Gebruikersgedrag in gebouwsimulaties van eenvoudig tot geavanceerd gebruikersgedragmodel

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Gebruikersgedrag in gebouwsimulaties van eenvoudig tot geavanceerd gebruikersgedragmodel"

Transcriptie

1

2 Gebruikersgedrag in gebouwsimulaties van eenvoudig tot geavanceerd gebruikersgedragmodel een gevoeligheidsanalyse voor het gebruikersgedrag en een onderzoek naar de robuustheid van een gebouw voor de gebruiker Student: Naam: P. Hoes, BSc Studentnummer: Afstudeercommissie: prof. dr. ir. J.L.M. Hensen (voorzitter) dr. ir. M.G.L.C. Loomans prof. dr. ir. B. de Vries Technische Universiteit Eindhoven Faculteit Bouwkunde Unit Building Physics and Systems (BPS) Mastertrack Physics of the Built Environment (PBE) Augustus 2007

3 Illustratie kaft [Hensen, 2004]

4 Samenvatting In het ontwerpproces van een gebouw is men aangewezen op voorspellingen van de prestaties van het toekomstige gebouw. Tegenwoordig worden deze voorspelling vaak gebaseerd op de resultaten van computermodellen. Het belang van een betrouwbare voorspelling door deze gebouwsimulatiemodellen is daarom erg groot. Aangezien de gebruiker veel invloed kan uitoefenen op de prestaties van een gebouw, is het belangrijk om het gedrag van de gebruiker te simuleren in een gebouwsimulatie. Het gedrag van de gebruiker wordt in veel gebouwsimulatiemodellen echter sterk vereenvoudigd gemodelleerd. Hierdoor kunnen grote verschillen ontstaan tussen de prestaties van het gesimuleerde gebouw en het werkelijke gebouw. Deze verschillen kunnen leiden tot ontwerpbeslissingen die niet genomen zouden worden, wanneer de gebouwprestaties in het ontwerpproces beter waren voorspeld. Zoals hierboven is aangegeven, wordt in veel bestaande gebouwsimulatiemodellen het gedrag van de gebruiker sterk vereenvoudigd gesimuleerd. Het gebruikersgedrag wordt vaak als een statisch gegeven toegepast in het model door middel van vooraf gedefinieerde gebruikersprofielen. In bepaalde gevallen zullen deze gebruikersprofielen het gedrag van de gebruiker nauwkeurig genoeg kunnen simuleren, in andere gevallen zal het toepassen van deze profielen kunnen leiden tot de eerder genoemde verschillen tussen de voorspelde en gerealiseerde gebouwprestaties. Aangezien de voorgenoemde methode niet altijd voldoet, zijn er andere methoden ontwikkeld om het gebruikersgedrag te simuleren. In deze methoden wordt het gedrag van de gebruiker voorspeld afhankelijk van onder meer het gebouwontwerp en het buitenklimaat. Deze zogenaamde geavanceerde gedragsimulaties richten zich echter op het voorspellen van de interactie tussen de gebruiker en zijn omgeving óf het voorspellen van de aanwezigheid van gebruikers in een ruimte. In het SHOCC-model (Sub-Hourly Occupancy Control) worden enkele bestaande gedragsmodellen samengevoegd en geïntegreerd in het gebouwsimulatieprogramma ESP-r. Door deze combinatie kan de invloed van de gebruiker op het gehele gebouw worden gesimuleerd. Met behulp van het SHOCC-model kunnen echter geen gebouwen met complexe bezettingspatronen worden gesimuleerd. In dit onderzoek is daarom de mobiliteitsvoorspelling in het SHOCC-model verbeterd door het model uit te breiden met het USSU-model (User Simulation of Space Utilisation). Het USSU-model simuleert de bewegingen van gebruikers door een gebouw en het gebruik van de ruimtes in een gebouw. Door de samenwerking tussen het SHOCC-model en het USSU-model kan bijvoorbeeld worden onderzocht hoe groot de energiebesparing is van een gebouw bij toepassing van aanwezigheidsdetectiesensoren voor de verlichting. Met de uitbreiding van het SHOCC-model ontstaan drie verschillende methoden om het gebruikersgedrag te voorspellen. De verschillende modellen kunnen worden ingedeeld naar oplopende resolutie en complexiteit. Tijdens het simuleren van een gebouw moet een keuze worden gemaakt uit deze verschillende methoden. Het is vaak verleidelijk om te kiezen voor de meest geavanceerde en gedetailleerde methode, dit is echter niet altijd de meest verstandige keuze. Een verkeerde keuze leidt snel tot tijdsverspilling. Uit dit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat de geavanceerde methode alleen zinvol is als de gebruiker veel invloed kan uitoefenen op de gebouwprestaties. De keuze die moet worden gemaakt zou daarom afhankelijk moeten zijn van de mate van gevoeligheid van het gebouw voor de gebruiker. Er worden twee groepen aspecten onderscheiden die deze gevoeligheid beïnvloeden: de te onderzoeken gebouwprestaties en bepaalde gebouwgerelateerde factoren. In dit onderzoek is een methodologie voorgesteld om te onderzoeken in welke mate deze verschillende aspecten bijdragen aan de gevoeligheid. Verder leidt de methodologie tot de juiste keuze tussen de gebruikersgedragmodellen. In deze methodologie wordt door middel van een gevoeligheidsanalyse onderzocht wat de invloed is van de verschillende aspecten op de keuze. In dit onderzoek zijn drie gevoeligheidsanalysemethoden met elkaar vergeleken: de Monte Carlo analyse met regressieanalyse, de Morris-analyse en de (extended) FAST-analyse. In deze gevoeligheidsanalyses wordt het verband onderzocht tussen de inputwaarden en de outputwaarden van het I.

