mevrouw M. Horselenberg, burgemeester/voorzitter;

Transcriptie

1 /CD, Raad van Lelystad ( 3 T 2009 N 776 NOTULEN van de openbare vergadering van de raad van de gemeente Lelystad, gehouden op dinsdag 13 oktober 2009 te uur in het Provinciehuis van de provincie Flevoland te Lelystad. Aanwezig zijn: mevrouw M. Horselenberg, burgemeester/voorzitter; mevrouw J. d Arnaud-Appelo (PvdA), de heren P.L.W J. Baaten (InwonersPartij), J. van de Beek (PvdA), B. Belhaj (PvdA), C.E. Braaf (CDA), D.W. Bussink (CDA), L.J.J. Caniels (CDA), H. Doornbos (PvdA), M. El Mhassani (PvdA), S.G.J. van Erk (VVD), H.W. Gerritzen (VVD), P.C.W. Hamstra (VVD), E. van der Herberg (PvdA), J.M. van den Heuvel (SP), C.J.J. Homan (StadsPartij), Z.J. van der Houwen (PvdA), mevrouw M. Jacobs-Haagen (VVD), de heer W. Jansen (InwonersPartij), mevrouw L.A. Kreuger-Sietses (GroenLinks), mevrouw F. Linde (SP), de heren E.H.G. Marseille (VVD), A.M. Meijering (PvdA), mevrouw E.W. Middelkoop-Ferron (PvdA), de heer S.W. Ongering (InwonersPartij), mevrouw J. Rommy-Agata (PvdA), mevrouw A.F.M. van Rijnsoever (InwonersPartij), de heren B. Siepel (Christenunie), H.P. Soomers (PvdA), C. van Veluwen (Christenunie), mevrouw C.P.M. de Waal (SP), de heren P.H. Walraven (SP) en W.B. Zweers (Leefbaar Lelystad), leden van de raad; alsmede de heren J.A. Fackeldey, W. de Jager, A. Kok, J. Lodders en mevrouw J. Nuijt-Verschoor, wethouders; en de heren D.J. Willems, gemeentesecretaris, en J. Woltjer, griffier. Afwezig zijn: de heren W.J. Erica (Leefbaar Lelystad) en S.J. Kok (GroenLinks) en mevrouw E. van Wageningen (Christenunie), leden van de raad.

2 2009 N 777 Agenda 1 Spreekrecht N Opening N Mondelinge vragen N Vaststelling agenda N Notulen raad van 15 september 2009 N Ingekomen stukken N Beantwoording schriftelijke vragen van de SP N Beantwoording verzoek om inlichtingen van de VVD N Mededelingen N Ontslagverlening lid van de commissie bezwaarschriften N Voorstel inzake Centrum voor Jeugd en gezin N Vervolg maatregelen Stationsgebied Groene Carré N Motie van de InwonersPartij inzake vragenlijst LelystadsPanel N Gelegenheid gebruik te maken van het spreekrecht De voorzitter: Dames en heren, hartelijk welkom. Er heeft zich niemand aangemeld om gebruik te maken van het spreekrecht. Zit er iemand op de publieke tribune die zegt: ik wil absoluut iets kwijt? Dat is niet het geval. 2. Opening De voorzitter: De vergadering is geopend. Bericht van verhindering is ontvangen van de heer Erica, de heer S.J. Kok en mevrouw Van Wageningen. 3. a. Gelegenheid tot het stellen van mondelinge vragen De heer Caniels: Mevrouw de voorzitter. We hebben per mail een afschrift gehad van een brief van Waterfront Hotelexploitatie B.V. Lelystad Haven, gevestigd te Aerdenhout, gericht aan de Stichting Wijkraad Lelystad Haven. Deze brief is ook in afschrift gegaan naar het college en betreft het feit dat de Stichting Wijkraad Lelystad Haven beroep heeft ingediend bij de provincie Flevoland tegen een door de raad vastgesteld bestemmingsplan. Ik heb daar kennis van genomen en ga daar verder ook niet op in, maar aan het eind van de brief staat de volgende zinsnede: "We hebben het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad gevraagd als partij bij het convenant een standpunt ten aanzien van uw handelen in te nemen. De vraag die ik heb is of het college daarover al een standpunt heeft ingenomen en zo ja, hoe dat luidt. Wethouder Fackeldey: Mevrouw de voorzitter. Wij kennen uiteraard die brief ook. Ik heb deze of begin volgende week een gesprek met de vertegenwoordigers van de wijkraad. Wat er speelt is dat op het moment dat we gezamenlijk ons best gaan doen voor het zogenaamde spoor I, het openlaten van het middenterrein, zij zich in een convenant vrijwillig hebben vastgelegd zich niet als wijkraad actief te verzetten tegen spoor II. Dat wil zeggen, tegen punt Zuid en de bebouwing van het middenterrein. Alle andere onderdelen en onderwerpen op het Werkeiland vallen daar niet onder en alle inwoners uiteraard ook niet. Destijds is de redenering gevolgd: als we gezamenlijk ervoor gaan om iets te realiseren en we accepteren gezamenlijk beide consequenties, dan moeten we dat ook in alle eerlijkheid doen.

3 2009 N 778 Ik heb nog geen oordeel over het handelen van de wijkraad in dezen, maar ik ga ze wel de vraag stellen: legt u mij nu eens uit hoe uw handelen in dezen zich verhoudt tot de afspraak die u gemaakt hebt in het convenant. Het gaat namelijk niet alleen om het feit dat ze formeel bezwaar hebben gemaakt, maar waar ik me wel een beetje aan gestoord heb is dat ze allerlei partijen opgeroepen hebben met folders en wat al niet meer om daartegen bezwaar te maken, terwijl ze met mij een convenant hebben gesloten waarin ze hebben afgesproken dat ze dat niet zullen doen. Dus ik ga ze nog eens vragen om mij uit te leggen hoe die twee zaken zich tot elkaar verhouden. Op basis van hun antwoord zal het college zijn oordeel en standpunt daarin bepalen. De heer Caniels: Dan wacht ik dat oordeel graag af, maar het kan toch niet zo zijn dat de gemeente via een convenant iemand het recht ontneemt om van een bij wet toegekend recht om beroep in te dienen gebruik te maken? Ik neem aan dat we het daar wel over eens zijn. Wethouder Fackeldey: Dat hebt u mij ook niet horen zeggen. Ik heb gezegd dat wat mij vooral stoort is dat zij partijen opgeroepen hebben. Mevrouw Kreuger: Mevrouw de voorzitter. In een bericht van de VNG wordt een publiekscampagne aangekondigd over goed rioolgebruik en deze start op 9 november a.s.. Met de slagzin Ik gooi geen troep in het riool worden mensen op een positieve manier bewust gemaakt hoe zij met het riool geacht worden om te gaan. Gemeenten wordt geadviseerd bij deze campagne aan te sluiten met een eigen campagne. In Lelystad hebben we een gescheiden rioolsysteem. De ervaring leert dat veel bewoners niet weten dat het emmertje sop in de goot direct en ongezuiverd in de sloot belandt, om nog maar te zwijgen over de gevolgen die verfresten en olie hebben op de kwaliteit van het slootwater. Is het college van plan om zich bij deze campagne aan te sluiten en is het college van plan om deze actie aan te grijpen om ook het goed gebruik van het regenwaterriool onder de aandacht te brengen van onze inwoners? Wethouder De Jager: Mevrouw de voorzitter. Vooralsnog heeft het college op dit punt geen plannen in ontwikkeling, maar ik zal de suggestie om daarover na te denken meenemen in mijn regulier overleg. De heer Baaten: Mevrouw de voorzitter. De gekleurde buitenzijde van de nieuwe Waaggarage heeft heel geld gekost en ook veel extra geld gekost. Wat ons nu verbaast is dat daar nu drie levensgrote reclames op hangen. Kunnen we in de komende tijd nog meer van die reclames verwachten op die mooie buitenzijde? Wethouder Fackeldey: Mevrouw de voorzitter. Deze hebben vanaf het begin af aan deel uitgemaakt van het ontwerp. Niet zo maar elke willekeurige reclame. Deze is in het ontwerp ingetekend en andere niet, dus andere zullen er ook niet komen. De heer Jansen: Mevrouw de voorzitter. Ik heb vele vragen gekregen over het fietstunneltje dat achter het station naast het gerechtsgebouw in ontwikkeling is. Ik heb de mensen erop gewezen dat het geen fietstunnel wordt maar een gracht. Die gracht zou vorige maand opgeleverd worden. Wat ik wel gezien heb is dat alle schotten de grond in zijn geheid, maar de werkzaamheden liggen al ongeveer vier weken stil. Mijn vraag is: waarom is het niet op tijd opgeleverd en waarom ligt het werk stil?

