De TBS maatregel in het licht van het nemo tenetur.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De TBS maatregel in het licht van het nemo tenetur."

Transcriptie

1 De TBS maatregel in het licht van het nemo tenetur. M.M. Rademaker Student nummer Master Strafrecht Begeleider: T. Blom 1 september 2014

2 Inhoudsopgave Inleiding p. 3 Hoofdstuk 1- TBS p Aard van de weigering p De Pro Justitie rapportage p De klinische observatie p Relevante jurisprudentie? p Verdachten met eerdere rapportages p Tussentijdse conclusie p. 13 Hoofdstuk 2 Wetsvoorstel Forensische zorg p Aanloop naar het wetsvoorstel p Welke wijzigingen behelst het wetsvoorstel? p Wat zijn de implicaties van de wijzigingen? p Tussentijdse conclusie p. 19 Hoofdstuk 3 Nemo Tenetur se Ipsum accusare p Jurisprudentie p De casus Saunders p De casus Funke p De casus Allan p De casus Jalloh p De casus O Halloran and Francis vs. The United Kingdom p Tussentijdse Conclusie p. 27 Hoofdstuk 4 Toepassing p Is er een element van dwang? p Nemo tenetur van toepassing? p Inbreuk nemo tenetur? p. 30 Hoofdstuk 5 Concluderend p. 33 Literatuurlijst p. 35 2

3 Inleiding De TBS-maatregel is het laatste decennium veel in het nieuws geweest en niet louter in positieve zin. Er heerst enige maatschappelijke onrust omtrent het thema. Deze maatschappelijke onrust betreft grotendeels het probleem van ontsnappingen van TBS-ers tijdens verlof, maar daarbuiten is meer problematiek te ontwaren. Een ontwikkeling die de laatste tijd steeds meer zichtbaar wordt is de long-stay afdeling, die voor veel verdachten (en met reden) synoniem is voor levenslang. Immers, wanneer een verdachte TBS krijgt opgelegd, wordt deze maatregel in beginsel enkel opgeheven wanneer hij geen gevaar meer vormt voor zijn omgeving. Wanneer vastgesteld wordt dat dit gevaar zal blijven bestaan (vrijwel uitsluitend bij zedendelinquenten 1 ) zal de observandus terecht komen op de long-stay afdeling en daar verder verblijven. Immers indien het gevaar niet wijkt, kan ontslag uit de TBS niet volgen. Deze ontwikkeling brengt weer zijn eigen problematiek voort. Verdachten wordt in specifieke gevallen (waarbij het afnemen van het gevaar voor omgeving in de toekomst niet evident is) afgeraden om mee te werken aan het opmaken van de Pro Justitia rapportage. Dit om het opleggen van TBS onmogelijk te maken, althans te bemoeilijken, en zo mogelijk de long-stay afdeling (en dus levenslang) te ontwijken. Het weigeren van verdachten om medewerking te verlenen komt jaarlijks zo n 70 keer voor 2 en met succes, aan de helft hiervan kan geen TBS worden opgelegd omdat er geen stoornis kan worden vastgesteld 3. Een bekend en recent voorbeeld was de Amsterdamse Zedenzaak, waar verdachte Robert M in eerste aanleg weigerde mee te werken aan een Pro Justitia Rapportage en ondanks dat toch TBS kreeg opgelegd. Deze ontwikkelingen rondom TBS roept bij mij vragen op. Het lijkt evident dat verdachten angstig zijn voor de maatregel en het lijkt er ook op dat ze er alles aan doen om de maatregel te ontlopen. Wanneer er nog geen eerdere rapportages omtrent de persoon van verdachte zijn opgemaakt is weigering nog wel een effectief middel. Maar wat nu als die rapportages er wel zijn en als uit eerdere rapportages een stoornis van de geestesvermogens blijkt? Wordt de verdachte dan niet gedwongen mee te werken aan een rapportage om nog een mogelijkheid te creëren voor zichzelf om het tegendeel te bewijzen? En is die (ervaren) dwang om het tegendeel te bewijzen niet een inbreuk op de onschuldspresumptie en daarmee het nemo-tenetur beginsel? Immers beschermt dat beginsel het zwijgrecht van verdachte. Gezien het voorgaande kom ik tot de volgende vraagstelling: Wanneer er dwang bestaat voor de verdachte om mee te werken aan een nieuwe Pro Justitia rapportage om zo zijn psychische deugdelijkheid te bewijzen, is deze dwang dan in strijd met het 1 Memorie van Toelichting, Kamerstuk II 1992/1993, 22909, nr. 3; pag. 4 2 Kamerstukken II, , nr 138, beleidsbrief Advies Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming 1 februari

4 nemo-tenetur beginsel? Om dit te onderzoeken zal ik verschillende onderdelen van de vraag uitdiepen voordat hier een antwoord op te geven is. Daarvoor zal ik een hoofdstuk wijden aan de vraag of er inderdaad sprake is van dwang voor verdachte mee te werken om het tegendeel van eerder opgemaatke rapportages te bewijzen. Voorts zal ik onderzoeken of het nieuwe wetsvoorstel van staatssecretaris Fred Teeven om het medisch verschoningsrecht te doorbreken bijdraagt aan die eventuele dwang. Dan zal ik uitzoeken welke vormen van dwang in strijd met het nemo-tenetur beginsel worden geacht en deze criteria loslaten op mijn hypothese. 4

5 Hoofdstuk 1 - TBS Wanneer de rechter heeft vastgesteld dat de verdachte niet (volledig) toerekeningsvatbaar is, kan hij er voor kiezen om in plaats van of naast een (vrijheids)straf een maatregel op te leggen. Dit doet hij in de gevallen dat hij op grond van een Pro-Justitiarapport heeft kunnen oordelen dat de verdachte het strafbare feit heeft gepleegd wegens een gebrekkige ontwikkeling of een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Voor het opleggen van een vrijheidsbenemende maatregel bestaan verschillende wettelijke vereisten, afhankelijk van het soort maatregel dat de rechter wil opleggen. De maatregelen die de wetgever aan de rechter ter beschikking heeft gesteld zijn plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis (hierna: PPZ) en het opleggen van een Ter Beschikkingstellings maatregel (hierna: TBS). PPZ is een maatregel die niet alleen via de strafrechtelijke weg kan worden opgelegd maar ook via de civiele route en wordt geregeld in art 37 Wetboek van Strafrecht (hierna WvS) en de Wet Bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (hierna: wet BOPZ). Vereist is dat de observandus een gevaar is voor zichzelf, voor anderen of voor de algemene veiligheid van personen of goederen 4. Tevens moet er door tenminste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines (waaronder een psychiater) een advies worden opgesteld 5. Voor TBS zijn de vereisten neergelegd in art 37a WvS waarbij dit laatste vereiste ook geldt. Voor oplegging van TBS is nodig dat tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond bij de verdachte 6. Vervolgens moet het gaan over een feit als genoemd onder sub 1 (naast enkel specifieke opgesomde delicten 7, moet het gaan om 4-jaarsfeiten) en is het nodig dat oplegging van een maatregel noodzakelijk is voor de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen. Niet noodzakelijk is dat de verdachte een gevaar vormt voor zichzelf. In beginsel wordt PPZ voor een jaar opgelegd en TBS voor twee jaar (met mogelijkheid tot verlenging). Vanaf dit punt zal ik mij richten op de maatregel TBS en de maatregel PPZ verder buiten beschouwing laten. De reden hiervoor is dat de weigeringsproblematiek juist speelt bij de TBS omdat deze maatregel het verblijf in de longstay afdeling mogelijk maakt. Zoals hiervoor al aangegeven, is voor de oplegging van TBS nodig dat er een rapport wordt opgemaakt door (tenminste) twee gedragsdeskundigen 8 inhoudende een advies aan de rechter.(art 37 lid 2 jo 37a lid 3 Sr) Dit rapport is meer bekend onder de naam Pro Justitia Rapportage. Deze bepaling blijft buiten toepassing indien de betrokkene weigert medewerking te verlenen aan het 4 Tekst art 37 lid 1 Wetboek van Strafrecht (hierna WvS) 5 Tekst art 37 lid 2 WvS 6 Reas/Bakker, Psychiatrie in het Nederlandse recht, Deventer: Kluwer 2012, p Volgens art 37a lid 1 sub 1 is het mogelijk om naast feiten waar 4 jaar of meer op staat ook TBS op te leggen als het gaat om de strafbaarstellingen van artikel 132, 285 lid 1, 285b, 395 WvS en art 175 lid 2, sub b of lid 3 i.c.m. lid 1, sub b Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994), en 11 lid 2 Opiumwet (hierna: OW). 8 Art 37a lid 3 WvS verklaart art 37 lid 2 en 3 WvS overeenkomstig van toepassing. 5

