Vaste planten voor openbaar groen in Vlaanderen: gebruik, aanbod, duurzaamheid en beplantingsconcepten

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Vaste planten voor openbaar groen in Vlaanderen: gebruik, aanbod, duurzaamheid en beplantingsconcepten"

Transcriptie

1 Vaste planten voor openbaar groen in Vlaanderen: gebruik, aanbod, duurzaamheid en beplantingsconcepten Rapport van de opdracht Methodiek voor duurzame vaste plantencombinaties in openbare groenvoorzieningen Opdrachtgever: Agentschap voor Natuur en Bos (Vlaamse Gemeenschap) Opdrachthouder: Afdeling Bos, Natuur en Landschap (K.U.Leuven) Besteknummer: ANB/07/HPG/VP

2 VOORWOORD 2 Voorwoord De laatste decennia neemt het gebruik van vaste planten in het openbaar groen duidelijk toe. Zo is bijvoorbeeld de toepassing van narcissen en andere bolplanten in gazons als begeleidend straatgroen sterk toegenomen. De beplantingconcepten die gehanteerd worden en het gebruikte assortiment blijven echter relatief beperkt. Dit hangt samen met de twijfel die bestaat bij de openbare besturen over de duurzaamheid van beplantingen met vaste planten, het vereiste onderhoud en de bijhorende kosten. Het intensieve onderhoud van siertuinen speelt bij deze twijfels ongetwijfeld in het achterhoofd. De kennis van vaste planten en hun toepassing zit versnipperd over vele bronnen. Vaak beroepen we ons op Nederlandstalige, niet-technische publicaties of op Engelstalig werk of een vertaling ervan. Nochtans is beduidend meer kennis neergeschreven in minder toegankelijke talen, het Duits op kop. In landen zoals Duitsland nemen vaste planten in openbaar groen een veel grotere plaats in. Niet alleen in parken, maar ook in begeleidend straatgroen duiken ze op. Ook op onderzoeksvlak gebeurt er in Duitsland veel. Er blijft nochtans werk aan de winkel. Er is bijvoorbeeld grote nood aan het testen van soortencombinaties in diverse omstandigheden te velde. Goed opgevolgde praktijkproeven en demonstratieprojecten zijn essentieel om tot een meer veralgemeende toepassing te komen. Een revolutie gebeurt het best niet op één nacht, anders dreigt men muren op te werpen. Dit rapport probeert de kennis in binnen- en buitenland samen te brengen en te toetsen aan duurzaamheidscriteria. Alhoewel inzake duurzaamheidscriteria veel literatuur beschikbaar is, ontbreken indicatoren voor duurzaamheid in het openbaar groen vrijwel volledig. Dit project levert voor het eerst, een eenvoudig schema om de duurzaamheid van begroeiingen met vaste planten te beoordelen. Wij hopen met dit rapport niet alleen een synthese te brengen van een pak verspreide kennis, maar ook bij te dragen tot het gebruik van vaste planten in het openbaar groen. De ongelooflijke diversiteit binnen de vaste planten staat garant voor potentieel zeer aantrekkelijke begroeiingen en voor een brede toepassing op zeer uiteenlopende standplaatsen. Evelyne Fiers & Martin Hermy Leuven, 7 april 2009

3 DANKWOORD 3 Dankwoord We wensen hier uitdrukkelijk de stuurgroepleden te bedanken voor hun enthousiaste en volgehouden bijdrage aan dit project. In bijzonder gaat onze dank uit naar: Ampe Emmannuel, Coremans Geertje, De Bosscher Ludo, De Buck José, Dekeyser Kim, Delaere Geert, Desmet Roderik, Flamand Geert, Heyneman Geert, Rys Filip, Schauvliege Mieke (leidend ambtenaar), Spruyt Jan, Van Bogaert Jan, Vande Capelle Kris, Verfaille Nikè, Vlaemynck Christine, Volckaert Eddy. Enquêtes staan of vallen met de bijdrage van de respondenten. Dus dank ook aan de 81 gemeenten die de inspanning hebben gedaan om (nog maar eens) een uitgebreide enquête in te vullen. We wensen ook uitdrukkelijk Beate Hüttenmoser, Jean Lemaire en Cassian Schmidt te bedanken voor hun gastvrije ontvangst en de nog niet gepubliceerde data die zij met ons wilden delen. Tot slot zijn we ook een aantal collega s van de KULeuven onze dank verontschuldigd: Martijn Waeyenbergh voor zijn hulp bij het opzetten van de databank en Peter Janssens en Pieter Roelants voor hun hulp met het opstellen van de digitale enquête in Question Mark Perception.

4 INHOUDSTAFEL 4 Inhoudstafel Voorwoord...2 Dankwoord...3 Inhoudstafel...4 Samenvatting Inleiding Vaste planten binnen de visie HPG Doelstellingen onderzoek Terminologie Wat verstaan we onder vaste planten? Welke terreineenheden vallen binnen het kader van deze studie? Wat verstaan we onder beplantingen en beheer? Stand van zaken onderzoek naar het gebruik van vaste planten in openbaar groen Hedendaagse visies op begroeiingen met vaste planten Onderzoeksthema s Materiaal en methode Naamgeving Literatuurstudie Consultatie experten Stuurgroep Experten Studiedagen en studieuitstappen Enquêtering Vlaamse lokale besturen Overzicht en analyse aanbod van vaste plantenkwekerijen Oplijsten van Vlaamse vaste plantenkwekers Oplijsting van het aangeboden assortiment Verwerking van het aangeboden assortiment Duurzaamheid: Principes, criteria, indicatoren-schema Doelstelling PCI-schema Wat zijn principes, criteria en indicatoren? Opstellen PCI-schema Databank Gebruikswaarde van bestaande databanken voor de realisatie van duurzame beplantingen Planten opgenomen in de databank Plantencombinaties opgenomen in de databank Voor duurzaamheid relevante kenmerken Selectie van de planten waarvan de duurzaamheidskenmerken ingevuld werden Opmaken databank in Access Resultaten Systematiek van begroeiingen met vaste planten Functies van begroeiingen met vaste planten Indeling volgens groenhabitat (D. Lebensbereich) Indeling volgens successiestadium Sociabiliteit van planten Beplantingsconcepten Beheer van vaste planten Enquêtering Vlaamse lokale besturen Enquête 1: Profiel respondenten Enquête 1: Organisatie groendienst Enquête 1: Gebruik van vaste planten Enquête 1: Leveranciers van vaste planten Enquête 1: Goede praktijkvoorbeelden en proefprojecten Enquête 2: Meerwaarde van gebruik van vaste planten Enquête 2: Ontwerp van begroeiingen met vaste planten...71

5 INHOUDSTAFEL Enquête 2: Aanleg van beplantingen met vaste planten Enquête 2: Beheer van beplantingen met vaste planten Enquête 2: Monitoring van beplantingen met vaste planten Overzicht aanbod van vaste plantenkwekerijen Overzicht en indeling van vaste plantenkwekerijen in Vlaanderen Aanbod van vaste planten in Vlaanderen Factoren die aangeboden assortiment bepalen Kwekers met proeftuinen Vergelijking vraag en aanbod Structuur en gebruik databank Principes, criteria, indicatoren- schema s Overzicht van de principes, criteria, en indicatoren voor ontwerp, aanleg en beheer Kruistabel HPG-pijlers en criteria uit de PCI-schema s Beschrijving van de principes, criteria en indicatoren van de PCI-schema s Resultaten van het testen van de schema s op drie beplantingen Discussie Bemerkingen bij de enquête-resultaten Appreciatie van groen Uitbesteden van ontwerp en beheer van beplantingen met vaste planten Arbeidsextensief en mooi Spontane ontwikkeling Totaalconcept Plantenkeuze Bemerkingen bij systematiek van vaste planten in openbaar groen Groenhabitat Bemerkingen bij het gebruik van het PCI-schema Bemerkingen bij gebruik van databank Aanbevelingen Aanbevelingen voor technisch vademecum kruidachtigen Aanbevelingen voor het beleid Aanbevelingen voor de kwekers Verder onderzoek Besluit Lijst met figuren Lijst met tabellen Literatuurlijst Lijst met websites waarnaar verwezen wordt in de tekst Bijlage 1: Enquête Bijlage 2: Lijst invasieve soorten Bijlage 3: Naamgeving vaste planten Bijlage 4: Omschrijving duurzaamheidkenmerken Bijlage 5: Overzichtslijst met Vlaamse vaste planten kwekerijen Bijlage 6: Europese vaste planten organisaties (+PPA) Bijlage 7: Onderzoeksinstellingen verbonden aan de Arbeidskreis Pflanzenverwendung van de BdS Bijlage 8: Planten met een langetermijnperformantie Bijlage 9: Planten die lange tijd aantrekkelijk blijven Bijlage 10a: Keuringsfiche van de Staudensichtung van de BdS Bijlage 10b: Keuringsfiche van het Proefcentrum voor Sierteelt (PCS) Bijlage 11: Invulformulieren voor de berekening van de duurzaamheidsscore a.d.h.v. de PCI-schema s Bijlage 12: Berekening van de duurzaamheidsscore van de 3 test-cases a.d.h.v. de PCI-schema s...177

6 SAMENVATTING 6 Samenvatting Het rapport Vaste planten voor openbaar groen in Vlaanderen: gebruik, aanbod, duurzaamheid en beplantingsconcepten is het resultaat van een onderzoek dat werd uitgevoerd door de afdeling Bos, Natuur en Landschap van de K.U.Leuven in opdracht van het Agentschap voor Natuur en Bos. Het onderzoek is een voorbereiding op het Technisch Vademecum Kruidachtigen. Het onderzoek spitst zich toe op drie aspecten: (1) de verzameling van de aanwezige kennis in binnen- en buitenland, (2) de ontwikkeling van een methodiek om de duurzaamheid van begroeiingen met vaste planten te checken en, hierbij aansluitend, (3) de ontwikkeling van een eenvoudige databank met een selectie aan potentieel interessante vaste planten (s.l.) met belangrijke kenmerken. De kennis in binnen-en buitenland inzake het gebruik van vaste planten, wordt weergegeven door een neerslag van een literatuurstudie, de resultaten van een enquêtering van Vlaamse steden en gemeenten omtrent het gebruik van vaste planten in openbare groenvoorzieningen en een analyse van het assortiment vaste planten dat wordt aangeboden door Vlaamse assortimentskwekerijen. Op basis van die gegevens werd een systematiek van beplantingen met vaste planten opgesteld. Er worden o.a. classificaties van beplantingen met vaste planten gegeven op basis van groenhabitat, de functie van de beplanting en het gehanteerde beplantingsconcept. De methodiek om de duurzaamheid van begroeiingen met vaste planten te checken bestaat uit drie schema s met principes, criteria en indicatoren en een databank met vaste planten met hun voor duurzaamheid relevante kenmerken. De PCI-schema s kunnen gebruikt worden om de duurzaamheid van het ontwerp, de aanleg of het beheer van beplantingen met vaste planten te beoordelen. De Access-databank omvat alle vaste planten die aangeboden worden door de Vlaamse assortimentskwekers. Van bijna 900 planten die interessant zijn voor gebruik in openbare groenvoorzieningen werden voor duurzaamheid relevante kenmerken weergegeven. Het onderzoek toont aan dat vaste planten in Vlaanderen relatief eenzijdig worden toegepast, zowel wat betreft plantenkeuze als wat betreft beplantingsconcepten. Bebloemingen met eenjarigen of soorten die hier als éénjarige worden gebruikt, zijn sterk in het straatbeeld aanwezig hoewel ze minder duurzaam zijn en vaak duurder in onderhoud dan vaste planten. Ze hebben hun succes te danken aan hun grote belevingswaarde en eenvoudig onderhoud. Om het gebruik van vaste planten te promoten, is het nodig om de kennis van (arbeidsextensieve) beplantingsconcepten met een hoge belevingswaarde bij de gemeenten te vergroten. Het leren waarderen van vasteplantenbegroeiingen via informatie en begeleiding en de opzet van demonstratieprojecten zijn essentieel. In de Duitstalige vakliteratuur is daarover veel informatie te vinden en een aantal demonstratieprojecten zijn beschikbaar.

7 1 - INLEIDING 7 1 Inleiding 1.1 Vaste planten binnen de visie HPG Harmonisch Park- en Groenbeheer (HPG) beoogt een duurzame, dynamische en diverse uitbouw van het groen waarbij mensgerichte, natuurgerichte, milieugerichte en organisatiegerichte facetten op een harmonische wijze samengaan (Afdeling Bos en Groen 2001). Het gebruik van vaste planten kan bijdragen aan elk van deze facetten. Vaste planten kunnen met hun grote variatie aan kleuren, texturen en geuren bijdragen aan een mooie en aangename leefomgeving. Ze prikkelen de zintuigen en dragen zo bij tot de leefkwaliteit van de woon- en werkomgeving. Vaste planten kunnen ook bijdragen aan de natuurwaarde in de stad. Door te kiezen voor gemengde aanplantingen met inheemse plantensoorten, waardplanten en voedselplanten verhoogt de natuurwaarde van begroeiingen en dus ook de biodiversiteit. Door bebloemingen met eenjarigen en kale grond onder heestermassieven te vervangen door vaste planten, kunnen bovendien kosten en het milieu gespaard worden. Zo wordt neerslag beter vastgehouden en het risico op erosie beperkt. Perkplanten worden meestal opgekweekt in verwarmde serres, ze moeten regelmatig beregend worden. Elk jaar (en in vele gevallen zelfs tweemaal per jaar) worden de perkplanten vervangen. Daar waar bestrijdingsmiddelen nog steeds gebruikt worden om kale grond te behouden, kunnen vaste planten een alternatief vormen. Of het gebruik van vaste planten ook financieel gezien voordelig uitkomt, hangt sterk af van de situatie. In het buitenland merken we dat naar vaste planten gegrepen wordt om arbeidsextensieve begroeiingen te realiseren. Vaste planten worden er gezien als oplossing om een kwalitatieve leefomgeving te creëren met beperkte middelen (Hüttenmoser 2007). Bij ons worden beplantingen met vaste planten dikwijls geassocieerd met arbeidsintensieve en dus dure groenelementen. Veel heeft te maken met de manier waarop beplantingen met vaste planten toegepast worden en ook met het gewenste eindbeeld. In Duitsland en Engeland wordt geëxperimenteerd met gemengde, dynamische beplantingsconcepten (o.a. Kircher, Messer & Kachelmann 2002, Hitchmough 2000, Schmidt 2007 ). In Nederland verscheen vorig jaar een onderzoek naar arbeidsextensieve beplantingen gericht op mono-beplantingen (Hop 2008). Wanneer alle kosten voor dergelijke beplantingen over 10 jaar worden bekeken, kan een vak vaste planten goedkoper zijn dan een grasveld of een heestervak (nieuwsbericht PPO 2008). Om het gebruik van duurzame vasteplantencombinaties te stimuleren bij openbare besturen, zal het Agentschap voor Natuur en Bos in de toekomst een Technisch Vademecum Kruidachtingen ontwikkelen. De voorliggende studie bereidt het schrijven van het vademecum voor en heeft tot doel een raamwerk te bieden om duurzame beplantingen met vaste planten te kunnen realiseren. 1.2 Doelstellingen onderzoek De voorliggende studie is het resultaat van een onderzoek dat werd uitgeschreven door het Agentschap voor Natuur en Bos als voorbereiding op het Technisch Vademecum Kruidachtigen. Het moet leiden tot: 1. Overzicht van de aanwezige kennis in binnen- en buitenland Een overzicht van bestaande kennis in binnen- en buitenland Een overzicht van bestaande proefopzetten in binnen- en buitenland Het betreft vooral kennis betreffende de systematiek van begroeiingen en functies van vaste planten. 2. Gebruik van vaste planten door Vlaamse openbare besturen

8 1 - INLEIDING 8 Overzicht en analyse van het gebruik van vaste planten door Vlaamse openbare besturen Overzicht van de expertise bij Vlaamse openbare besturen Overzicht van goede praktijkvoorbeelden 3. Assortiment vaste planten aangeboden in Vlaanderen Overzicht en analyse van het assortiment vaste planten dat wordt aangeboden door Vlaamse kwekerijen 4. Methodiek om te komen tot duurzame vaste plantencombinaties in openbare groenvoorzieningen Systematiek van begroeiingen met vaste planten Een eenvoudig toe te passen schema met principes, criteria, indicatoren om begroeiingen te checken op duurzaamheid (voor de ontwerp-, aanleg- en onderhoudsfase) 5. Databank De databank brengt kennis i.v.m. vaste planten samen die verworven werd in de loop van het onderzoek en op basis van literatuuronderzoek: Vaste planten die worden aangeboden door Vlaamse vaste plantenkwekers Vaste planten die worden gebruikt door Vlaamse openbare besturen Vaste planten die worden aangeraden voor toepassingen in openbare groen-voorzieningen Vaste planten die hoog scoren bij assortimentsonderzoeken Vaste plantencombinaties die uitgewerkt werden door onderzoeksinstellingen Duurzaamheidkenmerken van de vaste planten die voor openbare groen-voorzieningen worden aangeraden Eenvoudige zoekacties (E. queries) moeten het zoeken vergemakkelijken naar planten(combinaties), die aan bepaalde duurzaamheidcriteria voldoen, en die geschikt zijn voor een gegeven toepassing op een gegeven standplaats. Vooraleer deze doelstellingen naar aanpak en resultaten toe te lichten, willen we een duiding geven over de gebruikte terminologie en een inleiding op het onderzoek op het gebied van vaste planten aanbieden, in zoverre het relevant kan zijn voor de toepassing in openbaar groen. Een aantal kenmerken voortkomend uit dit onderzoek zijn belangrijke kwaliteitsindicatoren van de vaste planten (o.m. keuringsresultaten) en worden ook kort toegelicht. 1.3 Terminologie Wat verstaan we onder vaste planten? De term vaste plant wordt niet gebruikt in de biologie. De term komt uit de kwekerijsector. Onder vaste planten (s.s.) worden in kwekerscatalogi planten verstaan die een kruidachtige stengel hebben en overblijvend zijn. De meeste soorten sterven in de winter bovengronds af (botanische levensvorm: hemicryptofyten) en vormen elk jaar nieuwe stengels, bladeren, bloemen en zaad. Sommige soorten behouden echter ook in de winter hun bladeren (chamaefyten). Naast de vaste planten (s.s.) zijn er ook nog andere groepen planten die onder de noemer vaste plant geplaatst worden : Bolgewassen (zg. bol-, knol- en rhizoomgeofyten) - Planten met gespecialiseerde opslagorganen zoals bollen, knollen of wortelstokken. De meeste bolgewassen worden door gespecialiseerde bloembollenkwekers vermeerderd en verkocht als droge bol (vb. Tulipa, Narcis, Crocus, Hyacinthoides). Vaste plantenkwekers kweken doorgaans enkel bolgewassen

9 1 - INLEIDING 9 die gemakkelijk verwilderen (vb. Galanthus nivalis, Muscari). Ze bieden deze planten in pot aan. Halfheesters - Planten die eruit zien als overblijvende, kruidachtige planten, maar waarvan het bovengrondse deel s winters niet afsterft. Deze planten blijven in de winter groen; ze kunnen een deel van hun bladeren verliezen (wintergroen) of ongeveer alle bladeren houden (altijdgroen). De stengels verhouten vaak tendele. (Vb. Lavandula, Rosmarinus, Salvia, Thymus). In termen van levensvormen behoren ze tot de chamaefyten (overwinteringsknoppen op < dan 50cm boven maaiveld) of nanofanerofyten (overwintersknoppen op > 50cm boven maaiveld en onder de 2 m). Varens Siergrassen De meeste grassen sterven ieder najaar bovengronds af. De planten overwinteren op of net boven het maaiveld om pas het volgende voorjaar weer uit te lopen. Hieronder worden gewoonlijk grassen (Poaceae), russen (Juncus) als zegges (Carex) begrepen. De term vaste plant (s.l.) wordt dus gebruikt voor alle kruidachtige vaatplanten, met uitzondering van eenjarige en tweejarige kruiden. In deze studie wordt de term vaste plant met deze brede inhoud gebruikt Welke terreineenheden vallen binnen het kader van deze studie? Vaste planten komen in heel wat verschillende terreineenheden (sensu HPG) voor: hooilanden, onderbegroeiingen van heestermassieven, bloemenborders in parken, boomspiegels, bloembakken Ze komen dus zowel in (semi-) natuurlijke begroeiingen als in zeer cultuurlijke beplantingen voor. Omdat deze studie een vooronderzoek is in het kader van het technisch vademecum Kruidachtigen, beperken we ons hier tot de terreineenheden die ook in dit vademecum aan bod zullen komen. De nadruk ligt op sierbeplantingen, beplantingen waarin vaste planten als sierelement worden toegepast. Spontane ontwikkeling kan hierin een belangrijke rol spelen, maar semi-natuurlijke begroeiingen die tot stand komen door het begeleiden van spontane ontwikkeling op een standplaats komen hier niet aan bod. Zo komen hooilanden, zoals omschreven in het technisch vademecum Graslanden, niet aan bod, maar bloemenweiden wel. Onder bloemenweiden verstaan we hooilanden waarin het bloemrijke aspect een heel belangrijke rol speelt en waarvoor (eventueel uitheemse) soorten bewust ingebracht worden Wat verstaan we onder beplantingen en beheer? In deze studie gebruiken we de term beplantingen zowel beplantingen die tot stand gekomen zijn door aanplanten, inzaaien, spontane ontwikkeling of een combinatie hiervan. Deze term is het meest ingeburgerd bij ontwerpers en beheerders van sierbeplanting. Begroeiing is een brede term, maar wordt door ontwerpers vaak gekoppeld aan semi-natuurlijke begroeiingen. Vegetaties zijn het resultaat van een spontane ontwikkeling, waarbij planten zich spontaan vestigen maar waarvan de samenstelling ook beïnvloed wordt door het beheer (meestal maaien). Ontwerpers en (planten)ecologen koppelen die term ook aan semi-natuurlijke ecosystemen. In het kader van sierbeplantingen wordt dikwijls gesproken over onderhoud, terwijl in het kader van harmonisch park- en groenbeheer, natuurbeheer of bosbouw beheer de gangbare term is. Onderhoud suggereert het statisch behouden van het beeld van de beplanting terwijl beheer meer het begeleiden van de beplanting suggereert of in het geval van bosbouw- exploitatie. In het kader van dit vademecum kiezen we ervoor om de term beheer te hanteren. We gaan er in deze studie van uit dat beheer een creatief proces is dat het begeleiden van het ontwikkelingsproces van een beplanting tot doel heeft. Een beplanting bestaat immers uit levende materie en zal onder invloed van de omstandigheden continu veranderen.

