Lestips bij. Thema s: insect, natuur, versje

Transcriptie

1 Lestips bij Algemene tips Een kriebeldierenspel: de kleuters linken schaduwen van kriebeldieren aan de prenten van de dieren. Speel een schimmenspel voor de kinderen. Neem de diervormen over op zwart papier en kleef ze op een satéstokje. Hang kalkpapier in een Kamishibai-theater en zet er een spot achter. Je doet het eerst voor, daarna mogen de kleuters zelf een schimmenspel spelen. Elke dag komt er een vingerpopje van een kriebeldiertje op bezoek. Je kan deze popjes laten zeggen wat er in het boek staat of nonsenstaal gebruiken met de kinderen. Een vertelschort maken en in elke zak een dier stoppen. Je kan deze schort vele malen gebruiken. Op de zakken breng je een stukje velcro aan. Hierop kan je kenmerken van de kriebeldieren uit het boek plakken. Bv: een appel voor de worm, een vlinder voor de rups, een spinnenweb voor de spin Speel een raadselspel Wie woont in welke zak?. Vertel aan de hand van de vertelschort het boek in zijn geheel of elke dag een bladzijde. Een raadselspel over het boek. Laat het kriebeldier of de eerste zin van elk rijm weg; de kinderen raden over welk kriebeldier het gaat. Kussens met afbeeldingen van de kriebeldieren maken voor een knus voorleesmoment. Thema s: insect, natuur, versje Korte inhoud: Korte versjes over de kleine kriebeldieren die je in het gras vindt: de slak, de rups, de spin, de kever, de vlieg... Met veel aandacht voor klank en rijm. De prenten zijn gemaakt van lapjes stof in vrolijke kleuren. Dat levert schattige kriebeldieren op, met een hoge aaibaarheidsfactor. Dit lieve kartonboek is een ideaal geboortegeschenk. Peuters en kleuters maken kennis met de insecten uit de tuin. Gegevens: auteur: Hilde Van Haute illustrator: Nathalie Segers kartonboek 22 blz. leeftijd: vanaf 2 jaar prijs: 11,95 isbn:

2 Didactische tips per dier Deze tips houden ook rekening met het Bijzonder Onderwijs waar veel wordt gewerkt rond de zintuigen. De worm Maak samen een regenwormenbak zodat de kinderen de wormen en de gangen zien. Leg bovenop een laagje dorre bladeren (= voedsel). Achteraf de dieren weer vrijlaten. Laat de kleuters een doolhof van gangen onder de grond tekenen en/of schilderen op papier. Met buizen een gangenstelsel aan elkaar knutselen en er een wormpje (bal) door laten rollen. Waar komt het wormpje uit? Wormpje spelen in de stoffen tunnels van de turnzaal. De kever Bekijk op de computer afbeeldingen van veel verschillende kevers. Maak een keverbingo. Je hebt voor elke leerling een grote keverkaart nodig (met 10 verschillende kevers) en kleine kaartjes (met 1 kever, ze komen elk twee keer voor). Varieer in de grote keverkaarten. Gebruik plastic doppen van flessen om erop te leggen. Beurtelings trekken de kinderen een klein kaartje. Wie deze kever het snelst herkent op zijn bingokaart, mag er een dop op leggen. Degene die het eerst zijn bingokaart vol heeft, wint. Dit spel kan ook in een rust- en verzorgingstehuis samen met de ouderen gespeeld worden. Een kind vormt dan samen met een oudere een bingopaar (= intergenerationele opvoeding). De slak Maak een slakkenhotel, zodat je de slakken ziet kruipen. Elke dag mogen twee kinderen de slakken verzorgen: verse blaadjes geven en met de verstuiver vochtig spuiten. Na een tijdje ga je slijmsporen zien. Hopelijk komen er ook eitjes zodat je samen de groei tot kleine slakjes kan volgen. Achteraf de dieren weer vrijlaten. Slakken voelen glijden over je hand. Kinderen die dit niet durven zeker niet forceren; aanmoedigen mag wel. Met een eindje touw kan je een slakkenhuisje maken, rond en rond en rond. Zit de slak in haar huisje of komt ze eruit?