4 2009 N 779 Wethouder Fackeldey: Mevrouw de voorzitter. Ik weet uit mijn hoofd niet welke technische oorzaak het had, maar er is mij gemeld dat er in de volgorde van het werk vertraging zat. Het had iets te maken met de werkzaamheden daar tegenover aan het station en de Hanzelijn. Ik zal het navragen bij de projectleiding en het lijkt me goed als ik de raad schriftelijk daarover informeer. De heer Jansen: Het rechtstreekse gevolg is namelijk dat het gevaarlijke situaties oplevert bij de ingang van het OM, maar ook bij de Raad voor de Kinderbescherming. Daar hebben ze nu triplexplaten neergelegd, maar u kunt zich voorstellen als het geregend heeft wat er met die triplexplaten gebeurt. De heer Zweers: Mevrouw de voorzitter. Onze fractie heeft schriftelijke vragen gesteld met betrekking tot superlangparkeerders en eventuele maatregelen die onze gemeente daartegen kan nemen. Wij hebben daar ongeveer drie weken geleden al wel antwoord op gehad, maar de vraag is waarom deze niet geagendeerd zijn. Wethouder Lodders: Mevrouw de voorzitter. Volgens mij zijn de vragen door het college tijdig beantwoord en tijdig aangeleverd. Ik begrijp van de griffier dat excuses vanuit de griffie zijn aangeboden voor het feit dat ze nu niet geagendeerd zijn. Ik ga ervan uit dat dat de volgende keer wel gebeurt. Dit wordt nu door de griffier bevestigd. De heer Zweers: Dank daarvoor. b. Beantwoording schriftelijk gestelde vragen naar aanleiding van de door het college ter informatie aangeboden stukken aan de raad Er zijn geen schriftelijke vragen ingediend. 4. Vaststelling agenda De heer Jansen: Mevrouw de voorzitter. Wij willen graag een motie vreemd aan de orde van de dag indienen. Het is een motie die valt in de categorie foutje bedankt. De voorzitter: En heeft zij een hoge actualiteitswaarde in zich? De heer Jansen: Absoluut. De voorzitter: Stemt de raad in met de motie vreemd aan de orde van de dag? De heer Homan: Als het slechts om een foutje gaat, weet ik het niet. De voorzitter: Ik stel voor dat de heer Jansen hem even toelicht. De heer Jansen: Het is een motie omtrent het Lelystadspanel. De voorzitter: De raad wil de motie behandelen? Dat is het geval. Dan komt hij als laatste punt op de agenda. Met inachtneming van bovengenoemde wijziging wordt de agenda vastgesteld.

5 2009 N Notulen van de raadsvergadering van 15 september 2009 De notulen van de op 15 september 2009 gehouden openbare raadsvergadering worden conform ontwerp vastgesteld. 6. Ingekomen stukken (stuk nr. B ) -1 Voor kennisgeving aangenomen. -2 De heer Jansen: Mevrouw de voorzitter. Veertien dagen geleden in de raadsvergadering vroeg ik om het stuk en de volledige correspondentie omtrent de baai van Eesteren te voegen in de tweede termijn van de Kustvisie. Dat is ook toegezegd door het college en ik zie hier met enige verbazing toch weer zo n brief staan. Ik neem aan dat u deze voegt bij dezelfde beantwoording als veertien dagen geleden. Wethouder Fackeldey: Jazeker. Alleen, deze brief is binnengekomen dus hij moet hier wel even langs voordat we hem kunnen bijvoegen. Uiteraard zullen we dat doen. De brief van de heer Kalmijn wordt betrokken bij de behandeling van de Kustvisie in tweede termijn. -3 De heer Siepel: Mevrouw de voorzitter. Onze fractie wil graag van het college het antwoord krijgen dat het gaat geven op deze brief. De heer Zweers: De fractie van Leefbaar Lelystad heeft dezelfde vraag met daarbij de aanvulling of de berichtgeving die wij in de media hebben mogen vernemen, de afdoening is. De heer Van der Herberg: Dezelfde vraag, of wij de afdoening tegemoet kunnen zien, hebben wij ook. We willen de suggestie meegeven om hiervoor het recent vastgestelde parkeerbeleidsplan in werking te laten treden, want daar hebben we het een maand geleden al prima over gehad. Wethouder Lodders: Mevrouw de voorzitter. Naar aanleiding van de ingekomen brief worden er op dit moment tellingen uitgevoerd. Dat is een nultelling die gebeurt in de nacht, omdat je dan mag verwachten dat alleen de auto s er staan die daar thuishoren. Dan zal de komende weken een aantal keren in het weekend en op de woensdagmiddag geteld worden. Op basis daarvan zullen we kijken of er maatregelen nodig zijn. Die slaan dan ook op de wijze zoals we het in het Parkeerbeleidsplan hebben vastgesteld. Het lijkt me goed dat we de raad daarover informeren als we de brief afdoen. Als het tot aanpassing van beleid leidt, komt het uiteraard terug. Ter afdoening in handen van het college gesteld; de raad wordt over de afdoening geïnformeerd. -4 De heer Caniels: Mevrouw de voorzitter. We hebben een opmerking over het afdoeningsadvies. Er wordt weliswaar melding gemaakt in de brief van een open brief, maar als ik naar de inhoud kijk van de brief dan kan ik me voorstellen dat deze aangemerkt zou kunnen worden als een bezwaarschrift. Als u die mening deelt, zou ik willen voorstellen het stuk voor advies in handen van de commissie voor de bezwaarschriften te stellen.

6 2009 N 781 Mevrouw d Arnaud: Mevrouw de voorzitter. Wij zouden ook willen aangeven, want de brief is al van begin september en het is nu half oktober, dat er gezien de inhoud een beetje spoed achter gezet wordt. En wij willen graag de reactie van het college toegestuurd krijgen. De heer Van den Heuvel: Mevrouw de voorzitter. De SP kan zich hier volledig bij aansluiten. Wethouder Nuijt: Mevrouw de voorzitter. We zullen bekijken hoe we omgaan met deze mail en met de brief die daaraan ten grondslag ligt, of het al of niet als bezwaarschrift aangemerkt zou moeten worden. Dan moeten we even contact opnemen. We zullen u op de hoogte stellen van onze reactie. De heer Caniels: In de brief wordt concreet gevraagd de toegekende huishoudelijke hulp in plaats van 5.5 te veranderen in 6, wat ook de indicatie is. Dat geeft mij het gevoel dat er gevraagd wordt om een herziening van de beschikking en dat betekent volgens mij dat het een bezwaarschrift is. De voorzitter: Ik geloof dat de wethouder tegen u heeft gezegd dat ze het zou bekijken en de resultaten aan u kenbaar zou maken. Dus even afwachten en de kans geven. Ter afdoening in handen van het college gesteld; de raad wordt over de afdoening geïnformeerd. 7. Beantwoording schriftelijke vragen (art. 38 RvO) van de fractie van de SP over verkwisting van drinkwater voor het schoonspuiten van pleziervaartuigen (stuk nr. B ) De heer Walraven: Mevrouw de voorzitter. Mijn fractie dankt het college voor de op zichzelf begrijpelijke beantwoording van haar schriftelijke vragen. De gemeentelijke, noch de provinciale, noch de landelijke overheid komen in actie tegen verregaande verkwisting van kostbaar consumptiewater. Ze gaan er niet over of brengen, zoals het Rijk doet, slechts een advies tot verstandig gebruik uit, wanneer door langdurige droogte onze eigen bijna onbegrensde overvloed tijdelijk in schaarste overgaat. Het is o.i. ethisch bijna mensonterend te noemen, dat er elke 8 seconde op deze wereld een kind sterft ten gevolge van slecht drinkwater, terwijl in de Flevo Marina door massale overtreding van nota bene het eigen havenreglement, het beste drinkwater van deze wereld wordt gebruikt om het al dan niet met zwart geld aangeschafte vaartuig schoon te spuiten. We hebben onszelf als land maar ook als gemeente een grote broek aangemeten wat duurzaamheid betreft, maar laten hier de teugels wel heel ruim vieren. Schrijnend is regelmatig de nood in bijvoorbeeld Afrikaanse landen, waar mens en dier sterven door gebrek aan regen en actueel is de situatie op bijvoorbeeld Sumatra, waar een ernstig gebrek heerst aan water, respectievelijk gezond drinkwater. De SP-fractie stelt het echter op prijs dat het college aan de havenbazen een brief zal sturen met het verzoek om bewust gebruik van drinkwater te stimuleren, al komt dit in het geval van de Flevo Marina, het is al gezegd, neer op het in acht nemen van de vrijwillig aanvaarde havenvoorschriften. In de havens is in overvloed geschikt havenwater aanwezig om boten mee schoon te maken. Wij verzoeken het college de raad in het bezit te stellen van een afschrift van de te versturen brief.