10 1 - INLEIDING Stand van zaken onderzoek naar gebruik van vaste planten in openbaar groen Hedendaagse visies op begroeiingen met vaste planten Sinds het begin van de 20ste Eeuw en vooral sinds de jaren 80 van voorgaande eeuw wordt er in vele West-Europese landen minder geïnvesteerd in het beheer van de publieke ruimte. De druk op de openbare ruimte (meer verschillende functies die op een beperkte oppervlakte gerealiseerd moeten worden), minder budgettaire ruimte en de opkomst van een nieuwe sociale en ecologische beweging, hebben een zoektocht naar nieuwe er meer natuurlijk uitziende (E. naturelike) beplantingsstijlen en ideeën geïnitieerd (Hitchmough & Dunnett 2004). Hoewel de meningen over hoe die nieuwe beplantingen eruit moeten zien nogal verschillen, streven ze allemaal ongeveer naar dezelfde kenmerken (Hitchmough & Dunnett 2004): 1. een vermindering van de onderhoudskosten 2. duurzaamheid 3. hoge natuurwaarde 4. hoge belevingswaarde door taxonomische diversiteit en seizoenale veranderingen Die nieuwe beplantingsstijlen sluiten ook nauw aan bij de principes die gehanteerd worden in de visie Harmonisch Park- en Groenbeheer. Verschillende visies en strekkingen binnen die nieuwe natuurlijke beplantingsstijlen werden door Kingsbury (2008) in een overzichtelijk schema gegoten (Figuur 1). Kingsbury hanteert twee variabelen om de verschillende strekkingen te definiëren: 1. Gebruik van inheemse soorten (een gradiënt van gebruik van uitsluitend inheemse soorten naar gebruik van uitsluitend uitheemse soorten). 2. De natuurlijkheid van de beplanting (gradiënt van semi-natuurlijk naar sterk horticulturele invloed) Aandeel inheemse planten Enkel inheemse soorten Menging van in- en uitheemse soorten Geen nadruk op gebruik van inheemse soorten, wel op soorten met natuurlijke uitstraling (vb. geen gevulde bloemen of bonte bladeren) Horticulturele esthetiek (vb. gevulde bloemen en bonte bladeren) Statisch Dominante invloed horticultuur Grootse vaste planten beplantingen (vb. Oehme & Van Sweden) Conventionel e ontwerpen E. Massa beplanting Sterke invloed horticultuur Conventionee l ontwerp met inheemse planten Informele ontwerpen (vb. Piet Oudolf) Conventionel e ontwerpen D. Informele beplanting Dynamisch Horticulturele en ecologische invloed Planten, geselecteerd op basis van visuele impact (vb. Amstelveen) Duitse school (Lebensbereichstijl) Duitse school (Lebensbereichstijl) C. Gestileerde natuur Sterke ecologische invloed Wilde plantenbepla ntingen op kleurschema s Inheemse/uit heemse biotopen (vb. Hitchmough & Dunnett) B. Biotoop beplanting Dominante ecologische invloed Hooilanden en andere wilde planten habitats met minimum aan beheer Bossen met enkele nietinheemse boomsoorten A. Habitat restauratie STREKKING Figuur 1: Verschillende benaderingen van er natuurlijk uitziende beplantingen in relatie tot het al dan niet gebruiken van inheemse/uitheemse soorten en in relatie tot een natuurlijke/cultuurlijke invalshoek (Kingsbury 2008).

11 1 - INLEIDING 11 Semi-natuurlijke begroeiingen kunnen dynamisch ontwikkelen met een minimum aan menselijk ingrijpen, het zijn zelfregulerende beplantingen die spontaan ontwikkelen als antwoord op beheer en de standplaatscondities. Hierbij zijn planten dus ook optimaal aangepast aan hun standplaats. Natuurlijke beplantingen met een sterk horticulturele invloed zien er natuurlijk uit, maar gaan in eerste instantie uit van de fenotypische eigenschappen van planten (vb. kleur of bladtextuur). De ecologische vereisten van de planten komen dikwijls op de tweede plaats. Veel ontwerpen van Piet Oudolf en van Oehme en van Sweden zien er zeer natuurlijk uit, maar vergen een intensief (met eigenlijk relatief frequente ingrepen) beheer omdat de planten niet optimaal afgestemd zijn op de standplaatseigenschappen of competitie-verhoudingen zich onderling wijzigen bij ontwikkeling van de beplanting. Belangrijk hierbij is te benadrukken dat noch het gebruik van inheemse soorten of uitheemse soorten, noch de gradiënt van semi-natuurlijke beplantingen naar beplantingen met sterk horticulturele invloed hierbij gerelateerd worden met de esthetiek van beplantingen. Esthetiek heeft niets te maken met de herkomst van planten, noch met horticulturele invloed. Net zo min wordt het natuurlijk uitzicht van een beplanting bepaald door de herkomst van de planten. Het beplantingsconcept in combinatie met het respecteren van de sociabiliteit van planten bepaalt dit in belangrijke mate. Voor veel mensen is het meest natuurlijke een lukrake (E. random) menging van soorten. Dergelijke beplantingen komen echter ongestructureerd over en worden daardoor als minder mooi ervaren. Veel mensen hebben dan ook meer waardering voor groepsgewijze mengingen (mozaïekbeplantingen), waarin herhaling voor herkenning en rust zorgt. Beplantingen zien er meer cultuurlijk uit naarmate er meer planten gebruikt worden die niet binnen het groenhabitat passen en naarmate er minder rekening gehouden wordt met hun sociabiliteit. (Goedegebuure 2007). Of een beplanting als mooi ervaren wordt, heeft dus ook niets te maken met het feit of de beplanting er natuurlijk of cultuurlijk uitziet. Ook wanneer natuurlijke beplantingen ontworpen worden is aandacht voor esthetiek heel belangrijk. Er moet gezocht worden naar een evenwicht tussen de complexiteit van een beplanting en voldoende ordeningsgraad (Kircher & Trunk 1995). De belangrijkste strekkingen worden hieronder kort toegelicht (Kingsbury 2008). A. Habitatrestauratie Figuur 2: Vrijwilligers van Back to Natives Habitat Restauration aan het werk (foto: Bij habitatrestauratie beoogt men (semi)natuurlijke vegetaties te herstellen. Deze dienen zo dicht mogelijk bij de vroegere levens-gemeenschappen - die men vaak als oorspronkelijke omschrijft - aan te sluiten. Aansluiten kan op verschillende manieren ingevuld worden: van gelijkend in plantensoorten-samenstelling tot gelijkend in structuur en/of uitzicht. Het beheer is over het algemeen extensief. Habitatrestauratie is een weten-schappelijke discipline die zich min of meer onafhankelijk ontwikkelde in de Verenigde Staten en Europa vanaf de jaren 60 van vorige eeuw. In de Verenigde

12 1 - INLEIDING 12 Staten had de habitatrestauratie-beweging vnl. de bedoeling de natuurlijke graslanden (prairies) te herstellen (Jordan et al. 1987). Ze heeft later binnen een tuin- en parkomgeving ook in het Verenigd Koninkrijk, Scandinavië, Nederland (Londo 1977) en Duitsland aanhangers gevonden. Kenmerkend is het exclusieve gebruik van inheemse soorten, meestal zonder enige kunstzinnige benadering. De plantenkeuze wordt op basis van de standplaatsfactoren en het gekozen successiestadium gemaakt en het beheer wordt ingesteld op een behoud van dit successiestadium of het laten evolueren van de beplanting naar een volgend successiestadium. Het gebrek aan zin voor esthetiek is de grootste kritiek op de beweging. Meer esthetische beplantingen realiseren die louter gebruik maken van inheemse soorten kan door het stileren van inheemse plantengemeenschappen. Er zijn verschillende pistes mogelijk: 1. Uitsluitend visueel aantrekkelijke plantengemeenschappen gebruiken en de omgeving zo aanpassen dat die gemeenschappen kunnen aangelegd worden. In stedelijke omgevingen waar de aanwezige bodem nog maar weinig met de oorspronkelijke locale bodem te maken heeft, is het aan- of afvoeren van grond eventueel te overwegen; in de zin dat dit kan leiden tot begroeiingen die veel meer divers zijn op vlak van planten en dieren en dat die begroeiingen bovendien natuur en plezier geven aan mensen die deze anders misschien niet zouden kunnen ervaren. In NW-Europa zijn hooilanden en kalkgraslanden het aantrekkelijkst omdat ze kunnen rekenen op de appreciatie van de meeste mensen, een grote diversiteit aan bloeiende planten hebben en omdat ze op lange termijn relatief stabiel zijn (Londo 1977). Vb. Julie Toll, een Britse ontwerpster maakt veel gebruik van inheemse hooilanden. 2. Verschillende plantengemeenschappen gebruiken om op grote schaal landschappen te creëren. Hierbij worden verschillende plantengemeenschappen gebruikt als structurele elementen om aan landschapsarchitectuur te doen. De schoonheid ligt dan in de combinatie van open en gesloten begroeiingen (houtige begroeiingen versus hooilanden). Vb. Lisa Dietrich wijst erop dat ecologische ontwerpen altijd geassocieerd worden met organische vormgeving, maar dat ook formele ontwerpen mogelijk zijn, zoals bvb het Riem landschapspark bij Munich. Daar wisselen hooilanden, houtige vegetaties en hagen elkaar in strikte lineaire patronen af (Dietrich, 2002). 3. Selectie van planten uit plantengemeenschappen om aantrekkelijker begroeiingen te creëren. In de USA zijn veel ontwerpers van mening dat het publiek overtuigd moet worden van de schoonheid van ecologische beplantingen. Daarom werkt men beter met een selectie van aantrekkelijke planten. Ook in de Nederlandse heemparken en tuinen worden soms enkel attractieve planten gebruikt. B. Biotoopbeplanting De soortensamenstelling in een biotoopbeplanting is gebaseerd op geschiktheid voor de standplaatseigenschappen, maar ook op esthetische aspecten. De begroeiing heeft dezelfde dynamiek als natuurlijke begroeiingen en lijkt qua structuur ook op natuurlijke begroeiingen. Het beheer is gewoonlijk extensief. Biotoopbeplantingen komen veel voor in bostuinen, bosranden, hakhoutbosjes en graslanden. Dikwijls wordt een inheemse plantengemeenschap aangevuld met uitheemse soorten. Vb. James Hitchmough combineert aantrekkelijke inheemse soorten met uitheemse soorten.

13 1 - INLEIDING 13 C. Gestileerde natuur Heemparken en -tuinen In heemparken en -tuinen worden beplantingen gerealiseerd op basis van inheemse plantengemeenschappen. Men probeert een begroeiing te creëren gebruikmakend van natuurtechnische milieubouw (om gunstige uitgangsmilieus te creëren) en vervolgens laat men de vegetatie spontaan ontwikkelen (Londo 1977, Londo & den Hengst 1993). In nogal wat gevallen worden echter soorten ingebracht (zaaien, minder planten) Figuur 3: J.Thijssepark in Amstelveen (foto: Ellen Koppendraaier) om een snellere ontwikkeling te krijgen. In de beplantingen worden meestal enkel visueel aantrekkelijke soorten gebruikt. Het beheer van heemparken en tuinen vergt een grote plantenkennis. Deze beweging kent in tuinmiddens in Europa vooral in Nederland, maar ook in Duitsland en Oostenrijk aanhangers. Vb. J.Thijssepark in Amstelveen. De beheerders krijgen 5 à 6 jaar opleiding. Duitse School Lebensbereich-beplantingen lijken op natuurlijke begroeiingen, maar ze zijn specifiek om het visuele effect gecreëerd (Kingsbury 2008). Dikwijls wordt de plek van de individuele planten in de beplanting door de ontwerper vastgelegd. Een zekere dynamische ontwikkeling van de begroeiing wordt getolereerd, maar het beheer is intensief (Kingsbury 2008). Door selectief wieden/maaien wordt erover gewaakt dat de structurele opbouw van de beplanting behouden blijft. Lebensbereichbeplantingen zien er natuurlijk uit, maar zijn eigenlijk heel gekunsteld. D. Informele naturalistische beplantingen Individuele planten of kleine groepen van planten worden t.o.v. elkaar gepositioneerd. Er wordt niet verwacht dat de soorten echt van plaats veranderen. De beplanting heeft niet tot doel een link met inheemse plantengemeenschappen te leggen. Vb. Piet Oudolf creëert beplantingen die er natuurlijk uitzien. Voor de plantenkeuze gaat hij echter meer uit van de esthetische eigenschappen (bloei, maar ook wintersilhouet, bladtextuur, structuur) van de planten dan van hun ecologische standplaatsvereisten (Kingsbury 2008). Voor een discussie rond prairiebeplantingen (zie ). E. Massabeplantingen Grote monocultuurblokken met soorten van verschillende ecologische amplitudes worden naast elkaar geplaatst. De strakke lijnen tussen de verschillende vakken moeten behouden blijven. Het beheer is arbeidsintensief, maar eenvoudig. Vb. Oehme & Van Sweden hebben in de Verenigde Staten naam gemaakt met hun indrukwekkende ontwerpen waarbij grote groepen planten naast elkaar gebruikt worden. Van op afstand zijn die beplantingen overweldigend. Ze hebben echter niets meer gemeenschappelijk met natuurlijke begroeiingen (Kingsbury 2008).

14 1 - INLEIDING Onderzoeksthema s Onderzoek naar beplantingen en het beheer ervan Het meeste onderzoek naar vaste plantenbegroeiingen kadert binnen het spanningsveld esthetiekkostenefficiëntie. Er worden manieren gezocht om met minder middelen, esthetische beplantingen te realiseren (Pelz 2004b). Onderzoek naar de ecologische meerwaarde van begroeiingen komt minder voor. Wel wordt er vanuit een bezorgdheid om de kostenefficiëntie te verhogen veel onderzoek gedaan naar soortenrijke, dynamische beplantingen (Hüttenmoser 2007). Deze begroeiingen zijn vanuit ecologisch standpunt interessanter geacht dan soortenarme, statische begroeiingen. Er wordt echter vertrokken vanuit economische overwegingen. Wanneer we de duurzaamheid van begroeiingen een economische, sociaal-culturele en ecologische pijler toekennen, merken we dat het onderzoek dus vnl. focust op de eerste twee pijlers, nl. economische duurzaamheid en sociaal-culturele duurzaamheid. Beheerintensiteit van monobeplantingen Kolb (Kolb 1981) bestudeerde de beheersintensiteit van monobeplantingen. Daarbij werd de beheersintensiteit van verschillende soorten heesters en vaste planten, bij verschillende plantafstanden, over meerdere jaren gevolgd. Daarnaast werden ook vakbedekking, lichtdoorlaatbaarheid, hoogte, textuur en het voorkomen van ongewenste kruidgroei bestudeerd. Kolb verwerkte de data statistisch en zocht naar verbanden tussen de verschillende variabelen. Een van de resultaten uit zijn onderzoek was dat een monobeplanting met vaste planten minstens 30 cm hoog moet zijn om een efficiënte onkruidwerende werking te hebben. Beheerintensiteit van beplantingen met vaste planten onder heesters Boison en Seyfang (Boison & Seyfang 1994) bestudeerden de ontwikkeling van soortenrijke vaste plantenbegroeiingen onder heesters in openbaar groen. Hierbij werd vnl. getracht inzicht te krijgen in het beheer van de vaste planten begroeiingen. Beheerintensiteit & esthetiek van receptmatige mengbeplantingen In een zoektocht naar gevarieerde, maar arbeidsextensieve beplantingen, werden verschillende onderzoeken gedaan naar het creëren van receptmatige, vaste plantenmengelingen (Kircher & Trunk 1995). Hierbij wordt voor een bepaalde standplaats een mengsel van vaste planten voorgesteld dat in de gegeven omstandigheden goed werkt (planten aangepast aan standplaats, zelfde beheeringrepen, gelijke concurrentiekracht). Er wordt meegegeven hoeveel planten van elke soort gebruikt moeten worden per m². Het aanplanten van de soorten gebeurt lukraak. De plantenmengsels worden als pakket aangeboden, samen met beheerrichtlijnen. De samenstelling van de mengsels worden zolang gecheckt tot er een optimale verhouding is tussen esthetiek en beheerintensiteit. Het aantal soorten waaruit een dergelijke mengeling bestaat varieert van 10 soorten (Kircher & Trunk 1995) tot 20 à 30 soorten (Schönfeld 2001). Een van de meest succesvolle mengsels blijkt Silbersommer, door de Arbeitskreis Pflanzenverwendung van de Bund deutscher Staudengärtner, samengesteld (Schönfeld 2001) en in Zwitserland in openbaar groen onderzocht (Bitter et al. 2001). In Zwitserland werden plantenmengelingen ontwikkeld waarbij zowel vaste planten, bolgewassen als een- en tweejarigen werden gebruikt (Föhn 2005b). De vaste planten en de bloembollen worden aangeplant, de eenjarigen ingezaaid. De eenjarigen zorgen voor een zeer bloemrijk aspect de eerste jaren. Wanneer de beplanting zich meer en meer sluit verdwijnen ze echter uit de beplanting. Meer recent werd ook onderzoek gedaan naar geïntegreerde mengbeplantingen (Föhn 2004; Föhn 2005a; Föhn 2005b). Deze mengelingen bestaan uit vaste planten, eenjarigen en bolgewassen en worden geïntegreerde plantsystemen genoemd.