6 onderzoek dat ten behoeve van het advies moet worden verricht. Wanneer de verdachte inderdaad weigert zijn medewerking te verlenen, kan de rechter uitwijken naar het opleggen van een hogere gevangenisstraf. 9 Maar ondanks de weigering, blijft het mogelijk om TBS op te leggen: Voor zover mogelijk maken de gedragsdeskundigen gezamenlijk dan wel ieder van hen afzonderlijk over de reden van de weigering rapport op. De rechter doet zich zoveel mogelijk een ander advies of rapport, dat hem over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van een last als bedoeld in het eerste lid kan voorlichten en aan de totstandkoming waarvan de betrokkene wel bereid is medewerking te verlenen, overleggen. 10 Praktisch komt deze bepaling op het volgende neer: als er eerdere en/of andere rapporten beschikbaar zijn mogen deze worden gebruikt door de rechter. Hierbij verdient het opmerking dat lid twee regelt dat er geen rapportages Pro Justitia mogen worden gebruikt die ouder zijn dan een jaar, zonder toestemming van de verdachte en het Openbaar Ministerie. Dit instemmingvereiste geldt niet voor andere rapportages. Naast eerdere en/of andere rapportages mag de rechter ook gebruik maken van de zogenaamde observatie rapportage. Dan wordt de verdachte naar het Pieter Baan Centrum (hierna PBC) overgebracht en gedurende enige tijd geobserveerd. Aan de observatie kunnen conclusies worden verbonden omtrent de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, de kans op recidive en de eventuele behandeling van de verdachte, waarop de rechter zijn oordeel tot oplegging van een maatregel weer kan funderen. Met name moet kunnen worden vastgesteld dat sprake is van een (psychiatrische) stoornis. 11 Per jaar worden er op deze manier zo n 200 observandi onderzocht 12. De wet staat zoals hiervoor aangegeven toe dat indien de observandus weigert mee te werken aan het onderzoek de rechter toch TBS kan opleggen, wanneer hij tot de overtuiging is gekomen dat er sprake is van een stoornis. De wetgever heeft in de Memorie van Toelichting 13 aangegeven dat het onwenselijk is dat enkel het feit dat de verdachte weigert mee te werken in de weg staat aan het opleggen van TBS, met name indien deze maatregel door de rechter noodzakelijk wordt geacht. TBS heeft immers juist tot doel de samenleving te beschermen tegen het gevaar dat uitgaat van personen met een stoornis. Het gaat hier om de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen (art 37a lid 1 sub 2 Sr). Ook kan de rechter zelf op grond van de 9 Raes/Bakker, Psychiatrie in het Nederlandse recht, Deventer: Kluwer 2012, p. 190 en NJ 1992, 513, HR 19 november Art 37 lid 3 jo 37a lid 3 Sr laatste twee volzinnen. 11 Raes/Bakker, Psychiatrie in het Nederlandse recht, Deventer: Kluwer 2012, p Website Nederlands Instituut Forensische Psychiatrie: 13 Memorie van Toelichting, Kamerstuk II 1992/1993, 22909, nr. 3; pag. 3 e.v. 6

7 observatierapportages vaststellen of sprake is van een stoornis, zelfs in geval de onderzoekers geen diagnostische uitspraak willen doen Aard van de weigering Een verdachte kan vanuit verschillende achtergronden weigeren mee te werken aan het opstellen van een Pro Justitia rapport. Zo kan de weigering in de stoornis zelf gelegen zijn. (de pathologische weigeraar) 15 of kan hij zich het voorval niet herinneren en snapt hij niet waarom hij moet meewerken aan een onderzoek, waar hij naar eigen inzicht niets mee te maken heeft. Ook kan de verdachte weigeren omdat hij bang is dat hij als gevaarlijk zal worden bestempeld, en hij het risico loopt niet meer vrij te komen. 16 Aangenomen wordt dat verdachten de laatste jaren vaker weigeren hun medewerking te verlenen aan het onderzoek naar hun geestvermogens, al dan niet op het advies van hun advocaat. 17 Ze lopen immers het gevaar op de long-stay afdeling terecht te komen hetgeen gelijk kan staan aan levenslang zitten. Veel verdachten waarbij die kans aanmerkelijk is, weigeren mee te werken. Deze (rechtsonzekerheid) ervaren zij als onmenselijker dan een lange gevangenisstraf. 18 De enige mogelijkheid om weer in de maatschappij terug te keren vanaf de longstay is door middel van gratie. 19 De wetgever geeft voorts in de Memorie van Toelichting aan dat waar mogelijk, een rapport moet worden opgemaakt omtrent de achtergronden van de weigering. 1.2 De Pro Justitia rapportage In de Pro Justitia rapportage worden door gedragsdeskundigen ingrijpende en verstrekkende uitspraken gedaan over de observandi. 20 Centraal staat bij het rapporteren aan de rechtbank de geestestoestand van de verdachte ten tijde van het delict. Alle procespartijen moeten een objectief beeld kunnen vormen omtrent de vraag of en in hoeverre verdachte ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde feit, in vrijheid zijn of haar wil heeft kunnen bepalen. In eerste plaats dient uitgemaakt te worden of er bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling of een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Wanneer deze stoornis niet kan 14 LJN: BW 6184, Hoge Raad, 22 mei 2012 (incl conclusie AG Silvis) 15 Raes/Bakker, Psychiatrie in het Nederlandse recht, Deventer: Kluwer 2012, p als bedoelt in art 37a, lid 1 sub 2 17 De Jong 2012, p.407. In 2005 werden er 207 TBS-maatregelen opgelegd. In 2010 nog maar 107. Dit wordt in verband gebracht met de weigerende observandus. 18 E.J.C. de Jong, Over TBS, de weigerende observandus en het verschoningsrecht, Tijdschrift voor het Gezondheidsrecht 2012 (36) 5, 19 art 558, lid 3 WvSV. Ik heb geen statistieken kunnen vinden over gratieverlening bij TBS-ers op de long stay afdeling. Als ik echter een parallel trek met gratie bij levenslange gevangenisstraffen, zie ik dat het zeer weinig gebeurt. Alleen in uitzonderingsgevallen, zoals een terminale ziekte wordt gratie verleend. Gratie bij levenslang is in Nederland twee keer voorgekomen. Bron: Nederlands Juridisch Dagblad, levenslang betekent levenslang, vooral in Nederland, 7 maart Reas/Bakker, Psychiatrie in het Nederlandse recht, Deventer: Kluwer 2012, p 113 7

8 worden vastgesteld moet worden bepaald of verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar was. Dit laatste wordt vastgesteld door na te gaan hoeverre verdachte zich bewust was van de consequenties van zijn handelen. De verdere vragen die de rapporteur dient te beantwoorden zijn: - of er een verband bestaat tussen de (eventueel) geconstateerde gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis en het ten laste gelegde feit. - Indien ja, wat de aard en de mate van dit vastgestelde verband is; - Op grond van welke feiten kan er geconcludeerd worden tot een bepaalde mate van toerekeningsvatbaarheid (verminderd, sterk verminderd etc.) - Welke aanwijzingen zijn er ten einde de mogelijkheden van herhaling van het ten laste gelegde te verkleinen? 21 Om deze vragen te onderzoeken zijn verschillende methoden van onderzoek mogelijk. Wat betreft de rapporteurs kan bijvoorbeeld onderzoek plaatsvinden op monodisciplinaire wijze door een psychiater of psycholoog of op multidisciplinaire wijze door verschillende gedragsdeskundigen. Ook kan de plaats van onderzoek verschillen, bijvoorbeeld in de penitentiaire inrichting of in een inrichting bestemd ter observatie: de klinische observatie (dit is altijd multidisciplinair). Ook is er de laatste jaren een derde methode van onderzoek in gebruik namelijk de zogenaamde triple-rapportage. Hier wordt het multidisciplinaire team aangevuld met een maatschappelijk werker zodat zonder een ingrijpende observatie een milieuonderzoek kan worden gedaan. 22 De keuze voor de bovengenoemde opties wordt bepaald door de aard en de ernst van het ten laste gelegde feit, de persoon van de verdachte en de intensiteit van het diagnostisch proces. De deskundige baseert zijn rapport op wetenschappelijke kennis en geeft ook de grenzen van zijn wetenschap aan. De gedragsdeskundige neemt geen positie in ten opzichte van de procespartijen, hij is onpartijdig met als leidraad hetgeen zijn wetenschap hem leert. 23 De rapporteur heeft geen geheimhoudingsplicht ten aanzien van hetgeen hij bij verdachte constateert. Hij zal hiervan overigens wel aan de verdachte mededeling moeten doen. 24 Aan de hand van het opgemaakte rapport wordt vervolgens bekeken of vastgesteld kan worden of voldaan is aan het juridische criterium gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens De klinische observatie Het onderzoek naar de verdachte kan worden gedaan door middel van klinische observatie. Dit is vooral met betrekking tot de weigerende observandus interessant om nader te bezien. Bij deze 21 Reas/Bakker, Psychiatrie in het Nederlandse recht, Deventer: Kluwer 2012, p Id Id id 8

9 variant vindt gedurende maximaal 7 weken 25 onderzoek plaats op een afdeling waar verpleegkundigen of groepsleiders permanent aanwezig zijn en voortdurend verslag doen. 26 De onderzoekend psycholoog en psychiater hebben voldoende tijd om te overleggen met andere onderzoekers (denk aan arbeidstherapeuten etc.) om gezamenlijk een rapport op te stellen met betrekking tot de aan hen door de rechtbank voorgelegde problematiek. De mogelijkheid om tot een klinische observatie over te gaan bestaat alleen als de mogelijkheid van voorlopige hechtenis open staat. Het verblijf in de inrichting geldt als zodanig. 27 Een observatieperiode is intensief voor de betrokkene, alles wat hij doet wordt gerapporteerd en aldus kan hij zich moeilijk onttrekken aan het onderzoek. De enige optie die hem resteert om niet mee te werken is zich terug trekken op zijn kamer en niemand meer toelaten. Daarmee blijft echter de mogelijkheid tot rapporteren alhoewel in beperkte mate- nog steeds aanwezig. De verdachte kan dan alleen nog weigeren toestemming te verlenen voor het vrijgeven van schriftelijke informatie over eerdere hulpverlening (zoals van de huisarts of eerdere opname in psychiatrisch ziekenhuis). Omdat de observatie niet aan te merken valt als hulpverlening is er toestemming nodig van de verdachte om die informatie te verkrijgen. Door een wetsvoorstel van het ministerie van Veiligheid en Justitie wordt getracht in de toekomst zonder toestemming van de verdachte aan deze informatie -waaronder het medisch dossier- te komen. 28 Wat betreft de weigerende observandi gaat het jaarlijks om circa 70 verdachten. 29 Bij de helft hiervan kan geen TBS worden opgelegd omdat vanwege de ontbrekende rapportage geen stoornis kan worden vastgesteld. 30 Het gaat derhalve om ongeveer 35 gevallen per jaar. 1.3 Relevante Jurisprudentie Zoals reeds vastgesteld blijkt een grote overweging voor verdachten om niet mee te willen werken in de zin van verklaren aan de rapportage de angst om op een TBS afdeling te komen. Voor het opleggen van die maatregel is het stempel gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens nodig. Mijn hypothese is, zoals in de inleiding reeds uiteengezet, dat er uit angst voor dat stempel een element van dwang ontstaat bij de verdachte om hoe dan ook dat stempel te vermijden. Wanneer er omtrent de persoon van verdachte eerder opgemaakte rapportages bestaan waarin hij inderdaad het stempel krijgt, bestaat die dwang uit het feit dat de verdachte zich genoodzaakt ziet om te verklaren binnen de pro justitia rapportage procedure, in de hoop dat hij dan niet als zodanig zal worden bestempeld. Door te verklaren hoopt hij het tegendeel te bewijzen van de 25 artikel 198 lid 4 WvSv 26 Reas/Bakker, Psychiatrie in het Nederlandse recht, Deventer: Kluwer 2012, p artikel 198 lid 1 WvSv 28 zie hiervoor hoofdstuk 2, Wetsvoorstel Forensische Zorg 29 Kamerstukken II, , nr. 138, beleidsbrief Advies Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming 1 februari 2012, p. 2 9