7 2009 N 782 Ten slotte. Het dunkt ons goed dit signaal te hebben afgegeven. We zijn het college erkentelijk voor zijn serieuze benadering van dit onderwerp en dan richten wij ons in het bijzonder tot wethouder Nuijt. Wethouder Nuijt: Mevrouw de voorzitter. De heer Walraven heeft gelijk. Zoals ook in de brief staat hebben we juridisch geen handvat om duurzaam gebruik af te dwingen. We hebben wel een brief opgesteld, die naar de havens verzonden is bij mijn weten. Ik zeg u een afschrift toe. De heer Jansen: Mag ik een vraag stellen aan de SP? De voorzitter: Niet bij dit onderwerp. De heer Jansen: Mag ik dan een opmerking plaatsen? De voorzitter: Ook niet. Dit is alleen aan de SP. Zo gaat dat bij vragen ex artikel 38. Bij vragen ex artikel 40 mag worden gedebatteerd. De heer Jansen: Ik ben het met de SP eens, maar we hebben het hier vaker over waarden en normen gehad. Als mensen uitgemaakt worden als ze een boot bezitten, dat ze die hebben verkregen door zwart geld, dan vraag ik me af of u die woorden terug zou willen nemen. De heer Walraven: Mijn rug is recht. Voor kennisgeving aangenomen. 8. Beantwoording verzoek om inlichtingen (art. 40 RvO) van de fractie van de VVD over pilot erfafscheidingen Zuiderzeewijk (stuk nr. B ) De heer Marseille: Mevrouw de voorzitter. De beantwoording van de door ons gestelde vragen is niet geheel duidelijk. Vraag 1 wordt kort samengevat beantwoord met: het is een pilot, daar hebben we nog een potje voor en dat moet toch voor 1 juli 2010 leeg. Op vraag 2, waar wij vragen of het college het zeker met ons eens is dat het om een besluit gaat met een principiële achtergrond, waarvoor dus een kader vereist is, zegt het college: het is een pilot en op basis van de evaluatie zal het college al dan niet besluiten een voorstel aan de raad voor te leggen. Hiermee geeft het college aan dat er wel degelijk kaders nodig zijn, want juist voor de start van een pilot moet je kaders stellen; wie krijgt welke rechten, onder welke voorwaarde krijg je die rechten, wat zijn de verdere afspraken over onderhoud? Hoe kan anders een evaluatie mogelijk zijn, die dan volgens de beantwoording weer wel tot een voorstel aan de raad zou kunnen leiden? De beantwoording van vraag 4 is daarmee weer in strijd, want daar wordt de stelling gegeven dat er geen precedentwerking is. Maar dan zal toch eerst duidelijk moeten zijn wie waarom recht heeft op een erfafscheiding. In de hele stad komen we lelijke erfafscheidingen tegen. Hoe kunt u waarmaken dat iemand in de Zuiderzeewijk recht heeft op een tegemoetkoming, terwijl iemand in de Botter of de Klip, helemaal willekeurig, onder gelijke omstandigheden dat recht niet heeft? In elk geval vinden wij niet dat de Zuiderzeewijk een zodanig specifieke situatie kent, dat het alleen daar gerechtvaardigd zou zijn. Tenzij het college ons in de beantwoording er echt van overtuigd dat wij het hier helemaal verkeerd zien, zullen wij in een motie aan de raad vragen een uitspraak te

8 2009 N 783 doen, waarin het college gevraagd wordt eerst een voorstel aan de raad voor te leggen. Wethouder De Jager: Mevrouw de voorzitter. Laat ik namens het college een poging doen om de VVD het complete antwoord te geven. Ik vermoed dat uw vragen vooral te maken hebben met een wat principiëlere insteek, of dit nu wel of niet de taak is van de overheid. Ik kan me die vraag goed voorstellen. Het college heeft dat ook gewikt en gewogen. Laat ik u dan ook meteen vertellen dat dit voorstel niet uit de lucht komt vallen. Er zijn in de Zuiderzeewijk, en u weet dat naar alle waarschijnlijkheid op dit moment ook, een aantal ontwikkelingen gaande, interventies die op initiatief van het college momenteel gepleegd worden. De eerste interventie is die als het gaat om groot onderhoud in het kader van Wegen, straten, pleinen. De tweede interventie is die waar het gaat om renovatie van de huurwoningen door Centrada. De derde interventie is die van de Bouwadvieswinkel. Daarbovenop hebben wij een aanvullend advies gekregen met een aantal adviezen om ook wat fijnmaziger, pilotmatig in die wijk in te grijpen. Op dit specifieke onderdeel hebben wij daarbovenop nog een advies gevraagd van KAW Architecten om te kijken of wij op dit punt een pilot in de Zuiderzeewijk zouden kunnen uitrollen. Dit ter inleiding. Als het gaat om dit specifieke voorstel, dan is het denk ik van belang om aan te geven waarom het college van mening is dat dit voorstel logisch is ingekaderd. Dan wil ik beginnen met het noemen van het MOP-GSB. In het kader van het Grotestedenbeleid hebben wij zoals u weet een meerjaren ontwikkelingsprogramma voor de periode als college en raad samen vastgesteld. Binnen dat MOP- GSB hebben wij een aantal ISV-criteria op basis waarvan wij pilotmatig projecten kunnen ontwikkelen. Die ISV-criteria hebben wij op dit specifieke pilotproject van de erfafscheidingen losgelaten. Dan gaat het om een achttal subsidievoorwaarden en ook nog om een elftal prestatievelden. Dat is naar het oordeel van het college het heldere kader waarbinnen het college vervolgens de uitvoering en de uitwerking ter hand moet nemen. U hebt gezien dat wij een beslissing hebben genomen om deze pilot op deze manier te draaien. Als het gaat om die uitwerking dan zullen wij vervolgens beleidsregels opstellen, waarmee in de uitvoering rekening moet worden gehouden. Dat is in het vervolg een collegebevoegdheid en daarin is deze pilot helemaal niet uniek. Ik verwijs bijvoorbeeld naar de pilot Woningverbetering in Schouw West, of in de Punter, waar we onlangs ook dit soort beleidsregels hebben vastgesteld. Vervolgens krijgt die uitwerking een vertaling in de uitvoering. Met andere woorden, concrete subsidievoorwaarden waaraan dan de deelnemende bewoners weer moeten voldoen. Dat is het project dat we graag met de bewoners samen, fysiek en sociaal, willen lopen voor 1 juli Dat bij elkaar zullen wij bundelen in die evaluatie en dan zal het college al dan niet, zeg ik er heel nadrukkelijk bij, een voorstel aan de raad doen toekomen om bijvoorbeeld breder uit te pakken in de Zuiderzeewijk, of breder uit te pakken elders in de stad. Maar voorshands is dat op dit moment echt niet de bedoeling van het college. Wij willen graag deze pilot draaien in de Zuiderzeewijk om te kijken of we op deze manier die combinatie van fysiek en sociaal verder vorm en inhoud kunnen geven. De heer Marseille: Mevrouw de voorzitter, mag ik een moment schorsing om te kijken of wij als fractie met dit antwoord kunnen volstaan of dat wij toch onze motie indienen? De voorzitter: Dat is prima. De voorzitter schorst de vergadering.

9 2009 N 784 De voorzitter heropent de vergadering. De heer Marseille: Mevrouw de voorzitter. Op zich blijven we ons wel wat zorgen maken over de precedentwerking van dit voorstel, maar de uitgebreide, verdere toelichting van het college, die zeker helderder is dan de beantwoording van de vragen, geeft ons op dit moment geen aanleiding om de motie in te dienen. We blijven wel graag op de hoogte van hoe die ontwikkeling is, omdat je met dit soort dingen heel snel in de situatie komt dat anderen menen er wel degelijk recht op te hebben en dan moet je weten waar je aan toe bent. De voorzitter: Zijn er anderen uit de raad die nog willen reageren? Dat is niet het geval. De wethouder nog? Wethouder De Jager: Mevrouw de voorzitter. Ik zeg de raad toe dat ik de raad op de hoogte zal houden van de voortgang in dit proces. Voor kennisgeving aangenomen. 9. Mededelingen De voorzitter: Het is aardig te weten dat er een studente zit van Windesheim, die bezig is zich te specialiseren in de staatsinrichting. Dan kom je natuurlijk bij de lokale overheid terecht, lijkt mij. Ik hoop dat je er veel plezier aan beleeft vanavond. Er zijn twee brieven bij u neergelegd. Eén gaat over de laatste ontwikkelingen van de luchthaven. De tweede gaat over de opkomsttijden van de brandweer. Dat was een vraag van de heer Kok uit de raad, zodat u daar ook inzicht in hebt. Voor kennisgeving aangenomen. 10. Voorstel tot ontslagverlening aan de heer mr. P.C. van der Voorn als lid van de commissie bezwaarschriften (stuk nr. B ) Zonder beraadslagingen en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten. 11. Voorstel inzake Centrum voor Jeugd en Gezin (stuk nr. B ) De heer Soomers: Mevrouw de voorzitter. We beseffen dat we vanavond spreken over een kroonjuweel van de landelijke Christenunie, maar zelfs minister Rouvoet zou denk ik de wenkbrauwen fronsen als hij zich echt ging verdiepen in dit voorstel. Het voorstel roept bij ons vele vragen op. Wij zitten met een probleem met de behandeling van dit voorstel. De evaluatie zou voor ons de onderlegger moeten zijn die ons het vertrouwen geeft de volgende stap te kunnen zetten. Maar de evaluatie die voorligt is geen evaluatie. Hij beschrijft alleen wat er gebeurt. Er is geen benoeming van aan doelen gekoppelde bereikte resultaten, er is geen overzicht van de inhoud van de hulpvragen en geen analyse van de meerwaarde: wat gaat er nu beter dan vóór de pilot? Wel roept de evaluatie vragen op. Wij lezen dat in het volle jaar dat de pilot geduurd heeft er 337 telefoontjes zijn geweest, waarvan 94 niet relevant, zijnde verkeerd

