KRW visstandonderzoek Friesland 2018

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "KRW visstandonderzoek Friesland 2018"

Transcriptie

1 KRW visstandonderzoek Friesland 218 Rapportnummer: /rap1 Status rapport: Definitief Datum rapport: Auteur: Projectleider: Kwaliteitscontrole: Ir. R. Kleppe Ing. S. Bouwman Ing. M. Koole Ing. M. Koole Opdrachtgever: Wetterskip Fryslân Fryslânplein BZ Leeuwarden

2 SAMENVATTING Aanleiding Ten behoeve van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is in 218 in vijftien wateren waterlichamen in het beheergebied van Wetterskip Fryslân visstandonderzoek uitgevoerd. De vijftien wateren behoren tot elf KRW-waterlichamen. Wetterskip Fryslân heeft ATKB opdracht gegeven om het visstandonderzoek uit te voeren en de resultaten uit te werken in voorliggend rapport. Het visstandonderzoek heeft plaatsgevonden in de volgende wateren: Bergumermeer, Doezumertocht, Dokkumer Ee, Fluessen-Heegermeer, Grote Wielen, Grutte Krite, Opsterlandse Compagnonsvaart, Schoterlandse Compagnonsvaart, Sneekermeer, Terkaplester poelen, Tjeukemeer, Tjonger bovenloop, Tjonger middenloop, Witte en Zwarte Brekken en Zandmeer. Methode De bemonstering van de visstand is uitgevoerd volgens de Bevist Oppervlak Methode (BOM), zoals beschreven in het Handboek Hydrobiologie (Bijkerk, 214). Lijnvormige wateren met een breedte tot 8 meter zijn over de hele breedte van de watergang, over een lengte van 25 meter, vanuit de boot elektrisch bevist. Lijnvormige waterdelen met een breedte van circa 8 tot 25 meter zijn, waar mogelijk, bemonsterd met een combinatie van lijnvormige zegen- en elektrovisserij over een afstand van 25 meter (oevers 2x 25 meter). Waar lijnvormig zegenvisserij niet mogelijk was, zijn twee zegenrondgooien uitgevoerd. In lijnvormige wateren breder dan circa 25 meter, en in de middelgrote en grote meren, is de visstand in het open water bemonsterd met de stortkuil. Met de stortkuil zijn trekken van circa 1 kilometer lengte bevist. De visstand in de oeverzone van deze wateren is bemonsterd met elektrovisserij vanuit de boot waarbij een trajectlengte van 25 meter is aangehouden. De bemonsteringen van de verschillende waterlichamen zijn uitgevoerd in de periode van 2 augustus tot en met 26 september 218. De waterlichamen zijn binnen de voorgeschreven periode van het Handboek Hydrobiologie (juli-oktober 218) uitgevoerd. Bemonsteringen met de stortkuil zijn in de nacht uitgevoerd. Overige bemonsteringen hebben overdag plaatsgevonden. De bemonsteringen zijn uitgevoerd in samenwerking met beroepsvissers en MURA-medewerkers van Wetterskip Fryslân. Resultaten In tabel A is een overzicht gegeven van de belangrijkste resultaten per waterlichaam. Tabel B presenteert de aangetroffen soorten per waterlichaam. Aan het eind van de samenvatting is per waterlichaam een factsheet opgenomen waarin de belangrijkste resultaten zijn gepresenteerd. Omvang en samenstelling visbestanden De aangetroffen visbestanden in de meren variëren van 87,7 kg/ha in het Zandmeer tot 433,4 kg/ha in het Tjeukemeer. Ook in het Fluessen-Heegermeer en Grote Wielen zijn, met ruim 3 kg/ha, relatief omvangrijke visbestanden aangetroffen die voor een aanzienlijk deel uit brasem bestaan. Op de andere meren is, met uitzondering van het Zandmeer, de visstand geraamd op 15 tot 25 kg/ha. In de beken variëren de aangetroffen visbestanden van 32, kg/ha in de Tjonger bovenloop tot 316,4 kg/ha in de Tjonger middenloop. Voor dit laatste water betreft het overigens een schatting van enkel de visstand in de oeverzone omdat het open water niet is bemonsterd. In de onderzochte kanalen varieert het visbestand van 91,8 tot 245,7 kg/ha. Het geraamde aantal vissen in de meren varieert van stuks/ha in het Sneekermeer tot stuks/ha in de Grutte Krite. De geraamde aantallen in de Grutte Krite steken boven de aantallen in de andere waterlichamen uit door de grote bestanden van pos (ruim 7. stuks/ha), brasem en kolblei

3 (ruim 1. stuks/ha). Ook in het Bergumermeer en de Terkaplester poelen, waar stuks/ha zijn geraamd, is pos de meest frequent aanwezige soort. In de beken en kanalen varieert het aantal geraamde vissen van 1.49 stuks/ha in de Doezumertocht tot stuks/ha in de Schoterlandse Compagnonsvaart. Ook in de Tjonger middenloop is met stuks/ha het aantal geraamde vissen hoog. Tabel A: Belangrijkste resultaten per water. Waterlichaam BM DT DE FH GW KRW-type M14 M3 M6b M14 M14 Bestandschatting kg/ha 193,3 157,1 238,4 318,6 314,4 aantal/ha Aantal soorten (excl. hybride) Rode Lijst soorten AL, HO - - AL, HO, SP SP Exoten MA, ZW - RB, ZW PS, ZW MA EKR score,27,64,78,8,11 Beoordeling matig GEP GEP slecht ontoereikend Waterlichaam GK OCV SCV SNM TKP KRW-type M14 M3 M3 M14 M14 Bestandschatting kg/ha 262,6 91,8 245,7 241,9 23, aantal/ha Aantal soorten (excl. hybride) Rode Lijst soorten AL - AL AL, SP AL, SP Exoten MA, ZW - MA, RB PS, ZW PS, ZW EKR score,15,45,71,1,15 Beoordeling ontoereikend matig GEP slecht ontoereikend Waterlichaam TM TJB TJM WZB ZM KRW-type M14 R4 R5 M14 M14 Bestandschatting kg/ha 433,4 32, 316,4 154, 87,7 aantal/ha Aantal soorten (excl. hybride) Rode Lijst soorten AL, SP - RD AL SP Exoten MA, ZW ZB MA, ZB MA, ZW ZW EKR score,6,11,9,17,28 Beoordeling slecht slecht slecht ontoereikend matig Afkortingen wateren: BM = Bergumermeer; DT = Doezumertocht; DE = Dokkumer Ee; FH = Fluessen- Heegermeer; GW = Grote Wielen; GK = Grutte Krite; OCV = Opsterlandse Compagnonsvaart; SCV = Schoterlandse Compagnonsvaart; SNM = Sneekermeer; TKP = Terkaplester poelen; TM = Tjeukemeer; TJB = Tjonger bovenloop; TJM = Tjonger middenloop; WZB = Witte en Zwarte Brekken; ZM = Zandmeer. Afkortingen vissoorten: AL = alver; HO = houting; MA= marmergrondel, PS = Pontische stroomgrondel; RB = roofblei; RD = rivierdonderpad; SP = spiering; ZB = zonnebaars, ZW = zwartbekgrondel. Het aantal aangetroffen soorten (exclusief hybride) per water loopt op de meren uiteen van twaalf in de Grutte Krite tot achttien in het Tjeukemeer en Witte en Zwarte Brekken (tabel B). Ook in de Grote Wielen en het Sneekermeer is de aangetroffen soortenrijkdom met zeventien relatief hoog. In de beken en kanalen varieert het aantal waargenomen soorten van negen in de Tjonger bovenloop tot twintig in de Dokkumer Ee. Ten opzichte van de meest recente KRW-vismonitoring is het aantal waargenomen soorten per water veelal toegenomen. In tien van de vijftien wateren is sprake van een toename in het aantal waargenomen soorten. In vier wateren zijn juist minder soorten aangetroffen en in één water is de soortenrijkdom onveranderd. In zijn algemeenheid lijkt de soortenrijkdom voorzichtig toe te nemen. In totaal zijn bij de vismonitoring 28 vissoorten waargenomen (exclusief hybride). Er zijn bij de vismonitoring geen vissoorten waargenomen die beschermd zijn vanuit de Wet Natuurbescherming. Wel zijn vier soorten aangetroffen die een vermelding hebben op de nationale Rode Lijst. Dit zijn alver, rivierdonderpad, spiering (status kwetsbaar) en houting (gevoelig). Alver is

4 Bergumermeer Doezumertocht Dokkumer Ee Fluessen -Heegermeer Grote Wielen Grutte Krite Opsterlandse Compagnonsvaart Schoterlandse Compagnonsvaart Sneekermeer Terkaplester Poelen Tjeukemeer Tjonger bovenloop Tjonger middenloop Witte en Zwarte Brekken Zandmeer aangetroffen in acht wateren, waarbij in het Fluessen-Heegermeer, Sneekermeer, Terkaplester poelen, Tjeukemeer en Witte en Zwarte Brekken in relatief hoge aantallen. Van rivierdonderpad is een exemplaar aangetroffen in de Tjonger middenloop. Rivierdonderpad werd bij voorgaande visstandonderzoeken ook altijd in lage aantallen waargenomen in de stortstenen oevers van de boezemmeren. Het is opmerkelijk dat de soort daar in 218 niet is waargenomen. Vermoedelijk hangt dit samen met de opkomst van de zwartbekgrondel. Spiering is in een zestal boezemmeren aangetroffen in relatief hoge aantallen. Van houting zijn verschillende exemplaren aangetroffen in het Bergumermeer en Fluessen-Heegermeer. In 215 werd van houting één exemplaar waargenomen in het Slotermeer. De soort lijkt zich dus uit te breiden over de Friese boezem. Tabel B: Aangetroffen vissoorten per water. Wetenschappelijke Nederlandse naam naam Aal/Paling Anguilla anguilla x x x x x x x x x x x x x Alver Alburnus alburnus x x x x x x x x Baars Perca fluviatilis x x x x x x x x x x x x x x x Bittervoorn Rhodeus sericeus x x x x Blankvoorn Rutilus rutilus x x x x x x x x x x x x x x x Brasem Abramis brama x x x x x x x x x x x x x x Driedoornige stekelbaars Gasterosteus aculeatus x x x x Giebel Carassius auratus gibelio x Houting Coregonus oxyrinchus x x Hybride - x x x x x x x x x x x Karper Cyprinus carpio x x x x Kleine modderkruiper Cobitis taenia x x x x x x x x x x Kolblei Blicca bjoerkna x x x x x x x x x x x x x x Marmergrondel Proterorhinus semilunaris x x x x x x x Pontische stroomgrondel Neogobius fluviatilis x x x Pos Gymnocephalus cernuus x x x x x x x x x x x x x x Rietvoorn/Ruisvoorn Scardinius erythrophthalmus x x x x x x x x x x x x x x x Rivierdonderpad Cottus perifretum x Riviergrondel Gobio gobio x x x x x x x x Roofblei Aspius aspius x x Snoek Esox lucius x x x x x x x x x x x x x x x Snoekbaars Sander lucioperca x x x x x x x x x x x x x Spiering Osmerus eperlanus x x x x x x Tiendoornige stekelbaars Pungitius pungitius x Vetje Leucaspius delineatus x x x x x x x Winde Leuciscus idus x x x x x x x x Zeelt Tinca tinca x x x x x x x x x x x Zonnebaars Lepomis gibbosus x x Zwartbekgrondel Neogobius melanostomus x x x x x x x x x Aantal soorten (exclusief hybride) Bittervoorn en kleine modderkruiper die thans niet meer beschermd zijn, zijn wel aangewezen habitatsoorten voor enkele Natura-2 gebieden in Friesland. Bittervoorn is een aangewezen soort voor het gebied Grote Wielen en kleine modderkruiper voor de Alde Feanen. Beide soorten zijn is een lage dichtheid in deze gebieden waargenomen. Met uitzondering van de Doezumertocht en Opsterlandse Compagnonsvaart, zijn op alle wateren vissoorten aangetroffen die tot de exoten behoren. Het hoogste aantal aangetroffen exoten per water bedraagt twee. Het bestand van exoten bestaat in de meeste wateren uit Ponto-Kaspische grondels (Pontische stroomgrondel, marmergrondel en/of zwartbekgrondel). Met name zwartbekgrondel is in het merendeel van de onderzochte wateren in redelijke dichtheden aangetroffen. Ten opzichte van de

5 vismonitoring in 215 heeft de soort zich flink uitgebreid en verspreid. Pontische stroomgrondel heeft zich ten opzichte van 215 uitgebreid naar enkele andere wateren. De dichtheden zijn nog steeds relatief laag. Marmergrondel is eerder bij KRW-vismonitoring in Friesland alleen in de Sondelerleien waargenomen (212). In 218 is de soort in zeven wateren waargenomen. De dichtheden zijn over het algemeen (nog) laag. Roofblei is in lage aantallen aangetroffen in de Dokkumer Ee en Schoterlandse Compagnonsvaart. Zonnebaars is in redelijke aantallen aangetroffen in de Tjonger bovenloop en in lage aantallen in de Tjonger middenloop. Naast vissoorten die tot de exoten behoren zijn in veel wateren ook gevlakte Amerikaanse rivierkreeften aangetroffen en in enkele wateren is ook Chinese wolhandkrab gevangen. Ontwikkeling van de visstand De ontwikkeling van het visbestand in de boezemmeren laat een wisselend beeld zien. In het Bergumermeer neemt de totale omvang van het visbestand af. De afname manifesteert zich vooral bij brasem. De bestanden van baars en blankvoorn nemen toe. Voor de overige boezemmeren geldt dat de bestandsomvang zich al jaren op een vrij hoog, stabiel niveau bevindt. In het Sneekermeer en Terkaplester poelen was van 29 t/m 215 een afname van het bestand zichtbaar. In 218 is de bestandsomvang weer toegenomen. Voor de gehele boezem kan geconcludeerd worden dat er nog steeds sprake is van een omvangrijk visbestand dat gedomineerd wordt door brasem. Het bestand van blankvoorn blijft op een laag niveau. Baars, die in 215 een zeer goede reproductie had, is in 218 weer terug op het lage niveau van voor 215. Snoekbaars liet in de boezem een afname zien in de periode 29 t/m 215. In 218 zijn de bestanden van deze roofvis weer (licht) toegenomen. De visstand in de bemonsterde kanalen laat een wisselend beeld zien. In de Dokkumer Ee is de brasemstand licht toegenomen. Het visbestand is omvangrijk en wordt door brasem gedomineerd. Snoek laat een toename zien en snoekbaars lijkt juist af te nemen. In de Schoterlandse Compagnonsvaart is ook een vrij omvangrijk visbestand aanwezig. De bestandomvang laat vrij sterke schommelingen in de tijd zien. Het visbestand kent een diverse opbouw waarbij geen sprake is van dominantie door één soort. Het visbestand in de Opsterlandse Compagnonsvaart is eveneens vrij divers van opbouw. De totale bestandsomvang lijkt wat terug te lopen in de tijd. In zijn algemeenheid passen de aangetroffen visbestanden bij het aanwezige habitat. De tamelijk voedselrijke omstandigheden komen in veel wateren tot uiting in een dominantie van brasem. Vooral in de boezem is dat het geval. De belangrijkste predator is snoekbaars die onder de aanwezige omstandigheden goed gedijd. Door het relatief beperkte doorzicht in de boezem, met als gevolg een geringe bedekking van submerse vegetatie, blijven de bestanden van onder andere baars, blankvoorn en snoek op een laag niveau. De soortenrijkdom lijkt in veel wateren wel licht toe te nemen. In de beken en kanalen, met uitzondering van het boezemkanaal Dokkumer Ee, is meer diversiteit in de opbouw van het visbestand aanwezig. Brasem is in deze wateren veel minder abundant aanwezig. Ondergedoken waterplanten zijn, als gevolg van een voldoende doorzicht, in hogere dichtheden aanwezig. Dit komt tot uiting in gemiddeld hogere bestanden van bijvoorbeeld baars, blankvoorn, snoek, zeelt en andere plantenminnende soorten. Beoordeling van de visstand De onderzochte waterlichamen zijn onderverdeeld in meren (M14), kanalen (M3 en M6b) en beken en kleine riviertypen (R4 en R5). De visstand voldoet in drie waterlichamen aan het GEP (toetsing volgens maatlatten 218). Dit geldt voor de Doezumertocht, Schoterlandse Compagnonsvaart (beiden M3) en de Dokkumer Ee (M6b). Van de negen onderzochte meren zijn er twee beoordeeld als matig, vier als ontoereikend en drie als slecht. De relatief slechte beoordelingen zijn in veel wateren te wijten

6 aan de lage bestanden van plantminnende en zuurstoftolerante vis in combinatie met de dominantie van brasem. De visstand in beide stromende wateren, de Tjonger boven- en middenloop, is als slecht beoordeeld. Op deze wateren is het bestand van rheofiele soorten laag in vergelijking met de referentietoestand. Ten opzichte van voorgaande onderzoeken is de visstand in 218 op vier wateren beter beoordeeld, namelijk de Doezumertocht, Dokkumer Ee, Bergumermeer en Zandmeer. Hierbij is de beoordeling van de Doezumertocht verbeterd van matig naar GEP. Op negen wateren is de beoordeling in 218 slechter dan de beoordeling bij het voorgaande onderzoek. Hierbij is de beoordeling van de Witte en Zwarte Brekken veranderd van matig naar ontoereikend. De beoordeling van de Tjonger bovenloop en Fluessen-Heegermeer is veranderd van ontoereikend naar slecht en het Sneekermeer van matig naar slecht. Aanbevelingen Voor de vergelijkbaarheid van resultaten is het raadzaam om bij toekomstige onderzoeken de bemonsteringsmethodiek, -inspanning, -periode en ligging van de trajecten, zoveel als mogelijk aan te laten sluiten bij onderhavig onderzoek. Hierdoor kunnen verschillen in de resultaten als gevolg van deze variabelen tot een minimum worden beperkt. Voor het opwerken van de gegevens is het belangrijk om bij vervolgonderzoeken dezelfde berekeningswijzen en deelgebieden te hanteren. Voor vervolgonderzoek is het aan te bevelen om voor een aantal wateren de inspanning licht te verhogen zodat een robuuster en meer betrouwbare schatting van het visbestand wordt verkregen. Dit geldt voor de open water bemonsteringen van de Grote Wielen, Grutte Krite, Terkaplester poelen, Witte en Zwarte Brekken en Zandmeer. In het Sneekermeer zou de inspanning van de bemonsteringen van de oeverzone iets kunnen worden verhoogd.

7 KRW-visstandmonitoring 218: Bergumermeer (M14) Friese boezem- overige meren Maatlatscore:,27 EKR Beoordeling visstand: matig Gecombineerde EKR en beoordeling voor waterlichaam Friese boezem overige meren,17 EKR (ontoereikend) Het Bergumermeer behoort, net als o.a. het Tjeukemeer, Slotermeer, Koevordermeer en Groote brekken, tot waterlichaam de Friese boezem overige meren (NL2V1). Het Bergumermeer heeft een totale oppervlakte van 464 ha en een oeverlengte van 14,3 km. Het Prinses Margrietkanaal verdeelt het meer in een noordelijk en zuidelijk deel. Toetsing (maatlat versie 218) en beoordeling (doelen SGBP2) visstand Water Bergumermeer KRW-type M14 Abundantie brasem en karper,48 Abundantie baars en blankvoorn / eurytopen,51 Abundantie plantminnende soorten,7 Abundantie zuurstoftolerante soorten EKR,27 GEP,3 Beoordeling matig Schatting omvang visbestand Gilde Soort Biomassa Aantal (kg/ha) (n/ha) Eurytoop Aal/paling 1,6 22 Alver,1 4 Baars 18, Blankvoorn 26,2 293 Brasem 99,7 962 Dried. stekelbaars, 12 Hybride,1 1 Kl. modderkruiper, Kolblei 17,7 267 Pos 16, Snoekbaars 5,1 64 Snoek 5,7 3 Limnofiel Houting,2 2 Ruisvoorn, 4 Rheofiel Winde,1 1 Exoot Marmergrondel, Zwartbekgrondel 1,5 137 Totaal 193, Aantal soorten (excl. hybride) 16, = <,5 kg/ha; = <,5 stuks/ha Bemonsteringskenmerken Periode 22, 23 augustus en 5 september 218 Vistuigen stortkuil (SK) in het open water elektrovisserij (EL) langs de oever Aantal trajecten 6x SK en 3x EL

8 KRW-visstandmonitoring 218: Doezumertocht (M3) Noordwestelijke Wouden regionale zandkanalen Maatlatscore:,64 EKR Beoordeling visstand: goed (GEP) De Doezumertocht behoort, samen met enkele andere wateren in de regio, tot de Noordwestelijke Wouden regionale zandkanalen (NL2L16). De Doezumertocht is een lijnvormig water op zand/veen grond met een breedte tussen 8 en 13 meter (op de onderzochte locaties). De Doezumertocht heeft een oppervlakte van 6,5 ha en een oeverlengte van 7,4 km. Toetsing (maatlat versie 218) en beoordeling (doelen SGBP2) visstand Waterlichaam Doezumertocht KRW-type Soortsamenstelling plantminnende en migrerende soorten,25 Abudantie brasem en karper,74 Abundantie plantminnende soorten,93 EKR,64 GEP,6 Beoordeling M3 GEP Bemonsteringskenmerken Periode 17 september 218 Vistuigen Zegen/elektro lijnvormig (ZE/EL) Lijnvormige elektrovisserij (EL) Aantal trajecten 1x ZE/EL en 2x EL Schatting omvang visbestand Gilde Soort Biomassa (kg/ha) Aantal (n/ha) Eurytoop Aal/paling 1, 13 Baars 5,2 711 Blankvoorn 8,3 472 Brasem 43,1 77 Hybride, 2 Kolblei,1 2 Pos,3 28 Snoekbaars, 1 Snoek 42,7 113 Limnofiel Ruisvoorn,3 14 Vetje, 3 Zeelt 47, 54 Rheofiel Riviergrondel, 1 Totaal 157, Aantal soorten (excl. hybride) 12, = <,5 kg/ha; = <,5 stuks/ha

9 KRW-visstandmonitoring 218: Dokkumer Ee (M6b) Friese boezem overige ondiepe kanalen Maatlatscore:,78 EKR Beoordeling visstand: goed (GEP) De Dokkumer Ee behoort, samen met veel andere ondiepe kanalen, tot waterlichaam Friese boezem overige ondiepe kanalen (NL2L9a). De Dokkumer Ee is een trekvaart tussen de steden Leeuwarden en Dokkum. De Dokkumer Ee heeft een totale oppervlakte van 73,8 ha en een oeverlengte van 21,8 km. Toetsing (maatlat versie 218) en beoordeling (doelen SGBP2) visstand Waterlichaam Dokkumer Ee KRW-type M6b Soortsamenstelling plantminnende en migrerende soorten 1 Abudantie brasem en karper,57 Abundantie plantminnende soorten,78 EKR,78 GEP,6 Beoordeling GEP Schatting omvang visbestand Gilde Soort Biomassa (kg/ha) Aantal (n/ha) Eurytoop Aal/paling 12,9 73 Baars 9,6 755 Blankvoorn 7,7 487 Brasem 163, Dried. stekelbaars, 2 Giebel, Hybride,1 1 Karper 2,1 1 Kl. modderkruiper, 1 Kolblei 5,6 374 Pos,8 175 Snoekbaars 16, 37 Snoek 15,9 17 Limnofiel Bittervoorn, 8 Ruisvoorn 1,5 91 Vetje, 17 Zeelt,2 9 Rheofiel Riviergrondel, 4 Winde 1,8 6 Exoot Roofblei,3 Zwartbekgrondel,2 12 Totaal 238, Aantal soorten (excl. hybride) 2, = <,5 kg/ha; = <,5 stuks/ha Bemonsteringskenmerken Periode 2, 21 augustus en 4 september 218 Vistuigen Stortkuil (SK) in het open water Elektrovisserij (EL) langs de oevers Aantal trajecten 4x SK en 6x EL

10 KRW-visstandmonitoring 218: Fluessen-Heegermeer (M14) Fluessen e.o. Maatlatscore:,8 Beoordeling visstand: slecht Het Fluessen-Heegermeer behoort, samen met enkele kleinere wateren zoals Oudegaaster brekken, Ringwiel en Morra, tot waterlichaam Fluessen e.o. (NL2V1). Het Fluessen-Heegermeer is gelegen ten zuidwesten van Heeg (Heegermeer) dat richting het zuidwesten overgaat in de Fluessen. Het meer heeft een totale oppervlakte van 25 ha en een oeverlengte van 46,2 km. Toetsing (maatlat versie 218) en beoordeling (doelen SGBP2) visstand Water KRW-type Fluessen- Heegermeer M14 Abundantie brasem en karper,2 Abundantie baars en blankvoorn / eurytopen,11 Abundantie plantminnende soorten,1 Abundantie zuurstoftolerante soorten EKR,8 GEP,3 Beoordeling slecht Schatting omvang visbestand Gilde Soort Biomassa Aantal (kg/ha) (n/ha) Eurytoop Aal/paling 1,5 8 Alver,2 8 Baars 1,7 24 Blankvoorn 7,1 39 Brasem 27,9 877 Hybride,1 1 Kolblei 5, 56 Pos 6, Snoekbaars 25,1 15 Snoek, Limnofiel Houting, Ruisvoorn, Spiering,1 33 Rheofiel Winde,3 2 Exoot Pontische stroomgrondel, 3 Zwartbekgrondel,2 13 Totaal 318, Aantal soorten (excl. hybride) 15, = <,5 kg/ha; = <,5 stuks/ha Bemonsteringskenmerken Periode 3 augustus t/m 11 september 218 Vistuigen Stortkuil (SK) in het open water Elektrovisserij (EL) langs de oever Aantal trajecten 17x SK en 1x EL

11 KRW-visstandmonitoring 218: Grote Wielen (M14) Maatlatscore:,11 EKR Beoordeling visstand: ontoereikend De Grote Wielen bestaat uit drie onderling verbonden plassen; Grote Wielen, Houtwiel en Sierdswiel. Het is een op zichzelf staand waterlichaam (NL2V12) dat tot de Friese boezem behoort. Het totale oppervlakte van de Grote Wielen bedraagt 11,5 ha met een oeverlengte van 22,2 km. Schatting omvang visbestand Gilde Soort Biomassa (kg/ha) Aantal (n/ha) Eurytoop Aal/paling 22,6 77 Baars 4,2 572 Blankvoorn 2,4 254 Brasem 231, Hybride 2,6 5 Karper 6,8 1 Kl. modderkruiper, 4 Kolblei 8,9 495 Pos,9 116 Snoekbaars 31,3 249 Snoek 1,6 1 Limnofiel Bittervoorn, 5 Ruisvoorn,6 8 Spiering,1 64 Vetje, 42 Zeelt,7 2 Rheofiel Winde, 2 Exoot Marmergrondel, 4 Totaal 314, Aantal soorten (excl. hybride) 17, = <,5 kg/ha; = <,5 stuks/ha Toetsing (maatlat versie 218) en beoordeling (doelen SGBP2) visstand Water Grote Wielen KRW-type M14 Abundantie brasem en karper,27 Abundantie baars en blankvoorn / eurytopen,8 Abundantie plantminnende soorten,2 Abundantie zuurstoftolerante soorten,5 EKR,11 GEP,3 Beoordeling ontoereikend Bemonsteringskenmerken Periode 21 en 22 augustus 218 Vistuigen Stortkuil (SK) in het open water Elektrovisserij (EL) langs de oever Aantal trajecten 4x SK en 5x EL

12 KRW-visstandmonitoring 218: Grutte Krite (M14) Alde Feanen Maatlatscore:,15 EKR Beoordeling visstand: ontoereikend Gecombineerde EKR en beoordeling voor waterlichaam Alde Feanen,22 EKR (matig) De Grutte Krite behoort net als het Zandmeer tot waterlichaam (en nationaal park) de Alde Feanen (NL2V11). Het waterlichaam omvat alleen wateren die deel uitmaken van de Friese boezem en is gelegen bij Earnewald. De Grutte Krite heeft een totale oppervlakte van 6 ha met een oeverlengte van 7,3 km. Toetsing (maatlat versie 218) en beoordeling (doelen SGBP2) visstand Water Grutte Krite KRW-type M14 Abundantie brasem en karper,4 Abundantie baars en blankvoorn / eurytopen,17 Abundantie plantminnende soorten,3 Abundantie zuurstoftolerante soorten EKR,15 GEP,3 Beoordeling ontoereikend Bemonsteringskenmerken Periode 23 augustus en 5 september 218 Vistuigen Stortkuil (SK) in het open water Elektrovisserij (EL) langs de oever Aantal trajecten 3x SK en 2x EL Schatting omvang visbestand Gilde Soort Biomassa (kg/ha) Aantal (n/ha) Eurytoop Aal/paling 8,8 36 Alver, 1 Baars 7,7 821 Blankvoorn 3,7 17 Brasem 158, Hybride,2 1 Kolblei 11, Pos 28, Snoekbaars 4,6 165 Snoek 3,3 6 Limnofiel Ruisvoorn,1 29 Exoot Marmergrondel,1 6 Zwartbekgrondel, 9 Totaal 262, Aantal soorten (excl. hybride) 12, = <,5 kg/ha; = <,5 stuks/ha

13 KRW-visstandmonitoring 218: Opsterlandse Compagnonsvaart (M3) Zuidoost Friesland vaarten met recreatievaart Maatlatscore:,45 EKR Beoordeling visstand: matig De Opsterlandse Compagnonsvaart is een op zichzelf staand waterlichaam met de naam: Zuidoost Friesland - vaarten met recreatievaart (NL2L1a). De Opsterlandse Compagnonsvaart maakt deel uit van de Turfroute en heeft een totale oppervlakte van 48 ha met een oeverlengte van 31,6 km. Toetsing (maatlat versie 218) en beoordeling (doelen SGBP2) visstand Waterlichaam KRW-type Opsterlandse Compagnonsvaart Soortsamenstelling plantminnende en migrerende soorten,18 Abudantie brasem en karper,72 Abundantie plantminnende soorten,46 EKR,45 GEP,6 Beoordeling matig Bemonsteringskenmerken Periode 24 t/m 26 september 218 Vistuigen Zegen/elektro lijnvormig (ZE/EL) Zegen rondgooi en elektro oever (ZE en EL) Aantal trajecten 8x ZE/EL en 1x ZE en EL M3 Schatting omvang visbestand Gilde Soort Biomassa Aantal (kg/ha) (n/ha) Eurytoop Baars 9,4 1.6 Blankvoorn 14, Brasem 4, Hybride,1 7 Kl. modderkruiper, 1 Kolblei,7 53 Pos 1,5 225 Snoekbaars 1,6 15 Snoek 2,1 47 Limnofiel Ruisvoorn 1,3 98 Vetje, 1 Zeelt 1,3 11 Rheofiel Riviergrondel,3 47 Totaal 91, Aantal soorten (excl. hybride) 12, = <,5 kg/ha; = <,5 stuks/ha

14 KRW-visstandmonitoring 218: Schoterlandse Compagnonsvaart (M3) Zuidoost Friesland vaarten zonder recreatievaart Maatlatscore:,71 Beoordeling visstand: goed (GEP) De Schoterlandse Compagnonsvaart behoort, samen met onder andere de Frieschepalenvaart en Afvoerkanaal, tot waterlichaam Zuidoost Friesland vaarten zonder recreatievaart (NL2L1b). De Schoterlandse Compagnonsvaart ligt tussen Gorredijk en Donkerbroek evenwijdig aan de Opsterlandse Compagnonsvaart. De vaart heeft een totale oppervlakte van 2,2 ha met een oeverlengte van 17,4 km. Toetsing (maatlat versie 218) en beoordeling (doelen SGBP2) visstand Waterlichaam KRW-type Schoterlandse Compagnonsvaart Soortsamenstelling plantminnende en migrerende soorten,45 Abudantie brasem en karper,98 Abundantie plantminnende soorten,69 EKR,71 GEP,6 Beoordeling GEP Bemonsteringskenmerken Periode 19 en 2 september 218 Vistuigen Zegen/elektro lijnvormig (ZE/EL) Zegen rondgooi en elektro oever (ZE en EL) Lijnvormige elektrovisserij (EL) Aantal trajecten 2x ZE/EL, 2x ZE en EL en 1x EL M3 Schatting omvang visbestand Gilde Soort Biomassa Aantal (kg/ha) (n/ha) Eurytoop Aal/paling 1,6 6 Alver,2 11 Baars 26,2 2.8 Blankvoorn 71, Brasem 39, Dried. stekelbaars, 2 Hybride,1 15 Kl. modderkruiper,3 64 Kolblei 8,4 95 Pos 2, 268 Snoekbaars,4 2 Snoek 61,4 162 Limnofiel Ruisvoorn 24, Vetje, 2 Zeelt 9,8 114 Exoot Marmergrondel, 16 Roofblei,3 2 Totaal 245, Aantal soorten (excl. hybride) 16, = <,5 kg/ha; = <,5 stuks/ha

15 KRW-visstandmonitoring 218: Sneekermeer (M14) Sneekermeergebied e.o. Maatlatscore,1 EKR Beoordeling visstand: slecht Gecombineerde EKR en beoordeling voor waterlichaam Sneekermeergebied e.o.,14 EKR (ontoereikend) Het Sneekermeer behoort net als o.a. de Terkaplester poelen en Witte en Zwarte brekken tot het waterlichaam Sneekermeergebied e.o. (NL2V9). Dit waterlichaam behoort tot de Friese boezem. Het Sneekermeer heeft een totale oppervlakte van 841,2 ha met een oeverlengte van 33,5 km. Toetsing (maatlat versie 218) en beoordeling (doelen SGBP2) visstand Water Sneekermeer KRW-type M14 Abundantie brasem en karper,26 Abundantie baars en blankvoorn / eurytopen,8 Abundantie plantminnende soorten,4 Abundantie zuurstoftolerante soorten EKR,1 GEP,3 Beoordeling slecht Schatting omvang visbestand Gilde Soort Biomassa (kg/ha) Aantal (n/ha) Eurytoop Aal/paling 5,1 23 Alver,1 17 Baars 1,8 42 Blankvoorn 2,9 27 Brasem 186, 695 Kl. modderkruiper, 1 Kolblei 1,7 37 Pos 7, Snoekbaars 32,3 15 Snoek 3,7 1 Limnofiel Bittervoorn, Ruisvoorn,1 5 Spiering,1 55 Rheofiel Riviergrondel, Winde,1 7 Exoot Pontische stroomgrondel, 1 Zwartbekgrondel,7 68 Totaal 241, Aantal soorten 17, = <,5 kg/ha; = <,5 stuks/ha Bemonsteringskenmerken Periode 24 augustus t/m 6 september 218 Vistuigen Stortkuil (SK) in het open water Elektrovisserij (EL) langs de oever Aantal trajecten 1x SK en 5x EL

16 KRW-visstandmonitoring 218: Terkaplester poelen (M14) Sneekermeergebied e.o. Maatlatscore:,15 EKR Beoordeling visstand: ontoereikend Gecombineerde EKR en beoordeling voor waterlichaam Sneekermeergebied e.o.,14 EKR (ontoereikend) De Terkaplester poelen behoren, net als o.a. het Sneekermeer en Witte en Zwarte brekken tot het waterlichaam Sneekermeergebied e.o. (NL2V9). Dit waterlichaam behoort tot de Friese boezem. De Terkaplester poelen hebben een totale oppervlakte van 224 ha met een oeverlengte van 8 km. Toetsing (maatlat versie 218) en beoordeling (doelen SGBP2) visstand Terkaplester Water poelen KRW-type M14 Abundantie brasem en karper,31 Aandeel baars en blankvoorn / eurytopen,15 Abundantie plantminnende soorten,11 Abundantie zuurstoftolerante soorten,1 EKR,15 GEP,3 Beoordeling ontoereikend Bemonsteringskenmerken Periode 28 augustus en 6 september 218 Vistuigen Stortkuil (SK) in het open water Elektrovisserij (EL) langs de oever Aantal trajecten 5x SK en 3x EL Schatting omvang visbestand Gilde Soort Biomassa Aantal (kg/ha) (n/ha) Eurytoop Aal/paling 2,3 9 Alver,4 22 Baars 3,2 27 Blankvoorn 5,6 163 Brasem 16, Karper 2,6 Kolblei 7,6 18 Pos 19, Snoekbaars 18,1 118 Snoek 9,3 4 Limnofiel Ruisvoorn,8 21 Spiering, 12 Zeelt,2 Rheofiel Winde, Exoot Pontische stroomgrondel,4 26 Zwartbekgrondel,2 13 Totaal 23, 6.33 Aantal soorten 16, = <,5 kg/ha; = <,5 stuks/ha

17 KRW-visstandmonitoring 218: Tjeukemeer (M14) Friese boezem overige meren Maatlatscore:,6 EKR Beoordeling visstand: slecht Gecombineerde EKR en beoordeling voor waterlichaam Friese boezem overige meren,17 EKR (ontoereikend) Het Tjeukemeer behoort, net als o.a. het Bergumermeer, Slotermeer, Koevordermeer en Groote brekken, tot waterlichaam de Friese boezem overige meren (NL2V1). Het waterlichaam maakt onderdeel uit van de Friese boezem. Het Bergumermeer heeft een totale oppervlakte van 288 ha en een oeverlengte van 33,7 km. Toetsing (maatlat versie 218) en beoordeling (doelen SGBP2) visstand Water Tjeukemeer KRW-type M14 Abundantie brasem en karper,19 Aandeel baars en blankvoorn / eurytopen,3 Abundantie plantminnende soorten,1 Abundantie zuurstoftolerante soorten,1 EKR,6 GEP,3 Beoordeling slecht Bemonsteringskenmerken Periode 11 t/m 14 september 218 Vistuigen stortkuil (SK) in het open water elektrovisserij (EL) langs de oever Aantal trajecten 13x SK en 7x EL Schatting omvang visbestand Gilde Soort Biomassa Aantal (kg/ha) (n/ha) Eurytoop Aal/paling 1,7 8 Alver,1 7 Baars,5 14 Blankvoorn 3,2 32 Brasem 369,6 845 Dried. stekelbaars, 6 Hybride,1 Karper,4 Kl. modderkruiper, Kolblei 3,6 28 Pos 5, Snoekbaars 48,5 181 Snoek,1 Limnofiel Ruisvoorn,1 8 Spiering, 17 Zeelt, Rheofiel Winde, 2 Exoot Marmergrondel, Zwartbekgrondel,1 7 Totaal 433, Aantal soorten (excl. hybride) 18, = <,5 kg/ha; = <,5 stuks/ha

18 KRW-visstandmonitoring 218: Tjonger bovenloop (R4) Maatlatscore:,11 EKR Beoordeling visstand: slecht De Tjonger bovenloop is gelegen rondom Oosterwolde en maakt, net als de Opsterlandse Compagnonsvaart, deel uit van de turfroute. De Tjonger bovenloop is een op zichzelf staand waterlichaam (NL2L2). Het bemonsterde deel betreft alleen de meest noordelijke tak die ook wel Boven Tjonger wordt genoemd. Ook het Grootdiep en Kleindiep horen bij het waterlichaam. De Tjonger bovenloop heeft een totale oppervlakte van 6,8 ha met een oeverlengte van 7,8 km. Toetsing (maatlat versie 218) en beoordeling (doelen SGBP2) visstand Waterlichaam Tjonger bovenloop KRW-type R4 Soortsamenstelling rheofiele soorten (n),2 Soortsamenstelling migrerende soorten (n),5 Soortsamenstelling plantminnende soorten (%) Abundantie rheofiele soorten,19 EKR,11 GEP,4 Beoordeling slecht Bemonsteringskenmerken Periode 18 september 218 Vistuigen Lijnvormige elektrovisserij (EL) Aantal trajecten 3x EL Schatting omvang visbestand Gilde Soort Biomassa (kg/ha) Aantal (n/ha) Eurytoop Baars, 3 Blankvoorn 1,6 856 Snoek 11,2 7 Limnofiel Ruisvoorn,1 3 Tiend. stekelbaars, 12 Vetje,2 429 Zeelt 7,8 57 Rheofiel Riviergrondel 1,8 343 Exoot Zonnebaars,3 57 Totaal 32, Aantal soorten 9, = <,5 kg/ha; = <,5 stuks/ha

19 KRW-visstandmonitoring 218: Tjonger middenloop (R5) Maatlatscore:,9 EKR Beoordeling visstand: slecht De Tjonger middenloop is een op zichzelf staand waterlichaam (NL2L3) en maakt, net als de Opsterlandse Compagnonsvaart, deel uit van de Turfroute. De Tjonger middenloop heeft een oeverlengte van 14,1 km. Toetsing (maatlat versie 218) en beoordeling (doelen SGBP2) visstand Waterlichaam Tjonger middenloop KRW-type R5 Soortsamenstelling rheofiele soorten (n),5 Soortsamenstelling migrerende soorten (n),2 Soortsamenstelling plantminnende soorten (%),9 Abundantie rheofiele soorten EKR,9 GEP,35 Beoordeling slecht Bemonsteringskenmerken Periode 2 t/m 26 september 218 Vistuigen Elektrovisserij (EL) langs de oever Aantal trajecten 4x EL Schatting omvang visbestand in de oeverzone Biomassa Gilde Soort (kg/ha) Aantal (n/ha) Eurytoop Aal/paling 2,1 5 Baars 89,6 8.1 Blankvoorn 11,6 567 Brasem, 17 Kl. modderkruiper,2 33 Kolblei 2,8 167 Pos 3,2 167 Snoek 186, Limnofiel Ruisvoorn,9 433 Zeelt 16,6 3 Rheofiel Rivierdonderpad, 17 Riviergrondel, 17 Exoot Marmergrondel,2 67 Zonnebaars 2,6 83 Totaal 316, Aantal soorten 14, = <,5 kg/ha; = <,5 stuks/ha

20 KRW-visstandmonitoring 218: Witte en Zwarte brekken (M14) Sneekermeergebied e.o. Maatlatscore,17 Beoordeling visstand: ontoereikend Gecombineerde EKR en beoordeling voor waterlichaam Sneekermeergebied e.o.,14 EKR (ontoereikend) De Witte en Zwarte brekken behoren net als o.a. het Sneekermeer en de Terkaplester poelen tot het waterlichaam Sneekermeergebied e.o. (NL2V9). Dit waterlichaam behoort tot de Friese boezem. De Witte en Zwarte brekken hebben een totale oppervlakte van 1,8 ha met een oeverlengte van 8,7 km. Toetsing (maatlat versie 218) en beoordeling (doelen SGBP2) visstand Witte en Zwarte Water Brekken KRW-type M14 Abundantie brasem en karper,32 Aandeel baars en blankvoorn / eurytopen,14 Abundantie plantminnende soorten,6 Abundantie zuurstoftolerante soorten,14 EKR,17 GEP,3 Beoordeling ontoereikend Bemonsteringskenmerken Periode 29 augustus t/m 3 september 218 Vistuigen Stortkuil (SK) in het open water Elektrovisserij (EL) langs de oever Aantal trajecten 4x SK en 3x EL Schatting omvang visbestand Gilde Soort Biomassa Aantal (kg/ha) (n/ha) Eurytoop Aal/paling 4,8 11 Alver,1 49 Baars 2,6 439 Blankvoorn 2,7 216 Brasem 18, Hybride,3 11 Kl. modderkruiper, 4 Kolblei 6, 199 Pos 1, Snoekbaars 14,9 89 Snoek 1,7 3 Limnofiel Bittervoorn, 1 Ruisvoorn 1,1 143 Vetje, 3 Zeelt 1,1 1 Rheofiel Riviergrondel, 1 Winde, 2 Exoot Marmergrondel, 26 Zwartbekgrondel,3 24 Totaal 154, 4.63 Aantal soorten (excl. hybride) 18, = <,5 kg/ha; = <,5 stuks/ha