5 simulatiemodel. Afhankelijk van het type analysemethode wordt op een bepaalde manier omgegaan met deze waarden. De drie analysemethoden zijn toegepast op een casestudy van een kantoorgebouw. De resultaten van de drie analysemethoden zijn vervolgens onderling vergeleken, hieruit blijkt dat de Monte Carlo analyse met regressieanalyse de meest geschikte analysemethode is in dit onderzoek. Deze methode vergt relatief weinig simulaties vergeleken met de andere methoden en kan kwantitatieve uitspraken doen over de verandering in gevoeligheid van de verschillende factoren. Verder leidt het toepassen van deze methode tot dezelfde conclusies als de andere methoden. Het kan voorkomen dat gebouwontwerpen in de praktijk niet voldoen aan de verwachtingen die werden gewekt in de ontwerpfase. Zoals uit het voorgaande blijkt, kan dit worden veroorzaakt door afwijkingen en verkeerde aannames in het gebruikte simulatiemodel. Het kan echter ook worden veroorzaakt door de mate van robuustheid van het gebouwontwerp; hiermee wordt bedoeld in welke mate een gebouw gevoelig is voor afwijkingen in de ontwerpaannames. Een weinig robuust gebouw kan door relatief kleine afwijkingen van de aannames heel anders gaan functioneren, waardoor het kan voorkomen dat de gestelde prestatie-eisen niet worden gehaald. Een robuust gebouw zal de prestatie-eisen wel halen, ondanks de afwijkingen in de aannames. Dus hoe robuuster een gebouwontwerp is, hoe minder gevoelig het ontwerp is voor fouten in de aannames. Het nieuwe gecombineerde gedragsimulatiemodel kan worden gebruikt om te onderzoeken hoe robuust een gebouwontwerp is voor het gedrag van verschillende soorten gebruikers. Tijdens de levensduur van een gebouw kan de gebruiker van het gebouw namelijk veranderen. Het is dan de vraag of het gebouw voldoet aan de prestatie-eisen van de nieuwe gebruiker. Een gebouw dat robuust is voor verschillende gebruikers zal nog steeds voldoen. Een dergelijk gebouw zal daardoor vaker een langere levensduur hebben dan een minder robuust gebouw. Om de robuustheid van een gebouw voor het gebruikersgedrag te kunnen onderzoeken zijn verschillende gebruikerstypen gedefinieerd. Door een gebouwontwerp vervolgens te simuleren met deze verschillende gebruikerstypen kan worden bepaald hoe robuust het gebouw is voor de gebruiker. Voor een robuust gebouw zullen de gebouwprestaties namelijk minder sterk variëren door het veranderende gedrag van de gebruiker, dan de prestaties van een niet-robuust gebouw. Met behulp van de voorgestelde methodologie kan in het ontwerpproces voor verschillende ontwerpvarianten de mate van robuustheid voor de gebruiker worden onderzocht. II.

