SENSOR op stof en vlekken controleren

Transcriptie

1 SENSOR op stof en vlekken controleren Camera: Jpeg. Om sneller te kunnen kijken op de computer. ISO op 100. Brandpuntsafstand 50 mm of meer. Scherpinstelling op handmatig (MF). a. Effen wit vel: Scherpstelling op oneindig. Bij zoomlens naar richting grootste brandpuntsafstand. b. Helder blauwe lucht: Scherpstelling op kortste afstand. Zoomlens richting langste brandpuntsafstand. Opnamemodus op Av. a. Maak opname met grootste diafragmagetal (kleinste opening). b. Maak opname met diafragmagetal 11 (f/11). (Zie opmerking) Met gebruik een vel papier beweeg dan rondjes met de camera bij het maken van de opname. Hierdoor zullen eventuele stofjes of vlekken op het papier niet waarneembaar zijn. Bij een vast objectief is oneindig: Kijken naar de voorkant van het objectief de focusring met de klok mee draaien. Bekijk de opname op 100% op het beeldscherm. Verhoog eventueel het contrast. Maak ook een opname met diafragmagetal f/11. Zijn hier geen vlekken te zien, dan is het goed. Wordt het diafragmagetal groter. Dan zullen altijd wel stofjes te zien zijn. Dit is praktisch onvermijdelijk. Na f/11 gaat ook de diffractie zichtbaar worden

2 CLOSE-UP en MACRO Close-up en macro aanduiding: Wordt weergeven als een afbeeldingsverhouding tussen de grootte van de sensor en grootte van het onderwerp. Close-upfotografie 1:7 t/m 10 (is een vaag begrip) tot 1:1 Macro fotografie Afbeeldingsverhouding 1:1 en 20:1 vergroting van 1x tot 20 x Micro fotografie Vergroting meer dan 20 x 1 : 2 (1/2= 0,5x) Hierbij is de maximum weer te geven grootte de helft van de sensor breedte. Het onderwerp vult dus niet het volledige beeld in de zoeker. Het wordt voor de helft weergegeven. Of: Een onderwerp van 1 cm neemt 0,5 cm van je sensor in beslag. 1 : 1 (1/1=1x) Wordt het onderwerp even breed als de sensor in beeld gebracht. Of: Een onderwerp van 1 cm neemt 1cm van je sensor in beslag. 2 : 1 of 1 : 0,5 (1/0,5 = 2x) Wordt het onderwerp zo sterk vergroot dat het voor de helft zichtbaar is op het scherm. Of: Een onderwerp van 1 cm neemt 2 cm van je sensor in beslag. De factoren 1:1 enz. gelden lenzen zowel voor fullframe als aps-c. Fullframe bv 1:1 Dan onderwerpgrootte 36 mm. (afmeting fullframe sensor) Aps-c zelfde lens 1:1 en crobfactor 1,6 Dan onderwerpgrootte 36 :1,6 = 22,5 mm (afmeting aps-c sensor) De scherptediepte bij close-up fotografie is beperkt. De autofocus zal in de meeste gevallen het laten afweten. Stel handmatig scherp, dan kan je ook zelf de plek bepalen waar de meeste scherpte moet zijn. Bij een reflexcamera is meestal een knop om de scherptediepte te zien bij de gekozen diafragma. Door iets meer in beeld te nemen is de beeldhoek groter en navenant ook de scherptediepte. Er moet dan een uitsnede gemaakt worden. Voorzetlens in gebruik Praktijk opmetingen: Lens EF M mm. Camera aps-c (x1,6). sensor 22,3 x 14,9 mm. dioptrie brandpuntsafst Minimale afstand Onderwerpbreedte 0nderwerpbreedte : sensorbreedte zonder 200 mm 100 cm 100 mm 1: 4,4 max. vergroting x 0,22 zonder 55 mm 81 cm 300 mm 1:13,3 max. vergroting x 0, mm 47 cm 40 mm * 1 : 1,8 * max. vergroting x 0,56 ** mm 38 cm 35 mm 1 : 1,6 max. vergroting x 0, mm 31,5 cm 21 mm 1: 1 max. vergroting x 1,00 Voorbeeld bij dioptrie 2: * 40 : 22,3 = 1,8 dementieloze factor in de verhoudingen. ** Max. vergroting = sensorbreedte / onderwerpbreedte. vb 22,3 : 40 = 0,56 x. Of: Maximale vergroting is 1/1,8 = 0,56 x Bij toepassing van meerdere voorzetlenzen: Schroef eerst de minst sterke op de lens. Lens EF M mm. Camera aps-c (x1,6). sensor 22,3 x 14,9 mm. dioptrie brandpuntsafst Afstand Onderwerpbreedte 0nderwerpbreedte : sensorbreedte zonder 55 mm 25 cm 93 mm 1: 4,2 max vergroting x 0, mm cm mm 1 : 3, mm cm mm mm cm mm 1 : 2,4 Werkafstand voorzetlens berekenen bij gebruik van voorzetlenzen Lens EF M mm. Cameralens op oneindig. Eerst die van de lens berekenen. Minimale scherpstelafstand lens 1,00 m Basisdioptrie = dioptrie van de lens = 1/(minimale scherpstelafstand van de lens in meters) = 1/1 = 1 Voorzetlens van 3 dioptrie. Nieuwe werkafstand: 1 / (dioptrie lens + dioptrie voorzetlens) = 1 / ( ) = 0,25 m = 25 cm (crobfactor aps-c = 1,6x = 38 cm)

3 FULLFRAME of APS-C RUIS Gefotografeerd in RAW is een fullframe meer dan 2 stoppen beter in de ISO-waarde. Bijvoorbeeld: 400 ISO op een aps-c geeft dezelfde ruis als bij 1600 ISO op een fullframe. SCHEIDENDVERMOGEN LENS en SENSORGROOTTE Als een lijn nog bij 0,005 mm zichtbaar is en diafragma f/8 optimaal is bij fullframe formaat, geeft dit 1/0,005 =200 pixels per mm. Dat is 100 lijnparen per mm. Afmeting resolutie met 200 px per mm: Fullframe: (36x24mm) 7200 x 4800 px ( 34,5 MP ) pixelgrootte 0,005 mm 2400 lph, theoretisch Aps-c: (23,7x15,6mm) 4740 x 3120 px ( 15 MP ) pixelgrootte 0,005 mm 1560 lph, theoretisch Compact: (7,6x5,7mm) 1520 x 1140 px ( 1,7 MP ) pixelgrootte 0,005 mm 570 lph, theoretisch Opm: De detaillering zal bij een fullframe beter zijn daar er meer lijnparen over 36 mm zijn dan bij 23,7 mm, respectievelijk 3600 en 2370 lijnparen. Het optischsysteem bij fullframe is immers groter. Opm: Bij meer dan boven genoemde waarden zou er geen verbetering zijn in scheidendvermogen. Wel met een diffractie gelimiteerd objectief. Hiervan zijn de lensfouten nihil. Het Sweet spot ligt dan bij de grootste lensopening. Het scheidendvermogen verloopt terug naar kleinere lensopening. (1000 lp/mm bij f/1,4 naar 100 lp/mm bij f/5,6) met ideale sensor. Een standaard lens zit tussen de 55 lp/mm bij f/1,4 naar 100 lp/mm bij f/5,6 naar 80 lp/mm bij f/16. Opm: Ook afhankelijk van de kwaliteit van het glaswerk, de midden scherpte en hoekscherpte bepaald het scheidendvermogen. Opm: Toch geeft een compact een redelijke weergave bij 12 MP. Met pixelgrootte 0,0019 mm en 526 px/mm. Het optischsysteem heeft daardoor een lagere resolutie in scheidendvermogen. Is de pixelgrootte van de sensor meer dan 0,005 mm, dan bepaald de sensor het oplossendvermogen. Dit is dan minder dan de lens aan kan. (Fullframe 20 MP, 0,0066 mm px grootte, 1/0,0066= 152 px/mm, 152/2= 76 lp/mm, 1820 lph, theoretisch) Is de pixelgrootte kleiner dan 0,005 mm, dan is het oplossend vermogen van het systeem kleiner, daar een lijn van 0,005 mm 2 pixels in beslag neemt. (Aps 20 Mp, 0,0041 mm px grootte, (3*0,004)/2= 0,0066mm, 1/0,0066=162 px/mm, 162/2= 81 lp/mm, 1268 lph, theoretisch) Hier zij 3 rijen px nodig om één lijn te vormen. ) ( H is hoogte sensor) (sensorprestatie is lager ) DIFFRACTIE en LENSSYSTEEM Licht buigt af bij een opening en ook bij een lensopening. Vooral bij een kleine opening. Dit wordt diffractie genoemd. Dit wordt veroorzaakt door de golflengte van