordeeld of de omstandigheid waardoor de schade is ontstaan, aan de benadeelde kan worden toegerekend. 38 De omstandigheid kan op grond van foutief gedrag (verwijtbaarheid of schuld) toerekenbaar zijn. Toerekening kan ook plaatsvinden doordat bepaalde omstandigheden behoren tot de risicosfeer van de benadeelde, op basis van risicoaansprakelijkheden of op basis van de in het verkeer geldende opvattingen. 39 Pas als aan de elementen van causaal verband en toerekening is voldaan is er sprake van eigen schuld en komt de schadevergoedingsplicht van de aangesprokene voor vermindering in aanmerking Ten derde dient te worden beoordeeld in welke mate de aan de benadeelde toegerekende omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen, in vergelijking tot de bijdrage van de aangesprokene. 41 De schade dient immers op grond van art. 6:101 BW verdeeld te worden in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen. Er bestaat geen eenstemmigheid over de maatstaf die gehanteerd moet worden bij het vaststellen van de wederzijdse causaliteit. De meesten zijn voorstander van de veroorzakingswaarschijnlijkheid; de mate waarin de omstandigheden aan beide zijden de kans 34 Boonekamp (Schadevergoeding), art. 6: 101 BW, aant en 16.5, Keirse 2003, p. 199, Parl. Gesch. Boek 6, p. 352 en HR 2 februari 2001, NJ 2002, 397 (m. nt. Snijders onder punt 5). 35 Keirse & Jongeneel 2013, p. 35, Boonekamp (Schadevergoeding), art. 6: 101 BW, aant. 5 en Keirse 2003, p Deze toerekeningsleer wordt uitgewerkt in Boonekamp (Schadevergoeding), art. 6: 98 BW, aant Boonekamp (Schadevergoeding), art. 6: 101 BW, aant. 7.4, Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-II*2009, nr. 108 en Keirse 2003, p De definitie van de term toerekenen van art. 6:101 BW is een andere dan de term toerekenen van art. 6:98 BW, Keirse 2003, p.95 en Boonekamp (Schadevergoeding), art. 6: 101 BW, aant Parl. Gesch. Boek 6, p. 351, Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-II*2009, nr. 114, Boonekamp (Schadevergoeding), art. 6: 101 BW, aant. 5, Spier 1992, p. 8, Frenk 2006, p. 27, Keirse 2003, p. 96, HR 27 april 2001, NJ 2002, 54 (Donkers/Scholten)(r.o ) en HR 2 december 2005, NJ 2006, Boonekamp (Schadevergoeding), art. 6: 101 BW, aant. 15, Frenk 2006, p. 26 en Keirse & Jongeneel 2013, p Parl. Gesch. Boek 6, p. 351, uitgewerkt in Keirse 2003, p

10 voor het ontstaan van de schade in het leven hebben geroepen. 42 Aan de hand van de wederzijdse causaliteit beslist de rechter óf en met welk percentage de schadevergoedingsplicht van de aangesprokene wordt verminderd. De rechter dient het resultaat van deze causaliteitsafweging weer te geven voordat hij de billijkheidscorrectie toepast. Op die manier is het duidelijk dat hij beide fases van art. 6:101 BW onderscheidt en is het inzichtelijk óf en hoeveel hij corrigeert ten opzicht van de causale verdeling. 43 Het resultaat van de causaliteitsafweging hoeft niet te worden weergegeven indien de billijkheidscorrectie resulteert in het geheel vervallen of in stand blijven van de vergoedingsplicht. 44 De motivering daarbij is dat in die gevallen de causaliteitsafweging niet meer van belang is, maar in het kader van mijn onderzoek naar de rechtsgelijkheid ben ik het hier niet mee eens. 45 Billijkheidscorrectie De tweede fase van art. 6:101 BW staat geheel in het teken van de billijkheidscorrectie: de herverdeling van de schade. 46 Er bestaat geen duidelijkheid over de vraag of de rechter de billijkheidscorrectie ambtshalve mag toepassen. 47 In elk geval kan toepassing van deze correctie leiden tot iedere denkbare schadeverdeling, omdat de rechter hierin op geen enkele wijze wordt beperkt. 48 De rechter heeft twee gronden voor toepassing van de billijkheidscorrectie, namelijk de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten en de andere omstandigheden van het geval. De eerste grond bevat 42 In deze zin Van Wassenaer van Catwijk & Jongeneel 1995, p. 138, Keirse & Jongeneel 2013, p. 109, Nieuwenhuis 2007, p. 60, Keirse 2003, p en Barendrecht 1997a, p Spier en Bouman zijn van mening dat de toerekeningmaatstaf van art. 6:98 BW gehanteerd moet worden bij de weging van de wederzijdse causaliteit, in: Spier 1992, p. 8 en Bouman 1997, p Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-II*2009, nr. 124, Keirse & Jongeneel 2013, p. 123, Boonekamp (Schadevergoeding), art. 6: 101 BW, aant. 12.6, HR 3 juni 2005, NJ 2005, 286 (Wijnand/Koblenz) (A-G Spier onder ) en HR 13 januari 2006, NJ 2006, Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-II*2009, nr. 124, Keirse & Jongeneel 2013, p. 123, HR 23 februari 1996, NJ 1996, 407 (A-G Hartkamp onder 17) en herhaald in HR 20 september 2002, JOL 2002, 476 (A-G Keus onder 2.12). 45 Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-II*2009, nr Van Wassenaer van Catwijk & Jongeneel 1995, p. 140 en Keirse 2003, p In Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-II*2009, nr. 124 waarin wordt verwezen naar HR 26 september 2003, NJ 2004, 460 (r.o. 5.2 en 5.3) wordt gesteld dat de billijkheidscorrectie niet ambtshalve toegepast mag worden. In tegenstelling tot Van Wassenaer van Catwijk & Jongeneel 1995, p. 141, Keirse & Jongeneel 2013, p. 111 die van mening zijn dat de rechter de billijkheidscorrectie ambtshalve behoort toe te passen. Minder stellig, maar ook Bouman is van mening dat de rechter niet zonder meer voorbij mag gaan aan de billijkheidscorrectie, in Bouman 1997, p Keirse & Jongeneel 2013, p

11 mede de mate van verwijtbaarheid van deze fouten. 49 De rechter dient aan te geven op welke grond hij heeft besloten tot toepassing van de billijkheidscorrectie. 50 Bij de toepassing van de billijkheidscorrectie moet de rechter alle relevante omstandigheden van het geval meewegen. Hierbij dient art. 3:12 BW als leidraad: rekening moet worden gehouden met algemeen erkende rechtsbeginselen, met de in Nederland levende rechtsovertuigingen en met de maatschappelijke en persoonlijke belangen, die bij het gegeven geval zijn betrokken. 51 Relevante omstandigheden kunnen zijn: de aard en de inhoud van de overeenkomst tussen de aangesprokene en de benadeelde, 52 de aard van de schade (en in geval van letselschade: de ernst van het letsel) 53 en het al dan niet verzekerd zijn van de benadeelde of de aangesprokene. 54 De Hoge Raad heeft in verschillende gevallen geoordeeld dat schade die mede is veroorzaakt door een kind jonger dan veertien jaar, in beginsel geheel ten laste komt van de aangesprokene. Deze deelregel wordt aangeduid als de 100%-regel en heeft als gevolg dat bij de toepassing van de billijkheidscorrectie de schade veroorzaakt door het kind volledig ten laste van aangesprokene komt. 55 Deze 100%-regel is niet van toepassing bij verzekeringsregres, omdat deze regeling enkel strekt ten behoeve van het kind. Het kind zou zijn schade, voor zover niet door verzekering gedekt, anders persoonlijk moeten dragen. Dit billijkheidsargument verliest zijn waarde als de schade van het kind door zijn verzekering wordt vergoed. 56 Er bestaat geen uitputtende opsomming van de omstandigheden die een rol mogen spelen bij de billijkheidscorrectie. Dit is logisch, omdat juist concrete omstandigheden en persoonlijke belangen van een geval centraal staan en deze bij elke invulling van de billijkheidscorrectie anders zullen zijn. 49 HR 5 december 1997, NJ 1998, 402 (r.o. 3.5). 50 Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-II*2009, nr. 124 en Boonekamp (Schadevergoeding), art. 6: 101 BW, aant Keirse & Jongeneel 2013, p. 112, Keirse 2003, p. 213 en Bouman 1997, p Parl. Gesch. Boek 6, p. 352 en Keirse & Jongeneel 2013, p Boonekamp (Schadevergoeding), art. 6: 101 BW, aant , Keirse 2003, p. 221 en Keirse & Jongeneel 2013, p Hartlief is tegen het meewegen van de ernst van het letsel in Hartlief 2007, p Hartlief &Tjittes 1999, p. 41, Keirse & Jongeneel 2013, p. 118, Boonekamp (Schadevergoeding), art. 6: 101 BW, aant. 17.7, Keirse 2003, p. 222 en HR 4 mei 2001, NJ 2001, Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-II*2009, nr. 117, Boonekamp (Schadevergoeding), art. 6: 101 BW, aant en , Kierse & Jongeneel 2013, p en Keirse 2003, p Keirse & Jongeneel 2013, p. 121, Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-II*2009, nr. 118, Boonekamp (Schadevergoeding), art. 6: 101 BW, aant. 17.6, Keirse 2003, p. 234, Bouman 1997, p. 39, Hartlief 1996, p en Van Wassenaer van Catwijk & Jongeneel 1995, p

