De bebouwingsnormen in dit bestemmingsplan zijn uitgewerkt naar het concrete bouwplan.

Transcriptie

1 Toelichting Hoofdstuk 1 Aanleiding bestemmingsplan Aanleiding voor de herziening van het geldende bestemmingsplan Landelijk Gebied 1994 met betrekking tot het perceel Nekkerweg 50 is een formele bouwaanvraag voor het oprichten van een bijgebouw met een oppervlakte van 67,5 m 2. Het nieuwe bijgebouw dient ter vervanging van een bestaand bijgebouw met een oppervlakte van meer dan 67,5 m 2. Ingevolge het bestemmingsplan Landelijk Gebied 1994 zijn de gronden van het perceel Nekkerweg 50 aangewezen voor woningen met tuinen en erven (Wb) en bestemd voor woningen met de daarbij behorende bijgebouwen en tuinen en erven. De gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 48 m 2. Het bouwplan is derhalve in strijd met het bestemmingsplan. Op basis van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening bestaat de mogelijkheid om medewerking te verlenen aan het bouwplan door middel van een herziening van het bestemmingsplan. Hoofdstuk 2 Begrenzing Onderhavig bestemmingsplan vervangt het bestemmingsplan Landelijk gebied 1994 voor zover dat betrekking heeft op de gronden van het perceel Nekkerweg 50 die vallen buiten het bebouwingsvak voor de woning en gearceerd zijn. De herziening is vervat in de bij dit plan behorende verbeelding. De voorgenoemde gearceerde gronden krijgen conform de Standaard vergelijkbare bestemmingsplannen (SVBP 2008) de bestemming wonen met de aanduiding bijgebouwen. Met die aanduiding wordt aangegeven, dat op dit gedeelte (enkel) bijgebouwen zijn toegestaan. De bebouwingsnormen in dit bestemmingsplan zijn uitgewerkt naar het concrete bouwplan. Hoofdstuk 3 Onderzoek Omgevingsaspecten 3.1 Verkeerskundig Er is reeds sprake van een woonbestemming van het perceel Nekkerweg 50. De bestemming wordt niet veranderd; er wordt slechts vervanging van bijgebouwen toegestaan. De bijgebouwen mogen straks niet anders worden gebruikt dan nu conform het bestemmingsplan Landelijk Gebied 1994 is toegestaan. Er kan derhalve geconcludeerd worden dat de vervanging van de bijgebouwen niet leidt tot een significante toename van het aantal verkeersbewegingen. toelichting Nekkerweg

2 3.2 Bodem Artikel 8 lid 2 onder c en lid 4 van de Woningwet bepalen, dat de Bouwverordening voorschriften bevat omtrent het verrichten van onderzoek naar aard en mate van verontreiniging van de bodem. In paragraaf 4 getiteld Het tegengaan van bouwen op verontreinigde bodem van de Bouwverordening van de gemeente Beemster staat in artikel 2.4.1: Verbod tot bouwen op verontreinigde bodem dat op een bodem die zodanig is verontreinigd dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers, niet mag worden gebouwd, voorzover dat bouwen betrekking heeft op een bouwwerk a. waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen zullen verblijven; b. voor het bouwen waarvan een reguliere bouwvergunning is vereist; en 1. de grond raakt, of 2. waarvan het bestaande, niet-wederrechtelijke gebruik niet wordt gehandhaafd. Omdat voor het gewenste bijgebouw een reguliere bouwvergunning vereist is, zal het bodemaspect moeten worden betrokken in de belangenafweging. Bij het voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen zullen verblijven moet worden gedacht aan het dagelijks gedurende enige tijd, namelijk gedurende twee of meer uren per (werk)dag, verblijven van dezelfde mensen, bijvoorbeeld om te werken. Het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek is niet vereist, omdat geen sprake is van een voortdurend of nagenoeg voortdurend verblijf van mensen. 3.3 Milieu Externe veiligheid Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is van toepassing op ruimtelijke besluiten met betrekking tot de bestemming van grond ingeval deze besluiten te maken hebben met de bouw of vestiging van kwetsbare objecten. In dit geval is hier geen sprake van. Nabij het plangebied zijn geen inrichtingen met gevaarlijke stoffen aanwezig. Onderhavig bouwplan draagt niet bij aan een onveiliger situatie in het kader van externe veiligheid Geluid Ten behoeve van een ruimtelijke ontwikkeling van een op grond van de Wet geluidhinder aangewezen geluidgevoelig object, kan het nodig blijken nader akoestisch onderzoek te doen indien de verwachte verkeersintensiteit, of aanwezige geluidskaarten daartoe aanleiding geven. Het gewenste bijgebouw is geen op basis van de Wet geluidhinder aangewezen gevoelig object Luchtkwaliteit Sinds 15 november 2007 zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen in de Wet milieubeheer in hoofdstuk 5 titel 5.2. Deze titel staat bekend als Wet luchtkwaliteit. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit De wet is grotendeels gebaseerd op de Europese luchtkwaliteitseisen. De wet voorziet in een toelichting Nekkerweg