6 Summary In the design phase of a building the designers have to rely on the predicted performances of the actual building. Nowadays these predictions are based on the results of computer models. Consequently the reliability of these predictions is very important. Since the building occupants have a strong influence on the building performances, it is important to model the behaviour of these occupants. In many building simulation models however the occupant behaviour is modeled very simplified. As a result substantial discrepancies can occur between the predicted and the actual building performances. It is possible these differences will lead to design decisions which would not have been made with better performance predictions. As mentioned in many building simulation models the behaviour of occupants is strongly simplified. The behaviour is modeled by means of static predefined user profiles. In certain cases these profiles will give a prediction accurate enough for the simulation, but in other cases these profiles will lead to the above mentioned discrepancies. As the profiles aren t always sufficient enough, some other methods are developed. These methods predict the behaviour of the occupants dependent, among other things, on the building design and the outdoor climate. Most of these advanced behaviour models either aim to predict the interaction between occupants and building or aim to predict the occupancy in the building. The SHOCC-model (Sub-Hourly Occupancy Control) combines and improves different behaviour models and integrates these models in the whole building energy simulation program ESP-r. By using SHOCC it is possible to simulate the influence of the occupant on the whole building. As yet SHOCC isn t capable of simulating buildings with complex mobility patterns. In this research the mobility predicition in SHOCC is improved by extending the model with the USSU-model (User Simulation of Space Utilisation). USSU simulates the movement of occupants and the use of spaces by occupants in a building. With the combination of SHOCC and USSU it is for instance possible to give a prediction of the realizable energy savings of occupant-sensing lighting control. Along with the extended version of SHOCC three different behaviour methods can be distinguished. These methods can be sorted by increasing resolution and complexity. During the process of a building simulation a choice must be made between these different methods. Often it is tempting to choose the most sophisticated and detailed method, though this isn t always the most sensible decision. A wrong decision will result in wasting lots of valuable time. This study for instance proves that an advanced behaviour method is only useful if the occupant has possibilities to interact with the building. Accordingly the decision should be depending on the sensitivity of the building to the occupant. Two groups of aspects which influence this sensitivity are discerned, viz. the investigated building performance indicators and certain building related factors. In this research a methodology is proposed to provide the best decision between the behaviour models. In this methodology a sensitivity analysis is used to investigate the influence of the different aspects on the decision. Three different sensitivity analysis methods are compared, namely the Monte Carlo analysis with regression analysis, the Morris-analysis and the (extended) FASTanalysis. These sensitivity analysis methods investigate the relation between the input parameters and the output parameters of the building model. The analysis methods are applied to a case study of an office building. The results of the three analysis methods are compared; from this it appears that the Monte Carlo analysis with regression analysis is the most suitable analysis method for this research. This method demands a relatively small amount of simulation runs compared to the other methods, furthermore the method can give quantitative information regarding the change in sensitivity of the various factors. Apart from that the results of this method lead to the same conclusions as the other methods. There is a possibility that the expectations made in the design phase of a building aren t met in the realized building. As said earlier this could be caused by wrong assumptions in the used building model. But it is also possible this will be caused by the degree of robustness of the building, i.e. to III.

