Armoedemonitor Feiten en cijfers over armoede in s-hertogenbosch

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Armoedemonitor Feiten en cijfers over armoede in s-hertogenbosch"

Transcriptie

1 Armoedemonitor 2014 Feiten en cijfers over armoede in Afdeling Onderzoek en Statistiek Januari 2014

2 2

3 Samenvatting De armoedemonitor 2014 bevat feiten en cijfers over de armoede in. Hoeveel huishoudens in hebben te maken met armoede? Hoe verhoudt zich dit tot de rest van Nederland? Waar speelt de armoedeproblematiek zich voornamelijk af? Welke huishoudens worden relatief vaak getroffen door armoede? En hoe verschillen minima en niet-minima van elkaar op het gebied van maatschappelijke participatie en welzijn? Doelgroep van beleid Volgens de meest recente cijfers van het CBS hadden in huishoudens in s- Hertogenbosch een inkomen tot 110% van het sociaal minimum. Hieronder waren eenoudergezinnen en 640 paren met kinderen. Gevolgen crisis pas in 2011 zichtbaar In 2011 had 8,5% van de huishoudens in een inkomen onder de lageinkomensgrens. Dit percentage is toegenomen. In 2009 was dit nog 7,4%. De effecten van de crisis zijn inmiddels ook in goed merkbaar. Naar verwachting zal in ,5% van de huishoudens in 's-hertogenbosch een inkomen onder de lage-inkomensgrens hebben. Gunstige positie ten opzichte van vergelijkbare (middel)grote steden Het landelijke armoedecijfer lag in 2011 op 8,2%. In was dat met 8,5% iets hoger. Wanneer echter vergeleken wordt met steden met ongeveer hetzelfde aantal inwoners (zoals Arnhem, Dordrecht, Leiden, Maastricht) dan is de positie van relatief gunstig. Concentratie van armoede in West, Noord en de Binnenstad Ruim de helft van alle huishoudens met een laag inkomen woont in de wijken West, Noord of de Binnenstad. In de Binnenstad heeft 12% van de huishoudens een inkomen onder de lageinkomensgrens. Dit zijn vooral alleenstaanden. In West zijn het vooral niet-westerse allochtonen en in Noord eenoudergezinnen die van een laag inkomen leven. Ook in de wijk Muntel/Vliert komt relatief veel armoede voor. Vooral uitkeringsgerechtigden veel kans op armoede Sommige typen huishoudens hebben een grotere kans op armoede dan andere. Van alle huishoudens die afhankelijk zijn van WW of bijstand, leeft bijvoorbeeld 62% in armoede. De andere risicogroepen zijn eenoudergezinnen, alleenstaanden en huishoudens met een hoofdkostwinner onder de 25 jaar of van niet-westerse afkomst. Armoede in wijken deels bepaald door aanwezigheid risicogroepen Er bestaat een verband tussen het aandeel huishoudens met een laag inkomen in een wijk en de aanwezigheid van risicogroepen in die wijk. In de wijken waar relatief veel armoede voorkomt, wonen naar verhouding ook veel mensen die tot een van de risicogroepen behoren. In de Binnenstad en Muntel/Vliert wonen bijvoorbeeld relatief veel alleenstaanden. In Noord zijn niet-westerse allochtonen, mensen met een bijstandsuitkering en niet-werkende werkzoekenden oververtegenwoordigd. Minima hebben minder sociale contacten en voelen zich ongezonder Op bijna alle onderzochte aspecten van maatschappelijke participatie en welzijn scoren minima slechter dan niet-minima. Minima hebben minder sociale contacten, sporten minder en nemen minder deel aan culturele activiteiten. Ook beoordelen zij hun gezondheid over het algemeen slechter en voelen zij zich minder zelfredzaam. 3

4 Minima zijn de afgelopen jaren meer mantelzorg gaan verlenen Het aandeel minima dat mantelzorg verleent, is in de loop der jaren sterk gestegen. Het aandeel mantelzorgers is onder minima inmiddels zelfs groter dan onder niet-minima. Het aandeel minima dat vrijwilligerswerk verricht, is toegenomen Het percentage vrijwilligers onder minima is tussen en behoorlijk toegenomen. Het is nu vergelijkbaar met het percentage vrijwilligers onder niet-minima. Onder beide groepen verricht ruim een derde vrijwilligerswerk. Naarmate de leeftijd van kinderen uit minima huishoudens toeneemt, treden meer verschillen op met leeftijdsgenoten uit niet-minima huishoudens Kinderen uit minima huishoudens zijn naarmate de leeftijd toeneemt minder vaak opgewekt, hebben vaker overgewicht, beoordelen hun gezondheid minder goed en sporten minder dan leeftijdsgenoten uit niet-minima huishoudens. Alhoewel minima ouders zich vaker zorgen maken over hun kind zoeken zij minder vaak ondersteuning binnen hun eigen netwerk Als ouders hulp of ondersteuning zoeken voor opvoedingsvragen dan doen zij dit vooral binnen hun eigen netwerk (partner, familie vrienden, buren). Ouders die leven van een minimum inkomen vragen minder vaak ondersteuning binnen hun eigen netwerk dan niet-minima ouders. Voor een aantal leeftijdsgroepen vragen minima ouders vaker ondersteuning bij instanties (huisarts, consultatiebureau, maatschappelijk werk, etc.) dan niet-minima. heeft een vangnet voor mensen met een minimum inkomen De gemeente benut binnen de wettelijke kaders haar beleidsvrijheid om zoveel mogelijk voorwaarden te scheppen dat iedereen sociaal actief kan zijn en deel kan nemen aan activiteiten. Er zijn diverse regelingen variërend van bijzondere bijstand tot aan een collectieve ziektekostenverzekering en een computerregeling voor kinderen in het voortgezet onderwijs. Speciaal voor kinderen worden subsidies beschikbaar gesteld voor het Jeugdsportfonds, Jeugdcultuurfonds, Stichting Leergeld en Stichting Weekje Weg. Het gebruik van deze regelingen is de afgelopen jaren sterk toegenomen. 4

5 Inhoudsopgave 1. Inleiding Aanleiding Lage inkomensgrens Leeswijzer Huishoudens met een laag inkomen in Doelgroep van beleid Omvang en ontwikkeling Samenstelling groep minima in Landelijke vergelijking Lage inkomens per wijk Risicogroepen armoede Huishoudenssamenstelling Leeftijd Herkomst Voornaamste inkomensbron Wijken en armoede Maatschappelijke participatie, gezondheid, welzijn en veiligheid Sociale contacten Participatie Sportparticipatie Cultuurparticipatie Vrijwilligerswerk Mantelzorg Gezondheid Maatschappelijke ondersteuning Zelfredzaamheid Wmo-loket Leefbaarheid Veiligheid Kinderen in minima huishoudens Gelukkig voelen Gezondheid BMI Ondersteuning bij opvoeding Sport Bekendheid met sportinitiatieven Inkomensondersteunende regelingen Jeugdsportfonds en Jeugdcultuurfonds Stichting Leergeld Voedselbank Voorzieningen voor chronisch zieken en gehandicapten Overige inkomensondersteunende regelingen Bijlage A: Definitie armoede Bijlage B: Tabellenboek

6 6

7 1. Inleiding Deze rapportage schetst een beeld van de armoede in. Het gaat om de volgende aspecten: omvang en ontwikkeling van de armoede; verschillen tussen wijken; risicogroepen en maatschappelijke participatie en welzijn van mensen met een laag inkomen. 1.1 Aanleiding In 2007 verscheen voor het eerst een armoedemonitor voor. In de jaren 2009 en is deze monitor herhaald. De afdeling Arbeidsmarkt en Sociale Zaken (AmSZ) vindt het belangrijk om de armoedeproblematiek periodiek te blijven monitoren, zodat effecten van beleid inzichtelijk worden en beleid waar nodig kan worden bijgesteld. Meer specifiek zijn er de volgende aanleidingen voor de armoedemonitor 2014: De economische crisis en de gevolgen daarvan: AmSZ vindt het belangrijk om te monitoren wat dit betekent voor de ontwikkelingen van armoede in de gemeente. Hoe ontwikkelt zich de omvang van de groep minima? Wat zijn de risicogroepen? Er is behoefte aan inzicht in het gebruik van inkomensondersteunende regelingen: hoe ontwikkelt zich het gebruik van inkomensondersteunende maatregelen, zoals bijzondere bijstand en langdurigheidstoeslag? 1.2 Lage inkomensgrens Het CBS hanteert twee verschillende inkomensgrenzen voor armoede: de lage-inkomensgrens en de beleidsmatige grens. De beleidsmatige grens ligt 10% boven het sociaal minimum en wordt gebruikt om de doelgroep van beleid te bepalen. Deze inkomensgrens is minder geschikt voor het maken van vergelijkingen in de tijd. Hiervoor is de zogenaamde lage-inkomensgrens van het CBS een betere maat. Een huishouden geldt als arm als het netto huishoudinkomen lager is dan deze lageinkomensgrens. De lage inkomensgrens weerspiegelt een vast koopkrachtbedrag in de tijd. De grens is afgeleid van het bijstandsniveau van een alleenstaande in 1979, toen deze in koopkracht het hoogst was. Omdat de lage inkomensgrens alleen voor prijsontwikkeling wordt geïndexeerd, is deze maat geschikt voor vergelijkingen in de tijd. In het armoedesignalement van 2013 (CBS/SCP) ligt de lage inkomensgrens zowel in 2011 als in op een inkomen van 960 netto per maand voor een alleenstaande. Voor meerpersoonshuishoudens is deze grens met behulp van equivalentfactoren aangepast. In deze rapportage is zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de lage-inkomensgrens. Daar waar gebruik wordt gemaakt van de beleidsmatige inkomensgrens zal dat steeds worden vermeld. Tabel 1: Gehanteerde lage inkomensgrenzen voor het bepalen van de groep minima Alleenstaande Lage inkomensgrens zonder kinderen Paar Eenoudergezin 1kind 2 kinderen 1 kind 2 kinderen

8 1.3 Leeswijzer De rapportage bestaat uit drie delen. Het eerste deel (hoofdstuk 2 t/m 4) geeft een algemeen beeld van de armoede in. Hiervoor is gebruik gemaakt van gegevens van het CBS. Hoofdstuk 2 beschrijft de omvang van de armoede in. Hoeveel huishoudens leven in armoede? Is de omvang van armoede in de loop der tijd veranderd en hoe verhoudt zich s- Hertogenbosch tot de rest van Nederland? Hoofdstuk 3 beschrijft hoe de armoede verdeeld is over de wijken. In het tweede deel staat het welzijn en de maatschappelijke participatie van de minima in s- Hertogenbosch centraal. De resultaten zijn gebaseerd op enquêtes die door de gemeente zijn uitgevoerd. Hoofdstuk 4 beschrijft de positie van volwassenen. Aspecten die aan bod komen zijn: sociale contacten, participatie, gezondheid, maatschappelijke ondersteuning, leefbaarheid en veiligheid. In hoofdstuk 5 staan kinderen centraal die wonen in minima huishoudens. Het gaat om welbevinden, gezondheid, overgewicht, ondersteuningsbehoefte en sportparticipatie. Het derde deel van de rapportage beschrijft het gebruik van inkomensondersteunende maatregelen. Het gaat om zaken als het gebruik van bijzondere bijstand, Jeugdsportfonds en de voedselbank. Zoals gezegd zijn de resultaten uit deel twee afkomstig uit vragenlijstonderzoek dat is uitgezet door de gemeente. Hiertoe is een steekproef getrokken uit de gemeentelijke basisadministratie. Bij het interpreteren van de resultaten moet rekening worden gehouden met foutenmarges. Hoe kleiner het aantal respondenten, hoe groter de foutenmarge zal zijn. De resultaten van de minima zijn gebaseerd op ongeveer 300 respondenten, de resultaten van de niet-minima op ongeveer respondenten. Bij de uitkomsten van de minima moet dus rekening worden gehouden met een grotere foutenmarge dan bij de uitkomsten van de niet-minima. Op de verschillen tussen minima en niet-minima en de ontwikkelingen in de tijd zijn significantietoetsen uitgevoerd. Op basis van deze toetsen kan met 95% betrouwbaarheid worden gezegd of de gemeten verschillen echt bestaan. In de figuren worden de significante verschillen aangegeven met sterretjes: * Het huidige verschil tussen minima en niet-minima is statistisch significant. ** De huidige situatie verschilt statistisch significant van die in. Het tabellenboek in bijlage B bevat een uitgebreid overzicht van de genoemde participatie- en welzijnsaspecten. Hierin zijn ook de ontwikkelingen vanaf 2001/2002 opgenomen. 8