10 2009 N 785 verbonden en zo. Uiteindelijk waren er 130 telefoontjes die echte hulpvragen bevatten. Vergelijk dat nu eens met de bureaubemensing. Eén manager, één coördinator, twee procescoördinatoren en één medewerker; vijf fte. Als je dat omrekent, vijf mensen die andere, een niet benoemd aantal, mensen aan het werk moeten zetten om die telefoontjes beantwoord te krijgen, dan levert dat op dat je per telefoontje zeven management-uren nodig hebt om dat telefoontje beantwoord te krijgen. Dat lijkt flauw, want natuurlijk gebeurt er veel meer. Dat besef ik ook wel. Er is afstemming, er is coördinatie, er is overleg. En dat is nu juist onze angst. Wij vinden dat de middelen optimaal ingezet moeten worden voor voorzieningen, voor hulpvragen en hulpbieders en niet in de overhead en niet in de intermediaire organisatie. Over de pilot wordt in de evaluatie opgemerkt, dat het onderwijs zeer te spreken is over dit model. Dat was misschien zo, maar actueel is dat niet meer zo. Aanvankelijk zijn de scholen inderdaad akkoord gegaan met het stopzetten van het 12-min overleg, maar daarvan heeft men nu spijt als haren op het hoofd, omdat wat er voor in de plaats is gekomen rampzalig functioneert. In het tekeningetje staat dat tussen school en zorgadviesteams tweedelijnszorg de Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) consulent zit. In de ontwikkeling van scholen waren ze nu juist zo ver dat de intern begeleider of de zorgcoördinator rechtstreeks met het zorgadviesteam functioneerde. Hulpbieder in rechtstreeks contact met de deskundige van de tweedelijn. Wat helpt het ons als we daar weer een schakel tussen gaan zetten? En als het geen schakel ertussen is, wat doet die persoon dan? Wat is dan de meerwaarde als hulpverlener en deskundige al bij elkaar zitten? We hebben de zorg dat we een soort tweede jeugdzorg aan het optuigen zijn en die zorg is door de evaluatie niet weggenomen. We zitten dus met de vraag: wat moeten we nu met het voorgelegde besluit? We begrijpen dat het moeilijk is om het besluit af te wijzen. Immers, de middelen zijn voor 2009 en dus al besteed. Van de andere kant vinden wij dat het proces ook niet oningekaderd zijn gang moet blijven gaan. Dus wij proberen maar nog wat invloed daarop uit te oefenen en leggen, collega s, u daarbij een motie en een amendement voor. In het amendement stellen wij u voor het besluit te wijzigen op punt 5a, want daar staat beschreven: het CJG krijgt fysiek vorm in de wijk. Wat wij echt niet willen, en dat is ook niet de bedoeling geloof ik, wat we zeker niet willen en dus willen veiligstellen, is dat er in wijken weer woningen omgebouwd worden tot wijkpostachtige kantoortjes. Dat moet niet meer. Dus voegen wij toe: uitsluitend via medegebruik van bestaande accommodaties zoals MFA s. In de motie proberen we het college richting te geven voor de verdere uitrol en ontwikkeling van de Centra voor Jeugd en Gezin (CJG s). Wij vragen het college bij de ontwikkeling van het CJG de huidige inrichting te heroverwegen en een slankere structuur te ontwerpen. Daarbij het CJG zo in te richten, dat de middelen maximaal worden ingezet voor activiteiten direct ten bate van hulpvragers en uitvoerende zorgbieders. En binnen het kader van de daartoe bestemde middelen, dus wij denken dat het goed is om nu al uit te spreken, dat bij de inrichting van het CJG uitsluitend uitgegaan kan worden van maximaal de middelen die door het Rijk voor dit doel bestemd zijn en daaraan vooralsnog geen eigen middelen toe te voegen. Amendement 1 De fractie van de PvdA stelt het volgende amendement voor: "Toevoegen aan: 5a. het CJG krijgt fysiek vorm in de wijk: "uitsluitend via medegebruik van bestaande accommodaties zoals MFA s.

11 2009 N 786 Motie "De raad van de gemeente Lelystad in vergadering bijeen op 13 oktober 2009 Overwegende dat: - de tussenevaluatie nog veel vragen oproept; - het CJG vraaggericht dient te werken; - het CJG zoveel mogelijk binnen bestaande structuren optimalisatie dient na te streven. Roept het college op: - bij de ontwikkeling van het CJG de huidige inrichting te heroverwegen en een slankere structuur te ontwerpen; - het CJG zo in te richten, dat de middelen maximaal worden ingezet voor activiteiten direct ten bate van hulpvragers en uitvoerende zorgbieders; - bij de inrichting van het CJG uit te gaan van uitsluitend en maximaal de middelen die door het Rijk voor dit doel gealloceerd zijn. En gaat over tot de orde van de dag. (Deze motie is ingediend door de fractie van de PvdA) De heer Jansen: Mag ik een vraag stellen aan de heer Soomers? Het venijn, dat voelen we wel, zit vooral in de motie, maar die komt pas in stemming als het voorstel in stemming is gebracht. Als het amendement wordt afgewezen, stemt u dan wel of niet in, en als het amendement wordt aangenomen, stemt u dan zeker in met het voorstel? De heer Soomers: Ik kan me vooralsnog niet voorstellen dat het amendement wordt afgewezen, maar als dat zo is dan ben ik blijkbaar niet in staat u uit te leggen dat we nog meer huisvestingsverplichtingen niet op ons moeten nemen. Dan moet ik dat accepteren en dan stem ik wel met het voorstel in en dien de motie in. Mevrouw Linde: Mevrouw de voorzitter. De fractie van de SP heeft eigenlijk geen verregaande kritiek op dit voorgestelde besluit. Het is een goed ding dat het CJG, waarin vele betrokken instanties vertegenwoordigd zijn, gestalte krijgt. Ook het laagdrempelige karakter van deze voorziening spreekt ons erg aan. Belangrijk is dat het niet stigmatiserend werkt en dat ouders niet eerst een enorme drempel moeten nemen alvorens zij zich daar melden. Het is tenslotte niet niks als je als ouders moet toegeven dat het moeilijk is om op de juiste wijze met de problemen die zich bij het kind manifesteren, om te gaan. Er wordt dan al snel gedacht dat je als ouder faalt en het vergt lef om dit te kunnen toegeven. Toch zullen niet alle ouders bereikt worden. Er zal altijd een aantal zijn die die drempel niet kunnen nemen en denken dat zij het zelf wel kunnen oplossen, met soms helaas grote gevolgen. De SP heeft hierbij de vraag of er in het CJG ook een anonieme meldlijn is waar mogelijke problemen kunnen worden gemeld. Hier laten we het bij. Wij zullen dit voorgestelde besluit van harte steunen. Mevrouw Van Rijnsoever: Mevrouw de voorzitter. Het concept-uitwerkingsplan CJG dat voor ons ligt kenmerkt zich door een ongekend hoog wolligheidsgehalte. Niet concreet, niet SMART geformuleerd. Het voldoet aan geen van de eisen. Een van de documenten die voor het concept-uitwerkingsplan zijn gebruikt, is de evaluatie van augustus. Geef ervoor wat je ervoor geven wilt. In ieder geval hebben we even de vijf blokjes met aanbevelingen voor het resterende pilotjaar uitgeknipt en geprobeerd af te vinken aan het gestelde in het concept-uitwerkingsplan. Dan blijkt dat van die aanbevelingen er niet zoveel terugkomen. Niet, nauwelijks ingevuld of hoe dan ook, veel acties hangen nog boven de markt, niet toetsbaar, een nota zo zacht als boter. De spreker van de PvdA heeft ons voor een groot deel al de woorden uit de mond gehaald voor zover het ingaat op een aantal details. Wij houden het even wat