12 Tussenconclusie Men komt pas toe aan het beroep op eigen schuld als vaststaat dat de bezitter of de bedrijfsmatige gebruiker van het paard ex. art. 6:179 BW of art. 6:181 BW aansprakelijk is. 57 Indien eigen schuld wordt aangenomen kan de vergoedingsplicht van de aangesprokene worden verminderd. Art. 6:101 BW bevat een twee fasen-toets. De eerste fase, de causale verdeling, bestaat uit drie opeenvolgende stappen, waarbij de rechter in beginsel het resultaat van de causaliteitsafweging moet laten zien, voordat hij overgaat naar de tweede fase, de billijkheidscorrectie. In het volgende hoofdstuk wordt onderzocht of de rechter consistent omgaat met de weging van de omstandigheden bij het vaststellen van de wederzijdse causaliteit en de billijkheidscorrectie bij ongevallen met paarden. 57 Keirse & Jongeneel 2013, p. 33 en Boonekamp (Schadevergoeding), art. 6: 101 BW, aant

13 Hoofdstuk 2 Onderzoeksresultaten In het eerste hoofdstuk is uiteengezet dat er sprake is van eigen schuld wanneer op grond van de toerekeningsleer van art. 6:98 BW is geoordeeld dat (een deel van) de schade het gevolg is van een omstandigheid aan de zijde van de benadeelde en deze omstandigheid aan de benadeelde kan worden toegerekend. 58 Een omstandigheid kan aan de benadeelde worden toegerekend op grond van foutief gedrag (verwijtbaarheid of schuld). Bepaalde omstandigheden kunnen ook aan de benadeelde worden toegerekend omdat zij behoren tot de risicosfeer van de benadeelde, op basis van risicoaansprakelijkheden of op basis van de in het verkeer geldende opvattingen. 59 Indien aan de vereisten van causaal verband en toerekenbaarheid is voldaan, is er sprake van eigen schuld en kan de schadevergoedingsplicht van de aangesprokene voor mindering in aanmerking komen. 60 Om vast te stellen óf de schadevergoedingsplicht verminderd moet worden en zo ja met welk percentage, reikt de eigen schuld bepaling een tweeledige verdelingsmaatstaf aan: de causale verdeling en de billijkheidscorrectie. 61 Eveneens is in het eerste hoofdstuk uiteengezet hoe de twee fasen-toets van art. 6:101 BW volgens de literatuur, de Parlementaire Geschiedenis en jurisprudentie door de rechter gehanteerd moet worden. De eerste fase, waarin de causale afweging centraal staat, is opgedeeld in drie stappen, welke de rechter achtereenvolgens dient langs te lopen: Stap 1: causaal verband Stap 2: toerekenbaarheid Stap 3: weging van de wederzijdse causaliteit De tweede fase omvat de billijkheidscorrectie. De in hoofdstuk een gegeven uiteenzetting over de twee fasen-toets van art. 6:101 BW vormt de basis voor een schematisch overzicht, welke het toetsingskader vormt waaraan 23 geselecteerde uitspraken betreffende ongevallen met paarden zijn getoetst. De belangrijkste resultaten van dit jurisprudentieonderzoek worden in dit hoofdstuk besproken. Het gehele onderzoek waaronder het toetsingskader is te vinden in bijlage 2 van dit onderzoek. 58 Keirse & Jongeneel 2013, p. 34, Boonekamp (Schadevergoeding), art. 6: 101 BW, aant. 12.1, Frenk 2006, p. 26 en Keirse 2003, p Parl. Gesch. Boek 6, p. 351, Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-II*2009, nr. 114, Spier 1992, p. 8, Boonekamp (Schadevergoeding), art. 6: 101 BW, aant. 5, Frenk 2006, p. 27 en Keirse 2003, p Parl. Gesch. Boek 6, p. 765, Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-II* 2009, nr. 109, Boonekamp (Schadevergoeding), art. 6: 101 BW, aant. 15, Keirse & Jongeneel 2013, p. 34 en Frenk 2006, p Boonekamp (Schadevergoeding), art. 6: 101 BW, aant. 16.1, Keirse & Jongeneel 2013, p. 5 en Spier 1992, p. 8 en

14 De resultaten van het jurisprudentieonderzoek die betrekking hebben op de eerste twee stappen van de eerste fase van art. 6:101 BW worden in paragraaf 2.1 uiteengezet. In paragraaf 2.2 wordt besproken of de rechter consistent heeft beoordeeld of identieke omstandigheden dezelfde invloed hebben gehad op de uitkomst van de causale verdeling. De onderzoeksresultaten die behoren bij de tweede fase van art. 6:101 BW worden in paragraaf 2.3 besproken. Ook wordt in deze paragraaf antwoord gegeven op de vraag of de rechter consistent is omgegaan met de omstandigheden bij de invulling en de uitkomst van de billijkheidscorrectie. 2.1 Causaal verband en toerekening Uit het jurisprudentieonderzoek blijkt dat in ongeveer 40% van de gevallen de eerste twee stappen van de eerste fase van art. 6:101 BW niet door de rechter zijn langsgelopen. In slechts negen van de 23 uitspraken werd beoordeeld of er causaal verband bestond tussen de omstandigheid aan de zijde van de benadeelde en de schade. In tien uitspraken werd beoordeeld of deze omstandigheid aan de benadeelde kon worden toegerekend uitspraken Enkel causaal verband is getoetst Causaal verband en toerekenbaarheid zijn getoetst Enkel toerekenbaarheid is getoetst Er is geen sprake van eigen schuld, reden is onbekend Er is geen sprake van eigen schuld, reden is bekend Overige uitspraken Figuur 1: Resultaten die betrekking hebben op de eerste twee stappen van de eerste fase van art. 6:101 BW Of het gebruikelijk is dat de rechter in zijn uitspraak een stappenplan niet langsloopt, wordt onderzocht door te kijken naar het stappenplan van de onrechtmatige daad (art. 6:162 BW). Het leerstuk van de onrechtmatige daad wordt in de kernliteratuur en aan de rechtenstudenten uitgelegd door stapsgewijs de vijf vereisten van onrechtmatige daad langs te lopen: onrechtmatigheid, relativiteit, toerekening, 62 Vgl. Frenk is de oorzaak dat deze stap nogal eens wordt veronachtzaamd of in onjuiste volgorde wordt toegepast dat in de rechtspraak en doctrine doorgaans slechts twee stappen worden onderscheiden, namelijk de causaliteitsafweging en de billijkheidscorrectie, Frenk 2006, p

15 causaal verband en schade. 63 Van studenten wordt verwacht dat zij bij tentaminering beargumenteren of aan elk van deze vereisten is voldaan, om uiteindelijk te concluderen of er sprake is van een onrechtmatige daad. Verheij vindt het overzicht van de vereisten van de onrechtmatige daad in een aantal opzichten enigszins misleidend en heeft deze gerelativeerd. 64 De belangrijkste relativering voor mijn onderzoek is: Rechters volgen niet altijd precies het stappenplan van de onrechtmatige daad. 65 Verheij geeft hiervoor als reden dat het de verantwoordelijkheid van de rechter is om zaken te beslissen door toepassing van wet en rechtspraak en dat hij hierdoor niet primair bezig is met (de instandhouding van) het systeem van de onrechtmatige daad. 66 Dus ook bij het leerstuk van de onrechtmatige daad is het gebruikelijk dat de rechter niet steeds het stappenplan doorloopt om tot zijn oordeel te komen. In slechts één uitspraak is genoemd op welke grond de omstandigheid aan de benadeelde is toegerekend: De causale omstandigheid van het berijden van het paard behoort naar verkeersopvattingen tot de risicosfeer van de benadeelde en kan derhalve aan haar worden toegerekend. 67 Opvallend is dat in drie uitspraken niet werd beoordeeld of de omstandigheid aan de benadeelde kon worden toegerekend, maar of het gedrag van het paard aan de benadeelde kon worden toegerekend. 68 Dit is niet in overeenstemming met de tweede stap van de eerste fase van art. 6:101 BW. 69 Het gedrag van het paard kan namelijk niet gekwalificeerd worden als een omstandigheid aan de zijde van de benadeelde, omdat een omstandigheid een handelen of een nalaten van de benadeelde moet zijn. 70 Omstandigheden aan de zijde van de benadeelde kunnen wel zijn: het berijden van het paard, het geleiden van het paard, het te dicht achter het paard lopen 71 en het niet opzij stappen om een huifkar te ontwijken 72. Een verklaring voor deze rechterlijke toetsing kan zijn dat het 63 Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-IV* 2011, nr. 35, (Onrechtmatige daad), art. 6: 162 BW, aant. A, Verheij 2005, p , Spier 2012, p en Jansen 2009, p Verheij 2005, p en Verheij 2005, p. 29 en Verheij 2005, p Hof Arnhem 30 oktober 2001, NJ 2002, 234 (r.o. 4.9). 68 Hof s-gravenhage 16 mei 2007, zaaknummer C (r.o. 3), Rb. Rotterdam 15 februari 2006, LJN AY6381 (r.o. 2.11) en Hof Amsterdam 3 februari 2005, VR 2005, 63 (r.o. 2.6). 69 Zie vooral Keirse 2003, p. 93 en ondertussen ook Boonekamp (Schadevergoeding), art. 6: 101 BW, aant. 5, Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-II*2009, nr. 114 en Keirse & Jongeneel 2013, p Parl. Gesch. Boek 6, p. 351, Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-II* 2009, nr. 108, Boonekamp (Schadevergoeding), art. 6: 101 BW, aant. 5 en Keirse 2003, p Hof s-hertogenbosch 9 maart 2004, LJN AO6194 (r.o. 4.5). 72 Hof Arnhem 20 juni 2006, NJ 2006, 451 (r.o. 2.10). 15