7 what extent is the building sensitive to deviations in the design assumptions. For instance a nonrobust building could function totally different than expected due to relatively small deviations in the assumptions, through which the demanded building performances will not be met. A robust building will meet the demanded performances, in spite of deviations in the assumptions. Ergo, the more robust a building is, the less sensitive the building will be for wrong assumptions. The new combined behaviour method can be used to investigate the robustness of a building to the behaviour of various occupants. It is possible that during the lifecycle of a building the type of occupant will change. It remains to be seen if the building performances will meet the demands of the new occupant. If a building is robust to the occupant, the building will still satisfy the demands. Therefore such a building more often will have a longer lifecycle than a less robust building. To determine the robustness of a building, various user types are defined. By running simulations with these types the robustness of the building can be tested. The performance of a robust building will show less variation due to the changing user types, than a less robust building. Using the proposed methodology the designer will be able to compare the robustness to the behaviour of occupants of various design alternatives. IV.

8 Voorwoord Het afgelopen jaar ben ik bezig geweest met mijn afstudeerproject voor de mastertrack Physics of the Built Environment aan de Technische Universiteit Eindhoven. Dit verslag is het eindresultaat van mijn afstudeerproject. Bij dezen wil ik graag enkele mensen bedanken voor hun hulp bij dit onderzoek. Als eerste wil ik Denis Bourgeois bedanken voor het ter beschikking stellen van zijn (ongepubliceerde) SHOCCmodel en voor het beantwoorden van mijn (vele) vragen over de ontstane (compatibiliteit) problemen met het model (al dan niet veroorzaakt door mijzelf). Daarnaast wil ik Vincent Tabak bedanken voor het mij laten gebruiken van zijn (ongepubliceerde) USSU-model en voor zijn hulp en uitleg bij dit model. Tenslotte wil ik de leden van mijn afstudeercommissie, Jan Hensen (voorzitter), Marcel Loomans en Bauke de Vries, bedanken voor het begeleiden van dit afstudeerproject. Pieter-Jan Hoes Augustus 2007 V.

9 VI.

10 Inhoudsopgave Samenvatting... I Summary... III Voorwoord...V 1 Inleiding Achtergrond Aanleiding onderzoek Doelstelling onderzoek Onderzoeksvragen Onderzoeksmethoden Literatuurstudie Gebruikersprofielen Geavanceerde gebruikersgedragmodellen Mogelijkheden SHOCC en USSU Uitbreiding simulatiemodel gebruikersgedrag Keuze voor gebouwsimulatieprogramma Uitbreiding van gebruikersgedragmodel in ESP-r Simulatieresultaten uitgebreide gebruikersgedragmodel Modelresolutie en complexiteit Beslissingmethodologie Aspecten van invloed op de gevoeligheid voor gebruikersgedrag Aspecten die de gevoeligheid van een gebouwsimulatie voor de gebruiker beïnvloeden Gebouwprestaties en prestatie-indicatoren Gebouwgerelateerde factoren Gevoeligheidsanalyse gebruikersgedrag Bepalen invloed van factoren Verschillende soorten gevoeligheidsanalysemethoden Indeling en kwantificatie factoren Uitvoering gevoeligheidsanalyses Resultaten gevoeligheidsanalyses Meest invloedrijke factoren in de case study Robuustheid voor gebruikersgedrag Gebruikerstypen Casestudies Simulatieresultaten Conclusies en aanbevelingen Conclusies Aanbevelingen Referenties Bijlagen Bijlage 1: Gevoeligheidsanalysemethoden... B1 Bijlage 2: Kwantificatie van factoren die gevoeligheid voor het gebruikersgedrag beïnvloeden.. B6 Bijlage 3: Uitgangspunten casestudy kantoorruimte... B7 Bijlage 4: Invoer gevoelige factoren in Matlab... B9 Bijlage 5: Simulatieresultaten gevoeligheidsanalyses... B12 Bijlage 6: Gebruikerstypen voor robuustheidtest... B41 Bijlage 7: Simulatieresultaten robuustheidtest... B44 VII.