het licht. In plaats van een punt van een voorwerp wordt dit als een vlekje weergegeven. Diffractie is daardoor een beperkende factor bij het scheidendvermogen. Het kontrast en de scherpte verminderd. Het grote verschil tussen een fullframe en een Aps-c camera is de grootte van het optischsysteem. De lens openingen zijn bij dezelfde diafragma groter en geven daardoor minder diffractie. Een beeld met Aps-c camera en brandpunsafstand 100 mm, komt in beeld overeen met 150 mm op een fullframe met dezelfde diafragma. De openingsgrootte verschillen, resp. 100/8 = 12,5 en 150/8 = 18,8 mm ( factor 1,5 ) SWEET SPOT en BRANDPUNTSAFSTAND De lensafwijkingen zijn het groots bij volle lensopening en neemt af naar kleinere lensopening. Diffractie is het hoogst bij de kleinste lensopening en neemt af naar een grotere lensopening. Ergens ontmoeten ze elkaar waarbij het scherpste beeld wordt verkregen. Dit punt is de Sweet spot. Hoe beter de lens is hoe meer het Sweet spot naar richting volle lensopening gaan. Een kitlens kan wel 2 stoppen verschillen met een betere lens. Bij een diffractie gelimiteerd objectief zijn de lensfouten nihil, daardoor ligt het Sweet spot bij de grootste lensopening. De diffractie zal ook hier toenemen bij kleiner lensopeningen. Het glas van de lens is vlakker. De lensopening met verschillende brandpuntsafstanden en gelijke diafragmagetal verschillen bij gebruik van dezelfde camera. Diameter = brandpuntsafstand : diafragma. ( 100/8=12,5 mm en 150/8= 18,8 mm). Het Sweet spot licht dan nog wel steeds bij dezelfde diafragma. De diffractie blijkt van beiden haast gelijk te zijn. Vandaar dat alleen bij een test het diafragma genoemd wordt. Sweet spot wil niet zeggen dat er met kleiner of groter diafragma geen goede resultaten verkregen worden. Men moet zelf kijken wat acceptabel is bij die bewuste opname. Iets meer diffractie maakt het gehele beeld iets onscherper en meer lensfouten kunnen beiden acceptabel zijn of zelfs niet zichtbaar zijn op een afdruk. WANNEER een FULLFRAME: De kijkafstand klein is. Bij weinig licht, wanneer de ISO meer wordt dan 400 á 800. Wanneer grotere uitsneden noodzakelijk zijn. Bij fullframe camera zij A lenzen noodzakelijk, anders haal je niet het maximale oplossendvermogen van het gehele optischsysteem.

4 BEELDHOEK BEELDHOEK gelijk en ONDERWERPAFSTAND wijzigen De brandpuntsafstand wordt dus niet gewijzigd. Dichtbij naar het onderwerp verdwijnt er veel van de achtergrond. Verder van het onderwerp komt er steeds meer achtergrond in beeld. Er moet op het onderwerp steeds scherp worden gesteld. Bij grotere afstand neemt de scherptediepte toe. Dichterbij neemt de scherptediepte af. BEELDHOEK wijzigen en ONDERWERPAFSTAND gelijk Bij groter wordende beeldhoek (naar groothoek) komt er meer beeld. Bij kleiner wordende beeldhoek (naar tele) vervalt beeld, maar de rest blijft hetzelfde. De scherptediepte wijzigt daardoor. Bij groter beeldhoek wordt de scherptediepte meer. Bij tele minder. BEELDHOEK en ONDERWERPAFSTAND wijzigen en ONDERWERPGROOTTE gelijk Voorbeeld: Onderwerpgrootte gelijk bij f/8 Brandpuntafstand in mm Beeldhoek in graden Onderwerp hoogte in m Afstand tot onderwerp Scherptediepte in m , , ,9 Verder van het onderwerp Er moet ingezoomd (tele) worden om het onderwerp een gelijke grootte in de zoeker te zien. De achtergrond komt steeds