9 2. Huishoudens met een laag inkomen in Dit hoofdstuk geeft een algemeen beeld van de armoede in. Hoeveel huishoudens leven in armoede? Waar speelt de armoedeproblematiek zich precies af? Wat zijn risicogroepen? Hoe doet het in vergelijking met de rest van Nederland en vergeleken met enkele jaren geleden? 2.1 Doelgroep van beleid Zoals in de inleiding beschreven kan de beleidsmatige grens van armoede goed worden gebruikt voor het vaststellen van de doelgroep van beleid. Bij de beleidsmatige grens gaat het om huishoudens met een inkomen tot 110% van het sociaal minimum. Het sociaal minimum is het wettelijke bestaansminimum zoals dat in de politieke besluitvorming is vastgelegd (bijstand, AOW, kinderbijslag). De meest recente cijfers over armoede in zijn van In dat jaar had 11,5% (versus 10,6% in 2009) een inkomen tot 110% van het sociaal minimum. Het ging in totaal om huishoudens, waarvan eenoudergezinnen en 640 paren met kinderen. In dit hoofdstuk worden de ontwikkelingen van armoede in de tijd weergegeven. Hiervoor wordt een andere inkomensgrens gebruikt, namelijk de lage-inkomensgrens. Deze grens is meer betrouwbaar om vergelijkingen in de tijd te maken. In de rest van dit hoofdstuk en ook in hoofdstuk 3 zijn de cijfers gebaseerd op deze lage-inkomensgrens. 2.2 Omvang en ontwikkeling In 2011 had 8,5% van de huishoudens in een inkomen onder de lageinkomensgrens. De armoede in 's-hertogenbosch lag daarmee net boven het landelijk gemiddelde van 8,2%. Vergeleken met 2009 is de armoede gestegen. De effecten van de crisis zijn inmiddels ook in s-hertogenbosch goed merkbaar (CBS/SCP, 2011). Figuur 2.1 Aandeel huishoudens met een laag inkomen in (prognose -2014) 15% 10% 5% 0% * 2013* 2014* Bron: RIO ,CBS/SCP 2013 's-hertogenbosch Nederland Lineair (Nederland ) Voor de jaren 2013 en 2014 is door het SCP een landelijke prognose gemaakt (CBS/SCP, 2013). Volgens de ramingen neemt de armoede in 2013 toe tot 9,9%. In 2014 is er sprake van een afvlakking 9

10 van de groei. De verwachting is dat in ,1% van de Nederlandse huishoudens moet rondkomen van een laag inkomen. De landelijke ramingen zijn gebruikt om een prognose voor de armoede in te maken. Naar verwachting heeft in ,5% van de huishoudens in 's-hertogenbosch een inkomen onder de lage-inkomensgrens. 2.3 Samenstelling groep minima in In 2011 had 8,5% van de huishoudens in een inkomen onder de lageinkomensgrens. Figuur 2.2 toont de verdeling van huishoudens op basis van huishoudtype. De groep minima huishoudens bestaat voor ruim de helft uit eenpersoonshuishoudens, terwijl in heel één op de drie huishoudens een eenpersoonshuishouden is. In minima huishoudens leven verhoudingsgewijs vaak kinderen. In één op de drie minima huishoudens leven kinderen, terwijl voor heel geldt dat in één op de vier huishoudens kinderen wonen. Figuur 2.2 Verdeling van de minima huishoudens in naar huishoudtype Minima huishoudens Alle huishoudens 15% 2% 4% 12% 34% 16% 57% 19% 10% 31% eenpersoonshuishouden paar zonder kind paar met kind eenoudergezin overig Bron: RIO 2011; Buurtinformatie Systeem 2013 In één op de drie minima huishoudens is de hoofdkostwinner van allochtone afkomst. In één op de vier minima huishoudens betreft de hoofdkostwinner een niet-westerse allochtoon. Niet-westerse allochtone huishoudens zijn onder minima huishoudens oververtegenwoordigd, namelijk 24% versus 11% voor alle huishoudens van samen. 10

11 Figuur 2.3 Verdeling van de minima huishoudens in naar herkomst hoofdkostwinner Minima huishoudens Alle huishoudens 12% 9% 11% 24% 64% 80% Autochtoon Niet-westers allochtoon Westers allochtoon Bron: RIO 2011; Buurtinformatie Systeem 2013 Figuur 2.4 laat de verdeling van de minima huishoudens zien op basis van inkomstenbron van de hoofdkostwinner. In vier op de tien minima huishoudens bestaat de inkomstenbron uit arbeid. Het zijn de zogenaamde werkende armen. Eén op de drie minima huishoudens in leeft van bijstand of een WW-uitkering. Het aandeel minima dat van een uitkering leeft, is vele malen hoger dan voor alle huishoudens van samen. 1 Figuur 2.4 Verdeling van de minima huishoudens in naar inkomstenbron hoofdkostwinner Minima huishoudens Alle huishoudens 12% 10% 42% 24% 36% 4% 5% 67% inkomsten uit arbeid WW/bijstand arbeidsongeschiktheid pensioen Bron: RIO In tegenstelling tot de figuren 2.2 en 2.3 is voor figuur 2.4 de informatie voor alle huishoudens niet afkomstig uit het Buurtinformatie Systeem, maar uit de RIO. Studentenhuishoudens en huishoudens met een onvolledig jaarinkomen zijn hierin niet meegeteld. 11

12 2.4 Landelijke vergelijking In 2011 had 8,5% van de huishoudens in 's-hertogenbosch een laag inkomen. Dit percentage ligt iets hoger dan het landelijk gemiddelde. Om een nog beter beeld te krijgen van de situatie in s- Hertogenbosch, wordt in figuur 2.6 op de volgende pagina een vergelijking gemaakt met de andere grote en middelgrote gemeenten in Nederland. Het betreft een vergelijking met het G4 en het G32- stedennetwerk. Dat zijn samen de 38 grootste gemeenten in Nederland. Armoede hangt namelijk samen met de grootte van de stad. In grotere steden komt over het algemeen meer armoede voor dan in kleine steden. Van de 38 grootste steden staat op de tiende plaats. In Haarlemmermeer komt met 5,7% de minste armoede voor. De steden met de meeste armoede zijn Amsterdam (15,4%), Rotterdam (14,9%) en Den Haag (14,0%). In Amsterdam komt dus bijna twee keer zoveel armoede voor als in. 12

13 Figuur 2.6 Aandeel huishoudens met een laag inkomen, van de 38 grootste gemeenten In Nederland (G4 en G-32) 2 Haarlemmermeer 5,7% Ede 6,8% Apeldoorn 6,9% Zoetermeer 7,0% Amersfoort 7,3% Gouda 7,6% Zaanstad 7,7% Zwolle 8,0% Haarlem 8,3% Nederland 8,3% 's-hertogenbosch 8,5% Hengelo (O.) 8,5% Deventer 8,6% Breda 8,8% Emmen 9,0% Helmond 9,2% Almere 9,2% Leiden 9,5% Sittard-Geleen 9,6% Dordrecht 9,6% Venlo 9,8% Eindhoven 9,8% Utrecht 10,1% Delft 10,2% Tilburg 10,2% Lelystad 10,3% Almelo 10,5% Schiedam 10,7% Maastricht 11,2% Nijmegen 11,5% Enschede 12,3% Arnhem 12,5% Leeuwarden 12,6% Heerlen 13,0% Groningen 14,0% 's-gravenhage 14,0% Rotterdam 14,9% Amsterdam 15,4% 0% 5% 10% 15% 20% Bron: RIO De G4 zijn de vier grote steden. Het stedennetwerk van de G32 kent 34 (middel)grote gemeenten. Dus samen zijn dat 38 gemeenten. Alleen van de gemeente Alkmaar zijn geen gegevens in de RIO opgenomen. 13

14 2.5 Lage inkomens per wijk Om in kaart te brengen waar de armoedeproblematiek in zich afspeelt, worden de verschillende wijken met elkaar vergeleken. Eerst wordt gekeken naar het absolute aantal huishoudens met een laag inkomen per wijk. Vervolgens wordt gekeken naar het percentage lage inkomens binnen de verschillende wijken. In alle wijken steeg het percentage huishoudens met een laag inkomen. In enkele wijken is de toename verhoudingsgewijs groot. In de wijken De Groote Wielen, Engelen en Rosmalen Zuid nam het aandeel minima huishoudens sterk toe. In Engelen en De Groote Wielen steeg het aandeel minima huishoudens van 2,7% naar 4,7% (toename van 62%). In Rosmalen Zuid steeg het van 2,9% naar 4,4% (51%). In Rosmalen Noord en Zuidoost was de toename van het aantal minima huishoudens het geringst. In de wijk Zuidoost steeg het aandeel van 8,4% naar 8,8% (toename van 5%) en in Rosmalen Noord van 4,6% naar 4,7% (toename van 2%). Figuur 2.7 Aantal en aandeel huishoudens met een laag inkomen in, per wijk Binnenstad (810) Muntel/Vliert (350) West (980) Noord (880) Graafsepoort (670) Zuidoost (530) 's-hertogenbosch (5300) Nederland 11,8% 11,1% 10,8% 10,4% 10,4% 8,8% 8,5% 8,3% Maaspoort (410) Rosmalen Noord (240) De Groote Wielen ( 110) Engelen (100) Rosmalen Zuid (150) Empel (80) 5,8% 4,7% 4,7% 4,7% 4,4% 3,6% 0% 5% 10% 15% 20% 25% Leesvoorbeeld: In de Binnenstad wonen 810 huishoudens met een laag inkomen. Dat is 11,8 % van alle huishoudens in deze wijk. Bron: RIO 2011 Concentratie van armoede in West, Noord en de Binnenstad In West wonen de meeste huishoudens met een laag inkomen. In 2011 hadden 980 huishoudens in deze wijk een inkomen onder de lage-inkomensgrens. Ook in Noord en in de Binnenstad moesten veel huishoudens het met een laag inkomen doen. De cijfers duiden op een sterke concentratie van armoede. 18% van alle huishoudens met een laag inkomen woont in West, 17% in Noord en 15% in 14

15 de Binnenstad. In deze drie wijken samen woont dus ruim de helft van alle huishoudens met een laag inkomen in. Binnenstad heeft het grootste aandeel lage inkomens Het aandeel huishoudens met een laag inkomen is het grootst in de Binnenstad; 12% van de huishoudens moet er rondkomen van een laag inkomen. Ook de wijken Muntel/Vliert, West, Noord en Graafsepoort kennen relatief veel armoede. In deze wijken heeft 10%-11% van de huishoudens een laag inkomen. Empel, Rosmalen Zuid, Engelen en de Groote Wielen hebben in verhouding de minste huishoudens met een laag inkomen. In deze wijken heeft minder dan 5% van de huishoudens een inkomen onder de lage-inkomensgrens. 2.6 Risicogroepen armoede Sommige typen huishoudens hebben een grotere kans op armoede dan andere. Om een goed armoedebeleid te kunnen voeren, is het belangrijk om te weten welke huishoudens dat zijn. In deze paragraaf worden de risicogroepen op een rijtje gezet. Resultaten van worden hiervoor afgezet tegen de landelijke ontwikkelingen Huishoudenssamenstelling Uit het landelijke armoedesignalement van 2013 (CBS/SCP) blijkt dat eenoudergezinnen met minderjarige kinderen en alleenstaanden onder de 65 jaar het grootste risico lopen op armoede. In 2011 moest 29% van deze huishoudens rondkomen van een laag inkomen. laat een vergelijkbaar beeld zien. In 2011 had 19% van de eenoudergezinnen een laag inkomen. Bij de alleenstaanden was dat 13%. Beide groepen hebben daarmee een grotere kans op armoede dan gemiddeld. Paren zonder kinderen hebben het minst te maken met armoede. Onder hen had in 2011 slechts 3% een inkomen onder de lage-inkomensgrens. Figuur 2.8 Aandeel huishoudens met een laag inkomen in, naar huishoudenssamenstelling 3 Alleenstaande 13% 11% Eenoudergezin 19% 16% Paar zonder kinderen 3% 2% 2011 Paar met kinderen % 5% Overig 7% 8% Bron: RIO 2009; RIO Bij de groep overig gaat het om huishoudens waarbij er naast de hoofdkostwinner en zijn/haar eventuele partner en/of inwonende kinderen nog andere personen deel uitmaken van het huishouden. Het kan dan gaan om bijvoorbeeld broers/zussen, ouders, pleegkinderen of inwonende kostgangers. 15

16 2.6.2 Leeftijd Armoede hangt samen met leeftijd (CBS/SCP, 2013). Over het algemeen geldt dat hoe meer werkervaring iemand heeft, hoe meer hij/zij verdient. Vanaf een jaar of 55 worden vervolgens steeds meer mensen afhankelijk van een uitkering, bijvoorbeeld doordat zij eerder stoppen met werken. 65- plussers hebben het minst te maken met een laag inkomen. Dit komt onder andere doordat veel ouderen, naast de AOW, een aanvullend pensioen hebben. Het aandeel 65plus-huishoudens met een laag inkomen ligt dan ook ruim onder het gemiddelde. Toch is er een relatief sterke toename van de lage inkomens onder ouderen waar te nemen. Het aandeel paren ouder dan 65 jaar met een laag inkomen steeg landelijk van 1,7% naar 2,4% en bij alleenstaanden van 65 jaar en ouder van 4,3% naar 6,2% (CBS/SCP, 2013). In had in % van de huishoudens met een kostwinner van 65 jaar of ouder een laag inkomen. In 2011 is dat gestegen naar 3% (een toename van 40%). Huishoudens met een hoofdkostwinner jonger dan 25 jaar hebben de grootste kans op armoede. Ruim een kwart (28%) van deze groep had in 2011 een inkomen onder de lage-inkomensgrens. Onder deze groep is ook de grootste stijging te zien ten opzichte van Figuur 2.9 Aandeel huishoudens met een laag inkomen in, naar leeftijd hoofdkostwinner Jonger dan 25 jaar 25 tot 45 jaar 45 tot 65 jaar 65 jaar en ouder 9% 8% 10% 9% 3% 2% 28% 23% Bron: RIO 2009; RIO Herkomst Niet-Westerse huishoudens zijn oververtegenwoordigd in de groep met een inkomen onder de lage inkomensgrens (CBS/SCP, 2013). Zij hebben landelijk met bijna 29% vier keer zoveel risico op armoede als autochtone huishoudens (6,9%). In werden huishoudens waarvan de hoofdkostwinner uit Marokko afkomstig is met 13% het meest getroffen door een langdurig laag inkomen (CBS/SCP, 2013). Ook in zijn huishoudens met een hoofdkostwinner van niet-westerse afkomst oververtegenwoordigd onder de minima huishoudens. In 2011 had 25% van de niet-westerse huishoudens een laag inkomen tegenover 7% van de huishoudens met een autochtone kostwinner. Van de Westerse allochtonen had 11% een laag inkomen. 16