21 KRW-visstandmonitoring 218: Zandmeer (M14) Alde Feanen Maatlatscore:,28 EKR Beoordeling visstand: matig Gecombineerde EKR en beoordeling voor waterlichaam Alde Feanen,22 EKR (matig) Het Zandmeer behoort, net als de Grutte Krite tot waterlichaam (en nationaal park) de Alde Feanen (NL2V11). Het waterlichaam omvat alleen wateren die deel uitmaken van de Friese boezem en is gelegen bij Earnewald. Het Zandmeer heeft een totale oppervlakte van 35 ha met een oeverlengte van 3,9 km. Toetsing (maatlat versie 218) en beoordeling (doelen SGBP2) visstand Water Zandmeer KRW-type M14 Abundantie brasem en karper,32 Aandeel baars en blankvoorn / eurytopen,28 Abundantie plantminnende soorten,25 Abundantie zuurstoftolerante soorten,26 EKR,28 GEP,3 Beoordeling matig Schatting omvang visbestand Gilde Soort Biomassa (kg/ha) Aantal (n/ha) Eurytoop Aal/paling 1,3 3 Baars 2,3 248 Blankvoorn 5,5 254 Brasem 6,4 912 Hybride,6 42 Kl. modderkruiper, 1 Kolblei 3,6 414 Pos 1,7 44 Snoekbaars 2,2 29 Snoek 7,9 5 Limnofiel Ruisvoorn,1 2 Spiering, 22 Zeelt 1,4 2 Rheofiel Riviergrondel,2 15 Exoot Zwartbekgrondel,5 4 Totaal 87, Aantal soorten (excl. hybride) 14, = <,5 kg/ha; = <,5 stuks/ha Bemonsteringskenmerken Periode 23 augustus en 5 september 218 Vistuigen Stortkuil (SK) in het open water Elektrovisserij (EL) langs de oever Aantal trajecten 2x SK en 2x EL

22 INHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING Aanleiding Doel Leeswijzer MATERIAAL EN METHODE Onderzoeksgebied Vangtuigen en wijze van bemonsteren Bemonsteringsperiode, inspanning en bemonsteringsploeg Verwerking van de vangst en veldgegevens RESULTATEN WATERLICHAAM FRIESE BOEZEM-OVERIGE MEREN Bergumermeer Tjeukemeer RESULTATEN WATERLICHAAM NOORDWESTELIJKE WOUDEN REGIONALE ZANDKANALEN (DOEZUMERTOCHT) Algemene opmerkingen Omvang van het visbestand Lengtesamenstelling Beoordeling visstand Beschermde soorten en exoten RESULTATEN DOKKUMER EE (WATERLICHAAM FRIESE BOEZEM OVERIGE ONDIEPE KANALEN) Algemene opmerkingen Omvang van het visbestand Lengtesamenstelling Beoordeling visstand Beschermde soorten en exoten RESULTATEN WATERLICHAAM FLUESSEN E.O Algemene opmerkingen Omvang van het visbestand Lengtesamenstelling Conditie brasem Beoordeling visstand Beschermde soorten en exoten RESULTATEN WATERLICHAAM GROTE WIELEN Algemene opmerkingen Omvang van het visbestand Lengtesamenstelling Beoordeling visstand Beschermde soorten en exoten RESULTATEN WATERLICHAAM ALDE FEANEN Algemene opmerkingen Omvang van het visbestand Lengtesamenstelling Beoordeling visstand Beschermde soorten en exoten Algemene opmerkingen... 69

23 8.7 Omvang van het visbestand Lengtesamenstelling Beoordeling visstand Beschermde soorten en exoten RESULTATEN WATERLICHAAM ZUIDOOST FRIESLAND VAARTEN MET RECREATIEVAART (OPSTERLANDSE COMPAGNONSVAART) Algemene opmerkingen Omvang van het visbestand Lengtesamenstelling Beoordeling visstand Beschermde soorten en exoten RESULTATEN WATERLICHAAM ZUIDOOST FRIESLAND VAARTEN ZONDER RECREATIEVAART (SCHOTERLANDSE COMPAGNONSVAART) Algemene opmerkingen Omvang van het visbestand Lengtesamenstelling Beoordeling visstand Beschermde soorten en exoten RESULTATEN WATERLICHAAM SNEEKERMEERGEBIED E.O Sneekermeer Terkaplester poelen Witte en Zwarte brekken RESULTATEN WATERLICHAAM TJONGER BOVENLOOP Algemene opmerkingen Omvang van het visbestand Lengtesamenstelling Beoordeling visstand Beschermde soorten en exoten RESULTATEN WATERLICHAAM TJONGER MIDDENLOOP Algemene opmerkingen Omvang van het visbestand Lengtesamenstelling Beoordeling visstand Beschermde soorten en exoten DISCUSSIE Uitvoering bemonstering Omvang en samenstelling van het visbestand Exoten en beschermde soorten Conditie van brasem Vergelijking visbestand met resultaten van voorgaand onderzoek Beoordeling van de visstand Vergelijking beoordeling visstand met voorgaande onderzoeken CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN Conclusies Aanbevelingen LITERATUUR BIJLAGEN

24 BIJLAGE 1 Ligging bemonsterde trajecten/meetpunten BIJLAGE 2 Overzicht onderscheiden deelgebieden en bemonsteringsinspanning BIJLAGE 3 Soortenlijst zoete wateren en FAME-indeling voor gilden BIJLAGE 4 KRW-maatlat opbouw voor kanalen (M3 en M6b) BIJLAGE 5 KRW-maatlat opbouw voor zoete meren en plassen (M14) BIJLAGE 6 KRW-maatlat opbouw voor beken en kleine rivieren (R4 en R5) BIJLAGE 7 Lengtefrequentieverdelingen BIJLAGE 8 Status aangetroffen soorten BIJLAGE 9 Bestandschattingen deelgebieden BIJLAGE 1 QBWat uitvoerbestanden BIJLAGE 11 EKR beoordelingen op 212 maatlatten + QBWat uitvoerbestanden BIJLAGE 12 Overzicht aangetroffen exoten per water

25 1 INLEIDING 1.1 Aanleiding Ten behoeve van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is in 218 in vijftien wateren binnen het beheergebied van Wetterskip Fryslân visstandonderzoek uitgevoerd zodat een beeld wordt verkregen van de visstand in Friesland. De wateren behoren tot elf waterlichamen. Wetterskip Fryslân heeft ATKB de opdracht gegeven om het visstandonderzoek uit te voeren en de resultaten uit te werken in voorliggend rapport. 1.2 Doel Doel van het visstandonderzoek is het verkrijgen van een representatief beeld van de visstand in de onderzochte waterlichamen. Met de gegevens van de huidige visstand is het vervolgens mogelijk om de visstand te toetsen aan de KRW-maatlatten voor vis en te beoordelen met de (afgeleide) KRWdoelen. Door het visstandonderzoek wordt ook inzicht verkregen in de ontwikkelingen in de vispopulaties. Om te komen tot een representatief beeld van de visstand en te voldoen aan de eisen van de KRW, dient het visstandonderzoek antwoord te geven op de volgende vragen: - Hoe ziet de soortensamenstelling van de visstand er uit? - Wat is de omvang (abundantie) van de visstand, zowel in aantallen als in biomassa? - Hoe ziet de lengtesamenstelling (leeftijdsopbouw) van de visstand er uit? - Wat is de score van de visstand op de KRW-maatlatten en hoe wordt de visstand beoordeeld met de (afgeleide) KRW-doelen? - Hoe verhoudt de visstand zich ten opzichte van resultaten van eerder uitgevoerde bemonsteringen? 1.3 Leeswijzer Dit rapport beschrijft de uitvoering en de resultaten van het visstandonderzoek in elf waterlichamen in het beheergebied van Wetterskip Fryslân in 218. Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 de toegepaste methodiek beschreven. Vervolgens worden in hoofdstuk 3 tot en met 13 de resultaten per waterlichaam gepresenteerd. In hoofdstuk 14 volgt daarna de discussie waarin de meest opmerkelijke resultaten worden besproken en een vergelijking met de resultaten van eerdere bemonsteringen wordt gemaakt. Aansluitend worden in hoofdstuk 15 conclusies en aanbevelingen gegeven. De belangrijkste figuren en tabellen zijn in de hoofdtekst van het rapport opgenomen. Ondersteunende informatie, figuren, kaarten en tabellen worden in de bijlagen gepresenteerd. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 25 van 132

26 2 MATERIAAL EN METHODE Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van het onderzoeksgebied ( 2.1), de vangtuigen die zijn ingezet en wijze van bemonsteren ( 2.2). Daarnaast worden de bemonsteringsperiode en inspanning ( 2.3), en de methode van vangst- en gegevensverwerking ( 2.4) beschreven. 2.1 Onderzoeksgebied Het onderzoeksgebied bestaat uit vijftien wateren in het beheergebied van Wetterskip Fryslân. De wateren behoren tot elf waterlichamen. In tabel 2.1 zijn de verschillende waterlichamen en wateren weergegeven met bijbehorende karakteristieken. Tabel 2.1. Karakteristieken van de onderzochte wateren. Waterlichaam Wateren Codering KRW-type (Oever) lengte (km) oppervlakte (ha) Friese boezem - overige meren Bergumermeer NL2V1 M14 14,3 464, Tjeukemeer NL2V1 M14 33,7 288, Sneekermeergebied e.o. Sneekermeer NL2V9 M14 33,5 841,2 Terkaplester poelen NL2V9 M14 8, 224, Witten en Zwarte Brekken NL2V9 M14 8,7 1,8 Fluessen e.o. Fluessen-Heegermeer NL2V1 M14 46,2 25, Alde Feanen Grutte Krite NL2V11 M14 7,3 6, Zandmeer NL2V11 M14 3,9 35, Grote Wielen Grote Wielen NL2V12 M14 22,2 11,5 Friese boezem - overige ondiepe kanalen Dokkumer Ee NL2L9a M6b 21,8 73,8 Noordwestelijke Wouden - regionale zandkanalen Doezumertocht NL2L16 M3 7,4 6,5 Zuidoost Friesland - vaarten met recreatievaart Opsterlandse Compagnonsvaart NL2L1a M3 31,6 48, Zuidoost Friesland - vaarten zonder recreatievaart Schoterlandse Compagnonsvaart NL2L1b M3 17,4 2,2 Tjonger bovenloop Tjonger bovenloop NL2L2 R4 7,8 6,8 Tjonger middenloop Tjonger middenloop NL2L3 R5 14,1 onbekend 2.2 Vangtuigen en wijze van bemonsteren De uitvoering van de visstandbemonstering is gebaseerd op de Bevist-Oppervlak-Methode (BOM), zoals die is beschreven in het Handboek Hydrobiologie (Bijkerk, 214). Met deze methode wordt een bepaald oppervlak op standaardwijze bevist met een vangtuig waarvan het vangstrendement bekend is. Uit de vangsten, beviste oppervlaktes en rendementen wordt een schatting van de omvang en samenstelling van de visstand berekend. De wijze van bemonsteren en de gehanteerde vangtuigen verschillen voor de diverse wateren. Onderstaand is per type water de inzet van vangtuigen en wijze van bemonsteren beschreven Zeer smalle lijnvormige wateren tot circa 8 meter breed Op deze wateren is aan het begin van het traject een keernet overdwars geplaatst, vervolgens is een stuk van 25 meter uitgemeten (GPS) en over de gehele breedte van de watergang met het elektrovisapparaat afgevist in de richting van het keernet. Eventueel vluchtende vis wordt door het keernet tegengehouden. De locaties zijn vanuit een boot met een generator gevoed elektrovisapparaat bevist. Deze methode is toegepast op enkele meetpunten in de Doezumertocht en Tjonger Bovenloop. Het vangstrendement van deze vorm van visserij is voor alle vissoorten en lengteklassen vastgesteld op 6% (Bijkerk, 214). KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 26 van 132

27 2.2.2 Smalle lijnvormige wateren van circa 8 tot 25 meter breed Op bredere, lijnvormige wateren zoals de Opsterlandse Compagnonsvaart en Schoterlandse Compagnonsvaart is de visstand, waar mogelijk, bemonsterd met een combinatie van lijnvormige zegen- en elektrovisserij. Hierbij is een traject van 25 meter lengte afgezet met keernetten. Vervolgens is eerst het open water bemonsterd door met een zegen het volledige traject af te vissen. Vervolgens zijn beide oeverzones (2x 25 meter) van de locatie met het elektrovisapparaat (vanuit de boot) bemonsterd. De lengte van de zegen die is ingezet bedraagt 75 meter. Voor een met keernetten afgezet traject dat over de volledige lengte met de zegen wordt bevist, wordt voor de zegenvisserij met een rendement van 1% gerekend. Aangenomen wordt dat de vis die niet wordt gevangen met de zegen in de oever vlucht en met het elektrovisapparaat wordt bemonsterd. Het rendement voor het elektrovisapparaat blijft in dit geval 3% voor snoek en 2% voor overige vis (Bijkerk, 214). Op locaties waar het slepen van de zegen over een afstand van 25 meter door ontoegankelijke oevers, een dikke sliblaag of sterke waterplantengroei niet mogelijk was, is getracht om een korter traject te bemonsteren (minimaal 1 meter). Als dat ook niet mogelijk was is de zegen tweemaal per locatie rondgevist. De zegen is daarbij in een cirkelvorm uitgevaren waarna deze vervolgens op de oever of in de boot is binnengehaald. Zegenrondgooien zijn uitgevoerd op traject SCV2 op de Schoterlandse Compagnonsvaart. Het rendement van deze vorm van zegenvisserij is vastgesteld op 8% (Bijkerk, 214). De visstand in de oeverzone is bemonsterd met elektrovisserij, waarbij een trajectlengte van 2x25 meter (beide oevers) per traject is aangehouden. De standaard beviste breedte die voor elektrovisserij wordt aangehouden bedraagt 1,5 meter Brede lijnvormige wateren breder dan circa 25 meter In lijnvormige wateren breder dan circa 25 meter, zoals de Dokkumer Ee, is de visstand in het open water bemonsterd met de stortkuil. Met de stortkuil zijn trekken van circa 1 kilometer lengte bevist. Het vangstrendement van de stortkuil bedraagt 8% voor vis met een lengte tot 25 centimeter en 6% voor vis groter dan 25 centimeter (Bijkerk, 214). De visstand in de oeverzone van deze wateren is bemonsterd met elektrovisserij vanuit de boot waarbij een trajectlengte van 25 meter is aangehouden Middelgrote meervormige wateren/waterdelen en grote meervormige wateren In de middelgrote meervormige wateren Grutte Krite en Zandmeer is de visstand in het open water evenals in de grote meervormige wateren Bergumermeer, Fluessen-Heegermeer, Grote Wielen, Sneekermeer, Terkaplester Poelen en Tjeukemeer bemonsterd met de stortkuil. Met de stortkuil zijn trekken van circa 1 kilometer lengte bevist. Het vangstrendement van de stortkuil bedraagt 8% voor vis met een lengte tot 25 centimeter en 6% voor vis groter dan 25 centimeter (Bijkerk, 214). De visstand in de oeverzone van deze wateren is bemonsterd met elektrovisserij vanuit de boot waarbij een trajectlengte van 25 meter is aangehouden. 2.3 Bemonsteringsperiode, inspanning en bemonsteringsploeg Bemonsteringsperiode De visstandbemonsteringen zijn uitgevoerd in de periode van 2 augustus tot en met 26 september 218. Deze periode valt binnen de door het Handboek Hydrobiologie voorgeschreven periode. In deze periode is vis het meest willekeurig (homogeen) over het water verspreidt (Bijkerk, 214). Alle stortkuilbemonsteringen zijn conform het Handboek Hydrobiologie (Bijkerk, 214) in de donkerperiode uitgevoerd. Alle overige bemonsteringen zijn overdag uitgevoerd. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 27 van 132

28 Bemonsteringsploeg De visstandbemonsteringen zijn in alle wateren uitgevoerd door medewerkers van ATKB in samenwerking met MURA-medewerkers van Wetterskip Fryslân en lokale beroepsvissers. In alle gevallen was er een ervaren meetleider van ATKB aanwezig die de leiding had over de uitvoering van het veldwerk. De volgende beroepsvissers hebben geassisteerd bij de bemonsteringen: Klaas en Jelte Bouma, Ale de Jager, Jappie Spijkstra, Leo Kloosterman, Andries van Netten, Pascal Sannes, Freerk Visserman en Gaele Postma. De volgende MURA-medewerkers hebben bijgedragen aan de bemonsteringen: Jan van der Sluis, Simon Dijkstra, Abel de Boer, Walter Kamstra, Jaap Hiemstra en Sipke Boersma. Bemonsteringsinspanning Afhankelijk van de dimensies van het waterlichaam dient een minimale onderzoeksinspanning te worden verricht voor het verkrijgen van een representatief beeld van de visstand. Volgens het Handboek Hydrobiologie dient de bemonsteringsinspanning in lijnvormige wateren tot circa 25 meter breed tenminste 7,5% van de lengte te beslaan. In bredere lijnvormige wateren dient minimaal 3% van het open water met de stortkuil te worden bevist en 7,5% van de oeverlengte. In meervormige wateren is de minimale inspanning voor de open water zone afhankelijk van het totale wateroppervlak. De inspanning neemt af bij een toenemend oppervlak. In meervormige wateren moet ten minste 5% van de oeverzone worden bemonsterd. De gerealiseerde bemonsteringsinspanning per water is weergegeven in bijlage 2 en toegelicht in paragraaf Verwerking van de vangst en veldgegevens De gevangen vissen zijn op soort gesorteerd, gemeten en geteld. De lengtemetingen zijn uitgedrukt in centimeter totaallengte met een nauwkeurigheid van ±,5 centimeter. Bij grote vangsten zijn eerst de soorten en lengteklassen die weinig in de vangst voorkomen gescheiden van de overige vangst. Daarna is de resterende vangst eventueel gesorteerd in lengtegroepen, waarna op gewichtsbasis monsters zijn genomen. De vissen in de monsters zijn vervolgens gemeten en geteld. Na verwerking van de vangst is alle vis direct levend op de vangstplaats teruggezet. De vangstgegevens zijn per traject/trek direct in het veld digitaal ingevoerd in een door ATKB ontwikkelde applicatie. Voor het verwerken van de vangstgegevens tot lengtefrequentieverdelingen en bestandschattingen heeft ATKB standaard rekenmodules in MS Excel ontwikkeld. Deze rekenmodules bevatten standaard lengte-gewicht relaties van alle vissoorten voor het omrekenen van aantallen vis naar biomassa. Met deze relaties is voor elke soort het aantal vissen per cm-klasse omgerekend naar biomassa. De bestanden zijn conform de beschrijving in het Handboek Hydrobiologie (Bijkerk, 214) op de volgende wijze berekend: Berekening omvang visbestand 1. Per deelgebied is de vangst van de afzonderlijke trajecten/trekken per vangtuig gesommeerd; 2. De som per vangtuig is gedeeld door het beviste oppervlak van het betreffende deelgebied; 3. De resultaten verkregen onder stap 2 zijn gedeeld door de rendementen van de betreffende vangtuigen, wat resulteert in een schatting per deelgebied; 4. Het totale bestand per water is berekend door het naar oppervlak gewogen gemiddelde te nemen van de schattingen per deelgebied; 5. Bij de lijnvormige wateren die zijn bemonsterd door een traject af te zetten met keernetten en dat te bevissen met zegen en elektrovisapparaat, wordt een afwijkende berekeningswijze KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 28 van 132

29 gehanteerd. Eerst zijn per traject de vangsten met het elektrovisapparaat gecorrigeerd voor het rendement (rendement zegen wordt op 1% gesteld). Vervolgens zijn de vangsten met zegen en elektrovisapparaat per traject gesommeerd. Het gemiddelde van de resultaten per traject geeft het bestand per waterdeel of per water. Voor het maken van bestandschattingen zijn de oppervlaktes van de wateren en van de verschillende deelgebieden nodig. Deze gegevens zijn bepaald met behulp van GIS-bestanden. De indeling van de waterlichamen in deelgebieden/meetpunten is opgenomen in bijlage 2. Hierin zijn ook de oppervlaktes en/of lengtes van de gebieden opgenomen. In onderstaand figuur is de indeling schematisch weergeven waarbij aan de rechterzijde een voorbeeld voor het Sneekermeer is gegeven. Figuur 2.1. Schematische weergave van de indeling van een waterlichaam in wateren, deelgebieden en trajecten/trekken met rechts de uitwerking voor het Sneekermeer Conditiebepaling brasem Op het Fluessen-Heegermeer, Sneekermeer, Terkaplester poelen en Witte en Zwarte Brekken is de conditie van brasem bepaald. Op elk van de vier genoemde wateren zijn van gemiddeld 42 brasems de individuele stuks gewichten gemeten. Later zijn deze gewichten vergeleken met de normgewichten voor brasem. De normgewichten zijn bepaald op basis van landelijke gegevens en zijn te vinden in het Handboek Visstandbemonstering (Klinge, 213). Door de gewogen stuks gewichten te vergelijken met het normgewicht is een indicatie van de conditie van de vis verkregen. Een conditie van,9-1,1 wordt beschouwd als normaal. Een afwijking van,1-,2 geeft een matige (,8-,9) of goede (1,1-1,2) conditie aan. Een afwijking van meer dan,2 geeft een slechte (<,8) of een zeer goede (>1,2) conditie aan. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 29 van 132

30 2.4.3 Presentatie gegevens Voor het presenteren van de bestandschattingen zijn de gevangen vissoorten ingedeeld in ecologische groepen en gilden. De vissoorten zijn ingedeeld in de stromingsgilden volgens FAME (zie bijlage 3 en Noble & Cowx, 22). Deze indeling wordt ook voor de meeste KRW-maatlatten gehanteerd. De indeling in stromingsgilden is gebaseerd op de voorkeur van soorten voor stromend dan wel stilstaand water. Er worden drie stromingsgilden onderscheiden: - Eurytopen: soorten die geen specifieke voorkeur hebben voor stromend of stilstaand water; - Limnofielen: soorten met een voorkeur voor stilstaand water; - Rheofielen: soorten met een voorkeur voor stromend water. In sommige gevallen is deze indeling verder gespecificeerd voor bepaalde KRW-maatlatten. Zo worden bijvoorbeeld ook plantminnende en zuurstoftolerante soorten onderscheiden. De drie genoemde stromingsgilden zeggen uitsluitend iets over de voorkeur van een vissoort voor stroming. Zo betekent limnofiel in dit geval voorkeur voor stilstaand water en niet zoals bij andere indelingen plantminnend. Voor de volledige indeling van vis in gilden en groepen zoals deze voor de KRW wordt gebruikt, wordt verwezen naar bijlage 27 van het Handboek Hydrobiologie (Bijkerk, 214). Naast een indeling in gilden is ook een verdeling gehanteerd in ecologische groepen (dit komt in feite overeen met een verdeling in lengteklassen). Deze indeling wordt beschreven in het Handboek Hydrobiologie (Bijkerk, 214). De ecologische groepen zijn voornamelijk gebaseerd op voedselvoorkeur. Dit hangt samen met de lengte van de vissoorten: kleine exemplaren benutten ander voedsel (bijvoorbeeld zoöplankton) dan grote exemplaren (die veelal macrofauna of kleine vissen eten). Voor snoek wijkt de indeling af van de overige vissoorten, omdat deze vooral uitgaat van de voorkeur van deze soort voor een bepaald type habitat. De indeling in ecologische groepen wordt niet betrokken bij de toetsing aan maatlatten, behalve bij snoekbaars in de KRW-typen M6b en M14 (enkel voor de maatlatversie 212). In de hoofdstukken waarin de resultaten per water zijn beschreven (hoofdstuk 3 t/m 13) is telkens een paragraaf opgenomen waarin de aanwezigheid van beschermde soorten (Wet Natuurbescherming), Rode lijst soorten en exoten is beschreven Beoordeling van de visstand KRW-systematiek Aan de oppervlaktewaterlichamen is door het waterschap een KRW-watertype toegewezen (zie tabel 2.1). Voor natuurlijke wateren zijn deze typen beschreven in Van der Molen et al. (218). Hierin worden ook referentiewaarden gegeven voor een goed functionerende, natuurlijke vorm van ieder watertype. De watertypen verschillen in hun ecologisch functioneren en soms worden subtypen onderscheiden. Vrijwel alle Nederlandse waterlichamen worden sterk beïnvloed door menselijke activiteiten, zoals bijvoorbeeld peilbeheer, oeverbeschoeiing, baggerwerkzaamheden en beroeps- en recreatievaart. Daarom zijn deze waterlichamen niet meer als natuurlijk te beschouwen, en is de natuurlijke referentiesituatie en de bijbehorende Goede Ecologische Toestand (GET) geen haalbaar doel. Deze waterlichamen hebben in de KRW-systematiek de status sterk veranderd gekregen en er is een lager doel, het zogenaamde Goed Ecologisch Potentieel (GEP) voor afgeleid. Naast waterlichamen met een natuurlijke oorsprong, zoals beken en kreken zijn er door de mens gegraven waterlopen, bijvoorbeeld kanalen, die in de KRW-systematiek de status kunstmatig hebben gekregen. Voor deze kunstmatige wateren zijn de referentiewaarden (GEP s) beschreven in Evers et al. (218). KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 3 van 132

31 Het kwaliteitsoordeel voor de KRW, de Ecologische KwaliteitsRatio (EKR die loopt van tot 1) wordt berekend met maatlatten bestaande uit vier of vijf kwaliteitsklassen met een vaste kleurcode. De maatlatten zijn opgebouwd uit verschillende deelmaatlatten (indicatoren) voor verschillende (groepen van) soorten. De EKR wordt bepaald aan de hand van de scores van de verschillende deelmaatlatten. De indicatoren die getoetst worden verschillen voor de diverse watertypen (meren en plassen, kanalen en kleine rivieren/beken) en zijn gebaseerd op de aanwezigheid en abundantie van soorten en/of soortgroepen. Voor kunstmatige wateren (sloten en kanalen) zijn landelijke default MEP/GEP s beschikbaar. In veel gevallen sluiten regionale waterbeheerders aan bij deze doelen. Wetterskip Fryslân heeft voor al haar waterlichamen de ecologische doelen opgesteld. De doelen zijn vastgesteld en vastgelegd in het stroomgebiedbeheerplan Rijn ( ). Toetsen en beoordelen De visstand is getoetst aan de maatlatten voor vis (versie 218, Van der Molen et al. 218 en Evers 218). De visstand is tevens getoetst aan de 212 maatlatten voor vis (Van der Molen et al. 212). Het resultaat van de toetsing aan de 212 maatlatten is opgenomen in bijlage 11. Voor de meren, beken en rivieren (typen M14, R4 en R5) zijn de EKR s berekend met de maatlatten voor natuurlijke wateren (Van der Molen et al. 218). Het oordeel is vervolgens bepaald door de EKR af te zetten tegen de klassenindeling van de afgeleide doelen. Voor kunstmatige wateren (kanalen typen M3 en M6b) is de EKR berekend met de maatlatten voor sloten en kanalen (Evers et al. 218). Het oordeel is vervolgens op dezelfde wijze bepaald als bij de overige watertypen. Voor alle meren (type M14) geldt dat de gemiddelde visstand (in kg/ha) in het waterlichaam is gebruikt voor de toetsing. Voor de kanalen (typen M3 en M6b) vindt de toetsing plaats op basis van de visgegevens per meetpunt/deelgebied (eveneens in kg/ha). Een meetpunt kan uit één of meer beviste trajecten/trekken (monsterlocaties) bestaan. Toetsing en beoordeling van het gehele waterlichaam vindt plaats door gewogen middeling van de scores per meetpunt. De weging per meetpunt is hierbij gebaseerd op het oppervlak van het waterlichaam waarvoor het meetpunt representatief geacht wordt. Voor de beken en kleine riviertypen (R4 en R5) vindt de toetsing plaats op basis van de ruwe vangstaantallen (werkelijke vangst) per meetpunt. Toetsing en beoordeling van het gehele waterlichaam vindt plaats door gewogen middeling van de scores per meetpunt. De weging per meetpunt is hierbij gebaseerd op de lengte van het waterlichaam waarvoor het meetpunt representatief geacht wordt. In bijlage 2 is de indeling van de waterlichamen in deelgebieden/meetpunten weergegeven inclusief de oppervlaktes van deze gebieden Voor de toetsing aan de maatlatten is gebruik gemaakt van het programma QBWat (versie 6.2, Pot 218) en Aquo-kit (versie ). Beide programma s berekenen uit de ingevoerde gegevens de toetswaarden die nodig zijn om de deelmaatlatscores te bepalen. Dit gebeurt volgens de beschrijving in het protocol toetsen en beoordelen (Pot, 214). De resultaten van de toetsing zijn gepresenteerd in grafieken waarin ter vergelijk ook het MEP/GEP is opgenomen. Voor de Doezumertocht, Opsterlandse- en Schoterlandse Compagnonsvaart en Dokkumer Ee is aangesloten bij de landelijke MEP/GEP. Het GEP voor deze wateren ligt op,6 EKR. Het GEP voor de meren en plassen is naar beneden bijgesteld en bedraagt,3 EKR. Het GEP voor de kleine riviertypen Tjonger boven- en middenloop is naar beneden bijgesteld op respectievelijk,4 en,35 EKR. Ook de overige KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 31 van 132

32 klassengrenzen (slecht-ontoereikend en ontoereikend-matig) liggen voor de aangepaste maatlaten (R4, R5 en M14) lager dan bij de landelijke MEP/GEP (figuur 2.2 en tabel 2.2). 1, slecht ontoereikend matig GEP,8,6,4,2, R4 R5 M3 M6b M14 Tjonger bovenloop Tjonger middenloop DT, OCV, SCV Dokkumer Ee BM, FH, GW, GK, SNM, TKP, TM, WZB, ZM Figuur 2.2. Klassenindeling van afgeleide doelen met bijbehorende kleurcodering Het doel is gesteld op ten minste een EKR in het groene vlak (GEP). DT = Doezumertocht; OCV = Opsterlandse Compagnonsvaart; SCV = Schoterlandse Compagnonsvaart; BM = Bergumermeer; FH = Fluessen-Heegermeer; GW = Grote Wielen; GK = Grutte Krite; SNM = Sneekermeer; TKP = Terkaplester poelen; TM = Tjeukemeer; WZB = Witte en Zwarte Brekken; ZM = Zandmeer. Tabel 2.2. Klassenindeling en -grenzen aangepaste maatlatten. Waterlichaam KRW-type slecht ontoereikend matig GEP Tjonger bovenloop R4 -,13,13-,27,27-,4,4 Tjonger middenloop R5 -,12,12-,23,23-,35,35 Doezumertocht M3 -,2,2-,4,4-,6,6 Opsterlandse Compagnonsvaart M3 -,2,2-,4,4-,6,6 Schoterlandse Compagnonsvaart M3 -,2,2-,4,4-,6,6 Dokkumer Ee M6b -,2,2-,4,4-,6,6 Bergumermeer M14 -,1,1-,2,2-,3,3 Fluessen-Heegermeer M14 -,1,1-,2,2-,3,3 Grote Wielen M14 -,1,1-,2,2-,3,3 Grutte Krite M14 -,1,1-,2,2-,3,3 Sneekermeer M14 -,1,1-,2,2-,3,3 Terkaplester poelen M14 -,1,1-,2,2-,3,3 Tjeukemeer M14 -,1,1-,2,2-,3,3 Witte en Zwarte Brekken M14 -,1,1-,2,2-,3,3 Zandmeer M14 -,1,1-,2,2-,3,3 KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 32 van 132

33 Onderstaand tekstkader behandelt de opbouw van de maatlatten voor de onderzochte watertypen. Opbouw maatlatten voor kanalen (M3 en M6b) Voor een uitgebreide beschrijving van de maatlatten en een indeling van gilden voor de vissoorten wordt verwezen naar Evers 218 en bijlage 4. De maatlat voor kanalen bestaat uit de volgende deelmaatlatten: - Brasem en karper; gezamenlijk biomassa-aandeel (%). - Plantminnende vis; biomassa-aandeel (%) van plantminnende soorten. - Plantminnende en migrerende vissen; aantal aanwezige soorten plantminnende en migrerende soorten. Opbouw maatlatten voor zoete meren en plassen (M14) Voor een uitgebreide beschrijving van de maatlatten wordt verwezen naar van der Molen et al. 218 en voor de indeling in gilden naar Noble & Cowx 22 en bijlage 5. De maatlat voor meren en plassen bestaat uit de volgende deelmaatlatten (indicatoren): - Brasem en karper; gezamenlijk biomassa-aandeel (%). - Baars en blankvoorn; biomassa-aandeel (%) van baars en blankvoorn ten opzichte van alle eurytopen. - Plantminnende vis; biomassa-aandeel (%) van plantminnende soorten. - Zuurstoftolerante vis (vissen die bestand zijn tegen sterke schommelingen in het zuurstofgehalte); biomassa-aandeel (%) van zuurstoftolerante soorten. Opbouw maatlatten voor beken en kleine rivieren (R4 en R5) Voor een uitgebreide beschrijving van de maatlatten wordt verwezen naar van der Molen et al. 218 en voor de indeling in gilden naar Noble & Cowx 22 en bijlage 6. De maatlat voor beken en kleine rivieren bestaat uit de volgende deelmaatlatten (indicatoren): - Absoluut aantal rheofiele soorten. - Absoluut aantal migrerende soorten. - Relatief aantal plantminnende soorten. - Rheofiele vis; aandeel in aantallen (%) van rheofiele soorten. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 33 van 132

34 3 RESULTATEN WATERLICHAAM FRIESE BOEZEM-OVERIGE MEREN Tot het waterlichaam Friese boezem overige meren (NL2V1) behoren onder andere het Bergumermeer en Tjeukemeer. Beide meren zijn in 218 bemonsterd. In dit hoofdstuk worden eerst de resultaten van het Bergumermeer gepresenteerd en vervolgens de resultaten van het Tjeukemeer. 3.1 Bergumermeer Algemene opmerkingen De bemonsteringen van het Bergumermeer zijn uitgevoerd op 22, 23 augustus en 5 september 218. In totaal zijn er negen trajecten op het Bergumermeer bevist. Op zes trajecten is het open water bevist met de stortkuil. De stortkuilbemonstering is in de nacht uitgevoerd. De kuiltrekken hadden elk een lengte van 1. meter op trek BM-SK4 na. Deze trek had een lengte van 8 meter. Op drie trajecten is de oeverzone elektrisch bevist over een afstand van 25 meter. De ligging van de bemonsterde trekken en trajecten is op een kaart afgebeeld in bijlage 1 en in figuur 3.1. De bemonsteringen zijn goed verlopen. De waterdiepte op de onderzochte trajecten bedroeg maximaal 2,5 meter. Het doorzicht varieerde van,3 tot,9 meter. In één kuiltrek (BM-SK1) is grof hoornblad aangetroffen. In twee elektrotrajecten (BM-EL1 en 3) is gele plomp waargenomen. Verder is de oeverzone begroeid met emerse vegetatie (riet, kleine lisdodde). Op sommige delen is de oever beschermd met stortsteen. In figuur 3.1 is een impressie gegeven van het Bergumermeer. Figuur 3.1. Impressie van het Bergumermeer (l) en ligging meetlocaties (r). KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 34 van 132

35 3.1.2 Omvang van het visbestand Tijdens het visstandonderzoek in het Bergumermeer zijn zestien vissoorten aangetroffen, exclusief hybride (een kruising tussen twee karperachtigen). Elf soorten behoren tot het eurytope gilde, twee soorten tot het limnofiele gilde en een soort tot het rheofiele gilde. Er zijn twee vissoorten aangetroffen die tot de exoten behoren, namelijk marmergrondel en zwartbekgrondel. Tabel 3.1. Raming van het visbestand in Bergumermeer (kg/ha) in 218. Gilde Vissoort Totaal + > >=41 Eurytoop Aal/Paling 1,6 -,,1,5 1, Alver,1 -, Baars 18,9 9,3 3,4 5,9,3 - Blankvoorn 26,2,3,7 15,1 1,1 - Brasem 99,7,4 3, 32,8 51,2 12,4 Driedoornige stekelbaars, -, Hybride, ,1 - Kleine modderkruiper, -, Kolblei 17,7, 1,4 15,1 1,2 - Pos 16,3 9,2 7, Snoekbaars 5,1,4 -, 2,7 1,9 Limnofiel Houting,2 -,,,2 - Ruisvoorn,,, Rheofiel Winde,1,,,1 - - Exoot Marmergrondel, -, Zwartbekgrondel 1,5, 1,5, - - Subtotaal 187,6 19,6 17,2 69,1 66,4 15,3 ecologische indeling voor snoek Totaal >54 Eurytoop Snoek 5,7 -,1 -,1 5,5 Totaal 193,3, = <,5 kg/ha; - = niet aangetroffen Tabel 3.2. Raming van het visbestand in Bergumermeer (N/ha) in 218. Gilde Vissoort Totaal + > >=41 Eurytoop Aal/Paling Alver Baars Blankvoorn Brasem Driedoornige stekelbaars Hybride Kleine modderkruiper Kolblei Pos Snoekbaars Limnofiel Houting Ruisvoorn Rheofiel Winde Exoot Marmergrondel Zwartbekgrondel Subtotaal ecologische indeling voor snoek Totaal >54 Eurytoop Snoek Totaal = <,5 stuks/ha; - = niet aangetroffen KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 35 van 132

36 Het totale visbestand is geraamd op 193,3 kg/ha en stuks/ha. In tabel 3.1 en tabel 3.2 is de geschatte omvang van het totale visbestand gegeven in kilogram en aantal per hectare. Het visbestand bestaat in biomassa voor 99% uit eurytopen en in aantallen hebben de eurytopen een aandeel van 98%. Op soortniveau bestaat het visbestand in biomassa voor circa 52% uit brasem. Blankvoorn heeft een aandeel van circa 14%. In aantallen is pos de meest abundante soort met een aandeel van 44%, gevolgd door baars met een aandeel van circa 32%. Brasem heeft in aantallen een aandeel van ruim 13%. De limnofielen en rheofielen hebben in zowel biomassa als aantallen een zeer bescheiden aandeel in het visbestand (,1% of minder). De exoten hebben, voornamelijk door zwartbekgrondel, in biomassa een aandeel van 1% en in aantallen een aandeel van 2% Lengtesamenstelling De lengtefrequentieverdelingen van de aangetroffen soorten zijn weergegeven in bijlage 7. De lengtefrequentieverdelingen van de vier meest aangetroffen soorten in aantallen zijn weergegeven in figuur 3.2. Van baars is een populatie aangetroffen in een lengterange van 5 tot en met 29 centimeter. Deze lengterange bestaat uit meerdere jaarklassen, waarvan het grootste deel van de populatie bestaat uit eenzomerige vissen in de lengterange van 5 tot en met 1 centimeter. Van blankvoorn is een stabiele populatie aangetroffen in een lengterange van 5 tot en met 36 centimeter waarin meerdere jaarklassen zijn te onderscheiden. Eenzomerige exemplaren zijn aangetroffen in een lengterange van 5 tot en met 9 centimeter. Een groep tweezomerige exemplaren tekent zich af in een lengterange van 11 tot en met 15 centimeter. Tot de lengterange van 16 tot en met 36 centimeter behoren de oudere exemplaren. 1 Pos 6 Baars Brasem 2 Blankvoorn Figuur 3.2. Lengtefrequentieverdelingen van de vier meest aangetroffen soorten in aantallen in het Bergumermeer. Ook van brasem is een evenwichtige populatie aangetroffen in een lengterange van 5 tot en met 53 centimeter waarin meerdere jaarklassen kunnen worden onderscheiden. Eenzomerige exemplaren zijn aangetroffen in een lengterange van 5 tot en met 9 centimeter. Daarnaast is een groep meerzomerige exemplaren aangetroffen tot en met 25 centimeter en oudere exemplaren tot en met 53 centimeter. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 36 van 132

37 Van kolblei zijn exemplaren aangetroffen van meerdere jaarklassen. Eenzomerige exemplaren van 6 tot en met 8 centimeter zijn relatief weinig aangetroffen. De meeste exemplaren behoren met een lengte van 11 tot en met 21 centimeter tot de meerzomerigen. Tevens zijn een aantal oudere exemplaren tot en met 31 centimeter aangetroffen. Pos is in relatief hoge aantallen aangetroffen in een lengterange van 5 tot en met 11 centimeter, bestaande uit een- en meerzomerige exemplaren. De eenzomerige posjes hebben een lengte tot circa 7 centimeter bereikt. Van ruisvoorn zijn eenzomerige exemplaren aangetroffen van 4 tot en met 7 centimeter. Twee- of meerzomerige exemplaren zijn aangetroffen van 9 tot en met 13 centimeter. Van snoekbaars zijn grofweg vier jaarklassen aangetroffen. De meeste exemplaren behoren tot de eenzomerigen in een lengterange van 7 tot en met 2 centimeter, waarbij exemplaren tot en met 13 centimeter het meest zijn aangetroffen. Een groep tweezomerige exemplaren kan worden onderscheiden van 25 tot en met 35 centimeter. Een groep snoekbaarzen in de lengterange van 39 tot en met 46 centimeter en een enkel exemplaar van 65 centimeter behoren tot de meerjarige exemplaren. Zwartbekgrondel is aangetroffen in een lengterange van 4 tot en met 17 centimeter, waarbij eenzomerige exemplaren van 4 tot en met 6 centimeter kunnen worden onderscheiden van een groep meerjarige exemplaren van 7 tot en met 17 centimeter. De aalstand kent een evenwichtige opbouw met een relatief hoog aandeel jonge vissen tot 35 centimeter en een afnemend aantal oudere exemplaren. Van de overige vissoorten zijn slechts één of enkele exemplaren gevangen of is geen duidelijk onderscheid in jaarklassen te maken Beoordeling visstand In figuur 3.3 is de beoordeling van de visstand in het Bergumermeer weergegeven. In bijlage 1 zijn de uitvoerbestanden van QBWat opgenomen. De visstand in het Bergumermeer behaalt op de maatlat voor het watertype M14 een EKR van,27. Het GEP voor het Bergumermeer is vastgesteld op,3 EKR. Met de score van,27 voldoet de visstand in het Bergumermeer niet aan de doelstelling en wordt beoordeeld als matig. Met de score van,27 wordt het GEP wel benaderd. Op de deelmaatlat abundantie plantminnende vis is een slechte score behaald door het relatief lage aandeel (circa 3%), met name bestaand uit snoek. Op de deelmaatlat zuurstoftolerante vis is geen score behaald door het ontbreken van zuurstoftolerante soorten. Op de deelmaatlat abundantie brasem en karper is voldaan aan het GEP, met een totaal brasem-aandeel van circa 52% in de gehele visstand (karper is niet aangetroffen). De gewogen score op deze deelmaatlat bedraagt,12. Ook op de deelmaatlat abundantie baars en blankvoorn is voldaan aan het GEP doordat het gezamenlijke aandeel van deze soorten binnen het aangetroffen eurytopen bestand ruim 2% bedraagt. De gewogen score voor de indicator abundantie baars+blankvoorn bedraagt,13. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 37 van 132

38 EKR score 1,8 Brasem+karper Baars+blankvoorn Plantminnende vis Zuurstoftolerante vis GEP (,3),6,4,2 Referentie M14 Bergumermeer Figuur 3.3. Toetsing van de visstand in het Bergumermeer aan de maatlat voor M Beschermde soorten en exoten Geen van de aangetroffen soorten is beschermd middels de Wet Natuurbescherming. Houting (figuur 3.4) is opgenomen in de Rode Lijst met de status gevoelig. Van deze soort zijn acht exemplaren aangetroffen die in lengte varieerden van 15 tot en met 28 centimeter. Alver is opgenomen in de Rode Lijst met de status kwetsbaar. Het aantal aangetroffen alvers bedraagt achttien. Een overzicht van de wettelijke status van vissoorten is gegeven in bijlage 8. Tijdens de bemonsteringen op het Bergumermeer zijn twee vissoorten aangetroffen die tot de exoten behoren, namelijk marmergrondel en zwartbekgrondel. Van marmergrondel is één exemplaar aangetroffen in traject BM-EL3. Van zwartbekgrondel zijn in totaal 638 exemplaren aangetroffen. Ook zijn tijdens de bemonsteringen 66 exemplaren van gevlekte Amerikaanse rivierkreeft aangetroffen op het Bergumermeer. Figuur 3.4. Houting. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 38 van 132