15 1 - INLEIDING 15 De onderzoeken op de plantenmengelingen geven inzicht in de gemiddelde beheertijd die nodig is voor de mengbeplantingen en hun ontwikkeling over drie à vier jaar (Hüttenmoser 2007). Daarnaast geven ze ook informatie over de esthetische beoordeling van de verschillende beplantingen op een bepaald ogenblik en in de loop van het jaar. Messer en Kircher onderzochten daarnaast de invloed van het gebruik van een substraat met veel steenslag/grind en de invloed van plantdichtheid op de esthetiek en de beheerintensiteit van plantenmengelingen (Messer & Kircher 2002). Later onderzochten ze ook de invloed van maaien in juni op de beplanting (Messer & Kircher 2004). Schönfeld (2001) onderzocht de invloed van twee verschillende mulchbehandelingen op het Silbersommer-mengsel. Dit onderzoek gaf informatie over de samenhang tussen vakbedekking en ongewenste kruidgroei, tussen beheerintensiteit en ongewenste kruidgroei en over de dynamiek van de gebruikte soorten in de beplanting. Kircher en anderen testten het plantenmengsel Perennemix uit (Messer & Kircher 2002). Ze onderzochten de soortensamenstelling, het substraat, beheermethoden, plantafstanden en het effect van al dan niet lukraak aanplanten van de soorten op esthetiek en beheerintensiteit. Ook Kietsch & Kircher gingen na of een random verdeling van de planten of een meer gestructureerde opbouw een verschil gaf op vlak van esthetiek en beheersintensiteit (Kietsch & Kircher 2004). Bouillon (Bouillon 2005a; Bouillon 2005b) deed onderzoek op plantenmengsels die op voorgecultiveerde matten worden aangeboden. Ook hij wil op die manier soortenrijke, ecologisch waardevolle en esthetisch aansprekende, kostengunstige begroeiingen realiseren. Inspelen op spontane vegetaties Sommige onderzoeken spitsen zich toe op het introduceren van gecultiveerde soorten in natuurlijke/spontane vegetaties (vb. Hitchmough 2000; Kühn 2002). Ontwikkeling van beheerconcepten Gezien de hoge beheerintensiteit van soortenrijke beplantingen dikwijls een probleem vormen voor de realisatie ervan (zowel op vlak van budget als op vlak van benodigde kennis), wordt gezocht naar systemen om het beheer van begroeiingen met vaste planten zo systematisch mogelijk te maken. Hüttenmoser (2005b) onderzocht de optimalisatie van bestaande begroeiingen met vaste planten door het ontwikkelen van een totaalconcept, waarbij het vormelijke doel en het beheerconcept voortdurend worden verbeterd. Schmidt (2005b) ontwikkelde beheerconcepten op basis van de ecologische plantenstrategie van planten. Maar lijsten met de plantenstrategieën van de diverse plantensoorten gebruikt in openbaar groen zijn niet beschikbaar. Voor inheemse soorten bestaan dergelijke lijsten wel (bv. Grime et al. 2007). Verhouding vakbedekking en beheertijd/esthetiek Eppel-Hotz (2006) deed een driejarig onderzoek naar de relatie tussen vakbedekking en beheertijd en tussen vakbedekking en esthetiek. Ook de ontwikkeling van de soorten en de bloeiaspecten werden beschreven. Dit onderzoek werd gedaan op basis van vaste planten uit het groenhabitat bosrand in combinatie met jong aangeplante struiken. Verhouding soortenrijkdom en beheertijd/esthetiek Hüttenmoser (2007) onderzocht hoe de soortenrijkdom en de zomersnoei van enkele soorten de esthetiek en de beheerintensiteit beïnvloeden. Hiervoor onderzocht ze begroeiingen met planten die

16 1 - INLEIDING 16 volgens sociabiliteit (Hansen 1984) werden samengezet - gaande van begroeiingen met een klein aantal soorten tot begroeiingen met veel meer soorten. Daarnaast werden ook gegevens genoteerd over de bedekkingsgraad, het voorkomen van ongewenste soorten, ziektes, de groeikracht van aparte soorten. Die onderzoeken vonden plaats op openbare plekken en met referentiebeplantingen in het onderzoeksstation behelsden een groenhabitat open ruimte en een groenhabitat bos. Zowel experten als geïnteresseerde leken moesten hun mening geven. Esthetiek Verschillende onderzoeken trachten de esthetiek van een begroeiing objectief te bevatten (Gehrke 2000; Schneider 1999) Sortimentsonderzoek Vaste planten worden door verschillende onderzoeksinstellingen geëvalueerd (Hoekstra 2003). De focus ligt meestal op de geschiktheid om te cultiveren en de tuinwaarde van de planten. Afhankelijk van het groenhabitat, zijn andere kenmerken belangrijk. Voor border -groenhabitats wordt bijvoorbeeld gezocht naar gezonde planten met hoge sierwaarde, die zo lang mogelijk attractief zijn. De eigenschappen van de planten worden in evaluatietuinen getest. Sortimentsonderzoek International Stauden Union (ISU) De International Stauden Union (ISU) werd in 1965 opgestart door Duitse, Nederlandse en Zwitserse kwekers met de bedoeling om een international forum te bieden voor kwekers. De ISU promoot de uitwisseling van ervaringen op internationaal niveau op vlak van de teelt, het assortiment, de handel en het gebruik van vaste planten. De ISU coördineert het assortimentsonderzoek in Duitsland, Nederland, Oostenrijk, België en Zwitserland. Vaste planten worden aangeplant in verschillende proeftuinen en gedurende minstens drie jaar opgevolgd. Ze worden onderzocht op zuiverheid van de variëteit, gebruiksmogelijkheid en tuinwaarde. Tabel 1 geeft de verschillende contactpersonen, verantwoordelijk voor de opvolging van de evaluaties in de verschillende landen. De resultaten van het sortimentsonderzoek wordt gepubliceerd op Elke twee jaar wordt een evaluatiemeeting georganiseerd tijdens het ISU Congres. Tabel 1: Overzicht van de onderzoeksinstellingen (+ contactpersonen) die betrokken zijn bij het assortimentsonderzoek en die rapporteren aan de International Stauden Union. Land Instelling Contactpersoon België Duitsland Zwitserland Oostenrijk Nederland Proefcentrum Sierteelt Forschungsanstalt für Gartenbau Weihenstephan Praktijkonderzoek Plant & Omgeving Bruno Gobin Schaessestraat B-9070 Destelbergen Tel: +32 (0)93/ bruno.gobin@pcsierteelt.be Prof. Dr. Bernd Hertle Institut für Gartenbau D Freising-Weihenstephan Tel: +49 (0) bernd.hertle@fh-weihenstephan.de Marco Hoffman Prof. van Slogterenweg 2 NL-2161 DW Lisse Postbus 85 NL-2160 AB Lisse Tel: +31 (0) marco.hoffman@wur.nl

17 1 - INLEIDING 17 Het assortimentonderzoek is het best ontwikkeld in Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland. Een comité, het Arbeitskreis Staudensichtung, bestaande uit vakmensen uit 17 verschillende gebieden in Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland (zie Figuur 4) werken er samen. In bijlage 7 wordt een overzicht gegeven van de verschillende betrokken instanties met contactpersoon en onderzochte assortiment. Het doel van het Arbeitskreis Staudensichtung bestaat erin het vaste plantenassortiment en nieuwigheden te testen over verschillende bodemtypes en onder verschillende klimatologische omstandigheden. De planten worden op verschillende kenmerken gescoord. In bijlage 10 werd een fiche opgenomen die gebruikt werd bij de keuring van Nepeta. Hieruit blijkt dat de keuringen zeer grondig gebeuren. Planten kunnen verschillende graden (gaande van één tot drie sterren) toegekend krijgen. Figuur 4: Overzicht van de locaties van de verschillende onderzoeksinstellingen aangesloten bij de Arbeitskreis Staudensichtung van de BdS (kaartje: Sortimentsonderzoek van de Royal Horticultural Society (RHS) De Royal Horticultural Society (RHS) is actueel de leidende tuinvereniging in het Verenigd Koninkrijk die de vooruitgang van de tuinbouw en de promotie van het tuinieren tot doelen stelt. Eén van de activiteiten is het testen van plantentaxa. De RHS kent een Award of Garden Merit (AGM) toe aan planten met een bijzondere tuinwaarde. Er worden geen graden toegekend. Een plant voldoet aan de criteria of voldoet er niet aan. De RHS keurt zowel siergewassen, gaande van eenjarigen tot bomen, als groenten en fruit. Figuur 5: AGM symbool

18 1 - INLEIDING 18 Kenmerken die een rol spelen bij de evaluatie ( uitstekend geschikt voor de tuin beschikbaar goede constitutie geen speciale zorg nodig niet gevoelig aan ziekten of plagen niet gevoelig aan voor ontaarden (E. reversion) in vegetatieve of florale kenmerken De keuring gebeurt volgens een van de volgende methoden: tests in een van de RHS-tuinen of elders onderzoek van collecties van specialisten rondetafel discussies met leden van het comité, eventueel met bijdragen van specialisten Het keurmerk AGM zegt niets over winterhardheid van gewassen. AGM-gekeurde planten krijgen wel een winterhardheidsscore, gaande van H1 tot H4: H1: verwarmd glas nodig H2: onverwarmd glas nodig H3: planten die bescherming nodig hebben tegen de vorst, kunnen winterhard zijn in sommige regio s of in specifieke omstandigheden H4: winterhard in het Verenigd Koninkrijk De resultaten van de keuring zijn terug te vinden via Gezien de klimatologische verschillen tussen het Verenigd Koninkrijk en België, is het keurmerk AGM minder geschikt dan het keurmerk toegekend door de ISU. Sortimentsonderzoek - Koninklijke Vereniging voor Boskoopse Culturen (KVBC) De Koninklijke Vereniging voor Boskoopse Culturen (KVBC) is al bijna 150 jaar een liefhebbers- en belangenvereniging voor hen die zich met boomkwekerijsortiment van zowel houtige gewassen als vaste planten bezighouden ( Een van de belangrijkste werkzaamheden van de KVBC is het keuren van planten. Er zijn drie soorten keuringen: 1. Veldkeuringen De Keuringscommissie beoordeelt door de kweker gevonden planten of recent geïmporteerde planten op sier- en gebruikswaarde op de kwekerij. 2. Keuringen op beurzen Tijdens twee beurzen, Groot Groen in Zundert en Plantarium in Boskoop, keurt de Keuringscommissie ieder jaar de door deelnemers aangeboden nieuwigheden. Deze keuringen zijn minder grondig dan de Veldkeuringen en zijn voornamelijk een momentopname. 3. Sortimentskeuringen Bij deze keuringen, ook wel sterrenkeuringen genoemd, wordt een plantengeslacht (of een gedeelte daaruit) opgeplant en gedurende meerdere jaren geobserveerd. Er vindt dus vergelijkend onderzoek plaats. Aan het einde van de keuringsperiode kent de Keuringscommissie waardesterren toe aan de positief beoordeelde planten. De beste planten krijgen drie sterren. Planten die uit het sortiment kunnen verdwijnen zonder dit te schaden krijgen "o. De resultaten van de keuringen worden ieder jaar gepubliceerd in het jaarboek Dendroflora. Dit wordt in samenwerking met de Nederlandse Dendrologische Vereniging uitgegeven.

19 1 - INLEIDING 19 Sortimentskeuring Stichting Vaste Keurings Commissie (stichting VKC) Stichting Vaste KeuringsCommissie (VKC) is actief op het gebied van kwaliteitsjureringen in de groene sector en van registratie van sierteeltproducten ter bevordering van het verhandelen van deze producten onder de correcte naamsaanduiding ( De Stichting VKC is vooral op bloemisterij- en bolgewassen gericht en op de registratie van gewassen ten behoeve van de soortechtheid op veilingen. De jureringen zijn doorgaans bedoeld om te komen tot kwaliteitsverbetering van de gewassen, verbreding van het sortiment en promotie van tuinbouwproducten. De jureringsresultaten worden in diverse vakbladen gepubliceerd. Enkele belangrijke beurzen en tentoonstellingen waar de VKC jureringen verricht, zijn: de Horti Fair in Amsterdam, de Keukenhof in Lisse en de Vakbeurs voor de boomkwekerij Plantarium in Boskoop. De resultaten van de keuringen zijn terug te vinden op Plantenvinder In de Plantenvinder der Lage Landen zijn de KVBC-sterrenkeuringen en de AGM s vermeld.

20 2 - MATERIAAL EN METHODE 20 2 Materiaal en methode 2.1 Naamgeving Als referentie voor de naamgeving van de planten werd de "Naamlijst van vaste planten (van de Laar et al. 2005) gebruikt. De in deze lijst gebruikte plantennomenclatuur is conform de richtlijnen zoals die internationaal zijn vastgelegd in de "International Code of Botanical Nomenclature" (Greuter et al. 2000) en de "International Code of Nomenclature for Cultivated Plants" (Brickell et al. 2004). De Naamlijst van vaste planten is door de ENA (European Nurserystock Association), de ISU (Internationale Stauden Union) en de PPA (Perennial Plant Association) erkend als de officiële standaard. In Bijlage 3: Naamgeving vaste planten staat meer informatie over de gebruikte nomenclatuur van gecultiveerde planten. 2.2 Literatuurstudie Een literatuurstudie van de bestaande wetenschappelijke en zogenaamde grijze literatuur over het duurzaam gebruik van vaste planten in openbare groenvoorzieningen werd uitgevoerd. Literatuurbronnen werden opgespoord via Web of Science en het Google Scholar-zoeksysteem. De meeste gevonden bronnen betroffen echter zg. grijze literatuur. Deze werden opgespoord via het screenen van literatuurlijsten van publicaties over het duurzaam gebruik van vaste planten en via de samenvattingen van lezingen die verspreid werden tijdens symposia over vaste planten. Via telefonische en contacten met buitenlandse experten werden bijkomende bronnen verkregen. Deze literatuurgegevens werden geanalyseerd met het oog op het opstellen van een systematiek voor begroeiingen met vaste planten en het verzamelen van relevante principes, criteria en indicatoren voor duurzame vaste plantencombinaties. De belangrijkste ervan zijn in de literatuurlijst opgenomen. 2.3 Consultatie experten Stuurgroep De stuurgroep werd samengesteld door het Agentschap voor Natuur en Bos. In Tabel 2 staan de namen van de stuurgroepleden en de organisatie die zij vertegenwoordigen. Tabel 2: Stuurgroepleden van het project Methodiek om te komen tot duurzame vasteplantenbegroeiingen in openbaar groen Naam Ampe Emmannuel Coremans Geertje De Bosscher Ludo De Buck José Dekeyser Kim Delaere Geert Desmet Roderik Flamand Geert Heyneman Geert Rys Filip Vande Capelle Kris Vertegenwoordiging Vereniging voor Openbaar Groen Zelfstandig tuinarchitecte Provinciale dienst ANB - prov. Antwerpen Vlaamse Vaste PlantenVereniging Stad Vilvoorde Gemeente Wevelgem Gemeente Hove Provinciale dienst ANB - prov. Oost-Vlaanderen Stad Gent Proefcentrum voor Sierteelt Proefcentrum voor Sierteelt

21 2 - MATERIAAL EN METHODE 21 Volckaert Eddy Schauvliege Mieke Spruyt Jan Van Bogaert Jan Verfaille Nikè Vlaemynck Christine Proefcentrum voor Sierteelt Centrale dienst ANB Belgische Vereniging van Vaste Plantenkwekers Vaste plantenkwekerijk Jan Spryt-Van der Jeugd Docent Harmonisch park- en groenbeheer Alert-eco, zelfstandig tuinarchitecte Docent harmonisch park- en groenbeheer Vaste plantenkwekerij Herbo Experten Een expertengroep werd samengesteld om een selectie te maken van planten die aangeraden kunnen worden voor gebruik in openbare groenvoorzieningen (zie 2.7.5). Na advies van de stuurgroep bestond de expertengroep uit: alle leden van de stuurgroep van het onderzoeksproject Methodiek om te komen tot duurzame vasteplantenbegroeiingen in openbaar groen alle vaste plantenkwekers uit Vlaanderen buitenlandse experten (Margarth Hop, Bernd Hertl, Ruurd van Donckelaar, Beate Hüttenmoser) Daarnaast werden, om uiteenlopende vragen te beantwoorden, verschillende buitenlandse experten telefonisch, per mail of tijdens plaatsbezoek geconsulteerd. Onderstaande experten brachten belangrijke, bijkomende informatie aan: Beate Hüttenmoser onderzoeker aan de Hochschule für Wirtschaft und Umwelt in Nürtingen- Geislingen (D.) Cassian Schmidt Hoofd van de onderzoekstuin Hermannshof (D) Jean Lemaire & Yohan Tison Coördinator van de uitbesteedde groenwerken in Rijsel (Fr.) stadsecoloog van Rijsel Laurens Lageschaar eigenaar van de vaste plantenkwekerij Lageschaar in Aalten (Nl.) Philippe Hirou Coördinator van het Ecocert-keurmerk EVE voor ecologische openbare groenvoorzieningen (les Espaces Verts Ecologiques, L isle-jourdian, Fr.) Studiedagen en studieuitstappen In de loop van deze studie werden verschillende studieuitstappen gemaakt: Erfurt, congres: Urban biodiversity & design (21-24/05/08): Beoogde een overzicht te geven over de actuele stand van onderzoek i.v.m. biodiversiteit in urbane gebieden, de uitdagingen voor de 21ste E, culturele en sociale aspecten van de biodiversiteit, ontwerp en de toekomst van de urbane biodiversiteit; diverse bijdragen over het gebruik van vaste planten. Weinheim/Stuttgart - Cassian Schmidt (11-13/06/08) Bezoek aan Killesberg (park in Stuttgart) en Hermannshof (park in Weinheim) waar verschillende beplantingen volgens groenhabitat (D. Lebensbereich) aangelegd zijn. In Hermannshof zijn ook verschillende prairiebeplantingen te zien. Cassian Schmidt, expert op vlak van prairiebeplantingen, leidt er ons rond. Op aanraden van Cassian Schmidt werden ook enkele vaste planten begroeiingen in Bennsheim en Frankfurt bezocht (oa. een mengbeplanting op de middenberm tussen twee drukke wegen). Nürtingen - Beate Hüttenmoser (23/09/08)

22 2 - MATERIAAL EN METHODE 22 Beate Hüttenmoser schreef meerdere artikels over het verband tussen beplantingsconcepten en beheerintensiteit. In de proeftuin Braike worden deze theorieën uitgetest. Het bezoek aan Beate Hüttenmoser beoogde meer inzicht te krijgen in die verbanden en het raadplegen van literatuurbronnen in de bibliotheek van de Hochschule Nürtingen. Parijs (23/09/08) Bezoek van enkele ontwerpen van Gilles Clément waarin het concept Jardins en mouvements wordt toegepast. Het concept slaat op het dynamisch beheren van beplantingen die ingezaaid en/of aangeplant zijn. Het beheer bestaat uit het begeleiden van de spontane processen die optreden in de beplanting. De soortensamenstelling staat niet vast. Studiedag Proefcentrum voor Sierteelt (02/09/08) Bezoek aan demoproject Het gebruik van beplanting en afdekmaterialen voor onkruidbestrijding in openbaar groen. Doelstelling demolocaties: Het demonstreren van gebruik van afdekmaterialen, onderhoudsarme beplanting en bodembedekkers om onkruidgroei zoveel mogelijk te onderdrukken/bestrijden. De verschillende gebruikte materialen (organische en vaste afdekmaterialen, beplanting) worden beoordeeld op volgende criteria: Stabiliteit product Esthetische waarde Gemak toepassing Onkruidverdelgende efficiëntie Beschikbaarheid en kostprijs Invloed op plantengroei Ziektegevoeligheid Rijsel - Jean Lemaire & Yohan Tison (09/10/08) Sinds de jaren 90 wordt een deel van het openbaar groen in Rijsel met succes door privéfirma s uitgevoerd. Een bezoek aan de verantwoordelijke van de uitbestede groenwerken brengt duidelijkheid hoe bestekken opgemaakt worden en hoe de opvolging en controle van de werken gebeurt. Een systeem met bestelbonnen, wekelijkse overlegvergaderingen en beheerplannen met een bijhorende handleiding waarin staat hoe het beheer dient te gebeuren zijn in Rijsel de sleutel tot succes. 2.4 Enquêtering Vlaamse lokale besturen Om te polsen naar het gebruik van vaste planten door lokale openbare besturen werden twee digitale enquêtes opgesteld in Questionmark Perception 4. Questionmark Perception is een evaluatiebeheerssysteem dat toelaat enquêtes op te maken, digitaal te versturen en de resultaten centraal te verzamelen op een server van de K.U.Leuven. Door gebruik te maken van een eenvoudig in te vullen digitale enquête hoopten we op een groter aantal respondenten dan indien we een schriftelijke enquête zouden gebruiken. Een telefonische enquête was, gezien de tijdsinvestering die dat zou vragen, niet geschikt. Er werden twee verschillende enquêtes opgesteld. Met de eerste enquête werd nagegaan hoe het in Vlaanderen met het gebruik van vaste planten door lokale openbare besturen gesteld is. Met de tweede enquête wilden we nagaan welke factoren volgens de invullers een belangrijke rol spelen bij het realiseren van duurzame vaste planten begroeiingen. In de tweede enquête werd eveneens gezocht naar specifieke expertise en voorbeelden van goede praktijk bij lokale openbare besturen.