17 Figuur 2.10 Aandeel huishoudens met een laag inkomen in, naar land van herkomst hoofdkostwinner Autochtoon 7% 6% Westers allochtoon Niet-westers allochtoon 11% 9% 25% 22% Bron: RIO 2009; RIO Voornaamste inkomensbron De armoede in Nederland is het grootst onder uitkeringsgerechtigden (CBS/SCP, 2013). Vooral huishoudens die afhankelijk zijn van bijstand hebben vaak een laag inkomen. In had bijna drie kwart (74%) van deze huishoudens een inkomen onder de lage-inkomensgrens. In 2011 was dat nog 71%. Ook van de huishoudens die rond moeten komen van een arbeidsongeschiktheids- of werkloosheidsuitkering, leeft een groot deel van een laag inkomen: respectievelijk 27 en 23%. Van de huishoudens met inkomen uit werk, leven de zelfstandigen het vaakst onder de lage-inkomensgrens: ongeveer 14%, tegen 4% van de werknemers in loondienst. In leeft bijna twee derde (62%) van de huishoudens met een WW- of bijstandsuitkering onder de lage inkomensgrens. Van de arbeidsongeschikten had 23% een laag inkomen en van de huishouden met een inkomen uit arbeid 5%. Van de pensioengerechtigden leefde 3% in armoede. Voor is geen onderscheid gemaakt tussen WW en bijstand en zelfstandigen en werknemers in loondienst. De verwachting is dat de verschillen overeenkomen met die van heel Nederland. Figuur 2.11 Aandeel huishoudens met een laag inkomen in, naar voornaamste inkomensbron Inkomen uit arbeid 5% 5% Uitkering arbeidsongeschiktheid WW / Bijstand 23% 18% 62% 60% Pensioen 3% 3% Bron: RIO 2009; RIO

18 18

19 3. Wijken en armoede In sommige wijken in komt meer armoede voor dan in andere wijken (zie 2.5). Dit hoofdstuk gaat dieper in op de groep lage inkomens in de verschillende wijken. Binnenstad De Binnenstad kent het grootste aandeel huishoudens met een laag inkomen; 12% van de huishoudens in deze wijk heeft een inkomen onder de lage-inkomensgrens. Vooral in de buurten het Zand en Hofstad komt relatief veel armoede voor (16%). De hoeveelheid armoede in de Binnenstad heeft vooral te maken met de aanwezigheid van een relatief grote groep alleenstaanden. Vier op de vijf huishoudens met een laag inkomen in de Binnenstad zijn eenpersoonshuishoudens. In heel s- Hertogenbosch ligt dat aandeel op 57%. Tabel 3.1 Verdeling huishoudens met een laag inkomen over risicogroepen 4 Alleenstaande Eenoudergezin Niet-Westers allochtoon WW / Bijstand Binnenstad 80% 6% 16% 31% Zuidoost 60% 13% 23% 38% Graafsepoort 55% 18% 22% 36% Muntel/Vliert 66% 14% 20% 43% Rosmalen Zuid Rosmalen Noord De Groote Wielen Empel Noord 49% 19% 31% 40% Maaspoort 56% 20% 20% 29% West 55% 13% 41% 38% Engelen s-hertogenbosch 57% 15% 24% 34% Leesvoorbeeld: Van alle huishoudens met een laag inkomen in is 57% een alleenstaande, 15% betreft een eenoudergezin, 24% heeft een Niet-Westerse hoofdkostwinner en 34% leeft van een WW- of bijstandsuitkering. Bron: RIO Voor wijken met minder dan 250 huishoudens met een laag inkomen zijn de uitkomsten niet betrouwbaar genoeg. Deze worden daarom niet gegeven. 19

20 Muntel/Vliert In Muntel/Vliert wonen in totaal 350 huishoudens met een laag inkomen. In vergelijking met andere wijken is dit relatief weinig. Muntel/Vliert is echter een kleine wijk, het aandeel lage inkomens binnen de wijk is relatief hoog: 11,1%. Dit heeft vooral te maken met het feit dat er relatief veel alleenstaanden en mensen met een bijstandsuitkering in Muntel/Vliert wonen. Van de groep huishoudens met een laag inkomen is twee derde (66%) een eenpersoonshuishouden en 43% ontvangt WW of bijstand (tegenover 57% respectievelijk 35% in heel ). Noord In Noord leeft 10,4% van de huishoudens onder de lage inkomensgrens. Vooral de Muziekinstrumentenbuurt (20,8%), Edelstenenbuurt (17,8%) en Sprookjesbuurt (15,6%) springen eruit. Deze buurten liggen alle drie in het aandachtsgebied de Hambaken. Ook in Noord wonen relatief veel mensen die tot een risicogroep behoren. Vooral de niet-westerse allochtonen, mensen met een bijstandsuitkering en niet-werkende werkzoekenden zijn in deze wijk oververtegenwoordigd. West In West woont absoluut gezien het grootste aantal huishoudens met een laag inkomen, namelijk 980. Dat is 10,8% van het totaal aantal huishoudens in de wijk. Onder deze huishoudens zijn vooral veel huishoudens met een niet-westerse hoofdkostwinner: 41%, tegenover 24% in heel. Graafsepoort Van de huishoudens in de Graafsepoort heeft 10,4% een inkomen onder de lage-inkomensgrens. Binnen de Graafsepoort vallen vooral de Graafsebuurt Zuid (14,0%), Aawijk Noord (13,1%) Hinthamerpoort (12,7%) en Graafsebuurt Noord (11,8%) op. Zuidoost Zuidoost is de laatste wijk waarin het aandeel huishoudens met een laag inkomen hoger is dan gemiddeld. Van de huishoudens in deze wijk heeft 8,8% een laag inkomen. Vooral in de Gestelse buurt komt veel armoede voor (20,0%). De verdeling van de lage inkomens over de risicogroepen is nagenoeg hetzelfde als in heel. De andere zes wijken (Maaspoort, Rosmalen Noord, Rosmalen Zuid, de Groote Wielen, Engelen en Empel) hebben allemaal een armoedepercentage dat onder het gemiddelde ligt. In deze wijken wonen relatief weinig mensen die tot een risicogroep behoren. 20

21 4. Maatschappelijke participatie, gezondheid, welzijn en veiligheid 4.1 Sociale contacten Sociale contacten zijn belangrijk voor ons welbevinden. Een sociaal netwerk helpt bijvoorbeeld om eenzaamheid te voorkomen. Ook vormt het een vangnet waarbinnen mensen elkaar hulp en steun kunnen bieden. Dit hoofdstuk beschrijft de sociale contacten van minima in. Minima vinden vaker dan niet-minima dat hun sociale netwerk te klein is. Van de minima in s- Hertogenbosch vindt 19% dat hij/zij te weinig sociale contacten heeft. Van de niet-minima is dat 9%. Het aandeel niet-minima dat aangeeft te weinig sociale contacten te hebben is vergelijkbaar met. Figuur 4.1 Aandeel personen dat -naar eigen zeggen- te weinig sociale contacten heeft Minima* Niet-minima 7% 9% 16% 19% Bron: Enquête Sport en Welzijn Naast het aantal sociale contacten, is gekeken hoe vaak het contact plaatsvindt. Onder minima is het aandeel dat zelden of nooit contact heeft met familie, vrienden of kennissen groter dan onder nietminima (9% versus 2%). Het verschil tussen minima en niet-minima is in de afgelopen jaren toegenomen. Figuur 4.2 Aandeel personen dat zelden of nooit familie, vrienden of kennissen ontmoet Minima* ** Niet-minima 2% 2% 1% 9% Bron: Enquête Sport en Welzijn 21

22 4.2 Participatie Participatie, deelnemen aan het maatschappelijk leven, vereist een zeker budget. Niet alle mensen zijn financieel in staat om aan sociale activiteiten deel te nemen. Voorbeelden hiervan zijn sporten en het bezoeken van culturele voorstellingen. Dit hoofdstuk beschrijft verschillen tussen minima en nietminima in op het gebied van sociale participatie Sportparticipatie Minima sporten minder vaak dan niet-minima. Van de minima sport ruim de helft (56%) minimaal 1 keer per maand, terwijl dit bij de niet-minima bijna drie kwart (74%) is. De sportdeelname onder minima is vergelijkbaar met de vorige meting. Figuur 4.3 Aandeel personen dat minimaal één keer per maand sport Minima* Niet-minima 56% 54% 74% 72% Bron: Enquête Sport en Welzijn Bijna een kwart van alle minima (23%) is lid van een sportvereniging. Bij de niet-minima ligt het aandeel hoger, hier is een derde lid van een sportvereniging. Deze cijfers zijn vergelijkbaar met de cijfers van. Figuur 4.4 Aandeel personen dat sport is lid van een sportvereniging Minima* 23% 24% Niet-minima 32% 36% Bron: Enquête Sport en Welzijn Net als bij het sporten en lidmaatschap van een sportvereniging, zien we ook bij het alleen/ongeorganiseerd sporten dat niet-minima dat vaker doen dan minima. Van de niet-minima sport 44% alleen, van de minima is dat 28%. Deze cijfers zijn vergelijkbaar met. 22

23 Figuur 4.5 Aandeel personen dat alleen, ongeorganiseerd sport Minima* 28% 28% Niet-minima 42% 44% Bron: Enquête Sport en Welzijn Cultuurparticipatie De gemeente streeft naar een cultureel aanbod dat voor iedereen toegankelijk is, ongeacht de sociaal-economische achtergrond. Zowel minima als niet-minima zouden in staat moeten zijn om culturele voorstellingen te bezoeken. Een derde (31%) van de minima gaat minimaal één keer per jaar naar een toneel-, cabaret-, musicalof dansvoorstelling. Dat aandeel is lager dan bij de niet-minima. Daar bezoekt ruim de helft (57%) minimaal één keer per jaar een toneel-, cabaret-, musical- of dansvoorstelling. Het bezoek van minima aan toneel-, cabaret-, musical- en dansvoorstellingen is sinds gedaald. De daling is echter statistisch niet significant. Figuur 4.6 Aandeel personen dat minimaal één keer per jaar toneel, cabaret, musical, dans- en/of balletvoorstellingen bezoekt Minima* 31% 37% Niet-minima 57% 59% Bron: Enquête Sport en Welzijn Minima gaan ook minder vaak naar de film dan niet-minima. Van de minima gaat de helft (51%) minstens één keer per jaar naar de film. Van de niet-minima is dat twee derde (69%). Vergeleken met is het bezoek aan bioscoop en/of filmhuis onder de minima, gedaald. De daling is statistisch niet significant. 23

24 Figuur 4.7 Aandeel personen dat minimaal één keer per jaar een bioscoop en/of filmhuis bezoekt Minima* 51% 60% Niet-minima 69% 68% Bron: Enquête Sport en Welzijn Minima gaan minder vaak naar muziekconcerten dan niet-minima. Ongeveer een kwart (26%) van de minima en de helft (52%) van de niet-minima bezoekt minimaal één keer per jaar een muziekconcert. Figuur 4.8 Aandeel personen dat minimaal één keer per jaar muziekconcerten bezoekt Minima* 26% 30% Niet-minima 52% 56% Bron: Enquête Sport en Welzijn Ook musea, galerieën en tentoonstellingen worden door minima minder bezocht dan door nietminima. Van de minima gaat 36% minstens één keer per jaar naar een museum, galerie of tentoonstelling. Van de niet-minima bezoekt 57% minimaal één keer per jaar een museum, galerie of tentoonstelling. Vergeleken met is het museumbezoek onder niet-minima gedaald. Figuur 4.9 Aandeel personen dat minimaal één keer per jaar musea, galerieën en/of tentoonstellingen bezoekt Minima* 36% 38% Niet-minima** 57% 62% Bron: Enquête Sport en Welzijn 24

25 De deelname aan de meeste culturele activiteiten onder niet-minima is over het algemeen hoger dan onder minima. Dit geldt niet voor het bezoek aan dance/house party s. Minima gaan vaker naar dance/house party s. Van de minima gaat 23% minstens één keer per jaar naar een dance/house party, van de niet-minima is dit 14%. Figuur 4.10 Aandeel personen dat minimaal één keer per jaar een dance/house party bezoekt Minima* 23% 21% Niet-minima 14% 14% Bron: Enquête Sport en Welzijn Vrijwilligerswerk De gemeente stimuleert inwoners om elkaar te helpen. Ze geeft bijvoorbeeld ondersteuning aan mantelzorgers en vrijwilligers. In deze paragraaf wordt beschreven in hoeverre minima zich vrijwillig inzetten voor de samenleving. Ruim een derde van de minima in doet weleens vrijwilligerswerk. Vergeleken met is het vrijwilligerswerk onder minima sterk toegenomen. Het verschil dat er was tussen minima en niet-minima op het gebied van vrijwilligerswerk is er daarmee niet meer. Tussen minima en niet-minima zijn er geen verschillen in de frequentie waarmee iemand vrijwilligerswerk doet. Ruim één op de tien inwoners in verricht vaker dan 1 keer per week vrijwilligerswerk. Figuur 4.11 Aandeel personen dat weleens vrijwilligerswerk doet Minima** 27% 38% Niet-minima 35% 38% Bron: Enquête Sport en Welzijn 25