39 3.2 Tjeukemeer Algemene opmerkingen De bemonsteringen van het Tjeukemeer zijn uitgevoerd in de periode van 11 tot en met 14 september 218. Het open water is in de nacht bevist met een stortkuil. Er zijn dertien trekken met de stortkuil uitgevoerd. De stortkuiltrekken hadden een lengte van 1. meter. De bemonsteringen zijn goed verlopen. Eén trek moest vroegtijdig (na 9 meter) worden afgebroken in verband met het vastlopen van het net. Op zeven trajecten is de oever elektrisch bevist over een afstand van 25 meter. De ligging van de bemonsterde trekken/trajecten is op een kaart afgebeeld in bijlage 1 en in figuur 3.5. De waterdiepte van de onderzochte locaties bedroeg,8 tot 4 meter op de stortkuiltrajecten en,5 tot 1 meter op de elektrotrajecten. Het waterdoorzicht varieerde van,3 tot,5 meter. Langs de oevers bij de elektrotrajecten is emerse begroeiing met vooral riet en kleine lisdodde aangetroffen. In het open water van het Tjeukemeer is geen begroeiing aangetroffen. In figuur 3.6 is een impressie gegeven van het Tjeukemeer. Figuur 3.5. Ligging meetlocaties. Figuur 3.6. Impressie van het Tjeukemeer. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 39 van 132

40 3.2.2 Omvang van het visbestand Tijdens het visstandonderzoek in het Tjeukemeer zijn achttien vissoorten aangetroffen, exclusief hybride. Twaalf soorten behoren tot het eurytope gilde, drie soorten tot het limnofiele gilde en één soort tot het rheofiele gilde. Er zijn twee vissoorten aangetroffen die tot de exoten behoren, namelijk marmergrondel en zwartbekgrondel. Van de soort karper is zowel een spiegel- als een schubkarper aangetroffen (figuur 3.7). Het totale visbestand is geraamd op 433,4 kg/ha en stuks/ha. In tabel 3.3 en tabel 3.4 is de geschatte omvang van het totale visbestand gegeven in kilogram en aantal per hectare. Het visbestand bestaat in biomassa nagenoeg geheel uit eurytopen en de eurytopen hebben in aantallen een aandeel van circa 99%. Op soortniveau is brasem in biomassa dominant met een aandeel van ruim 85%. Verder heeft alleen snoekbaars met ruim 11% nog een noemenswaardig aandeel in biomassa. In aantallen is pos de meest voorkomende soort met een aandeel van 56%, gevolgd door brasem met een aandeel van 32%. Snoekbaars heeft in aantallen een aandeel van 7% in het visbestand. Tabel 3.3. Raming van het visbestand in het Tjeukemeer (kg/ha) in 218. Gilde Vissoort Totaal + > >=41 Eurytoop Aal/Paling 1,7 -,,,1 1,6 Alver,1,,, - - Baars,5,1,1,2,2 - Blankvoorn 3,2,,1,6 2,3,1 Brasem 369,6,5 1,1 11,8 166,3 189,9 Driedoornige stekelbaars,,, Hybride,1,,,,1 - Karper, ,4 Kleine modderkruiper, -, Kolblei 3,6,,1 1,4 2,1 - Pos 5,4 4, 1,3, - - Snoekbaars 48,5 1, -,1 6, 41,5 Limnofiel Ruisvoorn,1,,, - - Spiering,,, Zeelt, - -, - - Rheofiel Winde,, -, - - Exoot Marmergrondel,,, Zwartbekgrondel,1,,, - - Subtotaal 433,3 5,7 2,9 14,2 177,1 233,5 ecologische indeling voor snoek Totaal >54 Eurytoop Snoek,1 -,,,,1 Totaal 433,4, = <,5 kg/ha; - = niet aangetroffen KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 4 van 132

41 Tabel 3.4. Raming van het visbestand in het Tjeukemeer (N/ha) in 218. Gilde Vissoort Totaal + > >=41 Eurytoop Aal/Paling Alver Baars Blankvoorn Brasem Driedoornige stekelbaars Hybride - Karper Kleine modderkruiper Kolblei Pos Snoekbaars Limnofiel Ruisvoorn Spiering Zeelt Rheofiel Winde Exoot Marmergrondel Zwartbekgrondel Subtotaal ecologische indeling voor snoek Totaal >54 Eurytoop Snoek - Totaal = <,5 stuks/ha; - = niet aangetroffen Figuur 3.7. Aangetroffen spiegelkarper (l) en schubkarper (r) op het Tjeukemeer Lengtesamenstelling De lengtefrequentieverdelingen van de aangetroffen soorten zijn weergegeven in bijlage 7. De lengtefrequentieverdelingen van de vier meest aangetroffen aantallen zijn weergegeven in figuur 3.8. Eenzomerige exemplaren van alver zijn aangetroffen in een lengterange van 3 tot en met 8 centimeter. Exemplaren van 9 en 1 centimeter behoren tot de tweezomerigen. Oudere alvers zijn aangetroffen in de lengte van 14 tot en met 17 centimeter. Eenzomerige baars is aangetroffen in een lengterange van 7 tot en met 1 centimeter. Meerzomerige exemplaren zijn aangetroffen in een lengterange van 11 tot en met 34 centimeter. In de aangetroffen populatie van blankvoorn zijn verschillende leeftijdsklassen te onderscheiden. Eenzomerige exemplaren zijn aangetroffen van 3 tot KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 41 van 132

42 en met 1 centimeter. De tweezomerige blankvoorns hebben een lengte van 11 tot en met 14 centimeter. Daarnaast zijn oudere blankvoorns aangetroffen met een lengte tot 41 centimeter. 1 Pos 4 Brasem Snoekbaars 15 Blankvoorn Figuur 3.8. Lengtefrequentieverdelingen van de vier meest aangetroffen soorten in aantallen in het Tjeukemeer. Van brasem is een breed verdeelde populatie aangetroffen in een lengterange van 2 tot en met 52 centimeter. Exemplaren tot en met 1 centimeter behoren tot de eenzomerigen. Brasems van 11 tot en met 2 centimeter behoren tot de twee- en driezomerige exemplaren. Brasems van 35 tot en met 5 centimeter zijn sterk vertegenwoordigd. Van kolblei zijn meerdere jaarklassen te onderscheiden, waarvan eenzomerige exemplaren van 4 tot en met 8 centimeter relatief weinig zijn aangetroffen. Het merendeel van de aangetroffen exemplaren behoort tot de meerzomerigen in een lengterange van 1 tot en met 19 centimeter. Ook zijn oudere vissen aangetroffen van 2 tot en met 34 centimeter. Pos is in relatief grote aantallen aangetroffen in een lengterange van 4 tot en met 17 centimeter. Exemplaren tot en met 8 centimeter behoren tot de eenzomerigen en exemplaren vanaf 9 centimeter tot de meerzomerigen. Van ruisvoorn zijn voornamelijk eenzomerige exemplaren aangetroffen in een lengterange van 3 tot en met 7 centimeter. Meerzomerige exemplaren zijn aangetroffen in een lengterange tussen de 1 en 24 centimeter. Snoekbaars is aangetroffen in een brede lengterange van 6 tot en met 93 centimeter. De aangetroffen populatie bestaat voornamelijk uit eenzomerige exemplaren in een lengterange van 6 tot en met 21 centimeter. Meerzomerige snoekbaarzen zijn aanwezig met lengtes vanaf 24 centimeter. Het grootste deel hiervan bestaat uit twee- en driezomerige vissen met een lengte van 24 tot en met circa 45 centimeter. Van spiering zijn voornamelijk eenzomerige exemplaren aangetroffen van 5 tot en met 9 centimeter. Ook is een tweezomerig exemplaar van 13 centimeter aangetroffen. Van winde zijn voornamelijk eenzomerige exemplaren aangetroffen van 1 tot en met 13 centimeter. Daarnaast zijn enkele tweezomerige exemplaren van 16 tot en met 19 centimeter aangetroffen. De aangetroffen populatie van zwartbekgrondel bestaat uit meerdere jaarklassen. Eenzomerige exemplaren zijn aangetroffen van 3 en 4 centimeter. De exemplaren in de lengterange van 5 tot en met 16 centimeter zijn meerzomerig en bestaan uit meerdere jaarklassen. Van aal zijn vissen aangetroffen van 11 tot en met 8 centimeter. Het zwaartepunt van de populatie bestaat uit exemplaren tussen 2 en 6 KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 42 van 132

43 EKR score centimeter. Van de overige vissoorten zijn slechts één of enkele exemplaren gevangen of is geen duidelijk onderscheid in jaarklassen te maken Beoordeling visstand In figuur 3.9 is de beoordeling van de visstand in het Tjeukemeer weergegeven. In bijlage 1 zijn de uitvoerbestanden van QBWat opgenomen. De visstand in het Tjeukemeer behaalt op de maatlat voor het watertype M14 een EKR van,6. Het GEP voor het Tjeukemeer is vastgesteld op,3 EKR. Met de score van,6 voldoet de visstand in het Tjeukemeer niet aan de doelstelling en wordt beoordeeld als slecht. De slechte beoordeling komt tot stand doordat op drie van de vier deelmaatlatten slecht is gescoord. Op de deelmaatlat abundantie baars en blankvoorn is een slechte gewogen score behaald (,1) doordat het gezamenlijke aandeel van deze soorten binnen de eurytopen kleiner dan 1% is. Op de deelmaatlaten abundantie plantminnende vis en abundantie zuurstoftolerante vis zijn gewogen scores van, EKR behaald door de zeer lage aangetroffen aandelen van plantminnende en zuurstoftolerante soorten. Op de deelmaatlat abundantie brasem en karper is een ontoereikende gewogen score behaald (,5), met een brasem-aandeel van ruim 85% en een minimaal karperaandeel van,1%. 1,8 Brasem+karper Baars+blankvoorn Plantminnende vis Zuurstoftolerante vis GEP (,3),6,4,2 Referentie M14 Tjeukemeer Figuur 3.9. Toetsing van de visstand in het Tjeukemeer aan de maatlat voor M14. Beoordeling waterlichaam Friese boezem-overige meren Met de EKR score van,27 op het Bergumermeer en,6 op het Tjeukemeer is de gecombineerde score van de Friese boezem overige meren met,17 EKR beoordeeld als ontoereikend. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 43 van 132

44 3.2.5 Beschermde soorten en exoten Geen van de aangetroffen soorten is beschermd middels de Wet Natuurbescherming. Alver en spiering zijn opgenomen in de Rode Lijst met de status kwetsbaar. Een overzicht van de wettelijke status van vissoorten is gegeven in bijlage 8. Van alver zijn 76 exemplaren aangetroffen en van spiering 176. Tijdens de bemonsteringen zijn twee vissoorten aangetroffen die tot de exoten behoren, namelijk marmergrondel en zwartbekgrondel. Marmergrondel is aangetroffen op drie elektrotrajecten, namelijk TM-EL1 (n=3), TM-EL2 (n=1) en TM-EL7 (=4). Zwartbekgrondel is aangetroffen in stortkuiltrek TM- SK11 (n=7). Tevens is zwartbekgrondel aangetroffen in vijf verschillende elektrotrajecten met een totaal van 132 stuks. In de stortkuiltrekken TM-SK9 en TM-SK11 is één exemplaar van gevlekte Amerikaanse rivierkreeft aangetroffen. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 44 van 132

45 4 RESULTATEN WATERLICHAAM NOORDWESTELIJKE WOUDEN REGIONALE ZANDKANALEN (DOEZUMERTOCHT) Van het waterlichaam Noordwestelijke Wouden regionale zandkanalen (NL2L16) is in 218 het water Doezumertocht bemonsterd. In dit hoofdstuk zijn de resultaten van het visstandonderzoek in dit water gepresenteerd. 4.1 Algemene opmerkingen De bemonsteringen van de Doezumertocht zijn uitgevoerd op 17 september 218. Er zijn drie meetpunten bevist op de Doezumertocht. Twee meetpunten zijn over de gehele breedte elektrisch bevist over een afstand van 25 meter. Meetpunt DT2-EL is iets noordelijker bevist dan gepland omdat de Doezumertocht niet doorvaarbaar was in verband met lage bruggen. Op meetpunt DT1 is over 25 meter lijnvormig met de zegen gevist en zijn beide oevers vervolgens elektrisch bevist. De ligging van de bemonsterde locaties/meetpunten is op een kaart afgebeeld in bijlage 1 en figuur 4.1. De bemonsteringen zijn goed verlopen. Het waterlichaam Doezumertocht is een lijnvormig water op zand/veen grond met een breedte tussen 8 en 13 meter op de onderzochte locaties. De waterdiepte bedroeg maximaal 1,2 meter. Het doorzicht varieerde van,3 tot,9 meter. Bij alle meetpunten was de oeverzone volledig begroeid met emerse soorten zoals riet en grote egelskop. Gele plomp is abundant aanwezig langs de oevers. In het open water van de Doezumertocht is vrijwel geen vegetatie aangetroffen. In figuur 4.2 is een impressie gegeven van de Doezumertocht. Figuur 4.1. Ligging meetlocaties. Figuur 4.2. Impressie van de Doezumertocht. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 45 van 132

46 4.2 Omvang van het visbestand Tijdens het visstandonderzoek in de Doezumertocht zijn twaalf vissoorten aangetroffen, exclusief hybride. Acht soorten behoren tot het eurytope gilde, drie soorten tot het limnofiele gilde en een soort tot het rheofiele gilde. Het totale visbestand is geraamd op 157,1 kg/ha en 1.49 stuks/ha. In tabel 4.1 en tabel 4.2 is de geschatte omvang van het totale visbestand in de Doezumertocht gegeven in kilogram en aantal per hectare. De bestandschattingen van de drie meetpunten zijn gegeven in bijlage 9. In biomassa bestaat het visbestand voor 7% uit eurytopen en voor 3% uit limnofielen. In aantallen hebben de eurytopen een aandeel van ruim 95% en de limnofielen een aandeel van circa 5%. Op soortniveau hebben in biomassa zeelt (3%), brasem en snoek (beiden ruim 27%) de grootste aandelen. In aantallen heeft baars met circa 48% het grootste aandeel, gevolgd door blankvoorn met een aandeel van circa 32%. Tabel 4.1. Raming van het visbestand in de Doezumertocht (kg/ha) in 218. Gilde Vissoort Totaal + > >=41 Eurytoop Aal/Paling 1, , Baars 5,2 2, 2,9,3 - - Blankvoorn 8,3,2 5,4 2,7 - - Brasem 43,1,,2 1,8-41,1 Hybride, -, Kolblei,1 -, Pos,3,, Snoekbaars, - -, - - Limnofiel Ruisvoorn,3 -,2,1 - - Vetje, -, Zeelt 47, - -,8 7,5 38,7 Rheofiel Riviergrondel, -, Subtotaal 114,4 2,2 9,1 5,8 7,5 89,8 ecologische indeling voor snoek Totaal >54 Eurytoop Snoek 42,7,4 3,7 4,1,9 33,6 Totaal 157,1, = <,5 kg/ha; - = niet aangetroffen Tabel 4.2. Raming van het visbestand in de Doezumertocht (N/ha) in 218. Gilde Vissoort Totaal + > >=41 Eurytoop Aal/Paling Baars Blankvoorn Brasem Hybride Kolblei Pos Snoekbaars Limnofiel Ruisvoorn Vetje Zeelt Rheofiel Riviergrondel Subtotaal ecologische indeling voor snoek Totaal >54 Eurytoop Snoek Totaal 1.49 = <,5 stuks/ha; - = niet aangetroffen KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 46 van 132

47 4.3 Lengtesamenstelling De lengtefrequentieverdelingen van de aangetroffen soorten zijn weergegeven in bijlage 7. De lengtefrequentieverdelingen van de vier meest aangetroffen soorten in aantallen zijn weergegeven in figuur 4.3. Van baars behoren de meeste van de aangetroffen exemplaren tot de eenzomerigen. Deze vissen hebben een lengte van 5 tot en met 1 centimeter. Daarnaast zijn twee- of meerzomerige exemplaren aangetroffen tot en met 16 centimeter. Van blankvoorn zijn meerdere jaarklassen aangetroffen, eenzomerige exemplaren van 4 tot en met 8 centimeter en meerzomerige exemplaren van 9 tot en met 2 centimeter. Brasem is aangetroffen in een lengterange van 4 tot en met 58 centimeter. Eenzomerige exemplaren tot en met 8 centimeter kunnen worden onderscheiden van meerzomerige exemplaren met een lengterange van 1 tot en met 22 centimeter. Daarnaast is een groep oudere brasems van 49 tot en met 58 centimeter aangetroffen. Exemplaren in de lengterange van 23 tot en met 48 centimeter zijn niet aangetroffen. Snoek is aangetroffen in een lengterange van 11 tot en met 98 centimeter, waarin geen duidelijk onderscheid in jaarklassen kan worden gemaakt. Het grootste deel van de snoeken betreft eenzomerige snoeken van 11 tot en met 25 centimeter. Van de overige vissoorten zijn slechts één of enkele exemplaren gevangen of is geen duidelijk onderscheid in jaarklassen te maken. 2 Baars 4 Blankvoorn Snoek 1 Brasem Figuur 4.3. Lengtefrequentieverdelingen van de vier meest aangetroffen soorten in aantallen in de Doezumertocht. 4.4 Beoordeling visstand In figuur 4.4 is de beoordeling van de visstand in de Doezumertocht weergegeven. In bijlage 1 zijn de uitvoerbestanden van QBWat opgenomen. De visstand in de Doezumertocht behaalt op de maatlat voor het watertype M3 een EKR van,64. Het GEP voor de Doezumertocht is vastgesteld op,6 EKR. Met de score van,64 voldoet de visstand in de Doezumertocht aan het GEP. Op alle meetpunten wordt een goede score behaald op de deelmaatlat abundantie plantminnende vis, doordat zeelt en snoek een hoge abundantie hebben. Op de deelmaatlat abundantie brasem en KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 47 van 132

48 EKR score karper zijn, met name op meetpunt DT-1, voldoende scores behaald. Op traject DT-1 is het aandeel van brasem nog geen 3%, op de andere trajecten DT-2 en DT-3 is het brasem-aandeel respectievelijk 55 en 44%. Karper is niet aangetroffen in de Doezumertocht. De deelmaatlat soortsamenstelling plantminnend en migrerend behaalt op twee van de drie trajecten een matige score. Op meetpunt DT- 2 is een gewogen score van, behaald voor deze indicator door het lage aantal plantminnende soorten (twee) en het ontbreken van migrerende soorten. 1,,8 SS plantminnend en migrerend AB brasem+karper AB plantminnend GEP (,6),6,4,2, MEP/GEP M3 Doezumertocht DT-1 DT-2 DT-3 Figuur 4.4. Toetsing van de visstand in de Doezumertocht aan de maatlat voor M Beschermde soorten en exoten Geen van de aangetroffen soorten is beschermd middels de Wet Natuurbescherming of is opgenomen in de Rode Lijst. Ook zijn tijdens de bemonstering geen vissoorten aangetroffen die tot de exoten behoren. Wel zijn tijdens de bemonsteringen exemplaren van gevlekte Amerikaanse rivierkreeft aangetroffen, namelijk op meetpunt DT-1 (n=22) en DT-2 (n=1). KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 48 van 132

49 5 RESULTATEN DOKKUMER EE (WATERLICHAAM FRIESE BOEZEM OVERIGE ONDIEPE KANALEN) 5.1 Algemene opmerkingen De bemonsteringen van de Dokkumer Ee zijn uitgevoerd op 2, 21 augustus en 4 september 218. In totaal zijn er vier meetpunten bemonsterd op de Dokkumer Ee. Op ieder meetpunt is een stortkuiltrek van 1. meter uitgevoerd met vervolgens per meetpunt één of twee elektrotrajecten van 25 meter in de oeverzone (per traject zijn steeds beide oevers over 25 meter afstand bevist). Alle elektrotrajecten zijn op 4 september overdag uitgevoerd. In de nacht van 2 op 21 augustus zijn de stortkuiltrekken uitgevoerd. De ligging van de bemonsterde trekken/trajecten is op een kaart afgebeeld in bijlage 1 en in figuur 5.1. De bemonsteringen zijn goed verlopen. De Dokkumer Ee is een trekvaart tussen de steden Leeuwarden en Dokkum. De oevers van de vaart zijn beschoeid met stortsteen en damwand. De onderzochte trajecten op de Dokkumer Ee hebben waterdieptes tot circa 2,5 meter. De gemeten doorzichten variëren van,2 tot,6 meter. Op de locaties DE-SK2 en DE-SK4 is grof hoornblad in lage dichtheid aangetroffen. In de oeverzone is plaatselijk gele plomp aanwezig. De oevers zijn veelal begroeid met emerse vegetatie zoals riet, liesgras, grote egelskop en grote lisdodde. Deze emerse vegetatie is goed toegankelijk voor vis. In figuur 5.2 is een impressie gegeven van de Dokkumer Ee. Figuur 5.1. Ligging meetlocaties. Figuur 5.2. Impressie van de Dokkumer Ee. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 49 van 132

50 5.2 Omvang van het visbestand Tijdens het visstandonderzoek in de Dokkumer Ee zijn 2 vissoorten aangetroffen, exclusief hybride. Twaalf soorten behoren tot het eurytope gilde, vier soorten tot het limnofiele gilde en twee soorten tot het rheofiele gilde. Er zijn twee vissoorten aangetroffen die tot de exoten behoren, namelijk roofblei en zwartbekgrondel. Het totale visbestand is geraamd op 238,4 kg/ha en stuks/ha. In tabel 5.1 en tabel 5.2 is de geschatte omvang van het totale visbestand gegeven in kilogram en aantal per hectare. Tabel 5.1. Raming van het visbestand in de Dokkumer Ee (kg/ha) in 218. Gilde Vissoort Totaal + > >=41 Eurytoop Aal/Paling 12,9 -,,1 1,4 11,4 Baars 9,6 2,4 5,6 1,6 - - Blankvoorn 7,7,4 4,4 2,9,1 - Brasem 163,6 2, 21, 4,5 46,7 53,5 Driedoornige stekelbaars,, Giebel, - -, - - Hybride,1 -,,1 - - Karper 2, ,1 2, Kleine modderkruiper, -, Kolblei 5,6,1 3,3,9 1,3 - Pos,8,5, Snoekbaars 16,,1 -,7 1,3 13,9 Limnofiel Bittervoorn, -, Ruisvoorn 1,5,,8,2,5 - Vetje, -, Zeelt,2,,,1 - - Rheofiel Riviergrondel, -, Winde 1,8,, - - 1,8 Exoot Roofblei, ,3 Zwartbekgrondel,2 -, Subtotaal 222,5 5,6 35,6 47,1 51,3 82,8 ecologische indeling voor snoek Totaal >54 Eurytoop Snoek 15,9,,5,9,6 13,9 Totaal 238,4, = <,5 kg/ha; - = niet aangetroffen Figuur 5.3. Grote snoek uit een elektrotraject op de Dokkumer Ee. De bestandschattingen van de vier meetpunten van de Dokkumer Ee zijn gegeven in bijlage 9. In biomassa bestaat het visbestand voor ruim 98% uit eurytopen. De limnofielen en rheofielen hebben KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 5 van 132

51 respectievelijk aandelen van,7 en,8%. In aantallen hebben de eurytopen een aandeel van 97%. De limnofielen hebben een aandeel van circa 3%. Op soortniveau is brasem in biomassa dominant met een aandeel van circa 69%. Snoek en snoekbaars hebben in biomassa beiden een aandeel van circa 7%. Ook in aantallen is brasem het meest abundant met een aandeel van ruim 57%. Baars (circa 16%) en blankvoorn (1%) hebben in aantallen ook een flink aandeel in het visbestand. Tabel 5.2. Raming van het visbestand in de Dokkumer Ee (N/ha) in 218. Gilde Vissoort Totaal + > >=41 Eurytoop Aal/Paling Baars Blankvoorn Brasem Driedoornige stekelbaars Giebel Hybride Karper Kleine modderkruiper Kolblei Pos Snoekbaars Limnofiel Bittervoorn Ruisvoorn Vetje Zeelt Rheofiel Riviergrondel Winde Exoot Roofblei Zwartbekgrondel Subtotaal ecologische indeling voor snoek Totaal >54 Eurytoop Snoek Totaal = <,5 stuks/ha; - = niet aangetroffen 5.3 Lengtesamenstelling De lengtefrequentieverdelingen van de aangetroffen soorten zijn weergegeven in bijlage 7. De lengtefrequentieverdelingen van de vier meest aangetroffen soorten in aantallen is weergegeven in figuur 5.4. Baars is aangetroffen in drie jaarklassen. Exemplaren van 5 tot en met 1 centimeter behoren tot de eenzomerigen en exemplaren van 11 tot en met 23 centimeter behoren tot de twee- en driezomerigen. Blankvoorn is aangetroffen in een lengterange van 5 tot en met 26 centimeter. Hiervan behoren de exemplaren van 5 tot en met 8 centimeter tot de eenzomerigen. De meeste van de aangetroffen exemplaren behoren tot de tweezomerigen in een lengte range van 9 tot en met 13 centimeter. Meerzomerige blankvoorn is aangetroffen tot een lengte van 26 centimeter. Brasem is aangetroffen over een brede lengterange van 5 tot en met 52 centimeter waarbij de jongste jaarklassen de grootste aantallen vertegenwoordigen. Het grootste deel van de aangetroffen brasem behoort tot de lengterange tot en met 22 centimeter, waartoe een-, twee- en driezomerige exemplaren behoren. Van kolblei zijn eenzomerige exemplaren aangetroffen van 4 tot en met 7 centimeter en meerzomerige exemplaren tot en met 36 centimeter. Het grootste deel van het bestand bestaat uit exemplaren tot en met 15 centimeter. Pos is duidelijk in twee jaarklassen aangetroffen, eenzomerigen van 6 en 7 centimeter en meerzomerigen van 11 en 12 centimeter. Van ruisvoorn zijn meerdere KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 51 van 132

52 jaarklassen aangetroffen. Exemplaren van 4 tot en met 7 centimeter behoren tot de eenzomerigen. Ook is een groep met tweezomerige ruisvoorns (9 tot en met 12 centimeter) en driezomerige exemplaren (13 tot en met 15 centimeter) waarneembaar. Daarnaast zijn enkele oudere exemplaren aangetroffen met een lengte tot en met 38 centimeter. Eenzomerige snoekbaars is aangetroffen van 7 tot en met 12 centimeter en tweezomerige exemplaren van 2 tot en met 28 centimeter. Enkele oudere exemplaren zijn aangetroffen verspreid over een lengterange van 31 tot en met 95 centimeter. Van snoek zijn exemplaren gevangen van 12 tot en met 14 centimeter. Van de overige vissoorten zijn slechts één of enkele exemplaren gevangen of is geen duidelijk onderscheid in jaarklassen te maken. 12 Brasem 4 Baars Blankvoorn 2 Kolblei Figuur 5.4. Lengtefrequentieverdelingen van de vier meest aangetroffen soorten in aantallen in de Dokkumer Ee. 5.4 Beoordeling visstand In figuur 5.5 is de beoordeling van de visstand in de Dokkumer Ee weergegeven. In bijlage 1 zijn de uitvoerbestanden van QBWat opgenomen. De visstand in de Dokkumer Ee behaalt op de maatlat voor het watertype M6b een EKR van,78. Het GEP voor de Dokkumer Ee is vastgesteld op,6 EKR. Met de score van,78 voldoet de visstand in de Dokkumer Ee aan het GEP. De deelmaatlat soortsamenstelling plantminnende en migrerende vis scoort op alle meetpunten een maximale score, doordat op elk meetpunt vijf tot zeven plantminnende en/of migrerende soorten zijn aangetroffen. Op de deelmaatlatten abundantie brasem en karper en abundantie plantminnende vis is op alle meetpunten een matige tot goede score behaald. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 52 van 132

53 EKR score 1,,8 SS plantminnend en migrerend AB brasem+karper AB plantminnend GEP (,6),6,4,2, MEP/GEP M6b Dokkumer Ee DE-1 DE-2 DE-3 DE-4 Figuur 5.5. Toetsing van de visstand in de Dokkumer Ee aan de maatlat voor M6b. 5.5 Beschermde soorten en exoten Geen van de aangetroffen soorten is beschermd middels de Wet Natuurbescherming of is opgenomen in de Rode Lijst. Tijdens de bemonsteringen zijn twee vissoorten aangetroffen die tot de exoten behoren, namelijk roofblei en zwartbekgrondel. Van roofblei is één exemplaar aangetroffen in een stortkuiltrek op meetpunt DE-1. Zwartbekgrondel is aangetroffen tijdens de elektrovisserij op meetpunt DE-3 (n=1) en DE-4 (n=16). Tijdens de bemonsteringen zijn tevens exemplaren van gevlekte Amerikaanse rivierkreeft aangetroffen in de stortkuiltrekken van meetpunt DE-1 (n=5), DE-2 (n=5), DE-3 (n=7) en DE-4 (n=9). Chinese wolhandkrab is aangetroffen in de stortkuiltrekken van meetpunt DE-1 (n=1) en DE-3 (n=1). KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 53 van 132

54 6 RESULTATEN WATERLICHAAM FLUESSEN E.O. Van het waterlichaam Fluessen e.o. is in 218 het water Fluessen-Heegermeer bemonsterd. In dit hoofdstuk zijn de resultaten van het visstandonderzoek in dit water gepresenteerd. 6.1 Algemene opmerkingen De bemonsteringen van het Fluessen-Heegermeer zijn uitgevoerd in de periode van 3 augustus tot en met 11 september 218. In het open water zijn zeventien trekken met een stortkuil uitgevoerd. Deze trekken hadden elk een lengte van 1. meter. Op tien trajecten is de oeverzone elektrisch bevist over een afstand van 25 meter. De ligging van de bemonsterde trekken/trajecten is op een kaart afgebeeld in bijlage 1 en in figuur 6.1. De bemonsteringen zijn goed verlopen. Kuiltrek FH-OD-SK7 is in twee delen bevist omdat de stortkuil halverwege vastliep. Het Fluessen- Heegermeer is een groot meer ten zuidwesten van Heeg (Heegermeer) dat richting het zuidwesten overgaat in de Fluessen. Midden door het meer loopt een betonde scheepvaartroute die onderdeel is van het Johan Frisokanaal. De waterdiepte op de onderzochte locaties bedroeg maximaal 2,5 meter. De bodem bestaat uit veen en zand. Het doorzicht was tijdens het onderzoek veelal beperkt tot,3 of,4 meter. In het open water van het Fluessen- Heegermeer is geen vegetatie aangetroffen. Alleen langs de oever is emerse vegetatie aangetroffen zoals riet en grote lisdodde. In figuur 6.2 is een impressie gegeven van het Fluessen- Heegermeer. Figuur 6.1. Ligging meetlocaties. Figuur 6.2. Impressie van het Fluessen-Heegermeer. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 54 van 132

55 6.2 Omvang van het visbestand Tijdens het visstandonderzoek in het Fluessen-Heegermeer zijn vijftien vissoorten aangetroffen, exclusief hybride. Negen soorten behoren tot het eurytope gilde, drie soorten tot het limnofiele gilde en één soort tot het rheofiele gilde. Er zijn twee vissoorten aangetroffen die tot de exoten behoren, namelijk Pontische stroomgrondel en zwartbekgrondel. Het totale visbestand is geraamd op 318,6 kg/ha en stuks/ha. In tabel 6.1 en tabel 6.2 is de geschatte omvang van het totale visbestand gegeven in kilogram en aantal per hectare. Tabel 6.1. Raming van het visbestand in het Fluessen-Heegermeer (kg/ha) in 218. Gilde Vissoort Totaal + > >=41 Eurytoop Aal/Paling 1,5 -,,,2 1,4 Alver,2,,1,1 - - Baars 1,7,1,1 1,,5 - Blankvoorn 7,1,, 2,3 4,7 - Brasem 27,9,2 1,4 26,7 119,5 123, Hybride,1 - -,,1 - Kolblei 5,,,3 3,4 1,3 - Pos 6,3 3,8 2, Snoekbaars 25,1,9 -,2 8,1 15,9 Limnofiel Houting, - -,, - Ruisvoorn,,,, - - Spiering,1, Rheofiel Winde,3,,,,2,1 Exoot Pontische stroomgrondel, -, Zwartbekgrondel,2,,1, - - Subtotaal 318,6 5,1 4,7 34, 134,5 14,3 ecologische indeling voor snoek Totaal >54 Eurytoop Snoek, - - -, - Totaal 318,6, = <,5 kg/ha; - = niet aangetroffen Tabel 6.2. Raming van het visbestand in het Fluessen-Heegermeer (N/ha) in 218. Gilde Vissoort Totaal + > >=41 Eurytoop Aal/Paling Alver Baars Blankvoorn Brasem Hybride Kolblei Pos Snoekbaars Limnofiel Houting Ruisvoorn - - Spiering Rheofiel Winde 2 1 Exoot Pontische stroomgrondel Zwartbekgrondel Subtotaal ecologische indeling voor snoek Totaal >54 Eurytoop Snoek Totaal = <,5 stuks/ha; - = niet aangetroffen KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 55 van 132

56 De bestandschattingen van de twee deelgebieden van het Fluessen-Heegermeer zijn gegeven in bijlage 9. Zowel in biomassa als aantallen bestaat het visbestand bijna geheel uit eurytopen, met aandelen van respectievelijk 99,8 en 98,2%. Op soortniveau is brasem in biomassa dominant met een aandeel van 85%. In aantallen is pos de meest abundante soort met een aandeel van ruim 57%. Brasem heeft in aantallen een aandeel van circa 31%. 6.3 Lengtesamenstelling De lengtefrequentieverdelingen van de aangetroffen soorten zijn weergegeven in bijlage 7. De lengtefrequentieverdelingen van de vier meest aangetroffen soorten in aantallen zijn weergegeven in figuur 6.3. Van alver zijn vissen uit verschillende leeftijdsklassen aangetroffen. Eenzomerige exemplaren zijn aangetroffen van 8 en 9 centimeter. Meerzomerige exemplaren van alver zijn aangetroffen in de lengterange van 12 tot en met 21 centimeter. Baars en blankvoorn zijn aangetroffen in een brede lengterange met meerdere jaarklassen. Van baars zijn voornamelijk eenzomerige exemplaren aangetroffen van 6 tot en met 1 centimeter. Meerzomerige baarzen zijn aangetroffen tot en met een lengte van 32 centimeter. 1 Pos 8 Brasem Snoekbaars 1 Kolblei Figuur 6.3. Lengtefrequentieverdelingen van de vier meest aangetroffen soorten in aantallen in het Fluessen-Heegermeer. Van blankvoorn zijn eenzomerige exemplaren aangetroffen van 7 tot en met 1 centimeter. Het aandeel eenzomerige blankvoorns is laag. Het merendeel van de aangetroffen blankvoorns behoort tot de meerzomerige exemplaren in een lengterange van 11 tot en met 35 centimeter. Van brasem kunnen meerdere lengteklassen worden onderscheiden. Exemplaren in de lengterange van 2 tot en met 9 centimeter behoren tot de eenzomerigen. Tweezomerige exemplaren zijn aangetroffen van 1 tot en met 19 centimeter en oudere exemplaren zijn aanwezig in een lengterange van 2 tot en met 3 centimeter. De groep van 31 tot en met 54 centimeter bestaat ook nog uit meerdere jaarklassen waartussen geen duidelijk onderscheid kan worden gemaakt. Van pos zijn grote aantallen KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 56 van 132

57 aangetroffen in een lengterange van 4 tot en met 15 centimeter. Het grootste deel van de posjes bestaat uit eenzomerige vissen met een lengte tot circa 8 centimeter. Van snoekbaars zijn zeker drie jaarklassen te onderscheiden, beginnend bij eenzomerige exemplaren in een lengterange van 6 tot en met 2 centimeter. Tweezomerige exemplaren zijn aangetroffen in een lengterange van 21 tot en met 38 centimeter en daarnaast zijn meerdere jaarklassen van oudere exemplaren te onderscheiden tot en met een lengte van 93 centimeter. Van spiering zijn enkel eenzomerige exemplaren aangetroffen in een lengterange van 4 tot en met 8 centimeter. Van zwartbekgrondel is een evenwichtige populatie aangetroffen in een lengterange van 3 tot en met 17 centimeter waartoe een- en meerzomerige exemplaren behoren. Het bestand van winde bestaat uit relatief lage aantallen maar er zijn vissen uit meerdere jaarklassen vertegenwoordigd. Van snoek is slechts een exemplaar waargenomen. Het aalbestand kent een opbouw met een vrij groot aandeel juveniele vissen met een lengte tot 35 centimeter. Van de overige vissoorten zijn slechts één of enkele exemplaren gevangen of is geen duidelijk onderscheid in jaarklassen te maken. Figuur 6.4. Een van de aangetroffen hybrides in het Fluessen-Heegermeer. 6.4 Conditie brasem De conditie van brasem in het Fluessen-Heegermeer (figuur 6.5) is bij exemplaren tot circa 3 centimeter goed tot zeer goed. Exemplaren in de lengteklasse van 3 tot en met circa 45 centimeter vertonen een normale conditie. Exemplaren boven de 45 centimeter tot circa 5 centimeter vertonen een normale tot matige conditie. In het diagram is te zien dat de conditie afneemt naarmate de lengte toeneemt. conditie 1,5 Fluessen-Heegermeer 1, totaallengte (cm) Figuur 6.5. Conditie van brasem in het Fluessen-Heegermeer. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 57 van 132

58 EKR score 6.5 Beoordeling visstand In figuur 6.6 is de beoordeling van de visstand in het Fluessen-Heegermeer weergegeven. In bijlage 1 zijn de uitvoerbestanden van QBWat opgenomen. De visstand in het Fluessen-Heegermeer behaalt op de maatlat voor het watertype M14 een EKR van,8. Het GEP voor het Fluessen- Heegermeer is vastgesteld op,3 EKR. Met de score van,8 voldoet de visstand in het Fluessen- Heegermeer niet aan de doelstelling en wordt beoordeeld als slecht. De slechte beoordeling is vooral te wijten aan het hoge aandeel eurytopen in de visstand, en in het bijzonder brasem. Daarnaast ontbreken zuurstoftolerante soorten (zeelt, kroeskarper en grote modderkruiper) en is de abundantie van plantminnende soorten zeer beperkt. Door het lage aandeel plantminnende vis is op de bijbehorende deelmaatlat niet gescoord (, EKR). Ook op de deelmaatlat zuurstoftolerante vis is geen score behaald, door het ontbreken van zuurstoftolerante soorten. Op de deelmaatlat abundantie brasem en karper is een ontoereikende tot matige gewogen score behaald (,5) door het relatief hoge brasem-aandeel in de visstand (circa 85%). Karper is niet aangetroffen in het Fluessen-Heegermeer. Op de deelmaatlat abundantie baars en blankvoorn is een ontoereikende gewogen score behaald (,3) doordat het gezamenlijke aandeel van baars en blankvoorn ten opzichte van alle eurytopen nog geen 3% bedraagt. 1,8 Brasem+karper Baars+blankvoorn Plantminnende vis Zuurstoftolerante vis GEP (,3),6,4,2 Referentie M14 Fluessen-Heegermeer Figuur 6.6. Toetsing van de visstand in het Fluessen-Heegermeer aan de maatlat voor M14. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 58 van 132

59 6.6 Beschermde soorten en exoten Geen van de aangetroffen soorten is beschermd middels de Wet Natuurbescherming. Houting is opgenomen in de Rode Lijst met de status gevoelig. Alver en spiering zijn opgenomen in de Rode Lijst met de status kwetsbaar. Een overzicht van de wettelijke status van vissoorten is gegeven in bijlage 8. Van houting zijn twee exemplaren aangetroffen (18 en 31 centimeter). Alver en spiering zijn vrij talrijk aanwezig. Het Fluessen-Heegermeer maakt onderdeel uit van het Natura2-gebied Oudegaasterbrekken, Fluessen e.o. Voor dit Natura2-gebied zijn geen vissoorten aangewezen waarvoor instandhoudingsdoelstellingen gelden. Tijdens de bemonsteringen zijn twee vissoorten aangetroffen die tot de exoten behoren, namelijk Pontische stroomgrondel en zwartbekgrondel. Pontische stroomgrondel is aangetroffen in drie verschillende stortkuiltrekken, namelijk FH-OD-SK7 (n=1), FH-OD-SK8 (n=28) en FH-OD-SK12 (n=2). Zwartbekgrondel is met name in verschillende elektrotrajecten aangetroffen (n=255) en in een aantal stortkuiltrekken (n=33). Tevens is de gevlekte Amerikaanse rivierkreeft aangetroffen in zeven stortkuiltrekken met een totaal aantal van dertig. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 59 van 132

60 7 RESULTATEN WATERLICHAAM GROTE WIELEN 7.1 Algemene opmerkingen De bemonsteringen van de Grote Wielen zijn uitgevoerd op 21 en 22 augustus 218. Het open water is bevist met een stortkuil in de nacht. Er zijn vier trekken uitgevoerd. In verband met de beschikbare ruimte konden drie van de vier trekken niet over 1. meter worden bevist. De lengte van deze trekken bedroeg tussen 5 en 65 meter. Op vijf trajecten is de oeverzone elektrisch bevist over een afstand van 25 meter. Elektrotraject (GW-SW-EL2) is bevist langs een stortstenen oever. De ligging van de bemonsterde locaties/trajecten is op een kaart afgebeeld in bijlage 1 en figuur 7.1. De bemonsteringen zijn goed verlopen. De Grote Wielen bestaan uit drie onderling verbonden plassen; Grote Wielen, Houtwiel en de Sierdswiel. De waterdiepte op de onderzochte trajecten bedraagt,5 tot 1,7 meter. De bodem bestaat uit veen. Het doorzicht lag tijdens de bemonstering op,3 tot,4 meter. Op één elektrotraject is smalle waterpest aangetroffen (GW-SW-EL1). In het open water van de Grote Wielen is geen vegetatie aangetroffen. Langs de oevers is veelal een zoom van emergente vegetatie aanwezig. In figuur 7.2 is een impressie gegeven van de Grote Wielen. Figuur 7.1. Ligging meetlocaties. Figuur 7.2. Impressie van de Grote Wielen. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 6 van 132

61 7.2 Omvang van het visbestand Tijdens het visstandonderzoek in de Grote Wielen zijn zeventien vissoorten aangetroffen, exclusief hybride. Tien soorten behoren tot het eurytope gilde, vijf soorten tot het limnofiele gilde en één soort tot het rheofiele gilde. Er is één vissoort aangetroffen die tot de exoten behoort, namelijk marmergrondel. Het totale visbestand is geraamd op 314,4 kg/ha en stuks/ha. In tabel 7.1 en tabel 7.2 is de geschatte omvang van het totale visbestand gegeven in kilogram en aantal per hectare. Tabel 7.1. Raming van het visbestand in de Grote Wielen (kg/ha) in 218. Gilde Vissoort Totaal + > >=41 Eurytoop Aal/Paling 22,6 -,, 1,7 2,9 Baars 4,2 1,9 1,8,5 - - Blankvoorn 2,4,6 1,1,6 - - Brasem 231,5 5,5 3,5 19,3 49,4 153,8 Hybride 2,6 -, ,6 Karper 6, ,8 Kleine modderkruiper, -, Kolblei 8,9,2 2,6 5, 1,1 - Pos,9,7, Snoekbaars 31,3 1,1 -,1 4, 26,1 Limnofiel Bittervoorn, -, Ruisvoorn,6,1,3,3 - - Spiering,1, Vetje,,, Zeelt,7 - -,1,6 - Rheofiel Winde,, Exoot Marmergrondel,,, Subtotaal 312,8 1,1 9,7 26, 56,8 21,2 ecologische indeling voor snoek Totaal >54 Eurytoop Snoek 1,6 -, - - 1,6 Totaal 314,4, = <,5 kg/ha; - = niet aangetroffen De bestandschattingen van de twee deelgebieden van de Grote Wielen zijn gegeven in bijlage 9. Het visbestand bestaat in biomassa voor 99,5% uit eurytopen, de resterende,5% bestaat uit limnofielen. In aantallen bestaat het visbestand voor ruim 95% uit eurytopen en voor circa 5% uit limnofielen. Op soortniveau is brasem in biomassa dominant met een aandeel van circa 74%. In mindere mate hebben snoekbaars (1%) en aal (ruim 7%) in biomassa een aandeel in het visbestand. Ook in aantallen is brasem de meest abundante soort met een aandeel van 54%. In mindere mate hebben baars (ruim 13%) en kolblei (circa 12%) in aantallen een aandeel in het visbestand. Het aandeel van limnofielen bestaat in aantallen voornamelijk uit ruisvoorn en spiering met beiden een aandeel van circa 2%. Figuur 7.3. Aangetroffen karper in de Grote Wielen. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 61 van 132