10 conclusie dat er bij hem wel degelijk sprake is van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Of die dwang tot verklaren inderdaad bestaat zal ik uitzoeken door middel van jurisprudentie onderzoek. Enerzijds door zaken te bekijken waarin geen eerdere rapportages zijn opgemaakt ten aanzien van verdachte en te kijken of verdachte dan inderdaad niet mee werkt en wat zijn motivatie daarvoor is. Anderzijds door het bekijken van zaken met verdachten ten aanzien waarvan wel eerdere rapportages zijn opgemaakt en te kijken of die wel meewerken. In verdere hoofdstukken zal uiteen worden gezet of die dwang onrechtmatig is en in strijd kan zijn met het nemo-tenetur beginsel Verdachten met eerdere rapportages Ik heb er voor gekozen meerdere casus op een kritische wijze en uitgebreid uiteen te zetten, aan de hand waarvan ik zal proberen te destilleren of mijn eerder genoemde hypothese klopt en er inderdaad een element van dwang te herkennen valt bij verdachten om te verklaren in de pro justitia procedure. De eerste casus die ik wil behandelen is de zaak waarin de Rechtbank Middelburg oordeelde ten aanzien van de verdachte aan wie onder andere doodslag werd verweten. 31 Wat deze casus interessant maakt is niet zo zeer het feit dat verdachte wel mee werkte aan de rapportage, maar wat anders. Het vonnis wijdt uit over de reden van de verdachte om dier medewerking te verlenen aan de pro justitia rapportage. Betrokkene heeft geweigerd aan het gedragskundige deel van het onderzoek mee te doen. [ ] Betrokkene weigerde niet uit pathologische gronden. Met andere woorden: aan de weigering lag geen psychiatrisch ziektebeeld ten grondslag. Ze vertelde meerdere keren dat zij dit in overleg met haar advocaat had besloten. De angst voor een tbs-advies ligt hier aan ten grondslag, zo gaf zij ook te kennen. 32 Alhoewel een deel ontbreekt van mijn hypothese, namelijk het feit dat uit angst van tbs-advies verdachte juist wel wil verklaren, blijkt wel heel duidelijk de trend voor de angst van het tbs-advies an sich. Of de advocaat diens cliënte het beste advies heeft meegegeven is de vraag, maar het onderschrijft de reeds genoemde trend. Met de constatering dat er inderdaad wordt gehandeld ter voorkoming van TBS-oplegging kunnen de volgende casus worden bekeken. Immers onderschrijft de angst voor de maatregel ook de mogelijkheid van de rest van de hypothese: het verklaren gebeurt niet uit vrije wil, de verdachte ervaart dwang; wordt de verdachte niet in een positie gedwongen waarin hij niet anders meer kan handelen? De tweede casus is een perfect voorbeeld; de Amsterdamse zedenzaak 33, ook wel bekend als de zaak rondom Robert M. Verdachte werd vervolgd wegens het grootschalig misbruik van zeer 31 ECLI:NL:RBMID:2012:BV ECLI:NL:RBMID:2012:BV LJN: BW6148, Rechtbank Amsterdam, , 21 Mei

11 jongen kinderen en het maken en het verspreiden van kinderpornografie. Hij werd ontdekt doordat een Amerikaanse opsporingsinstantie foto s en filmpjes op de computer vond van een Amerikaanse verdachte. Drie van deze foto s werden verspreid aan andere opsporingsinstanties, waaronder een foto van een jongetje van de leeftijd om en na bij de twee jaar, die ernstig werd misbruikt door een volwassen blanke man. Deze man werd later herkend als Robert M, de oppas van het misbruikte jongetje en ook medewerker op kinderdagverblijf het Hofnarretje. In eerste aanleg heeft verdachte geweigerd mee te werken aan het opmaken van Pro Justitia rapportage. Ondanks deze weigering heeft de psycholoog meerdere inhoudelijke gesprekken met hem kunnen voeren. Medewerking aam tests (waaronder neurologisch onderzoek) en medisch onderzoek weigerde hij echter. 34 Er waren wel enkele dossiers beschikbaar uit o.a. Duitsland en Letland met betrekking tot respectievelijk een eerdere strafzaak en een medisch dossier i.v.m. verslavingszorg. Meer dan gebruikelijk werd in deze casus oud materiaal gebruikt: De deskundige prof. dr. J.J. Baneke, forensisch psycholoog merkt in zijn rapport van 29 februari 2012 onder meer op dat de psycholoog van het PBC zich meer dan gebruikelijk gebaseerd heeft op reeds beschikbaar materiaal uit het dossier en de beeld- en geluidsopnames. Juist in combinatie met de uit eigen onderzoek verkregen informatie, en met de informatie uit milieuonderzoek en gedragsobservatie, heeft dit geleid tot een zeer grote hoeveelheid aan consistente, betrouwbare, relevante en valide gegevens. 35. De verdediging is het hier niet mee eens, de raadslieden wijzen o.a. op de gedateerdheid van het rapport uit Letland en het feit dat het rapport is opgesteld met een ander doel. Ook wijzen zij op het feit dat er weinig contacturen zijn geweest tussen psychiater, psycholoog en verdachte. De rechtbank gaat niet mee in de bezwaren van de verdediging en concludeert dat onder andere het veelvuldig aanwezig zijn van beeldmateriaal (politieverhoren van verdachte) waarop de conclusies o.a. zijn gestaafd rechtsgeldig zijn. Verder overweegt de rechtbank: Dit alles overziend komt geen beeld naar voren dat de afwerende houding van verdachte een beslissende obstructie heeft opgeleverd voor het trekken van wetenschappelijk verantwoorde conclusies. Daarbij komt dat de deskundigen de status van de bronnen die zij bij hun conclusies hebben benut, steeds zorgvuldig hebben bezien, mede in het licht van de weigerachtige houding van verdachte. Tot slot is telkens zorgvuldig verslag gedaan van de onderzoeken die niet konden worden volvoerd vanwege het gebrek aan medewerking 36. Wat de rechtbank ook meenam in haar oordeel en ter ondersteuning van de geloofwaardigheid van de rapporten was het gedrag van de verdachte ten tijde van de wekenlange zittingen. Vervolgens werd er in eerste aanleg TBS opgelegd ondanks de niet bereidheid van verdachte mee te werken aan het opmaken van de rapportage, in de hoop zo TBS te ontlopen. Dat bleek echter evident niet het geval. Sprekend is dat verdachte in hoger beroep wel besloot te verklaren in de procedure tot het opmaken 34 LJN: BW6148, Rechtbank Amsterdam, , 21 Mei 2012 vanaf LJN: BW6148, Rechtbank Amsterdam, , 21 Mei 2012 vanaf 7 36 LJN: BW6148, Rechtbank Amsterdam, , 21 Mei 2012 vanaf 7s 11

12 van de rapportage. 37 Op verzoek van de verdediging is in hoger beroep alsnog een rapportage opgemaakt waarin verdachte wel degelijk verklaarde. 38 Waar in de eerste casus de verdachte weigerde mee te werken aan de rapportage om zo de maatregel te proberen te ontlopen, werkt in deze casus de verdachte in hoger beroep alsnog mee om zo de TBS-maatregel mogelijk alsnog te voorkomen. Een volgende interessante casus om te bekijken is de volgende. Het gerechtshof s- Gravenhage beslist in een zaak waar verdachte verkrachting en bedreiging met zware mishandeling van zijn voormalige partner werd verweten. 39 Verdachte wordt daar ook voor veroordeeld, het hof in het bijzonder in aanmerking genomen de gewelddadige en respectloze wijze van het optreden tegen het slachtoffer. Wat interessant is aan deze zaak is dat ten aanzien van verdachte in het verleden contact is geweest met de (psychiatrische) polikliniek Meregraad, waar betrokkene een of meer gesprekken heeft gehad. Betrokkene gaf geen toestemming voor het opvragen van de informatie die daaruit naar voren is gekomen. De enige reden die ik kan bedenken waarom verdachte niet wil dat die informatie openbaar wordt is omdat het zou kunnen leiden tot het stempel gek. Volgens mij zag verdachte geen andere optie meer dan te verklaren in de pro justitia rapportage. Verder in het vonnis valt namelijk te lezen dat het hof wel kennis kennis kunnen nemen van ten behoeve van deze strafzaak opgemaakte rapportages omtrent de persoon van verdachte. Verdachte lijkt de dwang te hebben gevoeld om te verklaren in een pro justitia rapportage, de enige mogelijkheid die hij zag om mogelijkerwijs onder TBS uit te komen was door mee te werken. Een laatste casus die interessant is om te bekijken is de volgende bij de Hoge Raad. 40 Aan deze verdachte werd belaging en poging tot doodslag ten laste gelegd. De problematiek werd vooral gekenmerkt door het feit dat verdachte geen vertrouwen had in de justitiële psychologische en psychiatrische rapportages. Verdachte wilde in beginsel zijn medewerking wel verlenen, maar eiste dan wel dat de rapportage zou geschieden onder camera toezicht. Verdachte stelde Ik wil best meewerken aan de totstandkoming van nadere rapportage doch alleen indien dit geschiedt onder cameratoezicht. Er mankeert niets aan mijn geestelijke gesteldheid.. 41 De Hoge Raad besloot hierop dat het niet aan de verdachte is om eisen te stellen aan de vorm en/of de inhoud van de rapportage. Mijns inziens moet worden geconcludeerd dat wanneer de verdachte wel eisen stelt, dit moet worden begrepen als het weigeren van medewerking. Het Hof overwoog en gaf geen blijk van een verkeerde rechtsopvatting volgens de Hoge Raad- dat de volgende criteria van belang waren: 37 beroep robert m van start vier vragen over deze grotezedenzaak/ 38 ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ ECLI:NL:GHSGR:2006:AX LJN AU6776, Hoge Raad, 00672/05 41 LJN AU6776, Hoge Raad, 00672/05 12