16 schadeveroorzakende gedrag van het paard, het directe gevolg is van een handeling van de benadeelde. Dat het paard op hol schiet kan gezien worden als het directe gevolg van het berijden van het paard. In vijf van de 23 onderzochte uitspraken is de eigen schuld van de benadeelde niet aangenomen. In slechts één geval is dit gemotiveerd: De omstandigheid kon gezien de jeugdige leeftijd van de benadeelde niet aan haar worden toegerekend. 73 In de andere vier zaken is het onduidelijk of de reden van het ontbreken van eigen schuld gelegen is in de afwezigheid van een causaal verband, of omdat de omstandigheid niet aan benadeelde kon worden toegerekend. 74 Deze onduidelijkheid zou niet bestaan als de rechter de stappen van art. 6:101 BW in zijn uitspraak was langsgelopen. In dat geval zou zichtbaar zijn bij welke stap de eigen schuld van de benadeelde niet kon worden aangenomen. In achttien uitspraken is eigen schuld van de benadeelde wel aangenomen. Deze uitspraken vormen de basis van het onderzoek van de volgende paragraaf. 2.2 Weging van de wederzijdse causaliteit In deze paragraaf staat de derde stap van de eerste fase van art. 6:101 BW centraal, de weging van de wederzijdse causaliteit. Hierbij wordt onderzocht of de rechter consistent heeft beoordeeld of identieke omstandigheden in dezelfde mate tot de schade hebben bijgedragen. De rechter dient namelijk de vergoedingsplicht te verminderen, door de schade over de benadeelde en de vergoedingsplichtige te verdelen in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen (art. 6:101 BW). In slechts vijf van de achttien uitspraken is genoemd welke toegerekende omstandigheden aan beide zijden tot de schade hebben bijgedragen. 75 In deze vijf uitspraken is niet gemotiveerd in welke mate de 73 Rb. Midden-Nederland 5 juni 2013, zaaknummer C/16/ Letselschademagazine (r.o ). In een andere uitspraak binnen dit onderzoek, waarin een kind eveneens de benadeelde was is de omstandigheid wel aan haar toegerekend: Rb. Rotterdam 18 februari 2009, LJN BK1926 (r.o. 5.4). Dit is eveneens in overeenstemming met Parl. Gesch. Boek 6, p. 352, in dezelfde lijn Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-II*2009, nr. 108, Boonekamp (Schadevergoeding), art. 6: 101 BW, aant. 12.5, Keirse 2003, p. 101 en Van Wassenaer van Catwijck & Jongeneel 1995, p Hof s-hertogenbosch 9 maart 2010, LJN BL7133 (r.o ), Hof Arnhem 20 juni 2006, NJ 2006, 451 (r.o. 2.12), Rb. s-gravenhage 5 december 2012, RAV 2013, 39 (r.o. 5.11) en Rb. Groningen 19 oktober 2001, Prg. 2001, 5775 (r.o. 4.7). 75 Het is dus niet mogelijk om aan de hand van de overige dertien uitspraken te beoordelen of de rechter consistent is omgegaan met de omstandigheden bij de weging van de wederzijdse causaliteit. 16

17 verschillende omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen, enkel het resultaat van de causale afweging is gegeven uitspraken Eigen schuld is aangenomen 2 3 Overige uitspraken, waarin eigen schuld is aangenomen Geen eigen schuld is aangenomen De toegerekende omstandigheden zijn gelijk De toegerekende omstandigheden zijn ongelijk Figuur 2: Resultaten die betrekking hebben op de weging van de wederzijdse causaliteit In twee van de vijf uitspraken zijn de toegerekende omstandigheden aan beide zijden gelijk: aan de zijde van de aangesprokene dat zij het paard ter beschikking heeft gesteld en aan de zijde van de benadeelde dat zij het paard vrijwillig heeft bereden. Weging van de wederzijdse causaliteit leidt in beide uitspraken tot dezelfde causale verdeling van 50: Hieruit volgt dat de rechter in beide zaken heeft geoordeeld dat de omstandigheden evenveel hebben bijgedragen aan de schade. Deze conclusie zou niet getrokken kunnen worden als er aan één of beide zijden meer dan één toegerekende omstandigheid was. In dat geval kon niet aan de hand van de causale verdeling afgelezen worden in welke mate elke omstandigheid tot de schade heeft bijgedragen. De vraag of de rechter ook consistent is omgegaan met andere omstandigheden bij de weging van de wederzijdse causaliteit kan niet worden beantwoord. Ten eerste zijn in de overige drie uitspraken de toegerekende omstandigheden aan beide kanten niet gelijk. Daardoor kan niet aan de hand van de causale verdeling afgelezen worden dat specifieke omstandigheden consequent tot een bepaalde causale verdeling hebben geleid. 78 Ten tweede heeft de rechter niet gemotiveerd hoeveel de afzonderlijke omstandigheden percentueel tot de schade hebben bijgedragen. Hierdoor kan niet worden onderzocht of de rechter in een andere uitspraak eveneens heeft geoordeeld dat de omstandigheid in dezelfde mate tot de schade heeft bijgedragen. 76 Ook in de andere dertien uitspraken is door de rechter niet gemotiveerd hoe hij tot de causale verdeling is gekomen. 77 Rb. s-gravenhage 5 november 2003, VR 2004, 110 (r.o. 8) en Rb. Zutphen 26 mei 2010, LJN BM6031 (r.o 5.9). 78 Hof Arnhem 30 oktober 2001, NJ 2002, 234 (r.o. 4.14), Hof Arnhem 16 juni 2003, LJN AH8810 (r.o. 4.10) en Hof Arnhem 17 februari, NJ 2004, 405 (r.o. 2.11). 17

18 De problematiek die ontstaat doordat de rechter niet motiveert in welke percentages de verschillende omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen, wordt besproken aan de hand van de zaak Robbesom/Van Vliet. 79 In deze zaak is de toegerekende omstandigheid van Robbesom dat hij stilzwijgend toestemming had gegeven aan Van Vliet om met zijn paard een buitenrit te maken, de toegerekende omstandigheid van Van Vliet is dat zij het paard is gaan berijden. Waardering van deze omstandigheden leidde in deze zaak tot een causale verdeling van 30:70. Waarom de omstandigheid aan de zijde van Robbesom beduidend minder heeft bijgedragen tot de schade dan de omstandigheid aan de zijde van Van Vliet wordt door het hof niet gemotiveerd. Hierdoor is het onduidelijk hoe het hof tot deze causale verdeling is gekomen en zijn er verschillende interpretaties mogelijk. Wellicht weegt de omstandigheid aan de zijde van Robbesom aanzienlijk minder omdat hij stilzwijgend en niet expliciet toestemming had gegeven, zoals is gebeurd in de twee hiervoor besproken uitspraken, waarbij de causale verdeling is vastgesteld op 50: Ook is het mogelijk dat de bijdrage aan de schade van Robbesom minder was, omdat zijn toestemming was gericht op een buitenrit en niet op het rijden in de rijbak. Het blijft echter speculeren of dit inderdaad zo is. Doordat niet is gemotiveerd in welke mate elke afzonderlijke omstandigheid tot de schade heeft bijgedragen kan bij een identieke omstandigheid niet bij dit oordeel worden aangesloten. Ter illustratie, als de rechter in zijn uitspraak zou vaststellen dat de omstandigheid van het te dicht achter het paard lopen voor 40% heeft bijgedragen aan de schade, kan in een volgende uitspraak waarin deze omstandigheid eveneens speelt dit percentage worden overgenomen. Doordat de rechter in de onderzochte uitspraken niet op deze wijze motiveert, ontwikkelt de rechtspraak geen standaardpercentages oftewel rechtersrecht. Dit sluit aan bij het feit dat de verdelingsvraag veelal slechts op intuïtief inzicht berust. 81 Samenvattend, niet kan worden beoordeeld of de rechter consistent is in de weging van de omstandigheden bij het vaststellen van de wederzijdse causaliteit bij ongevallen met paarden. 79 Hof Arnhem 17 februari, NJ 2004, 405 (r.o. 2.11). 80 Rb. s-gravenhage 5 november 2003, VR 2004, 110 (r.o. 8) en Rb. Zutphen 26 mei 2010, LJN BM6031 (r.o. 5.9). 81 O.a. HR 1 juni 1990, NJ 1990, 578, voor meer jurisprudentie wordt verwezen naar Keirse & Jongeneel 2013, p. 123, Barendrecht 1997a, p. 167, Boonekamp (Schadevergoeding), art. 6: 101 BW, aant en Keirse 2003, p