11 VIII.

12 1 Inleiding In dit hoofdstuk worden allereerst de achtergrond en de aanleiding van dit onderzoek beschreven. Vervolgens worden de probleemstelling en doelstelling van het onderzoek uiteengezet, waarna een plan van aanpak volgt. 1.1 Achtergrond Duurzame ontwikkelingen De wereld wordt zich langzaam bewust van de noodzaak tot duurzame ontwikkelingen. Dit komt onder andere door de milieuproblemen die zijn ontstaan door de verbranding van fossiele brandstoffen (smog, broeikaseffect), maar ook omdat duidelijk wordt dat de fossiele voorraden ooit uitgeput zullen raken. Verder zijn veel (westerse) landen zich bewust geworden van hun kwetsbaarheid door de afhankelijkheid van de fossiele brandstoffen. Op de lange termijn lijkt een duurzaam beleid daarom noodzakelijk. Het toepassen van een ontwerpfilosofie als de Trias Energetica kan helpen om tot een duurzamere samenleving te komen [CTSD, 2003]. De Trias Energetica geeft een prioriteitsvolgorde van drie stappen naar een zo duurzaam mogelijke energievoorziening, bestaande uit: 1. Beperk de energiebehoefte. 2. Gebruik zoveel mogelijk duurzame energiebronnen. 3. Maak zo efficiënt en schoon mogelijk gebruik van fossiele energiedragers. In Nederland beslaat het energiegebruik van de gebouwde omgeving ongeveer 35% van het totale energiegebruik [Building Future, 2004]. Het terugdringen van het energiegebruik in de gebouwde omgeving kan daarom een goed begin zijn naar een duurzame samenleving. Building Future, een samenwerkingsverband tussen TNO en ECN, streeft er naar om in 2030 energieneutrale gebouwen neer te kunnen zetten. Op dit moment leidt de eerste stap uit de Trias Energetica onder andere tot een strengere regelgeving met betrekking tot energiegebruik in de (nieuw)bouw, bijvoorbeeld door aanscherping van de Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC). Volgens Building Future is naast een gezond leefmilieu ook groot economisch voordeel te behalen door het volgen van een duurzaam energiebeleid in de gebouwde omgeving. De nieuwe duurzame technieken zullen een nieuwe markt creëren. In 2050 zal deze markt voor Nederland naar schatting een economische toegevoegde waarde hebben van miljard euro per jaar Het ontwerpproces Clarke [2001] stelt dat door het beter ontwerpen van gebouwen een reductie in het energiegebruik van meer dan 50% kan worden bewerkstelligd; voornamelijk door betere ontwerpbeslissingen te nemen in het begin van het ontwerpproces. In het begin van het ontwerpproces worden namelijk belangrijke beslissingen genomen die in een verder stadium van het proces moeilijk, of tegen hoge kosten, kunnen worden teruggedraaid (zie figuur 1.1). Het is daarom van belang om in een zo vroeg mogelijk stadium uitspraken te kunnen doen over de prestaties van verschillende ontwerpvarianten. In het vroege ontwerpproces zal bijvoorbeeld de keuze voor een bepaald installatieconcept moeten worden gemaakt. Om te voorkomen dat een verkeerde keuze wordt gemaakt, wordt in de praktijk al snel voor het best bekende (meest conventionele) alternatief gekozen. Wanneer in de vroege fase van het ontwerpproces al een gedegen voorspelling kan worden gedaan over de gebouwprestaties, dan kan er een meer gefundeerde keuze worden gemaakt tussen de ontwerpvarianten. Op deze manier zou bij de keuze voor een installatieconcept kunnen worden voorkomen dat er voor het best bekende alternatief wordt gekozen. Er zou zo een installatieconcept kunnen worden geadviseerd dat beter past bij het gebouw en de gebruikers, waardoor het energiegebruik van het gebouw lager uit kan vallen. 1.