12 2009 N 787 globaler. Het is gewoon een boterzachte nota en we weten niet zo goed wat we daarmee aan moeten. Je kunt ertegen zijn, je kunt ervoor zijn, maar het toetsbare probleem blijft natuurlijk. Afgezien daarvan willen we nog even ingaan op twee toch wel belangrijke dingen van de inhoud. Een van de grootste valkuilen wat betreft het CJG - en dat signaleert ook de bedenker, de geestelijk vader van het hele plan, minister Rouvoet in de rede - is dat het vooral de ketenbenadering is die nog te vaak ontbreekt. Dat is ook een van de zwakke punten in dit hele stuk. Krijg dat maar eens voor elkaar. Er zijn geen handvatten genoeg om ons de zekerheid te geven dat het allemaal goed komt. Ook constateert minister Rouvoet dat uit onderzoek blijkt dat juist preventie en vroeghulp nagenoeg afwezig zijn tot nu toe, in het verleden in ieder geval en in feite nog. Ik lees er weinig over in de CJG-nota. Wel over vraaggestuurd werken, terwijl juist preventie zo verschrikkelijk belangrijk is in dit vlak. Het paard kan beter voor dan achter de kar staan. Een ander punt van zorg, en daar vinden we ook té weinig over terug in deze nota, is de overheveling van de AWBZ naar de WMO. Dan heb ik het vooral over de jeugd met psychiatrische stoornis. Wij vinden daar niets over terug en dat wordt nog een heel belangrijk en heikel punt; niet alleen wat zorg betreft maar ook wat de financiën betreft. We kunnen natuurlijk ingaan op die nota zoveel als we willen, dat heeft vanavond geen zin. Het belangrijkste is dat wij een amendement hebben voorbereid om te komen tot toetsbare momenten. Amendement 2 De fractie van de InwonersPartij stelt het volgende amendement voor: "De raad van de gemeente Lelystad in vergadering bijeen op 13 oktober Het besluit als volgt te wijzigen: Toevoeging punt 7: "Tot het einde van de pilotperiode (september 2010) zal de raad ieder kwartaal in het bezit worden gesteld van de bereikte resultaten met bijbehorend financieel overzicht. De voorzitter: Het amendement maakt onderdeel uit van de beraadslagingen. De heer Hamstra: Mevrouw de voorzitter. De VVD is op zich geen tegenstander van het CJG, maar het moet wel goed ingevuld zijn. De jeugd moet ervan verzekerd zijn dat ze de best mogelijke hulp krijgt op het moment dat dat benodigd is. Daar zit wat betreft de VVD dan ook het grootste probleem. Daarnaast heb ik een aantal vragen en opmerkingen. Allereerst vraag ik me af waarom de tussentijdse evaluatie al niet voor het Opinieplein overhandigd is aan de raad. Het is tenslotte gedateerd op augustus Heeft dit een specifieke reden gehad, wil ik vragen. Voor een pilot is het nodig om criteria te hebben waarop het oordeel gebaseerd moet zijn, het uiteindelijke doel. Die mis ik. De VVD wil de gehele pilot afwachten en als evaluatie moet dan ook duidelijk zijn wat de doelen zijn en of die wel gehaald zijn. Kan het college aangeven welke doelen er precies gesteld zijn om een goed werkend CJG te maken? Inhoudelijk heeft de VVD grote twijfels over de vraag wie nu uiteindelijk verantwoordelijk is per geval. De regiefunctie blijft voor ons het belangrijkste onderwerp, want dan is het voor de cliënt pas duidelijk en kan het niet zo zijn dat iedereen verantwoordelijk gesteld kan worden. Er moet geen nieuwe bestuurslaag

13 2009 N 788 gecreëerd worden. Voor de VVD is het nog lang niet duidelijk of het CJG een goede toevoeging is aan de hulpverlening. De financiën zijn wat ons betreft grotendeels akkoord. Echter, er zijn wel wat openeinden gesteld, omdat het niet helder is waar we naar toe gaan met z n allen. Daar zou ik op zijn minst heldere antwoorden op willen hebben. Op de amendementen wil ik in de tweede termijn graag reageren. De heer Van Veluwen: Mevrouw de voorzitter. Een stad waar kinderen gezond en veilig kunnen opgroeien, hun talenten kunnen ontwikkelen en plezier kunnen hebben, maar ook een stad waar ze leren verantwoordelijk te zijn en goed worden voorbereid op de toekomst. Dat is wat we graag willen bereiken en gelukkig wordt dat ook bereikt voor een heleboel kinderen. Maar voor die kinderen en ouders die bij het opgroeien en opvoeden in de knel komen, moet adequaat en met name op maat gehandeld worden. Ouders voeden hun kinderen zelf op. Dat is ook voor de ChristenUnie een gegeven. Maar soms is er hulp nodig, hetzij een bemoedigend woord, hetzij als de situatie daarom vraagt, de inzet van meerdere hulpverleners. We kunnen ons echter niet meer veroorloven dat iedereen langs elkaar heen werkt. De jeugdzorg is in die zin te veel versnipperd. Nu nog schuiven scholen te gemakkelijk kinderen met problemen weg naar speciaal onderwijs en jeugdigen met complexe problemen worden eerst dolgedraaid in de bureaucratische molen voordat ze adequate hulp krijgen aangeboden. Hulpverleners uit verschillende sectoren werken onvoldoende samen, omdat ze allemaal hun eigen winkel hebben en willen houden. We kennen allemaal wel de schrijnende voorbeelden van hoe het niet moet. Hierbij wil ik wel gezegd hebben, dat er ook heel veel goed gaat. We hebben diep respect voor al die vrijwilligers en professionals die de mouwen opstropen en zich meer dan honderd procent inzetten voor de jeugdzorg. Maar het is de overtuiging van de ChristenUnie dat het organisatorisch en procesmatig anders moet. Het CJG is wat onze fractie betreft, mede gelet op de politieke realiteit, de manier om deze verbeterslag te realiseren. Het CJG is wat ons betreft de katalysator van een verbeterproces en niet zoals sommige fracties denken, een extra bureaucratische tussenlaag. Tevens kent het CJG veel winnaars. Het kind, het gezin, de samenleving en uiteindelijk ook minder uitgaven voor de jeugdzorg. Dat zal sommige fracties moeten aanspreken. De evaluatie, het is door andere fracties ook gezegd, is nog niet wat we ervan verwachten. Natuurlijk zijn er nog voldoende hobbels te nemen, maar dat mag ons niet ervan weerhouden dit proces door te zetten. Het gaat uiteindelijk niet om de uitrol van de CJG s, het gaat om de toekomst van onze kinderen in onze stad. U zult begrijpen dat wij onverkort voor dit voorstel zijn. De heer Bussink: Mevrouw de voorzitter. Opvoeden is vooral een taak van de ouders. Gelukkig gaat dat in het algemeen goed. Maar goed, opvoeden is moeilijk en iedere opgroeiende jongere heeft wel eens met vragen te maken. Het is dan ook belangrijk dat je tijdig met vragen ergens terecht kunt en op maat geholpen wordt. Als een gezin hulp nodig heeft, dan is het zaak dat professionals samenwerken en niet langs elkaar heen werken. Via het CJG dient dit te worden gerealiseerd. De CDA-fractie onderschrijft in essentie dan ook de uitgangspunten en de doelstellingen, maar heeft op een paar punten met betrekking tot dit besluitvoorstel wel behoefte aan aanscherping. Dat betreft de punten fysieke bereikbaarheid en ook het tempo van uitrol van de CJG s.