19 2.3 Billijkheidscorrectie In deze paragraaf wordt onderzocht of de rechter consistent omgaat met de relevante omstandigheden bij de invulling en de uitkomst van de billijkheidscorrectie bij ongevallen met paarden. De gronden voor toepassing van de billijkheidscorrectie worden in de slotzin van art. 6:101 BW gegeven: de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten en de andere omstandigheden van het geval. In elf van de achttien uitspraken is de billijkheidscorrectie toegepast. In geen enkele uitspraak is conform de heersende leer aangegeven op welke grond het resultaat van de causaliteitsafweging correctie behoeft. 82 Daarnaast is in twee uitspraken, wederom in afwijking van de heersende leer, het resultaat van de causaliteitsafweging niet weergegeven. 83 In deze gevallen wordt volstaan met het enkel benoemen van de schadeverdeling na toepassing van de billijkheidscorrectie. 84 De leidraad die art. 6:101 BW jo. art. 3:12 BW biedt voor de van belang zijnde omstandigheden bij de invulling van de billijkheidscorrectie is onvoldoende voor een consistente toepassing van dezelfde omstandigheden. 85 Dit volgt zeer duidelijk uit de uitspraak van de Rechtbank Arnhem waarin de rechter stelt dat er geen omstandigheden zijn gesteld noch gebleken waaruit zou kunnen volgen dat op grond van de billijkheid tot een andere verdeling zou moeten worden gekomen. 86 De omstandigheden in deze zaak, namelijk dat de aangesprokene tegen de wettelijke aansprakelijkheid was verzekerd en de benadeelde als gevolg van het ongeval een dwarslaesie had opgelopen, geeft volgens de doctrine normaliter wel voldoende reden voor toepassing van de billijkheidscorrectie. 87 Ook als ingezoomd wordt op het verzekeringsaspect wordt duidelijk dat de leidraad die art. 6:101 BW jo. art. 3:12 BW biedt onvoldoende is voor een consistente toepassing van dezelfde omstandigheden. In acht van de elf uitspraken waarin de billijkheidscorrectie is toegepast, wordt bevestigd dat de bezitter van het paard tegen de ontstane schade is verzekerd. In de overige drie uitspraken is dit niet bekend. 82 Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-II*2009, nr. 124, Keirse & Jongeneel 2013, p. 123, Bouman 1997, p. 48 en 51 en Boonekamp (Schadevergoeding), art. 6: 101 BW, aant Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-II*2009, nr. 124, Barendrecht 1997a, p. 169, HR 3 juni 2005, LJN AT4096 (A-G Spier onder ) en HR 13 januari 2006, NJ 2006, Hof s- Gravenhage 16 mei 2007, zaaknummer C en Rb. Rotterdam 18 februari 2009, LJN BK Parl. Gesch. Boek 3, (Inv. 3, 5 en 6), p. 1021, Keirse 2003, p. 213, Barendrecht 1993, p. 47, Bouman 1993, p. 203 en Hartlief &Tjittes 1999, p Rb. Arnhem 25 april 2002, LJN AE2350 (r.o. 3.5). 87 Rb. Groningen 5 september 2007, NJF 2008, 41, Keirse 2003, p , Boonekamp (Schadevergoeding), art. 6: 101 BW, aant en 17.6 en Spier 1992, p.12. Hartlief is tegen het meewegen van de ernst van het letsel bij de billijkheidscorrectie, Hartlief 2007, p Zie ook de volgende uitspraken uit dit onderzoek: Hof Arnhem 16 juni 2003, LJN AH8810, Hof Arnhem 17 februari, NJ 2004, 405, Hof Arnhem 30 oktober 2001, NJ 2002, 234 en Rb. Zutphen 26 mei 2010, LJN BM

20 Deze omstandigheid is echter in slechts vijf uitspraken gebruikt bij de invulling van de billijkheidscorrectie. Daarnaast woog de rechter in één uitspraak mee dat de aangesprokene een aansprakelijkheidsverzekering had, terwijl de aanwezigheid van een ongevallenverzekering aan de zijde van de benadeelde door de rechter niet werd meegenomen. 88 In de elf uitspraken waarbij de billijkheidscorrectie is toegepast hebben 23 verschillende omstandigheden een rol gespeeld bij de invulling van de billijkheidscorrectie, waarbij enkele omstandigheden in meerdere billijkheidscorrecties zijn meegewogen. 89 In geen van de elf uitspraken is aan de hand van de omstandigheden onderbouwd waarom de billijkheidscorrectie voor een dergelijke wijziging van de causale verdeling heeft gezorgd. 90 Kortom, ook in de tweede fase van art. 6:101 BW wordt volstaan met de enkele benoeming van de relevante omstandigheden, direct gevolgd door de (gecorrigeerde) schadeverdeling Rb. Zutphen 26 mei 2010, LJN BM6031 (r.o. 5.8 en 5.10). 89 Zoals: de ernst van het letsel, bezitter tegen de wettelijke aansprakelijkheid is verzekerd, benadeelde wist dat het omgaan met paarden een risico in zich draagt maar daartoe toch vrijwillig is overgegaan, de paardrijlessen tegen commercieel tarief werden gegeven, dat de terbeschikkingstelling van het paard door de manege is geschied in haar hoedanigheid van vereniging/stichting, naar moet worden aangenomen in het kader van haar na te streven doel (zonder winstoogmerk), zie hiervoor bijlage Überhaupt is in slechts één uitspraak onderbouwd waarom het hof tot een dergelijke herverdeling van de causale verdeling heeft besloten, maar dan niet door per omstandigheid aan te geven welke invloed de omstandigheid heeft gehad op de correctie van de causale verdeling, hof Arnhem 22 oktober 1996, LJN AK3686 (r.o. 5.9). 91 Deze opsomming van omstandigheden is vaak onvoldoende, de rechter zal een voldoende inzicht moeten geven in zijn gedachtegang, Parl. Gesch. Boek 3, (Inv. 3,5 en 6), p Barendrecht vindt de argumentatie dat de billijkheid zulks eist onbevredigend. Het is niet meer dan een stempel op de beslissing, dat weinig bijdraagt aan de aanvaardbaarheid daarvan en haar moeilijk bestrijdbaar maakt, Barendrecht 1993, p

21 23 uitspraken 7 5 In 11 uitspraken is de billijkheidscorrectie toegepast. Daarin hebben 23 verschillende omstandigheden een rol hebben gespeeld Geen billijkheidscorrectie is toegepast Geen eigen schuld is aangenomen Aanwezigheid van een aansprakelijkheidsverzekering Ernst van het letsel Benadeelde vrijwillig is omgegaan met het paard Paardrijlessen tegen commercieel tarief werden gegeven Het paard ter beschikking is gesteld door een manege zonder winstoogmerk Zonder tegenprestatie van het paard gebruik is gemaakt Overige omstandigheden Figuur 3: Resultaten die betrekking hebben op de billijkheidscorrectie Om twee redenen kan niet worden getoetst of de rechter consistent omgaat met de omstandigheden bij het vaststellen van de billijkheidscorrectie. Ten eerste omdat in de onderzochte uitspraken de billijkheidscorrecties nooit identiek waren en er dus niet vergeleken kon worden of zij beiden zorgden voor eenzelfde wijziging van de causale verdeling. Ten tweede omdat in de uitspraken niet is gemotiveerd met welk percentage elke afzonderlijke omstandigheid heeft bijgedragen tot het resultaat van de billijkheidscorrectie. Als dit wel was gedaan, kon onderzocht worden of bijvoorbeeld de omstandigheid dat de bezitter tegen de wettelijke aansprakelijkheid was verzekerd in vijf gevallen dezelfde invloed had uitgeoefend op de billijkheidscorrectie. 92 Als dit het geval was geweest, net als met de overige vijf omstandigheden die bij de billijkheidscorrectie in meerdere zaken een rol hebben gespeeld, kon worden geconcludeerd dat de rechter consistent is omgegaan met deze omstandigheden bij het bepalen van de uitkomst van de billijkheidscorrectie. 93 In deze paragraaf is vastgesteld dat de rechter niet consistent omgaat met de omstandigheden bij de invulling van de billijkheidscorrectie bij ongevallen met paarden. Daarnaast is het niet mogelijk gebleken te toetsen of de rechter consistent omgaat met de omstandigheden bij het bepalen van de billijkheidscorrectie. 92 Uit het jurisprudentieonderzoek blijkt dat de omstandigheid dat de bezitter tegen de wettelijke aansprakelijkheid was verzekerd in vijf billijkheidscorrecties een rol heeft gespeeld, zie hiervoor bijlage Zie voetnoot 23 en bijlage 2. 21

RISICO-AANSPRAKELIJKHEDEN BIJ PAARDEN. I. Risico-aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door dieren

RISICO-AANSPRAKELIJKHEDEN BIJ PAARDEN. I. Risico-aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door dieren RISICO-AANSPRAKELIJKHEDEN BIJ PAARDEN I. Risico-aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door dieren In de Nederlandse wet is een aantal risico-aansprakelijkheden opgenomen, waaronder voor dieren. De

Nadere informatie

Rb. 's-gravenhage 6 juli 2012, LJN BX2021, JA 2012/183. Trefwoorden: Sommenverzekering, Voordeelstoerekening, Eigen schuld

Rb. 's-gravenhage 6 juli 2012, LJN BX2021, JA 2012/183. Trefwoorden: Sommenverzekering, Voordeelstoerekening, Eigen schuld Rb. 's-gravenhage 6 juli 2012, LJN BX2021, JA 2012/183 Trefwoorden: Sommenverzekering, Voordeelstoerekening, Eigen schuld Auteurs: mr. M. Verheijden en mr. L. Stevens Samenvatting In maart 2009 vindt een

Nadere informatie

Aansprakelijkheid Scholen

Aansprakelijkheid Scholen Aansprakelijkheid Scholen Mr. B.M. (Brechtje) Paijmans KBS Advocaten / Universiteit Utrecht 12 januari 2011 1 www.kbsadvocaten.nl NRC Handelsblad 11 maart 2006 2 Schade op school: aansprakelijke partijen

Nadere informatie

Artikel 185 WW. Spoorboekje

Artikel 185 WW. Spoorboekje Artikel 185 WW Spoorboekje Wanneer is art. 185 WVW van toepassing? Er moet aan een aantal voorwaarden zijn voldaan wil art. 185 WVW van toepassing zijn. Allereerst zal er sprake moeten zijn van een ongeval

Nadere informatie

Rechtbank Maastricht 26 oktober 2011, nr. HA RK 11-88, LJN BU7197 (mr. J.F.W. Huinen, mr. T.A.J.M. Provaas en mr. E.J.M. Driessen)

Rechtbank Maastricht 26 oktober 2011, nr. HA RK 11-88, LJN BU7197 (mr. J.F.W. Huinen, mr. T.A.J.M. Provaas en mr. E.J.M. Driessen) Rechtbank Maastricht 26 oktober 2011, nr. HA RK 11-88, LJN BU7197 (mr. J.F.W. Huinen, mr. T.A.J.M. Provaas en mr. E.J.M. Driessen) Noot I. van der Zalm Overlijdensschade. Schadeberekening. Inkomensschade.