3 De spin Maak met de hele klas een spinnenweb. De kleuters staan in een kring. Door een bol wol naar elkaar te gooien en goed vast te houden, bekom je een prachtig spinnenweb. Een bewegingsspel: maak een stevig spinnenweb rond de poten van de banken. De jongsten kunnen gewoon over of onder de draden kruipen, met de oudsten kan je het spel Spin, vang de vlieg spelen. Dit gaat als volgt: de spin zit rustig in een hoekje van haar web te wachten, een vlieg vliegt rond tussen de webdraden. Op het moment dat de vlieg een draad van het web raakt, mag de spin vertrekken en ook tussen de draden kruipen. Beiden moeten de benen goed optillen. Terwijl de spin de vlieg probeert te pakken, tracht de vlieg zo ver mogelijk van de spin te blijven. Het spel is afgelopen wanneer de vlieg gepakt wordt door de spin. De draden kan je in het begin laag boven de grond spannen en vervolgens hoger en hoger zodat het moeilijker wordt om te bewegen. De rups - de vlinder Een bewegingsomloop maken waarbij de kleuters groeien van eitje over rups en cocon tot vlinder. Eerst zijn ze klein als een eitje, langzaam worden ze groter. Ze zoeken eten en kruipen door tunnels (stoffen en onder een mat of doek), ze rollen over de grond en rollen zich op tot een cocon. Ten slotte strekken ze hun armen en vliegen ze rond op vlindermuziek. Een begrippenspel met een rups of vlinder. Met een rups- of vlinderpopje en concreet materiaal, zoals bloemen, appels, kastanjes of blaadjes, breng je de begrippen op-onder-tussen-voor-achter-naast-ver-dicht- aan. Breng meer of minder begrippen aan naargelang het niveau van je klasgroep. Een blote voeten- of handenpad maken: het rupsenpad. In bakjes leg je voelmateriaal, zoals aarde, gemaaid gras, steentjes, bloemen, bladeren, takken of boomschijfjes en water. Voorzie twee bakjes per soort, dan heb je al een pad van 14 bakjes. Je kan met nog meer materialen werken, bv. schuurpapier, sponsjes, een ijzeren plaat, zand, rijst, modder... De bij Een voel- en raadselspel: Bijtje-Bloem zoals Cactus-Bloem. Dit spel gaat als volgt: de kleuters zitten in een kring. Een uitgekozen kleuter met een bloemenkroon op of met een bloem in de hand gaat achter een deur of kast staan. Er wordt in de kring afgesproken wie de bij zal zijn, deze kleuter krijgt een minibijtje of vingerpopje in de hand. Alle handen gaan op de rug. Vervolgens wordt de bloemenkleuter terug in de kring geroepen met de zin Zoem-zoem-zoem,

4 ik wil een bloem. De bloemenkleuter krijgt drie zitpogingen. Wanneer hij juist raadt en op de kleuter met het bijtje in de hand gaat zitten, mag deze met het bijtje op de rug van de kleuter tikken (= prikken). Een taalspel: spreek samen enkele beginmedeklinkers uit: Z van zzzzzzzzoem, B van bbbbbbbbloem of bbbbbbbbij. De kleuters houden hun hand op een kleine afstand van de mond, voelen ze de lucht die vrijkomt bij deze uitspraak? Eventueel ook voelen aan de adamsappel. De mier Voorzie een zandtafel met plastic miertjes. Zo kunnen de kinderen een mierenhoop of verschillende hopen maken, een spoor van mieren laten lopen De vlieg Meng enkele kleuren verf. Maak er een afdruk van op stevig papier. De kinderen tekenen er een vlieg bij of ze kiezen een prentje van een vlieg en beslissen waar ze dit met lijm of een splitpen vastmaken. Een liedje van een vlieg brengen: Door de kamer vloog een vlieg.

5 Boetseerklei-kaarten Maak wormpjes van boetseerklei en kleef die op de stroken van de regenboog. Maak bolletjes en kleef die op het lijf van de worm. Kleur de prent verder in.