62 Tabel 7.2. Raming van het visbestand in de Grote Wielen (N/ha) in 218. Gilde Vissoort Totaal + > >=41 Eurytoop Aal/Paling Baars Blankvoorn Brasem Hybride Karper Kleine modderkruiper Kolblei Pos Snoekbaars Limnofiel Bittervoorn Ruisvoorn Spiering Vetje Zeelt Rheofiel Winde Exoot Marmergrondel Subtotaal ecologische indeling voor snoek Totaal >54 Eurytoop Snoek Totaal = <,5 stuks/ha; - = niet aangetroffen 7.3 Lengtesamenstelling De lengtefrequentieverdelingen van de aangetroffen soorten zijn weergegeven in bijlage 7. De lengtefrequentieverdelingen van de vier meest aangetroffen soorten in aantallen zijn weergegeven in figuur 7.4. Van baars en blankvoorn zijn exemplaren van minimaal twee jaarklassen aangetroffen, waarvan de meeste exemplaren eenzomerig zijn. De eenzomerige exemplaren van baars hebben een lengte van 5 tot en met 1 centimeter. Meerzomerige exemplaren zijn aangetroffen tot en met 22 centimeter. Eenzomerige blankvoorns zijn aangetroffen van 5 tot en met 9 centimeter en meerzomerige exemplaren zijn aangetroffen in een lengterange van 1 tot en met 2 centimeter. Brasem is aangetroffen over een brede lengterange van 4 tot en met 57 centimeter, waarbij alleen eenzomerige exemplaren tot en met 1 centimeter zijn te onderscheiden van de meerzomerige exemplaren. Kolblei is aangetroffen in een lengterange van 4 tot en met 33 centimeter, waarbij minimaal twee leeftijdsklassen kunnen worden onderscheiden. Eenzomerige exemplaren tot en met 7 centimeter kunnen worden onderscheiden van meerzomerige exemplaren. Van pos zijn voornamelijk eenzomerige exemplaren aangetroffen met een lengte van 6 tot en met 9 centimeter. Enkele meerzomerige exemplaren zijn aangetroffen van 11 tot en met 14 centimeter. Ook van ruisvoorn zijn voornamelijk eenzomerige exemplaren aangetroffen van 3 tot en met 6 centimeter. Enkele tweezomerige exemplaren zijn aangetroffen van 8 tot en met 1 centimeter en oudere ruisvoorns zijn aangetroffen in een lengterange van 14 tot en met 17 centimeter. Tevens is een exemplaar van 25 centimeter aangetroffen. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 62 van 132

63 Brasem 3 Baars Kolblei 1 Blankvoorn Figuur 7.4. Lengtefrequentieverdelingen van de vier meest aangetroffen soorten in aantallen in de Grote Wielen. Eenzomerige snoekbaars is aangetroffen in een lengterange van 6 tot en met 17 centimeter. Daarnaast zijn meerzomerige exemplaren te onderscheiden in lengteranges van 23 tot en met 31 centimeter (tweezomerig), 38 tot en met 42 centimeter (driezomerig) en 68 tot en met 74 centimeter. Ook zijn een tweetal grote exemplaren van 82 en 97 centimeter aangetroffen. Van spiering zijn enkel eenzomerige exemplaren van 6 en 7 centimeter aangetroffen. Vetje is over een relatief brede lengterange aangetroffen wat duidt op de aanwezigheid van vissen uit meerdere jaarklassen. De aalstand bestaat voor het grootste deel uit vissen groter dan 35 centimeter. Kleine aal is relatief weinig aanwezig. Van de overige vissoorten zijn slechts één of enkele exemplaren gevangen of is geen duidelijk onderscheid in jaarklassen te maken. 7.4 Beoordeling visstand In figuur 7.5 is de beoordeling van de visstand in de Grote Wielen weergegeven. In bijlage 1 zijn de uitvoerbestanden van QBWat opgenomen. De visstand in de Grote Wielen behaalt op de maatlat voor het watertype M14 een EKR van,11. Het GEP voor de Grote Wielen is vastgesteld op,3 EKR. Met de score van,11 voldoet de visstand in de Grote Wielen niet aan de doelstelling en wordt beoordeeld als ontoereikend. De ontoereikende beoordeling komt tot stand doordat op drie deelmaatlatten een slechte score is behaald. Op de deelmaatlat abundantie baars en blankvoorn is een slechte gewogen score behaald (,2) doordat het gezamenlijke aandeel van deze soorten ten opzichte van alle eurytopen slechts 2% bedraagt. Op de deelmaatlat abundantie plantminnende vis is, ondanks het aantreffen van zes plantminnende soorten, slecht gescoord (gewogen score van,1), doorat het gezamenlijke aandeel van deze soorten slechts 1% van de gehele visstand inneemt. Ook het aandeel van zuurstoftolerante vis (in dit geval zeelt) is relatief laag, waardoor op bijbehorende deelmaatlat een zeer lage gewogen score is behaald (,1). Op de deelmaatlat brasem en karper is een matige gewogen score behaald KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 63 van 132

64 EKR score (,7) door het gezamenlijke aandeel van deze soorten van 76% in de visstand (74% brasem en 2% karper). 1,8 Brasem+karper Baars+blankvoorn Plantminnende vis Zuurstoftolerante vis GEP (,3),6,4,2 Referentie M14 Grote Wielen Figuur 7.5. Toetsing van de visstand in de Grote Wielen aan de maatlat voor M Beschermde soorten en exoten Geen van de aangetroffen soorten is beschermd middels de Wet Natuurbescherming. Spiering is opgenomen in de Rode Lijst met de status kwetsbaar. Een overzicht van de wettelijke status van vissoorten is gegeven in bijlage 8. Van spiering zijn 8 eenzomerige exemplaren aangetroffen. De Grote Wielen behoort tot het gelijknamige Natura2-gebied. Voor dit gebied is bittervoorn een van de aangewezen habitatsoorten. Er geldt zowel een behoudsdoelstelling voor het oppervlak van het leefgebied, de kwaliteit van het leefgebied als de populatiegrootte. Bittervoorn is in een lage dichtheid waargenomen in de Grote Wielen. De totale vangst bestond uit zeven exemplaren verdeelt over twee elektrotrajecten. Tijdens de bemonsteringen is één soort aangetroffen die tot de exoten behoort, namelijk marmergrondel. Marmergrondel is aangetroffen in vier verschillende elektrotrajecten, namelijk GW- GWHW-EL1 (n=1), GW-GWHW-EL2 (n=1), GW-SW-EL2 (n=1) en GW-GW-HW-EL3 (n=2). Tijdens de bemonsteringen op de Grote Wielen zijn geen kreeft- en/of krabsoorten aangetroffen die tot de exoten behoren. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 64 van 132

65 8 RESULTATEN WATERLICHAAM ALDE FEANEN Van het waterlichaam Alde Feanen (NL2V11) zijn in 218 de wateren Grutte Krite en Zandmeer bemonsterd. In dit hoofdstuk worden eerst de resultaten van de Grutte Krite gepresenteerd en vervolgens de resultaten van het Zandmeer. Grutte Krite 8.1 Algemene opmerkingen De bemonsteringen van Grutte Krite zijn uitgevoerd op 23 augustus en 5 september 218. Het open water is bevist met een stortkuil in de nacht op 23 augustus 218. Er zijn drie trekken uitgevoerd. Deze trekken hadden een lengte van 1. meter (één trek) en twee keer 75 meter. Door het geringe oppervlak van de Grutte Krite konden niet alle stortkuiltrekken op de volledige treklengte worden bevist. Op twee trajecten is de oeverzone elektrisch bevist over een afstand van 25 meter. De ligging van de bemonsterde trekken/trajecten is op een kaart afgebeeld in bijlage 1 en figuur 8.1. De bemonsteringen zijn goed verlopen. Eén elektrotraject (GK-EL1) is bemonsterd langs een stortstenen oever. De Grutte Krite ligt in het nationaal park de Alde Feanen. De waterdiepte op de onderzochte trajecten bedroeg,3 tot 1,7 meter. De bodem bestaat uit veen en het doorzicht bedroeg tijdens het onderzoek,3 tot,5 meter. Langs de beide oevers die elektrisch zijn bevist, is gele plomp aangetroffen. Ook is plaatselijk een zoom van emergente vegetatie (grote egelskop, kleine lisdodde, riet en liesgras) aanwezig. In het open water van de Grutte Krite is geen vegetatie aangetroffen. In figuur 8.2 is een impressie gegeven van de Grutte Krite. Figuur 8.1. Ligging meetlocaties. Figuur 8.2. Impressie van de Grutte Krite. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 65 van 132

66 8.2 Omvang van het visbestand Tijdens het visstandonderzoek in de Grutte Krite zijn twaalf vissoorten aangetroffen, exclusief hybride. Negen soorten behoren tot het eurytope gilde en één soort tot het limnofiele gilde. Er zijn twee vissoorten aangetroffen die tot de exoten behoren, namelijk marmergrondel en zwartbekgrondel. Het totale visbestand is geraamd op 262,6 kg/ha en stuks/ha. In tabel 8.1 en tabel 8.2 is de geschatte omvang van het totale visbestand gegeven in kilogram en aantal per hectare. Het visbestand bestaat zowel in biomassa als aantallen bijna volledig uit eurytopen, met respectievelijk aandelen van 99,9 en 99,1%. In biomassa bestaat de overige,1% uit exoten. In aantallen bestaat,6% uit exoten en,3% uit limnofielen. Op soortniveau heeft brasem in biomassa met ruim 6% het grootste aandeel. In mindere mate heeft snoekbaars met circa 16% en pos met 11% een aandeel in biomassa. In aantallen is pos de meest abundante soort met een aandeel van 66%. In mindere mate hebben brasem met ruim 12% en kolblei met 11% in aantallen een aandeel in het visbestand. Tabel 8.1. Raming van het visbestand in Grutte Krite (kg/ha) in 218. Gilde Vissoort Totaal + > >=41 Eurytoop Aal/Paling 8,8 - -,1,6 8,1 Alver,, Baars 7,7 3,1 2,7 1,4,6 - Blankvoorn 3,7,2,5 2,5,5 - Brasem 158,1,2 11,1 42,1 35,6 69,1 Hybride, ,2 - Kolblei 11,7 1,9 7,1 2,3,5 - Pos 28,2 23,7 4, Snoekbaars 4,6,7 -,2 1,2 38,5 Limnofiel Ruisvoorn,1, -,1 - - Exoot Marmergrondel,1,, Zwartbekgrondel, -, Subtotaal 259,3 29,7 26, 48,7 39,1 115,7 ecologische indeling voor snoek Totaal >54 Eurytoop Snoek 3,3 -,4 -,4 2,6 Totaal 262,6, = <,5 kg/ha; - = niet aangetroffen Tabel 8.2. Raming van het visbestand in Grutte Krite (N/ha) in 218. Gilde Vissoort Totaal + > >=41 Eurytoop Aal/Paling Alver Baars Blankvoorn Brasem Hybride Kolblei Pos Snoekbaars Limnofiel Ruisvoorn Exoot Marmergrondel Zwartbekgrondel Subtotaal ecologische indeling voor snoek Totaal >54 Eurytoop Snoek Totaal = <,5 stuks/ha; - = niet aangetroffen KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 66 van 132

67 8.3 Lengtesamenstelling De lengtefrequentieverdelingen van de aangetroffen soorten zijn weergegeven in bijlage 7. De lengtefrequentieverdelingen van de vier meest aangetroffen soorten in aantallen zijn weergegeven in figuur 8.3. Van baars zijn voornamelijk eenzomerige exemplaren aangetroffen in een lengterange van 6 tot en met 1 centimeter. Meerzomerige exemplaren zijn aangetroffen van 11 tot en met 38 centimeter. Van blankvoorn zijn voornamelijk eenzomerige exemplaren aangetroffen in een lengterange van 5 tot en met 9 centimeter. Meerzomerige exemplaren zijn aangetroffen in een lengterange van 12 tot en met 28 centimeter. Van brasem zijn voornamelijk meerzomerige exemplaren aangetroffen in een lengterange van 1 tot en met 58 centimeter, waarin geen duidelijk onderscheid kan worden gemaakt tussen jaarklassen. Eenzomerige exemplaren van 5 tot en met 8 centimeter zijn relatief weinig aanwezig. Het grootste deel van de aangetroffen kolblei kan worden onderverdeeld in een- en tweezomerige exemplaren in lengterange van 5 tot en met 11 centimeter. Oudere exemplaren zijn aangetroffen in een lengterange van 12 tot en met 27 centimeter. Van pos zijn een- en meerzomerige exemplaren aangetroffen in een lengterange van 4 tot en met 12 centimeter. Van snoekbaars zijn voornamelijk eenzomerige exemplaren tot en met 18 centimeter aangetroffen. Twee- en meerzomerige exemplaren zijn relatief weinig aangetroffen, verspreid over een lengterange van 23 tot en met 9 centimeter. Aal is aangetroffen over een lengte van 18 tot en met 72 centimeter. Van de overige vissoorten zijn slechts één of enkele exemplaren gevangen of is geen duidelijk onderscheid in jaarklassen te maken. 1 Pos 4 Brasem Kolblei 6 Baars Figuur 8.3. Lengtefrequentieverdelingen van de vier meest aangetroffen soorten in aantallen in de Grutte Krite. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 67 van 132

68 EKR score 8.4 Beoordeling visstand In figuur 8.4 is de beoordeling van de visstand in de Grutte Krite weergegeven. In bijlage 1 zijn de uitvoerbestanden van QBWat opgenomen. De visstand in de Grutte Krite behaalt op de maatlat voor het watertype M14 een EKR van,15. Het GEP voor de Grutte Krite is vastgesteld op,3 EKR. Met de score van,15 voldoet de visstand in de Grutte Krite niet aan de doelstelling en wordt beoordeeld als ontoereikend. 1,8 Brasem+karper Baars+blankvoorn Plantminnende vis Zuurstoftolerante vis GEP (,3),6,4,2 Referentie M14 Grutte Krite Figuur 8.4. Toetsing van de visstand in de Grutte Krite aan de maatlat voor M14. De ontoereikende beoordeling komt mede tot stand door de lage gewogen score op de deelmaatlat abundantie plantminnende vis (,1) en het ontbreken van een score op de deelmaatlat abundantie zuurstoftolerante vis als gevolg van het ontbreken van soorten uit dit gilde. Op de deelmaatlat abundantie brasem en karper is voldaan aan het GEP, met een brasem-aandeel van circa 6% in de gehele visstand. Karper is niet aangetroffen op de Grutte Krite. De gewogen EKR van de indicator komt uit op,1. Op de deelmaatlat baars en blankvoorn is een ontoereikende gewogen score behaald (,4) door een gezamenlijk aandeel van deze soorten van <5% ten opzichte van alle eurytopen. 8.5 Beschermde soorten en exoten Geen van de aangetroffen soorten is beschermd middels de Wet Natuurbescherming. Alver is opgenomen in de Rode Lijst met de status kwetsbaar. Een overzicht van de wettelijke status van vissoorten is gegeven in bijlage 8. Van alver is één exemplaar aangetroffen. De Grutte Krite behoort tot het Natura2-gebied Alde Feanen. Voor dit gebied behoren bittervoorn, grote modderkruiper, kleine modderkruiper en rivierdonderpad tot de aangewezen KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 68 van 132

69 habitatrichtlijnsoorten. Voor al deze soorten geldt zowel een behoudsdoelstelling voor het oppervlak van het leefgebied, de kwaliteit van het leefgebied als de populatiegrootte. Geen van de aangewezen soorten is tijdens het visstandonderzoek aangetroffen. Tijdens de bemonsteringen zijn twee soorten aangetroffen die tot de exoten behoren, namelijk marmergrondel en zwartbekgrondel. Marmergrondel is aangetroffen in de elektrotrajecten GK-EL1 (n=4) en GK-EL2 (n=5). Zwartbekgrondel is alleen aangetroffen in elektrotraject GK-EL1 (n=7). In drie stortkuiltrekken zijn gevlekte Amerikaanse rivierkreeften aangetroffen, namelijk GK-SK1 (n=21), GK-SK2 (n=24) en GK-SK3 (n=3). Zandmeer 8.6 Algemene opmerkingen De bemonsteringen van het Zandmeer zijn uitgevoerd op 23 augustus en 5 september 218. Op twee locaties is het open water in de nacht bevist met een stortkuil. De stortkuiltrekken hadden een lengte van 6 en 75 meter. Op twee trajecten is de oever elektrisch bevist over een afstand van 25 meter. De ligging van de bemonsterde trekken/trajecten is op een kaart afgebeeld in bijlage 1 en figuur 8.5. De bemonsteringen zijn goed verlopen. De waterdiepte op de stortkuiltrajecten bedroeg 1,5 meter met een doorzicht van,3 meter. Op de elektrotrajecten bedroeg de waterdiepte,5 tot 1 meter met een doorzicht van,4 tot,5 meter. Op de oevers bij de elektrotrajecten is emerse begroeiing van riet, gele lis en grote lisdodde aangetroffen en submerse begroeiing van gele plomp. In het open water is geen vegetatie aangetroffen. In figuur 8.6 is een impressie gegeven van het Zandmeer. Figuur 8.5. Ligging meetlocaties. Figuur 8.6. Impressie van het Zandmeer. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 69 van 132

70 8.7 Omvang van het visbestand Tijdens het visstandonderzoek in het Zandmeer zijn veertien vissoorten aangetroffen, exclusief hybride. Negen soorten behoren tot het eurytope gilde, drie soorten tot het limnofiele gilde en één soort tot het rheofiele gilde. Er is één vissoort aangetroffen die tot de exoten behoort, namelijk zwartbekgrondel. Het totale visbestand is geraamd op 87,7 kg/ha en stuks/ha. In tabel 8.3 en tabel 8.4 is de geschatte omvang van het totale visbestand gegeven in kilogram en aantal per hectare. Tabel 8.3. Raming van het visbestand in het Zandmeer (kg/ha) in 218. Gilde Vissoort Totaal + > >=41 Eurytoop Aal/Paling 1, ,3 Baars 2,3 1,,6,7 - - Blankvoorn 5,5,2 2,3 3, - - Brasem 6,4,1 7,4 24,5 15,4 13, Hybride,6,1 -,5 - - Kleine modderkruiper, -, Kolblei 3,6,5 1,3 1,1,6 - Pos 1,7 1,1, Snoekbaars 2,2,2 -,1,4 1,5 Limnofiel Ruisvoorn,1,, Spiering,, Zeelt 1,4 - -,2-1,2 Rheofiel Riviergrondel,2 -, Exoot Zwartbekgrondel,5 -, Subtotaal 79,8 3,4 13, 3,1 16,5 16,9 ecologische indeling voor snoek Totaal >54 Eurytoop Snoek 7,9 -,1,3 1,2 6,3 Totaal 87,7, = <,5 kg/ha; - = niet aangetroffen Tabel 8.4. Raming van het visbestand in het Zandmeer (N/ha) in 218. Gilde Vissoort Totaal + > >=41 Eurytoop Aal/Paling Baars Blankvoorn Brasem Hybride Kleine modderkruiper Kolblei Pos Snoekbaars Limnofiel Ruisvoorn Spiering Zeelt Rheofiel Riviergrondel Exoot Zwartbekgrondel Subtotaal ecologische indeling voor snoek Totaal >54 Eurytoop Snoek Totaal = <,5 stuks/ha; - = niet aangetroffen KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 7 van 132

71 Het visbestand bestaat in zowel biomassa als aantallen voornamelijk uit eurytopen, met aandelen van respectievelijk circa 98 en 96%. De limnofielen hebben in zowel biomassa als aantallen een aandeel van circa 2%. Op soortniveau is brasem in biomassa dominant met een aandeel van 69%. Van de limnofielen heeft zeelt met 1,6% het grootste aandeel. In aantallen is brasem de meest voorkomende soort met een aandeel van ruim 37%. In mindere mate hebben pos (18%), kolblei (17%), baars (1%) en blankvoorn (1%) een aandeel in aantallen. Het aandeel limnofielen bestaat in aantallen uit spiering en ruisvoorn met beiden een aandeel van circa 1%. 8.8 Lengtesamenstelling De lengtefrequentieverdelingen van de aangetroffen soorten zijn weergegeven in bijlage 7. De lengtefrequentieverdelingen van de vier meest aangetroffen soorten in aantallen zijn weergegeven in figuur 8.7. Van baars zijn voornamelijk eenzomerige exemplaren aangetroffen in een lengterange van 6 tot en met 1 centimeter. Tweezomerige exemplaren zijn aangetroffen van 11 tot en met 16 centimeter. Oudere baarzen zijn aangetroffen met een lengte tot 22 centimeter. Bij blankvoorn zijn eenzomerige exemplaren van 6 tot en met 8 centimeter te onderscheiden van meerzomerige exemplaren. Ook zijn tweezomerige blankvoorns waarneembaar met een lengte van 1 tot en met 14 centimeter. Oudere blankvoorns zijn aangetroffen met een lengte tot 25 centimeter. 15 Brasem 4 Pos Kolblei 8 Blankvoorn Figuur 8.7. Lengtefrequentieverdelingen van de vier meest aangetroffen soorten in aantallen in het Zandmeer. Brasem is aangetroffen in een lengterange van 5 tot en met 5 centimeter. Eenzomerige exemplaren zijn aangetroffen tot en met 8 centimeter. Het grootste deel van de aangetroffen brasem bevindt zich in de lengterange van 12 tot en met 3 centimeter. Grotere brasems zijn vrij beperkt waargenomen. De aangetroffen populatie van kolblei bestaat voornamelijk uit een- en tweezomerige exemplaren in een lengterange van 5 tot en met 12 centimeter. Exemplaren tot en met 7 centimeter behoren hierbij tot de eenzomerigen. Oudere exemplaren zijn aangetroffen in een lengterange van 15 tot en met 3 centimeter. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 71 van 132

72 EKR score Van pos zijn voornamelijk eenzomerige exemplaren aangetroffen in een lengterange van 5 tot en met 8 centimeter. Enkele meerzomerige exemplaren zijn aangetroffen van 9 tot en met 13 centimeter. De aangetroffen exemplaren van ruisvoorn van 5 tot en met 7 centimeter zijn eenzomerig. De exemplaren van 1 en 11 centimeter, en 14 en 15 centimeter zijn meerzomerig. Riviergrondel is aangetroffen in een lengterange van 9 tot en met 12 centimeter, bestaand meerzomerige exemplaren. Van snoekbaars zijn voornamelijk eenzomerige exemplaren tot en met 17 centimeter aangetroffen. Daarnaast zijn enkele meerzomerige exemplaren waargenomen verspreid over een lengterange van 25 tot en met 52 centimeter. Zwartbekgrondel is aangetroffen in een lengterange van 5 tot en met 14 centimeter, waartoe meerzomerige exemplaren behoren. Van de overige vissoorten zijn slechts één of enkele exemplaren gevangen of is geen duidelijk onderscheid in jaarklassen te maken. 8.9 Beoordeling visstand In figuur 8.8 is de beoordeling van de visstand in het Zandmeer weergegeven. In bijlage 1 zijn de uitvoerbestanden van QBWat opgenomen. De visstand in het Zandmeer behaalt op de maatlat voor het watertype M14 een EKR van,28. Het GEP voor het Zandmeer is vastgesteld op,3 EKR. Met de score van,28 voldoet de visstand in het Zandmeer net niet aan de doelstelling en wordt beoordeeld als matig. 1,8 Brasem+karper Baars+blankvoorn Plantminnende vis Zuurstoftolerante vis GEP (,3),6,4,2 Referentie M14 Zandmeer Figuur 8.8. Toetsing van de visstand in het Zandmeer aan de maatlat voor M14. Op alle deelmaatlatten is een matige tot voldoende score behaald. Op de deelmaatlat abundantie brasem en karper is met een gewogen EKR van,8 voldaan aan het GEP, met een brasem-aandeel van circa 7%. Karper is niet aangetroffen in het Zandmeer. Op de deelmaatlat abundantie baars en blankvoorn is een matige gewogen score behaald (,7), die dicht tegen het GEP aan zit. Het gezamenlijke aandeel van baars en blankvoorn ten opzichte van alle eurytopen bedraagt circa 9%. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 72 van 132

73 Om aan het GEP te voldoen zou het gezamenlijk aandeel van baars en blankvoorn 1% of hoger moeten zijn. Op de deelmaatlat abundantie plantminnende vis is een matige gewogen score behaald (,6). Met een gezamenlijk aandeel van plantminnende soorten van circa 11% is net niet voldaan aan het GEP, waarvoor minimaal een aandeel van 14% nodig is. Van het aandeel plantminnende vis wordt 9% ingenomen door snoek. Op de deelmaatlat zuurstoftolerante vis is een matige gewogen score behaald (,7). Ook op deze deelmaatlat is net niet voldaan aan het GEP. Van de zuurstoftolerante zeelt is een aandeel van 1,6% aangetroffen. Bij een aandeel vanaf 2% zuurstoftolerante vis wordt aan het GEP voldaan. Beoordeling visstand waterlichaam Alde Feanen Met de EKR score van,15 op de Grutte Krite en,28 op het Zandmeer is de gecombineerde score van de Alde Feanen met,22 EKR beoordeeld als matig. 8.1 Beschermde soorten en exoten Geen van de aangetroffen soorten is beschermd middels de Wet Natuurbescherming. Spiering is opgenomen in de Rode Lijst met de status kwetsbaar. Een overzicht van de wettelijke status van vissoorten is gegeven in bijlage 8. Van spiering zijn 24 exemplaren gevangen. Het Zandmeer behoort tot het Natura2-gebied Alde Feanen. Voor dit gebied behoren bittervoorn, grote modderkruiper, kleine modderkruiper en rivierdonderpad tot de aangewezen habitatrichtlijnsoorten. Voor al deze soorten geldt zowel een behoudsdoelstelling voor het oppervlak van het leefgebied, de kwaliteit van het leefgebied als de populatiegrootte. Enkel van kleine modderkruiper is een exemplaar waargenomen. Tijdens de bemonsteringen is één vissoort aangetroffen die tot de exoten behoort, namelijk zwartbekgrondel. Zwartbekgrondel is aangetroffen op de elektrotrajecten ZM-EL1 (n=34) en ZM-EL2 (n=13). In de stortkuiltrek ZM-SK1 zijn 35 exemplaren van gevlekte Amerikaanse rivierkreeft aangetroffen. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 73 van 132

74 9 RESULTATEN WATERLICHAAM ZUIDOOST FRIESLAND VAARTEN MET RECREATIEVAART (OPSTERLANDSE COMPAGNONSVAART) Van het waterlichaam Zuidoost Friesland vaarten met recreatievaart (NL2L1a) is in 218 het water Opsterlandse Compagnonsvaart bemonsterd. In dit hoofdstuk zijn de resultaten van het visstandonderzoek in dit water gepresenteerd. 9.1 Algemene opmerkingen De bemonsteringen van de Opsterlandse Compagnonsvaart zijn uitgevoerd in de periode van 24 tot en met 26 september 218. In totaal zijn er negen meetpunten in de Opsterlandse Compagnonsvaart bemonsterd. Op acht meetpunten is over 25 meter lijnvormig met de zegen gevist en zijn vervolgens beide oevers elektrisch bevist. Op één meetpunt zijn twee zegenrondgooien uitgevoerd en is vervolgens de oeverzone bevist. De ligging van de bemonsterde meetpunten is op een kaart afgebeeld in bijlage 1 en figuur 9.1. De bemonsteringen zijn goed verlopen. De waterdiepte op de onderzochte trajecten bedroeg,2 tot 2 meter met een doorzicht van,5 tot 1 meter. Het grootste deel van de oevers is beschoeid met hout en/of beton. Op meetpunt OCV-5 is geen beschoeiing aanwezig en daar is emerse vegetatie in de oever aanwezig. In figuur 9.2 is een impressie gegeven van de Opsterlandse Compagnonsvaart. Figuur 9.1. Ligging meetlocaties. Figuur 9.2. Impressie van de Opsterlandse Compagnonsvaart. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 74 van 132

75 9.2 Omvang van het visbestand Tijdens het visstandonderzoek in de Opsterlandse Compagnonsvaart zijn twaalf vissoorten aangetroffen, exclusief hybride. Acht soorten behoren tot het eurytope gilde, drie soorten tot het limnofiele gilde en één soort tot het rheofiele gilde. Het totale visbestand is geraamd op 91,8 kg/ha en stuks/ha. In tabel 9.1 en tabel 9.2 is de geschatte omvang van het totale visbestand gegeven in kilogram en aantal per hectare. De bestandschattingen van de meetpunten van de Opsterlandse Compagnonsvaart zijn gegeven in bijlage 9. Tabel 9.1. Raming van het visbestand in Opsterlandse Compagnonsvaart (kg/ha) in 218. Gilde Vissoort Totaal + > >=41 Eurytoop Baars 9,4 7,1 1,8,3,3 - Blankvoorn 14,8 1,6 9,5 3,4,2 - Brasem 4,4 3,3 14,4 1,3 6,5 6, Hybride,1 -,1,1 - - Kleine modderkruiper, -, Kolblei,7,,5,1,1 - Pos 1,5,7, Snoekbaars 1,6,1 -,,9,6 Limnofiel Ruisvoorn 1,3,1,6,6 - - Vetje, -, Zeelt 1,3 -,2,4 -,8 Rheofiel Riviergrondel,3,, Subtotaal 71,7 12,9 28,3 15,2 8, 7,3 ecologische indeling voor snoek Totaal >54 Eurytoop Snoek 2,1,1 1,6 2,8 5, 1,6 Totaal 91,8, = <,5 kg/ha; - = niet aangetroffen Tabel 9.2. Raming van het visbestand in Opsterlandse Compagnonsvaart (N/ha) in 218. Gilde Vissoort Totaal + > >=41 Eurytoop Baars Blankvoorn Brasem Hybride Kleine modderkruiper Kolblei Pos Snoekbaars Limnofiel Ruisvoorn Vetje Zeelt Rheofiel Riviergrondel Subtotaal ecologische indeling voor snoek Totaal >54 Eurytoop Snoek Totaal = <,5 stuks/ha; - = niet aangetroffen Zowel in biomassa als in aantallen bestaat het visbestand voor circa 97% uit eurytopen. In biomassa hebben de limnofielen een aandeel van circa 3% en in aantallen een aandeel van 2%. De rheofielen hebben in biomassa en aantallen respectievelijk een aandeel van,4 en,8%. Op soortniveau heeft brasem in biomassa met 44% het grootste aandeel. In mindere mate hebben snoek (22%) blankvoorn KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 75 van 132

76 (16%) en baars (ruim 1%) in biomassa een aandeel in het visbestand. Ook in aantallen heeft brasem met 41% het grootste aandeel, gevolgd door baars en blankvoorn met respectievelijk 28% en 22%. 9.3 Lengtesamenstelling De lengtefrequentieverdelingen van de aangetroffen soorten zijn weergegeven in bijlage 7. De lengtefrequentieverdelingen van de vier meest aangetroffen soorten in aantallen zijn weergegeven in figuur 9.3. Van baars zijn met name eenzomerige exemplaren aangetroffen in een lengterange van 4 tot en met 1 centimeter. Daarnaast zijn lage aantallen meerzomerige baars gevangen. Van blankvoorn zijn eenzomerige exemplaren aangetroffen in een lengterange van 5 tot en met 8 centimeter. Tot de lengterange van 9 tot en met 28 centimeter behoren de meerzomerige exemplaren die niet van elkaar zijn te onderscheiden. Van brasem zijn voornamelijk eenzomerige exemplaren aangetroffen in een lengterange van 5 tot en met 8 centimeter. Meerzomerige exemplaren zijn aangetroffen in een lengterange van 9 tot en met 56 centimeter waar de aantallen afnemen bij het toenemen van de lengte. Pos is aangetroffen in een lengterange van 5 tot en met 13 centimeter, waartoe een- en meerzomerige exemplaren behoren. Ruisvoorn is aangetroffen in een lengterange van 4 tot en met 24 centimeter, waar naast eenzomerige exemplaren tot en met 7 centimeter, geen duidelijke leeftijdsklassen kunnen worden onderscheiden. Van snoekbaars zijn voornamelijk eenzomerige exemplaren aangetroffen in de lengterange van 8 tot en met 17 centimeter. Enkele meerzomerige exemplaren zijn aangetroffen tot en met een lengte van 59 centimeter. Van snoek zijn vooral eenzomerige vissen met een lengte tot 25 centimeter aangetroffen. Daarnaast zijn meervormige snoeken met een lengte tot en met 7 centimeter aangetroffen. Van de overige vissoorten zijn slechts één of enkele exemplaren gevangen of is geen duidelijk onderscheid in jaarklassen te maken. Brasem 8 Baars Blankvoorn 15 Pos Figuur 9.3. Lengtefrequentieverdelingen van de vier meest aangetroffen soorten in aantallen in de Opsterlandse Compagnonsvaart. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 76 van 132

77 EKR score 9.4 Beoordeling visstand In figuur 9.4 is de beoordeling van de visstand in de Opsterlandse Compagnonsvaart weergegeven. In bijlage 1 zijn de uitvoerbestanden van QBWat opgenomen. De visstand in de Opsterlandse Compagnonsvaart behaalt op de maatlat voor het watertype M3 een EKR van,45. Het GEP voor de Opsterlandse Compagnonsvaart is vastgesteld op,6 EKR. Met de score van,45 voldoet de visstand in de Opsterlandse Compagnonsvaart niet aan de doelstelling en wordt beoordeeld als matig. 1,,8 SS plantminnend en migrerend AB brasem+karper AB plantminnend GEP (,6),6,4,2, MEP/GEP Opsterlandse OCV-1 OCV-2 OCV-3 OCV-4 OCV-5 OCV-6 OCV-7 OCV-8 OCV-9 M3 Compagnonsvaart Figuur 9.4. Toetsing van de visstand in de Opsterlandse Compagnonsvaart aan de maatlat voor M3. De gewogen scores per meetpunt lopen uiteen van,9 (OCV-8) tot,7 (OCV-6). Op zes van de negen meetpunten is een score behaald op alle drie de deelmaatlatten. Alleen op meetpunt OCV-3, 8 en 9 is geen score behaald op de deelmaatlat soortsamenstelling plantminnende en migrerende vis. Op deze meetpunten is het aantal plantminnende soorten te laag (twee of minder) om een score te behalen. Migrerende vis (driedoornige stekelbaars en aal) is op geen enkel meetpunt aangetroffen. Op alle meetpunten is een voldoende score behaald op de deelmaatlat abundantie brasem en karper. Alleen op traject OCV-8 valt de score op deze deelmaatlat lager uit, door het relatief hoge aandeel van brasem dat op dit meetpunt is aangetroffen (circa 82%). Karper is niet aangetroffen in de Opsterlandse Compagnonsvaart. De scores op de deelmaatlat abundantie plantminnende vis zijn wisselend. Op meetpunt OCV-4 is de maximale score op deze deelmaatlat behaald. Met name op de meetpunten OCV-3 en OCV-8 is een lage score behaald op de deelmaatlat abundantie plantminnende vis, door het relatief lage aandeel van snoek in vergelijking met de andere meetpunten. 9.5 Beschermde soorten en exoten Geen van de aangetroffen soorten is beschermd middels de Wet Natuurbescherming of is opgenomen in de Rode Lijst. Ook zijn tijdens de bemonstering geen vissoorten aangetroffen die tot de exoten behoren. Wel is op de meetpunten OCV-1 en OCV-6 één gevlekte Amerikaanse rivierkreeft aangetroffen. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 77 van 132

78 1 RESULTATEN WATERLICHAAM ZUIDOOST FRIESLAND VAARTEN ZONDER RECREATIEVAART (SCHOTERLANDSE COMPAGNONSVAART) Van het waterlichaam Zuidoost Friesland vaarten zonder recreatievaart (NL2L1b) is in 218 het water Schoterlandse Compagnonsvaart bemonsterd. In dit hoofdstuk zijn de resultaten van het visstandonderzoek in dit water gepresenteerd. 1.1 Algemene opmerkingen De bemonsteringen van de Schoterlandse Compagnonsvaart zijn uitgevoerd op 19 en 2 september 218. In totaal zijn er vijf meetpunten bevist in de Schoterlandse Compagnonsvaart. Op twee meetpunten is over 25 meter lijnvormig met de zegen gevist en zijn vervolgens beide oevers elektrisch bevist. Op twee meetpunten zijn twee zegenrondgooien uitgevoerd en zijn vervolgens de oeverzones bevist (2x 25 meter). Eén meetpunt is over de gehele breedte elektrisch bevist over een afstand van 25 meter. De ligging van de bemonsterde meetpunten is op een kaart afgebeeld in bijlage 1 en figuur 1.1. De bemonsteringen zijn goed verlopen. De waterdiepte van de onderzochte meetpunten bedroeg,4 tot 2 meter, met een doorzicht van,4 tot 1 meter. Langs de oevers van alle onderzochte meetpunten is emerse vegetatie aangetroffen, voornamelijk bestaand uit grote egelskop, riet en gele lis. Tevens is op alle meetpunten gele plomp aangetroffen. In figuur 1.2 is een impressie gegeven van de Schoterlandse Compagnonsvaart. Figuur 1.1. Ligging meetlocaties. Figuur 1.2. Impressie van de Schoterlandse Compagnonsvaart. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 78 van 132

79 1.2 Omvang van het visbestand Tijdens het visstandonderzoek in de Schoterlandse Compagnonsvaart zijn zestien vissoorten aangetroffen, exclusief hybride. Elf soorten behoren tot het eurytope gilde en drie soorten tot het limnofiele gilde. Er zijn twee vissoorten aangetroffen die tot de exoten behoren, namelijk marmergrondel en roofblei. Het totale visbestand is geraamd op 245,7 kg/ha en stuks/ha. In tabel 1.1 en tabel 1.2 is de geschatte omvang van het totale visbestand gegeven in kilogram en aantal per hectare. Tabel 1.1. Raming van het visbestand in de Schoterlandse Compagnonsvaart (kg/ha) in 218. Gilde Vissoort Totaal + > >=41 Eurytoop Aal/Paling 1, ,1 1,5 Alver,2 -, Baars 26,2 9,1 9,3 4,2 3,6 - Blankvoorn 71, 1,9 53,9 15,1,2 - Brasem 39,8,8 14,8 8,8 5, 1,4 Driedoornige stekelbaars,, Hybride,1 -, Kleine modderkruiper,3 -, Kolblei 8,4, 7,5,9 - - Pos 2,,7 1, Snoekbaars,4, - -,4 - Limnofiel Ruisvoorn 24,,3 15,3 8,5 - - Vetje, -, Zeelt 9,8-2,3,9,6 6,1 Exoot Marmergrondel, -, Roofblei, ,3 - Subtotaal 184,2 12,8 15, 38,3 1,2 17,9 ecologische indeling voor snoek Totaal >54 Eurytoop Snoek 61,4,4 7,1 2,9 7,1 43,9 Totaal 245,7, = <,5 kg/ha; - = niet aangetroffen Tabel 1.2. Raming van het visbestand in de Schoterlandse Compagnonsvaart (N/ha) in 218. Gilde Vissoort Totaal + > >=41 Eurytoop Aal/Paling Alver Baars Blankvoorn Brasem Driedoornige stekelbaars Hybride Kleine modderkruiper Kolblei Pos Snoekbaars Limnofiel Ruisvoorn Vetje Zeelt Exoot Marmergrondel Roofblei Subtotaal ecologische indeling voor snoek Totaal >54 Eurytoop Snoek Totaal = <,5 stuks/ha; - = niet aangetroffen KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 79 van 132

80 De bestandschattingen van de meetpunten zijn gegeven in bijlage 9. In zowel biomassa als aantallen bestaat het visbestand voor een groot deel uit eurytopen, met respectievelijk een aandeel van 86% en ruim 89%. In biomassa hebben de limnofielen een aandeel van 14% en in aantallen een aandeel van circa 11%. Op soortniveau hebben in biomassa blankvoorn en snoek met respectievelijk 29 en 25% het grootste aandeel in het visbestand. In mindere mate hebben brasem (16%) en baars (11%) een aandeel in de biomassa. Van de limnofielen heeft ruisvoorn in zowel biomassa als aantallen een aandeel van circa 1%. In aantallen is blankvoorn de meest abundante soort met een aandeel van 44%. Ook baars (2%) en brasem (16%) hebben in aantallen een behoorlijk aandeel in het visbestand. 1.3 Lengtesamenstelling De lengtefrequentieverdelingen van de aangetroffen soorten zijn weergegeven in bijlage 7. De lengtefrequentieverdelingen van de vier meest aangetroffen soorten in aantallen zijn weergegeven in figuur 1.3. Van baars zijn voornamelijk eenzomerige exemplaren aangetroffen in een lengterange van 4 tot en met 9 centimeter. Meerzomerige exemplaren zijn aangetroffen tot en met een lengte van 31 centimeter. Van blankvoorn is een evenwichtige populatie aangetroffen in een lengterange van 2 tot en met 22 centimeter. Exemplaren tot en met 7 centimeter behoren tot de eenzomerigen. Twee- en meerzomerige exemplaren zijn te onderscheiden tot en met 15 centimeter en van 16 tot en met 22 centimeter. 4 Blankvoorn 3 Baars Brasem 12 Rietvoorn/Ruisvoorn Figuur 1.3. Lengtefrequentieverdelingen van de vier meest aangetroffen soorten in aantallen in de Schoterlandse Compagnonsvaart. Van brasem zijn eenzomerige exemplaren aangetroffen in een lengterange van 3 tot en met 8 centimeter. Het merendeel van de aangetroffen exemplaren behoort tot de twee- en driezomerige vissen in een lengterange van 9 tot en met 15 centimeter. Enkele meerzomerige exemplaren zijn aangetroffen van 16 tot en met 27 centimeter en verspreid in een lengterange van 29 tot en met 51 centimeter. Van kolblei zijn voornamelijk meerzomerige exemplaren aangetroffen in een lengterange van 7 tot en met 18 centimeter. Eenzomerige exemplaren zijn relatief weinig aangetroffen, in een KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 8 van 132

81 EKR score lengte van 3 en 4 centimeter. Pos is aangetroffen in een lengterange van 5 tot en met 14 centimeter waartoe een- en meerzomerige exemplaren behoren. Van ruisvoorn zijn, naast eenzomerige exemplaren van 3 tot en met 6 centimeter, voornamelijk tweezomerige exemplaren aangetroffen van 8 tot en met 11 centimeter. Meerzomerige exemplaren zijn aangetroffen tot en met 22 centimeter. Snoek is aangetroffen in een lengterange van 12 tot en met 74 centimeter. Tot deze lengterange behoren een- twee- en meerzomerige exemplaren die niet duidelijk van elkaar zijn te onderscheiden. Van zeelt zijn alleen meerzomerige exemplaren aangetroffen in een lengterange van 1 tot en met 19 centimeter. Ook zijn een aantal grotere exemplaren van 26, 41, 42 en 43 centimeter aangetroffen. Van de overige vissoorten zijn slechts één of enkele exemplaren gevangen of is geen duidelijk onderscheid in jaarklassen te maken. 1.4 Beoordeling visstand In figuur 1.4 is de beoordeling van de visstand in de Schoterlandse Compagnonsvaart weergegeven. In bijlage 1 zijn de uitvoerbestanden van QBWat opgenomen. De visstand in de Schoterlandse Compagnonsvaart behaalt op de maatlat voor het watertype M3 een EKR van,71. Het GEP voor de Schoterlandse Compagnonsvaart is vastgesteld op,6 EKR. Met de score van,71 voldoet de visstand in de Schoterlandse Compagnonsvaart aan het GEP. Op alle meetpunten is voldaan aan het GEP, behalve op meetpunt SCV-1, waar een matige score is behaald. Op alle meetpunten is een goede tot maximale score behaald op de deelmaatlat abundantie brasem en karper. Het aandeel van brasem varieert op de trajecten van 6 tot 34%. Karper is niet aangetroffen in de Schoterlandse Compagnonsvaart. De behaalde scores op de deelmaatlatten soortsamenstelling plantminnende en migrerende vis en abundantie plantminnende vis variëren per meetpunt. 1,,8 SS plantminnend en migrerend AB brasem+karper AB plantminnend GEP (,6),6,4,2, MEP/GEP M3 Schoterlandse Compagnonsvaart SCV-1 SCV-2 SCV-3 SCV-4 SCV-5 Figuur 1.4. Toetsing van de visstand in de Schoterlandse Compagnonsvaart aan de maatlat voor M3. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 81 van 132