23 2 - MATERIAAL EN METHODE 23 De eerste enquête omvatte 31 vragen; de tweede 26 (zie bijlage 1). Indien relevant werd na een vraag een opmerkingenvak voorzien waarin opmerkingen konden geformuleerd worden. De enquêtes werden vanuit het Agentschap voor Natuur en Bos per mail verstuurd naar de verantwoordelijken van de groendiensten van alle 308 Vlaamse steden en gemeenten en naar de provinciebesturen. Via de Harmonisch Park- en Groenbeheer nieuwsbrief werd een oproep gedaan om de enquête in te vullen. De verwerking van de resultaten gebeurde vnl. in Excel. De vragen wat betreft het gebruikte assortiment werden via Access geanalyseerd. De timing wordt hieronder kort gegeven in Tabel 3. Tabel 3: Timing van de diverse onderdelen van de uitgevoerde enquêtering Timing: Mei 2008 Opstellen enquête 26 mei 2008 Voorleggen enquête aan stuurgroep Juni 2008 Verwerken opmerkingen Juni 2008 Enquête opmaken in Question Mark Perception 26 juni 2008 Versturen enquête (+ begeleidende brief) vanuit ANB o Per mail naar verantwoordelijken groendiensten van alle Vlaamse steden en gemeenten o Per mail naar de provinciebesturen 2 juli 2008 Versturen oproep tot invullen enquête in HPG-nieuwsbrief 4 augustus 2008 Versturen herinnering enquête (+ begeleidende brief) 15 augustus 2008 Afsluiten enquête September 2008 Verwerken resultaten 2.5 Overzicht en analyse aanbod van vaste plantenkwekerijen Oplijsten van Vlaamse vaste plantenkwekers Via internet wordt een lijst samengesteld van vaste planten kwekers. Algemene websites zoals en worden hiervoor gebruikt. Deze lijst wordt verder aangevuld met kwekerijen die via gespecialiseerde tuinwebsites worden opgespoord (vb. exposanten van tuinbeurzen in het park van Beervelde). In totaal werden 73 kwekerijen opgespoord. Er werd een onderscheid gemaakt tussen: A. Assortimentskwekerijen: vaste plantenkwekerijen die een uitgebreid assortiment vaste planten aanbieden. B. Kwekerijen met basisassortiment: het basisassortiment omvat vaste planten die veel worden toegepast. Ze worden ook aangeboden door assortimentskwekerijen. Onder de kwekerijen met basisassortiment vallen ook boomkwekerijen die naast houtige gewassen ook een beperkt aantal, veelgevraagde vaste planten telen. C. Gespecialiseerde kwekerijen: kwekerijen die gespecialiseerd zijn in een beperkt aantal taxonomische groepen (vb. hosta s, daglelies ), in planten voor welbepaalde groenhabitats (planten voor natte milieus, schaduwminnende planten, rotsplanten ) of in planten met specifieke eigenschappen (vb. inheemse soorten, eetbare planten, planten voor waterzuivering ) Na advies van de stuurgroep werd besloten om enkel het assortiment te bekijken van de assortimentskwekerijen (A). Deze bieden immers een uitgebreid assortiment aan in grote aantallen

24 2 - MATERIAAL EN METHODE 24 (zoals meestal vereist voor toepassing in het openbaar groen). De catalogi van de basisassortimentskwekerijen (B) werden niet bekeken omdat hun aanbod ook door de sortimentskwekers wordt aangeboden. Binnen het tijdsbestek van dit onderzoek was het niet mogelijk om ook de catalogi van de gespecialiseerde kwekerijen (C) te bestuderen. De planten die in deze kwekerijen gekweekt worden zijn bovendien minder courant beschikbaar voor openbare besturen en vergen dikwijls specifieke verzorging of groeiomstandigheden. Toch kan een deel van het aanbod van gespecialiseerde kwekerijen interessant zijn. We denken hierbij voornamelijk aan planten voor specifieke toepassingen (vb. substraat met veel steenpuin erin, locaties waar veel strooizout wordt gebruikt ). Het is ook mogelijk dat bepaalde variëteiten die nog niet in de assortimentskwekerijen voorhanden zijn interessante eigenschappen hebben voor toepassing in openbare groenvoorzieningen. We gaan er echter van uit dat deze planten wel opgepikt zullen worden door de assortimentskwekerijen. Van één gespecialiseerde kwekerij werd het assortiment wel bestudeerd. Het gaat om het assortiment van de kwekerij Ecoflora. Deze kwekerij heeft zich gespecialiseerd in inheemse planten. Omdat het gebruik van inheemse planten sterk bij kan dragen aan de natuurwaarde van openbaar groen, werd voor deze gespecialiseerde kwekerij een uitzondering gemaakt Oplijsting van het aangeboden assortiment Om een globaal overzicht te krijgen van wat aangeboden wordt door Vlaamse vaste plantenkwekers, werd een oplijsting gemaakt de soorten, cultivars en variëten die aangeboden worden door de assortimentskwekerijen. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van online beschikbare catalogi. Kwekerijen zonder online catalogus werden aangeschreven met de vraag een gedrukte versie door de sturen. Finaal werd het assortiment van vijf sortimentskwekerijen en één gespecialiseerde kwekerij opgenomen: 1. Vaste Planten kwekerij Jan Spruyt-Van der Jeugd (Buggenhout) 2. Vaste Planten kwekerij Jo Bogaerts (Kampenhout) 1 3. Deswaef-Meersman (Lennik) 4. Bruckeveld (Merchtem) 5. Herbo (Nevele-Poesele) 6. EcoFlora (Halle) Het assortiment van drie sortimentskwekerijen werd niet opgenomen: 1. Vasteplantenkwekerij Hugo Maes: geen online beschikbare catalogus. Een mailsgewijze vraag om een catalogus bleef onbeantwoord. 2. Vervoort plantenkwekerij: geen online beschikbare catalogus. Een mailsgewijze vraag om een catalogus bleef onbeantwoord. 3. Vaste plantenkwekerij Guido van de Steen: moeilijk toegankelijke online catalogus. Een telefonische toezegging om een catalogus op te sturen werd niet nagekomen Verwerking van het aangeboden assortiment Alle planten van de 6 kwekerijen werden opgenomen in een Access-databank. Via eenvoudige bevragingen (E. queries) werden de gegevens geanalyseerd. Ze werden ook vergeleken met de resultaten uit de bevraging van de gemeentebesturen. 1 De planten vermeld in de on-line catalogus van Vaste Planten kwekerij Jo Bogaerts werden opgenomen. Net voor het drukken van het rapport bleek echter dat deze catalogus niet het volledige aanbod van de kwekerij omvat. De uitgebreide catalogus kan aangevraagd worden via

25 2 - MATERIAAL EN METHODE Duurzaamheid: Principes, criteria, indicatoren-schema Doelstelling PCI-schema Een duurzaamheidsstandaard met principes, criteria en indicatoren is de meest universele en flexiebele methode om de duurzaamheid te beoordelen. Het is eigenlijk niets anders dan een thematisch gestructureerde lijst van principes en criteria met een corresponderende checklijst van indicatoren. PCI kan gebruikt worden voor een brede reeks toepassingen zoals ecocertificatie, beleidsevaluatie op regionaal of federaal niveau, bosbeheer, landbouw (bv. OECD 2001, Holvoet & Muys 2004, Van Cauwenbergh et al. 2007). Hier toegepast, beoogt een PCI-schema de duurzaamheid van vaste plantenbegroeiingen te evalueren. Gezien de grote verschillen tussen ontwerp, aanleg en onderhoud, is er voor gekozen om voor elke fase een schema op te maken met volgende uitgangspunten: Het gaat om de analyse en de evaluatie van de duurzaamheid van individuele vaste plantenbegroeiingen. Duurzaamheid wordt in bredere context bekeken: niet alleen ecologische duurzaamheid komt aan bod, ook economische (financiële, organisatorische) en sociale duurzaamheid. Het PC- schema moet een leidraad zijn voor mogelijkheden tot verbetering. Er moeten vanuit de criteria en indicatoren richtlijnen geformuleerd kunnen worden om de begroeiing aan de vereisten van de criteria en indicatoren te laten voldoen. Aan de hand van een PCI-schema kan een duurzaamheidscore gegeven worden aan een ontwerp, de aanleg of het beheer van een begroeiing met vaste planten. De uiteindelijke duurzaamheidscore van de beplanting wordt berekend door de som te nemen van de scores behaald voor de verschillende indicatoren en die te delen door het maximaal aantal te behalen punten. Vergelijkingen met de literatuur zijn helaas onmogelijk, daar een dg. schema voor groen volledig nieuw is Wat zijn principes, criteria en indicatoren? Een PCI-schema is een hiërarchische structuur. Het bestaat uit principes (P), criteria (C) en indicatoren (I) (Figuur 6). Principe: Fundamentele regel die aan de basis ligt van acties en redeneringen. Principes zijn geformuleerd als een doelstelling of een houding in verband met de duurzaamheid van begroeiingen met vaste planten. o Vb. Het ontwerp realiseert een behoud of verhoging van de soortendiversiteit Criterium: Toestand of aspect van de begroeiing dat aanwezig moet zijn wanneer aan een principe voldaan moet worden. Een criterium moet zo geformuleerd worden dat een verdict geveld kan worden. o Vb. De plantenkeuze heeft een ecologische meerwaarde Indicator: Kwantitatieve of kwalitatieve variabele die in functie van een criterium bepaald kan worden. Een indicator moet op een objectieve manier aspecten van de begroeiing beschrijven. De indicatoren worden indien mogelijk als resultaatsvariabele beschreven. o Vb. De planten bevatten veel nectar en/of pollen Norm: Referentiewaarde van een indicator die in het gebruik als regel of basis van vergelijking kan dienen, om zo een oordeel te vellen over de graad van voldoening.

26 2 - MATERIAAL EN METHODE 26 o Vb. > 50% van de gebruikte planten moet veel toegankelijke nectar en/of pollen hebben. Principe fundamentele regel, houding/doelstelling Criterium toestand/aspect van de begroeiing Richtlijnen Actie Indicator kwantitatieve/kwalitatieve variabele Figuur 6: Hiërarchische opbouw van de indicatorenset Opstellen PCI-schema Oplijsten factoren belangrijk voor duurzame begroeiingen (voor de ontwerp-, beplantingsals onderhoudsfase) Uit literatuurgegevens en contacten met experten werd een lijst opgesteld met aandachtspunten die van belang zijn bij de realisatie van duurzame begroeiingen met vaste planten. Deze lijst aandachtspunten werden opgesplitst in aandachtspunten m.b.t. de ontwerpfase, de aanlegfase en de beheerfase. Vervolgens werden ze gegroepeerd in verschillende componenten. Deze componenten werden afgebakend aan de hand van de visie Harmonisch park- en groenbeheer (duurzaamheid, dynamiek, diversiteit, mens, natuur en milieu, organisatie). Selecteren van principes, criteria en indicatoren Bij het opstellen van de PCI-schema s aan de hand van de factoren belangrijk voor duurzame begroeiingen, stelden zich initieel 2 problemen: 1/ het hanteren van de zeven HPG-pijlers als basisstructuur maakte het moeilijk om de horizontale consistentie van het PCI-schema te garanderen; er was overlapping tussen de verschillende principes van verschillende componenten. Finaal werd een eenvoudiger indeling gebruikt. Via een kruistabel wordt aangetoond waar de verschillende pijlers van HPG teruggevonden kunnen worden in de PCIschema s. 2/ het aantal criteria was aanvankelijk veel te uitgebreid. In overleg met de stuurgroep werden alle criteria die algemeen geldig zijn voor het scoren van de duurzaamheid van alle begroeiingen verwijderd. Enkel de criteria die specifiek met vaste plantenbegroeiingen te maken hebben werden behouden. Een voorstel van PCI-schema s werd voorgelegd aan de stuurgroep. Aan de stuurgroepleden werd gevraagd om de verschillende criteria en indicatoren een gewicht te geven van 1 tot 5, waarbij 1

27 2 - MATERIAAL EN METHODE 27 stond voor niet relevant en 5 voor essentieel. Om tot een kern te komen van relevante en doeltreffende indicatoren evalueerden de stuurgroepleden de indicatoren op geschiktheid, discriminerend vermogen, wetenschappelijke onderbouwing & meetbaarheid. Op de vierde stuurgroepvergadering werden alle principes, criteria en indicatoren geëvalueerd. Gewicht van de verschillende criteria Om een bruikbare duurzaamheidscore te bekomen is het gewicht dat de verschillende criteria toegewezen krijgen belangrijk. Gezien er niet voldoende tijd was om binnen het kader van dit onderzoek de schema s grondig te testen, werd het gewicht van de verschillende criteria naar best vermogen toegekend. Uittesten PCI-schema s De uiteindelijke PCI-schema s voor ontwerp, aanleg en beheer werden op drie verschillende, beplantingen uitgetest (Tuin van Eden in de Rozenbroeken in Gent, beplanting op het Maurice Claeysplein in Mariakerke, een private bloemenborder van de Familie Fiers). Deze beplantingen werden gekozen omdat ze intuïtief als duurzaam, minder duurzaam en weinig duurzaam zouden aangeduid worden. 2.7 Databank Er bestaan al vele boeken en een beperkt aantal databanken waarin gegevens over vaste planten opgenomen zijn. Om een meerwaarde te hebben dient de te ontwikkelen databank Nederlandstalig en specifiek te zijn, d.w.z. voornamelijk voor openbare groenvoorzieningen geschikt zijn en diverse kenmerken te leveren (bv. groenhabitat, sociabiliteitsklasse, functies, kwaliteitskenmerken,...). De in het kader van deze studie ontwikkelde databank bevat een aantal bevragingen (E. queries) die erop gericht zijn openbare besturen te ondersteunen bij het realiseren van duurzame beplantingen. Vooraleer de selectiemanier, opgenomen planten en opbouw te bespreken, beschrijven we kort de belangrijkste, bestaande databanken Gebruikswaarde van bestaande databanken voor de realisatie van duurzame beplantingen Hieronder volgt een korte oplijsting van de belangrijkste databanken met vaste planten. Die Stauden-CD (2008) Opgemaakt door de Bund deutscher Staudengärtner Uitgebreide Duitstalige databank waarin meer dan 9000 vaste planten soorten (s.l.) in opgenomen zijn. Van al deze soorten zijn uitgebreide plantenfiches beschikbaar, van de meeste soorten is ook een afbeelding beschikbaar. De planten zijn allemaal beschikbaar op de Duitse markt. Eenvoudige zoekacties zijn mogelijk Plantus: Hardy Plants of Central Europe (2001) Opgemaakt door P. Kiermeier (hoofd Institut für Stauden und Gehölze der Fachhochschule Weihenstephan) & N. Bödecker (software-ontwikkelaar in de groene sector) Duitstalige (en Engelse vertaling) databank met 7500 plantensoorten (zowel houtige soorten als kruidachtige soorten). Van al deze soorten zijn uitgebreide plantenfiches beschikbaar, van de meeste soorten is ook een afbeelding beschikbaar. De planten zijn in principe allemaal beschikbaar op de Duitse markt. Eenvoudige zoekacties zijn mogelijk Plantenvademecum voor tuin, park en landschap (Koster 2007) Databank met voornamelijk inheemse, houtige soorten en sierplanten die zowel de esthetische als de ecologische kwaliteit van de leef- en woonomgeving kunnen bevorderen

28 2 - MATERIAAL EN METHODE 28 ruim 1500 soorten worden uitgebreid beschreven Van elke plant worden gegevens gegeven i.v.m. groeiplaats, ecologisch verantwoord beheer en eventuele meerwaarde voor bijen en vlinders. De databank voorziet 130 zoekfuncties Deze databank wordt verkocht samen met het boek Plantenvademecum voor tuin, park en landschap ( Koster 2007). Florabank (flora.instnat.be) Ontwikkeld en onderhouden door het Instituut voor natuur- en bosonderzoek (INBO) Databank met verspreidingsgegevens en soortskenmerken van alle inheemse en ingeburgerde plantensoorten die in Vlaanderen voorkomen Niet gericht op het gebruik in openbare groenvoorzieningen Deze databank is vrij toegankelijk op flora.instnat.be Leda ( Databank met plantenkenmerken van inheemse plantensoorten van NW Europa rond 3 sleutelkenmerken van plantendynamiek: persistentie, regeneratie en verbreiding (E. dispersal) (Kleyer, Bekker, Knevel, Thompson, Sonnenschein, Poschlod, Van Groenendael, Klimes, Klimesova, Klotz, Rusch, Hermy, Adriaens, Boedeltje, Bossuyt, Dannemann, Endels, Götzenberger, Hodgson, Jackel, Kühn, Kunzmann, Ozinga, Römermann, Stadler, Schlegelmilch, Steendam, Tackenberg, Wilmann, Cornelissen, Eriksson, Garnier & Peco 2008). De leda-databank kan vrij geconsulteerd worden als het gaat om het opvragen van gegevens over een bepaalde plant. Wil je echter op kenmerk zoeken, dan krijg je de eerste 200 planten. Om toegang te krijgen tot de volledige lijst heb je meer rechten nodig. Niet gericht op het gebruik in openbare groenvoorzieningen Bioflor - (Klotz et al. 2002) Relationele databank die gegevens van 10 jaar onderzoek aan de UFZ samenbrengt. Beschrijving van 3659 planten die inheems of ingeburgerd zijn in Duitsland. Van elke plant worden 66 kenmerken gegeven Niet gericht op het gebruik in openbare groenvoorzieningen Plantscope ( Initiatief van de Gezamenlijke Nederlandse sierteeltregistratie- en promotie-organisaties en Productschap Tuinbouw Onderhouden door Stichting Nationaal Depot Siergewassen Zowel houtige als kruidachtige soorten 5183 kruidachtige soorten opgenomen, veel kenmerken opgenomen, slechts weinig kenmerken ingevuld, beperkte informatie. Op de afbeeldingen en data in deze databank rusten intellectuele eigendomsrechten Planten opgenomen in de databank In de databank worden alle planten opgenomen die worden aangeboden door de assortimentskwekers. Daarnaast worden ook soorten opgenomen die in de literatuur worden aangeraden voor openbare groenvoorzieningen (Brinkforth 1995, MacKenzie 1997, Götz et al. 1999, Pelz 2004, Hop 2008, brochures van Plant Publicity Holland) en soorten die in de door de Arbeitskreis Pflanzenverwendung samengestelde vaste plantencombinaties gebruikt worden (zie 2.7.3) en soorten die van de Arbeitskreis Staudensichtung een drie-sterren score kregen, maar niet worden aangeboden door de Vlaamse assortimentskwekers.

29 2 - MATERIAAL EN METHODE Plantencombinaties opgenomen in de databank Verschillende onderzoeksinstellingen ontwikkelden uitgebalanceerde vaste planten mengelingen. Deze vaste planten mengsels werden elk 3 à 5 jaar getest voor ze als pakket op de markt gebracht werden. Deze plantenmengsels zijn terug te vinden op Ze werden allemaal opgenomen in de databank. In Tabel 4 zijn de verschillende mengsels en de onderzoeksinstelling waar ze werden ontwikkeld weergegeven. Tabel 4: Ontwikkelaars (Onderzoeksinstelling + contactpersonen) van de vaste planten mengelingen die opgenomen werden in de databank Hochschule Anhalt (FH) Bernburg Flower Haze Contactpersoon: Prof. Dr. Wolfram Kircher (kircher@loel.hsanhalt.de) Flower wave zonder zomermaaibeurt & Dipl.-Ing. Jessica Riedel (j.riedel@loel.hs-anhalt.de) Flower wave met zomermaaibeurt Native Flower Steppe Exotic Flower Steppe Native Flower Seam Exotic Flower Seam Native Flower Transformation Exotice Flower Transformation Flower Shape Hochschule Wädenswil Pink Paradise Contactpersoon: Dipl.-Ing (FH) Martina Föhn Indian Summer (m.foehn@hsw.chsommernachtstraum) Sommernachtstraum Sichtungsgarten Hermannshof - Weinheimer Präriemischungen Indianersommer Contactpersoon: Dipl.-Ing. Cassian Schmidt (sichtungsgartenhermannshof@t-online.de) Purple Prairie Präriesommer Lehr- und Versuchsanstalt Gartenbau (LVG) Erfurt Gräsertanz Contactpersoon: Dipl.-Ing. Cornelia Pacalaj (c.pacalaj@lvgerfurt.de) Bepflanzungsvorschlag für eine Baumscheibenbepflanzung Arbeitskreis Pflanzenverwendung van de Bund deutscher Silbersommer Staudengärtner (BdS): Contactpersoon: Dipl.-Ing. Cassian Schmidt (sichtungsgartenhermannshof@t-online.de) Bayerische Landesanstalt für Weinbau und Gartenbau Blütentraum (LWG) Veitshöchheim Blütenmosaiek Contactpersoon: Dr. Philipp Schönfeld Blütensaum (philipp.schoenfeld@lwg.bayern.de) Blütenzauber Voor duurzaamheid relevante kenmerken Op basis van literatuurgegevens, resultaten van de bevraging van openbare besturen, de expertengroep en informatie van kwekers, werd een lijst met kenmerken opgesteld die van belang zijn voor het ontwerp en het onderhoud van begroeiingen met vaste planten. Als bronnen worden hiervoor gebruikt: BdB Handbuch Stauden (2006) Namenlijst van vaste planten (van de Laar et al. 2005) Die Freiland-Schmuckstauden (Jelitto et al. 2002) Kwekerij Esveld-catalogus Perennial ground covers (MacKenzie 1997) Bodendecker für Gärten und Parkanlagen (Brinkford 1995) Die Stauden-CD (2008) Een lijst met 54 kenmerken wordt voorgelegd aan de stuurgroep. Uit deze lijst selecteerden de stuurgroepleden de voor duurzaamheid meest relevante kenmerken, hierbij wordt een onderscheid

30 2 - MATERIAAL EN METHODE 30 gemaakt van voor duurzaamheid primair belangrijke kenmerken (27) en voor duurzaamheid iets minder belangrijke, secundaire kenmerken (19). De waarden voor de duurzaamheidskenmerken die in de databank zijn opgenomen, werden ingevuld op basis van Die Stauden-CD (2008) Selectie van de planten waarvan de duurzaamheidskenmerken ingevuld werden Uit de databank met het aanbod (p. 28) werd een selectie gemaakt van voor openbaar potentieel interessante soorten. De selectie van deze planten gebeurde als volgt: Eerste selectie Een lijst met een eerste selectie van ca 1500 vaste planten werd verstuurd naar experten. Er werd hen gevraagd welke planten zij zouden aanraden voor openbare groenvoorzieningen en welke planten zij zouden afraden. De lijst bestond uit vaste planten die: 1. volgens literatuurgegevens geschikt zijn voor openbare groenvoorzieningen 2 en/of 2. gebruikt worden door openbare besturen en/of 3. als uitmuntend worden aangeduid na onderzoek door de Arbeitskreis Staudensichtung van de Bund deutscher Staudengärtner ( We kregen in totaal 10 ingevulde lijsten terug, met als tussenresultaat: Aantal planten die werden aangeraden: 1057 Aantal planten die werden afgeraden: 512 Aantal planten die zowel werden aan- als afgeraden: 270 Van de aangeraden planten (1057) blijven, na weglaten van: a/ de planten die eveneens werden afgeraden (270), b/ de planten die volgens het Belgian Forum for Invasive Species als invasief gekend staan (5) en c/ niet-relevante taxonomische groepen (enkele genusnaam 97), 685 vaste planten over. Extra taxa: Daarnaast brachten enkele experten extra planten (67) aan die zouden moeten worden aangeraden. Tot slot werden ook planten die in de plantencombinaties (zie 2.7.3) voorgesteld werden door de BdS en niet in voorgestelde lijst voorkwamen (188), toegevoegd en voorzien van kenmerken, in totaal ca. 940 planten Opmaken databank in Access In Access werd een eenvoudige, relationele databank ontwikkeld. Hierin staan plantenlijsten, duurzaamheidskenmerken, gemeenten, vaste plantenkwekers, duurzame vaste plantencombinaties, aantal keer dat planten werden aangeraden. De databank brengt dus een groot aantal gegevens samen die in de loop van de studie werden verzameld. De databank werd zo opgebouwd dat ze praktisch bruikbaar is voor ontwerpers om duurzame beplantingen samen te stellen. Hiertoe werden verschillende bevragingen (E. queries) gemaakt aan de hand waarvan lijsten met planten(combinaties) die geschikt zijn voor specifieke standplaatsen gegenereerd kunnen worden. 2 Het is meestal niet duidelijk welke criteria gehanteerd werden om planten aan te duiden als uitermate geschikt voor gebruik in openbare groenvoorzieningen.