Nadere informatie

Honderbezitter aansprakelijk voor schade aangericht door hond aan hondenuitlaatster

Honderbezitter aansprakelijk voor schade aangericht door hond aan hondenuitlaatster Honderbezitter aansprakelijk voor schade aangericht door hond aan hondenuitlaatster LJN: BW9368, Rechtbank Amsterdam, 6 juni 2012 2. De feiten 2.1. [A] en [B] wonen tegenover elkaar in [plaats]. [C] woont

Nadere informatie

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt. Wetgeving Algemene wet bestuursrecht Artikel 1:3 1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. 2. Onder beschikking

Nadere informatie

Inleiding. Drenth). 3 Zie ook HR 5 december 1997, NJ 1998, 400 m.nt. Jac. Hijma onder HR 5 december 1997, NJ 1998,

Inleiding. Drenth). 3 Zie ook HR 5 december 1997, NJ 1998, 400 m.nt. Jac. Hijma onder HR 5 december 1997, NJ 1998, W. Dijkshoorn & S.D. Lindenbergh, Buitengerechtelijke kosten en eigen schuld. HR 21 september 2007, RvdW 2007, 789 (Manege Bergemo), Maandblad voor Vermogensrecht 2007, p. 252-256. Buitengerechtelijke

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014. Rapportnummer: 2014/010

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014. Rapportnummer: 2014/010 Rapport Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014 Rapportnummer: 2014/010 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het College van procureurs-generaal

Nadere informatie

Voorrang hebben versus overschrijding van de maximumsnelheid

Voorrang hebben versus overschrijding van de maximumsnelheid Voorrang hebben versus overschrijding van de maximumsnelheid Mr. Bert Kabel (1) Inleiding In het hedendaagse verkeer komt het regelmatig voor dat verkeersdeelnemers elkaar geen voorrang verlenen. Gelukkig

Nadere informatie

Platform WOW Aansprakelijkheid en wegbeheer

Platform WOW Aansprakelijkheid en wegbeheer Platform WOW Aansprakelijkheid en wegbeheer Wie zijn wij? Melior Verzekeringen - Marc Mutsaars accountmanager - Cherrie Elfferich senior jurist overheidsaansprakelijkheid Wat gaan we vandaag doen? Ochtend:

Nadere informatie

Eigen schuld bij letselschade in het verkeeraansprakelijkheidsrecht

Eigen schuld bij letselschade in het verkeeraansprakelijkheidsrecht Eigen schuld bij letselschade in het verkeeraansprakelijkheidsrecht Jurisprudentieonderzoek in welke mate inconsistentie voorkomt bij de toekenning van eigen schuld in de rechtspraak Student: Marcia Lemmens

Nadere informatie

Prof. mr. drs. M.L. Hendrikse

Prof. mr. drs. M.L. Hendrikse Amsterdam Centre for Insurance Studies (ACIS) De Brandverzekering en Risicoverzwaring: over primaire dekkingsbepalingen, risicoverzwaringsmededelingsclausules en preventieve garantieclausules Prof. mr.

Nadere informatie

B35 Schadevergoeding: algemeen, deel 2

B35 Schadevergoeding: algemeen, deel 2 Monografieen BW B35 Schadevergoeding: algemeen, deel 2 Prof. mr. C.J.M. Klaassen Kluwer - Deventer - 2007 Inhoud VOORWOORD XI LUST VAN AFKORTINGEN XIII LUST VAN VERKORT AANGEHAALDE LITERATUUR XV I INLEIDING

Nadere informatie

Inleiding. Het systeem II 15. Causaal verband Relativiteit Groepsaansprakelijkheid. Aansprakelijkheid voor personen

Inleiding. Het systeem II 15. Causaal verband Relativiteit Groepsaansprakelijkheid. Aansprakelijkheid voor personen Inhoud I 1 2 Deel 1 II 3 4 5 6 7 8 9 10 III 11 12 13 14 15 Inleiding Aansprakelijkheidsrecht Het systeem Vestiging Aansprakelijkheid voor eigen onrechtmatig handelen (art. 6:162 BW) Onrechtmatige daad

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2016:4523

ECLI:NL:RBAMS:2016:4523 ECLI:NL:RBAMS:2016:4523 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 14-07-2016 Datum publicatie 19-07-2016 Zaaknummer EA VERZ 16-542 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

De Rechtbank Den Haag lijkt uitsluitsel te geven Verrekening van voordeel bij de arbeidsongeschiktheidsverzekering

De Rechtbank Den Haag lijkt uitsluitsel te geven Verrekening van voordeel bij de arbeidsongeschiktheidsverzekering De Rechtbank Den Haag lijkt uitsluitsel te geven Verrekening van voordeel bij de arbeidsongeschiktheidsverzekering 8 Mevrouw mr. L. van den Ham-Leerkes Nysingh Advocaten Heeft een zelfde gebeurtenis voor

Nadere informatie

Een rechtseconomische analyse van het Nederlandse onrechtmatigedaadsrecht. Louis Visscher

Een rechtseconomische analyse van het Nederlandse onrechtmatigedaadsrecht. Louis Visscher Een rechtseconomische analyse van het Nederlandse onrechtmatigedaadsrecht Louis Visscher Boom Juridische uitgevers Den Haag 2006 Inhoudsopgave 1 Inleiding 1.1 Communicerende vaten 1 1.2 De rechtseconomische

Nadere informatie

Kwalitatieve aansprakelijkheid van bedrijfsmatige gebruiker van zaken, opstallen en dieren

Kwalitatieve aansprakelijkheid van bedrijfsmatige gebruiker van zaken, opstallen en dieren Kwalitatieve aansprakelijkheid van de bedrijfsmatige gebruiker van zaken, opstallen en dieren Een onderzoek naar de reikwijdte van het functioneel verband in artikel 6:181 BW en de verhouding daarvan tot

Nadere informatie

Kluwer Online Research Bedrijfsjuridische berichten Verruiming van de zorgplicht en werkgeversaansprakelijkheid

Kluwer Online Research Bedrijfsjuridische berichten Verruiming van de zorgplicht en werkgeversaansprakelijkheid Bedrijfsjuridische berichten Verruiming van de zorgplicht en werkgeversaansprakelijkheid Auteur: Mr. T.L.C.W. Noordoven[1] Hoge Raad 23 maart 2012, JAR 2012/110 1.Inleiding Maakt het vanuit het oogpunt

Nadere informatie

Hof Leeuwarden, 12 november 2003; Val van paard, kind jonger dan 14 jaar, volledige schadeloosstelling.

Hof Leeuwarden, 12 november 2003; Val van paard, kind jonger dan 14 jaar, volledige schadeloosstelling. Hof Leeuwarden, 12 november 2003; Val van paard, kind jonger dan 14 jaar, volledige schadeloosstelling. Door een bokkensprongetje van de pony valt een 10 jarig meisje er af. Een bokkensprongetje is een

Nadere informatie

Aansprakelijkheid voor robots en algoritmes. Eric Tjong Tjin Tai Private Law, Tilburg Law School 12 mei 2017

Aansprakelijkheid voor robots en algoritmes. Eric Tjong Tjin Tai Private Law, Tilburg Law School 12 mei 2017 Aansprakelijkheid voor robots en algoritmes Eric Tjong Tjin Tai Private Law, Tilburg Law School 12 mei 2017 https://xkcd.com/1831/ 1. Robots: waar denken we aan? Westworld? Of: Moderne robots Algoritmes

Nadere informatie

Kinderen hebben de toekomst ; ernstig gekwetste kinderen ook?

Kinderen hebben de toekomst ; ernstig gekwetste kinderen ook? VAN DORT Letselschade Kinderen hebben de toekomst ; ernstig gekwetste kinderen ook? Raoul M.J.T. van Dort 26 november 2009 Aansprakelijkheid: Normschending Nee: benadeelde draagt in beginsel zelf zijn

Nadere informatie

ONTBINDING, SCHADEVERGOEDING EN NAKOMING. De remedies voor wanprestatie in het licht van de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit

ONTBINDING, SCHADEVERGOEDING EN NAKOMING. De remedies voor wanprestatie in het licht van de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit ONTBINDING, SCHADEVERGOEDING EN NAKOMING De remedies voor wanprestatie in het licht van de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit mr. M.M. Stolp Kluwer - Deventer - 2007 Inhoudsopgave Deel

Nadere informatie

Toelichting Bedrijfsregeling 7: Schaderegeling schuldloze derde

Toelichting Bedrijfsregeling 7: Schaderegeling schuldloze derde Toelichting Bedrijfsregeling 7: Schaderegeling schuldloze derde De Raad van Toezicht Verzekeringen heeft in een groot aantal uitspraken stelling genomen tegen de verwijzing van een schuldloze derde door

Nadere informatie

Civiele Procespraktijk

Civiele Procespraktijk Civiele Procespraktijk Nr. 14 januari 2011 De volgende onderwerpen worden behandeld: Uitleg opstalrecht op grond van notariële akte Verrekening van voordeel Aanvaarding rechtsstrijd Klachtplicht Risicoaansprakelijkheid

Nadere informatie

13-05- 14. Programma van vandaag. Aansprakelijkheid van (brede) scholen

13-05- 14. Programma van vandaag. Aansprakelijkheid van (brede) scholen 13 mei 2014 Netwerk sport bewegen en gezonde leefstijl Brechtje Paijmans Doelen Advocatuur & Universiteit Utrecht paijmans@doelenadvocatuur.nl Programma van vandaag ongevallen Aspecten van verzekering

Nadere informatie

Datum 8 juni 2011 Onderwerp De op het goed werkgeverschap gebaseerde verzekeringsplicht

Datum 8 juni 2011 Onderwerp De op het goed werkgeverschap gebaseerde verzekeringsplicht 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG sector privaatrecht Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus

Nadere informatie

Financiële voordelen voor de aansprakelijke verzekeraar bij letsel en overlijdensschade? Door: mr. Nicole M. Bilo

Financiële voordelen voor de aansprakelijke verzekeraar bij letsel en overlijdensschade? Door: mr. Nicole M. Bilo Financiële voordelen voor de aansprakelijke verzekeraar bij letsel en overlijdensschade? Door: mr. Nicole M. Bilo 1. Tendens: de aansprakelijke verzekeraar draagt meer en meer zelf de kosten. 2. Geschiedenis:

Nadere informatie

Beperking schade - vergoedingsplicht beteugeld

Beperking schade - vergoedingsplicht beteugeld blad or nsrecht Beperking schade - vergoedingsplicht beteugeld Inleiding In de uitoefening van de paardensport lopen jaarlijks naar schatting 75.000 mensen meer of minder ernstige vormen van letsel op.