26 4.2.4 Mantelzorg Minima verrichten meer mantelzorg dan niet-minima. Ruim een kwart van de minima tegenover één op de vijf niet-minima verricht mantelzorg. Het aandeel minima dat mantelzorg verleent, is in de loop der jaren sterk gestegen, terwijl het aandeel mantelzorgers onder niet-minima gelijk is gebleven. Figuur 4.12 Aandeel personen dat weleens mantelzorg verleent Minima* ** 16% 27% Niet-minima 20% 19% Bron: Enquête Sport en Welzijn Er zijn tussen minima en niet-minima grote verschillen in het aantal uren dat mantelzorg wordt gegeven. Van de minima geeft 41% meer dan 8 uur per week mantelzorg, tegenover 13% van de niet-minima. Figuur 4.13 Aantal uren dat mantelzorg wordt verleend 8 uur per week of meer 13% 41% 5 tot 8 uur per week 1 tot 5 uur per week 6% 13% 30% 45% minima* niet minima minder dan 1 uur per week 23% 29% Bijna één op de tien mantelzorgers ervaart het geven van mantelzorg als belastend. Er zijn geen verschillen tussen minima en niet-minima. 4.3 Gezondheid Gezondheidsverschillen hangen samen met sociaaleconomische status (RIVM, 2006). Aan de ene kant hebben mensen met een laag inkomen minder geld voor gezonde voeding, goede huisvesting en goede gezondheidszorg. Ook hebben zij een ongezondere leefstijl. Ze roken en drinken bijvoorbeeld meer en bewegen minder dan mensen met een hoger inkomen. Aan de andere kant veroorzaakt een slechte gezondheid juist een laag inkomen. Mensen met gezondheidsproblemen zijn bijvoorbeeld niet altijd in staat om fulltime te werken. 26

27 Dit hoofdstuk geeft inzicht in de gezondheidsverschillen tussen minima en niet-minima in 's- Hertogenbosch. Minima ervaren hun eigen gezondheid als minder goed dan niet-minima. Negen op de tien nietminima waarderen hun gezondheid met goed, zeer goed of uitstekend. Onder de minima geeft slechts 66% aan een (zeer) goede of uitstekende gezondheid te hebben. De cijfers komen overeen met. Figuur 4.14 Aandeel personen dat -naar eigen zeggen- een (zeer) goede of uitstekende gezondheid heeft Minima* 66% 65% Niet-minima 89% 90% Bron: Enquête Sport en Welzijn Minima worden ook vaker dan niet-minima door hun gezondheid beperkt in dagelijkse bezigheden, zoals aankleden, huishoudelijk werk en traplopen. Van de minima geeft 40% aan door hun gezondheid beperkt te zijn in dagelijkse bezigheden, van de niet-minima geeft 16% dit aan. De cijfers zijn vergelijkbaar met. Figuur 4.15 Aandeel personen dat door hun gezondheid beperkt wordt in dagelijkse bezigheden Minima* 40% 40% Niet-minima 18% 16% Bron: Enquête Sport en Welzijn Wat betreft overgewicht (BMI van 25 of hoger) zijn er nagenoeg geen verschillen tussen minima en niet-minima huishoudens in. 27

28 Figuur 4.16 Aandeel personen met overgewicht Minima Niet-minima 40% 39% 44% 40% Bron: Enquête Sport en Welzijn Als we echter alleen kijken naar ernstig overgewicht (een BMI van 30 of hoger), dan scoren minima wel slechter dan niet-minima. Van de minima heeft 13% ernstig overgewicht, bij de niet-minima is dat 9%. In vergelijking met is het ernstig overgewicht onder minima gedaald. Deze daling is echter statistisch niet significant. Figuur 4.17 Aandeel personen met ernstig overgewicht Minima* Niet-minima 13% 16% 9% 9% Bron: Enquête Sport en Welzijn 4.4 Maatschappelijke ondersteuning Op 1 januari 2007 is de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) ingevoerd. Het doel van deze wet is om iedereen volwaardig mee te laten doen in de samenleving. In eerste instantie stimuleert de gemeente de eigen kracht en dat bewoners elkaar helpen. Zij geeft bijvoorbeeld ondersteuning aan vrijwilligers en mantelzorgers. Als het nodig is, biedt de gemeente ook op andere gebieden ondersteuning. Bijvoorbeeld hulp in de huishouding en opvoedingsondersteuning. In deze paragraaf wordt beschreven hoe zelfredzaam de minima in zijn en of ze de hulp kunnen vinden die ze nodig hebben. 28

29 4.4.1 Zelfredzaamheid De mate van zelfredzaamheid wordt bepaald aan de hand van drie stellingen: Ik kan alles goed aan, Ik kan prima voor mezelf opkomen en Ik weet goed mijn recht te halen. Een hoge score voor zelfredzaamheid betekent dat iemand zich goed kan redden zonder de hulp van anderen. De minima in scoren gemiddeld een 7,1 op een schaal van nul tot tien. Dit is ruim voldoende, maar wel lager dan de niet-minima. Niet-minima scoren gemiddeld een 8,4. Minima zijn dus minder zelfredzaam en hebben daarom naar verwachting meer ondersteuning nodig dan niet-minima. De zelfredzaamheid van minima en van niet-minima is vergeleken met licht gedaald. De daling is echter statistisch niet significant. Figuur 4.18 Gemiddelde score zelfredzaamheid (0=laag, 10=hoog) Minima* 7,1 7,6 Niet-minima 8,4 8, Bron: Enquête Sport en Welzijn Wmo-loket Mensen die vragen hebben over zorg, welzijn en woonvoorzieningen kunnen daarvoor onder andere terecht bij het centrale Wmo-loket van de gemeente. Dit loket is in 2008 geopend en bevindt zich in het Stadskantoor. In kende 36% van de inwoners van 's-hertogenbosch het Wmo-loket. De afgelopen jaren is de bekendheid van het loket, zowel onder minima als onder nietminima toegenomen. De bekendheid onder minima is groter dan onder niet-minima. Bijna de helft (45%) van de minima en een derde (34%) van de niet-minima weet nu dat het loket bestaat. Figuur 4.19 Aandeel personen dat het Wmo-loket van de gemeente kent Minima* ** 32% 45% Niet-minima** 25% 34% Bron: Enquête Sport en Welzijn 29

30 Van de minima die het Wmo-loket kennen, heeft 45% er wel eens gebruik van gemaakt. In was dat 63%. Deze daling is statistisch significant. Onder niet-minima is het gebruik vergelijkbaar met en voor beide jaren lager dan onder minima. Figuur 4.20 Aandeel personen dat gebruik heeft gemaakt van het Wmo-loket van de gemeente Minima* ** 45% 63% Niet-minima 21% 19% Bron: Enquête Sport en Welzijn 4.5 Leefbaarheid Dit hoofdstuk beschrijft de beoordeling van de leefbaarheid en veiligheid van de woonomgeving door minima en niet-minima. Ook wordt ingegaan op de eigen inzet om de leefbaarheid te verbeteren. Leefbaarheid is een combinatie van verschillende fysieke en sociale aspecten van de leefomgeving, zoals het niveau van voorzieningen, veiligheid, overlast, verloedering en sociale contacten. Minima zijn redelijk tevreden over de leefbaarheid in de buurt waarin ze wonen. Minima geven de leefbaarheid in hun buurt gemiddeld het rapportcijfer 7,0. Niet-minima beoordelen de leefbaarheid in de buurt gemiddeld met een vergelijkbaar cijfer. Zij geven een 7,2. Figuur 4.21 Gemiddeld rapportcijfer leefbaarheid in de buurt Minima Niet-minima 7,0 6,6 7,2 7,3,0 2,0 4,0 6,0 8,0 10,0 Bron: Enquête Leefbaarheid en Veiligheid Drie kwart van de minima geeft aan zich medeverantwoordelijk te voelen voor de leefbaarheid in de buurt. Dit is weliswaar lager dan onder de niet-minima, maar sinds de vorige meting is er sprake van een lichte stijging. 30

31 Figuur 4.22 Aandeel personen dat zich medeverantwoordelijk voelt voor de leefbaarheid in hun buurt Minima* 67% 75% Niet-minima 83% 88% Bron: Enquête Leefbaarheid en Veiligheid Zowel onder minima als onder niet-minima geeft ongeveer een kwart aan actief mee te helpen om de eigen buurt te verbeteren. Figuur 4.23 Aandeel personen dat actief meehelpt om de eigen buurt te verbeteren Minima 16% 23% Niet-minima 24% 22% Bron: Enquête Leefbaarheid en Veiligheid 4.6 Veiligheid Niet-minima geven de veiligheid in hun buurt gemiddeld een 6,7. Minima beoordelen de veiligheid met gemiddeld een 6,4 iets lager. Figuur 4.24 Gemiddeld rapportcijfer veiligheid in de buurt Minima* 6,1 6,4 Niet-minima 6,7 6,7,0 2,0 4,0 6,0 8,0 10,0 Bron: Enquête Leefbaarheid en Veiligheid 31

32 32

33 5. Kinderen in minima huishoudens Begin 2013 is onder ouders van kinderen een vragenlijst uitgezet. Het gaat om ouders van kinderen in de leeftijdsgroepen 0-1,5 jaar; 1,5-3 jaar; 4-11 jaar en jaar. Dit hoofdstuk geeft de resultaten weer voor wat betreft een aantal onderwerpen zoals gezondheid en sport. 5.1 Gelukkig voelen Het overgrote deel van de ouders geeft aan dat hun kind zich gelukkig voelt. Dit geldt vooral voor jongere kinderen. Naarmate het kind ouder wordt, neemt het percentage ouders dat aangeeft dat hun kind gelukkig is, af. Ten aanzien van alle leeftijdsgroepen geldt dat kinderen van minima ouders zich over het algemeen iets minder gelukkig voelen dan kinderen van niet-minima ouders. Figuur 5.1 Aandeel ouders dat aangeeft dat hun kind gelukkig is 0-1,5 jaar 92% 96% 1,5-3 jaar* 85% 98% minima 4-11 jaar* 78% 86% niet minima jaar 72% 76% Bron: Enquête Kind&Opvoeding Gezondheid Het oordeel dat ouders geven over de gezondheid van hun kind is voor kinderen tussen nul en vier jaar nog vergelijkbaar tussen niet-minima en minima. Vrijwel alle ouders uit beide groepen beoordelen de gezondheid van hun kind als (zeer) goed. Vanaf de leeftijd van vier jaar neemt het percentage positieve oordelen onder minima ouders af, terwijl de inschatting van niet-minima ouders ongeveer gelijk blijft. De verschillen tussen minima ouders en niet-minima ouders zijn statistisch significant voor wat betreft de leeftijdsgroepen 4-11 jaar en jaar. 33

34 Figuur 5.2 Aandeel kinderen dat volgens ouders een (zeer) goede gezondheid heeft 0-1,5 jaar 96% 97% 1,5-3 jaar 4-11 jaar* 96% 96% 92% 97% minima niet-minima jaar* 87% 94% Bron: Enquête Kind&Opvoeding 2013 Aan ouders is een reeks aspecten voorgelegd met de vraag of zij zich hierover niet, soms of vaak zorgen maken. De aspecten die aan de ouders van de oudere leeftijdsgroepen zijn voorgelegd variëren van driftbuien, rusteloosheid, onzekerheid tot gepest worden en eenzaamheid. Voor de jongste leeftijdsgroepen gaat het om zaken als huilen, eet- en drinkgedrag, slaapgedrag, manier waarop het kind praat in vergelijking met leeftijdsgenootjes, zindelijkheid etc. In figuur 5.3 staat het aandeel ouders dat aangeeft zich minimaal over één aspect van de ontwikkeling vaak zorgen te maken. Voor alle leeftijdsgroepen geldt dat minima ouders zich meer zorgen maken over de ontwikkeling van hun kind dan niet-minima ouders. Figuur 5.3 Aandeel ouders dat zich vaak zorgen maakt over tenminste één aspect van de ontwikkeling van hun kind 0-1,5 jaar* 5% 16% 1,5-3 jaar* 10% 19% minima 4-11 jaar* 13% 28% niet minima jaar* 14% 25% Bron: Enquête Kind&Opvoeding 2013 De zorgen van minima ouders van kinderen van 0 tot 1,5 jaar zijn vergeleken met niet-minima groter ten aanzien van alle voorgelegde aspecten. De zorgen van minima ouders van kinderen van 1,5 tot 3 jaar zijn vergeleken met niet-minima groter ten aanzien van de manier waarop het kind praat in vergelijking met leeftijdsgenootjes, het huilen, zindelijkheid, de onrustigheid/overbeweeglijkheid, driftbuien, gespannenheid, opstandigheid en rusteloosheid. 34