13 I. De in het dossier bevindende rapporten en de aangehaalde rapporten konden in onderlinge samenhang beschouwd, worden aangemerkt als consistent en redengevend. Elk van de verschillende psychiaters stelde een stoornis van de geestvermogens bij verdachte vast. II. Het feit dat de bevindingen uit die rapportages (die dateerde uit een jaar daarvoor) niet konden worden bevestigd door een recente rapportage omdat de verdachte weigerde hieraan mee te werken, stond niet in de weg aan het gebruik daarvan, mede gelet op de feiten en omstandigheden in de zaak, het onderzoek ter zitting en de houding en het gedrag van de verdachte. Wat ik ter ondersteuning van mijn hypothese kan concluderen is allereerst dat er omtrent de persoon van verdahte reeds eerdere rapportages waren opgemaakt op basis waarvan oplegging van de maatregel TBS mogelijk was. Verder kan ik concluderen dat verdachte in beginsel wilde verklaren in het de opmaak van een rapportage, want, zo stelde hij, er is niets mis met zijn geestelijke gesteldheid. Wanneer psychologen de rapportage willen opmaken blijkt verdachte niet meer te willen verklaren: Het hof heeft in dit verband ook overwogen dat de verdachte aanvankelijk bereid was zijn medewerking te verlenen aan een onderzoek door het Pieter Baan Centrum te Utrecht, [terwijl] hij hier later, blijkens de rapportage d.d. 28 januari 2004 van de psycholoog J.B. Seinen en de psychiater T.A. Wouters van het Pieter Baan Centrum, toch weer niet bereid toe was en thans aan het verrichten van nader onderzoek voorwaarden stelt en voorts aangeeft geen vertrouwen meer te hebben in justitiële psychologische en psychiatrische rapportage. 42 Verdachte wilde dat diens verklaringen binnen de procedure onder bepaalde waarborgen gebeurde zoals cameratoezicht-, welke de Hoge Raad afwees om de reeds eerder genoemde criteria. 1.4 Tussentijdse Conclusie Wanneer ik kijk naar al het bovenstaande kom ik tot de volgende (tussentijdse) conclusie: In beginsel dient de rechter voor het opleggen van de maatregel TBS een Pro Justitia rapport te doen opmaken om vast te stellen dat sprake is van een stoornis. Duidelijk blijkt dat verdachten vaak angst hebben voor de maatregel, ze willen oplegging van TBS voorkomen. Die angst komt voort uit het feit dat TBS slechts wordt opgegeven op het moment dat verdachte geen gevaar meer blijkt voor diens omgeving. Bij constatering van verschillende ziektebeelden (denk aan pedofilie bijvoorbeeld) zal die omstandigheid zich waarschijnlijk nooit voor doen. Daarmee wordt TBS een levenslange vrijheidsstraf. Liever zien verdachten dan een concrete gevangenisstraf van een x aantal jaren. De oplegging van de maatregel TBS proberen verdachten (en advocaten) te voorkomen door bijvoorbeeld 42 LJN AU6776, Hoge Raad, 00672/05 13

14 te weigeren hun medewerking te verlenen. Zolang verdachte niet verklaart komt er geen rapport en zonder rapport ook geen maatregel, zo lijkt hun redenatie. Wanneer er wel eerdere rapporten beschikbaar zijn, opgemaakt in een eerdere strafzaak omtrent verdachte bijvoorbeeld, lijkt de verdachte daar echter niets mee op te schieten. Vast staat dat de rechter op basis van de eerdere rapportages alsnog de maatregel op kunnen leggen en dat vaak doen. Het is immers aan de rechter om alle rapporten en adviezen te waarderen of TBS noodzakelijk is in het licht van de maatschappelijke veiligheid. Er kan dus ook aan de weigerende observandus TBS worden opgelegd, de rechter kan hierbij gebruik maken van collaterale informatie afkomstig van familie/vrienden/politie/personeel huis van bewaring etc. Bij de helft van de weigerende observandi kan de rechter geen stoornis vaststellen en derhalve ook geen TBS opleggen. Het ministerie van Veiligheid en Justitie tracht hierin te voorzien door een wijziging van art 37a Sr te bewerkstelligen waarin de mogelijkheid gegeven wordt het medisch dossier van de betrokkene op te vragen. 43 Op deze wijziging zal in het volgende hoofdstuk verder worden ingegaan. Voor nu volstaat de constatering dat de enige mogelijkheid voor verdachte om nog enige invloed uit te oefenen op de eventuele oplegging van de maatregel is verklaren in een (nieuwe) rapportage. Het lijkt dat verdachte diens onschuld lees: psychische deugdelijkheid moet bewijzen door te verklaren in een nieuwe procedure. Door te verklaren wordt wellicht geen ziektebeeld vast gesteld. Verdachte ziet geen andere uitweg, hij ervaart dwang om te verklaren, want alleen door te verklaren kan hij bewijzen dat een maatregel niet nodig is. Wat ik kan constateren is dat de verdachte dus ervaart dat hij zijn psychische deugdelijkheid moet bewijzen, wat mij overeenkomstig de onschuldspresumptie van artikel 6 EVRM onrechtmatig voorkomt. De onschuldspresumptie en het zwijgrecht hebben een nauwe band, vervolgende instanties dienen niet hun toevlucht te zoeken in dwangmiddelen die de wil van de verdachte niet eerbiedigen om zo tot bewijs van schuld te komen. 44 Om die onschuldspresumptie te garanderen en te handhaven bestaat onder andere het nemo tenetur beginsel: verdachte is niet verplicht te verklaren wanneer hij zichzelf daarmee incrimineert. Op dit beginsel zal in hoofdstuk 3 verder worden ingegaan. 43 Kamerstukken II, , nr E.J. Koops en L. Stevens, J.B. versus Saunders. De groeiende duisternis rond nemo tenetur, Delikt en Delinkwent, 2003, 33(3),

15 Hoofdstuk 2 - Wetsvoorstel Forensische Zorg Nu uit het vorige hoofdstuk naar voren komt dat de hypothese die ik in mijn inleiding heb opgesteld wel degelijk een fundering vindt in de jurisprudentie is het interessant is om te kijken of die dwang te verklaren nog door andere factoren wordt bewerkstelligd. Momenteel ligt er een wetsvoorstel op tafel van staatssecretaris Fred Teeven omtrent art 37a WvS. De staatssecretaris geeft onder andere als reden voor het voorstel het ontbreken van de mogelijkheid een stoornis vast te stellen bij een verdachte die weigert mee te werken aan Pro-Justitia rapportage en daardoor mogelijk geen TBS-maatregel opgelegd kan krijgen en het feit dat dit door de maatschappij als onrechtvaardig wordt gezien. Deze conclusie trekt staatssecretaris Fred Teeven in de nota wijziging van het voorstel Wet Forensische zorg 45. De staatssecretaris wil deze discrepantie oplossen door enkele aanpassingen van de in art 37a WvS door te voeren, om deze problematiek het hoofd te bieden. Er lijkt een maatschappelijk klimaat te heersen die strenger straffen idealiseert. Het idee heerst dat Nederlandse rechters te laag straffen. Een beeld dat niet lijkt te kloppen, uit onderzoek blijkt dat Nederland in West Europa het derde meest streng straffende land is, na Groot Brittannië en Spanje. 46 Vanuit de samenleving klinkt steeds meer de roep om vergelding die niet alleen hard maar ook snel moet zijn. 47 Recente voorbeelden te over, de Amsterdamse zedenzaak bijvoorbeeld, de verdachte Robert M. 48 Er ontstaat druk op het Openbaar Ministerie wat betreft de eis en op de rechterlijke macht wat betreft de gestrengheid van het vonnis. Een lage straf (minder dan levenslang) leek in de zaak Robert M. maatschappelijk niet meer aanvaardbaar. Een ander voorbeeld is de casus van een zware mishandeling in Eindhoven. De verdachten waren gevlucht naar België en dienden te worden uitgeleverd voor berechting. Dat het OM pas laat met de beelden kwam maakte de maatschappelijke verontwaardiging alleen maar groter. Haaks daarop stond het vonnis van de rechter, die gezien het vol in de openbaarheid brengen van de beelden juist een lagere straf gaf. 49 De beoordeling van de rechter is wellicht een positieve kanttekening, het vergroot wel de discrepantie tussen juridische werkelijkheid en maatschappelijk rechtvaardigheidsgevoel. Precies de problematiek die de staatssecretaris wil aanpakken. Wanneer zich een strafrechtelijke casus voordoet die door de media wordt besproken, wordt sneller dan ooit om vergelding gevraagd. En die vraag lijkt te worden beantwoord. 45 Kamerstukken II 2010/11, 32398, nr Zie ook LJN: BW6148, Rechtbank Amsterdam, , 21 Mei