3 gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het (in 2009) vast te stellen Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Daarbinnen werken rijk, provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren. Het NSL kan pas in werking treden nadat de EU derogatie (verlenging van de termijn om de luchtkwaliteitseisen te realiseren) heeft verleend. De in de nieuwe wet genoemde luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen wanneer: - geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde; - projecten niet tot een (noemenswaardige) verslechtering van de luchtkwaliteit leiden; - projecten niet in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging; - een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit, dat in werking treedt nadat de EU derogatie heeft verleend. Niet in betekenende mate (NIBM) Elk project dat NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit kan uitgevoerd worden. Binnen gestelde grenzen is geen toetsing aan de grenswaarden van de luchtkwaliteit noodzakelijk. In het Besluit niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) en de daarop aansluitende Regeling niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. In de regeling worden categorieën van gevallen aangewezen waarin de uitoefening van een of meer bevoegdheden of toepassing van een of meer wettelijke voorschriften in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt. Het gaat hier om inrichtingen, kantoorlocaties en woningbouwlocaties. De uitoefening van een of meer bevoegdheden of de toepassing van een of meer wettelijke voorschriften draagt NIBM bij indien aannemelijk is gemaakt dat als gevolg van die uitoefening of toepassing de toename van de concentraties in de buitenlucht van zowel zwevende deeltjes (PM 10) als stikstofdioxide niet de 3% grens overschrijdt. De 3%-norm betekent concreet voor een woningbouwlocatie: woningen netto bij één ontsluitende weg, woningen bij 2 ontsluitende wegen. Onderhavig plan betreft slechts de vervanging van bijgebouwen. Vergeleken met een woningbouwlocatie draagt het plan niet in betekenende mate bij tot verslechtering van de luchtkwaliteit. 3.4 Nationaal Landschap In de Nota Ruimte zijn voor de provincie Noord-Holland vijf gebieden aangewezen als nationaal landschap. Nationale landschappen zijn gebieden met internationaal zeldzame of unieke en nationaal kenmerkende landschapskwaliteiten en in samenhang daarmee bijzondere natuurlijke en recreatieve kwaliteiten. De provincie is verantwoordelijk voor de uitwerking van het beleid voor nationale landschappen. toelichting Nekkerweg