31 3 RESULTATEN 31 3 Resultaten 3.1 Systematiek van begroeiingen met vaste planten Functies van begroeiingen met vaste planten Algemeen Esthetische functie ( kijkgroen ) Sierbeplantingen met vaste planten hebben een uitgesproken esthetische functie. Vaste planten zijn uitermate geschikt om zinnenprikkelende beplantingen te realiseren. Vaste planten verhogen de belevingswaarde van het openbaar groen door de veelheid aan kleuren, boeiende texturen, contrasten, geuren, seizoenale veranderingen, fladderende vlinders en zoemende insecten,. In tegenstelling tot houtige soorten, kunnen op kleine oppervlakten al zeer gevarieerde en boeiende beplantingen gerealiseerd worden. Recreatieve functie ( ontspanningsgroen ) Vaste planten kunnen in verschillende groenelementen toegepast worden die een recreatieve functie hebben: kruidentuin, bloemenplukweide, geurtuin, voeltuin en moestuin. Milieubufferfunctie ( groene long -functie) Groen heeft algemeen een milieubufferende functie (Hermy et al. 2005). Vaste planten spelen hierin een specifieke rol: een goed uitgebouwde kruidlaag op de bodem zorgt voor regenwaterretentie, houdt de bodem langer vochtig en vermindert erosie. Daarenboven zal minder snel naar bestrijdingsmiddelen gegrepen worden in beplantingen waar een kruidlaag de bodem bedekt. Stedenbouwkundige functie ( vormgroen ) Beplantingen met vaste planten zijn in principe lage beplantingen waar overheen gekeken kan worden. Uitzonderingen hierop zijn: houtige beplantingen met een onderbegroeiing van vaste planten, beplantingen waarin hoge soorten gebruikt worden. Beplantingen met vaste planten worden dikwijls gebruikt als kleurrijk, opvallend accent in een park, op een plein of in het straatbeeld. Daarnaast kunnen beplantingen ook gebruikt worden om fiets- of wandelpaden af te bakenen of om de aandacht af te leiden van infrastructuur of lelijke gebouwen of om bepaalde structuren juist te versterken (bv. leiden verkeer). Beplantingen met vaste planten hebben dus een sterk vormgevingskarakter. Cultuur-historische functie Stinzenplanten zijn vaste planten met een grote cultuur-historische waarde. Het zijn plantensoorten die binnen een bepaald geografisch gebied vrijwel uitsluitend voorkomen in de directe nabijheid van kastelen, kloostertuinen, pastorietuinen en andere historische sites en zich daar ook gedurende lange periode weten te handhaven (Bakker & Boever 1985). Educatieve functie Beplantingen met vaste planten kunnen een uitgesproken educatieve functie hebben. Beplantingen met inheemse soorten of beplantingen met soorten die veel insecten aantrekken zijn bijzonder geschikt om voorbijgangers iets bij te leren over de natuur. (Sociaal)-psychologische functie De aanwezigheid van aantrekkelijke, zinnenprikkelende beplantingen met vaste planten in de openbare ruimte verhoogt de leefkwaliteit van de gebruikers ervan.

32 3 RESULTATEN 32 Natuurbehoudsfunctie Vaste planten kunnen als waardplant voor insecten en als voedselplant voor insecten, vogels en zoogdieren dienen. Beplantingen met vaste planten vormen voor veel dieren een schuilplaats en/of overwinteringsplaats. Een ontwerp dat rekening houdt met de natuurwaarde van planten en natuurvriendelijk beheer kan de natuurbehoudsfunctie van beplantingen met vaste planten aanzienlijk verhogen. Ook het gebruik van inheemse soorten versterkt de natuurbehoudsfunctie. Economische functie Openbaar groen heeft ook een economische waarde. Aantrekkelijke beplantingen met vaste planten dragen daar uiteraard toe bij. Daarnaast is het zo dat beplantingen met vaste planten qua beheer goedkoper uit kunnen vallen dan gazons of heestermassieven (Hop 2008). Voorwaarde is natuurlijk dat het om arbeidsextensieve beplantingsconcepten gaat. Het inzetten van vaste planten als alternatief voor bebloemingen met eenjarigen of kale bodem doet eveneens de beheerkost dalen Mogelijke groenelementen met vaste planten en hun functie Margareth Hop (2008) heeft een oplijsting gemaakt van de verschillende groenelementen in welke vaste planten toegepast kunnen worden. Daarbij geeft ze ook telkens de eigenschappen waaraan de planten moeten voldoen om in die groenelementen toegepast te kunnen worden en een aantal geschikte planten. In Tabel 5 staat een overzicht van de verschillende groenelementen die Margareth Hop onderscheidt. Tabel 5 : Overzicht van groenelementen met vaste planten, hun functie en de eigenschappen waaraan de planten moeten voldoen om in die groenelementen toegepast te kunnen worden (uit Hop, 2008 ). Groenelement Functie Eigenschappen planten Bloembakken en verhoogde vakken Begroeide muren Begroeide daken In voegen van plaveisel Plantvakken vóór muren en lage gebouwen Boomspiegels in bestrating of gras opvallen door middel van kleur en vorm de muur verfraaien, aanbrengen van graffiti tegengaan, habitat voor kleine dieren zoals hagedissen en overwinterende insecten. het dak verfraaien, temperatuurisolatie, regenwater (tijdelijk) opvangen het verfraaien van het plaveisel, onkruidonderdrukking camouflage van een lelijke muur, graffitispuiters ontmoedigen, storten van zwerfvuil tegengaan, ontmoedigen van beklimmen, temperatuurdemping. Het beschermen van de voet van de boom tegen betreding en maaischade. Het ontmoedigen van het achterlaten van hondenpoep en zwerfvuil (en het camoufleren ervan). Het vasthouden van vocht. Onderbegroeiing van meer kleur en variatie, planten met veel sierwaarde, goede onkruidonderdrukking, droogtetolerantie, meerdere soorten die elkaar goed verdragen op een klein oppervlak. De planten moeten verder niet te groot, compact en stevig zijn. (wilde) planten die van nature in rotsspleten groeien. Voor begroeiing moet de muur wel spleten of open voegen hebben, zoals bij een stapelmuur. Soms komt de begroeiing spontaan op. langzaam groeiende lage planten, hittebestendige en windbestendige planten, planten geschikt voor volle zon zeer lage en betredingstolerante planten, zeer dichte groeiers stevige hoge vaste planten (>1 m) tegen de muur met eventueel wat lagere planten ervoor stevige planten voor (half) schaduw, (in bestrating) droogtebestendig, planten die tegen van de boom afdruipend water bestand zijn. Houd bij de plantkeuze rekening met de hoeveelheid licht die de boom doorlaat. bodembedekkers (mogen ook lager dan 40 cm zijn),

33 3 RESULTATEN 33 bomen en grote heesters Randen langs heestervakken In vakken rozen en andere middelhoge open heesters Tussen plat groeiende heesters Op hellingen en taluds Losse randen Strakke randen Verkeersbegeleiding (rand) Verkeersbegeleiding (vak) onkruidonderdrukking, het beschermen van de grond onder de bomen tegen betreding, ontmoedigen van het achterlaten van hondenpoep en zwerfvuil (en camouflage daarvan); het vasthouden van vocht. Het afdekken van de onderkant van de heesters tegen inkijk en inloop. Door een strook van een meter breed met middelhoge vaste planten tussen heester en trottoir te zetten, hoeft de breder wordende heester minder vaak gesnoeid te worden. onkruidonderdrukking, kleur en variatie in het vak brengen buiten de bloeitijd van de heesters, de bodem beschermen tegen betreding en uitdroging. sierwaarde verhogen door extra kleur of contrasterende vorm verfraaiing, onkruidonderdrukking, de bodem beschermen tegen uitdroging en erosie het begrenzen en verfraaien van grasvelden, heestervakken, speelplaatsjes, paden. het begrenzen en verfraaien van fiets en wandelpaden en formele borders De lijn van de weg goed zichtbaar maken, zonder het uitzicht te blokkeren rijbaanscheiding planten voor halfschaduw en schaduw, bosplanten, planten die bestand zijn tegen het afdruipende water van de bomen. Onder boomgroepen worden mengsels van bodembedekkers, eventueel met stinzenbolletjes relatief vaak toegepast. Dicht groeiende planten die zich met ondergrondse uitlopers langzaam horizontaal verspreiden en onderin zelf niet kaal zijn. Voor volle zon of halfschaduw, liefst droogtetolerant. blanten die zon en halfschaduw verdragen, lage bodembedekkers, planten die niet te sterk concurrerend zijn voor de heesters, op een ander tijdstip aantrekkelijk dan de heesters, en/of mooi in combinatie ermee. NB: vanwege aaltjes liever geen Rosaceae (Alchemilla, Fragaria, Duchesnea, Waldsteinia) onder rozen zetten. accentplanten, stevige polvormige groeiers voor volle zon, moeten concurrentie om vocht en meststoffen verdragen lage bodembedekkers met veel uitlopers (boven- of ondergronds), droogtebestendig, op de meeste hellingen is ook windbestendigheid en geschiktheid voor volle zon nodig. Ze moeten zeer onderhoudsarm zijn, omdat er op hellingen meestal niet machinaal gewerkt kan worden. stevige planten met een opvallende kleur of vorm, goed herstel na beschadiging, liefst niet helemaal verdwijnend in de winter, mogen zich niet sterk horizontaal uitbreiden en weinig uitzaaien. Op sommige plaatsen kunnen ook stevige hoge vaste planten worden gebruikt (Verbena bonariensis, hoge grassen). stevige opgaande planten die polvormig groeien, geen uitlopers hebben en niet uitzaaien. Ze moeten uniform goed dichtgroeien en eventueel zoals een haagje te snoeien zijn. Langs verharde paden is zouttolerantie nodig vanwege het gebruik van strooizout. stevig en (rij)windbestendig. Tolerantie voor strooizout is nodig. Snel herstel na beschadiging is gewenst. Uitzaai is geen groot probleem in gesloten verharding, maar bovengrondse uitlopers en omgevallen stengels wel. goede bodembedekkers, niet hoger dan 60 cm (voor autoverkeer) tot 80 cm (voor fietsers en voetgangers). De bloemkleur mag opvallen, maar de beplanting moet niet bont zijn, anders leidt het teveel af. Mag geen uitlopers maken die over de

34 3 RESULTATEN 34 Vasteplantenvak op rotondes Vasteplantenvak bij bijzondere plaatsen of monumenten Vasteplantenvak in overhoekjes Hoog vasteplantenvak Oeverbeplanting Vaste planten tussen gras Het verfraaien en accentueren van de rotonde, in de middencirkel en in de vakken langs de buitenrand. Vergroten van de herkenbaarheid van de plaats voor de verkeersdeelnemers, eventueel door aan te sluiten bij het karakter van de omgeving. verfraaiing en accentuering. De beplanting kan door zijn karakter de functie van een monument onderstrepen. het op aantrekkelijke wijze aankleden van kleine of onregelmatige groenelementen, meestal begrensd door bestrating. Het tegengaan van onkruid en het storten van vuilnis. Het scheiden van parkeervakken. fungeren als zichtscherm of windscherm. Betreding ontmoedigen. het verfraaien van de waterkant. Het ontmoedigen van betreding en te water raken. Het bieden van voedsel en schuilplaatsen aan dieren. meer kleur geven aan ligweides en plukweides, grasvelden die als hooilandjes worden beheerd. Aankleding van bermen. Het vormen van een geleidelijke overgang tussen een gemaaid gazon en vakbeplanting. straat hangen. voor de vakken langs de buitenrand zie Verkeersbegeleiding (vak). Vaste planten worden in de middencirkel van rotondes vaak gebruikt in combinatie met bomen, heesters, hagen en bloembollen. Windbestendige, onderhoudsvriendelijke planten zijn geschikt. Planten met uitlopers zijn geschikter dan polvormers. Uitzaai met zaden die door de wind verspreid worden is ongewenst. Zouttolerantie kan soms nodig zijn wegens strooizout, maar dit is afhankelijk van de randafwerking van de rotonde. Als de rotonde hoger ligt dan de weg is droogtetolerantie nodig. Omdat op een rotonde zelden bezoekers komen kunnen ook giftige planten worden gebruikt. Eetbare planten hebben op deze plaats geen meerwaarde. planten met hoge sierwaarde, planten met een symbolische betekenis, zoals witbloeiende en wintergroene planten bij een oorlogsmonument of begraafplaats. Planten met sierwaarde rond gedenkdagen als 2 novermber (Allerzielen). Op deze belangrijke plaatsen kan vaak relatief veel onderhoud worden gepleegd. Veel vaste planten zijn dan ook geschikt. Lage tot middelhoge planten (40-70 cm) die voor kleine oppervlakken geschikt zijn en weinig onderhoud vergen. Planten die wel dichtgroeien maar niet woekeren met veel wegwaaiend zaad. Voor parkeervakken planten zonder doorns of harde takken. Planten die niet broos zijn en snel herstellen na schade. stevige hoge vaste planten. Omdat de oude gewasresten rond februari worden weggehaald, fungeert het vak dan enkele maanden niet als scherm. Het is dus alleen geschikt voor plaatsen die vooral in de zomer beschutting nodig hebben. Op andere plaatsen zouden de hoge vaste planten met heesters gecombineerd kunnen worden. Omring hoge vaste planten met halfhoge planten tegen het omvallen op plaatsen met veel wind. water-, oever- en moerasplanten. Vanwege de reële kans op zaadverspreiding worden langs watergangen met verbindingen naar elders vaak inheemse soorten gebruikt mengsels van vaste planten, vaak inheems. Moeten bestand zijn tegen enkele keren per jaar maaien. Ook planten die van nature tussen gras groeien, zoals prairieplanten, kunnen gebruikt worden.

35 3 RESULTATEN 35 De opsomming van groenelementen waarbinnen vaste planten gebruikt kunnen worden (Hop 2008) kan nog aangevuld worden met: Groenelement Functie Eigenschappen planten Kruidentuin Omsloten eenheid waarin Geneeskrachtige of aromatische planten geneeskrachtige of aromatische kruiden worden gekweekt Moestuin Omsloten eenheid waarin groenten en/of kleinfruit worden gekweekt Eetbare planten Collectietuin Omsloten eenheid met verzameling van planten met wetenschappelijke of educatieve functie Bol- en knolgewassen In het voorjaar een in gazon kleuraccent geven aan gazons Dwergstruikbeplanting Verfraaiing van locaties met zeer specifieke standplaatseigenschappen. Begraafplaatsen en grafbeplanting Vaste planten in open water Rustgevende, ingetogen beplantingen die het hele jaar door aantrekkelijk is, met bijzondere aandacht voor Allerzielen (2 november) Verfraaien wateroppervlak, zuurstof in water brengen. Afhankelijk van het type kunnen allerlei planten in een collectietuin worden ondergebracht: vb. collectietuin met enkel Galanthus spp., Dahlia spp. collectietuin met planten uit Nieuw-Zeeland Bol- en knolgewassen die van nature uit in graslanden groeien. Heideplanten. Mediterrane soorten. Wintergroene en altijdgroene planten, siergrassen, geen uitbundige kleuren, planten die in november bloeien (Aster ericoides, Chrysanthemum 'Novembersonne' ea., Crocus goulimyi) Al dan niet in de bodem wortelende planten met (deels) drijvende bladeren; eventueel ook ondergedoken planten Indeling volgens groenhabitat (D. Lebensbereich) Om duurzame beplantingen te kunnen realiseren moet men rekening houden met standplaatsfactoren bij de plantenkeuze. Om de plantenkeuze te vergemakkelijken ontwikkelden Richard Hansen en Hermann Müssel in 1973 een viercijferige code die de standplaatsvereisten van planten weergeven. Planten met een brede ecologische niche kunnen meerdere viercijferige codes toegekend krijgen. De betekenis van het tweede en derde cijfer is afhankelijk van het eerste cijfer. Het eerste cijfer verwijst naar de algemene groeiplaats (Tabel 6). De betekenis van het vierde cijfer is onafhankelijk van de eerste drie cijfers. 4 de cijfer: Overige eigenschappen 1. Zogenaamde bodembedekker, weinig verdraagzaam met andere planten. 2. Verdraagzame bodembedekker, ook voor een soortenrijke aanplant. 3. Woekerende soort, worteluitlopers. 4. Weinig of niet woekerend, goed te combineren. 5. Robuuste, meestal grote plant, ook als solitair. 6. Zich sterk uitzaaiende soort 7. Kortlevende plant. 8. Geeft een goede snijbloem. 9. Stelt meer eisen qua 'eten en drinken' of winterbescherming. 0. Geen van de bovenstaande.

36 3 RESULTATEN Tabel 6: Standplaatsklassifikatie volgens het viercijfercodesysteem van Hans en Müssel (1973) 1 ste cijfer: Algemene groeiplaats 2 de cijfer: Specifieke eisen van de plant 3 de cijfer: Standplaats advies 0. Planten zonder specifieke eisen. 0. Geen bijzondere eisen aan de standplaats 1. Planten voor lichte schaduw en een voedzame, niet te droge 1. Voor een droge, donkere schaduwplaats grond, waarin weinig boomwortels voorkomen. Bijvoorbeeld in de slagschaduw van gebouwen of schuttingen. 1: BOS Planten, die in de tuin dicht bij bomen of struiken staan. Ze verdragen of verlangen schaduw en hebben het liefst een humusrijke grond. 2. Planten voor een beschutte schaduwplaats, tussen of bij een enkele boom of struik, met een koele bodem en een enkel uurtje zon per dag. 2. Ook als borderplant, op een niet te zonnige plaats 3. Planten die schaduw verdragen, tussen of bij bomen en struiken. 3. Ook in lichte schaduw en als overgang met de rotstuin 4. Voor lichte warme schaduw 5. Voor koele schaduw met een goede bodemvochtigheid 6. Ook in combinatie met bosrandplanten 2. BOSRAND. Planten voor een min of meer open plaats met hier en daar een boom of struik. In principe af en toe wat zon. 3. OPEN PLAATSEN. Planten voor een open, boom- en struikvrije, plaats. Met veel zon en een min of meer voedselrijke grond. 4. ROTSTUIN. Planten van oorsprong uit berggebieden, in de tuin bv. als bodembedekker, tussen stenen, in stapelmuurtjes of in de alpiene tuin. 0. Planten zonder specifieke eisen. 0. Geen bijzondere eisen aan de standplaats 1. Planten voor of bij bomen of struiken overwegend in de zon 1. Voor overwegend kalkhoudende, meestal droge grond 2. Planten tussen bomen of struiken met overwegend lichte schaduw 2. Ook voor een arme grond en met boomwortels doorgroeide plaats in de zon. 3. Voor voedselrijke, doorlatende, droge tot licht vochtige grond. 4. Voor voedselrijke, overwegend koele tot vochtige grond. 0. Planten zonder specifieke eisen. 0. Geen bijzondere eisen aan de standplaats 1. Planten die de voorkeur geven aan een plaats waar het zomers 1. Een typische steppeplant. zonnig en droog is, deels ook in stapelmuren. 2. Planten voor een warme, zonnige plaats met het effect van een 2. Half- en dwergstruik als accentvormer. borderplant waarmee ze ook goed te combineren zijn. 3. Planten voor een zonnige plaats met een koele bodem. 3. In groepen aan te planten bol- of knolgewas. 4. Min of meer snelgroeiende zilver-grijze of grijs-groene planten. 5. Niet woekerende overwegend grijze of zilvergrijze planten. 6. ook in combinatie met rotsplanten te gebruiken. 7. Soorten die bescherming nodig hebben tegen overmatig vocht in de winter, deels bruikbaar als rotsplant. 0. Planten zonder specifieke eisen. 0. Geen bijzondere eisen aan de standplaats 1. Planten die snel groeien, hoofdzakelijk kussenvormend. Voor een 1. In kleine groepjes of als eenling planten. zonnige plaats tussen bv. stenen, stapelmuren etc. 2. Planten, die meestal geen probleem geven met een goed 2. Hoofdzakelijk in groepen te planten kleureffect.