16 Juist onder deze maatschappelijke omstandigheden dient de procespositie van de verdachte te worden beschermd. In plaats van gehoor te geven aan de roep van het volk om strenger, harder en sneller te straffen, dient de wetgever terughoudend te zijn. De rechter gaf blijk van een objectieve houding bij de behandeling van de Eindhovense zaak door rekening te houden met het vrijgeven van de camerabeelden in de strafmaat. In tegenstelling daarmee gaat de wetgever mee in de hype en produceert wetsvoorstellen die de rechten van de verdachte inperkt waardoor diens mogelijkheid een volwaardige procespartij te zijn tegen het toch al grotere en sterkere overheidsapparaat (laat staan de maatschappij) in het gedrang komt Aanloop naar het Wetsvoorstel Aan de opstelling van het wetsvoorstel is een aantal onderzoeken vooraf gegaan en heeft ook tot verschillende debatten in de Tweede Kamer geleid. De directe aanleiding voor het wetsvoorstel was in 2004: de motie van het Eerste Kamerlid Van de Beeten 51. Daarbij hebben de conclusies van de interdepartementale werkgroep Houtman 52 en het parlementair onderzoek TBS 53 meegeholpen om de finale vorm te bereiken van het wetsvoorstel zoals dat er nu ligt. 2.2 Welke wijzigingen behelst het wetsvoorstel? Staatssecretaris Fred Teeven stelt voor verscheidene nieuwe leden in te voegen in art 37a Sr welke voor zover relevant hieronder weergegeven. Lid 5: Indien betrokkene verdacht wordt van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam als bedoeld in art 38 van het Wetboek van Strafrecht en hij weigert medewerking te verlenen aan enig onderzoek als bedoeld in het vierde lid kan de officier van justitie de voorzitter van de multidisciplinaire commissie, bedoeld in het negende lid, gelasten dat die commissie aan hem een advies uitbrengt over de aanwezigheid en de bruikbaarheid van de persoonsgegevens betreffende een mogelijke gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens van betrokkene, ten aanzien waarvan de verdachte niet bereid is om medewerking te verlenen aan de verstrekking. De leden van de multidisciplinaire commissie zijn bevoegd persoonsgegevens waaronder persoonsgegevens betreffende de gezondheid op te vragen van artsen en gedragsdeskundigen en daarvan kennis te nemen. Op een verzoek van de multidisciplinaire commissie is de arts of gedragsdeskundige verplicht de persoonsgegevens van betrokkene aan de multidisciplinaire commissie te verstrekken. De multidisciplinaire commissie brengt uiterlijk 30 dagen na de last, bedoeld in de eerste volzin, gemotiveerd advies uit aan de officier van justitie over de aanwezigheid en 51 EK , E 52 EK , F 53 TK , nr. 5 16

17 bruikbaarheid van de persoonsgegevens in relatie tot de aanwezigheid van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens tijdens het begaan van het feit [ ]. 54 Lid 6: De persoonsgegevens van betrokkene die aan de multidisciplinaire commissie zijn verstrekt, kunnen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van een rapport of advies als bedoeld in het achtste lid. Voor de toepassing van de eerste volzin behoeft de officier van justitie een schriftelijke machtiging, op diens vordering te verlenen door de penitentiaire kamer. Bij deze vordering legt de officier van justitie het advies van de multidisciplinaire commissie over. Indien de officier van justitie, op basis van het advies van de multidisciplinaire commissie, afziet van het doen van een vordering, doet hij hiervan mededeling aan de verdachte en de commissie. In dit artikel wordt onder penitentiaire kamer verstaan: de meervoudige kamer, bedoeld in art 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie, in de samenstelling, bedoeld in het derde lid van dat artikel Wat zijn de implicaties van de wijzigingen? In lid 5 wordt duidelijk waar de staatssecretaris heen wil. Als de verdachte niet de gegevens beschikbaar stelt die de rechter nodig heeft om vast te stellen dat sprake in van een stoornis, kan de behandelend arts verplicht worden gesteld de benodigde gegevens te verstrekken. Deze inperking van rechten geldt niet voor iedere verdachte, maar het betreft enkel die verdachten die worden verdacht van een misdrijf tegen de lichamelijke integriteit. Door middel van een multidisciplinaire commissie kan de officier indien hij dit wenselijk acht advies inwinnen omtrent de mogelijke aanwezigheid en bruikbaarheid van persoonsgegevens betreffende en mogelijke gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van waaruit de verdachte handelde ten tijde van het delict. De verplichting die uit het wetsvoorstel volgt is die dat medici zich in dit verband niet meer kunnen beroepen op hun beroepsgeheim. 56 De doorbreking van het medisch beroepsgeheim heeft echter veel nadelen die nauwelijks lijken op te wegen tegen de voordelen te weten het bij een beperkt aantal personen vast te stellen of sprake is van een stoornis. Het medisch beroepsgeheim vindt zijn bestaansrecht in het waarborgen van het recht op privacy als bedoelt in art 8 EVRM. Daarnaast moet de patiënt zich veilig voelen zijn klachten en problemen te delen met de arts, zonder het risico van openbaarmaking. Wanneer de patiënt niet zeker kan zijn dat zijn privacy is gewaarborgd zal hij geneigd zijn privacy gevoelige informatie minder snel met de arts te delen. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens omschrijft het belang van de vertrouwelijkheid van medische gegevens in de gezondheidszorg als it is crucial not only to respect the sense of privacy of a patient but also to preserve his or her confidence in the medical profession 54 Eerste Kamer, vergaderjaar 2012/13, 32398, D, pag Eerste Kamer, vergaderjaar 2012/13, 32398, D, pag geregeld in artikel 7:457 BW, wet BIG art 88, art 218 WvSv en art 272 WvSv. 17

18 and health services in general 57 Het verschoningsrecht van een medisch hulpverlener beschermt dit belangrijke uitgangspunt binnen de gezondheidszorg. Het medisch verschoningsrecht moet garanderen dat een ieder zich vrijelijk en zonder vrees voor openbaarmaking van hetgeen besproken is tot een arts moet kunnen wenden. Als deze geheimhouding wordt doorbroken ontstaat de reële kans dat mensen die medische zorg nodig hebben, die hulp gaan mijden. 58 Het medisch beroepsgeheim is geen absoluut recht. Er zijn enkele situaties waarbij het beroepsgeheim doorbroken wordt Er zijn wettelijke voorschriften waardoor het medisch beroepsgeheim moet wijken. 60 Een voorbeeld hiervan is artikel 21 Wet Publieke Gezondheid Een tweede mogelijkheid is de toestemming van de patiënt, dan wel veronderstelde toestemming van de patiënt als bedoelt in art 7:457 BW. 3. Een derde mogelijkheid is een conflict van plichten en overmacht als noodtoestand Zwaarwegende belangen, waarbij de Valkenhorst zaken 63 als voorbeeld worden gegeven. Kraaminrichting Valkhorst was jegens de moeder gehouden de identiteit van de vader niet te openbaren. De HR stelde echter dat het recht van een meerderjarig kind om te weten wie de vader is prevaleert boven de geheimhoudingsplicht van de kraaminrichting. Ook de Raad voor de Strafoplegging en Jeugdbescherming heeft het wetsvoorstel geanalyseerd en komt tot de conclusie dat het voorstel ernstig afbreuk doet aan het algemeen belang van de onbelemmerde toegang van de zorg. 64 Het algemeen belang moet worden gelezen in het licht van dat de er bij burger geen angst moet bestaan dat diens gevoelige gegevens aan derden wordt verstrekt. De Raad vreest dat mensen de (geestelijke) hulpverlening met het voorstel zullen mijden, met alle risico s van dien voor de betrokkenen zelf en de veiligheid van de samenleving. De Raad wijst voorts op het feit dat documenten van eerdere hulpverleningscontacten niet zijn opgemaakt voor strafrechtelijke doeleinden. Door deze informatie nu wel daarvoor te gebruiken bestaat het risico van onjuiste aannames EHRM 17 juli 2008, App. no /03( I. v Finland) en Vellinga-Schootstra 2009, p HR , LJN BU Dit is de weg waar mee de staatssecretaris nu ook e.e.a. probeert te bewerkstelligen. 61 De arts die bij een door hem onderzocht persoon een ziektebeeld vaststelt met een volgens de stand van de wetenschap onbekende oorzaak, waarbij een gegrond vermoeden bestaat van besmettelijkheid en ernstig gevaar voor de volksgezondheid, meldt dit onverwijld aan de gemeentelijke gezondheidsdienst. 62 Het gaat hier om een conflict van plichten zie bijv. HR 27 november 1984, NJ 1985, 106. (Euthanasie Alkmaar) 63 NJ 1994, 608, HR 15 april Adviescommissie Strafrecht Nederlandse Orde van Advocaten, Wet forensische zorg, 26 november Staatscourant nr. 5985, d.d. 26 maart