13 1.1.3 Gebouwsimulaties In het ontwerpproces van een gebouw is men aangewezen op voorspellingen van de prestaties van het toekomstige gebouw. Deze voorspellingen werden vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw voornamelijk gebaseerd op de resultaten van eenvoudige rekenmodellen, vuistregels of intuïtie. De gebruikte methoden werkten goed voor eenvoudige gebouwontwerpen; voor complexere niet alledaagse ontwerpen leidde dit echter in veel gevallen tot overgedimensioneerde installaties. Sinds de jaren zeventig zijn de rekenmodellen voor gebouwsimulaties sterk geëvolueerd. Door de toename in rekenkracht van de computer en verbeterde modellen kunnen de laatste jaren steeds complexere gebouwsimulaties worden uitgevoerd (zie figuur 1.2). Omdat tegenwoordig wordt gevraagd om gebouwen met een laag energiegebruik, zullen slimme ontwerpen moeten worden gemaakt. Ook zullen er duurzame technologieën moeten worden toegepast. Dit betekent dat er complexe gebouwontwerpen zullen ontstaan, waardoor het noodzakelijk is om de gebouwprestaties goed te kunnen voorspellen. Dit zal vrijwel onmogelijk zijn zonder gebruik te maken van de moderne gebouwsimulatiemodellen als hulpmiddel in het ontwerpproces. Ontwerp vrijheid Kosten aanpassen ontwerp Ontwerpproces Figuur 1.1: Verloop van ontwerpvrijheid en kosten van ontwerpveranderingen gedurende het ontwerpproces. Figuur 1.2: Evolutie van gebouwsimulatie [Clarke, 2001]. 1.2 Aanleiding onderzoek Gevoeligheidsanalyse gebouwsimulatie In de vorige paragraaf is beschreven dat het belang van een betrouwbare voorspelling groot kan zijn in het ontwerpproces van een gebouw. In de literatuur [De Wit, 2001, Macdonald, 2002] en in een eerder uitgevoerd onderzoek [Hoes en De Vaan, 2005] is onderzocht hoe betrouwbaar de resultaten van dergelijke gebouwsimulaties daadwerkelijk zijn. In deze onderzoeken zijn verschillende oorzaken aangewezen waardoor onzekerheden in de resultaten (outputwaarden) kunnen ontstaan. De randvoorwaarden (inputwaarden) voor het computermodel zijn bijvoorbeeld erg belangrijk. In deze onderzoeken is met behulp van een gevoeligheidsanalyse gekeken naar de invloed van onnauwkeurigheden in de inputwaarden van het computermodel. Voor een groot aantal inputparameters (bijvoorbeeld materiaalgegevens en afmetingen van het gebouw) blijkt dat door een juiste keuze van een gemiddelde waarde (μ) en een spreiding van deze waarde (σ) de onzekerheid in de output sterk kan worden beperkt. Het nauwkeurig vaststellen van de inputwaarden van het model lijkt dus erg belangrijk Invloed van gebruiker op gebouw Uit het eerder genoemde onderzoek [Hoes en De Vaan, 2005] bleek het gebruikersgedrag een invloedrijke inputparameter te zijn bij de voorspelling van de gebouwprestaties. De gevoeligheidsanalyse in het onderzoek is uitgevoerd voor een standaard kantoorgebouw. De interne warmtelast bleek één van de gevoeligste inputparameters van het model te zijn. Dit betekent dat een kleine verandering in de waarde van de interne warmtelast, resulteert in een 2.