4 Binnen de nationale landschappen van Noord-Holland zijn ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk mits de kernkwaliteiten worden behouden of versterkt. Beemster valt binnen het nationaal landschap Laag Holland. Laag Holland herbergt veel verschillende functies en landschappelijke kenmerken. De veenweidegebieden en de droogmakerijen zijn zo specifiek vanwege hun kernkwaliteiten, dat ze internationaal kenmerkend zijn voor Laag Holland. De twee typerende landschappen bezitten een aantal kernkwaliteiten die Laag Holland zo uniek maken, namelijk: - de grote openheid van het landschap; - de vele weide- en moerasvogels; - het oude geometrische inrichtingspatroon in de droogmakerijen; - de veenpakketten; - de middeleeuwse strokenverkavelingen en de historische watergangen; - een groot aantal archeologische locaties; - karakteristieke dijk- en lintdorpen. In onderhavig geval wordt het gebruik van bestaande bebouwing vervangen. Er zal geen sprake zijn van uitbreiding van bebouwing. Zodoende zullen de kernkwaliteiten van het nationaal landschap niet worden aangetast. 3.5 Ecologie Een aantal bijzondere dier- en plantensoorten wordt beschermd door Nederlandse en/of Europese wetgeving. Deze wetgeving is van belang bij de beoordeling van voorgenomen nieuwbouw of uitbreiding van bebouwing. Natura 2000 is een netwerk van beschermde natuurgebieden in alle lidstaten van de Europese Unie. Door het aanwijzen van deze gebieden ontstaat er een netwerk waardoor soorten zich beter kunnen verspreiden. Het doel van de gebieden is het behoud en herstel van de biodiversiteit. De bedrijfsactiviteiten hebben geen invloed op de buiten de Beemster gelegen Natura gebieden. In de nabije omgeving zijn geen forten, onderdelen van de Ecologische Hoofdstructuur, gelegen. De vervanging van de bijgebouwen zal naar gerede verwachting niet leiden tot verstoring van (eventueel) aanwezige flora en fauna. 3.6 Archeologie Per 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg in werking getreden. Deze wet is opgenomen in de Monumentenwet Hiermee is het Verdrag van Malta in de wet geïmplementeerd. In de nieuwe wet is bepaald hoe de gemeente rekening moet c.q. kan houden met archeologische monumentenzorg. In de gemeente Beemster is, vooruitlopend op de implementatie van het Verdrag van Malta in de wet, sinds 20 januari 2005 de "Beleidsnota Archeologie Gemeente Beemster" van kracht. In de beleidsnota is door middel van archeologie-criteria aangegeven welk niveau van archeologiebeleid in een bepaald gebied geldt. Er is een inventarisatie verricht naar voor het gemeentelijk beleid relevante terreinen, die (vermoedelijk) archeologisch waardevol zijn. Mogelijk archeologisch waardevolle vindplaatsen zijn aangegeven op de kaart behorende bij de voornoemde nota. toelichting Nekkerweg

5 Wat betreft de locatie Nekkerweg 50 is er geen sprake van een mogelijke archeologisch waardevolle vindplaats. Ook de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie vermeldt wat betreft Nekkerweg 50 geen archeologische waarde. Op de kaart staan enkel historisch geografische waarden vanwege de werelderfgoedstatus. 3.7 Water Er bestaat een wettelijke verplichting in het bestemmingsplan rekening te houden met de gevolgen van het bouwplan voor de waterhuishouding. Dit gebeurt door de waterbeheerder te vragen om een watertoets. Het doel van deze watertoets is te waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen (Ministerie van Verkeer en Waterstaat (2003), Handreiking Watertoets II, Den Haag). De zorg voor de waterhuishouding bestaat uit zorg die zich richt op het op en in de bodem vrij aanwezige water, met het oog op de daarbij behorende belangen. Zowel het oppervlaktewater als het grondwater valt onder de zorg voor de waterhuishouding. Naast veiligheid en wateroverlast (waterkwantiteit) worden ook de gevolgen van het plan voor de waterkwaliteit en verdroging onderzocht. De belangrijkste beleidsdocumenten op het gebied van de waterhuishouding zijn de Vierde Nota Waterhuishouding. Anders omgaan met water: Waterbeleid 21 e eeuw, de Europese Kaderrichtlijn Water, Beleidslijn ruimte voor de rivier en de nota Ruimte. In het Nationaal Bestuursakkoord Water worden de gezamenlijke uitgangspunten geformuleerd voor een integraal waterbeleid in de 21e eeuw. De verantwoordelijkheid voor de te treffen waterhuishoudkundige maatregelen gericht op vasthouden, bergen en afvoeren van water ligt bij het waterschap. Provincies en gemeenten zorgen voor een integrale afweging en leggen deze vast in provinciale beleidsplannen en streekplannen, respectievelijk structuur- en bestemmingsplannen. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van alle wateren door middel van het stellen van haalbare doelen die in 2015 worden bereikt. De kaderrichtlijn gaat daarbij uit van een benadering vanuit de stroomgebieden. De uitvoering van de kaderrichtlijn vraagt een grote inspanning van verschillende partijen op internationaal, nationaal en regionaal niveau. In het Provinciaal Waterplan Bewust omgaan met Water van Noord-Holland staat globaal beschreven wat de provincie samen met haar partners de komende vier jaar doet om ervoor te zorgen dat we veilig achter de dijken kunnen wonen, geen natte voeten krijgen bij hevige regenbuien en dat de kwaliteit van het water voldoet aan de eisen die hieraan gesteld worden. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK), met een beheersgebied waartoe het plangebied behoort, zorgt in de provincie Noord-Holland boven het Noordzeekanaal voor het beheer en onderhoud van het water. HHNK heeft de zorg voor veiligheid, het voorkomen van schade, het op orde brengen en houden van het watersysteem als geheel en de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het oppervlaktewater. toelichting Nekkerweg