14 2009 N 789 Daarnet al een paar keer genoemd, de eerste evaluatie van de pilot hebben we net ontvangen. Of het een evaluatie is, het is meer een momentopname. De CDA-fractie vallen een aantal dingen op. De website lijkt goed aan te slaan, 300 hits per dag, maar zoals door de PvdA ook al gememoreerd, het aantal telefonische vragen stelt weinig voor, één per dag. Het is ons ook niet duidelijk hoeveel mensen nu daadwerkelijk gebruik maken van de fysieke bereikbaarheid van het CJG. In de evaluatie treffen we ook aan de verwachting hoe het verder zal gaan, dat met name jongeren gebruik zullen maken van internet en ouders van de telefoon of via het spreekuur op de basisscholen. Tegen deze achtergrond denkt de CDA-fractie dat de fysieke uitrol in de stad zeer bescheiden dient te zijn. Maak vooral gebruik van bestaande voorzieningen en gebruik geen geld om stenen te stapelen. Duidelijkheid hierover is gewenst. Het besluitvoorstel 5a geeft daarover naar onze mening geen duidelijkheid. We kunnen dan ook zeggen dat we het amendement van de PvdAfractie als een goede aanvulling beschouwen zullen ondersteunen. Uit de pilot blijkt ook dat het CJG voor Atol- en Zuiderzeewijk een hoog experimenteergehalte heeft, blijkens de lijst met aanbevelingen. Daar is op zich niets mis mee, maar dat maakt het wel moeilijk om nu een verdere uitrol concreet gestalte te geven. Verder is het ons op dit moment ook niet goed duidelijk wat de prestatieindicatoren zijn en waaraan wordt afgemeten of de aanpak succesvol is. De CDAfractie vindt dan ook dat we op dit moment geen extra middelen beschikbaar moeten stellen, niet anders dan wat via de brede doeluitkering beschikbaar is, bijna 6 miljoen over vier jaar, en wat door interne herschikking beschikbaar is. Over de die genoemd wordt in punt 6 hebben we wat vragen richting de PvdA. Zij hebben daarover een motie ingediend en daar hebben we een aanvullende vraag over om het duidelijk te krijgen. Bij het laatste gedachtestreepje van de motie onder roept het college op: bij de inrichting van het CJG uit te gaan van uitsluitend en maximaal de middelen die door het Rijk voor dit doel gealloceerd zijn. Bedoelt u daarmee dat dat ook geldt voor 2009? De heer Soomers: Ik vind niet dat ik met terugwerkende kracht een claim kan leggen. Dus dat geldt voor de begroting in de volgende jaren voor het CJG. De heer Bussink: Akkoord. Dit was mijn bijdrage in eerste termijn. We wachten de beantwoording af. Mevrouw Kreuger: Mevrouw de voorzitter. Onze fractie ziet duidelijk een meerwaarde voor deze CJG s. Dan gaat het ons met name om de lagere drempel, waardoor hopelijk op termijn meer mensen de weg zullen weten te vinden naar dit centrum. Een ander punt dat wij heel erg belangrijk hierin vinden, is dat er eindelijk eens bij één gezin één plan gemaakt wordt; en het aanstellen van een casemanager. Ik denk dat dat zaken zijn in vergelijking met het verleden, waar een grote winst te behalen valt. Het mag duidelijk zijn dat wij dit voorstel zullen steunen. Ik had nog wel een vraag aan de PvdA over het amendement. Zij geven aan: het CJG alleen via medegebruik in bestaande accommodaties zoals de MFA s. Nu zijn de MFA s nog niet in alle wijken gerealiseerd. Hoe ziet u dat daar waar die MFA misschien nog even op zich laat wachten? De heer Soomers: Daarom staat er ook "zoals MFA s. Dus u kunt ook denken aan meervoudige schoolgebouwen, buurthuizen, et cetera. Mevrouw Kreuger: Alles, zolang het maar geen woonhuizen zijn.

15 2009 N 790 De heer Soomers: Zolang het geen exclusieve locaties zijn waarvan alleen het CJG gebruikmaakt, omdat ze misschien maar een paar uur per week een ruimte hoeven te huren. Mevrouw Kreuger: Dat is duidelijk. Dank u. De heer Homan: Mevrouw de voorzitter. Opvoeden doen ouders zodra er een kind tot het gezin behoort. In de meeste gevallen, zo is van verschillende kanten betoogd, gaat dat goed. Maar er is ook een categorie ouders die daar moeite mee heeft. In onderwijsland heette dat vroeger: opvoeders zijn stakkers die tasten in het duister. Die stakkers worden door het CJG een goede hand gegeven. Daar wordt hulp geboden op momenten, op plekken waar dat nodig is. De 2,5 miljoen is dus goed besteed. De bedoeling van het preventief inzetten is natuurlijk het kunstje, want repressief, dat schiet niet op. Dat levert alleen maar ellende op. Preventief de 2,5 miljoen inzetten op een goede manier, met goed overleg en niet door allerlei huisvestingssituaties nieuw te creëren. Dat zou de start geweest moeten zijn. De StadsPartij zegt: als het Rijk daarvoor niet keurig een plan neerlegt, dan kan er gebeuren wat links en rechts is betoogd; het gaat dus nog niet zo goed. Er wordt geld gebruikt op een manier waarvan wij met elkaar denken: dat kan beter, dat kan efficiënter, dat kan meer gericht op de plekken terechtkomen waar dat thuishoort. Wat dat betreft sluit ik me grotendeels aan bij de PvdA en andere mensen die kritiek hebben, maar die kritiek is dus niet met de achterliggende gedachte: er deugt niets van. Nee, in dat jaar waarin je de vrijheid van het Rijk krijgt om het allemaal in te zetten zoals je denkt dat het goed is; dat vind is dus een foute weg. Dan heb je de mogelijkheid en de kans om het nog verkeerd te doen. Als je dan evalueert, dan moet je daarvan leren, en dat is helaas niet zo erg uit de verf gekomen Dan is het zaak dat wij hier en daar even de punten op de i zetten. Dat is links en rechts goed gebeurd. Ik heb nog een concrete vraag. Er is sprake van een elektronisch kinddossier (EKD) en er is sprake van ESAR. Die beide hebben in zich dat er iets wordt ingevoerd en de vraag van de StadsPartij is: als bij ESAR het verstrekken van gegevens slechts mag als er toestemming is gegeven door de personen ouder dan 12 jaar of hun ouder(s), hoe ligt dat dan voor de jeugd tot 12 jaar? En hoe ligt dat bij het EKD? Hoe gaan instellingen om met de privacy? De heer Zweers: Mevrouw de voorzitter. In de vorige raadsperiode werd aan de toenmalige raad een documentaire gepresenteerd. In die documentaire werd als voorbeeld genoemd één persoon uit één gezin die de nodige problemen had. uiteindelijk waren er 25 verschillende maatschappelijke organisaties bezig met het oplossen van de problemen voor deze persoon. Het enige wat niet opgelost kon worden, was het grote probleem die de 25 verschillende organisaties met elkaar hadden. De Christenunie refereerde zojuist ook al aan vergelijkbare situaties. De fractie van Leefbaar Lelystad heeft op dit moment grote twijfels of deze van rijkswege opgedrongen tussenlaag wel verbetering kan brengen. Verbetering waar het kan. Verbetering waar het moet; sterker nog, dringend moet. Want, en ook hieraan refereerde de Christenunie, er is op dit moment veel te veel eigen belang. Iedereen vecht voor zijn eigen stoeltje, of heeft een eigen invalshoek hoe hulpverlening tot stand moet komen. Dat we met een pilot gaan beginnen, of al bezig zijn, is prima, want uiteindelijk zal er een keer een ei gelegd moeten worden. Als dat ei er eenmaal ligt willen we natuurlijk ook weten welke middelen wij daarvoor als gemeente ter beschikking stellen. Ik hoorde links van mij al de term kip vallen. Ik probeerde juist een kip/ei situatie te

16 2009 N 791 voorkomen door gewoon een ei te leggen, in figuurlijke zin. Op dit moment wordt hier in de raad al kritiek geuit, wat ertoe zou moeten leiden dat dit voorstel niet doorgaat, omdat het kennelijk niet deugt. Anders kunnen wij de kritiek niet begrijpen. Recentelijk heeft deze raad een voorstel aangenomen, waarbij middelen ter beschikking zijn gesteld, ook van rijkswege verkregen, voor de specifieke hulpverlening aan één doelgroep. Het is de mening van de fractie van Leefbaar Lelystad, dat juist dat opsplitsen en opdelen in verschillende doelgroepen, probleemsituatie et cetera, doorbroken moet worden. Als uiteindelijk de pilot voor het CJG daarvoor kan zorgen, dan zullen wij dat inderdaad nog een keer van harte gaan ondersteunen. Op dit moment hebben wij nog onze twijfels over de kans van slagen. Als u mij toestaat heb ik wat vragen. Dat is het voordeel als je de laatste bent, nu kan ik meteen een reactie geven op amendementen dan wel daarover aanvullende vragen stellen. Het amendement van de InwonersPartij. Ondanks de kritiek die u hebt geuit, neem ik aan dat uw amendement een signaal is en dat u het voorstel ondersteunt? Mevrouw Van Rijnsoever: Dat blijkt uit de stemming, daar komen we later op terug. De heer Zweers: Dat is eveneens vaag. Dan voor wat betreft de motie van de PvdA. Wat is de toegevoegde waarde van deze motie als het voorstel is aangenomen? De heer Soomers: Die is enorm, want daarmee leggen we het college de verplichting op om bij de verdere ontwikkeling van het CJG de inrichting zoals ze die nu voorziet te heroverwegen, de middelen optimaler in te zetten in de uitvoering van activiteiten en niet in de bureaucratische structuur, en alleen middelen te gebruiken die niet voor een ander doel te gebruiken zijn, namelijk die middelen die het Rijk voor dit doel ter beschikking stelt. De heer Zweers: Dank u voor deze verhelderende toelichting. De heer Homan: Mag ik een vraag stellen aan de heer Zweers? Als ik goed heb geluisterd dan veronderstelt de heer Zweers dat het CJG vooral een tussenlaag zou zijn. In de motie van de PvdA wordt ook al betoogd dat het dat juist niet moet zijn maar dat het ook uitvoering van hulp moet zijn. Is het voor de heer Zweers nu het één of het ander? Is het echt een tussenlaag of beschouwt hij ook de mogelijkheid om het geld te gebruiken voor activiteiten? De heer Zweers: Als ik het goed begrepen heb dan is het CJG vooral een organisatie die een hulpplan gaat samenstellen, daarbij gebruikmakend van kennis en expertise van anderen. De heer Homan: U ziet dus de mensen van het CJG als degenen die de lappendeken die er nu op dat gebied is, proberen tot een zodanige constellatie te maken dat er meer werkt, beter werkt en gerichter werkt? De heer Zweers: Die mogelijk in de toekomst voor een goede oplossing zou kunnen zorgen en uiteindelijk de snippers weer aan elkaar kan plakken. Wethouder A. Kok: Mevrouw de voorzitter. Ik denk dat de heer Van Veluwen het goed samenvatte. In Lelystad groeien veel kinderen goed en veilig op, maar er is een groep die dat helaas niet krijgt en het zou goed zijn als alle kinderen goed en veilig opgroeien. Dan moeten we constateren dat we in Lelystad op de verkeerde plek op allerlei lijstjes staan. We staan verkeerd op het lijstje van jeugdcriminaliteit. We staan