37 3 RESULTATEN Planten voor een warme zonnige plaats, in principe kalkminnend. 3. Kortlevend. 4. Planten voor een zonnige, niet te droge, stenige grond, zoals op berghellingen. 5. Planten die snel groeien voor in principe een zonloze plaats. 6. Planten voor zonloze ruimtes tussen stenen, met een koele grond. 7. Planten voor een goede, met steenslag vermengde grond. 5. ALPIENE TUIN. Liefhebbersplanten, die kieskeurig zijn qua verzorging, standplaats en grondsoort. Voor de "echte" rotstuin. 6. BORDER. Planten met een goed kleureffect of mooie vorm, voor een luchtige, goed bemeste grond. 7. OEVERPLANTEN. Planten voor de sloot- of vijverkant en het moeras. 0. Planten zonder specifieke eisen. 0. Geen bijzondere eisen aan de standplaats 1. Planten voor een zonnige plaats met een koele grond. 1. Kalkminner. 2. Planten voor een plaats uit de volle zon met een koele grond. 2. kalkhater. 3. Planten in de volle zon, 's winters droog. 3. Kalkhoudend split door de grond. 4. Planten uit de volle zon, 's winters droog. 4. Kalkvrij split door de grond. 0. Planten zonder specifieke eisen. 0. Geen bijzondere eisen aan de standplaats 1. Planten die de basis vormen, waaronder ook siergrassen. 1. Voor een warme zonnige plaats, af en toe droogte verdragend. Let op: kunnen door veel vocht in de winter wegvallen. 2. Planten ter completering van Van oorsprong weideplanten voor een koele, zo nu en dan vochtige grond, ook in de lichte schaduw. 3. Kortlevend, regelmatig verjongen noodzakelijk. 0. Planten zonder specifieke eisen. 0. Geen bijzondere eisen aan de standplaats 1. Planten voor min of meer vochtige plaatsen. 1. Verdragen lichte schaduw. 2. Planten voor blijvend vochtige plaatsen, verdragen af en toe 2. Voor een zonnige plaats. onderlopen van de grond. 3. planten voor het moeras, kunnen tot 10 cm onder water staan. 8. WATERPLANTEN. 1. In bodem wortelende planten; deels drijvende bladeren 1. Optimale waterdiepte cm 2. In bodem wortelende planten; ondergedoken levenswijze, geen 2. Optimale waterdiepte cm drijvende bladeren 3. Vrij drijvende planten 3. Optimale waterdiepte cm 4. Optimale waterdiepte cm 9. SOLITAIRPLANTEN. Imposante, moeilijk te combineren planten, effectief in de aanleg. 0. Planten zonder specifieke eisen. 0. Geen bijzondere eisen aan de standplaats 1. Planten, die erg woekeren. 1. Voor een warme, zonnige plaats 2. Planten met een mooie vorm en grote siergrassen. 2. Ook voor lichte schaduw met een koele bodem. 3. Planten die kort leven.

38 3 - RESULTATEN 38 Het systeem van Hansen & Müssel werd vereenvoudigd door Jozef Sieber (1990). In het Siebersysteem worden 8 verschillende natuurlijke standplaatsen onderscheiden, ook wel groenhabitats genoemd (Figuur 7): bos, bosrand, open plaats, stenig bodem, alpinum, gemengde border, oever en water. Elk groenhabitat wordt gekenmerkt door de combinatie van een letter en een cijfer. De letter verwijst naar het groenhabitat, het cijfer naar de vochtgehalte van de bodem (Figuur 7). In sommige gevallen wordt er na het cijfer ook nog de letter B gezet. Die B staat voor borderkarakter. HABITAT (volg~ns Prof. Dr. Josef Sieber) LES DIFFERENTS EMPLACEMENTS (d'après Prof. Dr. Josef Sieber) HABITAT (according to Prof. Dr. Josef Sieber) SM los I ESPAQ SOUS LES ARBRES I WOODS I Bos (onder bomen,) I Arlns ten gininiij I w00t1s lunjentettlil nesj 11 droge boime I SQ/ sec I dry sol 12 frisse bodem I SQ/ lrwis I 1res1t SIJil 13 wchtiae bodem I SQ/ ltuntitle I mo1st soil ~. N -\ :105: RAND I LISIERE I FRINGE OF A WOOD 8o5nnl I lisiiu t1ts 1gntux r., gitwd/j I 1mt1t of" rrootj :W 1 droge bodem I SQ/ sec I dry SDI ~~ 112 frisse bodem I SQ/ lrrlisl @ 113 wdttige bod.m I SQ/ 1tumïJ. I IJltlist ~".~. =;.~~ o.-plaots met STEPPf-IIEIDE kanlcter E'span h\ re à turadin de I.AIIDE STIPPIQUE Open plaats - HUDl-«a"'* Espace libre à caradm de UilDE OPEN PLAATSEN I ESPAaS UJRES I OPEN Pl.ACES OP Of'l OPl/OPll OP2/0P2I OP3/0P3I 0,.,lallls I planlis paur... &In I ",_, rjao,..... I ct anclère tie ~S8IIJIIIISI wil6... dlanär Jllfi piltlts,..""'"'plaollbl'lhf I,; ClniCiite Je p/ttries ~ ptlfll,.""... I wil6 ""dlndw tlp/tè '-s11qtd-. bttrllrs.. llacl. l sdsici diysj frisse lloclem I sol frwis I #mil Sllil wdllip 11ot11m I sel, I IJJIIÎSISlJ SH Sllppe-heide ( meeslal -a. en k.. e.,...ij I "Jt.tes,W espu fan lianefint... ~ (sd le,l.ssllfww t&rill M CflianJI Slll SH2 SHJ H ",rjm 6.fl to,ej «11 il '-'lite plus«p/tlas IWSIIII66iag $flans r IMI'IliiMis Sll( ridt"' limej _... l stjsici dtysoi frisse Wem I stj frois I fmll Sllil wodllip llotllm I sel.._. I IIIIIÏSISlJ Hl H2 H3

39 3 - RESULTATEN 39 ROTSTUIN ROCAILLE 0 ~ STENIGE BOOEM I ESPAa PIERREUX I STONY SOIL Silnigellodem 1.._1 I..,._""., p/fmijx I gménr/j I sjolry sol (in,.,.,j1 Bodem_lllll,-d, smn5log I s~eppes rodttuses lllttlltm, plare 6lm de ",v~«s, sj ridrt pittmj I SY M SYI/MI SY2/M2 SY3/M3 ui rrllll ptl llf J.ri cm chg. Lodem I sol SIC I J,y sj ha bodem I sj fnjis I frrslt StJI1 voddige bom I sj lnnitle I moisl sol o..t..,. bodem op men I ptj/oujes lpe/ousts ~~ I... sol 011 rocks droge bodem I sj SIC I dry sol m. 11*11/!d bais /fmhlil wodlllge bod"" I sj llrlml4e I IIIOisl sol Sltlll'l 0111n I ÎfiÎIIIS de mcrm I s~o~~y joims MuarbeplantiAgen I CDfnmll demutt~s I /oyirg oo MJ/Is dflllt bodem I $11/ SIC I tlty sol frme bodem I sj fnjis I frrslt StJI1 wchrip bodem I sj IMtitle I moist llll GEMENGDE IOORD I PLATE-IANDE I MIXED lorder G8 Gil Gil Gl3 lldr lllllgoedelllilgrood I p1ort.,_ lhm $111 tle ;ri!j I nwd hotdit 'lilh quali/tjim sol dw,. bodem I sj SIC I dty f1ll frd bodem /salft'lis / lmlulij VGdttige bodem I sj humide I moisl f1ll Figuur 7: Schematische voorstelling van de groenhabitats van Sieber (bron: Plantencatalogus Vaste plantenkwekerij Jan Spruyt-Van der Jeugd)

40 3 - RESULTATEN 40 Hieronder vattten deze de hoofdcategorieën kort samen: 1- Bos: schaduw, humusrijke bodem, gewoonlijk vochtig. De groei en bloei van bosvegetaties in een gematigd klimaat ontwikkelen zich gewoonlijk al vroeg in het voorjaar wanneer er veel licht door de nog bladloze boomkruinen komt. Op arme bodems is dit beduidend beperkter dan op rijke standplaatsen. Vooral op rijke standplaatsen vinden we allerlei voorjaarsbloeiende soorten (bv. bolgewassen (s.l.), maar ook taxa zoals longkruid en sleutelbloemen, voorjaarslathyrus, leverbloempjes, en elfenbloemen. Veel stinsenplanten behoren tot deze groep. In de zomer wordt het droger en donkerder. Alleen grote bladplanten zoals Hosta s en varens of zomer of wintergroene soorten (bv. Waldsteinia spp., Lamium galeobdolon) zullen zich dan nog optimaal bovengronds manifesteren. Lichtere plekken bieden plaats aan hogere zomerbloeiers zoals vingerhoedskruid en monnikskappen. De bodem heeft optimaal een kruimelige structuur (mull humus). Op armere, zuurdere bodems kan dit ook een morr- of moderhumus zijn. 2- Bosrand: twee typen, open zonnige zijde en koele schaduwzijde De omstandigheden aan de bosrand zijn licht, de bodem humeus en redelijk vochtig, de aanwezigheid van bomen en heesters beperkt het directe zonlicht. Veel geliefde tuinplanten vinden hier hun oorsprong en optimale standplaats zoals: Geranium, Campanula, Aconitum, Astrantia, Phlox, Dicentra, Hemerocallis, Ligularia, Anemone, Helleborus. De bloei is het uitbundigst in de late lente of voorzomer. Een plantvak met een hoge haag aan de achterzijde mag als bosrand worden beschouwd. Plantvakken voor een noordmuur vergen een specifieke plantenkeuze: het zijn plaatsen waar het hele jaar door weinig zon komt en waar de bodem minder uitdroogt. 3- Open plaatsen/weiden/steppen/prairie: de afwezigheid van bomen en hoge heesters zorgt voor veel licht, vaak volle zon, met vaak droogte in de zomer. De bodem is mineraal van samenstelling en bevat weinig humus. De beplanting heeft meestal een fijn en open karakter, er zijn veel grassen en fijne bladstructuren. Op drogere plaatsen zijn planten met een grijs-viltige beharing typisch en vaak wortelen soorten diep. De hoofdbloei is in de zomer en nazomer. Hier horen o.a. de volgende planten thuis: veel soorten Salvia, Origanum en andere aromatische lipbloemen, bolgewassen zoals allerlei uien en Eremurus, Centaurea, Sedum, halfheesters zoals lavendel en Perovskia, hoge grassen, prairieplanten als asters en zonnebloemen. Meer informatie over prairiebeplantingen is te vinden onder Rotstuin/Alpinum: plantengroei uit gebergten tussen stenen, steenslag, vochtig in het voorjaar door het smeltwater, droog in de zomer en de winter. Dit habitat komt van nature in Vlaanderen nauwelijks voor. In sommige parken worden rotstuinen kunstmatig ontwikkeld. Ze vergen veel onderhoud. 6- Borders: beplantingen met planten met een sterk cultuurgebonden karakter. Deze standplaats is door Hansen bedacht om onderdak te bieden aan sterk gecultiveerde planten zoals Delphinium, Phlox cultivar s, Monarda, Helenium, Lelies, Pioenrozen, Tulpen etc. die een goede grond, bemesting, snoei en bewerking vragen. Hiervoor zijn goed toegankelijke plantbedden, regelmatig oprooien, scheuren en herschikken noodzakelijk. 7- Moerasbeplanting: planten voor lichte maar altijd natte plaatsen 8- Waterplanten: beplanting in de diverse zones onder water

41 3 - RESULTATEN Indeling volgens successiestadium Naast de indeling in tuinhabitats is het ook nuttig om inzicht te hebben in de verschillende successiestadia. Successie is een proces van opeenvolgende veranderingen in een vegetatie, waarbij een levensgemeenschap ontstaat of in een andere overgaat. Bijvoorbeeld: de verlanding van open water of de evolutie van een pioniersvegetatie, over een graslandvegetatie, ruigtekruidenvegetatie, struweel tot bos. Het eindstadium in ons klimaat is bijna altijd een loofbos. Het belangrijkste aspect hierbij is dat opeenvolgende veranderingen in de vegetatie gepaard gaan met veranderingen in de standplaatsfactoren. Plantensoorten zijn bijgevolg min of meer strikt gebonden aan een bepaald successiestadium. Pioniersplanten kunnen zich niet of slechts zeer beperkt (bv. molshopen) voorplanten in een grasland of ruigte. Ze kunnen eventueel wel overleven als zaad in de bodem (o.v.v. persistente zaadvoorraden). De meeste graslandplanten overleven frequente verstoring niet. Ruigtekruiden overleven het jaarlijks maairegime in een hooiland of de begrazing in een weiland niet of gaan zwaar achteruit Sociabiliteit van planten Om evenwichtige plantencombinaties te realiseren, wordt best rekening gehouden met de sociabiliteit (gezelligheid) van planten. De sociabliteit is een waarde die weergeeft hoe gegroepeerd planten voorkomen in (semi-)natuurlijke situaties (Figuur 8). De sociabiliteit wordt weergegeven in Romeinse cijfers en gaat van I tot V, waarbij I solitaire planten zijn en V planten die in grote groepen voorkomen. De sociabiliteit heeft in belangrijke mate te maken met de groeivorm van planten. Categorie I (aantal stuks 1-3): solitaire planten, planten die op zich zelf uitgroeien tot een effectvol formaat of een karakteristieke vorm zoals hoge grassen, grote Hosta s, varens, Eupatorium en Vernonia. Categorie II (aantal stuks 3-10): structuurplanten voor kleine groepen, vooral planten die langzaam starten maar met een hoge duurzaamheid op termijn een belangrijk basis gaan vormen voor de plantengemeenschap zoals Polygonatum, Kirengoshoma, Veronicastrum, Cimicifuga Categorie III (aantal stuks 10-20): planten voor grote groepen welke een sterk vullend karakter hebben in de beplanting maar desgewenst ook regelmatig worden terug geknipt zoals diverse Salvia-, Achillea-, Trollius- en Geranium-soorten en eventueel op termijn deels kunnen verdwijnen als categorie 1 en 2 zich voldoende hebben ontwikkeld om het beeld te dragen. Categorie IV: bodembedekkende planten voor dichte kleine groepen ter invulling van de beplanting of als gecombineerde fijnmazige vlakvulling. Voorbeelden zijn: Acaena, Helianthemum, Thijm, Epimedium Categorie V: woekerende planten voor grote groepen, als monobeplanting tussen houtige gewassen of voor grote vlakvulling. Voorbeelden: Symphytum, woekerende Geranium s, Lamiastrum, Pachysandra, Waldsteinia en Vinca minor.

42 3 - RESULTATEN 42 I II III IV V Figuur 8: Sociabiliteitsklassen (naar Hansen en Stahl, 1993). Voor uitleg bij de cijfers zie tekst Beplantingsconcepten Plantvakken kunnen op verschillende manieren opgevuld worden. Er kunnen één of meerdere soorten gecombineerd worden. De planten kunnen lukraak worden aangeplant of net in een vooraf sterk georkestreerd patroon. De keuze voor een bepaald beplantingsconcept heeft consequenties voor de plantenkeuze en het beheer van die beplanting. Sommige beplantingtypes kunnen globaal worden beheerd, in andere beplantingsconcepten moeten planten bijna individueel benaderd worden. Het ontwerp en het beheer van de sommige beplantingsconcepten vergt veel vakkennis, van andere bijna geen. Diverse al of niet meer verwante beplantingsconcepten zijn beschikbaar uit de literatuur (1995; Föhn 2005a; 2008; Kircher 2005; Pelz 2005). Hieronder wordt een overzicht gegeven van de verschillende beplantingsconcepten. Telkens wordt gespecifieerd wat de consequenties zijn voor de keuze van het beplantingsconcept. Inzicht in de relatie tussen een bepaald beplantingsconcept en de beheerintensiteit is belangrijk in het licht van het continue streven naar een optimaal evenwicht tussen esthetiek en beheerintensiteit. Door inzicht in de verschillende beplantingsconcepten, de randvoorwaarden voor de toepassing ervan m.b.t. plantenkeuze en beheer, kunnen doordachte keuzes gemaakt worden die voor elke locatie het meest geschikte beplantingsconcept naar voor schuiven. De duurzaamheid van een beplanting wordt mee bepaald door de keuze van een geschikt beplantingsconcept voor een gegeven locatie en de correcte inschatting van de beheerkost ervan (Pelz 2004a). De verschillende gehanteerde beplantingsconcepten kunnen gegroepeerd worden volgens hun belangrijkste eigenschappen: spontane ontwikkeling/dynamiek in de beplanting en al dan niet gemengde beplanting (zie Tabel 7).

43 3 - RESULTATEN 43 Tabel 7: Overzicht van de verschillende beplantingsconcepten 1. Dynamische gemengde beplantingen Bloemenweide/prairie/steppe Beplanting naar groenhabitat en sociabiliteit Random beplanting 2. Statische gemengde beplantingen Mozaïekbeplanting Driftbeplanting Klassieke borderbeplanting 3. Statische niet-gemengde beplantingen Monobeplanting Accentbeplanting Grote groepenbeplanting Formele beplanting Hieronder wordt een overzicht gegeven van de verschillende beplantingsconcepten en hun eigenschappen Dynamische gemengde beplanting Figuur 9: Mengbeplanting (Bennsheim, Duitsland) Figuur 10: Verloopbeplanting (foto: Bernd Hertle) Dynamisch beplantingsconcept

44 3 - RESULTATEN 44 Beschrijving: Beplanting die bestaat uit verschillende plantensoorten die door elkaar aangeplant of ingezaaid worden, of door spontane ontwikkeling of door een combinatie van aanplanten/zaaien/ spontane ontwikkeling. Als de beplanting evenwichtig is opgebouwd, ontstaat een zelfregulerende en dynamische beplanting. Karakter: natuurlijk uitzicht Ontwerp: Spontane ontwikkeling: door in te spelen op de reeds aanwezige vegetatie kan een seminatuurlijke beplanting gerealiseerd worden. random: het ontwerp kan louter uit een plantenlijst bestaan, waarna de soorten lukraak over het terrein worden aangeplant/ingezaaid. Vb inzaaien van een bloemenweide, aanplanten van een prairiebeplanting gestructureerd: het ontwerp kan een plan voorzien waarop aangeduid wordt op welke plaatsen welke soorten moeten worden aangeplant/ingezaaid. Dit gebeurt meestal door rekening te houden met de sociabiliteitsklasse van de gebruikte soorten (zie 3.1.4). Op die manier ontstaat een meer gestructureerde beplanting. vb een verloopbeplanting (Figuur 10): bij een verloopbeplanting is er een afwisseling van stukken met een dichte beplanting van een bepaalde soort die doorvlochten wordt door twee of meerdere soorten. De verschillende soorten gaan langzaam in elkaar over. Bij aanplanting is er heel veel plantenkennis nodig bij uitwerken van een plantenmengsel dat tot een zelfregulerend, dynamisch systeem kan uitgroeien. Er moet rekening gehouden worden met het groenhabitat, het successiestadium, concurrentiekracht ea factoren. Plantenkeuze: De eenvoudigste manier om een evenwichtige beplanting te krijgen, is zich baseren op de (semi-) natuurlijke vegetatie die op de plek zou voorkomen of reeds aanwezig is. vb enkel gewenste soorten uit die plantengemeenschap gebruiken en aanvullen met enkele uitheemse soorten Bij het samenstellen van plantencombinaties met planten die van nature uit niet samen voorkomen, moet rekening gehouden worden met volgende factoren: groenhabitat, successiestadium, levensvormen, groeihoogte, uitbreidingsstrategie, levenscyclus (kort- of langlevend), ecologische plantenstrategie, regeneratie, esthetische eigenschappen, structurele eigenschappen, liefst gans het jaar door aantrekkelijk en beheeraspecten (zijn de verschillende soorten aangepast aan vooropgestelde beheer). In Duitsland en Zwitserland zijn er onderzoeksinstellingen die kant-en-klare vaste plantenmengelingen aanbieden voor verschillende standplaatsen. Die mengelingen zijn beheerextensief (1 à 2 x maaien per jaar). De Duitse voorgevormde vaste plantenmengelingen bestaan uit soorten die verschillende functies vervullen binnen de beplanting. De verhoudingen van de verschillende functies liggen als volgt: o Stuctuurplanten 10% (sociabiliteitklasse I) o Begeleidende planten 30% (sociabiliteitsklasse II) o Vulplanten10 %(sociabiliteitsklasse III) o Bodembedekkers 50% (sociabiliteitsklasse IV) o Voorjaarsbloeiers: minstens 20 bolgewassen/m² Beheer: Bij optimale soorten-, concurrentie- en standplaatsafhankelijke ontwikkeling is er na een intensief startbeheer (regelmatig wieden), lange tijd zeer weinig beheer nodig. Het beheer bestaat vnl. uit het

45 3 - RESULTATEN 45 globaal maaien van de begroeiing. Hierbij is het behoud van het beheerextensieve karakter van de beplanting belangrijker dan het overleven van een bepaalde soort. Indien nodig kunnen ongewenste soorten of soorten die te sterk de overhand nemen selectief gewied worden. Natuurlijk voorbeeld: Bloemrijke hooilanden, ruigtes, zomen, prairies Mozaïekbeplanting Figuur 11: Mozaïekbeplanting in Killesberg (Stuttgart) Statisch beplantingsconcept - Verschuivingen in de soortensamenstelling vormen op zich geen probleem, maar er moet toch op gelet worden dat de vooropgestelde werking van de plantencombinaties behouden blijft Beschrijving: Kleinschalige gestructureerde beplanting Vakken van telkens 1 à 2 m² naast elkaar met in elk vakje een verschillende soort. Wanneer de verschillende soorten niet helemaal uit elkaars vakje geweerd worden, ontstaat een vrij natuurlijk uitziend beeld (Schmidt 2008). De combinatie van de verschillende soorten zorgt voor harmoniërende of contrasterende effecten. Karakter: vrij natuurlijk, maar is toch georkestreerd Plantenkeuze: De verschillende soorten moeten qua concurrentiekracht tegen elkaar opgewassen zijn om de beheersintensiteit binnen de perken te houden. Beheer: Het beheer van mozaïekbeplanting vergt veel plantenkennis, wil men de structuur erin behouden. Er is veel plantenkennis nodig om selectief te wieden (zaailingen herkennen, weten welke soorten een probleem aan het worden zijn ). Het beheer gebeurt op individueel niveau. Ongewenste soorten vallen niet sterk op in de begroeiing. Omdat de beplanting niet te streng geordend is, kan een zekere mate van onkruidgroei getolereerd worden voor de beplanting er onverzorgd uit gaat zien. Spontaan opkomende soorten kunnen eventueel getolereerd worden en mee in de beplanting opgenomen worden. Verschuivingen in de soortensamenstelling vormen op zich geen probleem, maar er moet toch op gelet worden dat de vooropgestelde werking van de plantencombinaties (contrasterend/harmoniërend) behouden blijft Natuurlijk voorbeeld: plantenmozaïek op bosbodem (Borchardt 2004)