19 Ook de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie stelt dat schadelijk is indien het beroepsgeheim van de arts (psychiater) opzij wordt gezet. Zij wijst erop dat patiënten geen openheid van zaken meer zullen geven en op grotere schaal gebruik zullen gaan maken van het recht op vernietiging van bestaande dossiers of dat zij psychiatrische zorg gaan mijden Tussentijdse conclusie De staatssecretaris beoogt met dit wetsvoorstel de kloof tussen maatschappelijk onbegrip en de juridische realiteit te dichten door in bepaalde gevallen inzage te verkrijgen in het medisch dossier van de weigerende observandi. Het gaat om zaken waarbij een verdenking bestaat van een misdrijf dat een gevaar vormt of gericht is tegen de lichamelijke integriteit. Het wetsvoorstel moet bewerkstelligen dat de rechter voorzien wordt van de benodigde informatie voor het opleggen van TBS, namelijk alle beschikbare informatie omtrent de psychische gesteldheid van de verdachte beschikbaar te stellen. Omdat de verdachte weigert te verklaren in de procedure om pro justitia rapportage op te maken zal die informatie bij de betreffende instanties worden opgevraagd waarbij het medische verschoningsrecht wordt doorbroken. Zoals hierboven ook wordt aangegeven, is het doorbreken van de medische geheimhoudingsplicht in beginsel niet alleen moeizaam bezien vanuit het recht op privacy als bedoeld in art 8 EVRM, maar ook gezien de maatschappelijke gevolgen nu betrokkene niet meer zeker is of de door hem verstrekte informatie aan de arts wel vertrouwelijk blijft. Er zijn verschillende uitzonderingen die het verschoningsrecht van de medicus doorbreken, dit wetsvoorstel tracht dit te bereiken door middel van een wettelijk voorschrift. Een voorbeeld is als er groot risico voor de maatschappelijke gezondheid dreigt. Dat lijkt niet het geval nu het gaat om het beperken van recidive bij een beperkt aantal personen. Een andere uitzondering is in geval de betrokkene toestemming geeft om de informatie vrij te geven. Dit is uiteraard niet het geval bij weigerende observandi. Ook de derde mogelijkheid, noodtoestand of overmacht, lijkt niet van toepassing. Het vierde punt, zwaarwegende belangen, lijkt niet snel aangenomen te worden. Al met al lijkt het wetsvoorstel van de staatssecretaris wel in te spelen op een maatschappelijke behoefte, maar geen blijk te geven van veel (lange termijn) inzicht in de negatieve gevolgen, dan wel rechtspositie van de verdachte. Gezien al het vorengaande lijkt uit dit wetsvoorstel een nieuw element van dwang te ontstaan voor verdachte om te verklaren. Immers blijkt heel duidelijk dat wanneer hij niet meewerkt aan de Pro Justitia rapportage, hij nu de gerede vrees heeft dat zeer gevoelige informatie omtrent zijn persoon 66 Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie, reactie NVvP op Tweede nota van wijziging Forensische Zorg, p

20 wordt vrijgegeven. Wederom kan uit deze informatie ook weer blijken dat er wel degelijk sprake is van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Wellicht bestaan er ten aanzien van verdachte geen eerdere rapportages waaruit die stoornis blijkt, maar bestaat er wel medische informatie die bij diens arts ligt. Wanneer verdachte weigert te verklaren in de rapportage zal de mogelijkheid bestaan de informatie te bemachtigen via de arts wiens verschoningsrecht wordt doorbroken met dit wetsvoorstel. De enige mogelijkheid die verdachte dan nog heeft om te bewijzen dat zijn geestesvermogens in orde zijn is toch mee werken. Wederom wordt aan verdachte opgelegd zijn onschuld - ergo zijn psychische deugdelijkheid - te bewijzen, door zijn zwijgrecht te doorbreken. 20

21 Hoofdstuk 3 - Nemo tenetur se ipsum accusare Hij die verdacht wordt van een strafbaar feit wordt voor onschuldig gehouden tot het tegendeel bewezen is. Om dit beginsel de onschuldpresumptie voet in aarde te geven komt de verdachte een aantal rechten toe, waarvan er een paar liggen vastgelegd in art 6 EVRM. Zo heeft de verdachte het recht om te zwijgen, hij hoeft niet het bewijs te leveren van zijn eigen schuld door te verklaren. Dit zwijgen mag ook niet in het nadeel van de verdachte werken, aan zijn zwijgen mag geen interpretatie worden ontleend, behoudens enkele uitzonderlijke gevallen. Men denke hier aan het strippenkaart-arrest 67. De casus was hierbij als volgt: De verdachte werd tenlastegelegd dat hij een roofoverval had gepleegd in Hilversum, echter ontkende de verdachte die dag in Hilversum te zijn geweest en beriep zich verder op zijn zwijgrecht. Echter werd in de verdachte zijn jaszak een strippenkaart gevonden met een stempel van die bewuste dag in Hilversum. De verdachte beriep zich op zijn zwijgrecht toen hem naar een verklaring werd gevraagd. Het Hof had dit zwijgen in een bewijsconstructie opgenomen en de HR achtte dit toelaatbaar, omdat het gebrek aan toelichting van de verdachte op dit punt de bewijskracht van de strippenkaart bevestigde. Immers: het feit dat de verdachte bij zijn aanhouding in het bezit is van de bewuste strippenkaart is een aanwijzing voor het feit dat hij die dag in Hilversum was geweest. Deze aanwijzing zou ontkracht kunnen worden, indien zou blijken dat niet de verdachte maar een ander die strippenkaart had gebruikt. 68 Nu de verdachte geen uitleg gaf waar uitleg geboden was en ook heel makkelijk te geven zou zijn geweest, ware hij niet de dader, mocht er gewicht worden gehangen aan zijn zwijgen die de weegschaal ten nadele van hem deden overhangen. Dit blijft echter de uitzondering op de regel. De regel die meer bekend is als het nemo-tenetur beginsel: niemand hoeft mee te werken aan zijn eigen veroordeling 69. Dit zwijgrecht heeft samen met de onschuldpresumptie voet in aarde gekregen in artikel 271 Wetboek van Strafvordering. 3.1 Jurisprudentie Aan de hand van het bespreken van enkele arresten wil ik de exacte reikwijdte proberen te bepalen. Wat het Nemo Tenetur beginsel nu precies behelst wordt duidelijk aan de hand van enkele kernarresten, te weten het arrest Saunders, Funke, Allan, Jalloh en Gafgen 70, welke ik elk kort uit één 67 NJ 1997, 584, Hoge Raad 3 juni paraphrase uit - W.H. B. Dreissen, Bewijsmotiviering in strafzaken, Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2007, p Ik heb hier gekozen voor een brede definitie, overeenkomstig de definitie die het Europese Hof voor de Rechten van de Mens geeft: privilege against self-incrimation. Deze brede definitie wordt afgeleid van het Latijnse nemo tenetur prodere se ipsum, wat vrijelijk vertaald als het recht tegen zelfbelasting. 70 Er zijn meer arresten m.b.t. het nemo tenetur beginsel van belang uiteraard, maar ik heb specifiek voor deze gekozen omdat deze arresten de reikwijdte helpen bepalen buiten het zwijgrecht om. 21

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2013 2014 32 398 Vaststelling van een Wet forensische zorg en daarmee verband houdende wijzigingen in diverse andere wetten (Wet forensische zorg) G BRIEF

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 11 oktober 2013 Onderwerp Weigerende observandi

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 11 oktober 2013 Onderwerp Weigerende observandi 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

Informatie voor betrokkenen

Informatie voor betrokkenen Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie Nederla voor Forensische Psychiatrie en Psychologie Nederlands Instituut vo Psychiatrie en Psychologie Nederlands Instituut voor Forensisc

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 0 03 3 398 Vaststelling van een Wet forensische zorg en daarmee verband houdende wijzigingen in diverse andere wetten (Wet forensische zorg) Nr. 0 ADVIES RAAD

Nadere informatie

Juridische basiskennis over de maatregel TBS, oplegging en verlenging

Juridische basiskennis over de maatregel TBS, oplegging en verlenging TBS voor Dummies Juridische basiskennis over de maatregel TBS, oplegging en verlenging Auteur: Miriam van der Mark, advocaat-generaal en lid van de Kerngroep Forum TBS Algemeen De terbeschikkingstelling

Nadere informatie

Advies Besluit van (...), houdende vaststelling van het Besluit adviescommissie gegevensverstrekking weigerende observandi

Advies Besluit van (...), houdende vaststelling van het Besluit adviescommissie gegevensverstrekking weigerende observandi Advies Besluit van (...), houdende vaststelling van het Besluit adviescommissie gegevensverstrekking weigerende observandi Dit document bevat de alternatieve tekst van het origineel. Dit document is bedoeld

Nadere informatie

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag RAPPORT Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag Een onderzoek naar een afwijzing van het Openbaar Ministerie in Den Haag om kosten na vrijspraak te vergoeden. Oordeel Op basis van het onderzoek

Nadere informatie

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R.

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R. 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den

Nadere informatie

TBS uit de gratie. K.P.M.A. Muis L. van der Geest

TBS uit de gratie. K.P.M.A. Muis L. van der Geest K.P.M.A. Muis L. van der Geest Samenvatting en conclusies in hoofdpunten In 2008 en 2009 is er sprake van een opvallende daling van het aantal tbs-opleggingen met bevel tot verpleging. Het is onwaarschijnlijk

Nadere informatie

Psychologische en psychiatrische rapportage in strafzaken. Informatie voor onderzochte

Psychologische en psychiatrische rapportage in strafzaken. Informatie voor onderzochte Psychologische en psychiatrische rapportage in strafzaken Informatie voor onderzochte de rechter. ook zij bedoeld. i. Als in deze brochure wordt gesproken over hij wordt daarmee Terminologie: gaat maken.

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518 ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518 Instantie Datum uitspraak 17-10-2011 Datum publicatie 25-10-2011 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-003332-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Ook zet het CBP vraagtekens bij de noodzaak voor het van toepassing verklaren van het gehele hoofdstuk VIII van de AWBZ.