Nadere informatie

De kosten van het voorlopige deskundigenbericht bij een beroep op het blokkeringsrecht

De kosten van het voorlopige deskundigenbericht bij een beroep op het blokkeringsrecht Rotterdam Institute of Private Law Accepted Paper Series De kosten van het voorlopige deskundigenbericht bij een beroep op het blokkeringsrecht Hof Arnhem 13 januari 2009, zaaknummer 200.005.438 I. van

Nadere informatie

1 Rechtbank Breda, 13 juli 2012

1 Rechtbank Breda, 13 juli 2012 BEDRIJFSOPVOLGINGSFACILITEIT SUCCESSIEWET OOK VOOR PRIVÉVERMOGEN? Op 13 juli 2012 heeft rechtbank Breda uitspraak gedaan in een zaak over de bedrijfsopvolgingsfaciliteit uit de Successiewet 1956 (LJN:

Nadere informatie

Hoge Raad 23 november 2012, LJN: BX5880: als twee vechten om een been, mag de WAM-verzekeraar van de medeschuldenaar er mee heen?

Hoge Raad 23 november 2012, LJN: BX5880: als twee vechten om een been, mag de WAM-verzekeraar van de medeschuldenaar er mee heen? Hoge Raad 23 november 2012, LJN: BX5880: als twee vechten om een been, mag de WAM-verzekeraar van de medeschuldenaar er mee heen? Feiten In 2007 vindt een ongeval plaats tussen twee auto s. De ene wordt

Nadere informatie

DE GEWONE RECHTER EN DE BESTUURSRECHTSPRAAK. mr. J.A.M. van Angeren. Tweede druk

DE GEWONE RECHTER EN DE BESTUURSRECHTSPRAAK. mr. J.A.M. van Angeren. Tweede druk DE GEWONE RECHTER EN DE BESTUURSRECHTSPRAAK mr. J.A.M. van Angeren Tweede druk Kluwer - Deventer - 2008 DEEL I DE RECHTSMACHT 1 1 De Grondwet 3 1. Waarborg 3 2. Exclusiviteit 4 3. Doorbreking bij de wet

Nadere informatie

Eiseres zal hierna [A] genoemd worden. Gedaagden zullen hierna ieder afzonderlijk [B] en [C], alsmede gezamenlijk [B] c.s. genoemd worden.

Eiseres zal hierna [A] genoemd worden. Gedaagden zullen hierna ieder afzonderlijk [B] en [C], alsmede gezamenlijk [B] c.s. genoemd worden. Rechtbank Amsterdam, 06 juni 2012; de hondenbezitter is aansprakelijk voor de letselschade van een vrouw die tijdens het uitlaten van de hond ten valt komt doordat de hond plotseling hard aan de lijn trok.

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2016:7162

ECLI:NL:RBGEL:2016:7162 ECLI:NL:RBGEL:2016:7162 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 29-11-2016 Datum publicatie 13-07-2017 Zaaknummer C/05/304398 HA RK 16-129 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Verbintenissenrecht

Nadere informatie

Voordeelstoerekening LSA 2018

Voordeelstoerekening LSA 2018 Voordeelstoerekening LSA 2018 Chris van Dijk Vooropstelling: schade deels feitelijk, deels normatief Niet gedefinieerd in rechtspraak of Parl. Geschiedenis Bloembergen: Causaal- en vergelijkingselement:

Nadere informatie

Aansprakelijkheid op het ijs

Aansprakelijkheid op het ijs Aansprakelijkheid op het ijs KNSB verenigingsdag voor bestuurders 3 november 2007 Bart Bendel Wouter Vermaas Inhoud workshop Aansprakelijkheid van: Schaatsers Verenigingen Trainers Aansprakelijkheid van

Nadere informatie

Met het amendement van Tweede Kamerlid Van Miltenburg (TK, vergaderjaar , 30131, nr. 65), luidt artikel 4 Wmo als volgt:

Met het amendement van Tweede Kamerlid Van Miltenburg (TK, vergaderjaar , 30131, nr. 65), luidt artikel 4 Wmo als volgt: Bijlage 1 Samenvatting De Wmo-compensatieplicht in de praktijk een onderzoek naar de jurisprudentie ter zake Met het amendement van Tweede Kamerlid Van Miltenburg (TK, vergaderjaar 2005-2006, 30131, nr.

Nadere informatie

Aansprakelijkheid ondernemers paardenbranche

Aansprakelijkheid ondernemers paardenbranche Aansprakelijkheid ondernemers paardenbranche 9 mei 2006 Barneveld Lezing PTC mr. Annemieke van Dooren-Korenstra ABAB juristen s-hertogenbosch Programma Inleiding Beperken bedrijfsrisico s Aansprakelijkheid

Nadere informatie

Komt een wijkteammedewerker bij de burger en hij maakt en fout

Komt een wijkteammedewerker bij de burger en hij maakt en fout 1. Inleiding Komt een wijkteammedewerker bij de burger en hij maakt en fout Over aansprakelijkheden en schadevergoeding bij wijkteams Tim Robbe 1 Een wijkteammedewerker komt bij een burger. Vervolgens

Nadere informatie

Mededelingsplicht, onderzoeksplicht, onrechtmatigheid en eigen schuld 1

Mededelingsplicht, onderzoeksplicht, onrechtmatigheid en eigen schuld 1 Mededelingsplicht, onderzoeksplicht, onrechtmatigheid en eigen schuld 1 1 - Mr. L.F. Kloppenburg is advocaat bij Groenendijk & Kloppenburg Advocaten te Leiden. 30 Magna Charta ~ Leergang contractenrecht

Nadere informatie

The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra

The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra Samenvatting Dit onderzoek heeft als onderwerp de invloed van het Europees Verdrag

Nadere informatie

Proportionele aansprakelijkheid & de beginselen en doelen

Proportionele aansprakelijkheid & de beginselen en doelen Datum: 31 januari 2012 Proportionele aansprakelijkheid & de beginselen en doelen Hoe verhouden de voorwaarden waaronder proportionele aansprakelijkheid wordt toegepast zich tot de beginselen en doelen

Nadere informatie

Aansprakelijkheid binnen sportverenigingen

Aansprakelijkheid binnen sportverenigingen Aansprakelijkheid binnen sportverenigingen mr. Harold de Boer mr. Stephan de Vries 12 januari 2015 Sport Fryslân De Haan Advocaten & Notarissen PROGRAMMA 1. Inleiding 2. Bestuur en Taak - interne aansprakelijkheid

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. A.M.S. Westenbrink, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. A.M.S. Westenbrink, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-693 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. A.M.S. Westenbrink, secretaris) Klacht ontvangen op : 29 mei 2017 Ingediend door : Consument

Nadere informatie

Omgaan met aansprakelijkheidsrisico's, vrijwaringsbedingen en verzekerbaarheid

Omgaan met aansprakelijkheidsrisico's, vrijwaringsbedingen en verzekerbaarheid 20 november 2012 Training Contracteren Omgaan met aansprakelijkheidsrisico's, vrijwaringsbedingen en verzekerbaarheid Erik van Orsouw erik.van.orsouw@kvdl.nl Inleiding 1. Quiz 2. Aansprakelijkheidsrecht:

Nadere informatie

Leidingschades en de toepasselijkheid van de tenzij-clausule van art. 6:174 BW bij doorlopende schade

Leidingschades en de toepasselijkheid van de tenzij-clausule van art. 6:174 BW bij doorlopende schade RODE DRAAD: BOEK 10 BW (IPR) Leidingschades en de toepasselijkheid van de tenzij-clausule van art. 6:174 BW bij doorlopende schade Mr. A. van Hoey Smith* Mr. dr. W.C.T. Weterings** 1. Inleiding In Nederland

Nadere informatie

Lijst van gebruikte afkortingen

Lijst van gebruikte afkortingen Inhoudsopgave Lijst van gebruikte afkortingen IX 1 Inleiding 1 1.1 Achtergrond: causaliteitsonzekerheid in het aansprakelijkheidsrecht 1 1.2 Relevantie en afbakening van het onderzoek 3 1.2.1 Relevantie

Nadere informatie

3 Onrechtmatige overheidsdaad

3 Onrechtmatige overheidsdaad Monografieen Privaatrecht 3 Onrechtmatige overheidsdaad Rechtsbescherming door de burgerlijke rechter Prof. mr. G.E. van Maanen Prof. mr. R. de Lange Vierde druk Deventer - 2005 Inhoud VERKORT AANGEHAALDE