82 1.5 Beschermde soorten en exoten Geen van de aangetroffen soorten is beschermd middels de Wet Natuurbescherming. Alver is opgenomen in de Rode Lijst met de status kwetsbaar. Een overzicht van de wettelijke status van vissoorten is gegeven in bijlage 8. Van alver zijn veertien exemplaren aangetroffen. Tijdens de bemonsteringen zijn twee vissoorten aangetroffen die tot de exoten behoren, namelijk marmergrondel en roofblei. Marmergrondel is op twee elektrotrajecten aangetroffen, SCV-2-EL (n=4) en SCV-5-EL (n=4). Roofblei is aangetroffen op meetpunt SCV-1 (n=2). Tijdens de bemonsteringen zijn geen kreeft- en/of krabsoorten aangetroffen. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 82 van 132

83 11 RESULTATEN WATERLICHAAM SNEEKERMEERGEBIED E.O. Tot het waterlichaam Sneekermeergebied e.o. (NL2V9) behoren onder andere de wateren Sneekermeer, Terkaplester poelen en Witte en Zwarte brekken. Deze wateren zijn in 218 bemonsterd. In dit hoofdstuk worden de resultaten van het visstandonderzoek van deze wateren achtereenvolgens gepresenteerd Sneekermeer Algemene opmerkingen De bemonsteringen van het Sneekermeer zijn uitgevoerd in de periode van 24 augustus tot en met 6 september. Het open water is in de nacht met tien stortkuiltrekken bevist. Alle trekken hadden een lengte van 1. meter. Op vijf trajecten is de oeverzone elektrisch bevist over een afstand van 25 meter. De ligging van de bemonsterde trekken/trajecten is op een kaart afgebeeld in bijlage 1 en figuur De bemonsteringen zijn goed verlopen. De waterdiepte op de onderzochte trajecten bedroeg,4 tot 7 meter (diepste punt in de vaargeul). De bodem bestaat voornamelijk uit veen en zand en het doorzicht bedroeg tijdens het onderzoek minder dan een halve meter. Op de oevers van een aantal elektrotrajecten is emerse begroeiing met kleine lisdodde en riet aangetroffen. In het open water van het Sneekermeer is geen vegetatie aangetroffen. In figuur 11.1 is een impressie gegeven van het Sneekermeer. Figuur Impressie van het Sneekermeer (l) en ligging meetlocaties (r). KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 83 van 132

84 Omvang van het visbestand Tijdens het visstandonderzoek in het Sneekermeer zijn zeventien vissoorten aangetroffen. Tien soorten behoren tot het eurytope gilde, drie soorten tot het limnofiele gilde en twee soorten tot het rheofiele gilde. Er zijn twee vissoorten aangetroffen die tot de exoten behoren, namelijk Pontische stroomgrondel en zwartbekgrondel. Tabel Raming van het visbestand in het Sneekermeer (kg/ha) in 218. Gilde Vissoort Totaal + > >=41 Eurytoop Aal/Paling 5,1 -,,,5 4,6 Alver,1,, Baars 1,8,2,4,4,8 - Blankvoorn 2,9,,1,3 2,4 - Brasem 186,,4 1,3 2,6 85,5 78,2 Kleine modderkruiper, -, Kolblei 1,7,,1,8,8 - Pos 7,5 3,3 4, Snoekbaars 32,3,9 -, 5,4 26, Limnofiel Bittervoorn, -, Ruisvoorn,1,,1, - - Spiering,1, Rheofiel Riviergrondel, - -, - - Winde,1,1,, - - Exoot Pontische stroomgrondel, -, Zwartbekgrondel,7,,6, - - Subtotaal 238,2 5, 6,8 22,3 95,3 18,8 ecologische indeling voor snoek Totaal >54 Eurytoop Snoek 3, ,7 Totaal 241,9, = <,5 kg/ha; - = niet aangetroffen Tabel Raming van het visbestand in het Sneekermeer (N/ha) in 218. Gilde Vissoort Totaal + > >=41 Eurytoop Aal/Paling Alver Baars Blankvoorn Brasem Kleine modderkruiper Kolblei Pos Snoekbaars Limnofiel Bittervoorn Ruisvoorn Spiering Rheofiel Riviergrondel Winde Exoot Pontische stroomgrondel Zwartbekgrondel Subtotaal ecologische indeling voor snoek Totaal >54 Eurytoop Snoek Totaal = <,5 stuks/ha; - = niet aangetroffen KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 84 van 132

85 Het totale visbestand is geraamd op 241,9 kg/ha en stuks/ha. In tabel 11.1 en tabel 11.2 is de geschatte omvang van het totale visbestand gegeven in kilogram en aantal per hectare. De bestandschattingen van de drie onderscheiden deelgebieden in het Sneekermeer zijn gegeven in bijlage 9. In zowel biomassa als aantallen bestaat het visbestand vrijwel geheel uit eurytopen, met respectievelijk aandelen van 99,6 en 94,2%. In aantallen hebben de exoten en de limnofielen aandelen van circa 3%. Op soortniveau is brasem in biomassa dominant met een aandeel van 77%. Na brasem heeft snoekbaars in biomassa het grootste aandeel van ruim 13%. In aantallen is pos de meest voorkomende soort, met een aandeel van circa 52%. Ook brasem heeft in aantallen een aanzienlijk aandeel van 3% Lengtesamenstelling De lengtefrequentieverdelingen van de aangetroffen soorten zijn weergegeven in bijlage 7. De lengtefrequentieverdelingen van de vier meest aangetroffen soorten in aantallen zijn weergegeven in figuur Van baars zijn met name eenzomerige exemplaren aangetroffen in een lengterange van 6 tot en met 11 centimeter. Tweezomerige exemplaren zijn aangetroffen van 12 tot en met circa 17 centimeter. Daarnaast zijn oudere baarzen met een lengte tot 37 centimeter aangetroffen. Blankvoorn is aangetroffen in een lengterange van 5 tot en met 35 centimeter. Eenzomerige exemplaren zijn aangetroffen in een lengterange van 5 tot en met 1 centimeter. Tweezomerige exemplaren zijn aangetroffen van 11 tot en met 15 centimeter. 4 Pos 3 Brasem Snoekbaars 1 Zwartbekgrondel Figuur Lengtefrequentieverdelingen van de vier meest aangetroffen soorten in aantallen in het Sneekermeer. Van brasem is een relatief groot bestand over een brede lengterange van 3 tot en met 57 centimeter aangetroffen. Eenzomerige brasem is aangetroffen tot en met een lengte van 1 centimeter. Brasems tussen 18 en 35 centimeter zijn het sterkst vertegenwoordigd. Van kolblei behoren de meeste van de aangetroffen exemplaren tot de eenzomerigen in een lengterange van 4 tot en met 7 centimeter. Meerzomerige exemplaren zijn aangetroffen van 12 tot en met 32 centimeter. Pos is aangetroffen in een lengterange van 6 tot en met 14 centimeter, waarvan exemplaren tot en met 8 centimeter tot de eenzomerigen behoren en exemplaren tot en met 14 centimeter tot de twee- en/of driezomerigen. Van snoekbaars is het merendeel van het aangetroffen bestand eenzomerig in een lengterange van 6 tot KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 85 van 132

86 en met 17 centimeter. Ook de tweezomerige snoekbaarzen zijn te onderscheiden. De vissen uit deze groep hebben een lengte tussen circa 24 en 35 centimeter. Oudere snoekbaarzen zijn ook aanwezig. Deze variëren in lengte van 37 tot en met 89 centimeter. Van spiering zijn enkel eenzomerige exemplaren aangetroffen in een lengterange van 5 tot en met 8 centimeter. Van zwartbekgrondel is een stabiele populatie aangetroffen in een lengterange van 3 tot en met 16 centimeter. Exemplaren tot en met 4 centimeter behoren tot de eenzomerigen, de lengterange van 5 tot en met 16 centimeter bestaat uit twee- en meerzomerige exemplaren. Van aal zijn exemplaren aangetroffen tussen 11 en 83 centimeter. Het grootste deel bevindt zich tussen een lengte van 25 en 6 centimeter Van de overige vissoorten zijn slechts één of enkele exemplaren gevangen of is geen duidelijk onderscheid in jaarklassen te maken Conditie brasem De conditie van brasem in het Sneekermeer (figuur 11.3) is over de gehele lengterange normaal. Een aantal grotere exemplaren in de lengterange van circa 45 tot en met 5 centimeter vertonen een matige conditie. conditie 1,5 Sneekermeer 1, totaallengte (cm) Figuur Conditie van brasem in het Sneekermeer Beoordeling visstand In figuur 11.4 is de beoordeling van de visstand in het Sneekermeer weergegeven. In bijlage 1 zijn de uitvoerbestanden van QBWat opgenomen. De visstand in het Sneekermeer behaalt op de maatlat voor het watertype M14 een EKR van,1. Het GEP voor het Sneekermeer is vastgesteld op,3 EKR. Met de score van,1 voldoet de visstand in het Sneekermeer niet aan de doelstelling en wordt beoordeeld als slecht. De slechte beoordeling komt mede tot stand door de lage gewogen score op de deelmaatlat abundantie plantminnende vis (,1) en het ontbreken van een score op de deelmaatlat abundantie zuurstoftolerante vis. Deze minimale scores komen tot stand door een laag aandeel van plantminnende soorten (1,5%) en het ontbreken van zuurstoftolerante soorten. Op de deelmaatlat abundantie brasem en karper is een matige gewogen score behaald (,7), met een brasem-aandeel van circa 77% in de gehele visstand. Karper is niet aangetroffen in het Sneekermeer. Op de deelmaatlat baars en blankvoorn is een slechte gewogen score behaald (,2) door een gezamenlijk aandeel van deze soorten van minder dan 5% ten opzichte van alle eurytopen. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 86 van 132

87 EKR score 1,8 Brasem+karper Baars+blankvoorn Plantminnende vis Zuurstoftolerante vis GEP (,3),6,4,2 Referentie M14 Sneekermeer Figuur Toetsing van de visstand in het Sneekermeer aan de maatlat voor M Beschermde soorten en exoten Geen van de aangetroffen soorten is beschermd middels de Wet Natuurbescherming. Alver en spiering zijn opgenomen in de Rode Lijst met de status kwetsbaar. Een overzicht van de wettelijke status van vissoorten is gegeven in bijlage 8. Van alver zijn 19 exemplaren aangetroffen en van spiering bijna 4. Het Sneekermeer behoort tot het Natura2-gebied Sneekermeergebied. Voor dit gebied maken vissen geen onderdeel uit van de aangewezen habitatrichtlijnsoorten. Tijdens de bemonsteringen zijn twee vissoorten aangetroffen die tot de exoten behoren, namelijk Pontische stroomgrondel en zwartbekgrondel. Van Pontische stroomgrondel zijn vier exemplaren aangetroffen in de stortkuiltrek SNM-OD-SK3. Zwartbekgrondel is in vijf stortkuiltrekken aangetroffen met een totaal aantal van 55 stuks. Ook is zwartbekgrondel aangetroffen op vijf elektrotrajecten met een totaal aantal van 374 stuks. Tijdens de bemonsteringen zijn geen kreeft- en/of krabsoorten aangetroffen. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 87 van 132

88 11.2 Terkaplester poelen Algemene opmerkingen De bemonsteringen van de Terkaplester poelen zijn uitgevoerd op 28 augustus en 6 september 218. Het open water is bevist met een stortkuil in de nacht. Er zijn vijf kuiltrekken uitgevoerd. Deze trekken hadden een lengte van 5 tot 1. meter. Kuiltrek TKP-SK2 is in twee delen uitgevoerd in verband met de aanwezigheid van een cameraploeg. Op drie trajecten is de oeverzone elektrisch bevist over een afstand van 25 meter. De ligging van de bemonsterde trekken/trajecten is op een kaart afgebeeld in bijlage 1 en figuur De bemonsteringen zijn goed verlopen. De waterdiepte op de onderzochte locaties bedroeg 1,5 tot 1,7 meter bij de stortkuiltrekken en,7 tot,8 meter bij de elektrotrajecten. De bodem bestaat gedeeltelijk uit veen en het doorzicht bedroeg tijdens de bemonstering,3 tot,5 meter. Langs de oevers bij de elektrotrajecten is emerse vegetatie aangetroffen en op twee trajecten tevens submerse begroeiing met gele plomp. In het open water van de Terkaplester poelen is geen vegetatie aangetroffen. In figuur 11.6 is een impressie gegeven van de Terkaplester poelen. Figuur Ligging meetlocaties. Figuur Impressie van de Terkaplester poelen. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 88 van 132

89 Omvang van het visbestand Tijdens het visstandonderzoek in de Terkaplester poelen zijn zestien vissoorten aangetroffen. Tien soorten behoren tot het eurytope gilde, drie soorten tot het limnofiele gilde en twee soorten tot het rheofiele gilde. Er zijn twee vissoorten aangetroffen die tot de exoten behoren, namelijk Pontische stroomgrondel en zwartbekgrondel. Het totale visbestand is geraamd op 23, kg/ha en 6.33 stuks/ha. In tabel 11.3 en tabel 11.4 is de geschatte omvang van het totale visbestand gegeven in kilogram en aantal per hectare. Tabel Raming van het visbestand in de Terkaplester poelen (kg/ha) in 218. Gilde Vissoort Totaal + > >=41 Eurytoop Aal/Paling 2,3 - -,,2 2,1 Alver,4,,1,3 - - Baars 3,2,9 1,1 1,2 - - Blankvoorn 5,6,1,7 4,4,4 - Brasem 16,2 5,2 8, 51,7 57,7 37,6 Karper 2, ,6 Kolblei 7,6-1,5 5, 1,1 - Pos 19,2 7,9 11, Snoekbaars 18,1,6 -,5 3,1 14, Limnofiel Ruisvoorn,8,,3,4 - - Spiering,, Zeelt, ,2 - Rheofiel Winde,, Exoot Pontische stroomgrondel,4 -, Zwartbekgrondel,2,,1, - - Subtotaal 22,8 14,7 23,6 63,6 62,6 56,3 ecologische indeling voor snoek Totaal >54 Eurytoop Snoek 9,3 -,1 -,2 9, Totaal 23,, = <,5 kg/ha; - = niet aangetroffen Tabel Raming van het visbestand in de Terkaplester poelen (N/ha) in 218. Gilde Vissoort Totaal + > >=41 Eurytoop Aal/Paling Alver Baars Blankvoorn Brasem Karper Kolblei Pos Snoekbaars Limnofiel Ruisvoorn Spiering Zeelt Rheofiel Winde Exoot Pontische stroomgrondel Zwartbekgrondel Subtotaal ecologische indeling voor snoek Totaal >54 Eurytoop Snoek Totaal 6.33 = <,5 stuks/ha; - = niet aangetroffen KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 89 van 132

90 In zowel biomassa als aantallen bestaat het bestand vrijwel geheel uit eurytopen, met beiden circa 99%. De limnofielen en exoten samen beslaan in biomassa en aantallen circa 1% van het visbestand. Op soortniveau is brasem in biomassa dominant met een aandeel van circa 7%. Pos en snoekbaars hebben in biomassa beiden een aandeel van circa 8%. In aantallen is pos de meest voorkomende soort, met een aandeel van 5%. Ook brasem heeft in aantallen met 38% een aanzienlijk aandeel Lengtesamenstelling De lengtefrequentieverdelingen van de aangetroffen soorten zijn weergegeven in bijlage 7. De lengtefrequentieverdelingen van de vier meest aangetroffen soorten in aantallen zijn weergegeven in figuur Alver is aangetroffen in twee duidelijk gescheiden leeftijdsklassen. Eenzomerige exemplaren zijn aangetroffen van 8 centimeter. Exemplaren in de lengterange van 15 tot en met 17 centimeter behoren tot de twee- en/of meerzomerigen. Van baars behoren de meeste van de aangetroffen exemplaren tot de eenzomerigen in een lengterange van 6 tot en met 1 centimeter. Meerzomerige exemplaren zijn aangetroffen van 11 tot en met 23 centimeter. Binnen de aangetroffen populatie van blankvoorn zijn eenzomerige exemplaren van 3 tot en met 8 centimeter te onderscheiden van meerzomerige exemplaren van 9 tot en met 29 centimeter. Brasem is aangetroffen in een lengterange van 4 tot en met 53 centimeter. Eenzomerige exemplaren zijn aangetroffen tot en met 1 centimeter. Exemplaren van 11 tot en met 17 centimeter behoren tot de tweezomerigen en tot de groep van 18 tot en met 25 centimeter behoren waarschijnlijk grotendeels driezomerige exemplaren. 4 Pos 12 Brasem Baars 12 Blankvoorn Figuur Lengtefrequentieverdelingen van de vier meest aangetroffen soorten in aantallen in de Terkaplester poelen. Van kolblei zijn exemplaren aangetroffen in een lengterange van 7 tot en met 3 centimeter. Pos is aangetroffen in een lengterange van 5 tot en met 11 centimeter, waarbij exemplaren tot en met 8 centimeter behoren tot de eenzomerigen en de exemplaren vanaf 9 centimeter tot de tweezomerigen. Eenzomerige ruisvoorn is aangetroffen in een lengterange van 5 tot en met 7 centimeter. Het merendeel van de aangetroffen exemplaren behoort tot de meerzomerigen in een lengte van 9 tot en KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 9 van 132

91 met 15 centimeter. Oudere exemplaren zijn aangetroffen in een lengterange van 16 tot en met 23 centimeter. Van snoekbaars zijn voornamelijk eenzomerige exemplaren aangetroffen in een lengterange van 6 tot en met 18 centimeter. Tweezomerige exemplaren zijn aangetroffen van 22 tot en met circa 3 centimeter. Oudere snoekbaarzen zijn aangetroffen met een lengte variërend van 31 tot en met 8 centimeter. In de populatie van zwartbekgrondel zijn minimaal drie leeftijdsklassen te onderscheiden. Exemplaren van 3 en 4 centimeter behoren tot de eenzomerigen, exemplaren van 5 tot en met 7 centimeter behoren tot de tweezomerigen en exemplaren van 11 tot en met 16 centimeter behoren tot de meerzomerigen. Van de overige vissoorten zijn slechts één of enkele exemplaren gevangen of is geen duidelijk onderscheid in jaarklassen te maken Conditie brasem De conditie van brasem in de Terkaplester poelen (figuur 11.8) is over het algemeen normaal te noemen. Een drietal exemplaren in de lengterange van 25 tot en met 35 centimeter vertonen een goede tot zeer goede conditie. Een aantal grotere exemplaren in de lengterange van 45 tot en met 53 centimeter vertonen een matige conditie. conditie 1,5 Terkaplester poelen 1, totaallengte (cm) Figuur Conditie van brasem in de Terkaplester poelen Beoordeling visstand In figuur 11.9 is de beoordeling van de visstand in de Terkaplester poelen weergegeven. In bijlage 1 zijn de uitvoerbestanden van QBWat opgenomen. De visstand in de Terkaplester poelen behaalt op de maatlat voor het watertype M14 een EKR van,15. Het GEP voor de Terkaplester poelen is vastgesteld op,3 EKR. Met de score van,15 voldoet de visstand in de Terkaplester poelen niet aan de doelstelling en wordt beoordeeld als ontoereikend. De ontoereikende beoordeling komt tot stand doordat op de vier deelmaatlatten wisselend is gescoord. Op de deelmaatlat abundantie brasem en karper is voldaan aan het GEP, door een gezamenlijk aandeel van circa 71% in de visstand (waarvan 7% brasem). De gewogen score op deze deelmaatlat komt uit op,8 EKR. Op de deelmaatlatten abundantie baars en blankvoorn (,4 EKR) en abundantie plantminnende vis (,3 EKR) zijn ontoereikende gewogen scores behaald. Het gezamenlijke aandeel baars en blankvoorn ten opzichte van alle eurytopen is kleiner dan 5%. Ook het aandeel van plantminnende soorten (4%), met name bestaand uit snoek, is te laag voor een goede beoordeling. Op de deelmaatlat abundantie zuurstoftolerante vis is een gewogen score van, EKR behaald, door het aantreffen van een laag aandeel (,7%) zeelt. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 91 van 132

92 EKR score 1,8 Brasem+karper Baars+blankvoorn Plantminnende vis Zuurstoftolerante vis GEP (,3),6,4,2 Referentie M14 Terkaplester poelen Figuur Toetsing van de visstand in de Terkaplester poelen aan de maatlat voor M Beschermde soorten en exoten Geen van de aangetroffen soorten is beschermd middels de Wet Natuurbescherming. Alver en spiering zijn opgenomen in de Rode Lijst met de status kwetsbaar. Een overzicht van de wettelijke status van vissoorten is gegeven in bijlage 8. Van alver zijn 65 exemplaren aangetroffen en van spiering 35 stuks. De Terkaplester poelen behoort tot het Natura2-gebied Sneekermeergebied. Voor dit gebied maken vissen geen onderdeel uit van de aangewezen habitatrichtlijnsoorten. Tijdens de bemonsteringen zijn twee vissoorten aangetroffen die tot de exoten behoren, namelijk Pontische stroomgrondel en zwartbekgrondel. Pontische stroomgrondel is in twee stortkuiltrekken aangetroffen, namelijk TKP-SK1 (n=41) en TKP-SK4 (n=36). Zwartbekgrondel is in vier stortkuiltrekken aangetroffen, namelijk TKP-SK1 (n=14), TKP-SK2b (n=1), TKP-SK3 (n=3) en TKP- SK4 (n=1). Ook is zwartbekgrondel aangetroffen in drie elektrotrajecten, namelijk TKP-EL1 (n=2), TKP-EL2 (n=14) en TKP-EL3 (n=2). Op de stortkuiltrajecten TKP-SK- 1, 3 en 4 zijn respectievelijk zeven, acht en acht exemplaren van gevlekte Amerikaanse rivierkreeft aangetroffen. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 92 van 132

93 11.3 Witte en Zwarte brekken Algemene opmerkingen De bemonsteringen van de Witte en Zwarte Brekken zijn uitgevoerd in de periode van 29 augustus tot en met 3 september 218. Op vier locaties is het open water in de nacht bevist met een stortkuil. De stortkuiltrekken hadden een lengte variërend van 6 tot 1.7 meter. Op drie trajecten zijn de oevers elektrisch bevist over een afstand van 25 meter. De ligging van de bemonsterde trekken/trajecten is op een kaart afgebeeld in bijlage 1 en figuur De bemonsteringen zijn goed verlopen. De waterdiepte op de stortkuiltrajecten bedroeg 1,5 tot 3 meter met een doorzicht van,5 meter. Op de elektrotrajecten bedroeg de waterdiepte,7 tot,8 meter met een doorzicht van,4 tot,5 meter. Op de elektrotrajecten werd emerse begroeiing aangetroffen van voornamelijk riet. In het open water is geen vegetatie aangetroffen. In figuur is een impressie gegeven van de Witte en Zwarte Brekken. Figuur 11.1.Ligging meetlocaties. Figuur Impressie van de Witte en Zwarte Brekken Omvang van het visbestand Tijdens het visstandonderzoek in de Witte en Zwarte Brekken zijn achttien vissoorten aangetroffen, exclusief hybride. Tien soorten behoren tot het eurytope gilde, vier soorten tot het limnofiele gilde en twee soorten tot het rheofiele gilde. Er zijn twee vissoorten aangetroffen die tot de exoten behoren, KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 93 van 132

94 namelijk marmergrondel en zwartbekgrondel. Het totale visbestand is geraamd op 154, kg/ha en 4.63 stuks/ha. In tabel 11.5 en tabel 11.6 is de geschatte omvang van het totale visbestand gegeven in kilogram en aantal per hectare. Tabel Raming van het visbestand in de Witte en Zwarte Brekken (kg/ha) in 218. Gilde Vissoort Totaal + > >=41 Eurytoop Aal/Paling 4,8 - -,,2 4,6 Alver,1,1,, - - Baars 2,6 1,6,7,3 - - Blankvoorn 2,7,4 1, 1,2,1 - Brasem 18,2 1,3 7,2 25,8 4,7 33,3 Hybride,3 -,,2 - - Kleine modderkruiper, -, Kolblei 6,,2,2 4,4 1,3 - Pos 1,1 5,7 4, Snoekbaars 14,9,8 -,2 3,2 1,6 Limnofiel Bittervoorn, -, Ruisvoorn 1,1,2,4,6 - - Vetje, -, Zeelt 1, ,1 Rheofiel Riviergrondel,, Winde,, Exoot Marmergrondel,,, Zwartbekgrondel,3,, Subtotaal 152,3 1,4 14,2 32,7 45,5 49,6 ecologische indeling voor snoek Totaal >54 Eurytoop Snoek 1,7 -, ,5 Totaal 154,, = <,5 kg/ha; - = niet aangetroffen Tabel Raming van het visbestand in de Witte en Zwarte Brekken (N/ha) in 218. Gilde Vissoort Totaal + > >=41 Eurytoop Aal/Paling Alver Baars Blankvoorn Brasem Hybride Kleine modderkruiper Kolblei Pos Snoekbaars Limnofiel Bittervoorn Ruisvoorn Vetje Zeelt Rheofiel Riviergrondel Winde Exoot Marmergrondel Zwartbekgrondel Subtotaal ecologische indeling voor snoek Totaal >54 Eurytoop Snoek Totaal 4.63 = <,5 stuks/ha; - = niet aangetroffen KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 94 van 132

95 Het visbestand bestaat in zowel biomassa als aantallen voornamelijk uit eurytopen met aandelen van respectievelijk ruim 98 en circa 96%. De limnofielen hebben in biomassa een aandeel van 1,5% (vooral ruisvoorn en zeelt) en in aantallen een aandeel van ruim 3%. Op soortniveau is brasem in biomassa dominant met een aandeel van ruim 7%. In aantallen is pos de meest voorkomende soort met een aandeel van 47%. Ook brasem heeft in aantallen met ruim 26% een aanzienlijk aandeel Lengtesamenstelling De lengtefrequentieverdelingen van de aangetroffen soorten zijn weergegeven in bijlage 7. De lengtefrequentieverdelingen van de vier meest aangetroffen soorten in aantallen zijn weergegeven in figuur Van alver zijn vooral eenzomerige exemplaren aangetroffen in een lengterange van 6 tot en met 9 centimeter. Ook is een meerzomerige exemplaar van 17 centimeter aangetroffen. Van baars zijn in hoofdzaak eenzomerige exemplaren aangetroffen van 4 tot en met 9 centimeter. Meerzomerige exemplaren zijn aangetroffen in een lengterange van 1 tot en met 19 centimeter. Blankvoorn is aangetroffen in een lengterange van 4 tot en met 26 centimeter. Eenzomerigen zijn aangetroffen tot en met 8 centimeter. In de lengterange 9 tot en met 26 centimeter is geen duidelijk onderscheid te maken in jaarklassen. Brasem is aangetroffen in een brede lengterange van 4 tot en met 53 centimeter. Exemplaren tot en met 9 centimeter tot de eenzomerigen. Exemplaren in 1 tot en met 16 centimeter behoren tot de tweezomerigen en exemplaren van 17 tot en met 23 centimeter driezomerigen. Oudere brasems zijn aangetroffen vanaf een lengte van 25 centimeter. Eenzomerige exemplaren van kolblei zijn aangetroffen van 3 tot en met 7 centimeter en tweezomerige exemplaren tot en met 1 centimeter. Daarnaast zijn oudere vissen aanwezig met een lengte tot 34 centimeter. Marmergrondel is aangetroffen in een lengterange van 3 tot en met 8 centimeter, waarbinnen geen duidelijk onderscheid is te maken is in jaarklassen. Pos is aangetroffen in een lengterange van 5 tot en met 11 centimeter. Exemplaren tot en met 8 centimeter zijn eenzomerig en exemplaren vanaf 9 centimeter tweezomerig. 4 Pos 4 Brasem Baars 2 Blankvoorn Figuur Lengtefrequentieverdelingen van de vier meest aangetroffen soorten in aantallen in de Witte en Zwarte Brekken. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 95 van 132

96 Van ruisvoorn zijn voornamelijk eenzomerige exemplaren aangetroffen van 3 tot en met 7 centimeter. Exemplaren in de lengterange van 8 tot en met 22 centimeter zijn meerzomerig. Van snoekbaars zijn voornamelijk eenzomerige exemplaren aangetroffen in een lengterange van 8 tot en met 18 centimeter. Tweezomerige exemplaren zijn aangetroffen in een lengterange van 23 tot en met 34 centimeter. Oudere exemplaren zijn aangetroffen verspreid over een lengterange van 39 tot en met 93 centimeter. De een aangetroffen populatie van zwartbekgrondel bestaat uit meerdere jaarklassen. Eenzomerige exemplaren zijn aangetroffen met een lengte van 4 centimeter en tweezomerige exemplaren met een lengte van 6 en 7 centimeter. Oudere exemplaren zijn aangetroffen in lengtes van 9 tot en met 14 centimeter. Van de overige vissoorten zijn slechts één of enkele exemplaren gevangen of is geen duidelijk onderscheid in jaarklassen te maken Conditie brasem De conditie van brasem in de Witte en Zwarte Brekken (figuur 11.13) is over de gehele lengterange normaal tot goed. Exemplaren in de lengterage van 1 tot en met 25 centimeter vertonen in verhouding met de grotere exemplaren vaker een goede conditie. conditie 1,5 Witte en Zwarte Brekken 1, totaallengte (cm) Figuur Conditie van brasem in de Witte en Zwarte Brekken Beoordeling visstand In figuur is de beoordeling van de visstand in de Witte en Zwarte Brekken weergegeven. In bijlage 1 zijn de uitvoerbestanden van QBWat opgenomen. De visstand in de Witte en Zwarte Brekken behaalt op de maatlat voor het watertype M14 een EKR van,17. Het GEP voor de Witte en Zwarte Brekken is vastgesteld op,3 EKR. Met de score van,17 voldoet de visstand in de Witte en Zwarte Brekken niet aan de doelstelling en wordt beoordeeld als ontoereikend. De ontoereikende beoordeling komt tot stand doordat op drie deelmaatlatten slecht of ontoereikend is gescoord. Op de deelmaatlat abundantie baars en blankvoorn is ontoereikend gescoord (gewogen EKR van,4) doordat het gezamenlijke aandeel van deze soorten binnen alle eurytopen minder dan 5% bedraagt. Ook op de deelmaatlat abundantie zuurstoftolerante vis is een ontoereikende gewogen score behaald (,4), door het aandeel van zeelt (circa 1%). Op de deelmaatlat abundantie plantminnende vis is een slechte gewogen score behaald (,2) doordat, ondanks het aantreffen van zes plantminnende soorten, het aandeel van deze soorten in de visstand lager is dan 3%. Op de deelmaatlat abundantie brasem en karper is met een gewogen EKR van,8 voldaan aan het GEP, met een brasem-aandeel van 7%. Karper is niet aangetroffen in de Witte en Zwarte Brekken. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 96 van 132

97 EKR score 1,8 Brasem+karper Baars+blankvoorn Plantminnende vis Zuurstoftolerante vis GEP (,3),6,4,2 Referentie M14 Witte en Zwarte Brekken Figuur Toetsing van de visstand in de Witte en Zwarte Brekken aan de maatlat voor M14. Beoordeling visstand waterlichaam Sneekermeer e.o. Met de EKR score van,1 op het Sneekermeer,,15 op de Terkaplester poelen en,17 op de Witte en Zwarte brekken is de gecombineerde score van het Sneekermeergebied e.o. met,14 EKR beoordeeld als ontoereikend Beschermde soorten en exoten Geen van de aangetroffen soorten is beschermd middels de Wet Natuurbescherming. Alver is opgenomen in de Rode Lijst met de status kwetsbaar. Een overzicht van de wettelijke status van vissoorten is gegeven in bijlage 8. Van alver zijn 137 exemplaren aangetroffen. De Witte en Zwarte Brekken behoort tot het gelijknamige Natura2-gebied. Voor dit gebied maken vissen geen onderdeel uit van de aangewezen habitatrichtlijnsoorten. Tijdens de bemonsteringen zijn twee vissoorten aangetroffen die tot de exoten behoren, namelijk marmergrondel en zwartbekgrondel. Marmergrondel is aangetroffen op drie elektrotrajecten, namelijk WZB-EL1 (n=32), WZB-EL2 (n=5) en WZB-EL3 (n=9). Ook zwartbekgrondel is op deze elektrotrajecten aangetroffen met respectievelijk twee, veertien en vijf stuks. Ook is zwartbekgrondel aangetroffen in de stortkuiltrekken WZB-SK3 (n=23) en WZB-SK4 (n=9). Tijdens de bemonsteringen is op traject WZB-EL1 een gevlekte Amerikaanse rivierkreeft aangetroffen. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 97 van 132

98 12 RESULTATEN WATERLICHAAM TJONGER BOVENLOOP 12.1 Algemene opmerkingen De bemonsteringen van de Tjonger bovenloop zijn uitgevoerd op 18 september 219. Er zijn drie meetpunten bemonsterd. Alle drie de meetpunten zijn over de gehele breedte van de waterloop elektrisch afgevist over een afstand van 25 meter (meetpunt TJB1-EL over een afstand van 275 meter). De ligging van de bemonsterde meetpunten is op een kaart afgebeeld in bijlage 1 en figuur De bemonsteringen zijn goed verlopen. De waterdiepte op de onderzochte meetpunten bedroeg,3 tot 1,1 meter met een doorzicht variërend van,1 tot,3 meter. Op de meetpunten is relatief veel vegetatie aangetroffen, met onder andere submerse begroeiing van groot blaasjeskruid, grof hoornblad en smalle waterpest en schede fonteinkruid. Emerse begroeiing bestaat vooral uit liesgras. Tevens is drijvend fonteinkruid aangetroffen. In figuur 12.2 is een impressie gegeven van Tjonger bovenloop. Figuur Ligging meetlocaties. Figuur Impressie van de Tjonger bovenloop. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 98 van 132

99 12.2 Omvang van het visbestand Tijdens het visstandonderzoek in de Tjonger bovenloop zijn negen vissoorten aangetroffen. Drie soorten behoren tot het eurytope gilde, vier soorten tot het limnofiele gilde en één soort tot het rheofiele gilde. Er is één vissoort aangetroffen die tot de exoten behoort, namelijk zonnebaars. Het totale visbestand is geraamd op 32, kg/ha en stuks/ha. In tabel 12.1 en tabel 12.2 is de geschatte omvang van het totale visbestand gegeven in kilogram en aantal per hectare. De bestandschattingen van de meetpunten van de Tjonger bovenloop zijn gegeven in bijlage 9. Het visbestand bestaat in biomassa voor ruim 68% uit eurytopen. Ook de limnofielen hebben een aanzienlijk aandeel van ruim 25% (vooral bestaand uit zeelt) en de rheofielen (riviergrondel) hebben een aandeel van circa 6%. In aantallen bestaat het visbestand voor 49% uit eurytopen. De limnofielen hebben een aandeel van ruim 28% en de rheofielen ruim 19%. Op soortniveau hebben in biomassa de eurytopen snoek en blankvoorn het grootste aandeel met respectievelijk 35 en 33%. Ook zeelt, behorend tot de limnofielen, heeft met circa 25% een aanzienlijk aandeel in de biomassa. In aantallen is blankvoorn de meest voorkomende soort met een aandeel van ruim 48%. Vetje, behorend tot de limnofielen, heeft daarnaast een aandeel van ruim 24% en de rheofiele riviergrondel heeft een aandeel van ruim 19%. Tabel Raming van het visbestand in de Tjonger bovenloop (kg/ha) in 218. Gilde Vissoort Totaal + > >=41 Eurytoop Baars,, Blankvoorn 1,6 1,9 8,,8 - - Limnofiel Ruisvoorn,1 -, Tiendoornige stekelbaars,, Vetje,2,, Zeelt 7,8,1,6,3 3,1 3,7 Rheofiel Riviergrondel 1,8,1 1, Exoot Zonnebaars,3,, Subtotaal 2,8 2,1 1,7 1,1 3,1 3,7 ecologische indeling voor snoek Totaal >54 Eurytoop Snoek 11,2 - -,6-1,7 Totaal 32,, = <,5 kg/ha; - = niet aangetroffen Tabel Raming van het visbestand in de Tjonger bovenloop (N/ha) in 218. Gilde Vissoort Totaal + > >=41 Eurytoop Baars Blankvoorn Limnofiel Ruisvoorn Tiendoornige stekelbaars Vetje Zeelt Rheofiel Riviergrondel Exoot Zonnebaars Subtotaal ecologische indeling voor snoek Totaal >54 Eurytoop Snoek Totaal = <,5 stuks/ha; - = niet aangetroffen KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 99 van 132

100 12.3 Lengtesamenstelling De lengtefrequentieverdelingen van de aangetroffen soorten zijn weergegeven in bijlage 7. De lengtefrequentieverdelingen van de vier meest aangetroffen soorten in aantallen zijn weergegeven in figuur Van blankvoorn zijn eenzomerige exemplaren aangetroffen in een lengterange van 6 tot en met 9 centimeter. Exemplaren in de lengterange van 1 tot en met 16 centimeter behoren tot de twee- en driezomerigen. Daarnaast zijn enkele oudere blankvoorn aangetroffen met een lengte van 18 en 19 centimeter. Riviergrondel is aangetroffen in een lengterange van 4 tot en met 1 centimeter, waarbij exemplaren tot en met 6 centimeter tot de eenzomerigen behoren. Exemplaren vanaf 7 centimeter behoren tot de meerzomerigen. Vetje is aangetroffen in een lengterange van 3 tot en met 6 centimeter, waartoe waarschijnlijk twee jaarklassen behoren. Van zeelt zijn exemplaren uit meerdere jaarklassen aangetroffen. Eenzomerige exemplaren in een lengterange van 4 tot en met 7 centimeter, en meerzomerigen van 1 tot en met 41 centimeter. Van zonnebaars zijn een- en tweezomerige exemplaren aangetroffen in een lengterange van 2 tot en met 7 centimeter. Oudere exemplaren zijn aangetroffen van 1 en 12 centimeter. Van de overige vissoorten zijn slechts één of enkele exemplaren gevangen of is geen duidelijk onderscheid in jaarklassen te maken. 6 Blankvoorn 1 Vetje Riviergrondel 2 Zonnebaars Figuur Lengtefrequentieverdelingen van de vier meest aangetroffen soorten in aantallen in de Tjonger bovenloop Beoordeling visstand In figuur 12.4 is de beoordeling van de visstand in de Tjonger bovenloop weergegeven. In bijlage 1 zijn de uitvoerbestanden van QBWat opgenomen. De visstand in de Tjonger bovenloop behaalt op de maatlat voor het watertype R4 een EKR van,11. Het GEP voor de Tjonger bovenloop is vastgesteld op,4 EKR. Met de score van,11 voldoet de visstand in de Tjonger bovenloop niet aan de doelstelling en wordt beoordeeld als slecht. De gewogen scores per meetpunt lopen uiteen van,5 (TJB-EL3) tot,24 (TJB-EL2). KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 1 van 132

101 EKR score Op de deelmaatlat soortsamenstelling rheofiele vis is een ontoereikende gewogen score (,5) behaald op ieder traject door het aantreffen van slechts één rheofiele soort (riviergrondel). Op de deelmaatlat soortsamenstelling migrerende vis is alleen op meetpunttjb-el1 een score behaald, door het aantreffen van snoek. Op de overige meetpunten zijn geen migrerende soorten aangetroffen en op deze meetpunten is dus geen score behaald op de bijbehorende deelmaatlat. Op de deelmaatlat soortsamenstelling plantminnende vis op geen enkel meetpunt een score behaald, doordat op ieder meetpunt 5% of meer van de aangetroffen soorten plantminnend is. Op de deelmaatlat abundantie rheofiele vis is op meetpunt TJB-EL1 een ontoereikende gewogen score (,4) behaald. Op meetpunt TJB-EL2 is op deze deelmaatlat voldaan aan het GEP, door het relatief grote aandeel van riviergrondel dat is aangetroffen. Op meetpunt TJB-EL3 ontbreekt een score op de deelmaatlat abundantie rheofiele vis, door het lage aandeel van riviergrondel. 1,8 SS rheofiel SS migratie SS plantminnend AB rheofiel GEP (,4),6,4,2 Referentie R4 Tjonger bovenloop TJB-EL1 TJB-EL2 TJB-EL3 Figuur Toetsing van de visstand in de Tjonger bovenloop aan de maatlat voor R Beschermde soorten en exoten Geen van de aangetroffen soorten is beschermd middels de Wet Natuurbescherming of is opgenomen in de Rode Lijst. Tijdens de bemonsteringen is één vissoort aangetroffen die behoort tot de exoten, namelijk zonnebaars. Zonnebaars is aangetroffen op alle drie de meetpunten; TJB-EL1 (n=6), TJB-EL2 (n=17) en TJB-EL3 (n=2). Tijdens de bemonsteringen zijn geen kreeften of krabben aangetroffen. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 11 van 132

102 13 RESULTATEN WATERLICHAAM TJONGER MIDDENLOOP 13.1 Algemene opmerkingen De bemonsteringen van de Tjonger middenloop zijn uitgevoerd in de periode van 2 tot en met 26 september 218. Er zijn vier meetpunten op de Tjonger middenloop bemonsterd. Alle vier de meetpunten zijn elektrisch bevist over een afstand van 5 meter (2x25 meter). De bemonstering heeft enkel in de oeverzone plaatsgevonden. De ligging van de bemonsterde meetpunten is op een kaart afgebeeld in bijlage 1. De bemonsteringen zijn goed verlopen. De waterdiepte op de onderzochte meetpunten bedroeg,5 tot 1 meter en het doorzicht varieerde van,4 tot 1 meter. Tijdens de bemonsteringen is in de waterkolom submerse en drijvende begroeiing aangetroffen met onder meer doorgroeid- en drijvend fonteinkruid. Langs de oevers is emerse vegetatie, voornamelijk bestaand uit liesgras, aangetroffen. De oevers op de onderzochte locaties zijn geheel beschoeid met damwand, klampschotten en deels stortsteen. In figuur 13.1 is een impressie gegeven van de Tjonger middenloop. Figuur Ligging meetlocaties. Figuur Impressie van de Tjonger middenloop. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 12 van 132

103 13.2 Omvang van het visbestand Tijdens het visstandonderzoek in de Tjonger middenloop zijn veertien vissoorten aangetroffen. Acht soorten behoren tot het eurytope gilde, twee soorten tot het limnofiele gilde en twee soorten tot het rheofiele gilde. Er zijn twee vissoorten aangetroffen die tot de exoten behoren, namelijk marmergrondel en zonnebaars. Het totale visbestand in de oeverzone is geraamd op 316,4 kg/ha en stuks/ha. In tabel 13.1 en tabel 13.2 is de geschatte omvang van het totale visbestand gegeven in kilogram en aantal per hectare. De bestandschattingen van de meetpunten van de Tjonger middenloop zijn gegeven in bijlage 9. Tabel Raming van het visbestand in de Tjonger middenloop (kg/ha) in 218. Gilde Vissoort Totaal + > >=41 Eurytoop Aal/Paling 2, ,1 - Baars 89,6 36,5 4,1 13, - - Blankvoorn 11,6,1 6,3 5,3 - - Brasem,, Kleine modderkruiper,2 -, Kolblei 2,8, 2, Pos 3,2,1 3, Limnofiel Ruisvoorn,9,6, Zeelt 16,6-6,5 4,9 5,2 - Rheofiel Rivierdonderpad, -, Riviergrondel,, Exoot Marmergrondel,2 -, Zonnebaars 2,6-2, Subtotaal 129,9 37,4 62, 23,2 7,3 - ecologische indeling voor snoek Totaal >54 Eurytoop Snoek 186,5 5,6 27,5 28,3 29,6 95,5 Totaal 316,4, = <,5 kg/ha; - = niet aangetroffen Tabel Raming van het visbestand in de Tjonger middenloop (N/ha) in 218. Gilde Vissoort Totaal + > >=41 Eurytoop Aal/Paling Baars Blankvoorn Brasem Kleine modderkruiper Kolblei Pos Limnofiel Ruisvoorn Zeelt Rheofiel Rivierdonderpad Riviergrondel Exoot Marmergrondel Zonnebaars Subtotaal ecologische indeling voor snoek Totaal >54 Eurytoop Snoek Totaal = <,5 stuks/ha; - = niet aangetroffen KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 13 van 132