17 2009 N 792 verkeerd op het lijstje van indicaties Bureau Jeugdzorg. We staan verkeerd op het lijstje van voortijdig schoolverlaten. Ik noem simpelweg drie voorbeelden. Dus de urgentie om het jeugdbeleid goed en sterk aan te pakken, is hoog volgens het college. Dan kom je vervolgens op een moeilijke omgeving. Dat heeft het college noch het gemeentebestuur van Lelystad noch u zo bedacht. Dat komt op ons af vanuit het verleden en vanuit het Rijk. Dat zijn gegevens. Je hebt met ontzettend veel partijen te maken; veel fracties hebben dat genoemd. Die moeten op elkaar afgestemd worden en dan heb je met allerlei organisatiebelangen te maken. Dat maakt het ingewikkeld. In die omgeving vindt het college het CJG een goede mogelijkheid, geen garantie maar een mogelijkheid om het jeugdbeleid sterk te verbeteren. Wat is dan volgens het college dat CJG? Dat is geen tussenlaag. Dat is geen extra bureaucratische laag. Dat is een laagdrempelige voorziening waar ouders terechtkunnen en iedereen die met kinderen te maken heeft, die een bijdrage levert aan de pedagogische kwaliteit in Lelystad. Dan moet je eropaf. Vandaar ook dat het college al gaandeweg de pilot, haar hele beleid wil bijstellen. In eerste instantie gingen we er te veel van uit, dat geeft ik grif toe, dat er wellicht in alle wijken of in alle MFA s een locatie voor het CJG zou moeten komen. Het college gaat dan ook veel verder dan wat de PvdA wil. Die wil nog een locatie in een MFA, of een andere locatie. Wij zeggen: het CJG gaat naar die plekken toe waar kinderen en ouders zijn. Dus die gaat naar de scholen, naar de voetbalclub, het buurthuis, de peuterspeelzaal, die gaat naar de Linedancers als daar kinderen zijn. Zo kun je nog heel veel voorbeelden noemen; naar de moskee, naar de kerk. Het gaat erom dat het CJG eropuit gaat om ouders op een lichtvoetige manier te helpen om de kinderen op te voeden. Wij moeten weg van indicering, wij moeten weg van medicalisering, weg van behandeling. Wij moeten dat sociaal netwerk rondom gezinnen, rondom kinderen, rondom ouders versterken. Dat kunnen we doen door een laagdrempelige hulp. Als het CJG de uitstraling, het imago krijgt van Bureau Jeugdzorg, dan zijn we helemaal verkeerd bezig. Wij moeten niet de problemen vooropstellen, maar de hulpvraag vooropstellen en we moeten elkaar helpen. Dat was vroeger zo, want toen ging het in zuilen, in formele verbanden, dat is nu minder geworden en we moeten nieuwe instrumenten ontwikkelen om dat te gaan doen. De heer Zweers: Bij interruptie. Zou ik tussendoor een verhelderende vraag mogen stellen? Hoor ik het college nu zeggen dat het CJG uiteindelijk in de plaats moet komen van Bureau Jeugdzorg? Wethouder A. Kok: Niet van Bureau Jeugdzorg. Bureau Jeugdzorg heeft van rijkswege een taak wat betreft indicering van probleemgevallen wat betreft kinderen, voogdij, enzovoort. Dus het kan niet daarvoor in de plaats komen, het gaat eraan vooraf. Het CJG heeft een preventieve taak, moet in de preventie gaan werken. Mag ik één voorbeeld noemen namens het college? Je wilt namelijk het ongeorganiseerde, het informele, organiseren. Dat is haast een onmogelijke taak. Wat het college nu van plan is, dat is om naar professor Jo Hermans te gaan. Jo Hermans is de peetvader van de gedachte: ga nu niet medicaliseren, ga niet professionaliseren, ga veel meer naar de omgeving van het kind toe, probeer het op de informele manier te doen. Hem willen we vragen: kom eens naar Lelystad en ga nu uw theorie eens in de praktijk brengen in Lelystad. Dat zou zomaar een gedachte kunnen zijn, omdat wij ook op zoek zijn naar de manieren waarop we dit moeten gaan doen. Dan kunt u wel vragen naar allerlei indicatoren, maar zo ver zijn we nog niet. Wij zijn op zoek naar die manieren om de ouders, de omgeving van kinderen en de kinderen te helpen.

18 2009 N 793 Dan betreurt het college het dat de PvdA een redelijk tendentieuze bijdrage heeft geleverd. De heer Soomers weet heel goed dat de 243 telefoontjes niet door de 5 fte s zijn afgehandeld. Die extra melding aan de zorgcentrale is extra. Er komt een telefoontje binnen bij de GGD, er komt een telefoontje binnen bij Icare, bij scholen, overal komen telefoontjes binnen. Dit is een extra mogelijkheid voor dag en nacht geweest naar de zorgcentrale toe. Al die mensen die de heer Soomers heeft genoemd, hebben zich geen van allen met die telefoontjes bemoeid; misschien één per dag. Ik vind dat echt tendentieus en ik hoop niet dat dat al te zeer is ingegeven door het kroonjuweel van de Christenunie, want ook de PvdA maakt deel uit van de coalitie in Den Haag en die staat ook achter het CJG. Het is onderdeel van het coalitieakkoord. Het functioneert nu rampzalig, dit wordt gehoord vanuit de scholen. Mijn informatie is dat het niet rampzalig functioneert maar dat het goed functioneert. Ik weet wel dat in mijn agenda voor volgende week, of de week daarop, een afspraak is gemaakt door mensen van het onderwijs over het CJG. Misschien zijn er zorgsignalen, dat sluit ik niet uit. De signalen die de heer Soomers heeft gegeven zijn mij nog volstrekt onbekend. Ik weet alleen dat het onderwijs razend enthousiast is geweest over de ontwikkelingen. Het kan zijn dat er een terugslag is, omdat onze manager is vertrokken en een nieuwe manager nog in aantocht is. Maar het is duidelijk dat de scholen meerwaarde moeten zien en die scholen zien de meerwaarde ook, want wat is de bedoeling? Net zoals de heer Soomers zei in de ideale situatie: als straks de interne begeleider van een school een probleem heeft, één telefoontje naar de casemanager van het CJG en de zaak wordt verder opgelost. Dat was al goed in werking. Het was zelfs zo dat de scholen graag het pilotgebied wilden uitbreiden. Ik heb gezegd: dat kan nog niet, want we moeten eerst in de raad hierover gaan discussiëren; pas na de raadsbehandeling en pas bij akkoordbevinding van de raad kunnen we de pilot verder uitbreiden. De scholen vroegen juist het college om direct na de zomervakantie verder te gaan met het uitrollen over de stad en dan niet in de zin van fysieke locaties in een wijk, maar bezoekuren, spreekuren, andere manieren om op scholen in gesprek te komen met ouders en als daar vragen zijn. Dan ga ik nu de vragen langs. De SP vroeg om de anonieme meldlijn. Ik denk dat dat niet noodzakelijk is. Ik denk dat we echt moeten oppassen om het CJG allerlei functies te geven die al aanwezig zijn in dit land. We hebben de functie van kindertelefoon. Daar kunnen alle kinderen anoniem hun klachten kwijt en dat wordt op een bepaalde manier opgepakt. Dat komt weer terug in het lokale veld. Ik denk dat we ervoor moeten oppassen dat het CJG voor allerlei functies wordt benut die er al zijn. Het moet niet extra zijn, het moet aanvullend zijn en het moet helpen. Opgemerkt is: het uitwerkingsplan sluit niet aan op de evaluatie. We hebben, en misschien ben ik daar zelf debet aan geweest, een enigszins rommelige aanpak gehad omdat we de visie hebben vastgesteld en de uitwerkingsnota. Dat is wat vertraagd, omdat er al werkende weg steeds weer nieuwe ontwikkelingen waren, waarin ik zei: wij moeten dat anders gaan aanpakken. Daardoor zijn de visie en het uitwerkingsplan vertraagd. Toen kwam het uiteindelijk na de vakantie op uw agenda op het Opinieplein. Er was inmiddels een tussenevaluatie; geen evaluatie maar een tussenevaluatie wil ik met nadruk zeggen. Daar is toen besloten dat u eerst die tussenevaluatie wilde ontvangen alvorens dit stuk te behandelen. Dat is gebeurd. Die tussenevaluatie is echter niet meer dan een tussenevaluatie. Het is inderdaad een wat minder eenduidige aanpak geworden. Niet wollig, dat ontken ik. We zijn aan het onderzoeken hoe we de zaak moeten oppakken. Dat er geen keiharde indicatoren zijn, is inherent aan het proces, mijnheer Jansen. Als we dat op een andere manier gaan doen dan doden we alle creativiteit. We moeten op zoek naar nieuwe werkmethoden en dat kan niet zonder experimenten en kun je niet van te voren