46 3 - RESULTATEN Driftbeplanting Figuur 12: Driftbeplanting (foto: Christine Orel) Statisch beplantingsconcept weinig dynamiek mogelijk, anders gaat typerende structuur verloren Beschrijving: Lineair gestructureerde mozaïekbeplanting die aanvankelijk door Getrude Jekyll werd ontwikkeld. De lange grenzen tussen de verschillende soorten zorgen voor talrijke combinaties van vormen, kleuren, structuren en texturen. Hoge graad van ordening. Karakter: ziet er vrij natuurlijk uit, maar is zeer gekunsteld Plantenkeuze: Verschillende banden met planten die hoogtestapeling tonen om zicht te bieden op achterliggende vaste plantenbanden. Beheer: Beheerintensief weinig dynamiek toegelaten om vooropgestelde structuur te behouden: de lijnen tussen de verschillende plantengroepen moeten behouden worden Het beheer vereist hoog gekwalificeerd, opgeleid en ervaren personeel Het beheer gebeurt op het individuele plant-niveau Klassieke borderbeplanting Figuur 13: Klassieke borderbeplanting (Weinheim, Duitsland) Statisch beplantingsconcept

30/10/2012. Technisch Vademecum Kruidachtigen. Inleiding. Het Agentschap voor Natuur en Bos. Foto: Evelyne Fiers

30/10/2012. Technisch Vademecum Kruidachtigen. Inleiding. Het Agentschap voor Natuur en Bos. Foto: Evelyne Fiers Technisch Vademecum Kruidachtigen Eva Troch Agentschap voor Natuur en Bos Platform Openbaar Groen 23/10/2012 Inleiding Het Agentschap voor Natuur en Bos 1 Werkveld Agentschap voor Natuur en Bos stadscentrum

Nadere informatie

Technisch Vademecum Heesters Harmonisch Park- en Groenbeheer

Technisch Vademecum Heesters Harmonisch Park- en Groenbeheer Technisch Vademecum Heesters Harmonisch Park- en Groenbeheer Pieter Foré Hogeschool Gent Landschaps- en tuinarchitectuur Dag van de Openbare Ruimte 4 februari 2016 Landschapsarchitectuur & Landschapsontwikkeling

Nadere informatie

Velt presenteert: de ecotuin

Velt presenteert: de ecotuin Velt presenteert: de ecotuin Behoefte aan duidelijkheid over ecotuin Begrip ecotuin niet altijd voor iedereen duidelijk verwarring over begrip ecotuin onduidelijkheid onder collega s begrip wordt niet

Nadere informatie

Bermenplan Assen. Definitief

Bermenplan Assen. Definitief Definitief Opdrachtgever: Opdrachtgever: Gemeente Assen Gemeente Mevrouw Assen ing. M. van Lommel Mevrouw M. Postbus van Lommel 30018 Noordersingel 940033 RA Assen 9401 JW T Assen 0592-366911 F 0592-366595

Nadere informatie

Acanthuskusjes- zomer 2015

Acanthuskusjes- zomer 2015 Acanthuskusjes- zomer 2015 Een nieuwe trend zet door! Kies voor een Prairietuin! Schoorvoetend, maar toch, sinds de mooie promotietuin, die Tuinontwerp de Weieven in Zijtaart had bij Geert van Boxmeer

Nadere informatie

Belgisch Biodiversiteits Platforum

Belgisch Biodiversiteits Platforum Belgisch Biodiversiteits Platforum Sonia Vanderhoeven Etienne Branquart [HET HARMONIA INFORMATIESYSTEEM EN HET ISEIA PROTOCOL] Verklarend document voor het Life + Project AlterIAS Oktober 2010 Algemene

Nadere informatie

Ecologisch Beheer. Speeldernis.nl, Rotterdam

Ecologisch Beheer. Speeldernis.nl, Rotterdam Ecologisch Beheer Speeldernis.nl, Rotterdam Inleiding Koen van der Hauw Ecologisch: Aandacht voor mens Aandacht voor inheemse planten en dieren Aandacht voor milieu Groenling: Ecologisch Beheer 2 Opbouw

Nadere informatie

Aanleg & beheer van bloemenweides. Warme Winteravonden in 't Dijleland

Aanleg & beheer van bloemenweides. Warme Winteravonden in 't Dijleland Aanleg & beheer van bloemenweides Warme Winteravonden in 't Dijleland Wat en waarom een bloemenweide? Soorten bloemenweides Aanleg en beheer van een bloemenweide WWW.ECOFLORA.BE Wat is een bloemenweide?

Nadere informatie

Vasteplanten in het openbaar groen

Vasteplanten in het openbaar groen Vasteplanten in het openbaar groen Griffioen Wassenaar Introductie Vasteplantenkwekerij Griffioen Wassenaar is een familiebedrijf anno 1923 dat door de derde generatie wordt geleid. In de huidige vorm

Nadere informatie

Evaluatie Maai- en graasplan uitvoering 2016

Evaluatie Maai- en graasplan uitvoering 2016 Evaluatie Maai- en graasplan uitvoering 2016 Kenmerk: IT17.01282 datum: 22 maart 2017 Pagina 1 van 8 Inhoud Inhoud... 1 Samenvatting... 3 1. Evaluatie uitvoering maai- en graasplan... 5 1.1. Inleiding...

Nadere informatie

Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014

Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014 Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014 Stichting Landschapsbeheer Zeeland Lucien Calle Sandra Dobbelaar Alex Wieland 15 juli 2014 1 Inhoud Inleiding...

Nadere informatie

niet-inheemse vaatplanten in Nederland

niet-inheemse vaatplanten in Nederland niet-inheemse vaatplanten in Nederland Wil Tamis & Ruud van der Meijden in samenwerking met de PGO FLORON naar het proefschrift van W.L.M Tamis: Changes in the flora of the Netherlands in the 20th century

Nadere informatie

3 Planten en verplanten

3 Planten en verplanten 3 Planten en verplanten 3 Planten en verplanten 34 3.1 Plantensoorten 35 3.2 Plantafstand 38 3.3 Planten in verband 41 3.4 Bomen planten 43 3.5 Afsluiting 48 34 PLANTEN EN VERPLANTEN Bijna het hele jaar

Nadere informatie

Inheems zaaizaad. Gehakkelde aurelia op Knoopkruid

Inheems zaaizaad. Gehakkelde aurelia op Knoopkruid Inheems zaaizaad Inleiding Gebruik van zaaizaad om een bloemrijke flora te verkrijgen en om insecten als vlinders en bijen te bevoordelen is populair en wint steeds meer terrein. Daarbij wordt de ingeschatte

Nadere informatie

VASTE PLANTEN toepassen

VASTE PLANTEN toepassen samenstelling: E.J. Stoffels (ej.stoffels@hetnet.nl) VASTE PLANTEN toepassen deel 1 inleiding begrippen Bij de syllabus: TOEPASSING VAN VASTE PLANTEN E.J. Stoffels Inhoudsopgave type het verwijzingsnummer

Nadere informatie

Heeft dit verhaal je geinspireerd? bel dan met Mieke Hurkmans op of mail naar:

Heeft dit verhaal je geinspireerd? bel dan met Mieke Hurkmans op of mail naar: De Prairietuin Een nieuwe trend zet door! Kies voor een Prairietuin! Schoorvoetend, maar toch De prairietuin staat in de belangstelling. De aandacht nam toe nadat ik in 2011 bij Geert van Boxmeer hoveniers

Nadere informatie

1. ecologische functie

1. ecologische functie Criteria voor geı ntegreerd natuurbeheer samenvatting 1. ecologische functie criterium 1.1: kwaliteit van het natuurlijk milieu over heel het terrein indicator 1.1.1: - natuurlijke waterhuishouding niet

Nadere informatie

Resultaten Brainstormevent Technopool Sierteelt

Resultaten Brainstormevent Technopool Sierteelt Resultaten Brainstormevent Technopool Sierteelt Bruno Gobin 1 Doel Brainstormevent Samenbrengen van verschillende actoren betrokken bij de realisatie van groen in onze leefomgeving kennisuitwisseling Stakeholders

Nadere informatie

DE TUIN in vier seizoenen

DE TUIN in vier seizoenen Deze tuin is verdeeld in verschillende tuinkamers. Het overgrote deel van de tuin bevindt zich op het zuiden, wat de keuze in beplanting erg ruim maakt. 80 DE TUIN in vier seizoenen Michel van Kammen tuinadviesbureau/hoveniersbedrijf

Nadere informatie

Onderzoek naar risico van bollenmijt in Zantedeschia

Onderzoek naar risico van bollenmijt in Zantedeschia Onderzoek naar risico van bollenmijt in Zantedeschia Welke mijt geeft schade in Zantedeschia P.J. van Leeuwen, C. Conijn, M. Breedeveld, J.P.T. Trompert Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector Bloembollen

Nadere informatie

Project plantenlijst 3 niveau 3 en 4

Project plantenlijst 3 niveau 3 en 4 Project plantenlijst 3 niveau 3 en 4 Project titel Plantenkennis lijst 3 Dit project gaat over plantenkennis, nomenclatuur en morfologie. Je kunt planten van de onderstaande groepen kennen en herkennen

Nadere informatie

Wij zijn Nijmegen / Nijmegen Bloeit!

Wij zijn Nijmegen / Nijmegen Bloeit! LANGS DE WAAL IDEEËNCOMPETITIE Wij zijn Nijmegen / Dromen kun je waarmaken. Daar staat Wij zijn Nijmegen voor. De ideeëncompetitie van de gemeente Nijmegen sluit hier perfect op aan. Onze droom is twee

Nadere informatie

De stap naar duurzaam tuinieren. Vzw Tuinhier Seminariestraat 2 9000 Gent

De stap naar duurzaam tuinieren. Vzw Tuinhier Seminariestraat 2 9000 Gent De stap naar duurzaam tuinieren VORMINGSAANBOD VZW TUINHIER Vzw Tuinhier Seminariestraat 2 9000 Gent Vzw Tuinhier wil de belangstelling voor duurzaam, aangenaam en milieubewust tuinieren bevorderen, en

Nadere informatie

De verschillen tussen de onderhoudsniveaus basis en accent zijn aangegeven in de tekst door middel van een onderstreping.

De verschillen tussen de onderhoudsniveaus basis en accent zijn aangegeven in de tekst door middel van een onderstreping. BIJLAGE A. BEELDBOEK GROEN KERNEN In de wijken krijgt de openbare ruimte een gemiddelde kwaliteit. Dit onderhoudsniveau noemen we basis. In de wijken dragen inwoners vervolgens zelf bij aan het beheer

Nadere informatie

Brabantse bijen behoeven betere bescherming (beknopte beschouwing betreffende beheer & beleid) Tim Faasen

Brabantse bijen behoeven betere bescherming (beknopte beschouwing betreffende beheer & beleid) Tim Faasen Brabantse bijen behoeven betere bescherming (beknopte beschouwing betreffende beheer & beleid) Tim Faasen 1 Wilde bijen in Noord-Brabant 283 wilde soorten (81% van NL) 89 soorten dalend (31%); 64 soorten

Nadere informatie

GEMEENTE WAALWIJK natuurlijk groen

GEMEENTE WAALWIJK natuurlijk groen GEMEENTE WAALWIJK natuurlijk groen Hoe groen kunt u het De laatste jaren heeft de gemeente Waalwijk regelmatig met inwoners en andere belanghebbenden gesproken over de uitstraling van de openbare ruimte.

Nadere informatie

Bermbeheer. een zeer complex verhaal dat loont voor mens, milieu en natuur. Luc Janssens dienst NTMB (Vlaamse overheid)

Bermbeheer. een zeer complex verhaal dat loont voor mens, milieu en natuur. Luc Janssens dienst NTMB (Vlaamse overheid) Bermbeheer een zeer complex verhaal dat loont voor mens, milieu en natuur Luc Janssens dienst NTMB (Vlaamse overheid) Overzicht presentatie Rode draad van aandachtspunten Inleiding Historiek voor 1984

Nadere informatie

Inheemse plantensoorten versus exoten. Stellingen. Definities 08/02/2012. Workshop Inheemse plantensoorten versus exoten, Marco Hoffman, PPO

Inheemse plantensoorten versus exoten. Stellingen. Definities 08/02/2012. Workshop Inheemse plantensoorten versus exoten, Marco Hoffman, PPO Workshop Groendag Hoorn Inheemse plantensoorten versus exoten Marco Hoffman Opzet workshop Peilen meningen deelnemers & enkele definities Achtergronden brochure Feiten en objectieve achtergrondinformatie

Nadere informatie

BOS IN SINT-TRUIDEN Nota

BOS IN SINT-TRUIDEN Nota BOS IN SINT-TRUIDEN Nota Ir. Koenraad Van Meerbeek 12/03/2012 1. Wat is bos? Wanneer we over bos spreken, is er een duidelijke definitie nodig van een bos. Iedereen moet immers over hetzelfde praten. Een

Nadere informatie

De stap naar duurzaam tuinieren

De stap naar duurzaam tuinieren De stap naar duurzaam tuinieren Vormingsaanbod Vormingsaanbod vzw Tuinhier Vzw Tuinhier Woodrow Wilsonplein 2 9000 Gent Vzw Tuinhier wil de belangstelling voor duurzaam, aangenaam en milieubewust tuinieren

Nadere informatie

Functies van stedelijk groen - Goede plantcombinaties. Monobeplanting vs combinatiebeplanting. Goede plantcombinaties

Functies van stedelijk groen - Goede plantcombinaties. Monobeplanting vs combinatiebeplanting. Goede plantcombinaties Goede Onderdeel van onderwijsmodule Functies van stedelijk groen Ontwikkeld door Praktijkonderzoek Plant en Omgeving en Alterra Marco Hoffman Alle foto s PPO tenzij anders vermeld. Ontwikkeling combinatiebeplanting

Nadere informatie

In samenwerking met Stefanie Lataire (stagiaire Groenmanagement Vives Roeselare)

In samenwerking met Stefanie Lataire (stagiaire Groenmanagement Vives Roeselare) In samenwerking met Stefanie Lataire (stagiaire Groenmanagement Vives Roeselare) Inhoud voorstelling Waarom omvormen? 4 omvormingsdoelstellingen + visie + Concreet stappenplan 2 Visie Gebaseerd op Harmonisch

Nadere informatie

BEHEERPLAN BATENDIJK (ONG.) TE BORCULO

BEHEERPLAN BATENDIJK (ONG.) TE BORCULO BEHEERPLAN BATENDIJK (ONG.) TE BORCULO Rapportage beheerplan Batendijk (ong.) te Borculo Opdrachtgever Bosch & van Rijn Groenmarktstraat 56 3521 AV Utrecht Rapportnummer 8015.004 Versienummer Status D1

Nadere informatie

Wat? Waarom? een tuin boven het hoofd. Aanleg van groendaken

Wat? Waarom? een tuin boven het hoofd. Aanleg van groendaken N1 een tuin boven het hoofd Aanleg van groendaken Wat? Waarom? Is de buurt wat grijs en troosteloos? Wil je met de organisatie een milieuminnend imago uitstralen? Wil je voor de werknemers en voor de buurt

Nadere informatie

Hoofdstuk 51 Groenvoorzieningen. Wijziging Technische Bepalingen. Gewijzigde bepalingen zijn grijs gemarkeerd. Niet gemarkeerde bepalingen zijn nieuw

Hoofdstuk 51 Groenvoorzieningen. Wijziging Technische Bepalingen. Gewijzigde bepalingen zijn grijs gemarkeerd. Niet gemarkeerde bepalingen zijn nieuw TECHNISCHE BEPALINGEN Hoofdstuk 51 Groenvoorzieningen Wijziging Technische Bepalingen Gewijzigde bepalingen zijn grijs gemarkeerd Niet gemarkeerde bepalingen zijn nieuw Overzicht vervallen bepalingen toegevoegd

Nadere informatie

Kruidachtigen. Datum: woensdag 8 februari Leerjaar 1 en 2 Tuin, Park en Landschap

Kruidachtigen. Datum: woensdag 8 februari Leerjaar 1 en 2 Tuin, Park en Landschap Kruidachtigen Datum: woensdag 8 februari 2017 Leerjaar 1 en 2 Tuin, Park en Landschap 2 Aan het eind van de les schrijf je samen met je buurman de betekenis op van al deze termen. Als je klaar bent geven

Nadere informatie

Biodiversiteit in stedelijk groen

Biodiversiteit in stedelijk groen Bestuurlijke conferentie groen in Gemeente IJsselstein Biodiversiteit in stedelijk groen Marco Hoffman 2010 jaar van de biodiversiteit Belang van biodiversiteit onder de aandacht brengen Veel planten en

Nadere informatie

Starters in het bosonderzoek 2011. Gorik Verstraeten Bart Muys, Jakub Hlava, Kris Verheyen. Margot Vanhellemont. Inleiding

Starters in het bosonderzoek 2011. Gorik Verstraeten Bart Muys, Jakub Hlava, Kris Verheyen. Margot Vanhellemont. Inleiding Starters in het bosonderzoek 2011 Veranderingen in bodem- en strooiselkenmerken bij de omvorming van gemengd loofhout naar fijnspar. Gorik Verstraeten Bart Muys, Jakub Hlava, Kris Verheyen Margot Vanhellemont

Nadere informatie

Ecologische bij-structuur: het beheer

Ecologische bij-structuur: het beheer Ecologische bij-structuur: het beheer Bijvriendelijk beheer = ecologisch beheer Verschralingsbeheer Aanleg Beheer gras en kruidachtige vegetatie Beheer ruigtekruiden Beheer houtachtige vegetatie Beheer

Nadere informatie

1. Soorten wetenschappelijke informatiebronnen

1. Soorten wetenschappelijke informatiebronnen 1. Soorten wetenschappelijke informatiebronnen Wanneer je als student in het hoger onderwijs de opdracht krijgt om te zoeken naar wetenschappelijke informatie heb je de keuze uit verschillende informatiebronnen.

Nadere informatie

Natuur en groen op de speelplaats

Natuur en groen op de speelplaats Natuur en groen op de speelplaats MENU Waarom? Successie Uitgangssituatie Groenvormen gesloten ruimte Groenvormen open ruimte Water Fauna Keuze beplanting en Functies Beheer Risico s Natuur en groen op

Nadere informatie

Informatie over diverse lezingen wat betreft planten hobby en reizen met digitale foto s.

Informatie over diverse lezingen wat betreft planten hobby en reizen met digitale foto s. Digitale lezingen door Geert Borgonje te Raalte. Informatie over diverse lezingen wat betreft planten hobby en reizen met digitale foto s. Voor meer informatie; gwmborgonje@ziggo.nl of 0572-354045 Benodigde

Nadere informatie

Erfbeplantingsplan Ploegstraat 26 Someren-Heide

Erfbeplantingsplan Ploegstraat 26 Someren-Heide Erfbeplantingsplan Ploegstraat 26 Someren-Heide Gemaakt door: Hoveniersbedrijf De Paashoef Gemert April 2019 Inhoudsopgave 1. Inleiding 1.1 Aanleiding blz. 02 1.2 Doelstelling blz. 02 2. Erfbeplantingsplan

Nadere informatie

BESTUIVERS IN HET LANDSCHAP

BESTUIVERS IN HET LANDSCHAP BESTUIVERS IN HET LANDSCHAP INTRODUCTIE Biodiversiteit: Biodiversiteit of biologische diversiteit is een graad van verscheidenheid aan levensvormen binnen een gegeven ecosysteem, bioom of een gehele planeet.