6 Door de uitvoering van het bouwplan zal het verhard oppervlak niet toenemen. De goten worden in hout uitgevoerd en bekleed met titaanzink. Verder worden geen uitloogbare materialen gebruikt. Het bouwplan heeft derhalve geen negatieve gevolgen voor de waterhuishouding. Onderhavig bouwplan zal derhalve niet leiden tot negatieve gevolgen voor het water. Hoofdstuk 4 Toets overige regelgeving In de Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) is het streekplan komen te vervallen, maar komt daarvoor in de plaats een provinciale structuurvisie. Hierin legt de provincie haar ruimtelijke toekomstvisie vast en moet zij tevens aangeven hoe zij deze visie denkt te realiseren. De structuurvisie is uitsluitend zelfbindend. Voor de doorwerking van het in de structuurvisie vastgelegde beleid naar de gemeenten toe staat de provincie o.a. een provinciale ruimtelijke verordening als juridische instrument ter beschikking. De vervanging van de bijgebouwen is in overeenstemming met de Provinciale ruimtelijke verordening 2009 (vastgesteld op 15 december 2008). Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving Dit bestemmingsplan is met toepassing van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de standaard Vergelijkbare bestemmingsplannen 2008 (SVBP 2008) opgezet. Bij het bestemmingsplan hoort een verbeelding met legenda. De herziening legaliseert de vervanging van bestaande bijgebouwen. De gronden van het perceel Nekkerweg 50 die volgens het bestemmingsplan Landelijk Gebied 1994 zijn gearceerd, krijgen een bestemming Wonen volgens het SVBP Deze gronden krijgen conform het SVBP 2008 de nadere bouwaanduiding bijgebouwen om aan te geven, dat op deze gronden (enkel) bijgebouwen mogen worden gerealiseerd. Hoofdstuk 6 Exploitatieplan De Wro brengt koppelingen aan tussen ruimtelijke besluiten en de grondexploitatie. In artikel 6.12 Wro juncto artikel Bro worden de bouwplannen aangewezen waarvoor de eis van een exploitatieplan geldt. Het onderhavig plan is niet een zodanig plan. Derhalve hoeft geen exploitatieplan te worden opgesteld. Hoofdstuk 7 Betrekken burgers/organisaties en overheden Overleg Het Besluit ruimtelijke ordening bepaalt in artikel dat de gemeente overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in geding zijn. Het bestemmingsplan is in het kader van dit vooroverleg aan de provincie Noord-Holland, het ministerie van VROM en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier voorgelegd. Het ministerie van VROM en de provincie hebben respectievelijk per brief en telefonisch aangegeven geen aanleiding te zien tot het maken van opmerkingen. Het toelichting Nekkerweg

7 Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier adviseert de hemelwaterafvoer van daken en schone bestratingen, in overleg met het hoogheemraadschap, zoveel mogelijk af te koppelen en aan te sluiten op de hemelwaterriolering. Betrekken burgers en maatschappelijke organisaties De gemeentelijke inspraakverordening is facultatief. Voor een postzegelplan wordt inspraak in beginsel niet toegepast. toelichting Nekkerweg