104 Het visbestand bestaat in zowel biomassa als aantallen voornamelijk uit eurytopen, met aandelen van respectievelijk circa 94 en 92%. In biomassa hebben de limnofielen een aandeel van circa 6% en in aantallen een aandeel van circa 7%. Op soortniveau heeft snoek in biomassa met 59% het grootste aandeel. Ook baars heeft met ruim 28% een aanzienlijk aandeel in de biomassa. Van de limnofielen heeft zeelt in biomassa een aandeel van ruim 5%. In aantallen is baars dominant met een aandeel van circa 72%. Snoek heeft in aantallen een aandeel van ruim 11%. Van de limnofielen hebben ruisvoorn en zeelt in aantallen een aandeel van respectievelijk 4 en 3%. Het aandeel rheofielen (riviergrondel en rivierdonderpad) is verwaarloosbaar. Van beide soorten is één exemplaar gevangen Lengtesamenstelling De lengtefrequentieverdelingen van de aangetroffen soorten zijn weergegeven in bijlage 7. De lengtefrequentieverdelingen van de vier meest aangetroffen soorten in aantallen zijn weergegeven in figuur Van baars zijn voornamelijk eenzomerige exemplaren aangetroffen in een lengterange van 6 tot en met 1 centimeter. Twee- en driezomerige exemplaren zijn aangetroffen in een lengterange van 11 tot en met 19 centimeter. Blankvoorn is aangetroffen in een lengterange van 6 tot en met 19 centimeter, waarbij de exemplaren van 6 centimeter tot de eenzomerigen behoren. Van pos zijn twee eenzomerige exemplaren gevangen en enkele tweezomerige vissen. Van ruisvoorn zijn voornamelijk eenzomerige exemplaren aangetroffen van 4 tot en met 7 centimeter. Van snoek zijn met name eenzomerige exemplaren aangetroffen in een lengterange van 1 tot en met 24 centimeter. Daarnaast zijn meerzomerige exemplaren aangetroffen verspreid over een range van 26 tot en met 86 centimeter. Van de overige vissoorten zijn slechts één of enkele exemplaren gevangen of is geen duidelijk onderscheid in jaarklassen te maken. 2 Baars 2 Snoek Blankvoorn 15 Rietvoorn/Ruisvoorn Figuur Lengtefrequentieverdelingen van de vier meest aangetroffen soorten in aantallen in de Tjonger middenloop. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 14 van 132

105 EKR score Figuur Eenzomerige snoekjes zijn veelvuldig waargenomen in de oeverzone van de Tjonger middenloop Beoordeling visstand In figuur 13.5 is de beoordeling van de visstand in de Tjonger middenloop weergegeven. In bijlage 1 zijn de uitvoerbestanden van QBWat opgenomen. De visstand in de Tjonger middenloop behaalt op de maatlat voor het watertype R5 een EKR van,9. Het GEP voor de Tjonger middenloop is vastgesteld op,35 EKR. Met de score van,9 voldoet de visstand in de Tjonger middenloop niet aan de doelstelling en wordt beoordeeld als slecht. De gewogen scores per meetpunt lopen uiteen van,6 (TJM-EL3) tot,12 EKR (TJM-EL4). 1,8 SS rheofiel SS migratie SS plantminnend AB rheofiel GEP (,35),6,4,2 Referentie R5 Tjonger middenloop TJM-EL1 TJM-EL2 TJM-EL3 TJM-EL4 Figuur Toetsing van de visstand in de Tjonger middenloop aan de maatlat voor R5. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 15 van 132

106 Rheofiele vis ontbreekt op twee van de vier meetpunten. Op de overige twee meetpunten is de vangst van rheofielen beperkt tot respectievelijk één riviergrondel en één rivierdonderpad. Op de deelmaatlat voor abundantie rheofiele vis is hierdoor geen score behaald. Op de deelmaatlat soortsamenstelling rheofiele vis is alleen op de meetpunten TJM-EL1 en TJM-EL4 een lage gewogen score (,3) behaald. Op de deelmaatlat soortsamenstelling migrerende vis is op elk meetpunt een ontoereikende gewogen score (,5) behaald, doordat op elk meetpunt twee migrerende soorten zijn aangetroffen. Snoek, één van de migrerende soorten, is op elk meetpunt aangetroffen. Andere migrerende soorten die bijdragen aan de score zijn aal en brasem. Op de deelmaatlat soortsamenstelling plantminnende vis is op elk meetpunt een slechte gewogen score behaald (,1 tot,4), doordat het relatieve aantal plantminnende soorten op alle meetpunten hoger is dan 25% Beschermde soorten en exoten Geen van de aangetroffen soorten is beschermd middels de Wet Natuurbescherming. Rivierdonderpad is opgenomen op de Rode Lijst met de status kwetsbaar. Een overzicht van de wettelijke status van vissoorten is gegeven in bijlage 8. Van rivierdonderpad is één exemplaar waargenomen. Tijdens de bemonsteringen zijn twee vissoorten aangetroffen dit tot de exoten behoren, namelijk marmergrondel en zonnebaars. Marmergrondel is aangetroffen in op meetpunt TJM3-EL (n=1) en TJM4-EL (n=3). Zonnebaars is aangetroffen op meetpunt TJM1-EL (n=5). Tijdens de bemonsteringen zijn geen kreeften of krabben aangetroffen. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 16 van 132

107 14 DISCUSSIE In dit hoofdstuk wordt eerst ingegaan op het verloop van de bemonsteringen en de representativiteit van de resultaten (paragraaf 14.1). Vervolgens is een beschouwing gegeven van de omvang en samenstelling van de visstand (paragraaf 14.2). In paragraaf 14.3 worden de aangetroffen beschermde soorten en exoten besproken. In de vierde, vijfde en zesde paragraaf wordt respectievelijk het visbestand vergeleken met resultaten van voorgaande onderzoeken, een beschouwing gegeven op de beoordeling van de visstand en wordt de beoordeling van de visstand vergeleken met de resultaten van voorgaande onderzoeken Uitvoering bemonstering De wateren zijn onderzocht in de periode tussen 2 augustus en 26 september 218. De periode van bemonsteren voor de onderzochte watertypen voldoet hiermee aan de in het Handboek Hydrobiologie (Bijkerk, 214) voorgeschreven periode van half juli tot en met eind oktober. De bemonsteringen zijn soepel en goed verlopen. Op de meetpunten SCV-4 (Schoterlandse Compagnonsvaart) en TJB-1 (Tjonger bovenloop) waren de oevers recent deels geschoond. Mogelijk geeft de gemaaide situatie een ander beeld dan een niet gemaaide situatie. Het exacte effect van de maaiwerkzaamheden op de aangetroffen visstand is niet te duiden. In tabel 14.1 is de gerealiseerde bemonsteringsinspanning per waterlichaam weergegeven. De minimale inspanning voor meervormige wateren is afhankelijk van de dimensies van het waterlichaam. Bij het toenemen van het oppervlak neemt de minimale inspanning af. Op meervormige wateren dient minimaal 5% van de oeverlengte te worden bemonsterd. Van de onderzochte meren met een oppervlak open water tussen 1 en 1 hectare, bedraagt de minimale inspanning 4,% voor de Witte en Zwarte Brekken en 6,% voor de Grutte Krite en het Zandmeer. Op deze wateren is niet aan de minimale inspanning voor het open water voldaan. Dit komt doordat de kuiltrekken op deze meren, door verschillende oorzaken, veelal korter waren dan de standaardlengte van 1 meter. Tevens moet hierbij opgemerkt worden dat de begrenzing, en daarmee samenhangend, het oppervlak, van Grutte Krite en Zandmeer niet precies bekend was bij aanvang van het onderzoek. Aan de vereiste inspanning voor de oeverzone is wel voldaan. Het Bergumermeer, Fluessen-Heegermeer, Grote Wielen, Sneekermeer, Terkaplester poelen en Tjeukemeer behoren tot de meren met een oppervlak open water groter dan 1 hectare. Voor deze wateren ligt de minimale inspanning tussen,6 (Fluessen-Heegermeer en Tjeukemeer) en 4,% (Grote Wielen). Op het Bergumermeer, Fluessen-Heegermeer en Tjeukemeer is voldaan aan zowel de vereiste minimale inspanning voor het open water als de inspanning voor de oeverzone. Op het Sneekermeer is voldaan aan de minimale vereiste inspanning voor het open water, maar niet aan de vereiste inspanning van de oeverzone (3,7 in plaats van 5%). Omdat de werkelijke oeverlengte groter blijkt te zijn dan van te voren is ingeschat op basis van oude gegevens komt de inspanning nu te laag uit. Op de Grote Wielen en Terkaplester poelen is voldaan aan de minimale inspanning voor de oeverzone, maar niet aan de minimale inspanning voor het open water. Ook voor deze wateren geldt dat de oorzaak ligt in de kortere treklengte met de stortkuil. Voor de onderzochte lijnvormige wateren geldt dat minimaal 7,5% van de lengte dient te worden bemonsterd. Aan de minimale inspanning is voldaan op de Doezumertocht en Tjonger bovenloop. De gerealiseerde inspanningen op de Opsterlandse- en Schoterlandse Compagnonsvaart en Tjonger middenloop liggen met respectievelijk 7,3, 7,2 en 7,1% dicht tegen de vereiste inspanning van 7,5% aan. Op de Dokkumer Ee is een inspanning gerealiseerd van 6,9% van de oeverzone. De KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 17 van 132

108 gerealiseerde inspanning in het open water van de Dokkumer Ee is 6,1%. Dit voldoet ruim aan het minimum van 3%. Tabel Gerealiseerde bemonsteringsinspanning (%) per water. Water Open water (ha) (Oever)lengte (km) Bevist opp. open water (ha) Beviste lengte oever (km) Inspanning open water (%) Inspanning oever (%) Bergumermeer 461,8 14,3 5,8,75 1,3 5,3 Fluessen-Heegermeer 1.998,7 46,2 17, 2,5,9 5,4 Grote Wielen 17,1 22,2 2,75 1,25 2,6 5,6 Grutte Krite 58,8 7,3 2,5,5 4,3 6,9 Sneekermeer 836,3 33,5 9,78 1,25 1,2 3,7 Terkaplester Poelen 222,2 8, 3,7,75 1,7 9,3 Tjeukemeer 2.82,8 33,7 12,9 1,75,6 5,2 Witte en Zwarte Brekken 99,5 8,7 3,42,75 3,4 8,7 Zandmeer 34,6 3,9 1,35,5 3,9 12,7 Doezumertocht 5,9 7,4,75 1,1 Dokkumer Ee 67,2 21,8 4,1 1,5 6,1 6,9 Opsterlandse Compagnonsvaart 38,6 31,6 2,29 7,3 Schoterlandse Compagnonsvaart 15, 17,4 1,25 7,2 Tjonger bovenloop 4,4 7,8,78 1, Tjonger middenloop 14,1 1, 7,1 Ondanks dat niet op alle wateren aan de minimale inspanning is voldaan, is de verwachting dat er veelal een representatief beeld van de visstand is verkregen. Dit geldt niet voor de Tjonger middenloop. Omdat in dit water enkel de visstand in de oeverzone is bemonsterd, is de visstand in het open water niet in beeld gebracht. Voor het toetsen en beoordelen van de visstand in beken en kleine rivieren volstaat overigens een bemonstering van enkel de oeverzone. Voor vervolgonderzoek is het aan te bevelen om voor een aantal wateren de inspanning licht te verhogen zodat een robuuster en meer betrouwbare schatting van het visbestand wordt verkregen (zie verder bij aanbevelingen) Omvang en samenstelling van het visbestand In tabel 14.2 zijn de bestandschattingen per water samengevat evenals het aantal aangetroffen soorten. Voor de Tjonger middenloop betreft de schatting enkel een raming van het visbestand in de oeverzone. De aangetroffen visbestanden variëren van 32, tot 433,4 kg/ha en van 1.49 tot stuks/ha. In de meren variëren de schattingen van circa 88 kg/ha in het Zandmeer tot circa 43 kg/ha in het Tjeukemeer. In het Tjeukemeer is in biomassa per hectare het hoogste visbestand aangetroffen. De hoge biomassa in het Tjeukemeer is toe te schrijven aan de hoge abundantie van brasem, die ruim 85% van de gehele biomassa beslaat. Op de Schoterlandse Compagnonsvaart zijn de grootste geraamde aantallen per hectare aangetroffen. Op de Schoterlandse Compagnonsvaart zijn met name blankvoorn tot vijftien centimeter aangetroffen (ruim 6.). Ook eenzomerige baars (ruim 2.2) en een- en tweezomerige brasem van +-15 centimeter (ruim 1.4) zijn in relatief grote aantallen aangetroffen. Het visbestand op de Tjonger bovenloop bedraagt 32 kg/ha. Dit relatief lage visbestand is passend voor wateren van het type R4. De visstand in de Opsterlandse Compagnonsvaart is met circa 9 kg/ha duidelijk lager dan in de andere wateren van het type M3. Er is overigens geen sprake van een ongewoon laag visbestand voor dit watertype. Het aantal aangetroffen soorten (exclusief hybride) varieert van 9 tot 2. In de Tjonger bovenloop is de laagste diversiteit in soorten waargenomen. De diversiteit van negen soorten in de Tjonger bovenloop KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 18 van 132

109 Bergumermeer Fluessen-Heegermeer Grote Wielen Grutte Krite Sneekermeer Terkaplester poelen Tjeukemeer Witte en Zwarte Brekken Zandmeer Tjonger bovenloop Tjonger middenloop Doezumertocht Opsterlandse Compagnonsvaart Schoterlandse Compagnonsvaart Dokkumer Ee is voor een R4-type overigens niet laag. De Dokkumer Ee heeft de grootste diversiteit in soorten (2). Naast de Dokkumer Ee hebben ook het Tjeukemeer en de Witte en Zwarte Brekken een relatief hoge soortenrijkdom met achttien aangetroffen soorten. Ten opzichte van de meest recente bemonstering in de vijftien wateren is het aantal waargenomen soorten per water toegenomen. In de Grote Wielen is het aantal waargenomen soorten onveranderd. In vier wateren is het aantal aangetroffen soorten afgenomen (Fluessen-Heegermeer, Grutte Krite, Opsterlandse Compagnonsvaart en Tjonger bovenloop). In de overige tien waterlichamen is het aantal aangetroffen soorten toegenomen (variërend van één tot zeven soorten per waterlichaam). Naast de opkomst van een aantal uitheemse soorten moet ook bedacht worden dat de verschillen in aangetroffen diversiteit het gevolg kunnen zijn van toeval omdat het veelal soorten betreft die in heel lage dichtheden voorkomen. Tabel Overzicht van de geraamde visbestanden en het aantal waargenomen soorten in de bemonsterde wateren in 218. Water KRW-type R4 R5 M3 M3 M3 M6b Bestandschatting kg/ha 32, 316,4 157,1 91,8 245,7 238,4 aantal/ha Aantal soorten (excl. hybriden) Water KRW-type M14 M14 M14 M14 M14 M14 M14 M14 M14 Bestandschatting kg/ha 193,3 318,6 312,8 262,6 241,9 23, 433,4 154, 87,7 aantal/ha Aantal soorten (excl. hybriden) In alle onderzochte wateren wordt het visbestand in zowel biomassa als aantallen gedomineerd door eurytope soorten. In alle waterlichamen is brasem in biomassa het meest abundant, alleen in de Schoterlandse Compagnonsvaart zijn blankvoorn en snoek de dominante soorten in biomassa. De abundantie van limnofiele soorten is op de meeste onderzochte wateren beperkt. Alleen op de Doezumertocht en Tjonger bovenloop hebben de limnofielen een aandeel van respectievelijk 3 en KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 19 van 132

110 25%. In aantallen hebben de limnofielen op de Doezumertocht een aandeel van 5% en op de Tjonger bovenloop een aandeel van 28%. Van de twee onderzochte stromende wateren is alleen in de Tjonger bovenloop een behoorlijk aandeel rheofielen aangetroffen, namelijk 6% in biomassa en 19% in aantallen. Het aandeel van rheofiele soorten in de Tjonger middenloop is zowel in biomassa als aantallen verwaarloosbaar Exoten en beschermde soorten Met uitzondering van de Doezumertocht en Opsterlandse Compagnonsvaart, zijn op alle wateren vissoorten aangetroffen die tot de exoten behoren. Het hoogste aantal aangetroffen exoten per water bedraagt twee. Het bestand van exoten bestaat in de meeste wateren uit Ponto-Kaspische grondels (Pontische stroomgrondel, marmergrondel en/of zwartbekgrondel). Met name zwartbekgrondel is in het merendeel van de onderzochte wateren in redelijke dichtheden aangetroffen. Ten opzichte van de vismonitoring in 215 heeft de soort zich flink uitgebreid. Roofblei is in lage aantallen aangetroffen in de Dokkumer Ee en Schoterlandse Compagnonsvaart. Zonnebaars is in redelijke aantallen aangetroffen in de Tjonger bovenloop en in lage aantallen in de Tjonger middenloop. In bijlage 12 is per water een overzicht gegeven van de aangetroffen vis-, kreeft- en krabsoorten die tot de exoten behoren. Op geen van de onderzochte wateren zijn vissoorten aangetroffen die beschermd zijn middels de Wet Natuurbescherming. Bittervoorn en kleine modderkruiper die thans niet meer beschermd zijn, zijn wel aangewezen habitatsoorten voor enkele Natura-2 gebieden in Friesland. Bittervoorn is een aangewezen soort voor het gebied Grote Wielen en kleine modderkruiper voor de Alde Feanen. Beide soorten zijn is een lage dichtheid in deze gebieden waargenomen. Alver, rivierdonderpad en spiering zijn opgenomen in de Rode Lijst met de status kwetsbaar. Houting is opgenomen in de Rode Lijst met de status gevoelig. Alver is aangetroffen in acht onderzochte wateren, waarbij in het Fluessen-Heegermeer, Sneekermeer, Terkaplester poelen, Tjeukemeer en Witte en Zwarte Brekken in relatief hoge aantallen. Van rivierdonderpad is een exemplaar aangetroffen in de Tjonger middenloop. Rivierdonderpad werd bij voorgaande visstandonderzoeken ook altijd in lage aantallen waargenomen in de stortstenen oevers van de boezemmeren. Het is opmerkelijk dat de soort daar in 218 niet is waargenomen. Vermoedelijk hangt dit samen met de opkomst van de zwartbekgrondel. Spiering is in een zestal wateren aangetroffen in relatief hoge aantallen. Van houting zijn verschillende exemplaren aangetroffen in het Bergumermeer en Fluessen- Heegermeer. In 215 werd van houting één exemplaar waargenomen in het Slotermeer. De soort lijkt zich dus uit te breiden over de Friese boezem Conditie van brasem In vier boezemmeren is de conditie van brasem bepaald. Dit is gedaan in het Fluessen-Heegermeer, Sneekermeer, Terkaplester poelen en Witte en Zwarte brekken. Van 168 brasems is naast de lengte het individuele gewicht gemeten. Deze gegevens zijn uitgezet tegen de bestaande lengte-gewicht ratio van brasem. Hiermee kan worden bepaald in hoeverre het gewicht overeenkomt met het normgewicht waarmee een indicatie van de conditie wordt verkregen. Voor alle wateren geldt dat de conditie van brasem afneemt bij het toenemen van de lengte. Oftewel, grotere brasems hebben over het algemeen een minder goede conditie dan kleinere exemplaren. Gemiddeld genomen is de conditie van brasem normaal te noemen. Exemplaren tot ongeveer 3 cm lengte hebben een bovengemiddelde conditie, vooral op het Fluessen-Heegermeer. De grootste brasems die zijn aangetroffen hebben op alle wateren veelal een matige tot normale conditie. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 11 van 132

111 Biomassa (kg/ha) 14.5 Vergelijking visbestand met resultaten van voorgaand onderzoek In alle bemonsterde wateren is de visstand de afgelopen jaren meerdere malen onderzocht. In deze paragraaf is per waterlichaam een vergelijking van de verkregen resultaten met voorgaande onderzoeken gegeven Boezemmeren Bergumermeer In figuur 14.1 is de ontwikkeling van de visstand in het Bergumermeer voor de meest voorkomende soorten gegeven in 1998, 26, 212 en 218. De geraamde visstand in het Bergumermeer is in biomassa sinds het onderzoek van 1998 gedaald van 442 kg/ha naar 193 kg/ha in 218. De grootste afname in biomassa is zichtbaar in het brasembestand. Ondanks de afname van het bestand blijft brasem in biomassa de dominante soort op het Bergumermeer. Sinds 212 is het totaal geraamde visbestand in biomassa nagenoeg gelijk gebleven, waarbij de soortverhoudingen binnen het visbestand wel zijn verschoven. In 218 hebben blankvoorn en baars een aanzienlijk hoger aandeel in de visstand vergeleken met 212. Het snoekbaarsbestand vertoont een daling van 36 kg/ha 1998 naar 5 kg/ha in 218. Het aantal aangetroffen soorten varieert van twaalf in 1998 tot zestien in Bergumermeer Brasem Blankvoorn Baars Pos Snoekbaars Overig Figuur Overzicht van de geraamde visbestanden in 1998, 26, 212 en 218 in het Bergumermeer. Tjeukemeer In figuur 14.2 is de ontwikkeling van de visstand in het Tjeukemeer voor de meest voorkomende soorten gegeven in 1998, 26 en 218. De geraamde biomassa varieert van 292 kg/ha in 26 tot 433 kg/ha in 218. De hogere raming van de biomassa in 218 is voornamelijk toe te schrijven aan brasem, waarvan het bestand is toegenomen van circa 2 kg/ha in 1998 naar 37 kg/ha in 218. Het geraamde snoekbaarsbestand is in 218 met 49 kg/ha aanzienlijk hoger vergeleken met 212 toen 15 kg/ha werd geraamd. De bestanden van baars, blankvoorn en pos vertonen een neergaande trend. Het aantal aangetroffen soorten is sinds 1998 toegenomen van twaalf naar achttien in 218. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 111 van 132

112 Biomassa (kg/ha) Biomassa (kg/ha) Tjeukemeer Brasem Blankvoorn Baars Pos Snoekbaars Overig Figuur Overzicht van de geraamde visbestanden in 1998, 26 en 218 in het Tjeukemeer. Sneekermeer In figuur 14.3 is de ontwikkeling van de visstand in het Sneekermeer voor de meest voorkomende soorten gegeven in 1998, 26, 29, 212, 215 en 218. De geraamde biomassa in het Sneekermeer is sinds 1998 redelijk stabiel met 224 tot 242 kg/ha. Alleen in 29 is een hogere biomassa (275 kg/ha) en in 215 een lagere biomassa (176 kg/ha) geraamd. Ten opzichte van het voorgaande onderzoek in 215 is het brasembestand aanzienlijk toegenomen, van 97 naar 186 kg/ha. Ook het snoekbaarsbestand is hoger geraamd met 32 kg/ha in 218 vergeleken met 9 kg/ha in 215. Pos en baars, waarvan in 215 behoorlijke bestanden van eenzomerige exemplaren zijn aangetroffen, zijn in 218 veel minder frequent aanwezig. Blankvoorn heeft vanaf 212 een klein aandeel in de visstand. Het aantal aangetroffen soorten is met zestien redelijk stabiel sinds 212, in 218 zijn zeventien verschillende soorten aangetroffen Sneekermeer Brasem Blankvoorn Baars Pos Snoekbaars Overig Figuur Overzicht van de geraamde visbestanden in 1998, 26, 29, 212, 215 en 218 in het Sneekermeer. Terkaplester poelen In figuur 14.4 is de ontwikkeling van de visstand in de Terkaplester poelen voor de meest voorkomende soorten gegeven in 1998, 26, 29, 212, 215 en 218. De geraamde biomassa is sinds 1998 duidelijk afgenomen. In dat jaar werd bijna 4 kg/ha geraamd, terwijl in kg/ha is geraamd. De afname in biomassa door de jaren heen is vooral toe te schrijven aan de afnemende bestanden van brasem en blankvoorn. Waar de schatting in 1998 nog circa 25 kg/ha brasem en 7 KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 112 van 132

113 Biomassa (kg/ha) Biomassa (kg/ha) kg/ha blankvoorn bedroeg, was dit in 215 respectievelijk 14 kg/ha en 16 kg/ha. Na 212 neemt de omvang van de totale visstand weer licht toe. Afgelopen drie jaar zijn de bestanden van blankvoorn, baars en pos flink afgenomen. Het aantal soorten is sinds 1998, toen negen soorten werden aangetroffen, toegenomen naar zestien in Terkaplester poelen Brasem Blankvoorn Baars Pos Snoekbaars Overig Figuur Overzicht van de geraamde visbestanden in 1998, 26, 29, 212, 215 en 218 in de Terkaplester poelen. Witte en Zwarte Brekken In figuur 14.5 is de ontwikkeling van de visstand in de Witte en Zwarte Brekken voor de meest voorkomende soorten gegeven in 215 en 218. De geraamde biomassa is met 154 kg/ha iets hoger dan in 215, toen 122 kg/ha werd geraamd. Binnen het visbestand is het aandeel van brasem toegenomen van 48 naar 7%, oftewel van 58 kg/ha naar 18 kg/ha. De geraamde biomassa van baars en blankvoorn zijn afgenomen en het snoekbaarsbestand is constant gebleven. In 218 zijn achttien soorten aangetroffen, vergeleken met vijftien soorten in Witte en Zwarte Brekken Brasem Blankvoorn Baars Pos Snoekbaars Overig Figuur Overzicht van de geraamde visbestanden in 215 en 218 in de Witte en Zwarte Brekken. Fluessen-Heegermeer In figuur 14.6 is de ontwikkeling van de visstand in het Fluessen-Heegermeer voor de meest voorkomende soorten gegeven in 1998, 26, 29, 212, 215 en 218. De geraamde biomassa varieert van 265 kg/ha in 29 tot 324 kg/ha in 212. De geraamde biomassa in 218 bedraagt 319 kg/ha, waarbij brasem de dominante soort is. Het aandeel van brasem is sinds het laatste onderzoek KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 113 van 132

114 Biomassa (kg/ha) Biomassa (kg/ha) in 215 toegenomen van 76 naar 85%. De bestanden van pos en baars zijn sinds 215 fors afgenomen met respectievelijk 16 en 8 kg/ha. De afname van pos in het visbestand is al zichtbaar sinds 212, in dit jaar werd nog 52 kg/ha geraamd. Het snoekbaarsbestand is in 218 met 25 kg/ha hoger dan in 215, toen 15 kg/ha werd geraamd, maar vergelijkbaar met de bestanden in 29 en 212 (29 kg/ha). Het aantal soorten varieert van twaalf in 1998 tot zeventien in 212 en 215. In 218 zijn vijftien verschillende soorten aangetroffen. 35 Fluessen-Heegermeer Brasem Blankvoorn Baars Pos Snoekbaars Overig Figuur Overzicht van de geraamde visbestanden in 1998, 26, 29, 212, 215 en 218 in het Fluessen-Heegermeer. Grutte Krite In figuur 14.7 is de ontwikkeling van de visstand in de Grutte Krite voor de meest voorkomende soorten gegeven in 1998, 212 en 218. De geraamde biomassa varieert sinds 1998 van 142 kg/ha in 212 tot 263 kg/ha in 218. In alle onderzoeksjaren is brasem de dominante of meest aangetroffen soort. Vergeleken met 212 is de geraamde biomassa met 12 kg/ha toegenomen in 218. Van deze toename is 61 kg toe te schrijven aan brasem, daarnaast zijn ook de biomassa s van pos (24 kg/ha) en snoekbaars (24 kg/ha) fors toegenomen. Het aantal aangetroffen soorten varieert van negen tot dertien, in 218 zijn twaalf verschillende soorten aangetroffen. 3 Grutte Krite Brasem Blankvoorn Baars Pos Snoekbaars Overig Figuur Overzicht van de geraamde visbestanden in 1998, 212 en 218 in de Grutte Krite. Zandmeer In figuur 14.8 is de ontwikkeling van de visstand in het Zandmeer voor de meest voorkomende soorten gegeven in 1998, 212 en 218. De geraamde biomassa is sinds 1998 afgenomen van 158 kg/ha KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 114 van 132

115 Biomassa (kg/ha) Biomassa (kg/ha) naar 65 kg/ha in 212. In 218 is de geraamde biomassa vergeleken met 212 iets gestegen tot 88 kg/ha. De verhouding binnen het visbestand zijn redelijk gelijk gebleven, alleen het brasembestand is toegenomen van 4 naar 6 kg/ha (62 naar 69% van de visstand). De bestanden van baars, blankvoorn, pos en snoekbaars vertonen een sterke afname tussen 1998 en 212. Tussen 212 en 218 zet de afnemende trend door, zij het dat de afname strek afzwakt. Het aantal soorten is sinds 1998 toegenomen van acht naar veertien in Zandmeer Brasem Blankvoorn Baars Pos Snoekbaars Overig Figuur Overzicht van de geraamde visbestanden in 1998, 212 en 218 in het Zandmeer. Grote Wielen In figuur 14.9 is de ontwikkeling van de visstand in de Grote Wielen voor de meest voorkomende soorten gegeven in 29, 212 en 218. De geraamde biomassa varieert van 26 kg/ha in 29 tot bijna 5 kg/ha in 212. In 218 betreft de geraamde biomassa 314 kg/ha. Vergeleken met 212 is de biomassa in kg/ha lager geraamd. De lager geraamde biomassa is met name toe te schrijven aan het afgenomen brasembestand van 393 kg/ha in 212 tot 232 kg/ha in 218. In mindere mate is ook het snoekbaarsbestand afgenomen van 49 kg/ha in 212 tot 31 kg/ha in 218. Het aantal aangetroffen soorten is redelijk stabiel met zestien in 29 en zeventien in 212 en Grote Wielen Brasem Blankvoorn Baars Pos Snoekbaars Overig Figuur Overzicht van de geraamde visbestanden in 29, 212 en 218 in de Grote Wielen. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 115 van 132

116 Biomassa (kg/ha) Biomassa (kg/ha) Overige waterlichamen Doezumertocht In figuur 14.1 is de ontwikkeling van de visstand in de Doezumertocht voor de meest voorkomende soorten gegeven in 29 en 218. Het geraamde visbestand is in 218 lager dan in 29; 157 kg/ha vergeleken met 242 kg/ha. De afname in biomassa is te verklaren door de kleinere bestanden van aal, baars en blankvoorn. Met name het bestand van aal is in 218 aanzienlijk lager geraamd, van 84 kg/ha naar 1 kg/ha. De bestanden van brasem, snoek en zeelt zijn in 218 wel hoger geraamd. In 29 hadden aal en blankvoorn in biomassa het grootste aandeel, in 218 zijn dit zeelt, brasem en snoek. Het aantal waargenomen soorten bedraagt twaalf in 218 tegenover elf in Doezumertocht Aal Brasem Blankvoorn Baars Snoek Zeelt Overig Figuur 14.1.Overzicht van de geraamde visbestanden in 29 en 218 in de Doezumertocht. Dokkumer Ee In figuur is de ontwikkeling van de visstand in de Dokkumer Ee voor de meest voorkomende soorten gegeven in 29 en 218. Met 2 soorten zijn in 218 aanzienlijk meer soorten aangetroffen dan in 29, toen dertien soorten werden aangetroffen. Ook de geraamde biomassa is in 218 met 238 kg/ha hoger dan in 29 toen 211 kg/ha werd geraamd. Brasem is in beide jaren de soort met het grootste aandeel in biomassa. Het aandeel van brasem binnen de visstand is in 218 vergeleken met 29 toegenomen, van 58 naar 69%. Het geraamde bestand van aal is bijna gehalveerd ten opzichte van 29. Ook het bestand van snoekbaars is in 218 aanzienlijk lager geraamd dan in 29, 16 kg/ha vergeleken met 39 kg/ha. De ramingen van baars, blankvoorn en snoek liggen in 218 iets hoger dan in Dokkumer Ee Aal Brasem Blankvoorn Baars Snoek Snoekbaars Overig Figuur Overzicht van de geraamde visbestanden in 29 en 218 in de Dokkumer Ee. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 116 van 132

117 Biomassa (kg/ha) Biomassa (kg/ha) Opsterlandse Compagnonsvaart In figuur is de ontwikkeling van de visstand in de Opsterlandse Compagnonsvaart voor de meest voorkomende soorten gegeven in 29 en 218. In 218 zijn dertien soorten aangetroffen, in 29 waren dit vijftien soorten. Aal en tiendoornige stekelbaars, die in 29 in lage dichtheid werden waargenomen, ontbreken in 218 in de vangst. De geraamde biomassa is in 218 met 92 kg/ha lager dan in 29, toen 122 kg/ha werd geraamd. De lagere biomassa is te verklaren door de kleinere bestanden van brasem en blankvoorn. De bestanden van baars en snoek zijn constant. 14 Opsterlandse Compagnonsvaart Brasem Blankvoorn Baars Snoek Overig Figuur Overzicht van de geraamde visbestanden in 29 en 218 in de Opsterlandse Compagnonsvaart. Schoterlandse Compagnonsvaart In figuur is de ontwikkeling van de visstand in de Schoterlandse Compagnonsvaart voor de meest voorkomende soorten gegeven in 26, 212 en 218. Het aantal aangetroffen soorten is sinds 26 toegenomen van elf naar zestien in 218. Alver, driedoornige stekelbaars, marmergrondel en roofblei zijn in 218 voor de eerste maal aangetroffen. Karper en tiendoornige stekelbaars, die in 212 in lage dichtheid zijn waargenomen, ontbreken in 218 in de vangst. De geraamde biomassa varieert van 168 kg/ha in 212 tot 341 kg/ha in 26. In 218 bedraagt de schatting 245 kg/ha en ligt hiermee tussen de ramingen van de voorgaande jaren in Schoterlandse Compagnonsvaart Brasem Blankvoorn Baars Snoek Zeelt Overig Figuur Overzicht van de geraamde visbestanden in 26, 212 en 218 in de Schoterlandse Compagnonsvaart. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 117 van 132

118 Biomassa (kg/ha) De bestanden van blankvoorn en baars, die in 212 fors lager werden geraamd dan in 26, zijn in 218 weer van een vergelijkbare omvang als in 26. Het geraamde bestand van brasem is in 218 verviervoudigd ten opzichte van 212, van 1 naar 4 kg/ha. Het bestand van snoek is sinds een afname in 212 ten opzichte van 26 redelijk constant gebleven in 218. De geschatte bestandsomvang voor zeelt neemt sinds 26 aanzienlijk af; waar in 26 nog 9 kg/ha werd geraamd is dit in 218 nog maar 1 kg/ha. Tjonger bovenloop In figuur is de ontwikkeling van de visstand in de Tjonger bovenloop voor de meest voorkomende soorten gegeven in 29 en 218. In 218 zijn minder soorten aangetroffen dan in 29, namelijk negen vergeleken met twaalf. Soorten die in 218 ontbreken in de vangst zijn aal, brasem, kleine modderkruiper en bermpje. Vetje, die in 218 is behoorlijke dichtheden is waargenomen, ontbrak in 29. De biomassa is in 218 met 32 kg/ha iets lager dan in 29, toen 37 kg/ha werd geraamd. Aal, waarvan in 29 nog een bestand van 9 kg/ha werd geschat, ontbreekt in 218. De omvang van de bestanden van blankvoorn, snoek en zeelt is nagenoeg gelijk aan Tjonger bovenloop Aal Blankvoorn Snoek Zeelt Overig Figuur Overzicht van de geraamde visbestanden in 29 en 218 in de Tjonger bovenloop. Tjonger middenloop In figuur is de ontwikkeling van de visstand in de Tjonger middenloop voor de meest voorkomende soorten gegeven in 26, 212 en 218. De bestandschattingen en vergelijkingen voor de Tjonger middenloop zijn hiervoor enkel gebaseerd op basis van elektrovisserij in de oeverzone. Het aantal soorten is sinds 26 toegenomen van elf naar veertien in 218. Nieuw aangetroffen soorten in 218 zijn rivierdonderpad, riviergrondel en marmergrondel. Vetje is enkel in 212 aangetroffen en bittervoorn uitsluitend in 26. De geraamde biomassa varieert van 286 kg/ha in 212 tot 429 kg/ha in 26. In 218 is de biomassa in de oeverzone geraamd op 316 kg/ha. De bestanden van aal, blankvoorn en zeelt zijn sinds 26 afgenomen. Met name het bestand van blankvoorn is sterk teruggelopen, van 145 kg/ha in 26 naar 12 kg/ha in 218. Van brasem is in 218 minder dan,5 kg/ha aangetroffen, terwijl het brasembestand in 212 nog op 24 kg/ha werd geraamd. Het bestand van snoek is sinds 26 toegenomen van 111 kg/ha naar 187 kg/ha in 218. Ook het bestand van baars is sinds 212 aanzienlijk toegenomen, van 21 kg/ha naar 9 kg/ha. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 118 van 132

119 Biomassa (kg/ha) Tjonger middenloop Aal Blankvoorn Baars Snoek Zeelt Overig Figuur Overzicht van de geraamde visbestanden in 26, 212 en 218 in de Tjonger middenloop Beoordeling van de visstand De visstand in de waterlichamen is getoetst aan de maatlatten (versie 218) voor natuurlijke wateren behorende tot het watertype R4, R5 en M14 of aan de maatlat voor kanalen met het watertype M3 en M6b. Onderstaand worden de resultaten van de KRW-beoordeling kort toegelicht. De beoordeling van de visstand heeft plaatsgevonden op basis van de afgeleide doelen voor het betreffende waterlichaam. De visstand is tevens getoetst aan de 212 versie van de maatlaten. Het resultaat van deze toetsing is opgenomen in bijlage 11. Meren en plassen Het Bergumermeer, Fluessen-Heegermeer, Grote Wielen, Grutte Krite, Sneekermeer, Terkaplester poelen, Tjeukemeer, Witte en Zwarte Brekken en Zandmeer behoren allen tot de meren en plassen van het watertype M14. In tabel 14.3 is een overzicht gegeven van de (deel)maatlatscores van de verschillende waterlichamen. De beoordeling van de visstand op de M14 getypeerde wateren varieert van,6 tot,28 EKR. De visstand op het Bergumermeer en Zandmeer is beoordeeld als matig. Op de Grote Wielen, Grutte Krite, Terkaplester poelen en Witte en Zwarte Brekken is de beoordeling ontoereikend. De visstand op het Fluessen-Heegermeer, Sneekermeer en Tjeukemeer is beoordeeld als slecht. Op het Bergumermeer is een goede score behaald op de deelmaatlatten abundantie brasem en karper en abundantie baars en blankvoorn. Het brasem-aandeel in de visstand is ruim 5%, het gezamenlijke aandeel van baars en blankvoorn ten opzichte van alle eurytopen is circa 23%. Door het lage aandeel plantminnende vis is een slechte score behaald op bijbehorende deelmaatlat en door het ontbreken van zuurstoftolerante vis is geen score behaald op de deelmaatlat abundantie zuurstoftolerante vis. Op het Zandmeer zijn op de deelmaatlatten matige tot goede scores behaald. Op de deelmaatlat abundantie brasem en karper is aan het GEP voldaan, met een brasem-aandeel van bijna 7%. Baars en blankvoorn hebben binnen de eurytopen een gezamenlijk aandeel van circa 9%, waarmee net niet aan het GEP is voldaan (vanaf 1%). Op de deelmaatlatten abundantie plantminnende vis en zuurstoftolerante vis zijn matige scores behaald door aandelen van respectievelijk circa 1% en circa 2% van deze vissen binnen het visbestand. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 119 van 132

120 Tabel Overzicht (deel)maatlatscores, EKR en beoordeling van de visstand in meren en plassen. Meren en plassen Waterlichaam Bergumermeer Fluessen- Heegermeer Grote Wielen Grutte Krite Sneekermeer KRW-type M14 M14 M14 M14 M14 Abundantie brasem en karper,48,2,27,4,26 Abundantie baars en blankvoorn / eurytopen,51,11,8,17,8 Abundantie plantminnende soorten,7,1,2,3,4 Abundantie zuurstoftolerante soorten,5 EKR,27,8,11,15,1 GEP,3,3,3,3,3 Beoordeling* matig slecht ontoereikend ontoereikend slecht Meren en plassen Waterlichaam Terkaplester poelen Tjeukemeer Witte en Zwarte Brekken Zandmeer KRW-type M14 M14 M14 M14 Abundantie brasem en karper,31,19,32,32 Aandeel baars en blankvoorn / eurytopen,15,3,14,28 Abundantie plantminnende soorten,11,1,6,25 Abundantie zuurstoftolerante soorten,1,1,14,26 EKR,15,6,17,28 GEP,3,3,3,3 Beoordeling* ontoereikend slecht ontoereikend matig * beoordeling op basis van afgeleide doelen Voor het Fluessen-Heegermeer, Sneekermeer en Tjeukemeer geldt dat met EKR s van,6 tot,1 slechte scores zijn behaald. Op deze wateren zijn zeer lage of geen scores behaald op de deelmaatlatten abundantie plantminnende vis en abundantie zuurstoftolerante vis. Op alle drie de wateren zijn twee tot vier plantminnende soorten aangetroffen, echter met een te laag aandeel voor een goede beoordeling op de deelmaatlat abundantie plantminnende vis. Op het Fluessen- Heegermeer en Sneekermeer zijn geen zuurstoftolerante soorten aangetroffen. Op het Tjeukemeer is een minimaal bestand aan zeelt waargenomen. Op de deelmaatlat abundantie brasem en karper is op het Fluessen-Heegermeer, Sneekermeer en Tjeukemeer ontoereikend tot matig gescoord. Met een brasem-aandeel van 77% zit de score op laatstgenoemde deelmaatlat op het Sneekermeer met,26 EKR tegen het GEP aan (,3 EKR). Op het Fluessen-Heegermeer en Tjeukemeer valt de score op de deelmaatlat abundantie brasem en karper lager uit door het brasem-aandeel van circa 85% op beide wateren. Naast brasem is op het Tjeukemeer ook een aandeel karper aangetroffen. Op de deelmaatlat abundantie baars en blankvoorn is op het Fluessen-Heegermeer, Sneekermeer en Tjeukemeer een score van,3 tot,11 behaald. De laagste score is behaald op het Tjeukemeer met een gezamenlijk baars en blankvoorn aandeel van nog geen 1%. Op het Fluessen-Heegermeer is een ontoereikende score van,11 behaald met een gezamenlijk baars en blankvoorn aandeel van circa 3%. Op de Grote Wielen, Grutte Krite, Terkaplester poelen en Witte en Zwarte Brekken zijn met EKR s van,11 tot,17 ontoereikende scores behaald. De score op de deelmaatlat abundantie brasem en karper is op deze wateren matig tot goed. Met een matige EKR score van,27 zit de beoordeling op laatstgenoemde deelmaatlat op de Grote Wielen tegen het GEP van,3 EKR aan. Het gezamenlijke bestand van brasem en karper op de Grote Wielen is circa 76% (74% brasem), op de Grutte Krite, Terkaplester poelen en Witte en Zwarte Brekken is het bestand van brasem en karper met 6-7% net iets lager. De grens van matig tot GEP ligt op de deelmaatlat abundantie brasem en karper omgerekend rond 72%. Op de deelmaatlat abundantie baars en blankvoorn is op de vier wateren een slechte tot ontoereikende score behaald. De slechte score op de Grote Wielen komt tot stand doordat het gezamenlijke aandeel van baars en blankvoorn binnen de eurytopen circa 2% is. Op de Grutte Krite, Terkaplester poelen en Witte en Zwarte Brekken is dit aandeel iets hoger; 3 tot 4%, waardoor de score ontoereikend in plaats van slecht is beoordeeld op deze wateren. Om aan het GEP te voldoen op de deelmaatlat abundantie baars en blankvoorn dient het gezamenlijke aandeel van deze soorten KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 12 van 132