19 2009 N 794 allerlei indicatoren al meteen op scherp zetten, al is het college er vast van overtuigd dat als er indicatoren zijn, we die dan ook graag gaan vaststellen. De heer Jansen: Mag ik daar een vraag over stellen? We zijn een lokale partij, dus we hebben geen enkele binding met Den Haag. Wat dat betreft kunt u vrij praten tegen ons. U hebt een uitvoerige uiteenzetting gegeven van wat u allemaal gaat doen, tot in detailniveau. Kunt u aan de InwonersPartij uitleggen hoe we uw prestaties dan kunnen toetsen aan de haalbaarheid en de uitgangspunten van het beleid dat u zojuist zo keurig verwoordde? Wethouder A. Kok: Ik denk dat u het uiteindelijke resultaat kunt toetsen aan de manier van werken die we gaan ontdekken. We zullen in Lelystad niet proberen het wiel uit te vinden, maar ik ben ervan overtuigd als ik allerlei contacten heb in het land, dat niemand precies weet hoe je dat op een goede manier moet doen. Je ziet ook van rijkswege allerlei nota s verschijnen waarin één centraal thema staat: we moeten toe naar die laagdrempeligheid. Maar als je kijkt hoe dat precies moet gebeuren, dan weten we het nog niet. Daar moeten we verder aan werken. We zullen zoeken naar indicatoren voor het beleid, en dat zeg ik u toe, voor de jaren 2010 e.v. In dit voorstel wordt u alleen gevraagd om over het visiedocument te spreken en alleen het geld beschikbaar te stellen voor het jaar In de najaarsnota 2010 zal er een voorstel van het college komen over de verdere financiering. Dan is het college van plan om daaraan randvoorwaarden te verbinden, zodat u op een goede manier kunt beoordelen wat u uiteindelijk krijgt voor uw geld als we in 2010 op die manier verdergaan. Hoe die indicatoren er precies moeten uitzien, weet ik nog niet, maar het college vindt het juist dat we daaraan bepaalde randvoorwaarden moeten verbinden. Wel met die restrictie dat we in een experimenteeromgeving zitten en we dus wat vrijheid moeten ontwikkelen om nieuwe initiatieven de kans te geven. De heer Jansen: Dat is helder. Alleen, u zei in het begin van uw betoog dat we nog verkeerd op het lijstje staan, dus mijn vraag is: mogen we dan stellen dat we bij het slagen van de pilot aan de goede kant van het lijstje staan? Wethouder A. Kok: Dat is natuurlijk de bedoeling, maar op welke termijn? U kunt niet verwachten als wij op een goede manier met peuters en kleuters omgaan en die ouders helpen, dat het meteen in de jeugdcriminaliteitscijfers te zien is. Er zit een bepaald tijdsgat tussen en daar moeten we op een serieuze manier mee omgaan. Het zal niet zo zijn als wij de preventie hier goed geregeld hebben, dat zich dat meteen uit in cijfers van indicaties Jeugdzorg en jeugdcriminaliteit. Maar uiteindelijk moet het wel die uitwerking hebben en moet je dat op de langere termijn zien. De ketenbenadering. Die is essentieel want in feite heeft het CJG twee poten. De ene poot is de laagdrempeligheid en de andere poot is te proberen al die voorzieningen, al die instellingen op één lijn te krijgen, een keten te fabriceren waarin instellingen zich eindverantwoordelijk weten. Daarmee zijn we al ver op weg, maar het is in de dagelijkse praktijk een enorm karwei om de eerste reflecties van instellingen te weerstaan, die vaak kijken naar wat het betekent voor de eigen organisatie. Dat betekent dat als je echt wilt werken zoals ik dat in het begin van mijn betoog probeerde aan te duiden, ook de organisaties heel anders moeten gaan werken. Dat is niet alleen voor de managers het geval, dat is voor iedereen het geval. Dus het zal tijd kosten om die cultuuromslag te maken en daadwerkelijk niet meteen over te gaan op behandelen en hulpverlenen, maar meer in de omgeving ervoor te zorgen dat de kinderen veilig en goed kunnen opgroeien. Het college is niet van plan om u voor te stellen dat wij in alle wijken een CJG gaan maken. We willen vanuit één centrale locatie de stad ingaan en daar naartoe gaan

20 2009 N 795 waar kinderen en ouders zijn. In antwoord op de vraag van de StadsPartij: ESAR en EKD zijn twee verschillende zaken. EKD is niet meer dan digitalisering van het handmatige dossier van de GGD, van de Jeugdgezondheidszorg, en ook van Icare. ESAR is een meldingssysteem waarin zorgsignalen worden gemeld door betreffende organisaties. In dat systeem komen alleen de NAW-gegevens van de betreffende persoon, zodat als er een klik is en een tweede organisatie ziet dat de ene organisatie heeft gemeld, men met elkaar contact kan zoeken, zodat men weet dat nog een andere organisatie ermee bezig is. Dat gebeurt alleen maar met toestemming van ouders. Het EKD is een digitaal dossier met medische gegevens dat feitelijk voor niemand beschikbaar is. Dan ga ik in op de amendementen en de motie. Het amendement van de PvdA is een goed amendement, want dat geeft weer wat het college ook graag wil en wellicht nog verdergaand, want wij zijn veel meer outreaching en virtueel dan echt medegebruik van bestaande accommodaties. Maar ik denk dat als we elkaar goed begrijpen, de PvdA zich in de uiting van het college kan vinden en zegt: het is misschien nog wel beter dan bestaande accommodaties als u naar de scholen gaat, daar een spreekuur houdt, enzovoort. Ten aanzien van het amendement van de InwonersPartij zou ik u willen vragen waarom het onvoldoende is als we in de burap s daarover rapporteren. Dat is namelijk ons gebruikelijke P&C-instrument. Om nu een apart instrument voor dit punt toe te voegen, ik denk dat dat minder gewenst zou zijn. Mevrouw Van Rijnsoever: Mag ik hierop even reageren? Het sluit aan namelijk. Het is een goed punt wat u hebt opgebracht. Die gedachte was eerder ook bij ons opgekomen. Hij is opnieuw bij ons opgekomen en geïnspireerd onder andere door wat u nu zegt, hebben we inmiddels het amendement in die zin aangepast. Wethouder A. Kok: Akkoord. Dan de motie van de PvdA, waarbij het CJG vraaggericht moet werken en naar optimalisatie dient te streven. Daar is natuurlijk iedereen het over eens. De bedoeling is nadrukkelijk dat we een slankere structuur gaan ontwerpen. Dat hebben we op het Opinieplein al gewisseld. In de Zuiderzeewijk en de Atolwijk waar de pilot draait, is het 12-min al opgeheven. We zijn bezig om de overlegstructuren te verminderen, veel meer een-op-een te gaan werken. Dat vereist wel een lange adem en een consistente aanpak, maar daar is het college het volstrekt mee eens. Maximaal inzetten ten bate van de hulpverleners, enzovoort. Uit mijn betoog blijkt wel dat we dat nadrukkelijk willen. Maar die 25 organisaties zijn een feit, die kan de gemeente niet opheffen, dus daar moet coördinatie plaatsvinden. Dat zal wel moeten blijven gebeuren. Zoals u het formuleert kan dat. Het derde aandachtstreepje betreurt het college wel en wil dat echt afraden. Als we het CJG een goede kans willen geven dan zullen we wat eigen geld moeten investeren met de uiteindelijke bedoeling om geld te besparen. Niet alleen aan de kant van het Rijk en de provincie wat betreft indicaties en dergelijke, maar ook voor onszelf. Het voorstel dat het college zal gaan doen in de najaarsnota is gebaseerd op het feit dat we in het begin wat extra toevoegen, maar uiteindelijk toegroeien naar een model waarin we met de rijksmiddelen kunnen volstaan. Juist nu, vindt het college, moeten we met volle kracht nastreven om van het CJG een succes te maken. Een tussenweg zou zijn dat u dit aandachtstreepje weghaalt en zegt: we gaan er bij de najaarsnota verder over praten, want dan komt er een concreet voorstel naar u toe. Om nu al deze uitspraak te doen, zonder dat het voorstel van de najaarsnota verder bekend is en door het college überhaupt is geaccordeerd, dat moet allemaal nog geformuleerd worden, dat lijkt het college te vroeg. Dus ik roep u