14 significante verandering in de outputwaarde van het simulatiemodel. Aangezien de interne warmtelast sterk afhankelijk is van het gebruikersgedrag, kan ook worden verondersteld dat het gebruikersgedrag een grote invloed heeft op de output van het model (bijvoorbeeld het energiegebruik van het kantoorgebouw). Een onnauwkeurige voorspelling van het gebruikersgedrag, kan dus een grote invloed hebben op de betrouwbaarheid van de voorspelling. Climatic Design Consult [2001] heeft een theoretische analyse uitgevoerd naar de verschillen tussen het berekende energiegebruik volgens NEN2916 en het werkelijke energiegebruik. In dit rapport is het werkelijk energiegebruik gedefinieerd als het gemeten energiegebruik van de gebouwinstallaties die ook in de EPC-berekening worden meegenomen. Er worden verschillende bronnen aangewezen voor afwijkingen tussen het berekende en het werkelijke energiegebruik, onder andere de invoer van het model en het gebruik van gebouw en installaties. Volgens het onderzoek kunnen afwijkingen in het gebruik van een gebouw leiden tot afwijkingen van meer dan circa 50% in het werkelijke energiegebruik t.o.v. het berekende energiegebruik. Ook Soebarto en Williamson [2001] stellen dat verschillen in het veronderstelde gebruik en het werkelijke gebruik vaak kunnen resulteren in grote over- of onderschattingen van het energiegebruik. Degelman [1999] merkt op dat de laatste 40 jaar vooral de thermische processen in de energieprestatiesimulatie van een gebouw zijn geperfectioneerd. Terwijl het gebruikersgedrag ironisch genoeg een veel grotere invloed heeft op de energieprestatie van een gebouw dan de thermische processen in de gebouwschil. Degelman stelt dat de gebouwsimulaties alleen nauwkeurig voorspellen wanneer het gebruik van een gebouw voorspelbaar en routineus is. Dit zal voornamelijk het geval zijn wanneer de gebruiker geen of weinig invloed kan uitoefenen op het gebouw Invloed van gebruiker op gebouw in de toekomst In de jaren tachtig zijn veel volledig geklimatiseerde gebouwen ontworpen en gebouwd. In een dergelijk gebouw kan de gebruiker weinig invloed uitoefenen op zijn omgeving. De door Degelman [1999] genoemde gebouwsimulatiemodellen zullen de prestaties voor dit soort gebouwen dus redelijk kunnen voorspellen. Brager en De Dear [1997] omschrijven deze gebouwen als: sealed, centrally airconditioned buildings with open plan floor layouts that provide minimal adaptive opportunity. The occupants are presumed to have no option to open or close windows. Volgens Brager en De Dear kunnen in deze volledig geklimatiseerde gebouwen diverse psychologische problemen ontstaan. Deze problemen kunnen ontstaan door een gebrek aan de mogelijkheid tot het bijregelen van het directe binnenklimaat door de mens. De onmogelijkheid van het bijregelen kan zorgen voor het slecht functioneren van het menselijk lichaam. De noodzaak om de omgeving te kunnen beïnvloeden wordt ook onderschreven door Vroon [1990]. Vroon stelt dat zintuigen alleen goed functioneren als ze veranderingen kunnen waarnemen. Het waarnemen van veranderingen is belangrijk voor de overleving van mens en dier. Bij een gebrek aan afwisseling wil een organisme zelf veranderingen creëren, anders gaat het stoornissen vertonen. Mede daarom wil de mens voortdurend in zijn omgeving ingrijpen. In moderne gebouwontwerpen zal vaker rekening moeten worden gehouden met deze inzichten. In de toekomst zullen er gebouwen moeten worden ontworpen waarin de gebruiker meer invloed heeft op zijn omgeving. Deze trend wordt versterkt door de vraag naar duurzame gebouwen. Er zal een verschuiving plaatsvinden van gebouwen met een volledig mechanisch geregeld klimaat naar gebouwen met een klimaat gebaseerd op duurzame technieken. Er zal meer gebruik worden gemaakt van passieve (duurzame) systemen aangevuld met installaties. In gebouwen met een sterk mechanisch geregeld klimaat speelt de gebruiker een vrij passieve en ontvangende rol in het binnenklimaat. Door de verschuiving van actieve naar meer passieve klimaatsystemen, zal de gebruiker een actievere rol gaan spelen in het binnenklimaat. De invloed van de gebruiker op het gebouw zal hierdoor groter worden [Wilson et al., 2006]. 3.