121 binnen de eurytopen minimaal 1% te zijn. Op de deelmaatlat abundantie plantminnende vis is op de Terkaplester poelen een ontoereikende score behaald door met name het snoekaandeel van circa 4%. Op de Grote Wielen, Grutte Krite en Witte en Zwarte Brekken is het aandeel van snoek en andere plantminnende soorten een stuk lager en is een slechte score behaald op de deelmaatlat abundantie plantminnende vis. Ondanks het lage aandeel zijn in de Grote Wielen en de Witte en Zwarte Brekken zes plantminnende soorten aangetroffen. De visstand in de Witten en Zwarte Brekken scoort op de deelmaatlat abundantie zuurstoftolerante soorten ontoereikend. De ontoereikende score komt tot stand door het aandeel van zeelt van,71%. Voor een goede score zou het aandeel van zuurstoftolerante soorten 1,5% of hoger moeten zijn. Voor de Grote Wielen, Grutte Krite en Terkaplester poelen is op de deelmaatlat abundantie zuurstoftolerante soorten niet tot laag gescoord. De scores voor de Grote Wielen en Terkaplester poelen op deze deelmaatlat komen bij beide wateren tot stand door een klein aandeel van zeelt dat is aangetroffen. Samengevat voldoet de visstand in geen van de boezemmeren aan het GEP. Enerzijds is zowel de absolute als relatieve abundantie van brasem+karper te hoog. Anderzijds is de absolute abundantie van zowel baars+blankvoorn, plantminnende vis en zuurstoftolerante vis in veel gevallen te laag. Kanalen De Doezumertocht, Opsterlandse Compagnonsvaart en Schoterlandse Compagnonsvaart behoren tot de kanalen van het watertype M3. De Dokkumer Ee is getypeerd als M6b. In tabel 14.4 is een overzicht gegeven van de (deel)maatlatscores van de verschillende waterlichamen. De Doezumertocht en Schoterlandse Compagnonsvaart voldoen met EKR scores van respectievelijk,64 en,71 aan het GEP. De visstand in de Opsterlandse Compagnonsvaart is met een EKR score van,45 beoordeeld als matig. Grootste knelpunten voor de Opsterlandse Compagnonsvaart zijn het ontbreken van migrerende soorten, het lage aantal plantminnende soorten en de te geringe relatieve abundantie van plantminnende vis. Op de M3 getypeerde wateren is wisselend gescoord op de deelmaatlat samenstelling plantminnende en migrerende soorten. Op de Opsterlandse Compagnonsvaart is een slechte score behaald op de genoemde deelmaatlat, doordat op de meeste meetpunten te weinig plantminnende soorten zijn aangetroffen. Migrerende soorten, kanalen driedoornige stekelbaars en aal, zijn niet aangetroffen op de Opsterlandse Compagnonsvaart. Op de Doezumertocht is een ontoereikende score behaald op de deelmaatlat samenstelling plantminnende en migrerende soorten, doordat op elk van de drie meetpunten twee tot vier plantminnende of migrerende soorten zijn aangetroffen. Op de Schoterlandse Compagnonsvaart is matig gescoord op de deelmaatlat samenstelling plantminnende en migrerende soorten. Op elk van de vijf meetpunt zijn drie tot zeven plantminnende of migrerende soorten aangetroffen. Meetpunt SCV-2 scoort met zeven soorten maximaal op deze deelmaatlat. Tabel Overzicht (deel)maatlatscores, EKR en beoordeling van de visstand in de kanalen. Sloten en kanalen Waterlichaam Doezumertocht Opsterlandse Compagnonsvaart Schoterlandse Compagnonsvaart Dokkumer Ee KRW-type M3 M3 M3 M6b Soortsamenstelling plantminnende en migrerende soorten,25,18,45 1 Abudantie brasem en karper,74,72,98,57 Abundantie plantminnende soorten,93,46,69,78 EKR,64,45,71,78 GEP,6,6,6,6 Beoordeling GEP matig GEP GEP De Doezumertocht, Opsterlandse Compagnonsvaart en Schoterlandse Compagnonsvaart voldoen op de deelmaatlat abundantie brasem en karper allen aan het GEP. Op het merendeel van de meetpunten is het aandeel van brasem en karper 45%, waardoor een goede score is behaald. Op de KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 121 van 132

122 deelmaatlat abundantie plantminnende vis is op de Opsterlandse Compagnonsvaart een matige score behaald, doordat op een aantal meetpunten een laag aandeel aan plantminnende vis is aangetroffen. Op een deel van de meetpunten zijn matige tot goede score behaald door het aantreffen van een relatief groot aandeel van snoek. De visstand op de Dokkumer Ee voldoet met een EKR van,78 ruimschoots aan het GEP. Op de deelmaatlat samenstelling plantminnende en migrerende soorten is de maximale score van 1 behaald, doordat op ieder traject vijf tot acht plantminnende en/of migrerende soorten zijn aangetroffen. Vanaf vijf soorten wordt op deze deelmaatlat voldaan aan het GEP. Op de deelmaatlat abundantie brasem en karper is een matige score behaald, door het gezamenlijke aandeel van brasem en karper op de meetpunten van 6-78%. Op de meetpunten DE-1 en DE-2 is wel aan het GEP voldaan op deze deelmaatlat. Bij een gezamenlijk aandeel van brasem en karper 65% voldoet de visstand aan het GEP op de deelmaatlat abundantie brasem en karper voor het watertype M6b. Op de deelmaatlat abundantie plantminnende vis is op de Dokkumer Ee een score van,78 EKR behaald en hiermee is voldaan aan het GEP. Op ieder meetpunt is op deze deelmaatlat rond het GEP of hoger gescoord, doordat op de meetpunten een aandeel plantminnende vis van circa 5-11% is aangetroffen. Op elk meetpunt bestaat het bestand van plantminnende vis voornamelijk uit snoek. Beken en kleine riviertypen De Tjonger bovenloop en Tjonger middenloop behoren tot de beken en kleine riviertypen met de KRW-typen R4 en R5. In tabel 14.5 is een overzicht gegeven van de (deel)maatlatscores van de twee waterlichamen. Zowel de Tjonger bovenloop als de Tjonger middenloop voldoen niet aan het GEP, en zijn beoordeeld als slecht. Voor beide wateren geldt dat de scores op de deelmaatlatten slecht tot ontoereikend zijn. In de Tjonger middenloop ontbreken rheofiele soorten vrijwel in de visstand. Dit resulteert in een lage score op de deelmaatlat voor soortsamenstelling rheofielen en geen score op de deelmaatlat voor abundantie rheofiele vis. In de Tjonger bovenloop is enkel riviergrondel als rheofiele soort aangetroffen. De soort is op elk meetpunt waargenomen en de abundantie loopt uiteen van 6 tot 65%. Dit resulteert in een EKR voor het waterlichaam van respectievelijk,2 en,19 op de deelmaatlatten voor rheofiele soorten en de abundantie van rheofielen. Samenvattend kan gesteld worden dat de visstand vrij weinig kenmerken vertoont van de referentietoestand voor stromende wateren. Dit is op zich ook niet vreemd omdat beide wateren veelal maar langzaam stromen en soms ook stilstaan. Het aantal rheofiele en migrerende soorten is te laag evenals de abundantie van de rheofielen (vooral in de Tjonger middenloop). Het relatieve aantal plantminnende soorten is veelal te hoog (meer dan 5%). Tabel Overzicht deelmaatlatscores, EKR en beoordeling van de visstand in kleine riviertypen. Kleine riviertypen Waterlichaam Tjonger bovenloop Tjonger middenloop KRW-type R4 R5 Soortsamenstelling rheofiele soorten (n),2,5 Soortsamenstelling migrerende soorten (n),5,2 Soortsamenstelling plantminnende soorten (%),9 Abundantie rheofiele soorten,19 EKR,11,9 GEP,4,35 Beoordeling* slecht slecht * beoordeling op basis van afgeleide doelen KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 122 van 132

123 14.7 Vergelijking beoordeling visstand met voorgaande onderzoeken In tabel 14.6 is een vergelijking gemaakt van de EKR scores en beoordelingen van de visstand in de periode van 26 tot en met 218. Alle visstandgegevens zijn voor dit doel getoetst aan de nieuwste versie van de maatlatten (versie 218). De beoordeling van de visstand is gebaseerd op de huidige KRW-doelen (SGBP2). Van de vijftien onderzochte wateren voldoen in 218 drie wateren aan het GEP, namelijk de Doezumertocht, Schoterlandse Compagnonsvaart en Dokkumer Ee. Op vier wateren is een hogere EKR score behaald ten opzichte van het voorgaande onderzoek, namelijk op de Doezumertocht, Dokkumer Ee, Bergumermeer en Zandmeer. De visstand in de stromende wateren Tjonger bovenloop en Tjonger middenloop is beoordeeld als slecht, evenals de visstand in het Fluessen-Heegermeer, Sneekermeer en Tjeukemeer. De beoordeling op de Tjonger bovenloop is met,11 verslechterd ten opzichte van de laatste beoordeling in 29, toen nog,2 EKR werd gescoord. De afname in de EKR is met name te verklaren doordat migrerende soorten in 218 niet zijn aangetroffen en door het relatief hoge aantal plantminnende soorten. In 29 werden nog twee migrerende soorten waargenomen (aal en brasem). De score op de Tjonger middenloop is in 218 gelijk gebleven met de score in 212. De visstand op de Doezumertocht is sinds het laatste onderzoek in 29 verbeterd van matig (,58 EKR) naar GEP (,64 EKR). De hogere EKR score is met name toe te schrijven aan de hoge scores op de deelmaatlat abundantie plantminnende vis in 218. Ten opzichte van het onderzoek in 29 zijn de aandelen van snoek en zeelt in 218 een stuk hoger geraamd waardoor de hoge scores zijn behaald op deze deelmaatlat. De beoordeling van de visstand op de Opsterlandse Compagnonsvaart is in 218 iets lager uitgevallen vergeleken met het voorgaande onderzoek in 29. Ondanks de lagere score (,45 EKR vergeleken met,51 EKR) blijft de beoordeling van de visstand matig. Op de Schoterlandse Compagnonsvaart is in 212 een score van,86 EKR behaald. In 218 voldoet de visstand nog steeds aan het GEP, echter is de score met,71 EKR wel iets lager. De lagere score komt met name tot stand door een lagere score op de deelmaatlatten soortsamenstelling plantminnende en migrerende vis en abundantie plantminnende vis. Op deze deelmaatlatten is lager gescoord doordat per traject minder plantminnende soorten zijn aangetroffen en de bestanden van plantminnende soorten als snoek en zeelt lager zijn geraamd in 218 vergeleken met 212. De EKR score op het Bergumermeer is verbeterd ten opzichte van het laatste onderzoek in 212. Destijds scoorde de visstand op het Bergumermeer een EKR van,1. In 218 is de visstand beoordeeld als matig met een EKR van,27. De verbetering van de visstand is met name toe te schrijven aan het lagere relatieve abundantie van brasem ten opzichte van 212 (van circa 8 naar circa 5%). Ook is het gezamenlijke aandeel van baars en blankvoorn ten opzichte van alle eurytopen in 218 met 23% een stuk hoger dan het aandeel van deze soorten in 212 (3%). Na stabiele scores (,13-,14 EKR) in de onderzoeksjaren 29, 212 en 215 is de score op het Fluessen-Heegermeer in 218 gedaald naar,8 EKR. De daling in de score is met name te wijten aan het grotere aandeel van brasem in 218 (85% ten opzichte van 75% in 215) en het lagere gezamenlijke aandeel van baars en blankvoorn ten opzichte van alle eurytopen (6% in 215 en circa 3% in 218). De EKR score van de Grote Wielen is in 218 iets lager ten opzichte van het laatste onderzoek in 212 (van,15 naar,11 EKR). Deze daling is vooral te wijten aan de mindere score op de KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 123 van 132

124 deelmaatlat abundantie zuurstoftolerante vis in 218, door het aantreffen van een lager aandeel van zuurstoftolerante soorten. De beoordeling van de visstand in de Grutte Krite is verslechterd van matig (,22 EKR) in 212 naar ontoereikend (,15 EKR) in 218. De daling komt tot stand door de lagere scores op de deelmaatlatten abundantie baars en blankvoorn (,28 naar,17), abundantie plantminnende vis (,12 naar,3) en abundantie zuurstoftolerante vis (,13 naar ). Ook op het Sneekermeer, Terkaplester poelen en Witte en Zwarte Brekken is de beoordeling van de visstand in 218 lager vergeleken met het laatste onderzoek in 215. De hogere scores in 215 zijn voornamelijk toe te schrijven aan de relatief hoge bestanden van juveniele baars die in 215 zijn aangetroffen. Door het aantreffen van deze bestanden is in 215 een relatief hoge score behaald op de deelmaatlat abundantie baars en blankvoorn waardoor ook de algehele score van het waterlichaam hoger is. De scores in 218 zijn voor het Sneekermeer en de Terkaplester poelen vergelijkbaar met de scores van voor 215. De EKR score van de visstand op het Tjeukemeer is in 218 vergeleken met het laatste onderzoek in 26 constant gebleven en is met een EKR van,6 beoordeeld als slecht. De beoordeling van het Zandmeer is licht gestegen, van,24 naar,28 EKR. Met een score van,28 komt de beoordeling van de visstand in het Zandmeer in de buurt van het GEP van,3 EKR. De stijging in de EKR is voornamelijk te verklaren door het aantreffen van zeelt in 218, waardoor een score is behaald op de deelmaatlat abundantie zuurstoftolerante vis. In 212 is op deze deelmaatlat geen score behaald op het Zandmeer. Tabel Vergelijking van de EKR scores en beoordeling van de visstand in de periode Waterlichaam KRW-type Tjonger bovenloop R4,2,11 Tjonger middenloop R5,13,9,9 Doezumertocht M3,58,64 Opsterlandse Compagnonsvaart M3,51,45 Schoterlandse Compagnonsvaart M3,86,71 Dokkumer Ee M6b,72,78 Bergumermeer M14,15,1,27 Fluessen-Heegermeer M14,9,13,14,13,8 Grote Wielen M14,16,15,11 Grutte Krite M14,22,15 Sneekermeer M14,13,15,11,23,1 Terkaplester poelen M14,13,9,18,23,15 Tjeukemeer M14,7,6 Witte en Zwarte Brekken M14,27,17 Zandmeer M14,24,28 Toetsing van de visstand aan de 218 maatlatversie en beoordeling volgens huidige KRW-doelen. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 124 van 132

125 15 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN In de eerste paragraaf van dit hoofdstuk zijn de conclusies per waterlichaam gegeven. De conclusies zijn een terugkoppeling op de vragen uit de inleiding. In de tweede paragraaf zijn aanbevelingen geformuleerd Conclusies Waterlichaam Friese boezem overige meren Bergumermeer In het Bergumermeer zijn zestien vissoorten aangetroffen, exclusief hybride. Elf soorten behoren tot het eurytope gilde, twee soorten tot het limnofiele gilde, één soort tot het rheofiele gilde en twee soorten tot de exoten. De aangetroffen soorten zijn aal, alver, baars, blankvoorn, brasem, driedoornige stekelbaars, kleine modderkruiper, kolblei, pos, snoekbaars, snoek, houting, ruisvoorn, winde, marmergrondel en zwartbekgrondel. De omvang van het visbestand is geraamd op 193,3 kg/ha en stuks/ha. In biomassa en aantallen bestaat het bestand voor respectievelijk 99 en 98% uit eurytopen. Op soortniveau heeft brasem in biomassa het grootste aandeel. In aantallen komen pos en baars het meest frequent voor. Vergeleken met voorgaande onderzoeken sinds 1998 is een afnemende trend te zien in biomassa. De afnemende trend wordt met name veroorzaakt door het afnemende brasembestand. Ook het snoekbaarsbestand volgt deze trend. De visstand in het Bergumermeer is met een EKR van,27 als matig beoordeeld op de maatlat voor watertype M14. Op de deelmaatlatten abundantie brasem en karper en abundantie baars en blankvoorn is voldaan aan het GEP. Door het lage aandeel van plantminnende vis en het ontbreken van zuurstoftolerante vis is op de bijbehorende deelmaatlatten slecht- en niet gescoord. Tjeukemeer In het Tjeukemeer zijn achttien vissoorten aangetroffen, exclusief hybride. Twaalf soorten behoren tot het eurytope gilde, drie soorten tot het limnofiele gilde, één soort tot het rheofiele gilde en twee soorten tot de exoten. De aangetroffen soorten zijn aal, alver, baars, blankvoorn, brasem, driedoornige stekelbaars, karper, kleine modderkruiper, kolblei, pos, snoekbaars, snoek, ruisvoorn, spiering, zeelt, winde, marmergrondel en zwartbekgrondel. De omvang van het visbestand is geraamd op 433,4 kg/ha en stuks/ha. Het visbestand bestaat in biomassa geheel, en in aantallen bijna geheel uit eurytopen. Op soortniveau is brasem dominant in biomassa. In aantallen zijn pos en in mindere mate brasem de meest aangetroffen soorten. De raming van het visbestand varieert sinds 1998 van 292 tot 433 kg/ha. De toename in biomassa is met name toe te schrijven aan het toegenomen brasembestand en in mindere mate aan het snoekbaarsbestand. De visstand in het Tjeukemeer is met een EKR van,6 als slecht beoordeeld op de maatlat voor het watertype M14. Beoordeling waterlichaam Friese boezem-overige meren Met de EKR score van,27 op het Bergumermeer en,6 op het Tjeukemeer is de gecombineerde score van de Friese boezem overige meren met,17 EKR beoordeeld als ontoereikend. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 125 van 132

126 Waterlichaam Noordwestelijke Wouden regionale zandkanalen Doezumertocht In de Doezumertocht zijn twaalf vissoorten aangetroffen, exclusief hybride. Acht soorten behoren tot het eurytope gilde, drie soorten tot het limnofiele gilde en één soort tot het rheofiele gilde. De aangetroffen soorten zijn aal, baars, blankvoorn, brasem, kolblei, pos, snoekbaars, snoek, ruisvoorn, vetje, zeelt en riviergrondel. De omvang van het visbestand is geraamd 157,1 kg/ha en 1.49 stuks/ha. In biomassa bestaat het visbestand voor 7% uit eurytopen en voor 3% uit limnofielen. In aantallen hebben de eurytopen een aandeel van ruim 95% en de limnofielen een aandeel van circa 5%. Op soortniveau hebben in biomassa zeelt (3%), brasem en snoek (beiden ruim 27%) de grootste aandelen. In aantallen heeft baars met circa 48% het grootste aandeel, gevolgd door blankvoorn met een aandeel van circa 32%. De raming van het visbestand is vergeleken met het voorgaande onderzoek in 29 gedaald van 242 naar 157 kg/ha. Kleinere bestanden zijn in 218 aangetroffen van met name aal, baars en blankvoorn. De bestanden van brasem snoek en zeelt zijn sinds 29 toegenomen. De visstand in de Doezumertocht voldoet met een EKR van,64 aan het GEP op de maatlat voor het watertype M3. Waterlichaam Friese boezem overige ondiepe kanalen Dokkumer Ee In de Dokkumer Ee zijn 2 vissoorten aangetroffen, exclusief hybride. Twaalf soorten behoren tot het eurytope gilde, vier soorten tot het limnofiele gilde, twee soorten tot het rheofiele gilde en twee soorten tot de exoten. De aangetroffen soorten zijn aal, baars, blankvoorn, brasem, driedoornige stekelbaars, giebel, karper, kleine modderkruiper, kolblei, pos, snoekbaars, snoek, bittervoorn, ruisvoorn, vetje, zeelt, riviergrondel, winde, roofblei en zwartbekgrondel. De omvang van het visbestand is geraamd op 238,4 kg/ha en stuks/ha. De visstand bestaat in biomassa en aantallen voor respectievelijk 98 en 97% uit eurytopen. Op soortniveau is brasem dominant in biomassa. Ook in aantallen is brasem de meest frequent aangetroffen soort. De raming van het visbestand is vergeleken met het voorgaande onderzoek in 29 toegenomen van 211 naar 238 kg/ha. Het bestand van brasem is sinds 29 toegenomen, terwijl de bestanden van aal en snoekbaars aanzienlijk zijn afgenomen. De visstand in de Dokkumer Ee voldoet met een EKR van,78 aan het GEP op de maatlat voor het watertype M6b. Waterlichaam Fluessen e.o. Fluessen-Heegermeer In het Fluessen-Heegermeer zijn vijftien vissoorten aangetroffen, exclusief hybride. Negen soorten behoren tot het eurytope gilde, drie soorten tot het limnofiele gilde, één soort tot het rheofiele gilde en twee soorten tot de exoten. De aangetroffen soorten zijn aal, alver, baars, blankvoorn, brasem, kolblei, pos, snoekbaars, snoek, houting, ruisvoorn, spiering, winde, Pontische stroomgrondel en zwartbekgrondel. De omvang van het visbestand is geraamd op 318,6 kg/ha en stuks/ha. Zowel in biomassa als aantallen bestaat het visbestand bijna geheel uit eurytopen. Brasem is op soortniveau in biomassa dominant. In aantallen is pos de meest abundante soort. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 126 van 132

127 De conditie van brasem in het Fluessen-Heegermeer varieert van zeer goed tot matig, waarbij de conditie lager wordt naarmate de lengte toeneemt. De raming van het visbestand varieert sinds 1998 van 265 tot 324 kg/ha. De bestanden van brasem, en in mindere mate snoekbaars, zijn in 218 toegenomen vergeleken met het laatste onderzoek in 215. De bestanden van pos en baars zijn sinds 215 juist afgenomen. De afnemende trend in het posbestand is al zichtbaar vanaf 212. De visstand in het Fluessen-Heegermeer is met een EKR van,8 als slecht beoordeeld op de deelmaatlat voor het watertype M14. Waterlichaam Grote Wielen Grote Wielen In de Grote Wielen zijn zeventien vissoorten aangetroffen, exclusief hybride. Tien soorten behoren tot het eurytope gilde, vijf soorten tot het limnofiele gilde, één soort tot het rheofiele gilde en één soort tot de exoten. De aangetroffen soorten zijn aal, baars, blankvoorn, brasem, karper, kleine modderkruiper, kolblei, pos, snoekbaars, snoek, bittervoorn, ruisvoorn, spiering, vetje, zeelt, winde en marmergrondel. De omvang van het visbestand is geraamd op 314,4 kg/ha en stuks/ha. Het visbestand bestaat in biomassa voor ruim 99% en in aantallen voor 95% uit eurytopen. Brasem is op soortniveau dominant in biomassa. Ook in aantallen is brasem de meest frequent aangetroffen soort. De raming van het visbestand varieert sinds 29 van 26 tot 497 kg/ha. Vergeleken met het voorgaande onderzoek in 212 is in 218 duidelijk een lager visbestand aangetroffen. De afname is toe te schrijven aan de afname van het brasembestand, en in mindere mate het snoekbaarsbestand. De visstand in de Grote Wielen is met een EKR van,11 als ontoereikend beoordeeld op de maatlat voor het watertype M14. Waterlichaam Alde Feanen Grutte Krite In de Grutte Krite zijn twaalf vissoorten aangetroffen, exclusief hybride. Negen soorten behoren tot het eurytope gilde, één soort tot het limnofiele gilde en twee soorten tot de exoten. De aangetroffen soorten zijn aal, alver, baars, blankvoorn, brasem, kolblei, pos, snoekbaars, snoek, ruisvoorn, marmergrondel en zwartbekgrondel. De omvang van het visbestand is geraamd op 262,6 kg/ha en stuks/ha. Het visbestand bestaat in zowel biomassa als aantallen bijna geheel uit eurytopen. In biomassa is brasem de meest aangetroffen soort, terwijl pos in aantallen het grootste aandeel heeft. De raming van het visbestand varieert sinds 1998 van 142 kg/ha tot 263 kg/ha. Vergeleken met het voorgaande onderzoek in 212 is de geraamde biomassa in 218 aanzienlijk hoger. De stijging in biomassa is met name toe te schrijven aan het toenemende brasembestand. Ook de bestanden van pos en snoekbaars zijn sinds 212 toegenomen. De visstand in de Grutte Krite is met een EKR van,15 als ontoereikend beoordeeld op de maatlat voor het watertype M14. Zandmeer In het Zandmeer zijn veertien vissoorten aangetroffen, exclusief hybride. Negen soorten behoren tot het eurytope gilde, drie soorten tot het limnofiele gilde, één soort tot het rheofiele gilde en één soort tot de exoten. De aangetroffen soorten zijn aal, baars, blankvoorn, brasem, KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 127 van 132

128 kleine modderkruiper, kolblei, pos, snoekbaars, snoek, ruisvoorn, spiering, zeelt, riviergrondel en zwartbekgrondel. De omvang van het visbestand is geraamd op 87,7 kg/ha en stuks/ha. Zowel in biomassa als in aantallen bestaat het visbestand bijna geheel uit eurytopen. Op soortniveau is brasem dominant in biomassa. Ook in aantallen is brasem het meest frequent aangetroffen, en in mindere mate pos en kolblei. De raming van het visbestand varieert sinds 1998 van 65 tot 158 kg/ha. Vergeleken met het voorgaande onderzoek in 212 is de geraamde biomassa gestegen van 65 naar 88 kg/ha. De verhoudingen in de visstand zijn sinds 212 redelijk gelijk gebleven, alleen het bestand van brasem is toegenomen. De visstand in het Zandmeer is met een EKR van,28 beoordeeld als matig op de deelmaatlat voor het watertype M14 en voldoet net niet aan het GEP (,3 EKR). Beoordeling visstand waterlichaam Alde Feanen Met de EKR score van,15 op de Grutte Krite en,28 op het Zandmeer is de gecombineerde score van de Alde Feanen met,22 EKR beoordeeld als matig. Waterlichaam Zuidoost-Friesland vaarten met recreatievaart Opsterlandse Compagnonsvaart In de Opsterlandse Compagnonsvaart zijn twaalf vissoorten aangetroffen, exclusief hybride. Acht soorten behoren tot het eurytope gilde, drie soorten tot het limnofiele gilde en één soort tot het rheofiele gilde. De aangetroffen soorten zijn baars, blankvoorn, brasem, kleine modderkruiper, kolblei, pos, snoekbaars, snoek, ruisvoorn, vetje, zeelt en riviergrondel. De omvang van het visbestand is geraamd op 91,8 kg/ha en stuks/ha. Zowel in biomassa als in aantallen bestaat het visbestand voor circa 97% uit eurytopen. Op soortniveau heeft brasem in biomassa en aantallen het grootste aandeel in de gehele visstand. De raming van het visbestand is vergeleken met het voorgaande onderzoek in 29 afgenomen van 122 naar 92 kg/ha. De afname in biomassa komt met name tot stand door de afgenomen bestanden van brasem en blankvoorn. De visstand in de Opsterlandse Compagnonsvaart is met een EKR van,45 beoordeeld als matig op de maatlat voor het watertype M3. Waterlichaam Zuidoost-Friesland vaarten zonder recreatievaart Schoterlandse Compagnonsvaart In de Schoterlandse Compagnonsvaart zijn zestien vissoorten aangetroffen, exclusief hybride. Elf soorten behoren tot het eurytope gilde, drie soorten tot het limnofiele gilde en twee soorten tot de exoten. De aangetroffen soorten zijn aal, alver, baars, blankvoorn, brasem, driedoornige stekelbaars, kleine modderkruiper, kolblei, pos, snoekbaars, snoek, ruisvoorn, vetje, zeelt, marmergrondel en roofblei. De omvang van het visbestand is geraamd 245,7 kg/ha en stuks/ha. Het visbestand bestaat in biomassa en aantallen voor respectievelijk 86 en 89% uit eurytopen. De limnofielen hebben in biomassa een aandeel van 14% en in aantallen een aandeel van 11%. In biomassa hebben blankvoorn en snoek op soortniveau het grootste aandeel. In aantallen is blankvoorn de meest frequent aangetroffen soort. De raming van het visbestand varieert sinds 26 van 168 tot 341 kg/ha. Vergeleken met het voorgaande onderzoek in 212 is de geraamde biomassa toegenomen van 168 naar 245 KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 128 van 132

129 kg/ha. Met name het bestand van brasem is sinds 212 toegenomen. Het zeeltbestand neemt sinds 26 af. De visstand in de Schoterlandse Compagnonsvaart voldoet met een EKR van,71 aan het GEP op de maatlat voor het watertype M3. Waterlichaam Sneekermeergebied e.o. Sneekermeer In het Sneekermeer zijn zeventien vissoorten aangetroffen. Tien soorten behoren tot het eurytope gilde, drie soorten tot het limnofiele gilde, twee soorten tot het rheofiele gilde en twee soorten tot de exoten. De aangetroffen soorten zijn aal, alver, baars, blankvoorn, brasem, kleine modderkruiper, kolblei, pos, snoekbaars, snoek, bittervoorn, ruisvoorn, spiering, riviergrondel, winde, Pontische stroomgrondel en zwartbekgrondel. De omvang van het visbestand is geraamd op 241,9 kg/ha en stuks/ha. Zowel in biomassa als aantallen bestaat het visbestand bijna geheel uit eurytopen. Op soortniveau is brasem in biomassa de meest aangetroffen soort. In aantallen hebben pos en in mindere mate brasem het grootste aandeel in de visstand. De conditie van brasem in het Sneekermeer is over het algemeen normaal. Enkele grotere exemplaren (>4 centimeter) vertonen een matige conditie. De raming van het visbestand is sinds 1998 stabiel met een geraamde biomassa van 224 tot 242 kg/ha. Vergeleken met het voorgaande onderzoek in 215 is het brasembestand aanzienlijk toegenomen. Ook het snoekbaarsbestand is sinds 215 toegenomen. De bestanden van pos en baars zijn daarentegen afgenomen. De visstand in het Sneekermeer is met een EKR van,1 beoordeeld als slecht op de maatlaat voor het watertype M14. Terkaplester poelen In de Terkaplester poelen zijn zestien vissoorten aangetroffen. Tien soorten behoren tot het eurytope gilde, drie soorten tot het limnofiele gilde, twee soorten tot het rheofiele gilde en twee soorten tot de exoten. De aangetroffen soorten zijn aal, alver, baars, blankvoorn, brasem, karper, kolblei, pos, snoekbaars, snoek, ruisvoorn, spiering, zeelt, winde, Pontische stroomgrondel en zwartbekgrondel. De omvang van het visbestand is geraamd op 23, kg/ha en 6.33 stuks/ha. In zowel biomassa als aantallen bestaat het visbestand bijna geheel uit eurytopen. Op soortniveau is brasem in biomassa de meest aangetroffen soort. In aantallen hebben pos en in mindere mate brasem het grootste aandeel in de visstand. De conditie van brasem in de Terkaplester poelen is over het algemeen normaal. Enkele kleinere exemplaren (25-3 centimeter) vertonen een goede conditie en enkele grotere exemplaren (45-55 centimeter) vertonen een matige conditie. De raming van het visbestand is sinds 1998 afgenomen van 4 kg/ha naar 23 kg/ha in 218. Vergeleken met het voorgaande onderzoek van 215 is het brasembestand toegenomen en zijn de bestanden van pos, blankvoorn en baars afgenomen. De visstand in de Terkaplester poelen is met een EKR van,15 als ontoereikend beoordeeld op de maatlat voor het watertype M14. Witte en Zwarte Brekken In de Witte en Zwarte Brekken zijn achttien vissoorten aangetroffen, exclusief hybride. Tien soorten behoren tot het eurytope gilde, vier soorten tot het limnofiele gilde, twee soorten tot het rheofiele gilde en twee soorten tot de exoten. De aangetroffen soorten zijn aal, alver, KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 129 van 132

130 baars, blankvoorn, brasem, kleine modderkruiper, kolblei, pos, snoekbaars, snoek, bittervoorn, ruisvoorn, vetje, zeelt, riviergrondel, winde, marmergrondel en zwartbekgrondel. De omvang van het visbestand is geraamd op 154, kg/ha en 4.63 stuks/ha. De visstand bestaat zowel in biomassa als in aantallen bijna geheel uit eurytopen. Op soortniveau is brasem in biomassa dominant. In aantallen zijn pos en in mindere mate snoek het meest frequent aangetroffen. De conditie van brasem in de Witte en Zwarte Brekken is normaal tot goed. Hierbij vertonen exemplaren van 1 tot 2 centimeter in verhouding vaker een goede conditie dan de grotere exemplaren tot circa 5 centimeter. De raming van het visbestand is sinds het voorgaande onderzoek in 215 toegenomen van 122 naar 154 kg/ha. De toename in biomassa is met name toe te schrijven aan brasem, waarvan het bestand sinds 215 is toegenomen van 58 naar 18 kg/ha. De visstand in de Witte en Zwarte Brekken is met een EKR van,17 als ontoereikend beoordeeld op de maatlat voor het watertype M14. Beoordeling visstand waterlichaam Sneekermeer e.o. Met de EKR score van,1 op het Sneekermeer,,15 op de Terkaplester poelen en,17 op de Witte en Zwarte brekken is de gecombineerde score van het Sneekermeergebied e.o. met,14 EKR beoordeeld als ontoereikend. Waterlichaam Tjonger bovenloop In de Tjonger bovenloop zijn negen vissoorten aangetroffen. Drie soorten behoren tot het eurytope gilde, vier soorten tot het limnofiele gilde, één soort tot het rheofiele gilde en één soort tot de exoten. De aangetroffen soorten zijn baars, blankvoorn, snoek, ruisvoorn, tiendoornige stekelbaars, vetje, zeelt, riviergrondel en zonnebaars. De omvang van het visbestand is geraamd op 32, kg/ha en stuks/ha. Het visbestand bestaat in biomassa voor 68% en in aantallen voor 49% uit eurytopen. De limnofielen hebben in biomassa een aandeel van 25% en in aantallen een aandeel van 28%. De rheofielen hebben in biomassa een aandeel van 6% en in aantallen een aandeel van 19%. Op soortniveau hebben snoek, blankvoorn en in mindere mate zeelt het grootste aandeel. In aantallen zijn blankvoorn en in mindere mate vetje de meest frequent aangetroffen soorten. De raming van het visbestand is vergeleken met het voorgaande onderzoek in 29 licht afgenomen van 37 naar 32 kg/ha. Met name het aalbestand is sinds 29 afgenomen van 9 naar kg/ha. De bestanden van blankvoorn, snoek en zeelt zijn sinds 29 redelijk constant gebleven. De visstand in de Tjonger bovenloop is met een EKR van,11 beoordeeld als slecht op de maatlat voor het watertype R4. Waterlichaam Tjonger middenloop In de Tjonger middenloop zijn veertien vissoorten aangetroffen. Acht soorten behoren tot het eurytope gilde, twee soorten tot het limnofiele gilde, twee soorten tot het rheofiele gilde en twee soorten tot de exoten. De aangetroffen soorten zijn aal, baars, blankvoorn, brasem, kleine modderkruiper, kolblei, pos, snoek, ruisvoorn, zeelt, rivierdonderpad, riviergrondel, marmergrondel en zonnebaars. De omvang van het visbestand in de oeverzone is geraamd op 316,4 kg/ha en stuks/ha. Het visbestand bestaat zowel in biomassa als in aantallen uit eurytopen, met respectievelijke aandelen van 94 en 92%. Op soortniveau heeft snoek in biomassa het grootste aandeel, in aantallen is baars dominant. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 13 van 132

131 De raming van het visbestand varieert sinds 26 van 286 tot 429 kg/ha. Vergeleken met het voorgaande onderzoek in 212 is de geraamd biomassa gestegen van 286 naar 316 kg/ha. Het snoekbestand is sinds 212 toegenomen, terwijl de bestanden van baars en aal zijn afgenomen. De bestandschattingen van dit waterlichaam zijn op basis van elektrovisserij in de oeverzone. De visstand in de Tjonger middenloop is met een EKR van,9 beoordeeld als slecht op de maatlat voor het watertype R Aanbevelingen Voor de vergelijkbaarheid van resultaten is raadzaam om bij toekomstige onderzoeken de bemonsteringsmethodiek, -inspanning, -periode en ligging van de trajecten, zoveel als mogelijk aan te laten sluiten bij onderhavig onderzoek. Hierdoor kunnen verschillen in de resultaten als gevolg van deze variabelen tot een minimum worden beperkt. Voor het opwerken van de gegevens is het belangrijk om bij vervolgonderzoeken dezelfde berekeningswijzen en deelgebieden te hanteren. Voor vervolgonderzoek is het aan te bevelen om voor een aantal wateren de inspanning licht te verhogen zodat een robuuster en meer betrouwbare schatting van het visbestand wordt verkregen. Dit geldt voor de open water bemonsteringen voor de wateren Grote Wielen, Grutte Krite, Terkaplester poelen, Witte en Zwarte Brekken en Zandmeer. In het Sneekermeer zou de inspanning van de bemonsteringen van de oeverzone iets kunnen worden verhoogd. KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 131 van 132

132 16 LITERATUUR Bijkerk, R. red., 214. Handboek hydrobiologie. Biologisch onderzoek voor de beoordeling van Nederlandse zoete en brakke oppervlaktewateren. STOWA, Utrecht. Evers, C.H.M., Knoben, R.A.E. & Herpen, F.C.J. van (red.), 218. Omschrijving MEP en maatlatten voor sloten en kanalen voor de Kaderrichtlijn Water STOWA rapport ISBN Evers, C.H.M., Knoben, R.A.E. & Herpen, F.C.J. van (red.), 212. Omschrijving MEP en maatlatten voor sloten en kanalen voor de Kaderrichtlijn Water STOWA rapport ISBN Klinge, M., 213. Handboek Visstandbemonstering. Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer Amersfoort (STOWA). Utrecht. Molen D.T. van der, R. Pot, C.H.M. Evers, F.C.J. van Herpen en L.L.J. van Nieuwerburgh, 218. Referenties en maatlatten voor natuurlijke watertypen voor de Kaderrichtlijn water Stowa rapport STOWA, Amersfoort. Molen D.T. van der, R. Pot, C.H.M. Evers en L.L.J. van Nieuwerburgh, 212. Referenties en maatlatten voor natuurlijke watertypen voor de Kaderrichtlijn water Stowa rapport STOWA, Amersfoort. Noble, R & I. Cowx, 22. FAME Work Package 1 - Development of a River-type classification system (D1) & Compilation and harmonisation of fish species classification (D2). Final report. University of Hull, United Kingdom. Pot, R QBWat, programma voor KRW-beoordeling. Versie KRW visstandonderzoek Friesland 218 Kenmerk: /rap1, definitief, Blz. 132 van 132

133 BIJLAGE 1 Ligging bemonsterde trajecten/meetpunten

134 BM-SK4 BM-SK3 BM-EL2 BM-EL1 BM-SK6 BM-SK5 BM-SK1 BM-SK2 BM-EL3 Esri Nederland, Community Map Contributors Legenda Elektro oever Stortkuil Bergumermeer , m ± Meetpunten Bergumermeer 218 Tekeningnummer: Datum: Telefoon: info@at-kb.nl /Tek

135 DT1-ZE/EL DT3-EL DT2-EL Esri Nederland, Community Map Contributors Legenda Elektro lijnvormig Zegen+elektro lijnvormig Doezumertocht , m ± Meetpunten Doezumertocht 218 Tekeningnummer: Datum: Telefoon: info@at-kb.nl /Tek

136 DE3-SK DE2-EL2 DE2-EL1 DE1-EL DE4-SK Esri Nederland, Community Map Contributors Legenda Elektro oever Stortkuil Dokkumer Ee , m ± Meetpunten Dokkumer Ee 218 (1) Tekeningnummer: Datum: Telefoon: info@at-kb.nl /Tek

137 DE4-EL2 DE1-SK DE4-EL1 DE3-EL DE2-SK Esri Nederland, Community Map Contributors Legenda Elektro oever Stortkuil Dokkumer Ee Meetpunten Dokkumer Ee 218 (2) Tekeningnummer: Datum: /Tek , m ± Telefoon: info@at-kb.nl

138 FH-OD-SK2 FH-OD-SK14 FH-OD-EL3 FH-OD-EL5 FH-OD-SK15 FH-OD-SK13 FH-OD-EL8 FH-OD-SK5 FH-OD-SK12 FH-OD-EL4 FH-OD-SK11 FH-OD-SK1 Esri Nederland, Community Map Contributors Legenda Elektro oever Stortkuil Fluessen-Heegermeer Meetpunten Fluessen-Heegermeer 218 (1) Tekeningnummer: Datum: /Tek , 2, m ± Telefoon: info@at-kb.nl

139 FH-OD-EL7 FH-OD-EL1 FH-OD-SK3 FH-OD-SK4 FH-OD-SK1 FH-OD-EL6 FH-OD-SK9 FH-OD-EL1 FH-OD-SK7 FH-OD-EL2 FH-OD-SK8 FH-VG-SK2 FH-OD-EL9 FH-VG-SK1 FH-OD-SK6 Esri Nederland, Community Map Contributors Legenda Elektro oever Stortkuil Fluessen-Heegermeer , m ± Meetpunten Fluessen-Heegermeer 218 (2) Tekeningnummer: Datum: Telefoon: info@at-kb.nl /Tek

140 GW-SW-EL1 GW-SW-SK GW-SW-EL2 GW-GWHW-SK2 GW-GWHW-EL1 GW-GWHW-EL3 GW-GWHW-SK3 GW-GWHW-EL2 GW-GWHW-SK1 Esri Nederland, Community Map Contributors Legenda Elektro oever Stortkuil Grote Wielen m ± Meetpunten Grote Wielen 218 Tekeningnummer: Datum: Telefoon: info@at-kb.nl /Tek

141 OCV-1-ZE/EL OCV5-ZEb!. OCV-5-EL!. OCV5-ZEa Esri Nederland, Community Map Contributors Legenda Elektro oever Zegen+elektro lijnvormig!. Zegen rondgooi Opsterlandse Compagnonsvaart m ± Meetpunten Opsterlandse Compagnonsvaart 218 (1) Tekeningnummer: Datum: Telefoon: info@at-kb.nl /Tek

142 OCV-7-ZE/EL OCV-6-ZE/EL Esri Nederland, Community Map Contributors Legenda Zegen+elektro lijnvormig Opsterlandse Compagnonsvaart Meetpunten Opsterlandse Compagnonsvaart 218 (2) Tekeningnummer: Datum: /Tek , m ± Telefoon: info@at-kb.nl

143 OCV-2-ZE/EL OCV-8-ZE/EL OCV-3-ZE/EL Esri Nederland, Community Map Contributors Legenda Zegen+elektro lijnvormig Opsterlandse Compagnonsvaart , m ± Meetpunten Opsterlandse Compagnonsvaart 218 (3) Tekeningnummer: Datum: Telefoon: info@at-kb.nl /Tek

144 OCV-4-ZE/EL OCV-9-ZE/EL Esri Nederland, Community Map Contributors Legenda Zegen+elektro lijnvormig Opsterlandse Compagnonsvaart , m ± Meetpunten Opsterlandse Compagnonsvaart 218 (4) Tekeningnummer: Datum: Telefoon: info@at-kb.nl /Tek

Soortenlijst zoete wateren en FAME-indeling voor gilden

Soortenlijst zoete wateren en FAME-indeling voor gilden BIJLAGE Soortenlijst zoete wateren en FAME-indeling voor gilden Nederlandse naam Wetenschappelijke naam Stromingsgilde Aal Anguilla anguilla EURY Alver Alburnus alburnus EURY Baars Perca fluviatilis EURY

Nadere informatie

Aal en de KRW. onderzoek, data en analyse. Vissennetwerk 6 oktober 2011 Bodegraven

Aal en de KRW. onderzoek, data en analyse. Vissennetwerk 6 oktober 2011 Bodegraven Aal en de KRW onderzoek, data en analyse Vissennetwerk 6 oktober 2011 Bodegraven Inhoud Standaard Bemonstering Vangstrendement Resultaten KRW-beoordeling Conclusies Kaderrichtlijn Water Vis één van de

Nadere informatie

De visstand in vaarten en kanalen

De visstand in vaarten en kanalen De visstand in vaarten en kanalen Jochem Hop Bijeenkomst Vissennetwerk 6 juni 2013, Bilthoven Inhoudsopgave Inleiding Materiaal en Methode Analyse Trends Inleiding KRW-watertypen M3, M10, M6 en M7 M3 gebufferde

Nadere informatie

Visstandonderzoek in vier waterlichamen in het beheergebied van waterschap Zuiderzeeland 2013

Visstandonderzoek in vier waterlichamen in het beheergebied van waterschap Zuiderzeeland 2013 Visstandonderzoek in vier waterlichamen in het beheergebied van waterschap Zuiderzeeland 2013 Rapportnummer: 20130405/rap01 Status rapport: Definitief Datum rapport: 6-3-2014 Auteur: Projectleider: Kwaliteitscontrole:

Nadere informatie

Waterschap Hunze en Aa's

Waterschap Hunze en Aa's Waterschap Hunze en Aa's Projectnummer: 20071132 Status Definitief Datum 13 februari 2008 Opgesteld door Tom Bruinsma & Marco Beers Gecontroleerd door Matthijs Koole AquaTerra-KuiperBurger ATKB Geldermalsen

Nadere informatie

KRW visstandbemonstering Waterschap Rivierenland 2014

KRW visstandbemonstering Waterschap Rivierenland 2014 KRW visstandbemonstering Waterschap Rivierenland 2014 21 waterlichamen J.H. Bergsma P.B. Broeckx D.M. Soes Ecologie & landschap KRW visstandbemonstering Waterschap Rivierenland 2014 21 waterlichamen ir

Nadere informatie

KRW visstandonderzoek in dertig waterlichamen in het beheergebied van Waterschap Rivierenland in 2018

KRW visstandonderzoek in dertig waterlichamen in het beheergebied van Waterschap Rivierenland in 2018 KRW visstandonderzoek in dertig waterlichamen in het beheergebied van Waterschap Rivierenland in 2018 Rapport 2: Toetsing en beoordeling van de visstand voor de KRW In opdracht van: Waterschap Rivierenland

Nadere informatie

Visstandbemonstering Vollenhover- en Kadoelermeer Rapportnummer: /rapp001 Status rapport: Definitief Datum rapport: juli 2010

Visstandbemonstering Vollenhover- en Kadoelermeer Rapportnummer: /rapp001 Status rapport: Definitief Datum rapport: juli 2010 Visstandbemonstering Vollenhover- en Kadoelermeer 21 Waterschap Zuiderzeeland Rapportnummer: 291265/rapp1 Status rapport: Definitief Datum rapport: juli 21 Auteur: J. Hop paraaf: Gecontroleerd: J. Kampen

Nadere informatie

KRW visstandmonitoring Woldmeer 2016

KRW visstandmonitoring Woldmeer 2016 KRW visstandmonitoring Woldmeer 2016 Rapport 2016-112 J.H. van der Heide W. Patberg G. Wolters KRW visstandmonitoring Woldmeer 2016 Rapport 2016-112 J.H. van der Heide W. Patberg G. Wolters bezoekadres

Nadere informatie

RWS Waterdienst. Monitoring van de visstand in 4 afgeschermde en 4 open kribvakken in de Lek bij Everdingen in Projectnummer:

RWS Waterdienst. Monitoring van de visstand in 4 afgeschermde en 4 open kribvakken in de Lek bij Everdingen in Projectnummer: RWS Waterdienst Monitoring van de visstand in 4 afgeschermde en 4 open kribvakken in de Lek bij Everdingen in 28 Projectnummer: 28219 Status Definitief Kenmerk 28219/rap1 Datum 19 november 28 Opgesteld

Nadere informatie

Onderzoek naar het visbestand in oude kanaaldelen, Oud Kanaal Bocholt, Oud Kanaal Bree-beek, Oud Kanaal Lanklaar en Oud Kanaal Dilsen 2018.