35 De zorgen van minima ouders van kinderen van 4 tot 11 jaar zijn vergeleken met niet-minima groter ten aanzien van vrijwel alle gevraagde aspecten (variërend van hoe zeker zich het kind voelt over zichzelf, hoe tevreden het kind is met zichzelf, hoe zeker het kind zich voelt in vreemde situaties tot opstandigheid/ongehoorzaamheid en rusteloosheid). De zorgen van minima ouders van kinderen van 12 tot 17 jaar zijn vergeleken met niet-minima vooral groter over de ontwikkeling van het kind, hoe gelukkig het kind zich voelt, of het kind veel gepest wordt, de driftigheid en of het kind zich zorgen maakt over de toekomst. 5.3 BMI Op basis van het gewicht en de lengte van het kind (opgave van de ouders) is de BMI score berekend voor kinderen van 4 jaar en ouder. Onder kinderen van minima ouders komt vaker overgewicht voor, terwijl onder kinderen van niet-minima ouders vaker sprake is van ondergewicht. Figuur 5.4 Aandeel kinderen met gezond gewicht, (ernstig) over- en ondergewicht 4-11 jaar 6% 9% 61% 21% 3% niet-minima minima* 12-17jaar 4-11 jaar jaar 4% 4% 8% 14% 5% 12% 67% 74% 70% 22% 2% 7% 1% 9% 1% ernstig ondergewicht ondergewicht gezond gewicht overgewicht ernstig overgewicht Bron: Enquête Kind&Opvoeding Ondersteuning bij opvoeding Als ouders hulp of ondersteuning zoeken voor opvoedingsvragen dan doen zij dit vooral binnen hun eigen netwerk (partner, familie vrienden, buren). Naarmate het kind ouder wordt, wordt minder ondersteuning gevraagd. Voor alle leeftijdsgroepen geldt dat ouders die leven van een minimum inkomen minder vaak ondersteuning vragen binnen hun eigen netwerk dan niet-minima ouders. Vooral voor oudere kinderen is het verschil groot. Terwijl van de niet-minima ouders ruim twee derde (69%) ondersteuning vraagt binnen het eigen netwerk bij opvoedingsvragen is dat onder de niet-minima ouders ruim een derde ( 39%). 35

36 Figuur 5.5 Aandeel ouders dat bij opvoedingsvragen ondersteuning zoekt binnen eigen netwerk 0-1,5 jaar* 62% 87% 1,5-3 jaar* 62% 76% minima 4-11 jaar* 58% 73% niet-minima jaar* 39% 69% Bron: Enquête Kind&Opvoeding 2013 Veel ouders vragen hulp buiten het eigen sociale netwerk, vooral bij de huisarts en het consultatiebureau. Minima ouders van 0-1,5 jarigen zoeken minder vaak ondersteuning bij instanties dan niet-minima. Voor 4-11 jarigen is dat omgekeerd. Daar zoeken minima ouders juist vaker ondersteuning bij instanties dan niet-minima ouders. Figuur 5.6 Aandeel ouders dat ondersteuning zoekt bij instanties(huisarts, consultatiebureau, maatschappelijk werk etc.) 0-1,5 jaar* 71% 85% 1,5-3 jaar 59% 67% minima 4-11 jaar* 50% 59% niet-minima jaar 40% 43% Bron: Enquête Kind&Opvoeding 2013 Voor opvoedingsvragen of advies kunnen ouders terecht bij het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). De bekendheid van het CJG is groter onder niet-minima dan onder minima. Dit geldt voor ouders van kinderen uit alle leeftijdsgroepen. 36

37 Figuur 5.7 Aandeel ouders dat bekend is met Centrum voor Jeugd en Gezin 0-1,5 jaar* 38% 59% 1,5-3 jaar* 58% 68% minima 4-11 jaar* 66% 74% niet-minima jaar* 55% 77% Bron: Enquête Kind&Opvoeding Sport Kinderen uit minima huishoudens sporten minder vaak dan kinderen uit niet-minima huishoudens. Terwijl 85% van de jarigen uit niet minima huishoudens maandelijks sport, is dat bij kinderen uit de minima huishoudens slechts 70%. Figuur 5.8 Aandeel kinderen dat minimaal maandelijks sport 4-11 jaar* 74% 87% minima niet-minima jaar* 70% 85% Bron: Enquête Kind&Opvoeding 2013 Kinderen uit minima huishoudens zijn minder vaak lid van een sportvereniging. Terwijl ongeveer driekwart van de kinderen tussen 4 en 17 jaar uit niet-minima huishoudens lid is van een sportvereniging geldt dit voor slechts de helft van de kinderen uit minima huishoudens. 37

38 Figuur 5.9 Aandeel kinderen dat lid is van een sportvereniging 4-11 jaar* 53% 76% jaar* 55% 70% minima niet-minima Bron: Enquête Kind&Opvoeding Bekendheid met sportinitiatieven S-port is een initiatief van de gemeente om sport onder inwoners te stimuleren. De website geeft een overzicht van alle sporten, activiteiten en contactgegevens. Deze website is voor de leeftijdsgroep 4-11 jaar minder bekend onder minima ouders dan onder ouders van niet-minima huishoudens. Figuur 5.10 Aandeel ouders dat bekend is met jaar* 28% 43% jaar 22% 28% minima niet-minima Bron: Enquête Kind&Opvoeding 2013 Het jeugdsportfonds is bedoeld voor financiële bijdragen aan kinderen van ouders met een minimum inkomen, zodat deze kinderen de mogelijkheid krijgen om te kunnen sporten. De bekendheid met het jeugdsportfonds is onder ouders van kinderen uit minima huishoudens groter dan onder ouders van niet-minima huishoudens. Van de ouders van 4-11 jarigen uit minima huishoudens is 39% bekend met het jeugdsportfonds tegenover 24% van de ouders uit niet-minima huishoudens. 38

39 Figuur 5.11 Aandeel ouders dat bekend is met jeugdsportfonds 4-11 jaar* 24% 39% jaar 26% 32% minima niet-minima Bron: Enquête Kind&Opvoeding 2013 Het aandeel ouders van kinderen tussen 4 en 17 jaar uit minima huishoudens dat bekend is met de naschoolse kennismakingscursussen van sportverenigingen is beduidend lager dan bij ouders uit nietminima huishoudens. Slechts een kwart van de minima ouders van jarigen is hiermee bekend tegenover bijna twee derde van de niet-minima ouders. Figuur 5.12 Aandeel ouders dat bekend is met naschoolse kennismakingscursussen van sportverenigingen 4-11 jaar* 37% 66% jaar* 27% 64% minima niet-minima Bron: Enquête Kind&Opvoeding

40 6. Inkomensondersteunende regelingen Voor mensen die (tijdelijk) onvoldoende inkomen hebben biedt de gemeente een toegankelijk vangnet van (tijdelijke) inkomensondersteuning en schuldhulpverlening. Het doel is dat mensen daarna op eigen kracht weer verder kunnen. De gemeente stimuleert zoveel mogelijk dat mensen zelf de regie houden. kent diverse inkomensondersteunende regelingen zoals categoriale bijzondere bijstand aan chronisch zieken en gehandicapten, langdurigheidstoeslag en de collectieve zorgverzekering. Daarnaast subsidieert de gemeente het Jeugdsportfonds, het Jeugdcultuurfonds, de Stichting Leergeld, Stichting Weekje Weg en de Voedselbank; en verstrekt zij computers aan schoolgaande kinderen in het voortgezet onderwijs. Via de kwijtschelding van gemeentelijke belastingen hoeven minima ook geen waterschapsbelasting te betalen. Dit hoofdstuk geeft inzicht in het gebruik van de diverse voorzieningen. 6.1 Jeugdsportfonds en Jeugdcultuurfonds Het Jeugdsportfonds en het Jeugdcultuurfonds ondersteunen kinderen tussen 4 en 18 jaar die om financiële redenen niet kunnen sporten respectievelijk niet deel kunnen nemen aan culturele activiteiten. Beide fondsen richten zich op professionals die werken met deze kinderen, zoals een leerkracht, een medewerker van Divers, Juvans, Stichting Leergeld, Bureau Jeugdzorg etc. Zij verzorgen de aanvragen en doen de inkomenstoets. Het geld gaat rechtstreeks naar de sport- of culturele instellingen of personen die de kunsteducatie verzorgen. Ouders of verzorgers hoeven zelf geen ingewikkelde aanvraagformulieren in te vullen of bonnetjes te bewaren. Tabel 6.1 presenteert het aantal kinderen dat de afgelopen jaren financiële ondersteuning heeft gekregen via het jeugdsportfonds. In 2013 waren dat 615 kinderen 5. Het aantal is de afgelopen jaren licht toegenomen. Voor sommige kinderen is meerdere malen per jaar een financiële bijdrage verstrekt, bijvoorbeeld eerst voor de contributie en later in het jaar voor nieuwe voetbalschoenen. Het kind telt in dat geval maar één keer mee in het jaarcijfer. Tabel 6.1 Aantal kinderen dat in financieel ondersteund werd door het jeugdsportfonds Aantal kinderen Totaal bedrag Bron: Stichting Jeugdsportfonds -Vught Tabel 6.2 presenteert het aantal kinderen dat de afgelopen jaren financiële ondersteuning heeft gekregen via het jeugdcultuurfonds. Het aantal kinderen dat via het jeugdcultuurfonds ondersteund wordt, neemt toe. Waren het in kinderen, in 2013 is dat opgelopen naar 125 kinderen. Tabel 6.2 Aantal kinderen dat in financieel ondersteund werd door het jeugdcultuurfonds Aantal kinderen Bedrag Bron: Stichting Jeugdcultuurfonds 5 Het cijfer van 2013 is nog voorlopig, maar wijkt vermoedelijk nagenoeg niet af van de werkelijkheid 40

41 6.2 Stichting Leergeld Stichting Leergeld richt zich op gezinnen met kinderen van 4 tot 18 jaar. Voor kinderen van het basisonderwijs vergoedt Stichting Leergeld ouderbijdrage, schoolreisje en schoolkamp. Voor kinderen die naar de eerste klas gaan van het voortgezet onderwijs, kent Stichting Leergeld een fietsregeling. Als een gezin niet in aanmerking komt voor een computer via de gemeente, dan kan ook daarvoor een beroep worden gedaan op Stichting Leergeld. De ouders of verzorgers kunnen zelf een aanvraag doen, maar ook mensen die iemand kennen uit de doelgroep (zoals professionals) mogen een aanvraag doen mits het betreffende gezin hier toestemming voor heeft gegeven. Tabel 6.3 Aantal kinderen dat in financieel ondersteund werd door Stichting Leergeld Aantal aanvragende gezinnen Aantal betrokken kinderen Aantal ingediende aanvragen Aantal gehonoreerde aanvragen Bron: Stichting Leergeld 's-hertogenbosch 6.3 Voedselbank Voedselbank Den Bosch en omstreken levert een bijdrage aan de verzachting van (verborgen) armoede en de verspilling van voedsel. De Voedselbank verstrekt wekelijks voedselpakketten aan huishoudens die in financiële problemen zijn gekomen en in armoede leven. In december werden door de voedselbank aan 76 gezinnen en 68 alleenstaanden in de gemeente voedselpakketten uitgereikt. Vergeleken met is dat een toename van 21% onder de groep alleenstaanden en van 9% onder de gezinnen. Figuur 6.1 Aantal uitgedeelde voedselpakketten in naar huishoudtype gezinnen alleenstaanden 50 0 dec dec 2011 dec Bron: Voedselbank s-hertogenbosch In totaal leefden in in december 329 personen van een voedselpakket van de voedselbank. Het gaat om 41% kinderen en 59% volwassenen. Vergeleken met steeg het 41

42 aantal kinderen dat moest leven van een voedselpakket met 17% en het aantal volwassenen met 13%. Figuur 6.2 Aantal personen dat leeft van voedselpakketten in volwassenen 150 kinderen dec dec 2011 dec Bron: Voedselbank s-hertogenbosch 6.4 Voorzieningen voor chronisch zieken en gehandicapten Per 1 januari 2014 is een aantal landelijke regelingen voor chronisch zieken en gehandicapten afgeschaft, waaronder Wtcg 6 en CER 7. Gemeenten worden op termijn verantwoordelijk voor een vervangende maatwerkvoorziening en krijgen daarvoor gezamenlijk 700 miljoen, 55 procent van het budget dat het Rijk er nu aan uitgeeft. Veel mensen met een chronische ziekte of handicap zullen geconfronteerd worden met een inkomensdaling. Het is de verwachting dat de financiële gevolgen voor chronisch zieken en gehandicapten met een inkomen boven 110 procent van het bijstandsniveau het grootst zullen zijn. Tabel 6.4 Gebruik Wtcg, CER en aftrek bijzondere ziektekosten in 2011 Landelijk Voorziening Aantal huishoudens % huishoudens % huishoudens Wtcg % 24% CER % 23% Aftrek bijzondere ziektekosten % 13% Vanwege de overlap tussen de verschillende regelingen, kunnen de cijfers niet bij elkaar worden opgeteld Bron: Stapelingsonderzoek CBS In het landelijke stapelingsonderzoek van het CBS zijn onder andere cijfers opgenomen over gebruik van voorzieningen voor chronisch zieken en gehandicapten. Deze cijfers zijn ook beschikbaar voor de gemeente. In het rapport Samenloop voorzieningen sociale zekerheid, zorg en onderwijs van de afdeling Onderzoek en Statistiek wordt een totaaloverzicht gegeven van de resultaten van het stapelingsonderzoek van het CBS voor de gemeente. 6 Wtcg, Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten: vergoeding voor meerkosten vanwege ziekte of handicap 7 CER: Compensatie Eigen Risico: chronisch zieken en gehandicapten krijgen een deel van eigen risico ziektekosten vergoed 42

Armoedemonitor Feiten en cijfers over armoede in de gemeente s-hertogenbosch

Armoedemonitor Feiten en cijfers over armoede in de gemeente s-hertogenbosch Armoedemonitor 2016 Feiten en cijfers over armoede in de gemeente Afdeling Onderzoek en Statistiek Oktober 2016 Samenvatting Dit rapport geeft een beeld van de armoede in de gemeente. Het gaat over: de

Nadere informatie

Armoedemonitor 2012 Feiten en cijfers over armoede in s-hertogenbosch

Armoedemonitor 2012 Feiten en cijfers over armoede in s-hertogenbosch Armoedemonitor 2012 Feiten en cijfers over armoede in O&S februari 2012 Samenvatting De armoedemonitor 2012 bevat feiten en cijfers over de armoede in. Hoeveel huishoudens in hebben te maken met armoede?