dichter en groter op het onderwerp te staan. De omgeving verdwijnt rondom uit het beeld. Gevolg: Verder van het onderwerp met de zelfde beeldhoek,dan neemt de scherptediepte toe. Na inzoomen om onderwerpgrootte weer gelijk te krijgen neemt de scherptediepte weer af. Dichter naar het onderwerp Moet meer groothoek ingezoomd worden om het onderwerp een gelijke grootte in de zoeker te zien. Er komt meer omgeving bij het oorspronkelijke beeld. Gevolg: Dichter naar het onderwerp met de zelfde beeldhoek,dan neemt de scherptediepte af. Na uitzoomen om onderwerpgrootte weer gelijk te krijgen neemt de scherptediepte weer toe. Conclusie: Om meer scherptediepte te krijgen van het onderwerp heeft het geen zin om de brandpuntsafstand (beeldhoek) te wijzigen. Deze scherptediepte blijft gelijk. Alleen de achtergrond veranderd. BEELDHOEK gelijk en ONDERWERPAFSTAND gelijk bij SENSORFORMATEN. Bij toepassing van een fullframe camera en de lens ingesteld met een brandpuntsafstand van 85 mm. Dit komt overeen met een aps-s camera ingesteld op 53 mm. Bij een compact is dit bijvoorbeeld 18,4 mm en nog veel minder. Het beeld is in alle gevallen het zelfde. beeldhoek fullframe Aps-c (1,6) , Compact (4,6) 5,2 6,1 7,6 10,8 18,4 21,7 Beeldhoek en brandpuntsafstanden

5 PRINTEN en RESOLUTIE: ppi en dpi bij inktjetprinters Stel inktjetprinter met 4800 x 4800 dpi en 5 kleurpatronen. Elke kleur heeft hierbij 4800/5 = 960 dots per inch per kleur. Stel aangeleverd bestand heeft de resolutie van 320 ppi. Elke vierkante pixel krijgt 3 x 3 = 9 dots per kleur. Stel aangeleverd bestand heeft de resolutie van 160 ppi. Elke vierkante pixel krijgt 6 x 6 = 36 dots per kleur. Oppervlakte van 1 pixel is dan 0,0063 mm2. Oppervlakte van 1 pixel is dan 0,0252 mm2. 1px = 2 x zo groot. De oppervlakte is 4 x zo groot. Dots zijn inktspatten. 1 dots bevat 2 a 4 pl. 1 picoliter = 0, ml. In beiden gevallen komt er per inch evenveel inkt. Alleen de grootte van de pixels verschillen. De pixels verschillen ook in kleur. De detaillering wordt bij grotere pixels minder. De verschillen van naast elkaar gelegen pixels zijn groter, dan bij gebruik van meer pixels. Echter is dit pas te zien bij een bepaalde kijkafstand? Bij kijkafstand van plm 30 cm licht het onderscheidend vermogen gemiddeld op 0,1 mm. Grotere afmetingen bekijken we van een grotere kijkafstand. Kijkafstand is ongeveer 3x de kleinste maat van de foto. Formaat cm Kijkafstand cm Resolutie ppi Beeldgrootte pixels Megapixels 10 x x ,2 20 x x ,8 30 x x ,4 40 x x ,5 80 x x ,7 Als de resolutie van het bestand groter in de tabel genoemde waarde houdt dan deze resolutie aan. In de tabel genoemde waarden gelden vooral voor uitsneden van een origineel bestand. Is er door je zelf een verscherping gegeven, dan zal dit teniet worden gedaan als er daarna een andere resolutie aan dit bestand wordt gegeven. Voorbeeld zonder wijziging van de bestandsgrootte: Bij een resolutie van bijvoorbeeld 225 ppi behoort een afmeting van bv 20 x 30 cm (7,8 x 11,8 inch ). Hierbij is de bestandsgrootte 1755 x 2655 pixels. Wordt de foto 30 x 45 cm ( 11,8 x 17,7 inch), dan wordt de resolutie 150 ppi. De bestandsgrootte blijft 1755 x 2655 pixels. De geëiste resolutie licht tussen de maximale en de optimale resolutie. Zie ook de grafiek. Wat opvalt is dat deze een kromme is en niet lineair. nternet.pdf