Nadere informatie

De vaststellingsovereenkomst. Prof. mr dr Edwin van Wechem

De vaststellingsovereenkomst. Prof. mr dr Edwin van Wechem De vaststellingsovereenkomst Prof. mr dr Edwin van Wechem Wat is een vaststellingsovereenkomst? Artikel 7:900 BW Bij een vaststellingsovereenkomst binden partijen, ter beëindiging of ter voorkoming van

Nadere informatie

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/190

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/190 Rapport Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/190 2 Klacht Verzoekers klagen erover dat het regionale politiekorps Utrecht hun verzoek om vergoeding van de schade als gevolg van een politieonderzoek in

Nadere informatie

Turbo-liquidatie en de bestuurder

Turbo-liquidatie en de bestuurder Turbo-liquidatie en de bestuurder Juni 2012 mr J. Brouwer De auteur heeft grote zorgvuldigheid betracht in het weergeven van delen uit het geldende recht. Evenwel is noch de auteur noch Boers Advocaten

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ5965

ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ5965 ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ5965 Instantie Datum uitspraak 13-02-2013 Datum publicatie 02-04-2013 Rechtbank Zeeland-West-Brabant Zaaknummer C/12/85391 / HA RK 12-110 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2011-346 d.d. 2 december 2011 (mr. P.A. Offers, voorzitter, mr. B.F. Keulen en mr. A.W.H. Vink, leden, en mr.drs. D.J. Olthoff, secretaris)

Nadere informatie

Aansprakelijkheid bij stages

Aansprakelijkheid bij stages Aansprakelijkheid bij stages Algemeen Artikel 6:170 BW bepaalt dat een werkgever aansprakelijk is voor een ondergeschikte. Door expliciet te spreken over een ondergeschikte heeft de wetgever beoogd dat

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 25/08/2014

Datum van inontvangstneming : 25/08/2014 Datum van inontvangstneming : 25/08/2014 Vertaling C-359/14 1 Datum van indiening: 23 juli 2014 Verwijzende rechter: Zaak C-359/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Vilniaus miesto apylinkės teismas

Nadere informatie

mr. ing. R.O.B. Poort

mr. ing. R.O.B. Poort AANSPRAKELIJKHEID VAN DE VEILIGHEIDSKUNDIGE 17 maart 2011 mr. ing. R.O.B. Poort 17 maart 2011 www.bureaupoort.nl 1 OPBOUW WORKSHOP Beroepsaansprakelijkheid algemeen Wanprestatie (contractueel) Onrechtmatige

Nadere informatie

De verhouding tussen artikel 7:204 e.v. BW en artikel 6:174 BW

De verhouding tussen artikel 7:204 e.v. BW en artikel 6:174 BW HIP 2014(7) 210 Art. - De verhouding tussen artikel 7:204 e.v. BW en artikel 6:174 BW Publicatie Tijdschrift Huurrecht in Praktijk Aflevering 6 afl. 7 Publicatiedatum 28 november 2014 Auteurs Scheeper,

Nadere informatie

2 Controlemechanismen

2 Controlemechanismen 2 Controlemechanismen De meest voor hand liggende mogelijkheden exoneraties te toetsen zijn toetsen aan: de goede zeden (art. 3:40 BW), de onredelijk bezwarendheidstoets (art. 6:233 sub a BW als sprake

Nadere informatie

DEEL III. Het bestuursprocesrecht

DEEL III. Het bestuursprocesrecht DEEL III Het bestuursprocesrecht Inleiding op deel III In het voorgaande deel is het regelsysteem van art. 48 (oud) Rv besproken voor zover dit relevant was voor art. 8:69 lid 2 en 3 Awb. In dit deel

Nadere informatie

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Zaak A 98/2 Campina Melkunie / Benelux-Merkenbureau

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Zaak A 98/2 Campina Melkunie / Benelux-Merkenbureau COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF Zaak A 98/2 Campina Melkunie / Benelux-Merkenbureau Nadere conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda (stuk A 98/2/17) GRIFFIE REGENTSCHAPSSTRAAT 39 1000 BRUSSEL

Nadere informatie

Leidraad over het beroep op de onrechtmatige daad bij discriminatie en ongelijke behandeling

Leidraad over het beroep op de onrechtmatige daad bij discriminatie en ongelijke behandeling Leidraad over het beroep op de onrechtmatige daad bij discriminatie en ongelijke behandeling Een overzicht van de positieve punten en de knelpunten van het beroep op artikel 6:162 BW, de onrechtmatige

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2016:665

ECLI:NL:RBROT:2016:665 ECLI:NL:RBROT:2016:665 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 20012016 Datum publicatie 28012016 Zaaknummer C/10/473480 / HA ZA 15333 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

De in de Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding vergeten voogden en het voogdijplan

De in de Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding vergeten voogden en het voogdijplan Rotterdam Institute of Private Law Accepted Paper Series De in de Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding vergeten voogden en het voogdijplan A.J.M. Nuytinck Published in WPNR, 2008,

Nadere informatie

Claimsafhandeling in polisclausules. Pieter Leerink ACIS-symposium 29 november 2013

Claimsafhandeling in polisclausules. Pieter Leerink ACIS-symposium 29 november 2013 Claimsafhandeling in polisclausules Pieter Leerink ACIS-symposium 29 november 2013 Agenda Schaderegelingsclausule Algemene opmerkingen Brandverzekering Arbeidsongeschiktheidsverzekering Aansprakelijkheidsverzekering

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr (mr. E.L.A. van Emden, voorzitter en mr. A.C. de Bie, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr (mr. E.L.A. van Emden, voorzitter en mr. A.C. de Bie, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr. 2017-721 (mr. E.L.A. van Emden, voorzitter en mr. A.C. de Bie, secretaris) Klacht ontvangen op : 5 januari 2017 Ingediend door : Consument

Nadere informatie

Civiele Procespraktijk

Civiele Procespraktijk Civiele Procespraktijk Nr. 13 - september 2010 De volgende onderwerpen worden behandeld: Vordering tot winstafdracht Aansprakelijkheid voor niet-ondergeschikten, en schadebeperkingsplicht Verjaring Klachtplicht

Nadere informatie

afspraken die in het Najaarsoverleg 2008 zijn gemaakt. Volstaan wordt dan ook met hiernaar te verwijzen.

afspraken die in het Najaarsoverleg 2008 zijn gemaakt. Volstaan wordt dan ook met hiernaar te verwijzen. Reactie op de brief van de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) inzake het wetsvoorstel tot wijziging van Boek 7, titel 10, van het Burgerlijk Wetboek in verband met het limiteren van de hoogte van de

Nadere informatie

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving ϕ1 Ministerie van Justitie Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving Directie Juridische en Operationele Aangelegenheden Postadres: Postbus 20301, 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de

Nadere informatie

1.3 De Beroepscommissie heeft het principaal en het incidenteel beroep mondeling behandeld op 25 maart Beide partijen waren aanwezig.

1.3 De Beroepscommissie heeft het principaal en het incidenteel beroep mondeling behandeld op 25 maart Beide partijen waren aanwezig. Uitspraak Commissie van Beroep 2013-15 d.d. 24 mei 2013 (prof. mr. F.R. Salomons, voorzitter, mr. A. Bus, mr. F.H.J. Mijnssen, mr. F. Peijster en mr. A. Rutten-Roos, leden, en mr. M.J. Drijftholt, secretaris)

Nadere informatie

Privaatrechtelijk kostenverhaal door de wegbeheerder

Privaatrechtelijk kostenverhaal door de wegbeheerder Privaatrechtelijk kostenverhaal door de wegbeheerder De Hoge Raad schept duidelijkheid over verhaal van kosten voor opruimwerkzaamheden na een ongeval Hoge Raad van 12 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3594

Nadere informatie

Jubileumcongres Beursbengel

Jubileumcongres Beursbengel Workshop - Contracteren met de klant: omgaan met aansprakelijkheidsrisico's, exoneraties en verzekeringsdekking Jubileumcongres Beursbengel Erik van Orsouw erik.van.orsouw@kvdl.nl http://www.kvdl.nl/beursbengel/

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06 ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 06-03-2007 Datum publicatie 06-03-2007 Zaaknummer 00636/06 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:417, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1483

In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:417, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1483 ECLI:NL:HR:2014:2652 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 09-09-2014 Datum publicatie 10-09-2014 Zaaknummer 13/01257 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie In cassatie op

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-057 d.d. 20 februari 2015 (prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. E.E. Ribbers, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-057 d.d. 20 februari 2015 (prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. E.E. Ribbers, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-057 d.d. 20 februari 2015 (prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. E.E. Ribbers, secretaris) Samenvatting Inboedelverzekering. Uitleg van verzekeringsvoorwaarden.

Nadere informatie

13 Arbeidsongevallen en beroepsziekten

13 Arbeidsongevallen en beroepsziekten Monografieën Privaatrecht 13 Arbeidsongevallen en beroepsziekten S.D. Lindenbergh Tweede druk ï Kluwer a Wolters Kluwer business Kluwer- Deventer - 2009 INHOUDSOPGAVE HOOFDSTUK 1 Inleiding /1 1 Het thema

Nadere informatie

Bestuurs(proces)recht II- B Samenvatting van de stof - Bestuursrecht in het Awb- tijdperk, T. Barkhuysen e.a., Kluwer 2014.