Nadere informatie

Monitor armoede en schulden. gemeente s-hertogenbosch. Afdeling Onderzoek & Statistiek Oktober 2018

Monitor armoede en schulden. gemeente s-hertogenbosch. Afdeling Onderzoek & Statistiek Oktober 2018 Monitor armoede en schulden 2018 gemeente s-hertogenbosch Afdeling Onderzoek & Statistiek Oktober 2018 Samenvatting Dit rapport geeft een beeld van armoede en schulden in de gemeente s-hertogenbosch. Het

Nadere informatie

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten Gemeente s-hertogenbosch, afdeling Onderzoek & Statistiek, februari 2019 Inhoudsopgave 1. Inleiding... 3 2. Vrijwilligerswerk... 4 3. Mantelzorg... 8

Nadere informatie

Informatie 10 januari 2015

Informatie 10 januari 2015 Informatie 10 januari 2015 ARMOEDE: FEITEN EN CIJFERS ARMOEDE WERELDWIJD Wereldwijd leven ongeveer 1,2 miljard mensen in absolute armoede leven: zij beschikken niet over basisbehoeften zoals schoon drinkwater,

Nadere informatie

Rapport kinderen en jongeren 2015

Rapport kinderen en jongeren 2015 Rapport kinderen en jongeren 2015 Onderzoek & Statistiek September 2015 2 Samenvatting Begin 2015 heeft de afdeling Onderzoek & Statistiek een onderzoek uitgezet onder ouders en jongeren uit de gemeente

Nadere informatie

Sportparticipatie Kinderen en jongeren

Sportparticipatie Kinderen en jongeren Sportparticipatie 2017 Kinderen en jongeren Onderzoek & Statistiek Juni 2017 Samenvatting Begin 2017 heeft de afdeling Onderzoek & Statistiek een onderzoek uitgezet onder ouders en jongeren uit de gemeente

Nadere informatie

Persbericht. Aantal huishoudens met kans op armoede in 2008 toegenomen. Centraal Bureau voor de Statistiek

Persbericht. Aantal huishoudens met kans op armoede in 2008 toegenomen. Centraal Bureau voor de Statistiek Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB09-079 3 december 2009 9.30 uur Aantal huishoudens met kans op armoede in 2008 toegenomen Meeste kans op armoede bij eenoudergezinnen en niet-westerse allochtonen

Nadere informatie

Wijk- en buurtmonitor 2016 Opzet

Wijk- en buurtmonitor 2016 Opzet Opzet De Wijk- en buurtmonitor 2016 bestaat uit 14 documenten. Iedere wijk in s-hertogenbosch wordt in een apart document gepresenteerd. U kunt deze documenten vinden op de volgende gemeentelijke pagina:

Nadere informatie

Empel. Wijk- en buurtmonitor 2016

Empel. Wijk- en buurtmonitor 2016 Wijk- en buurtmonitor 2016 Empel Empel ligt ten noordoosten van s-hertogenbosch. De wijk bestaat uit een ouder en een nieuwer gedeelte. De eerste woningen zijn in 1946 gebouwd. Deze oorspronkelijke kern

Nadere informatie

Kerncijfers armoede in Amsterdam

Kerncijfers armoede in Amsterdam - Fact sheet juli 218 18 van de Amsterdamse huishoudens behoorde in 216 tot de minima: zij hebben een huishoudinkomen tot 12 van het wettelijk sociaal minimum (WSM) en hebben weinig vermogen. In deze 71.386

Nadere informatie

Armoede in 2010 niet verminderd, toename verwacht in 2011 en 2012

Armoede in 2010 niet verminderd, toename verwacht in 2011 en 2012 Centraal Bureau voor de Statistiek Sociaal en Cultureel Planbureau Inlichtingen bij ONDER EMBARGO TOT DINSDAG 6 DECEMBER 2011 09:30 UUR Prof. dr. J.J. Latten persdienst@cbs.nl T 070 337 4444 Dr. J.C. Vrooman

Nadere informatie

Informatie 17 december 2015

Informatie 17 december 2015 Informatie 17 december 2015 ARMOEDE: FEITEN EN CIJFERS Ondanks het aflopen van de economische recessie, is de armoede in Nederland het afgelopen jaar verder gestegen. Vooral het aantal huishoudens dat

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Verdere daling langdurige minima. Aandeel langdurige minima gedaald

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Verdere daling langdurige minima. Aandeel langdurige minima gedaald Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB02-138 3 juli 2002 9.30 uur Verdere daling langdurige minima In 2000 hadden 229 duizend huishoudens al ten minste vier jaar achtereen een inkomen onder

Nadere informatie

PERSBERICHT. Armoedesignalement 2014: Armoede in 2013 toegenomen, maar piek lijkt bereikt. Den Haag, 18 december 2014

PERSBERICHT. Armoedesignalement 2014: Armoede in 2013 toegenomen, maar piek lijkt bereikt. Den Haag, 18 december 2014 Inlichtingen bij PERSBERICHT Dr. J.C. Vrooman c. vrooman@scp.nl T 070 3407846 Dr. P.H. van Mulligen persdienst@cbs.nl T 070 3374444 Armoedesignalement 2014: Armoede in 2013 toegenomen, maar piek lijkt

Nadere informatie

Inkomens in Helmond RIO 2013

Inkomens in Helmond RIO 2013 FACT sheet Inkomens in Helmond RIO 2013 Informatie van Onderzoek en Statistiek Jaarlijks levert het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) cijfermatige informatie over de inkomens van en huishoudens

Nadere informatie

Rosmalen zuid. Wijk- en buurtmonitor 2016

Rosmalen zuid. Wijk- en buurtmonitor 2016 Wijk- en buurtmonitor 2016 Rosmalen zuid Het stadsdeel Rosmalen ligt ten oosten van de rijksweg A2 en bestaat uit Rosmalen zuid en Rosmalen noord. Het oorspronkelijke zanddorp Rosmalen is vanaf eind jaren

Nadere informatie

Bijlage 4: Werkenden met een laag inkomen

Bijlage 4: Werkenden met een laag inkomen Bijlage 4: Werkenden met een laag inkomen Dit overzicht gaat in op de inzichten die de cijfers van het CBS bieden op het punt van werkenden met een laag inkomen. Als eerste zal ingegaan worden op de ontwikkeling

Nadere informatie

BIJLAGEN. Betrekkelijke betrokkenheid Studies in sociale cohesie. Sociaal en Cultureel Rapport Redactie: Paul Schnabel Rob Bijl Joep de Hart

BIJLAGEN. Betrekkelijke betrokkenheid Studies in sociale cohesie. Sociaal en Cultureel Rapport Redactie: Paul Schnabel Rob Bijl Joep de Hart BIJLAGEN Betrekkelijke betrokkenheid Studies in sociale cohesie Sociaal en Cultureel Rapport 2008 Redactie: Paul Schnabel Rob Bijl Joep de Hart Sociaal en Cultureel Planbureau Den Haag, december 2008 Bijlage

Nadere informatie

Empel. Wijk- en buurtmonitor 2018

Empel. Wijk- en buurtmonitor 2018 Wijk- en buurtmonitor 2018 Empel Empel ligt ten noordoosten van s-hertogenbosch. De wijk bestaat uit een ouder en een nieuwer gedeelte. De eerste woningen zijn in 1946 gebouwd. Deze oorspronkelijke kern

Nadere informatie

Engelen. Wijk- en buurtmonitor 2016

Engelen. Wijk- en buurtmonitor 2016 Wijk- en buurtmonitor 2016 Engelen De wijk Engelen ligt ten noordwesten van s-hertogenbosch. De wijk bestaat uit de dorpen Engelen en Bokhoven. Ook staat de wijk bekend om de kastelen. Engelen heeft zich

Nadere informatie

Minimuminkomens in Leiden

Minimuminkomens in Leiden September 2013 ugu Minimuminkomens in Leiden Samenvatting De armoede in Leiden is na 2009, net als in heel Nederland, toegenomen. Dat blijkt uit cijfers uit het regionaal inkomensonderzoek van het Centraal

Nadere informatie

Sportparticipatie Volwassenen

Sportparticipatie Volwassenen Sportparticipatie 2014 Volwassenen Onderzoek & Statistiek Februari 2015 2 Samenvatting In het najaar van 2014 is de sportparticipatie van de volwassen inwoners van de gemeente s- Hertogenbosch onderzocht.

Nadere informatie

Armoedemonitor gemeente Menterwolde 2014

Armoedemonitor gemeente Menterwolde 2014 Armoedemonitor gemeente Menterwolde 2014 Twee onderdelen Onderzoek naar de omvang en samenstelling van de doelgroepen voor het gemeentelijke armoedebeleid en het gebruik van inkomensondersteunende regelingen

Nadere informatie

Rosmalen noord. Wijk- en buurtmonitor 2016

Rosmalen noord. Wijk- en buurtmonitor 2016 Wijk- en buurtmonitor 2016 Rosmalen noord Het stadsdeel Rosmalen ligt ten oosten van de rijksweg A2 en bestaat uit Rosmalen zuid en Rosmalen noord. Het oorspronkelijke zanddorp Rosmalen is vanaf eind jaren

Nadere informatie

Persbericht. Armoede gedaald in 2006 en 2007, maar in 2008 vrijwel stabiel

Persbericht. Armoede gedaald in 2006 en 2007, maar in 2008 vrijwel stabiel Centraal Bureau voor de Statistiek Sociaal en Cultureel Planbureau Persbericht PB08-086 18 december 2008 9.30 uur Armoede gedaald in 2006 en 2007, maar in 2008 vrijwel stabiel In 2006 verkeerden 623 duizend

Nadere informatie

Armoedesignalement 2012: Armoede in 2011 sterk toegenomen

Armoedesignalement 2012: Armoede in 2011 sterk toegenomen Inlichtingen bij Dr. J.C. Vrooman c. vrooman@scp.nl T 070 3407846 Dr. P.H. van Mulligen persdienst@cbs.nl T 070 3374444 Armoedesignalement 2012: Armoede in 2011 sterk toegenomen Den Haag, 6 december 2012

Nadere informatie

Bereik minimaregelingen onder Leidse huishoudens

Bereik minimaregelingen onder Leidse huishoudens Bereik minimaregelingen onder Leidse huishoudens April 2018 Uitgave 2018/01 info@leidenincijfers.nl Inleiding en aanleiding De gemeente Leiden en het CBS hebben een samenwerkingsovereenkomst gesloten om

Nadere informatie

De inkomenspositie van Leidse huishoudens

De inkomenspositie van Leidse huishoudens Feitenblad april 2007 Beleidsinformatie Onderzoek Advies De inkomenspositie van Leidse huishoudens Dit feitenblad schetst een beeld van de inkomenspositie van aren. Het gaat hierbij om het gemiddeld basisinkomen

Nadere informatie

Engelen. Wijk- en buurtmonitor 2018

Engelen. Wijk- en buurtmonitor 2018 Wijk- en buurtmonitor 2018 Engelen Engelen ligt ten noordwesten van s-hertogenbosch. De wijk bestaat uit de dorpen Engelen en Bokhoven. Ook staat de wijk bekend om de kastelen. Engelen heeft zich in de

Nadere informatie

PERSBERICHT. Armoedesignalement 2013: Sterke groei armoede in 2012, maar afzwakking verwacht ONDER EMBARGO TOT DINSDAG 3 DECEMBER 2013, 00:01 UUR

PERSBERICHT. Armoedesignalement 2013: Sterke groei armoede in 2012, maar afzwakking verwacht ONDER EMBARGO TOT DINSDAG 3 DECEMBER 2013, 00:01 UUR PERSBERICHT ONDER EMBARGO TOT DINSDAG 3 DECEMBER 2013, 00:01 UUR Inlichtingen bij Dr. P.H. van Mulligen persdienst@cbs.nl T 070 3374444 Dr. J.C. Vrooman c. vrooman@scp.nl T 070 3407846 of Dr. S.J.M. Hoff

Nadere informatie

Wijk- en buurtmonitor 2016 De Groote Wielen

Wijk- en buurtmonitor 2016 De Groote Wielen Wijk- en buurtmonitor 2016 De Groote Wielen In het oostelijk deel van s-hertogenbosch ligt, midden in de polder, een nieuwe woonwijk: de Groote Wielen. In totaal komen er ongeveer 4.350 woningen, daarvan

Nadere informatie

Wijk- en buurtmonitor 2018 De Groote Wielen

Wijk- en buurtmonitor 2018 De Groote Wielen Wijk- en buurtmonitor 2018 De Groote Wielen In het oostelijk deel van s-hertogenbosch ligt de Groote Wielen. Een nieuwe woonwijk, midden in de polder. In totaal komen er ongeveer 4.400 woningen, daarvan

Nadere informatie

Minimuminkomens in Leiden

Minimuminkomens in Leiden Juli 2012 ugu Minimuminkomens in Leiden Het CBS voert periodiek regionale inkomensonderzoeken uit, gebaseerd op gegevens van de belastingdienst. Momenteel zijn de meest actuele cijfers die van 2009. Uit