Ook zet het CBP vraagtekens bij de noodzaak voor het van toepassing verklaren van het gehele hoofdstuk VIII van de AWBZ. POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 E-MAIL info@cbpweb.nl INTERNET www.cbpweb.nl AAN de Minister van Justitie DATUM 2

Nadere informatie

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

Beroepsgeheim en Huiselijk Geweld

Beroepsgeheim en Huiselijk Geweld Beroepsgeheim en Huiselijk Geweld Workshop Landelijk Congres Huiselijk Geweld 16 november 2009 Inhoud Waar hebben we het over Juridisch Kader Achtergrond Afweging: geheim doorbreken? Stappenplan Casusposities

Nadere informatie

Datum 30 juni 2016 Onderwerp Inzet en verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege

Datum 30 juni 2016 Onderwerp Inzet en verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

Over tbs, de weigerende observandus en het verschoningsrecht

Over tbs, de weigerende observandus en het verschoningsrecht FORUM Over tbs, de weigerende observandus en het verschoningsrecht Mr. E.J.C. de Jong * 1 Inleiding Artikel 37a Wetboek van Strafrecht (Sr) geeft aan, dat de verdachte bij wie tijdens het begaan van een

Nadere informatie

NEDERLANDSE ORDE VAN ADVOCATEN

NEDERLANDSE ORDE VAN ADVOCATEN Ontvangen op 05-02-2019 Verwerkt op 05-02-2019 Ministerie van Justitie en Veiligheid t.a.v. de heer drs. S. Dekker Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Den Haag, 5 februari 2019 dossiernummer: 106550 uw kenmerk:

Nadere informatie

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377 ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 15-04-2011 Datum publicatie 15-04-2011 Zaaknummer 19.605555-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Aan de Minister voor Rechtsbescherming Postbus EH Den Haag. Geachte heer Dekker,

Aan de Minister voor Rechtsbescherming Postbus EH Den Haag. Geachte heer Dekker, RSJ Postbus 30137 2500 GC Den Haag www.rsj.nl Aan de Minister voor Rechtsbescherming Postbus 20301 2500 EH Den Haag Datum : 5 maart 2019 E-mail : advies@rsj.nl Uw kenmerk : 2443608 Ons kenmerk : RSJ/101/3115/2019/GvA/TvV

Nadere informatie

34300 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2016

34300 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2016 34300 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2016 Nr. 75 Brief van de minister van Veiligheid en Justitie Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

Samenvatting strafzaken die in 2008 zijn aangemeld bij/afgedaan door de Toegangscommissie

Samenvatting strafzaken die in 2008 zijn aangemeld bij/afgedaan door de Toegangscommissie Samenvatting strafzaken die in 2008 zijn aangemeld bij/afgedaan door de Toegangscommissie Van onderstaande zaken zijn nummer 0038 t/m 0052 in 2008 onder de aandacht gebracht. Zaak 0031 is zowel in 2006,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 Instantie Datum uitspraak 11-06-2003 Datum publicatie 12-08-2003 Zaaknummer 2200326602 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-gravenhage

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675 ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 07-09-2011 Datum publicatie 15-09-2011 Zaaknummer 16-600572-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Het Pieter Baan Centrum. Algemene informatie

Het Pieter Baan Centrum. Algemene informatie Het Pieter Baan Centrum Algemene informatie 1 Deze brochure is bedoeld om algemene informatie te geven over het Pieter Baan Centrum (PBC). Het PBC is de forensisch psychiatrische observatiekliniek van

Nadere informatie

PRIVACYREGLEMENT Goudsbloem & De Vries Januari 2019

PRIVACYREGLEMENT Goudsbloem & De Vries Januari 2019 De Kronkels 9a 3752 LM Bunschoten - 033-3302515 - www.goudsbloemendevries.nl PRIVACYREGLEMENT Goudsbloem & De Vries Januari 2019 Vertrouwelijkheid Artikel 1 Geheimhouding In het directe contact met de

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833 ECLI:NL:PHR:2014:1700 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 01-07-2014 Datum publicatie 26-09-2014 Zaaknummer 12/04833 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 10-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-000872-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving ϕ Ministerie van Justitie Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving Directie Juridische en Operationele Aangelegenheden Postadres: Postbus 2030, 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420 ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 05-04-2011 Datum publicatie 07-04-2011 Zaaknummer 21-002244-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: 7 juli 2015 Rapportnummer: 2015/109

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: 7 juli 2015 Rapportnummer: 2015/109 Rapport Rapport naar aanleiding van een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: 7 juli 2015 Rapportnummer: 2015/109 2 Aanleiding Verzoekster is advocaat en haar cliënt stelt dat hij op

Nadere informatie

Titel II. Straffen. 1. Algemeen. Artikel 1:11

Titel II. Straffen. 1. Algemeen. Artikel 1:11 Titel II Straffen 1. Algemeen Artikel 1:11 1. De straffen zijn: a. de hoofdstraffen: 1. gevangenisstraf; 2. hechtenis; 3. taakstraf; 4. geldboete. b. de bijkomende straffen: 1. ontzetting van bepaalde

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

Beoordeling Bevindingen

Beoordeling Bevindingen Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) aan hem als advocaat een machtiging van zijn cliënt heeft gevraagd om stukken bij de IND te kunnen opvragen,

Nadere informatie

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman) ECLI:NL:GHAMS:2016:5673 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 01-11-2016 Datum publicatie 30-12-2016 Zaaknummer 23-003159-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Ministerie van Veiligheid en Justitie De Staatssecretaris, Postbus EH Den Haag

Ministerie van Veiligheid en Justitie De Staatssecretaris, Postbus EH Den Haag POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 INTERNET www.cbpweb.nl www.mijnprivacy.nl AAN Ministerie van Veiligheid en Justitie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993 ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993 Instantie Datum uitspraak 11-11-2009 Datum publicatie 11-11-2009 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-002029-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Algemene bepalingen. Transactie DDD. Na titel VIII wordt een titel ingevoegd, luidende: TITEL VIIIA BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR JEUGDIGEN.

Algemene bepalingen. Transactie DDD. Na titel VIII wordt een titel ingevoegd, luidende: TITEL VIIIA BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR JEUGDIGEN. DDD Na titel VIII wordt een titel ingevoegd, luidende: TITEL VIIIA BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR JEUGDIGEN Algemene bepalingen Artikel 79a Ten aanzien van degene die ten tijde van het begaan van een strafbaar

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 17-12-2010 Datum publicatie 22-12-2010 Zaaknummer 24-002079-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2017:6331

ECLI:NL:RBROT:2017:6331 ECLI:NL:RBROT:2017:6331 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 09-08-2017 Datum publicatie 18-08-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 10/049808-15 en 10/231146-15

Nadere informatie

Rapport. Een onderzoek naar een klacht over informatieverstrekking aan derden. Oordeel

Rapport. Een onderzoek naar een klacht over informatieverstrekking aan derden. Oordeel Rapport Een onderzoek naar een klacht over informatieverstrekking aan derden. Oordeel Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het Openbaar Ministerie gedeeltelijk gegrond.

Nadere informatie

Uitspraak Hoge Raad. met betrekking tot camerabeelden in en bij een ziekenhuis

Uitspraak Hoge Raad. met betrekking tot camerabeelden in en bij een ziekenhuis Uitspraak Hoge Raad met betrekking tot camerabeelden in en bij een ziekenhuis Hoge Raad In het voorjaar van 2018 heeft de Hoge Raad, het hoogste rechtscollege in Nederland, zich bezig gehouden met de vraag

Nadere informatie

Jelgersma lezing 11 oktober 2016

Jelgersma lezing 11 oktober 2016 Jelgersma lezing 11 oktober 2016 het medisch beroepsgeheim R. H. Zuijderhoudt, gezondheidsjurist en psychiater/ psychotherapeut niet praktizerend Belangen? Niets in het kader van CGR maar: Centraal Tuchtcollege

Nadere informatie

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak vonnis GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO Parketnummer: 500.00480/17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak Vonnis van dit Gerecht in de strafzaak tegen de verdachte: R.M.C., geboren op Curaçao, wonende

Nadere informatie

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE AMSTERDAM

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE AMSTERDAM REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE AMSTERDAM Het college heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 13 maart 2007 binnengekomen klacht van: A, verblijvende te B, k l a g e r,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2015:84

ECLI:NL:GHDHA:2015:84 ECLI:NL:GHDHA:2015:84 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 27-01-2015 Datum publicatie 27-01-2015 Zaaknummer 22000511-14 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158 ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 14-07-2010 Datum publicatie 22-07-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 16-711123-09 [P] Strafrecht

Nadere informatie

Q&A s Levenslange gevangenisstraf (vragen en antwoorden)

Q&A s Levenslange gevangenisstraf (vragen en antwoorden) Q&A s Levenslange gevangenisstraf (vragen en antwoorden) 1. Hoeveel levenslanggestraften zijn er nu in NL? Op dit moment zijn er 33 mensen onherroepelijk veroordeeld tot levenslang. Dat betekent dat zij

Nadere informatie

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld. arrest GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN locatie Arnhem Afdeling strafrecht Parketnummer: X Uitspraak d.d.: 15 juni 2016 TEGENSPRAAK Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken gewezen op het hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011 ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 16-11-2011 Datum publicatie 18-11-2011 Zaaknummer 13/656781-11 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

Rapport. Datum: 13 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/446

Rapport. Datum: 13 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/446 Rapport Datum: 13 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/446 2 Klacht Op 11 februari 1998 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer X te Y, ingediend door de heer mr. G. Meijers, advocaat

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig.

ECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig. ECLI:NL:RBOVE:2016:1480 Instantie: Rechtbank Overijssel Datum uitspraak: 26-04-2016 Datum publicatie: 26-04-2016 Zaaknummer: 08.910038-15 (P) Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2011 2012 32 853 Wijziging van de regeling van de bevrijdende verjaring in het Burgerlijk Wetboek in geval van schade veroorzaakt door strafbare feiten C

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06 ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 06-03-2007 Datum publicatie 06-03-2007 Zaaknummer 00636/06 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 856 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 05-03-2009 Datum publicatie 05-03-2009 Zaaknummer 24-002073-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK ECLI:NL:GHAMS:2016:5593 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 17-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-001668-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Samenvatting. Inleiding. Vraagstelling onderzoek. Wetgever

Samenvatting. Inleiding. Vraagstelling onderzoek. Wetgever Samenvatting Inleiding Bij een ontzetting uit beroep of ambt wordt iemand de bevoegdheid ontzegd om een bepaald beroep of ambt voor een zekere periode uit te oefenen. Ontzettingen worden vaak opgelegd

Nadere informatie

Het medisch beroepsgeheim

Het medisch beroepsgeheim Het medisch beroepsgeheim mr.dr. Sjaak Nouwt Adviseur Gezondheidsrecht KNMG s.nouwt@fed.knmg.nl Agenda Inhoud medisch beroepsgeheim Belang Uitzonderingen Maatschappelijke druk Vragen? 2 Medisch Beroepsgeheim

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907 ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907 Instantie Datum uitspraak 30-11-2010 Gerechtshof Leeuwarden Datum publicatie 20-12-2010 Zaaknummer 24-001016-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 26-04-2017 Datum publicatie 31-05-2017 Zaaknummer 08/910083-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Raadkamer

Nadere informatie

TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL

TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL 2 Vergaderjaar 2010-2011 32 856 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2015 460 Wet van 25 november 2015 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en Wetboek van Strafvordering in verband met het laten vervallen van

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388 ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388 Instantie Datum uitspraak 10-02-2011 Datum publicatie 14-02-2011 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-001943-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd ECLI:NL:HR:2014:381 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-02-2014 Datum publicatie 19-02-2014 Zaaknummer 13/02084 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2015:2029

ECLI:NL:GHSHE:2015:2029 ECLI:NL:GHSHE:2015:2029 Instantie Datum uitspraak 03-06-2015 Datum publicatie 03-06-2015 Gerechtshof 's-hertogenbosch Zaaknummer 20-000203-14 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Advies Tweede Nota van Wijziging van Wet forensische zorg

Advies Tweede Nota van Wijziging van Wet forensische zorg De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie mr. F. Teeven Postbus 20301 2500 EH Den Haag datum 3 december 2012 doorkiesnummer 06-51098796 e-mail uw kenmerk --- onderwerp bijlage(n) --- voorlichting@rechtspraak.nl

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 498 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met de invoering van een adolescentenstrafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992

ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992 ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 14-07-2011 Datum publicatie 26-07-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 16/600081-11; 16/600434-10 (tul)

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 Instantie Datum uitspraak 19-03-2013 Datum publicatie 19-03-2013 Zaaknummer 21-000368-12 Formele relaties Rechtsgebieden Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGRO:2009:BH3578,

Nadere informatie

Nederlands Instituut van Psychologen 070-8888500. inzagerecht testgegevens

Nederlands Instituut van Psychologen 070-8888500. inzagerecht testgegevens POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 E-MAIL info@cbpweb.nl INTERNET www.cbpweb.nl AAN Nederlands Instituut van Psychologen

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2013:CA2264

ECLI:NL:GHDHA:2013:CA2264 ECLI:NL:GHDHA:2013:CA2264 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 21-05-2013 Datum publicatie 06-06-2013 Zaaknummer 22-001357-12 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

P R O J U S T I T I A

P R O J U S T I T I A Psychiatrisch onderzoek P R O J U S T I T I A betreffende de heer/mevrouw Voornamen TUSSENVOEGSEL(S) ACHTERNAAM geboren : dag maand jaar te : plaats, land verblijvend : forensisch psychiatrische instelling

Nadere informatie

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken parketnummer : 20.001938.96 uitspraakdatum : 29 april 1997 verstek dip GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

https://www.rechtspraak.nl/sitecollectiondocuments/orientatiepunten-en-afspraken-lovs.pdf 2

https://www.rechtspraak.nl/sitecollectiondocuments/orientatiepunten-en-afspraken-lovs.pdf 2 34 846 Voorstel van wet van het lid Markuszower tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de invoering van minimumstraffen bij bepaalde gewelds- en zedendelicten (Wet hoge minimumstraffen)

Nadere informatie

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK ECLI:NL:GHAMS:2016:5390 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 03-11-2016 Datum publicatie 21-12-2016 Zaaknummer 23-003117-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

NEDERLANDSE VERENIGING VOOR PSYCHIATRIE

NEDERLANDSE VERENIGING VOOR PSYCHIATRIE PSYCHIATRIE Ministerie van Veiligheid en Justitie T.a.v. mr. F. Teeven, staatssecretaris Postbus 20301 2500 Ei DEN HAAG Utrecht. 3 december 2012 Kenmerlc JvG/1g11572J 12 Betreft reactie Nederlandse Verenig~ng

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499 ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 25-09-2007 Datum publicatie 28-09-2007 Zaaknummer 06/580261-07 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de. vonnis RECHTBANK NOORD-HOLLAND Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf Locatie Schiphol Meervoudige strafkamer Parketnummer: Uitspraakdatum: 8 april 2013 Tegenspraak Strafvonnis Dit vonnis is gewezen naar

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2005:AU7293

ECLI:NL:RBUTR:2005:AU7293 ECLI:NL:RBUTR:2005:AU7293 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 01-12-2005 Datum publicatie 01-12-2005 Zaaknummer 16/501029-05 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Rapport. Een onderzoek naar een klacht over de Raad voor Rechtsbijstand.

Rapport. Een onderzoek naar een klacht over de Raad voor Rechtsbijstand. Rapport Een onderzoek naar een klacht over de Raad voor Rechtsbijstand. Oordeel Op basis van het onderzoek vindt de klacht over de Raad voor Rechtsbijstand gegrond. Datum: 12 december 2016 Rapport: 2016/114

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 Aanhangsel van de Handelingen Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden 1336 Vragen van het lid

Nadere informatie

Uitbrengen van de rapportage Aanbevelingen voor psychiaters en psychologen pj rapporteurs. 1. Informatieplicht

Uitbrengen van de rapportage Aanbevelingen voor psychiaters en psychologen pj rapporteurs. 1. Informatieplicht Uitbrengen van de rapportage Aanbevelingen voor psychiaters en psychologen pj rapporteurs 1. Informatieplicht De NIP code (2007) is hierin duidelijk. Bij het aangaan van de professionele relatie dient

Nadere informatie

Afdeling Werk en Inkomen Gemeente Enschede

Afdeling Werk en Inkomen Gemeente Enschede NALEVING VAN DE INFORMATIEPLICHT BIJ HEIMELIJKE WAARNEMING DOOR SOCIALE DIENSTEN Onderzoek door het College bescherming persoonsgegevens (CBP) naar de naleving van de informatieplicht bij heimelijke waarneming

Nadere informatie

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355 ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 20-11-2007 Datum publicatie 21-11-2007 Zaaknummer 19.830186-07 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus EH DEN HAAG

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus EH DEN HAAG POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 E-MAIL info@cbpweb.nl INTERNET www.cbpweb.nl AAN De Minister van Veiligheid en Justitie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:205

ECLI:NL:GHDHA:2014:205 ECLI:NL:GHDHA:2014:205 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 06-02-2014 Datum publicatie 06-02-2014 Zaaknummer 2200071413 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid: 2014-05-11

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid: 2014-05-11 ECLI:NL:GHSHE:2015:3566 Instantie: Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak: 16-09-2015 Datum publicatie: 17-09-2015 Zaaknummer: 20-002514-14 Rechtsgebieden: Materieel strafrecht Strafprocesrecht Bijzondere

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273 ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 31-03-2004 Datum publicatie 08-04-2004 Zaaknummer 06/060115-03 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Zoekresultaat - inzien document. ECLI:NL:RBOBR:2015:5776 Permanente link: Uitspraak. Rechtbank Oost-Brabant

Zoekresultaat - inzien document. ECLI:NL:RBOBR:2015:5776 Permanente link: Uitspraak. Rechtbank Oost-Brabant Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:RBOBR:2015:5776 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ec Instantie Datum uitspraak 07-10-2015 Datum publicatie 07-10-2015 Rechtbank Oost-Brabant

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal erste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2003 2004 28 980 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Penitentiaire beginselenwet (plaatsing in een inrichting voor

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 000 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2015 Nr. 113 BRIEF

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 685 Regeling van DNA-onderzoek bij veroordeelden (Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden) Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ1390

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ1390 ECLI:NL:GHARL:2013:BZ1390 Instantie Datum uitspraak 18 02 2013 Datum publicatie 18 02 2013 Zaaknummer 21 003023 12 Formele relaties Rechtsgebieden Gerechtshof Arnhem Leeuwarden Eerste aanleg: ECLI:NL:RBUTR:2012:BX0829,

Nadere informatie

Beroepsgeheim: waar liggen de grenzen? Mr. Yvonne Drewes, arts M&G KNMG. 23 april

Beroepsgeheim: waar liggen de grenzen? Mr. Yvonne Drewes, arts M&G KNMG. 23 april Beroepsgeheim: waar liggen de grenzen? Mr. Yvonne Drewes, arts M&G KNMG 23 april 2013 1 23 april 2013 2 Eed van Hippocrates Wat ik ook bij de behandeling, of ook buiten de praktijk, over het leven van

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341 ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341 Instantie Datum uitspraak 24-04-2013 Datum publicatie 24-04-2013 Zaaknummer 20-000702-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Strafrecht

Nadere informatie

Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO)

Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO) Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO) Hieronder vindt u een samenvatting van de inhoud van de WGBO. Voor verdere informatie verwijzen wij u naar het Burgerlijk Wetboek Boek 7: Bijzondere

Nadere informatie