Bestuurs(proces)recht II- B Samenvatting van de stof - Bestuursrecht in het Awb- tijdperk, T. Barkhuysen e.a., Kluwer 2014. AthenaSummary Universiteit van Amsterdam Faculteit der Rechtsgeleerdheid Bachelorjaar 2 Bestuurs(proces)recht II- B Samenvatting van de stof - Bestuursrecht in het Awb- tijdperk, T. Barkhuysen e.a., Kluwer

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, terwijl mr. R.A.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, terwijl mr. R.A. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-521 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, terwijl mr. R.A. Blom, secretaris) Klacht ontvangen op : 2 januari 2018 Ingediend door : Consument

Nadere informatie

Webinar Jurisprudentie P en F uitspraken Hoge Raad 27 oktober uur. Mr A.A.M. Ruys-van Essen

Webinar Jurisprudentie P en F uitspraken Hoge Raad 27 oktober uur. Mr A.A.M. Ruys-van Essen Webinar Jurisprudentie P en F uitspraken Hoge Raad 27 oktober 2015 12.30-13.30 uur Mr A.A.M. Ruys-van Essen Gerechtshof s-hertogenbosch, 24 september 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:3736 EERDERE SCHENKINGEN GEEN

Nadere informatie

Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te uur Kenmerk: art. 515 lid 4 Sv en daartoe overwogen:

Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te uur Kenmerk: art. 515 lid 4 Sv en daartoe overwogen: Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te 14.30 uur Kenmerk: 160102 PLEITNOTA Inzake: Deken orde van Advocaten Den Haag - mr. M.J.F. Stelling Raadsman: W.H. Jebbink Geen ontzegging tot onafhankelijke

Nadere informatie

VERZEKERINGSPERIKELEN DEEL 1. Inleiding

VERZEKERINGSPERIKELEN DEEL 1. Inleiding VERZEKERINGSPERIKELEN DEEL 1 Inleiding Na hevige regenval ondervindt eigenaar X ernstige waterschade in het privé gedeelte van zijn appartement. De regen is via de gevel het privé gedeelte binnengedrongen.

Nadere informatie

Gelet op artikel 21b, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie; De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van

Gelet op artikel 21b, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie; De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van Besluit van houdende aanwijzing van zittingsplaatsen van rechtbanken en gerechtshoven (Besluit zittingsplaatsen gerechten) Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 2012, nr., Gelet

Nadere informatie

Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B (Nestlé/Mars)

Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B (Nestlé/Mars) De art. 6:193a e.v. BW, art. 6:194 BW en art. 6:194a BW Paul Geerts, Rijksuniversiteit Groningen Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B9 9243 (Nestlé/Mars) 1. In Vzr. Rb. Amsterdam 25 november

Nadere informatie

De brandverzekering en de keuzeclausule: over herbouwwaarde, verkoopwaarde en de beperkende werking van de redelijkheid en de billijkheid

De brandverzekering en de keuzeclausule: over herbouwwaarde, verkoopwaarde en de beperkende werking van de redelijkheid en de billijkheid ACIS symposium 23 november 2012 De brandverzekering en de keuzeclausule: over herbouwwaarde, verkoopwaarde en de beperkende werking van de redelijkheid en de billijkheid mr. M.H. Pluymen HR 9 juni 2006,

Nadere informatie

De Hangmatzaak: Doorwerking van de rechtsregel is nog niet zo simpel. Maybritt van Lieshout

De Hangmatzaak: Doorwerking van de rechtsregel is nog niet zo simpel. Maybritt van Lieshout De Hangmatzaak: Doorwerking van de rechtsregel is nog niet zo simpel Maybritt van Lieshout 20 december 2013 De Hangmatzaak: Doorwerking van de rechtsregel is nog niet zo simpel Masterscriptie Rechtsgeleerdheid

Nadere informatie

Amsterdam Centre for Insurance Studies (ACIS) ACIS 3 november 2017 Normale voorzichtigheid- en opzetclausule Prof. mr. drs. M.L.

Amsterdam Centre for Insurance Studies (ACIS) ACIS 3 november 2017 Normale voorzichtigheid- en opzetclausule Prof. mr. drs. M.L. Amsterdam Centre for Insurance Studies (ACIS) ACIS 3 november 2017 Normale voorzichtigheid- en opzetclausule Prof. mr. drs. M.L. Hendrikse Eigen Schuld (1) Art. 7:952 BW bepaalt voor de schadeverzekering

Nadere informatie

Rechtbank Amsterdam 08-05-2015 28-05-2015 3603419 CV EXPL 14-32341. Civiel recht. Eerste aanleg - enkelvoudig. Rechtspraak.nl

Rechtbank Amsterdam 08-05-2015 28-05-2015 3603419 CV EXPL 14-32341. Civiel recht. Eerste aanleg - enkelvoudig. Rechtspraak.nl ECLI:NL:RBAMS:2015:3202 Instantie Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vindplaatsen Uitspraak Rechtbank Amsterdam 08-05-2015 28-05-2015 3603419

Nadere informatie

HOOFDSTUK II De aansprakelijkheid van ouders/voogden voor hun minderjarige kinderen /7

HOOFDSTUK II De aansprakelijkheid van ouders/voogden voor hun minderjarige kinderen /7 INHOUDSOPGAVE Voorwoord /V Lijst van verkort aangehaalde literatuur / XIII HOOFDSTUK I Kwalitatieve aansprakelijkheid /1 1 Inleiding / 1 2 Begrenzing van kwalitatieve aansprakelijkheid / 2 3 Uitbreiding

Nadere informatie

Het effect van de Wnra op de schaderegeling. 7 november 2017 mr. J. (Jasper) W.F. Overtoom

Het effect van de Wnra op de schaderegeling. 7 november 2017 mr. J. (Jasper) W.F. Overtoom Het effect van de Wnra op de schaderegeling 7 november 2017 mr. J. (Jasper) W.F. Overtoom Programma Schade van de ambtenaar Rechtspositionele voorschriften Werkgeversaansprakelijkheid Goed werkgeverschap

Nadere informatie

De Letselschade Richtlijn Huishoudelijke Hulp

De Letselschade Richtlijn Huishoudelijke Hulp De Letselschade Richtlijn Huishoudelijke Hulp Definities Huishoudelijke hulp De behoefte aan huishoudelijke ondersteuning door derden, bestaande uit bijvoorbeeld de activiteiten schoonmaken, koken, boodschappen

Nadere informatie

Inleiding. 1.1 Probleemanalyse

Inleiding. 1.1 Probleemanalyse HOOFDSTUK 1 Inleiding 1.1 Probleemanalyse Winstafdracht conform art. 6:104 BW geeft de benadeelde, die schade lijdt als gevolg van een onrechtmatige daad of tekortkoming in de nakoming van een verbintenis,

Nadere informatie

ENIGE KNELPUNTEN AANGAANDE VERJARING IN HET VERZEKERINGSRECHT VRIJDAG 11 NOVEMBER 2016

ENIGE KNELPUNTEN AANGAANDE VERJARING IN HET VERZEKERINGSRECHT VRIJDAG 11 NOVEMBER 2016 ENIGE KNELPUNTEN AANGAANDE VERJARING IN HET VERZEKERINGSRECHT VRIJDAG 11 NOVEMBER 2016 ONDERWERPEN Recht vóór inwerkingtreding titel 7.17 BW Recht bij inwerkingtreding titel 7.17 BW Verjaringstermijn van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1998 1999 25 759 Vaststelling en invoering van afdeling 8.14.1 (verkeersongevallen) van het Burgerlijk Wetboek Nr. 5 HERDRUK 2 BRIEF VAN DE MINISTER VAN

Nadere informatie

De verzekerings(on)mogelijkheden van werkgeversaansprakelijkheid

De verzekerings(on)mogelijkheden van werkgeversaansprakelijkheid De verzekerings(on)mogelijkheden van werkgeversaansprakelijkheid drs V.G.J. (Vincent) Zwijnenberg 8 april 2010 Onderwerpen 1. De behoorlijke verzekering volgens de Hoge Raad 2. De behoorlijke verzekering

Nadere informatie

Stellen en bewijzen in procedures over verplichtstelling

Stellen en bewijzen in procedures over verplichtstelling Stellen en bewijzen in procedures over verplichtstelling 9 september 2015 Alex Ter Horst Advocaat pensioenrecht Achtergrond Indien verplichtstelling van toepassing is leidt dat voor wg en bpf tot allerlei

Nadere informatie

DE AANSPRAKELIJKHEID VOOR ONRECHTMATIGE DAAD

DE AANSPRAKELIJKHEID VOOR ONRECHTMATIGE DAAD - 175 - DE AANSPRAKELIJKHEID VOOR ONRECHTMATIGE DAAD IN GROEPSVERBAND Mr R.J.B. Boonekamp In het ontwerp NBW is - anders dan in het huidige Burgerlijk Wetboek - in art. 6.3.1.5 een bijzondere bepaling

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580 ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 22-02-2011 Datum publicatie 06-05-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie AWB 10-504 AOW Bestuursrecht

Nadere informatie

W.H. van Boom, Annotatie bij HR 14 oktober 2005, C04/200HR, NJ 2005, 539 (City Tax BV / De Boer)

W.H. van Boom, Annotatie bij HR 14 oktober 2005, C04/200HR, NJ 2005, 539 (City Tax BV / De Boer) W.H. van Boom, Annotatie bij HR 14 oktober 2005, C04/200HR, NJ 2005, 539 (City Tax BV / De Boer) eerder gepubliceerd in Jurisprudentie Aansprakelijkheid 2006//1, nr. 10, p. 103-106 Negeren inrijverbod

Nadere informatie

Kwalitatieve aansprakelijkheid van ouders voor minderjarige kinderen

Kwalitatieve aansprakelijkheid van ouders voor minderjarige kinderen Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Groningen Academiejaar 2012-2013 Kwalitatieve aansprakelijkheid van ouders voor minderjarige kinderen Document: Masterscriptie Auteur: K. Moekotte Studentnummer:

Nadere informatie