Nadere informatie

Rosmalen zuid. Wijk- en buurtmonitor 2018

Rosmalen zuid. Wijk- en buurtmonitor 2018 Wijk- en buurtmonitor 2018 Rosmalen zuid Het stadsdeel Rosmalen ligt ten oosten van de rijksweg A2 en bestaat uit Rosmalen zuid en Rosmalen noord. Het oorspronkelijke zanddorp Rosmalen is vanaf eind jaren

Nadere informatie

Wijk- en buurtmonitor 2018 Muntel/Vliert

Wijk- en buurtmonitor 2018 Muntel/Vliert Wijk- en buurtmonitor 2018 Muntel/Vliert Ten noorden van de Binnenstad ligt de wijk Muntel/Vliert. Deze wijk bestaat uit drie verschillende buurten: de Muntel, de Vliert en Orthenpoort. De wijk telt bijna

Nadere informatie

Woningen Provincie/Gemeenten Marktgegevens en prognoses Prijzen en transacties. Prijs per m² GBO in mediaan 2017

Woningen Provincie/Gemeenten Marktgegevens en prognoses Prijzen en transacties. Prijs per m² GBO in mediaan 2017 Woningen Provincie/Gemeenten Marktgegevens en prognoses Prijzen en transacties woningen woningen. Provincie Drenthe Assen 67.700 31.400 Woningvoorraad 32.900 33.700 33.700 Tussenwoning 448 16,7 166.000

Nadere informatie

Muntel/Vliert. Wijk- en buurtmonitor 2016

Muntel/Vliert. Wijk- en buurtmonitor 2016 Wijk- en buurtmonitor 2016 Muntel/Vliert Ten noorden van de Binnenstad ligt de wijk Muntel/Vliert. De wijk bestaat uit drie verschillende buurten: de Muntel, de Vliert en Orthenpoort. In de wijk wonen

Nadere informatie

Sportparticipatie 2016 Volwassenen

Sportparticipatie 2016 Volwassenen Sportparticipatie Volwassenen Onderzoek & Statistiek Februari 2017 2 Samenvatting In het najaar van is de sportparticipatie onderzocht van volwassenen in de gemeente s-hertogenbosch. Het onderzoek is gehouden

Nadere informatie

Binnenstad. Wijk- en buurtmonitor 2016

Binnenstad. Wijk- en buurtmonitor 2016 Wijk- en buurtmonitor 2016 Binnenstad De Binnenstad van s-hertogenbosch is het oudste deel van de stad. Karakteristiek zijn het middeleeuwse stratenpatroon en de historische panden, de vele bijzondere

Nadere informatie

Bijlage verzuimcijfers

Bijlage verzuimcijfers Bijlage cijfers 1. Landelijke cijfers De cijfers over het schooljaar - zijn afkomstig uit de leerplichttelling die jaarlijks onder de gemeenten wordt uitgevoerd. De respons van gemeenten bedroeg dit jaar

Nadere informatie

Weinig mensen sociaal aan de kant

Weinig mensen sociaal aan de kant Weinig mensen sociaal aan de kant Tevredenheid over de kwaliteit van relaties Hoge frequentie van contact met familie en vrienden Jongeren spreken of schrijven hun vrienden elke week 15 Drie op de tien

Nadere informatie

Graafsepoort. Wijk- en buurtmonitor 2016

Graafsepoort. Wijk- en buurtmonitor 2016 Wijk- en buurtmonitor 2016 Graafsepoort Graafsepoort ligt ten noordoosten van de Binnenstad. De wijk bestaat uit diverse stadsuitbreidingen die in een tijdsbestek van zo n negentig jaar tot stand zijn

Nadere informatie

Doelgroepenanalyse Resto VanHarte Enschede

Doelgroepenanalyse Resto VanHarte Enschede 1 Doelgroepenanalyse Resto VanHarte Enschede Doelgroepen Iedereen is welkom bij Resto VanHarte. Mensen of groepen die sociaal geïsoleerd zijn of dreigen te raken krijgen onze speciale aandacht. Wij willen

Nadere informatie

Rosmalen noord. Wijk- en buurtmonitor 2018

Rosmalen noord. Wijk- en buurtmonitor 2018 Wijk- en buurtmonitor 2018 Rosmalen noord Het stadsdeel Rosmalen ligt ten oosten van de rijksweg A2 en bestaat uit Rosmalen zuid en Rosmalen noord. Het oorspronkelijke zanddorp Rosmalen is vanaf eind jaren

Nadere informatie

Armoede in Utrecht Factsheet

Armoede in Utrecht Factsheet Armoede in Utrecht Factsheet Hier komt tekst Afdeling Onderzoek, maart 2015 Margriet de Haan, Linda Scheelbeek, Robin Tromp Inhoudsopgave 1. Ontwikkelingen armoede algemeen 2. Utrecht vergeleken: Wettelijk

Nadere informatie

Vinkel. Wijk- en buurtmonitor 2016

Vinkel. Wijk- en buurtmonitor 2016 Wijk- en buurtmonitor 2016 Vinkel Vinkel grenst in het noorden aan de rijksweg A59 tussen s-hertogenbosch en Oss. Na een herindeling in 1993 viel het grootste gedeelte onder de gemeente Maasdonk. Begin

Nadere informatie

Betrokkenheid van buurtbewoners. Uitgevoerd door Dimensus in opdracht van gemeenten Leiden, Leiderdorp en Oegstgeest Vergelijking gemeenten 2015

Betrokkenheid van buurtbewoners. Uitgevoerd door Dimensus in opdracht van gemeenten Leiden, Leiderdorp en Oegstgeest Vergelijking gemeenten 2015 Leefbaarheid Jeugdhulp Sociaal Team Vrijwilligerswerk Mantelzorg Actief in de buurt Betrokkenheid van buurtbewoners Burenhulp Zelfredzaamheid Sociale contacten Financiële situatie Uitgevoerd door Dimensus

Nadere informatie

Armoedemonitor : Lage inkomens in Amsterdam

Armoedemonitor : Lage inkomens in Amsterdam Armoedemonitor : Lage inkomens in Amsterdam Lage inkomens in Amsterdam In opdracht van: Gemeente Amsterdam, rve Participatie Projectnummer: Laure Michon Nienke Nottelman Clemens Wenneker Jeroen Slot Bezoekadres:

Nadere informatie

Inkomens in Helmond 2007

Inkomens in Helmond 2007 Inkomens in Helmond 2007 Colofon Titel: Inkomens in Helmond 2007 Opdrachtgever: Opdrachtnemer: Gemeente Helmond Afdeling Onderzoek en Statistiek Gemeente Helmond Marian Huys en Gooitske Marsman Datum:

Nadere informatie

Wijk- en buurtmonitor 2018 Vinkel

Wijk- en buurtmonitor 2018 Vinkel Wijk- en buurtmonitor 2018 Vinkel Vinkel grenst in het noorden aan de rijksweg A59 tussen s-hertogenbosch en Oss. Na een herindeling in 1993 viel het grootste gedeelte onder de gemeente Maasdonk. Begin

Nadere informatie

Atlas voor gemeenten 2013: de positie van Utrecht. notitie van Onderzoek.

Atlas voor gemeenten 2013: de positie van Utrecht. notitie van Onderzoek. Atlas voor gemeenten 2013: de positie van Utrecht notitie van Onderzoek www.onderzoek.utrecht.nl mei 2013 Colofon uitgave Afdeling Onderzoek Gemeente Utrecht 030 286 1350 onderzoek@utrecht.nl internet

Nadere informatie

Bijlage III Het risico op financiële armoede

Bijlage III Het risico op financiële armoede Bijlage III Het risico op financiële armoede Zoals aangegeven in hoofdstuk 1 is armoede een veelzijdig begrip. Armoede heeft behalve met inkomen te maken met maatschappelijke participatie, onderwijs, gezondheid,

Nadere informatie

Onderzoeksflits. Atlas voor gemeenten 2017 Thema geluk. De positie van Utrecht uitgelicht. IB Onderzoek, 18 mei Utrecht.

Onderzoeksflits. Atlas voor gemeenten 2017 Thema geluk. De positie van Utrecht uitgelicht. IB Onderzoek, 18 mei Utrecht. Onderzoeksflits Atlas voor gemeenten 2017 Thema geluk De positie van Utrecht uitgelicht IB Onderzoek, 18 mei 2017 Utrecht.nl/onderzoek Colofon uitgave Afdeling Onderzoek Gemeente Utrecht 030 286 1350 onderzoek@utrecht.nl

Nadere informatie

Huiselijk Geweld in 's-hertogenbosch. Omvang, kenmerken en meldingen

Huiselijk Geweld in 's-hertogenbosch. Omvang, kenmerken en meldingen Huiselijk Geweld in 's-hertogenbosch Omvang, kenmerken en meldingen O&S oktober 2003 Inhoudsopgave Inhoudsopgave Samenvatting 1. Inleiding Plan Plan van van Aanpak Aanpak Huiselijk Geweld Geweld Inhoud

Nadere informatie

Analyse deelgebied Maaspoort 2016

Analyse deelgebied Maaspoort 2016 Analyse deelgebied Maaspoort 2016 Afdeling O&S December 2016 2 1. Aanleiding en doel In Maaspoort signaleren professionals meervoudige problematiek in een gedeelte van de wijk. Het gaat om het zuidelijk

Nadere informatie

Noord. Wijk- en buurtmonitor 2016

Noord. Wijk- en buurtmonitor 2016 Wijk- en buurtmonitor 2016 Noord De wijk Noord ligt ten noorden van het stadscentrum. Het is een typische jaren 70 woonwijk. De wijk bestaat uit een aaneenschakeling van buurten, die uiteenlopend vormgegeven

Nadere informatie

Absoluut verzuim. Absoluut verzuim totaal verzuim. > 3 maanden. Opgelost in schooljaar

Absoluut verzuim. Absoluut verzuim totaal verzuim. > 3 maanden. Opgelost in schooljaar Bijlage 1. Landelijke gegevens De gegevens over het schooljaar 2014-2015 zijn afkomstig uit de leerplichttelling die jaarlijks onder de gemeenten wordt uitgevoerd. De respons op de leerplichttelling bedroeg

Nadere informatie

Zorgmonitor. Januari 2019

Zorgmonitor. Januari 2019 Zorgmonitor Januari 219 Gemeente s-hertogenbosch Afdeling Onderzoek & Statistiek Januari 219 Inhoudsopgave 1. Inleiding... 3 1.1 Monitor in ontwikkeling... 3 1.2 Informatie op hoofdlijnen... 3 1.3 Definities...

Nadere informatie

Toeristisch bezoek aan Dordrecht

Toeristisch bezoek aan Dordrecht Toeristisch bezoek aan Dordrecht Besteding van toeristische bezoekers groeit naar meer dan 100 miljoen In 2010 zorgde het toeristisch bezoek in Dordrecht voor een economische spin-off van ruim 73 miljoen.

Nadere informatie

Afhankelijk van een uitkering in Nederland

Afhankelijk van een uitkering in Nederland Afhankelijk van een uitkering in Nederland Harry Bierings en Wim Bos In waren 1,6 miljoen huishoudens voor hun inkomen afhankelijk van een uitkering. Dit is ruim een vijfde van alle huishoudens in Nederland.

Nadere informatie

Jaarlijks onderzoek onder gasten 2016

Jaarlijks onderzoek onder gasten 2016 Jaarlijks onderzoek onder gasten 2016 Elk jaar voert Resto VanHarte een impact- en tevredenheidsmeting uit onder haar gasten. Deze is in 2016 verspreid in 40 vestigingen van Resto VanHarte, in 29 steden/gemeenten.

Nadere informatie

Woningen. Prijzen en transacties. Provincie / Steden. Marktgegevens en prognoses. Transactieprijzen koopwoningen in mediaan 2016

Woningen. Prijzen en transacties. Provincie / Steden. Marktgegevens en prognoses. Transactieprijzen koopwoningen in mediaan 2016 Woningen 2017 Provincie / Steden Marktgegevens en prognoses Prijzen en transacties Aantal inwoners 2016 Aantal woningen 2016 Woningvoorraad/ huishoudens/inwoners 2020 2025 Koopwoningen Aantal verkochte

Nadere informatie

Leidenincijfers Beleidsonderzoek draagt bij aan de kwaliteit van beleid en besluitvorming

Leidenincijfers Beleidsonderzoek draagt bij aan de kwaliteit van beleid en besluitvorming incijfers Beleidsonderzoek draagt bij aan de kwaliteit van beleid en besluitvorming Uitkomsten GGD-gezondheidspeiling 2016 Gezondheid van aren BELEIDSONDERZOEK 071-516 5123 I info@leidenincijfers.nl I

Nadere informatie

Wijk- en buurtmonitor 2018 Nuland

Wijk- en buurtmonitor 2018 Nuland Wijk- en buurtmonitor 2018 Nuland Het oorspronkelijke landbouwdorp Nuland ligt ten zuiden aan de rijksweg A59 tussen s-hertogenbosch en Oss. Tot 1993 was Nuland een zelfstandige gemeente. Hierna werd het

Nadere informatie

Jaarlijks onderzoek onder gasten 2015

Jaarlijks onderzoek onder gasten 2015 Jaarlijks onderzoek onder gasten 2015 Elk jaar voert Resto VanHarte een impact- en tevredenheidsmeting uit onder haar gasten. Deze is in 2015 verspreid in 32 vestigingen van Resto VanHarte, in 20 steden/gemeenten.