Onderzoek naar het visbestand in oude kanaaldelen, Oud Kanaal Bocholt, Oud Kanaal Bree-beek, Oud Kanaal Lanklaar en Oud Kanaal Dilsen 2018. Onderzoek naar het visbestand in oude kanaaldelen, Oud Kanaal Bocholt, Oud Kanaal Bree-beek, Oud Kanaal Lanklaar en Oud Kanaal Dilsen 208. Provincie Limburg Rapportnummer: 2080379/rap02 Status rapport:

Nadere informatie

Onderzoek naar het visbestand in de kleine en stilstaande wateren Hazewinkel, De Bocht en Den Aerd, 2012

Onderzoek naar het visbestand in de kleine en stilstaande wateren Hazewinkel, De Bocht en Den Aerd, 2012 Onderzoek naar het visbestand in de kleine en stilstaande wateren Hazewinkel, De Bocht en Den Aerd, 22 Provincie Antwerpen Rapportnummer: 22369/rap Status rapport: Definitief Datum rapport: 2-2-23 Auteur:

Nadere informatie

Rapportnummer: /rap02 Status rapport: Definitief Datum rapport:

Rapportnummer: /rap02 Status rapport: Definitief Datum rapport: Onderzoek naar het visbestand in de stilstaande en kleine wateren Scheldemeander Meerseput, Scheldemeander Het Anker, Leiemeander te Oeselgem, Oude Durme te Hamme en de Rupelmondse Kreek, 22 Provincie

Nadere informatie

Onderzoek naar het visbestand in stilstaande viswateren, Scheldemeander Nederename, Eine de Ster-Noord & Zuid, Heurne den Heuvel en Spettekraai 2018.

Onderzoek naar het visbestand in stilstaande viswateren, Scheldemeander Nederename, Eine de Ster-Noord & Zuid, Heurne den Heuvel en Spettekraai 2018. Onderzoek naar het visbestand in stilstaande viswateren, Scheldemeander Nederename, Eine de Ster-Noord & Zuid, Heurne den Heuvel en Spettekraai 218. Provincie Oost-Vlaanderen Rapportnummer: 218379/rap1_OVL

Nadere informatie

Visserij Service Nederland sterk in viswerk Visinventarisatie 2014

Visserij Service Nederland sterk in viswerk Visinventarisatie 2014 Visserij Service Nederland sterk in viswerk Visinventarisatie 2014 KRW-visbemonstering Tochten lage afdeling NOP en Vaarten NOP Rapport VSN 2014.05 In opdracht van Waterschap Zuiderzeeland 4 december 2014

Nadere informatie

Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest. Leiemeanders Oost-Vlaanderen

Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest. Leiemeanders Oost-Vlaanderen Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest Leiemeanders Oost-Vlaanderen Rapportnummer: 265/4 Status rapport: Definitief Datum rapport: 5 maart 22 Auteur: Gecontroleerd:

Nadere informatie

KRW-visstandmonitoring Noord-Willemskanaal 2013

KRW-visstandmonitoring Noord-Willemskanaal 2013 KRW-visstandmonitoring Noord-Willemskanaal 2013 Rapport 2013-091 W. Patberg G. Wolters KRW-visstandmonitoring Noord-Willemskanaal 2013 Rapport 2013-091 W. Patberg G. Wolters bezoekadres oosterweg 127

Nadere informatie

Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest. Openbare Scheldemeanders West-Vlaanderen

Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest. Openbare Scheldemeanders West-Vlaanderen Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest Openbare Scheldemeanders West-Vlaanderen Rapportnummer: 26/ Status rapport: Definitief Datum rapport: maart 22 Auteur:

Nadere informatie

Vertroebeling en (verarming van) de visstand in het Julianakanaal. Jasper Arntz 6 juni 2013

Vertroebeling en (verarming van) de visstand in het Julianakanaal. Jasper Arntz 6 juni 2013 Vertroebeling en (verarming van) de visstand in het Julianakanaal Jasper Arntz 6 juni 2013 Inhoud Karakteristieken Julianakanaal Grensmaasproject Effecten van vertroebeling Abiotische monitoring Biotische

Nadere informatie

Visstandonderzoek Oostvaardersplassen Rapportnummer: /01 Status rapport: Concept Datum rapport: Januari 2011

Visstandonderzoek Oostvaardersplassen Rapportnummer: /01 Status rapport: Concept Datum rapport: Januari 2011 Visstandonderzoek Oostvaardersplassen 1 Rapportnummer: 1888/1 Status rapport: Concept Datum rapport: Januari 11 Auteur: J. Hop paraaf: Gecontroleerd: J. Kampen paraaf: Opdrachtgever: Waterschap Zuiderzeeland

Nadere informatie

SAMENVATTING In het Friese Waterbeheerplan is een pilot beheervisserij aangekondigd. Daarvoor is de Leijen is geselecteerd.

SAMENVATTING In het Friese Waterbeheerplan is een pilot beheervisserij aangekondigd. Daarvoor is de Leijen is geselecteerd. SAMENVATTING In het Friese Waterbeheerplan 2010-2015 is een pilot beheervisserij aangekondigd. Daarvoor is de Leijen is geselecteerd. Vóór de daadwerkelijke start van de beheervisserij in de Leijen dient

Nadere informatie

Onderzoek naar het visbestand in de kleine en stilstaande wateren Schoendalebocht, Oude Leiearm te St-Baafsvijve en het Waggelwater, 2012

Onderzoek naar het visbestand in de kleine en stilstaande wateren Schoendalebocht, Oude Leiearm te St-Baafsvijve en het Waggelwater, 2012 Onderzoek naar het visbestand in de kleine en stilstaande wateren Schoendalebocht, Oude Leiearm te St-Baafsvijve en het Waggelwater, 22 Provincie West Vlaanderen Rapportnummer: 22369/rap4 Status rapport:

Nadere informatie

Visstand meren (M14/M27) en de KRW

Visstand meren (M14/M27) en de KRW Visstand meren (M14/M27) en de KRW Met het oog op SGBP II 2016-2021, III 2022-2027 Donderdag 25 september 2014 Roelof Veeningen, cluster Gegevensbeheer 1 - Monitoring - Analyse - Prognose - Maatregelen

Nadere informatie

Onderzoek naar het visbestand in de prioritaire viswateren Kanaal Brussel-Charleroi, Kanaal Roeselare-Leie en Kanaal Moervaart Durme, 2017

Onderzoek naar het visbestand in de prioritaire viswateren Kanaal Brussel-Charleroi, Kanaal Roeselare-Leie en Kanaal Moervaart Durme, 2017 Onderzoek naar het visbestand in de prioritaire viswateren Kanaal Brussel-Charleroi, Kanaal Roeselare-Leie en Kanaal Moervaart Durme, 217 Provincies West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen en Vlaams-Brabant Rapportnummer:

Nadere informatie

Waterschap Hunze en Aa's

Waterschap Hunze en Aa's Waterschap Hunze en Aa's KRW visstandbemonstering kerngebieden kanalen Westerwolde 28 Projectnummer: 28631 Status Definitief Datum januari 29 Opgesteld door Matthijs Koole Gecontroleerd Jouke Kampen AquaTerra

Nadere informatie

Onderzoek naar het visbestand in de kleine en stilstaande wateren Meer van Rotselaar, Demermeander Schoonhoven en de Vallei van de drie beken, 2014

Onderzoek naar het visbestand in de kleine en stilstaande wateren Meer van Rotselaar, Demermeander Schoonhoven en de Vallei van de drie beken, 2014 Onderzoek naar het visbestand in de kleine en stilstaande wateren Meer van Rotselaar, Demermeander Schoonhoven en de Vallei van de drie beken, 214 Provincie Vlaams Brabant Rapportnummer: 21439_VLB/rap1

Nadere informatie

Onderzoek naar het visbestand in de kleine en stilstaande wateren Paalse Plas, Meynekomplas en Heerenlaak, 2014

Onderzoek naar het visbestand in de kleine en stilstaande wateren Paalse Plas, Meynekomplas en Heerenlaak, 2014 Onderzoek naar het visbestand in de kleine en stilstaande wateren Paalse Plas, Meynekomplas en Heerenlaak, Provincie Limburg Rapportnummer: 9_LI/rap Status rapport: Definitief Datum rapport: 9 maart Auteur:

Nadere informatie

Langlopend onderzoek naar het visbestand in de Boven-Schelde

Langlopend onderzoek naar het visbestand in de Boven-Schelde Langlopend onderzoek naar het visbestand in de Boven-Schelde Najaarsonderzoek 2015 Rapportnummer: 20130096_3/rap01 Status rapport: Definitief Datum rapport: 2 december 2015 Auteur: Projectleider: Kwaliteitscontrole:

Nadere informatie

Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest

Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest Vijvers Vlaams-Brabant Rapportnummer: 265/3 Status rapport: Definitief Datum rapport: 5 maart 22 Auteur: Gecontroleerd:

Nadere informatie

KRW visstandmonitoring Oldambtmeer 2016

KRW visstandmonitoring Oldambtmeer 2016 KRW visstandmonitoring Oldambtmeer 2016 Rapport 2016-111 J.H. van der Heide W. Patberg G. Wolters KRW visstandmonitoring Oldambtmeer 2016 Rapport 2016-111 J.H. van der Heide W. Patberg G. Wolters bezoekadres

Nadere informatie

KRW visstandmonitoring Kanalen Oldambt 2016

KRW visstandmonitoring Kanalen Oldambt 2016 KRW visstandmonitoring Kanalen Oldambt 2016 Rapport 2016-110 W. Patberg G. Wolters KRW Visstandmonitoring Kanalen Oldambt 2016 Rapport 2016-110 W. Patberg G. Wolters bezoekadres oosterweg 127 Haren postadres

Nadere informatie

KRW-visstandmonitoring Eemskanaal / Winschoterdiep 2014

KRW-visstandmonitoring Eemskanaal / Winschoterdiep 2014 KRW-visstandmonitoring Eemskanaal / Winschoterdiep 2014 Rapport 2014-097 G. Wolters W. Patberg KRW-visstandmonitoring Eemskanaal / Winschoterdiep 2014 Rapport 2014-097 G. Wolters W. Patberg bezoekadres

Nadere informatie

Waterschap Hunze en Aa's

Waterschap Hunze en Aa's Waterschap Hunze en Aa's KRW visstandbemonstering kerngebieden kanalen Hunze-Veenkoloniën 28 Projectnummer: 28631 Status Definitief Datum januari 29 Opgesteld door Matthijs Koole Gecontroleerd Jouke Kampen

Nadere informatie

Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest. Rivierenhof en Blaasveld Broek

Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest. Rivierenhof en Blaasveld Broek Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest Rivierenhof en Blaasveld Broek Rapportnummer: 200605/002 Status rapport: Definitief Datum rapport: 3 april 202 Auteur:

Nadere informatie

RWS Waterdienst. Visstandonderzoek Volkerak-Zoomeer november-december Projectnummer:

RWS Waterdienst. Visstandonderzoek Volkerak-Zoomeer november-december Projectnummer: RWS Waterdienst Visstandonderzoek Volkerak-Zoomeer november-december 28 Projectnummer: 281446 Status Definitief Datum januari 29 Opgesteld door J. Kampen, M. Koole Gecontroleerd P. Rutjes AquaTerra KuiperBurger

Nadere informatie

KRW-visstandmonitoring Kanaal Fiemel 2011

KRW-visstandmonitoring Kanaal Fiemel 2011 KRW-visstandmonitoring Kanaal Fiemel 2011 Rapport 2012-024 G.H. Bonhof G. Wolters KRW-visstandmonitoring Kanaal Fiemel 2011 Rapport 2012-024 G.H. Bonhof G. Wolters bezoekadres oosterweg 127 Haren postadres

Nadere informatie

Provincie Antwerpen. Rapportnummer: /rap02 Status rapport: Definitief Datum rapport:

Provincie Antwerpen. Rapportnummer: /rap02 Status rapport: Definitief Datum rapport: Onderzoek naar het visbestand in stilstaande viswateren, Rivierenhof (Grote hengelvijver & Bootjesvijver), Fort van Oelegem en Gemeentevijver Zandhoven 2018. Provincie Antwerpen Rapportnummer: 20180379/rap02

Nadere informatie

Onderzoek naar het visbestand in de stilstaande wateren De Volharding en Mellevijver 2014

Onderzoek naar het visbestand in de stilstaande wateren De Volharding en Mellevijver 2014 Onderzoek naar het visbestand in de stilstaande wateren De Volharding en Mellevijver 2014 Provincie Antwerpen Rapportnummer: 20140778_Antw/rap01 Status rapport: Definitief Datum rapport: 22 april 2015

Nadere informatie

Provincie Vlaams Brabant. Rapportnummer: /VBR_rap02 Status rapport: Definitief Datum rapport: Diestsepoort 6 bus Leuven

Provincie Vlaams Brabant. Rapportnummer: /VBR_rap02 Status rapport: Definitief Datum rapport: Diestsepoort 6 bus Leuven Onderzoek naar het visbestand in stilstaande viswateren en waterloopsystemen, Kleine vijver Horst, Webbekomsbroek, Meer van Weerde en Vallei van de Drie Beken 2018. Provincie Vlaams Brabant Rapportnummer:

Nadere informatie

Visstandbemonstering Randmeren- Oost In opdracht van Rijkswaterstaat Directie IJsselmeergebied

Visstandbemonstering Randmeren- Oost In opdracht van Rijkswaterstaat Directie IJsselmeergebied Visstandbemonstering Randmeren- Oost 21 In opdracht van Rijkswaterstaat Directie IJsselmeergebied 23 december 21 Verantwoording Titel Visstand bemonstering Randmeren- Oost 21 Opdrachtgever Dienst IJsselmeergebied

Nadere informatie

Onderzoek naar de visstand in Tochten H en J

Onderzoek naar de visstand in Tochten H en J KRW VISSTANDONDERZOEK ZUIDERZEELAND 2013 Onderzoek naar de visstand in Tochten H en J N. van Kessel B. Niemeijer In opdracht van: Waterschap Zuiderzeeland 23 januari 2014 N A T U U R B A L A N S L I M

Nadere informatie

Vissen met een potje water edna metabarcoding

Vissen met een potje water edna metabarcoding Vissen met een potje water edna metabarcoding Jelger Herder, Mark Scheepens en Marco Beers Den Bosch, 3 November 2016 Environmental DNA (edna) Hoe werkt het? Alle soorten in het water laten DNA sporen

Nadere informatie

Visstandmonitoring Zuidlaardermeer (KRW) en Foxholstermeer 2009

Visstandmonitoring Zuidlaardermeer (KRW) en Foxholstermeer 2009 Visstandmonitoring Zuidlaardermeer (KRW) en Foxholstermeer 29 Rapport 21-21 G.H. Bonhof G. Wolters Visstandmonitoring Zuidlaardermeer (KRW) en Foxholstermeer 29 Rapport 21-21 G.H. Bonhof G. Wolters bezoekadres

Nadere informatie

Onderzoek naar het visbestand in de kleine en stilstaande wateren E3-Put Oostakker en Oude Leie Astene, 2014

Onderzoek naar het visbestand in de kleine en stilstaande wateren E3-Put Oostakker en Oude Leie Astene, 2014 Onderzoek naar het visbestand in de kleine en stilstaande wateren E3-Put Oostakker en Oude Leie Astene, 214 Provincie Oost Vlaanderen Rapportnummer: 214539_O-VL/rap1 Status rapport: Definitief Datum rapport:

Nadere informatie

Onderzoek naar het visbestand in de prioritaire viswateren Kanaal Dessel-Turnhout-Schoten, Kanaal Bossuit-Kortrijk en Kanaal Leuven-Dijle, 2017

Onderzoek naar het visbestand in de prioritaire viswateren Kanaal Dessel-Turnhout-Schoten, Kanaal Bossuit-Kortrijk en Kanaal Leuven-Dijle, 2017 Onderzoek naar het visbestand in de prioritaire viswateren Kanaal Dessel-Turnhout-Schoten, Kanaal Bossuit-Kortrijk en Kanaal Leuven-Dijle, 2017 Provincies Antwerpen, West-Vlaanderen en Vlaams- Brabant

Nadere informatie

RWS Waterdienst. Visstandbemonstering Volkerak-Zoommeer. Projectnummer:

RWS Waterdienst. Visstandbemonstering Volkerak-Zoommeer. Projectnummer: RWS Waterdienst Visstandbemonstering Volkerak-Zoommeer Projectnummer: 851 Status Definitief Kenmerk 851/rap1 Datum oktober Opgesteld door Jouke Kampen Gecontroleerd Johan van Giels AquaTerra - KuiperBurger

Nadere informatie

Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren Kanaal naar Beverlo, Schelde- Rijnkanaal en Leopoldkanaal, 2014

Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren Kanaal naar Beverlo, Schelde- Rijnkanaal en Leopoldkanaal, 2014 Onderzoek naar het visbestand in de grote prioritaire viswateren Kanaal naar Beverlo, Schelde- Rijnkanaal en Leopoldkanaal, 214 Provincies Limburg, Antwerpen, Oost-Vlaanderen en West-Vlaanderen Rapportnummer:

Nadere informatie

Visstand Haringvliet en Voordelta - heden -

Visstand Haringvliet en Voordelta - heden - Visstand Haringvliet en Voordelta - heden - Johan van Giels Bijeenkomst Vissennetwerk 19 mei 2016, Haringvliet Inhoudsopgave Inleiding/achtergrond Materiaal en Methode Soortensamenstelling Omvang visbestand

Nadere informatie

KRW visstandmonitoring Drentsche Aa 2016

KRW visstandmonitoring Drentsche Aa 2016 KRW visstandmonitoring Drentsche Aa 2016 Rapport 2016-109 W. Patberg KRW Visstandmonitoring Drentsche Aa 2016 Rapport 2016-109 W. Patberg bezoekadres oosterweg 127 Haren postadres postbus 111 9750 AC

Nadere informatie

KRW visstandbemonstering Waterschap Rivierenland 2012

KRW visstandbemonstering Waterschap Rivierenland 2012 KRW visstandbemonstering Waterschap Rivierenland 212 D.M. Soes J.H. Bergsma W. Lengkeek B. van den Boogaard P.B. Broeckx J.L. Spier D. Beuker KRW visstandbemonstering Waterschap Rivierenland 212 D.M.

Nadere informatie

Onderzoek naar het visbestand in de Grote en Kleine Keignaert, 2014

Onderzoek naar het visbestand in de Grote en Kleine Keignaert, 2014 Onderzoek naar het visbestand in de Grote en Kleine Keignaert, 2014 Provincie West-Vlaanderen Rapportnummer: 20140539_W-VL/rap01 Status rapport: Definitief Datum rapport: 23 maart 2015 Auteur: Projectleider:

Nadere informatie

KRW-visstandmonitoring boezemkanalen Oldambt 2010

KRW-visstandmonitoring boezemkanalen Oldambt 2010 KRW-visstandmonitoring boezemkanalen Oldambt 2010 Rapport 2011-013 G.H. Bonhof G. Wolters KRW-visstandmonitoring boezemkanalen Oldambt 2010 Rapport 2011-013 G.H. Bonhof G. Wolters bezoekadres oosterweg

Nadere informatie

KRW-visstandmonitoring Westerwoldse Aa Zuid, 2014

KRW-visstandmonitoring Westerwoldse Aa Zuid, 2014 KRW-visstandmonitoring Westerwoldse Aa Zuid, 2014 Rapport 2014-095 G.H. Bonhof G. Wolters KRW-visstandmonitoring Westerwoldse Aa Zuid, 2014 Rapport 2014-095 G.H. Bonhof G. Wolters bezoekadres oosterweg

Nadere informatie

KRW-visstandmonitoring Oldambtmeer 2010

KRW-visstandmonitoring Oldambtmeer 2010 KRW-visstandmonitoring Oldambtmeer 2010 Rapport 2010-103 G.H. Bonhof G. Wolters koeman en bijkerk bv ecologisch onderzoek en advies KRW-visstandmonitoring Oldambtmeer 2010 Rapport 2010-103 G.H. Bonhof

Nadere informatie

Soorten monitoren met Environmental DNA in de praktijk Jelger Herder

Soorten monitoren met Environmental DNA in de praktijk Jelger Herder 14:30 Soorten monitoren met Environmental DNA in de praktijk Jelger Herder 14:45 DNA monitoring Kees van Bochove 15:00 Vragen 1/17 Soorten monitoren met Environmental DNA in de praktijk Jelger Herder Eindhoven,

Nadere informatie

KRW-visstandmonitoring Hunze 2009

KRW-visstandmonitoring Hunze 2009 KRW-visstandmonitoring Hunze 2009 Rapport 2010-22 G.H. Bonhof G. Wolters KRW-visstandmonitoring Hunze 2009 Rapport 2010-022 G.H. Bonhof G. Wolters bezoekadres oosterweg 127 Haren postadres postbus 111

Nadere informatie

Onderwerp: Voorlopige resultaten doortrekmetingen vislift H&Z polder Datum: 24-6-2013 Kenmerk: 20121066/not02 Status: Definitief Opsteller: J.

Onderwerp: Voorlopige resultaten doortrekmetingen vislift H&Z polder Datum: 24-6-2013 Kenmerk: 20121066/not02 Status: Definitief Opsteller: J. Aan: P.C. Jol Onderwerp: Voorlopige resultaten doortrekmetingen vislift H&Z polder Datum: 24-6-2013 Kenmerk: 20121066/not02 Status: Definitief Opsteller: J. Hop Inleiding Omstreeks begin mei 2013 is de

Nadere informatie

Onderzoek naar het visbestand in de Scheldemeanders Kriephoek, Nedername en de Mesureput, najaar 2013.

Onderzoek naar het visbestand in de Scheldemeanders Kriephoek, Nedername en de Mesureput, najaar 2013. Onderzoek naar het visbestand in de Scheldemeanders Kriephoek, Nedername en de Mesureput, najaar 2013. Project: VA2013_04 Opgesteld in opdracht van: Agentschap voor Natuur en Bos April 2014 door: Vis,

Nadere informatie

Visstandonderzoek in enkele prioritaire viswateren in het Vlaams Gewest, 2015.

Visstandonderzoek in enkele prioritaire viswateren in het Vlaams Gewest, 2015. Visstandonderzoek in enkele prioritaire viswateren in het Vlaams Gewest,. Statuspagina Statuspagina Titel: Samenstelling: Auteur(s): Visstandonderzoek in enkele prioritaire viswateren in het Vlaams Gewest,.

Nadere informatie

Werkprotocol visbemonsteringen KRW

Werkprotocol visbemonsteringen KRW Visserij Service Nederland sterk in viswerk Werkprotocol visbemonsteringen KRW Bemonstering, verwerking gegevens, rapportage Opgesteld: Januari 2012 Update februari 2014 Visserij Service Nederland, Groot-Ammers

Nadere informatie

Onderzoek naar het visbestand in de prioritaire viswateren Kanaal Dessel-Turnhout-Schoten, Kanaal Bossuit-Kortrijk en Kanaal Leuven-Dijle, 2014

Onderzoek naar het visbestand in de prioritaire viswateren Kanaal Dessel-Turnhout-Schoten, Kanaal Bossuit-Kortrijk en Kanaal Leuven-Dijle, 2014 Onderzoek naar het visbestand in de prioritaire viswateren Kanaal Dessel-Turnhout-Schoten, Kanaal Bossuit-Kortrijk en Kanaal Leuven-Dijle, 2014 Provincies Antwerpen, West-Vlaanderen en Vlaams- Brabant

Nadere informatie

Vis en Kaderrichtlijn Water in Zeeland

Vis en Kaderrichtlijn Water in Zeeland Vis en Kaderrichtlijn Water in Zeeland St. Zeeschelp M. Dubbeldam Waterschap Zeeuwse Eilanden W. Quist Inhoudsopgave Waterschap Zeeuwse Eilanden Beleidskader (kort) Huidige situatie Gewenste beeld Maatregelen

Nadere informatie

KRW-visstandmonitoring Schildmeer 2009

KRW-visstandmonitoring Schildmeer 2009 KRW-visstandmonitoring Schildmeer 2009 Rapport 2010-20 G.H. Bonhof G. Wolters KRW-visstandmonitoring Schildmeer 2009 Rapport 2010-020 G.H. Bonhof G. Wolters bezoekadres oosterweg 127 Haren postadres postbus

Nadere informatie

INHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING...

INHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING... SAMENVATTING Het Waterschap Rivierenland heeft in haar meetprogramma 2010 de doelstelling KRW waterlichamen te inventariseren op vis. Hiervoor heeft zij ATKB gevraagd om een visstand bemonstering uit te

Nadere informatie

KRW-visstandmonitoring Hunze, 2015

KRW-visstandmonitoring Hunze, 2015 KRW-visstandmonitoring Hunze, 2015 Rapport 2016-023 G.H. Bonhof J.H. van der Heide G. Wolters KRW-visstandmonitoring Hunze, 2015 Rapport 2016-023 G.H. Bonhof J.H. van der Heide G. Wolters bezoekadres

Nadere informatie

Onderzoek naar het visbestand in de Leiemeanders Wevelgem, Bavikhove en de oude Leiearm Ooigem- Desselgem, najaar 2013.

Onderzoek naar het visbestand in de Leiemeanders Wevelgem, Bavikhove en de oude Leiearm Ooigem- Desselgem, najaar 2013. Onderzoek naar het visbestand in de Leiemeanders Wevelgem, Bavikhove en de oude Leiearm Ooigem- Desselgem, najaar 2013. Project: VA2013_04 Opgesteld in opdracht van: Agentschap voor Natuur en Bos April

Nadere informatie

KRW visstandbemonstering Waterschap Aa en Maas D.M. Soes P.B. Broeckx J.L. Spier B. van den Boogaard J.H. Bergsma

KRW visstandbemonstering Waterschap Aa en Maas D.M. Soes P.B. Broeckx J.L. Spier B. van den Boogaard J.H. Bergsma KRW visstandbemonstering Waterschap Aa en Maas 212 D.M. Soes P.B. Broeckx J.L. Spier B. van den Boogaard J.H. Bergsma KRW visstandbemonstering Waterschap Aa en Maas 212 D.M. Soes P.B. Broeckx J.L. Spier

Nadere informatie

De aanpassing van de maatlatten. Eddy Lammens, RWS WVL Roelf Pot. De evaluatie van de maatlatten in 2010

De aanpassing van de maatlatten. Eddy Lammens, RWS WVL Roelf Pot. De evaluatie van de maatlatten in 2010 RWS Water, Verkeer en Leefomgeving De aanpassing van de maatlatten Eddy Lammens, RWS WVL Roelf Pot 1 van Verkeer en van 9-5-201212-4-20128-9 Infrastructuur 12-4-20128-9 en Milieu De evaluatie van de maatlatten

Nadere informatie

Onderzoek naar het visbestand in de prioritaire viswateren Dender, Kanaal Bocholt-Herentals en de Zuid-Willemsvaart, 2015

Onderzoek naar het visbestand in de prioritaire viswateren Dender, Kanaal Bocholt-Herentals en de Zuid-Willemsvaart, 2015 Onderzoek naar het visbestand in de prioritaire viswateren Dender, Kanaal Bocholt-Herentals en de Zuid-Willemsvaart, 215 Provincies Oost-Vlaanderen, Antwerpen en Limburg Rapportnummer: 214779_2_rap1 Status

Nadere informatie

Wetenschappelijk onderzoek naar het visbestand en de vismigratie in de Grensmaasregio in het Vlaamse Gewest

Wetenschappelijk onderzoek naar het visbestand en de vismigratie in de Grensmaasregio in het Vlaamse Gewest Wetenschappelijk onderzoek naar het visbestand en de vismigratie in de Grensmaasregio in het Vlaamse Gewest Rapportnummer: 3/rap Status rapport: Definitief Datum rapport: februari Auteur: J. Hop paraaf:

Nadere informatie

Vissen in de Palmerswaard, met advies voor toekomstige inrichting

Vissen in de Palmerswaard, met advies voor toekomstige inrichting Vissen in de Palmerswaard, met advies voor toekomstige inrichting REPTIELEN AMFIBIEËN VISSEN ONDERZOEK NEDERLAND Stichting RAVON Vissen in de Palmerswaard, met advies voor toekomstige inrichting Een rapportage

Nadere informatie

Het visperspectief. Een blije blik? Veel vragen, weinig antwoorden! Peter Heuts Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden

Het visperspectief. Een blije blik? Veel vragen, weinig antwoorden! Peter Heuts Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Het visperspectief Een blije blik? Veel vragen, weinig antwoorden! Peter Heuts Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Intro Foto: Wikipedia Deel 1: De leefgebieden, de knelpunten en de oplossingen Deel

Nadere informatie

Visonderzoek uiterwaardwateren Rijntakken

Visonderzoek uiterwaardwateren Rijntakken Visonderzoek uiterwaardwateren Rijntakken 217-22 Margriet Schoor RWS Johan van Giels ATKB OBN Veldwerkdag 16 maart 218 Inhoud presentatie Aanleiding en doelstelling Veldwerk 217 - methodiek Resultaten

Nadere informatie

Visstandbemonsteringen in het beheergebied van Waterschap Regge en Dinkel

Visstandbemonsteringen in het beheergebied van Waterschap Regge en Dinkel Visstandbemonsteringen in het beheergebied van Waterschap Regge en Dinkel veldwerkverslag 2008 Rapport 2009-023 J.H. Wanink Visstandbemonsteringen in het beheergebied van Waterschap Regge en Dinkel veldwerkverslag

Nadere informatie

Onderzoek naar het visbestand in de viswateren Kanaal Brussel-Schelde, Gent-Oostende en Nieuwpoort-Plassendale, 2016

Onderzoek naar het visbestand in de viswateren Kanaal Brussel-Schelde, Gent-Oostende en Nieuwpoort-Plassendale, 2016 Onderzoek naar het visbestand in de viswateren Kanaal Brussel-Schelde, Gent-Oostende en Nieuwpoort-Plassendale, 216 Provincies Vlaams-Brabant, Antwerpen, West- en Oost-Vlaanderen Rapportnummer: 214779_3_rap1

Nadere informatie

Europese meerval (Silurus glanis) in de Westeinderplassen

Europese meerval (Silurus glanis) in de Westeinderplassen Europese meerval (Silurus glanis) in de Westeinderplassen Aanwezigheid van een bijzondere veenreus Bart Schaub; Hoogheemraadschap van Rijnland Martin Hoorweg; Sportvisserij Nederland Samen met Gerrit van

Nadere informatie

KRW visstandmonitoring Lauwersmeer 2017

KRW visstandmonitoring Lauwersmeer 2017 KRW visstandmonitoring Lauwersmeer 2017 Rapport 2017-133 H.L. Schepp G.H. Bonhof G. Wolters KRW visstandmonitoring Lauwersmeer 2017 Rapport 2017-133 H.L. Schepp G.H. Bonhof G. Wolters bezoekadres oosterweg

Nadere informatie

KRW-visstandmonitoring Hondshalstermeer 2009

KRW-visstandmonitoring Hondshalstermeer 2009 KRW-visstandmonitoring Hondshalstermeer 2009 Rapport 2010-019 G.H. Bonhof G. Wolters KRW-visstandmonitoring Hondshalstermeer 2009 Rapport 2010-019 G.H. Bonhof G. Wolters bezoekadres oosterweg 127 Haren

Nadere informatie

! " # # $ ( ) * +, ( " - +. ( '. / 0 0 + 3 / #

!  # # $ ( ) * +, (  - +. ( '. / 0 0 + 3 / # ! " # # $ % & ' ! " # # $! """" #### #### """" $" """ #### #### %%%% &&&& '''' (((( (((( )))) ( ) * +, ( " - +. ( '. / 0 0 + + ( + ( ' ( 1 ( 1 / *! ( 0 2 /! " 3 / # - +. 1 ,,,, %%%% //// + + + + + + +

Nadere informatie

EU-Intercalibratie maatlatten M-typen. Meten = Weten?

EU-Intercalibratie maatlatten M-typen. Meten = Weten? EU-Intercalibratie maatlatten M-typen Meten = Weten? Inhoud presentatie Aanleiding Kort maatlatten M-typen Aanpak onderzoek Resultaten buitenland deel Resultaten binnenland deel Vergelijking maatlatten

Nadere informatie

Errata Referenties en maatlatten voor natuurlijke watertypen voor de Kaderrichtlijn Water (STOWA )

Errata Referenties en maatlatten voor natuurlijke watertypen voor de Kaderrichtlijn Water (STOWA ) Errata Referenties en maatlatten voor natuurlijke watertypen voor de Kaderrichtlijn Water 2015-2021 (STOWA 2012-31) versie: 07-08-2014 contact: Niels Evers: Frank van Herpen niels.evers@rhdhv.com frank.van.herpen@rhdhv.com

Nadere informatie

KRW visstandmonitoring Lauwersmeer 2014

KRW visstandmonitoring Lauwersmeer 2014 KRW visstandmonitoring Lauwersmeer 2014 Rapport 2014-094 W. Patberg KRW visstandmonitoring Lauwersmeer 2014 Rapport 2014-094 W. Patberg bezoekadres oosterweg 127 Haren postadres postbus 111 9750 AC Haren

Nadere informatie

Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest

Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest Rapportnummer: 200605/00 Status rapport: Definitief Datum rapport: 3 april 202 Auteur: Gecontroleerd: J. Hop J. Kampen

Nadere informatie

Onderzoek naar de visdichtheid in de Twentekanalen m.b.v. sonar

Onderzoek naar de visdichtheid in de Twentekanalen m.b.v. sonar Onderzoek naar de visdichtheid in de Twentekanalen m.b.v. sonar december 2006 Versie 1 door: Kemper Jan H. Statuspagina Titel Onderzoek naar de visdichtheid in de Twentekanalen m.b.v. sonar Samenstelling:

Nadere informatie

IMARES Wageningen UR. Pilot polderbemonstering O.A. van Keeken, K.E. van de Wolfshaar, R. Hoek en M. de Graaf Rapport C161/14

IMARES Wageningen UR. Pilot polderbemonstering O.A. van Keeken, K.E. van de Wolfshaar, R. Hoek en M. de Graaf Rapport C161/14 Pilot polderbemonstering 2014 O.A. van Keeken, K.E. van de Wolfshaar, R. Hoek en M. de Graaf Rapport C161/14 IMARES Wageningen UR (IMARES - Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies) Opdrachtgever:

Nadere informatie

Inventarisatie vissen in de Harderhoek en de Stille Kern, Flevoland

Inventarisatie vissen in de Harderhoek en de Stille Kern, Flevoland Inventarisatie vissen in de Harderhoek en de Stille Kern, Flevoland Een rapportage van RAVON in opdracht Waterschap Zuiderzeeland (mede namens Natuurmonumenten en de provincie Flevoland) J. Kranenbarg

Nadere informatie

Ministerie van Infrastructuur en Milieu RWS Waterdienst. De aanpassing van de KRW vismaatlatten. Eddy Lammens, RWS WD

Ministerie van Infrastructuur en Milieu RWS Waterdienst. De aanpassing van de KRW vismaatlatten. Eddy Lammens, RWS WD RWS Waterdienst De aanpassing van de KRW vismaatlatten Eddy Lammens, RWS WD 1 van 9-5-201212-4-20128-9 Infrastructuur 12-4-20128-9 en Milieu November 2011 De evaluatie van de maatlatten in 2010 Voorafgaand

Nadere informatie

AquaTerra Water en Bodem B.V

AquaTerra Water en Bodem B.V AquaTerra Water en Bodem B.V Visstandonderzoek in het beheersgebied van Waterschap Veluwe in Projectnummer: AT3..7 Datum: April 6 Status: Definitief Opgesteld: P. Rutjes Gecontroleerd: M. Beers, J.Kampen

Nadere informatie

edna vismonitoring van grote modderkruiper naar soortsamenstelling (KRW)

edna vismonitoring van grote modderkruiper naar soortsamenstelling (KRW) edna vismonitoring van grote modderkruiper naar soortsamenstelling (KRW) Jelger Herder Utrecht, 9 april 2015 Sommige soorten zijn lastig te monitoren Grote modderkruiper (Misgurnus fossilis) Vrijwilligers

Nadere informatie

1.2. Doel 2. MATERIAAL EN METHODE Onderzoeksgebied

1.2. Doel 2. MATERIAAL EN METHODE Onderzoeksgebied 1.2. Doel Het doel van de visstandbemonstering is om een representatief beeld van het totale benutbare schubvisbestand in het VBC-gebied Benedenrivieren en Haringvliet te krijgen. Hierbij zijn de volgende

Nadere informatie

Provinciale Visserijcommissie West-Vlaanderen Technische vergadering 15 februari 2019 Ambtswoning van de gouverneur

Provinciale Visserijcommissie West-Vlaanderen Technische vergadering 15 februari 2019 Ambtswoning van de gouverneur Provinciale Visserijcommissie West-Vlaanderen Technische vergadering 15 februari 2019 Ambtswoning van de gouverneur Aanwezig: Alain Dillen, visserijbioloog ANB Chris Marey, verslaggever Frank Debeil, VLM

Nadere informatie

Onderzoek naar het visbestand in enkele meervormige viswateren in provincie Vlaams- Brabant, najaar 2013.

Onderzoek naar het visbestand in enkele meervormige viswateren in provincie Vlaams- Brabant, najaar 2013. Onderzoek naar het visbestand in enkele meervormige viswateren in provincie Vlaams- Brabant, najaar 2013. Project: VA2013_04 Opgesteld in opdracht van: Agentschap voor Natuur en Bos Februari 2014 door:

Nadere informatie

Vismonitoring Aqualân Grou 2013 A&W-rapport 1942

Vismonitoring Aqualân Grou 2013 A&W-rapport 1942 Vismonitoring Aqualân Grou 2013 A&W-rapport 1942 in opdracht van Vismonitoring Aqualân Grou 2013 A&W-rapport 1942 M. Koopmans Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek bv Overname van gegevens uit dit rapport

Nadere informatie

INHOUDSOPGAVE BIJLAGEN

INHOUDSOPGAVE BIJLAGEN SAMENVATTING Ten behoeve van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en het project kwaliteitsimpuls Oostvoornse Meer (KIOVM) diende er in 2010 een visstandonderzoek uitgevoerd te worden op het Oostvoornse

Nadere informatie

Waterschap Rijn & IJssel

Waterschap Rijn & IJssel Waterschap Rijn & IJssel KRW-bemonstering 19 beken Waterschap Rijn en IJssel Projectnummer: 20070629 Status Definitief Paraaf Datum februari 2008 Opgesteld door Patrick Rutjes Renata Fortuin Gecontroleerd

Nadere informatie

Steeknet & Hengelvangstregistratie

Steeknet & Hengelvangstregistratie Steeknet & Hengelvangstregistratie Schepnetvissers & hengelaars gezamenlijk op pad? Jan Kranenbarg & Toine Aarts Opbouw presentatie 1. Hengelaars & schepnetters bekeken 2. Wat wordt er zoal gevangen? 3.

Nadere informatie

VISSTANDSONDERZOEK OP DE LEIEMEANDER TE WEVELGEM, 2003. West-Vlaanderen Burg 2B B-8000 Brugge. Duboislaan 14 B-1560 Hoeilaart-Groenendaal

VISSTANDSONDERZOEK OP DE LEIEMEANDER TE WEVELGEM, 2003. West-Vlaanderen Burg 2B B-8000 Brugge. Duboislaan 14 B-1560 Hoeilaart-Groenendaal VISSTANDSONDERZOEK OP DE LEIEMEANDER TE WEVELGEM, 2003 Sven Vrielynck (1) en Gerlinde Van Thuyne (2) (1) Provinciale Visserijcommissie West-Vlaanderen Burg 2B B-8000 Brugge (2) Instituut voor Bosbouw en

Nadere informatie

Rivierherstel, KRW en het effect op vissen van het stromende water. Tom Buijse Rijkswaterstaat - RIZA

Rivierherstel, KRW en het effect op vissen van het stromende water. Tom Buijse Rijkswaterstaat - RIZA Rivierherstel, KRW en het effect op vissen van het stromende water Tom Buijse Rijkswaterstaat - RIZA Europese Kaderrichtlijn Water Doelstelling Goede Ecologische en Chemische Toestand (GET/GCT) voor al

Nadere informatie

Flora- en faunawetbemonstering Hoorn-Enkhuizen

Flora- en faunawetbemonstering Hoorn-Enkhuizen Flora- en faunawetbemonstering Hoorn-Enkhuizen Rapport: VA2009_32 Opgesteld in opdracht van: Tijhuis Ingenieurs Juni, 2009 door: Martin Kroes & Robin Blokhuizen Statuspagina Titel: Flora- en faunawetbemonstering

Nadere informatie

Auteur: J. Hop Datum: Projectleider: J. van Giels Status: Concept

Auteur: J. Hop Datum: Projectleider: J. van Giels Status: Concept Notitie Visonderzoek diverse kanalen West- en Oost Vlaanderen Aan: Stuurgroep provincie West- en Oost Vlaanderen Kenmerk: 20160619/not02//V1 Auteur: J. Hop Datum: 24-8-2016 Projectleider: J. van Giels

Nadere informatie