Nadere informatie

INTERBESTUURLIJKE SAMENWERKING IN VLAANDEREN

INTERBESTUURLIJKE SAMENWERKING IN VLAANDEREN K.U.Leuven Instituut voor de Overheid Universiteit Antwerpen Universiteit Gent Hogeschool Gent www.steunpuntbov.be INTERBESTUURLIJKE SAMENWERKING IN VLAANDEREN Ellen Wayenberg & Filip De Rynck Spoor Bestuurlijke

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/45834 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Evans, Tracy Title: Management implications for invertebrate assemblages in the

Nadere informatie

Groeikansen voor pothyacint

Groeikansen voor pothyacint Groeikansen voor pothyacint Onderzoek onder bloemisten (NL, D, F, VK) en consumenten (NL, D, F, VK, It, Sp) PT 2010-56 augustus 2010 - Iris van Santen Productschap Tuinbouw, Markt & Innovatie Groeikansen

Nadere informatie

Omdat. Agentschap voor Natuur en Bos. Je kan niet zomaar iets, ergens plannen/planten. Iedereen wil leefbare steden en gemeenten 20/09/2011

Omdat. Agentschap voor Natuur en Bos. Je kan niet zomaar iets, ergens plannen/planten. Iedereen wil leefbare steden en gemeenten 20/09/2011 Agentschap voor Natuur en Bos Grammatica van de stedelijke groentaal Vibe 21 september 2011 Het Agentschap voor Natuur en Bos staat in voor - het beleid - het duurzaam beheren en - versterken van natuur,

Nadere informatie

Bossen en Biodiversiteit

Bossen en Biodiversiteit Bossen en Biodiversiteit Kris Verheyen Labo Bos & Natuur, UGent www.fornalab.ugent.be Bossen en biodiversiteit: de Vlaamse context De Keersmaeker et al. (2001) +/- 150 000 ha (11%) Sterk versnipperd (2x)

Nadere informatie

VUISTREGELS VOOR EEN KWALITEITSVOLLE EXPLAIN

VUISTREGELS VOOR EEN KWALITEITSVOLLE EXPLAIN VUISTREGELS VOOR EEN KWALITEITSVOLLE EXPLAIN Motivering bij het uitwerken van de vuistregels Door het K.B. van 6 juni 2010 is de Belgische Corporate Governance Code 2009 dè referentiecode geworden voor

Nadere informatie

Bijen en Landschapsbeheer

Bijen en Landschapsbeheer Bijen en Landschapsbeheer Hoe maken we het landschap bijenvriendelijk Wat betekent dat voor de biodiversiteit en de kwaliteit van het landschap Een selectie van de mogelijkheden Arie Koster -- www.bijenhelpdesk.nl

Nadere informatie

Kuubskist met golfbodem

Kuubskist met golfbodem Kuubskist met golfbodem Een alternatief uit de praktijk Jeroen Wildschut, Arie van der Lans Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Bloembollen, Boomkwekerij & Fruit PPO nr. 32 361 654 13 December 2013

Nadere informatie

Oevers 2x maaien Oever 2

Oevers 2x maaien Oever 2 Oevers 2x maaien Oever 2 De vegetatie is rijk aan diverse soorten kruiden, zoals kattenstaart, grote waterweegbree en zwanebloem en behoort tot het Watertorkruidverbond (Oenanthion aquaticae). De vegetatie

Nadere informatie

Pierikstraat 16 Gaanderen

Pierikstraat 16 Gaanderen Pierikstraat 16 Gaanderen Inrichtingsplan Pierikstraat 16 te Gaanderen Onderdeel van de bestemmingswijziging VOF Wisselink Loonbedrijf Colofon Hoog-Keppel : 7 juli 2014 Rapportnummer : 1414 Projectnummer

Nadere informatie

MIJN AROMATISCHE PLANTEN

MIJN AROMATISCHE PLANTEN De teelt van aromatische planten is een aangename en gemakkelijke manier om de vreugde van het zelf produceren te ontdekken. Beginner of fijnproever, iedereen kan genieten van verse kruiden die op een

Nadere informatie

Resultaten De te bereiken resultaten m.b.t. de periode 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 kunnen als volgt worden omschreven:

Resultaten De te bereiken resultaten m.b.t. de periode 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 kunnen als volgt worden omschreven: BIJLAGE Bijlage nr. 1 Fiches Titel initiatief: Brusselwerking Initiatiefnemer: vzw Forum van Etnisch-Culturele Minderheden (0478.953.435), Vooruitgangsstraat 323/4, 1030 Brussel (Schaarbeek) Omschrijving

Nadere informatie

Secundair onderwijs - Tweede graad ASO/KSO/TSO - Natuurwetenschappen - Vakgebonden eindtermen

Secundair onderwijs - Tweede graad ASO/KSO/TSO - Natuurwetenschappen - Vakgebonden eindtermen Eindtermen educatief project Korstmossen, snuffelpalen van ons milieu 2 de en 3 de graad SO Secundair onderwijs - Tweede graad ASO/KSO/TSO - Natuurwetenschappen - Vakgebonden eindtermen I. Gemeenschappelijke

Nadere informatie

Groenbeheer in de gemeente Oss

Groenbeheer in de gemeente Oss Jaargang 2 nummer 1 mei 2012 Nieuwsbrief extra Databank Gemeentelijk Groenbeheer Groenbeheer in de gemeente Oss Pagina 1 Nieuwsbrief De Nieuwsbrief Databank Gemeentelijk Groenbeheer geeft informatie over

Nadere informatie

Warmwaterbehandeling Crocus Grote Gele

Warmwaterbehandeling Crocus Grote Gele Warmwaterbehandeling Crocus Grote Gele Onderzoek naar de mogelijkheden voor een cultuurkook P. J. van Leeuwen en J.P.T. Trompert Praktijkonderzoek Plant & Omgeving Bloembollen, Boomkwekerij en Fruit PPO

Nadere informatie

Precisieplant tulp. Basis voor precisielandbouw. A.H.M.C. Baltissen, H. Gude, A. van der Lans, A. Haaster

Precisieplant tulp. Basis voor precisielandbouw. A.H.M.C. Baltissen, H. Gude, A. van der Lans, A. Haaster Precisieplant tulp Basis voor precisielandbouw A.H.M.C. Baltissen, H. Gude, A. van der Lans, A. Haaster Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, onderdeel van Wageningen UR Business Unit Bloembollen, Boomkwekerij

Nadere informatie

Bewonersvergadering. Inrichting Buurttuinen Zwankendamme en Zeebrugge. 8 maart 2016 Zaal Het Centrum, Zwankendamme

Bewonersvergadering. Inrichting Buurttuinen Zwankendamme en Zeebrugge. 8 maart 2016 Zaal Het Centrum, Zwankendamme Bewonersvergadering Inrichting Buurttuinen Zwankendamme en Zeebrugge 8 maart 2016 Zaal Het Centrum, Zwankendamme Voorstelling panel de heer Dirk De fauw, schepen van welzijn, diversiteit en noord-zuidbeleid,

Nadere informatie

Waarom Ecologisch Bermbeheer?

Waarom Ecologisch Bermbeheer? Bijeenkomst 1 21 maart 2019 Waarom Ecologisch Bermbeheer? Stichting Landschapsbeheer Gelderland Bijzondere bermbewoners in Gelderland. Onlangs verschenen rapportage van provincie Gelderland: Introductie

Nadere informatie

Bomen. Plantgoed en kwaliteit

Bomen. Plantgoed en kwaliteit Bomen Plantgoed en kwaliteit bosplantsoen; spil; veer; hoogstam (halfstam, laagstam); solitair; meerstammig. Type plantgoed Het type plantgoed is afhankelijk van de standplaats, de soort, de aangeplante

Nadere informatie

Plantenkennis. Bol en knolgewassen. lijst 1 G41-G31-GB1+2

Plantenkennis. Bol en knolgewassen. lijst 1 G41-G31-GB1+2 Plantenkennis lijst 1 Bol en knolgewassen G41-G31-GB1+2 Algemene informatie Bol en knolgewassen Bollen en knollen vormen een aparte groep omdat ze een lange periode van het jaar in rust zijn, weggedoken

Nadere informatie

natuur in Gent monitoring 1999-2014

natuur in Gent monitoring 1999-2014 natuur in Gent monitoring 1999-2014 Natuurmonitoring waarom? Halen we de doelstellingen van het RSG en het groenstructuurplan? (Hoe) moeten we bijsturen? Natuurmonitoring waarom? Halen we de doelstellingen

Nadere informatie

bosplantsoen Dunnen van

bosplantsoen Dunnen van De gemeente Ede streeft naar een natuurlijk beheer van het openbaar groen. Deze manier van beheren is vooral geschikt voor de grotere groenobjecten, bijvoorbeeld bosplantsoen. Bij het juiste beheer kan

Nadere informatie

Zuidrand Quick Scan 2011

Zuidrand Quick Scan 2011 Zuidrand Quick Scan 2011 KNNV afdeling Delfland Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging KNNV afdeling Delfland Postbus 133 2600 AC DELFT email: afdelingdelfland@knnv.nl www.knnv.nl/afdelingdelfland

Nadere informatie

REGELS BIJLAGE 15 INPASSINGSPLAN PLOEGSTRAAT 26 EN PLOEGSTRAAT ONGENUMMERD (NAAST 26)

REGELS BIJLAGE 15 INPASSINGSPLAN PLOEGSTRAAT 26 EN PLOEGSTRAAT ONGENUMMERD (NAAST 26) REGELS BIJLAGE 15 INPASSINGSPLAN PLOEGSTRAAT 26 EN PLOEGSTRAAT ONGENUMMERD (NAAST 26) Erfbeplantingsplan Ploegstraat 26 Someren-Heide i.o.v. fam. Vossen van de Burgt Gemaakt door: Hoveniersbedrijf De Paashoef

Nadere informatie

Handleiding bij het invullen van het sjabloon MER-invullijst ter staving van uw opleiding en uw ervaring

Handleiding bij het invullen van het sjabloon MER-invullijst ter staving van uw opleiding en uw ervaring Handleiding bij het invullen van het sjabloon MER-invullijst ter staving van uw opleiding en uw ervaring Dit sjabloon werd ontworpen om de behandeling van de aanvragen tot erkenning als MERdeskundige zo

Nadere informatie

PIJLER 2 Verkeersveiligheidsaudits (VVA) en

PIJLER 2 Verkeersveiligheidsaudits (VVA) en Pagina 33 van 126 PIJLER 2 sveiligheidsaudits (VVA) en inspecties (VVI) (Fiche 8) Veilige wegen kunnen verkeersonveilige situaties vermijden en voorkomen. veiligheidsaudits vormen de basis van het ontwerpproces

Nadere informatie

Uw tuin goed onderhouden

Uw tuin goed onderhouden Uw tuin goed onderhouden Een goed onderhouden tuin is een lust voor het oog en een kostbaar bezit. Het vereist de nodige kennis en kunde om het onderhoud goed uit te voeren. Bijvoorbeeld wat, wanneer en

Nadere informatie

Bossigheid in Zantedeschia

Bossigheid in Zantedeschia Bossigheid in Zantedeschia Is vervroegd afsterven van weefselkweekplantjes en het daarna koud bewaren van de knollen een van de oorzaken van bossigheid P.J. van Leeuwen en J.P.T. Trompert Praktijkonderzoek

Nadere informatie

Voortgezet diagnostisch onderzoek Peter Vink

Voortgezet diagnostisch onderzoek Peter Vink Voortgezet diagnostisch onderzoek naar een betere beheersing van een aantasting door de schimmel Colletotrichum acutatum bij de bollenteelt van tulpen cv. Giuseppe Verdi Voortgezet diagnostisch onderzoek

Nadere informatie

GROENCOMPENSATIEPLAN DE VERBORGEN KAMER BRAAMWEG 1 ARNHEM

GROENCOMPENSATIEPLAN DE VERBORGEN KAMER BRAAMWEG 1 ARNHEM GROENCOMPENSATIEPLAN DE VERBORGEN KAMER BRAAMWEG 1 ARNHEM Groencompensatieplan Braamweg 1 Arnhem, i.o.v. Giesbers Arnhem 1 1 INLEIDING 1.1 Aanleiding Giesbers Arnhem is voornemens het plangebied De Verborgen

Nadere informatie

Voor Potentilla moet je bij Piet Kolster zijn, weten ze in Boskoop

Voor Potentilla moet je bij Piet Kolster zijn, weten ze in Boskoop NEDERLANDSE PLANTEN COLLECTIES WOUT KROMHOUT Voor Potentilla moet je bij Piet Kolster zijn, weten ze in Boskoop Hoe komt een serieuze boomkweker er op om Potentilla tot één van de belangrijkste artikelen

Nadere informatie

Duurzaam tuinieren. door Lodewijk Hoekstra

Duurzaam tuinieren. door Lodewijk Hoekstra Duurzaam tuinieren door Lodewijk Hoekstra Lodewijk Hoekstra Groen in de genen Eigen Huis & Tuin Het roer moet om Behoefte aan kennis Green-Kids NL Greenlabel Groene Handen Trends Mens staat ver van de

Nadere informatie

KIES VOOR DE NATUUR OP JE DAK

KIES VOOR DE NATUUR OP JE DAK Groendaksystemen KIES VOOR DE NATUUR OP JE DAK Groendaken zorgen voor een gezondere en aangenamere leefomgeving! Algemeen We onderscheiden twee soorten groendaken : Extensieve groendaken Vegetatiedaken

Nadere informatie

De invloed van het gebruik van Asulox tijdens de bollenteelt en het tijdstip van rooien op de beworteling van Muscaribollen in de broeierij

De invloed van het gebruik van Asulox tijdens de bollenteelt en het tijdstip van rooien op de beworteling van Muscaribollen in de broeierij De invloed van het gebruik van Asulox tijdens de bollenteelt en het tijdstip van rooien op de beworteling van Muscaribollen in de broeierij Voortgezet diagnostisch onderzoek 2008 Peter Vink, Paul van Leeuwen

Nadere informatie

Gemeentelijke Adviesraad voor Groen en bebloeming. Goedkeuring der statuten

Gemeentelijke Adviesraad voor Groen en bebloeming. Goedkeuring der statuten Gemeentelijke Adviesraad voor Groen en bebloeming Goedkeuring der statuten Gelet op de noodzaak om de Zwevegemse bevolking te stimuleren om meer groen en bebloeming te realiseren, Gelet op het belang van

Nadere informatie

Een Wonderwoudje in jouw Gemeente

Een Wonderwoudje in jouw Gemeente Een Wonderwoudje in jouw Gemeente De natuurvoordelen die bomen ons bieden zijn talrijk en divers. Zij reguleren onze temperatuur, zorgen voor zuiverder lucht en een betere waterkwaliteit. Ze bevorderen

Nadere informatie

Checklist: Hoe bijenvriendelijk is mijn gemeente/stad?

Checklist: Hoe bijenvriendelijk is mijn gemeente/stad? Checklist: Hoe bijenvriendelijk is mijn gemeente/stad? Deze checklist werd opgesteld op basis van een samenwerking tussen: Inventarisatie: Zelf aan de slag Hoe ben ik bezig en wat kan ik nog meer doen?

Nadere informatie

Mei 2016. Erf & landschap. Wat zijn uw mogelijkheden?

Mei 2016. Erf & landschap. Wat zijn uw mogelijkheden? Mei 2016 Erf & landschap Wat zijn uw mogelijkheden? Erf & landschap Wat zijn uw mogelijkheden? Peel en Maas is een mooie en uitgestrekte plattelandsgemeente met veel ruimte voor groen. We streven naar

Nadere informatie

TECHNISCH INTERREGIONALE WERKGROEP (TIW) VOOR DE SAMENSTELLING VAN DE NATIONALE RASSENCATALOGUS VOOR LANDBOUWGEWASSEN

TECHNISCH INTERREGIONALE WERKGROEP (TIW) VOOR DE SAMENSTELLING VAN DE NATIONALE RASSENCATALOGUS VOOR LANDBOUWGEWASSEN TECHNISCH INTERREGIONALE WERKGROEP (TIW) VOOR DE SAMENSTELLING VAN DE NATIONALE RASSENCATALOGUS VOOR LANDBOUWGEWASSEN CRITERIA CULTUUR- EN GEBRUIKSWAARDE VOOR HET ONDERZOEK VAN RASSEN MET HET OOG OP HUN

Nadere informatie

Inventarisatie van de ernst van de bloedingziekte in paardenkastanjebomen in Den Haag

Inventarisatie van de ernst van de bloedingziekte in paardenkastanjebomen in Den Haag Inventarisatie van de ernst van de bloedingziekte in paardenkastanje in Den Haag 2011 A.J. van Kuik en L. Slingerland Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, onderdeel van Wageningen UR Business Unit Bloembollen,

Nadere informatie

De landbouwer als landschapsbouwer. 4. De landbouwer als landschapsbouwer ICT-opdracht ehorizon

De landbouwer als landschapsbouwer. 4. De landbouwer als landschapsbouwer ICT-opdracht ehorizon 4. De landbouwer als ICT-opdracht ehorizon Bedrijf: Steven Vanhecke - Oude Burkelslag 10-9990 Maldegem 4.1 Richtlijnen voor de begeleidende leerkracht Een belangrijk doel in de derde graad van het secundair

Nadere informatie

Bamboe en siergrassen

Bamboe en siergrassen Bamboe en siergrassen Vakdag Tuin, Park en Landschap Periode 3 en 4, schooljaar 2014-2015 Bamboe en siergras is familie van elkaar Bamboe is de benaming voor een aantal plantensoorten die een geslachtengroep

Nadere informatie

Bijlage 2 Landschapsleeskaart en memo

Bijlage 2 Landschapsleeskaart en memo Bijlage 2 Landschapsleeskaart en memo Landschapsleeskaart Verticale samenhang = de uitdrukking van de ondergrond (bodem, water, reliëf) in het landgebruik, de biotopen, de vegetatie etc. Hoe wordt het

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Voorwoord 5. Inleiding 6. 1 Beheer tuinen 9. 2 De tijd en onderhoud 34. Bronnenlijst 63. Bijlage 64 INHOUD 7

Inhoudsopgave. Voorwoord 5. Inleiding 6. 1 Beheer tuinen 9. 2 De tijd en onderhoud 34. Bronnenlijst 63. Bijlage 64 INHOUD 7 Inhoudsopgave Voorwoord 5 Inleiding 6 1 Beheer tuinen 9 2 De tijd en onderhoud 34 Bronnenlijst 63 Bijlage 64 INHOUD 7 Inleiding Een tuin verandert voortdurend. Dat is boeiend om te volgen, een tuin verveelt

Nadere informatie

VR DOC.0722/3

VR DOC.0722/3 VR 2017 1407 DOC.0722/3 Bijlage 1. Gegevens die moeten worden opgenomen in de verschillende delen van een natuurbeheerplan als vermeld in artikel 3, tweede lid Hieronder worden de gegevens vermeld die

Nadere informatie

Vaste planten. Inhoudsopgave:

Vaste planten. Inhoudsopgave: Vaste planten Vaste planten zijn kruidachtige meerderjarige planten. Ze overwinteren ondergronds en lopen in het voorjaar opnieuw uit. Enkele zijn wintergroen zoals vinca en waldsteinia. Vaste planten

Nadere informatie

Japanse duizendknoop in Vlaanderen

Japanse duizendknoop in Vlaanderen Japanse duizendknoop in Vlaanderen AGENTSCHAP NATUUR & BOS Ongevraagde gast Planten en dieren kunnen door toedoen van de mens op plaatsen belanden waar ze van nature niet voorkomen. Dit kan opzettelijk

Nadere informatie

Door de ogen van Piet Oudolf

Door de ogen van Piet Oudolf Door de ogen van Piet Oudolf In Singer Laren opent begin juni de tentoonstelling Geschilderde tuinen. Dan is ook voor het eerst de nieuwe door Piet Oudolf ontworpen beeldentuin toegankelijk. Als opmaat

Nadere informatie

Vlindervriendelijk tuinieren. Jeroen Mentens 29/05/2011

Vlindervriendelijk tuinieren. Jeroen Mentens 29/05/2011 Vlindervriendelijk tuinieren Jeroen Mentens 29/05/2011 Misvattingen? Mijn tuin is te klein. Ik woon in de stad. Daar zitten geen vlinders. Een vlindervriendelijke tuin ziet er te verwilderd uit. Ik heb

Nadere informatie

Veldbezoeken Het gebied is op 16 juli 2014 bezocht door Menno Reemer (EIS) samen met Hendrik Baas (gemeente Zoetermeer).

Veldbezoeken Het gebied is op 16 juli 2014 bezocht door Menno Reemer (EIS) samen met Hendrik Baas (gemeente Zoetermeer). Bijenvraagbaak casus 1: Zoetermeer Westerpark Menno Reemer (EIS Kenniscentrum Insecten) & Robbert Snep (Alterra) 6 oktober 2014 Vraagsteller: Hendrik Baas (Gemeente Zoetermeer) Gebied: Zoetermeer, Westerpark,

Nadere informatie

Cursus Bosbeheer en biodiversiteit WELKOM

Cursus Bosbeheer en biodiversiteit WELKOM Cursus Bosbeheer en biodiversiteit WELKOM Programma Voorstelrondje Presentatie Bosbeheer en biodiversiteit (Patrick) Bosbeheer en mossen (Klaas van Dort) Pauze Bosbeheer en vlinders (Kars Veling) Lunch

Nadere informatie

De vroedmeesterpad in Vlaanderen. 28 november 2018 Dries Desloover Agentschap voor Natur en Bos

De vroedmeesterpad in Vlaanderen. 28 november 2018 Dries Desloover Agentschap voor Natur en Bos De vroedmeesterpad in Vlaanderen 28 november 2018 Dries Desloover Agentschap voor Natur en Bos Inhoud Beleidsmatige kader Situatie van de vroedmeesterpad in Vlaanderen Soortenbeschermingsprogramma Ex-situ

Nadere informatie

SYNTHESERAPPORT EVALUATIE WETENSCHAPPELIJKE OLYMPIADES SAMENVATTING

SYNTHESERAPPORT EVALUATIE WETENSCHAPPELIJKE OLYMPIADES SAMENVATTING SYNTHESERAPPORT EVALUATIE WETENSCHAPPELIJKE OLYMPIADES SAMENVATTING Studiedienst en Prospectief Beleid 1 Departement Economie, Wetenschap en Innovatie Vlaamse Overheid Koning Albert II-laan 35 bus 10 1030

Nadere informatie

BEOORDELINGSCRITERIA BOMENERFGOEDLIJST EN LANDSCHAPPELIJKE BEPLANTINGSLIJST

BEOORDELINGSCRITERIA BOMENERFGOEDLIJST EN LANDSCHAPPELIJKE BEPLANTINGSLIJST BEOORDELINGSCRITERIA BOMENERFGOEDLIJST EN LANDSCHAPPELIJKE BEPLANTINGSLIJST INLEIDING Bomen in de gemeente Voerendaal vervullen een belangrijke rol. Ze verfraaien de buitenruimte, brengen natuur in de

Nadere informatie