Nadere informatie

Binnensteden en hun bewoners

Binnensteden en hun bewoners Binnensteden en hun bewoners 11 Bert Raets Publicatiedatum CBS-website: 23 september 211 Den Haag/Heerlen Verklaring van tekens. = gegevens ontbreken * = voorlopig cijfer ** = nader voorlopig cijfer x

Nadere informatie

Armoedemonitor Leidschendam-Voorburg 2012

Armoedemonitor Leidschendam-Voorburg 2012 Armoedemonitor Leidschendam-Voorburg 2012 Februari 2014 Opgesteld door te Groningen Databewerking: Wim Zijlema Redactie: Anne-Wil Hak en Tessa Schoot Uiterkamp In opdracht van de gemeente Leidschendam-Voorburg

Nadere informatie

Doelgroepenanalyse Resto VanHarte Middelburg

Doelgroepenanalyse Resto VanHarte Middelburg Doelgroepenanalyse Resto VanHarte Middelburg Doelgroepen Iedereen is welkom bij Resto VanHarte. Maar mensen of groepen die sociaal geïsoleerd zijn of dreigen te raken krijgen onze speciale aandacht. Wij

Nadere informatie

Sociale kracht in Houten Burgerpeiling 2014

Sociale kracht in Houten Burgerpeiling 2014 in Houten Burgerpeiling 2014 Onderzoek uitgevoerd in opdracht van: Gemeente Houten Projectnummer 598 / 2015 Samenvatting Goede score voor Sociale Kracht in Houten Houten scoort over het algemeen goed als

Nadere informatie

ARMOEDE NIET IN BEELD Overzicht op basis van CBS-data

ARMOEDE NIET IN BEELD Overzicht op basis van CBS-data ARMOEDE NIET IN BEELD Overzicht op basis van CBS-data Armoede niet in beeld, overzicht op basis van CBS-data COLOFON Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen gemeente Almere/ team Onderzoek & Statistiek

Nadere informatie

11. Stijgende inkomens

11. Stijgende inkomens 11. Stijgende inkomens Tussen 1998 en 2000 is het gemiddelde inkomen van niet-westers allochtone huishoudens sterker toegenomen dan dat van autochtone huishoudens. De niet-westerse huishoudens hadden in

Nadere informatie

Inkomens van Leidse particuliere huishoudens, 2005-2010

Inkomens van Leidse particuliere huishoudens, 2005-2010 Juli 2013 ugu Inkomens van Leidse particuliere huishoudens, 2005-2010 Het CBS voert periodiek het regionale inkomensonderzoek uit, gebaseerd op gegevens van de belastingdienst. Momenteel zijn de meest

Nadere informatie

Gemeente Helmond. Armoedemonitor 2011. Armoede en het bereik van financiële regelingen in Helmond. Onderzoek en Statistiek

Gemeente Helmond. Armoedemonitor 2011. Armoede en het bereik van financiële regelingen in Helmond. Onderzoek en Statistiek Gemeente Helmond Armoedemonitor 2011 Armoede en het bereik van financiële regelingen in Helmond Onderzoek en Statistiek COLOFON Titel: Armoedemonitor 2011 Opdrachtgever: Gemeente Helmond Opdrachtnemer:

Nadere informatie

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015 1 Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015 Fact sheet juni 20 De werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is het afgelopen jaar sterk gedaald. Van de 3.00 Amsterdamse jongeren in de leeftijd van 15

Nadere informatie

WijkWijzer De tien Utrechtse wijken in cijfers.

WijkWijzer De tien Utrechtse wijken in cijfers. WijkWijzer 2011 De tien Utrechtse wijken in cijfers www.onderzoek.utrecht.nl Inleiding Voor u ligt de WijkWijzer 2011; een bron aan informatie over de tien Utrechtse wijken. Aan de hand van vijf belangrijke

Nadere informatie

2014 Hoofdstuk 7. Dit hoofdstuk gaat over de arbeidsparticipatie van Leidenaren, over uitkeringen en over huishoudinkomens.

2014 Hoofdstuk 7. Dit hoofdstuk gaat over de arbeidsparticipatie van Leidenaren, over uitkeringen en over huishoudinkomens. Staat van Leiden 214 Hoofdstuk 7 Werk en inkomen 7.1 Inleiding Dit hoofdstuk gaat over de arbeidsparticipatie van Leidenaren, over uitkeringen en over huishoudinkomens. Achtereenvolgens komen aan de orde:

Nadere informatie

Uitlegdocument. Wijk- en buurtmonitor 2018

Uitlegdocument. Wijk- en buurtmonitor 2018 Uitlegdocument De Wijk- en buurtmonitor geeft een beeld van hoe het gaat met de wijken en buurten in de gemeente s-hertogenbosch. Wat is de actuele situatie van wijken en buurten? En hoe hebben zij zich

Nadere informatie

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

Cliëntervaringsonderzoek Wmo Cliëntervaringsonderzoek Wmo WIJ-gebieden 2017 Laura de Jong Marjolein Kolstein Oktober 2018 Inge de Vries www.oisgroningen.nl Inhoud Samenvatting... 2 2.9 Tot slot... 20 Bijlage 1: de WIJ-gebieden...

Nadere informatie

Samenvatting Klanttevredenheidsonderzoek Wmo en de Benchmarks Wmo resultaten over 2013

Samenvatting Klanttevredenheidsonderzoek Wmo en de Benchmarks Wmo resultaten over 2013 Samenvatting Klanttevredenheidsonderzoek Wmo en de Benchmarks Wmo resultaten over 2013 Klanttevredenheidsonderzoek Het KTO is een wettelijke verplichting wat betreft de verantwoording naar de Gemeenteraad

Nadere informatie

ARMOEDEMONITOR GEMEENTE RIDDERKERK 2015

ARMOEDEMONITOR GEMEENTE RIDDERKERK 2015 ARMOEDEMONITOR GEMEENTE RIDDERKERK 2015 Armoedemonitor gemeente Ridderkerk 2015 Een onderzoek naar de omvang en samenstelling van de doelgroepen voor het gemeentelijke armoedebeleid en het gebruik van

Nadere informatie

Veilig opgroeien in Leeuwarden Factsheet Haulerwijk. bijlage

Veilig opgroeien in Leeuwarden Factsheet Haulerwijk. bijlage Veilig opgroeien in Leeuwarden 2015 bijlage Factsheet Haulerwijk Deze bijlage bevat cijfers op zowel buurtniveau als gemeentelijk- en provinciaal niveau. De cijfers geven inzicht in trends op het gebied

Nadere informatie

Armoedemonitor 2014 gemeente Zoetermeer

Armoedemonitor 2014 gemeente Zoetermeer Armoedemonitor 2014 gemeente Zoetermeer Een onderzoek naar de doelgroep, het beleid en de risicogroepen voor armoede in de gemeente Zoetermeer Maart 2014 Colofon Uitgave Deze publicatie is een uitgave

Nadere informatie

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016 1 Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 20 Fact sheet april 20 De totale werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is het afgelopen jaar vrijwel gelijk gebleven aan 2015. Van de 14.000 Amsterdamse jongeren

Nadere informatie

De waarde van de Academie. Gerard Marlet Antwerpen 7 november 2013

De waarde van de Academie. Gerard Marlet Antwerpen 7 november 2013 De waarde van de Academie Gerard Marlet Antwerpen 7 november 2013 Een stad met een Academie heeft meer 1,8% Aantal kunstenaars als percentage van de bevolking 18 Aanbod galerieën per 100.000 inwoners 1,6%

Nadere informatie

Oudere minima in Amsterdam en het gebruik van de AIO

Oudere minima in Amsterdam en het gebruik van de AIO Oudere minima in Amsterdam en het gebruik van de AIO In opdracht van: DWI Projectnummer: 13010 Anne Huizer Laure Michon Clemens Wenneker Jeroen Slot Bezoekadres: Oudezijds Voorburgwal 300 Telefoon 020

Nadere informatie

In Amsterdam wonen veel mensen met een minimuminkomen én veel mensen met een relatief hoog inkomen. In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de

In Amsterdam wonen veel mensen met een minimuminkomen én veel mensen met een relatief hoog inkomen. In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de 8 Participatie in welvaart In Amsterdam wonen veel mensen met een minimuminkomen én veel mensen met een relatief hoog inkomen. In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de welvaartssituatie van verschillende

Nadere informatie

Sociaal-economische schets van Leiden Zuidwest 2011

Sociaal-economische schets van Leiden Zuidwest 2011 Sociaal-economische schets van Zuidwest 2011 Zuidwest is onderdeel van het en bestaat uit de buurten Haagwegnoord en -zuid, Boshuizen, Fortuinwijk-noord en -zuid en de Gasthuiswijk. Zuidwest heeft een

Nadere informatie

Trendrapportage Inkomen en risico op armoede

Trendrapportage Inkomen en risico op armoede Trendrapportage Inkomen en risico op armoede Arnhem heeft relatief veel huishoudens met laag inkomen en weinig met een hoog inkomen Arnhem heeft relatief veel huishoudens met een laag inkomen en weinig

Nadere informatie

Zuidoost. Wijk- en buurtmonitor 2018

Zuidoost. Wijk- en buurtmonitor 2018 Wijk- en buurtmonitor 2018 Zuidoost De wijk Zuidoost ligt ten zuiden van de Binnenstad. Het uitbreidingsplan Zuid is in 1947 vastgesteld; de woonwijk is globaal in twintig jaar tijd tot stand gekomen.

Nadere informatie

De leden van de gemeenteraad van Haarlemmermeer Postbus 250

De leden van de gemeenteraad van Haarlemmermeer Postbus 250 gemeente Haarlemmermeer De leden van de gemeenteraad van Haarlemmermeer Postbus 250 2130 AG Hoofddorp Bezoekadres: Raadhuisplein 1 Hoofddorp Telefoon 0900 1852 Telefax 023 563 95 50 Organisatieonderdeel

Nadere informatie

Resultaten Volwassenen- en Ouderenmonitor Bladel

Resultaten Volwassenen- en Ouderenmonitor Bladel Resultaten Volwassenen- en Ouderenmonitor 2016-2017 Bladel Voorwoord Voor u ligt de rapportage van de Volwassenen- en Ouderenmonitor voor de gemeente Bladel. In deze rapportage kunt u de belangrijkste

Nadere informatie

Geachte Voorzitter, Voorzitter van de Tweede Kamer. der Staten Generaal Interne postcode 270 Postbus EA Den Haag Telefoon

Geachte Voorzitter, Voorzitter van de Tweede Kamer. der Staten Generaal Interne postcode 270 Postbus EA Den Haag Telefoon Directoraat-Generaal Wonen Directie Strategie Kennisontwikkeling Rijnstraat 8 Postbus 30941 Voorzitter van de Tweede Kamer 2500 GX Den Haag der Staten Generaal Interne postcode 270 Postbus 20018 2500 EA

Nadere informatie

Armoede en gezondheid

Armoede en gezondheid 25 epidemiologisch bulletin, 12, jaargang 47, nummer 2 Armoede en gezondheid Gegevens over Den Haag Ad van Dijk, Irene van der Meer Centraal thema in de Haagse Nota s Volksgezondheid sinds 1999 is het

Nadere informatie

afdeling Beleidsonderzoek en Geo Informatie inkomen

afdeling Beleidsonderzoek en Geo Informatie inkomen 101 inkomen 9 102 Inkomen 1) Inkomens van huishoudens Huishoudens in Hengelo hadden in 2007 een gemiddeld besteedbaar inkomen van 30.700 per jaar. Het gemiddeld besteedbaar inkomen van huishoudens in Hengelo

Nadere informatie

Monitor lage inkomens. Huishoudens met een laag inkomen en het bereik van financiële regelingen in Helmond 2014

Monitor lage inkomens. Huishoudens met een laag inkomen en het bereik van financiële regelingen in Helmond 2014 Monitor lage inkomens Huishoudens met een laag inkomen en het bereik van financiële regelingen in Helmond 2014 COLOFON Titel Opdrachtgever: Opdrachtnemer : Monitor lage inkomens: huishoudens met een laag

Nadere informatie

K I N D E R E N O N D E R Z O E K : J A A R

K I N D E R E N O N D E R Z O E K : J A A R THUISSITUATIE, KINDEROPVANG EN OPVOEDING K I N D E R E N O N D E R Z O E K : 0-1 1 J A A R Jeugd 2010 2 Kinderenonderzoek 2010 Om inzicht te krijgen in de gezondheid van de inwoners in haar werkgebied,

Nadere informatie

Sociale samenhang in Groningen

Sociale samenhang in Groningen Sociale samenhang in Groningen Goede contacten zijn belangrijk voor mensen. Het blijkt dat hoe meer sociale contacten mensen hebben, hoe beter ze hun leefsituatie ervaren (Boelhouwer 2013). Ook voelen

Nadere informatie

Hoofdstuk 20. Financiële dienstverlening

Hoofdstuk 20. Financiële dienstverlening Hoofdstuk 20. Financiële dienstverlening Samenvatting Dit hoofdstuk behandelt de bekendheid en het gebruik van zeven Leidse inkomensondersteunende regelingen onder respondenten met een netto huishoudinkomen

Nadere informatie

Nuland. Wijk- en buurtmonitor 2016

Nuland. Wijk- en buurtmonitor 2016 Wijk- en buurtmonitor 2016 Nuland Het oorspronkelijke landbouwdorp Nuland ligt ten zuiden aan de rijksweg A59 tussen s-hertogenbosch en Oss. Tot 1993 was Nuland een zelfstandige gemeente. Hierna werd het

Nadere informatie