15 1.2.4 Gebruikersgedrag in gebouwsimulaties Om nu én in de toekomst tot betrouwbare modellen te komen, lijkt het noodzakelijk om het gebruikersgedrag in een gebouwsimulatie nauwkeurig te kunnen voorspellen. In de huidige simulatiemodellen wordt echter nog weinig aandacht besteed aan het gedrag van de gebruiker. Het gebruikersgedrag wordt wel meegenomen in de gebouwsimulaties, maar in de modellen worden geen omgevingsfactoren meegenomen om het gedrag van de gebruiker te simuleren. Er wordt alleen gebruik gemaakt van algemene aannames. Deze aannames bestaan uit zogenaamde gebruikersprofielen die de aanwezigheid of het gedrag van de gebruiker beschrijven. Deze profielen gaan statisch met het gedrag van de gebruiker om, bijvoorbeeld om acht uur s ochtends gaat de lamp aan en om zes uur s avonds gaat de lamp uit. In werkelijkheid zal het gedrag van de gebruiker echter veel complexer zijn. Het gedrag hangt bijvoorbeeld af van het gebouwontwerp of het klimaat [Rijal et al., 2007]. Deze omgevingsfactoren worden echter vaak niet meegenomen in de voorspelling van het gedrag. Williamson [1998] waarschuwt voor de grote invloed die aannames met betrekking tot het gebruikersgedrag in gebouwsimulaties hebben op ontwerpbeslissingen. Dit kan verkeerde ontwerpbeslissingen tot gevolg hebben. In figuur 1.3 zijn bijvoorbeeld de resultaten te zien van een simulatie van een eenvoudige kantoorruimte. In één simulatie zijn lage interne warmtelasten gesimuleerd en in één simulatie hoge interne warmtelasten. De werkelijke grootte van de interne warmtelasten kan sterk afhangen van het gebruik. De grafiek toont aan dat er afhankelijk van de gekozen warmtelast een andere ontwerpbeslissing kan ontstaan: bestaat er een grote kans op oververhitting of valt het wel mee. Verder wordt door gebruik te maken van de statische profielen altijd uitgegaan van bepaalde gemiddelde waarden voor het gebruik. Het ontwerp voor efficiënte en energiezuinige gebouwen is hier echter niet bij gebaat. Het lijkt belangrijk om te onderzoeken hoe en door welke factoren het gedrag van de gebruiker wordt beïnvloed. Daarnaast is het interessant om te weten wanneer en in welke mate het gebruikersgedrag effect kan hebben op de prestaties van een gebouw. Deze gegevens moeten worden meegenomen in de gebouwsimulatie, zodat het gebruikersgedrag dynamischer kan worden gesimuleerd. Rijal et al. [2007] stellen dat door het toepassen van gedragsmodellen in gebouwsimulatietools de relatie tussen gebouw, gebruiker en gebouwprestatie beter kan worden begrepen. Uiteindelijk zal dit leiden tot betere gebouwontwerpen. Figuur 1.3: Luchttemperatuur in een eenvoudige kantoorruimte [Macdonald, 2002]. Verschillende aannames voor het gebruik van de ruimte, kunnen leiden tot andere ontwerpbeslissingen: is er een grote kans op oververhitting of valt het wel mee Robuustheid voor gebruikersgedrag Het kan voorkomen dat gebouwontwerpen in de praktijk niet voldoen aan de verwachtingen die werden gewekt in de ontwerpfase. Leyten en Kurvers [2006] noemen verschillende oorzaken voor deze discrepantie tussen de theoretische en de gerealiseerde gebouwprestatie. Volgens Leyten en 4.

16 Kurvers kan dit worden veroorzaakt door de mate van robuustheid van het gebouwontwerp; oftewel is een gebouw gevoelig voor afwijkingen in de ontwerpaannames. Een weinig robuust gebouw kan door relatief kleine afwijkingen van de aannames heel anders gaan functioneren, waardoor het kan voorkomen dat de gestelde prestatie-eisen niet worden gehaald. Een robuust gebouw zal de prestatie-eisen wel halen. Hoe robuuster een gebouwontwerp, hoe minder gevoelig het uiteindelijk resultaat is voor fouten in de aannames. Zoals hiervoor is beschreven, kan het belangrijk zijn om de gebruiker goed te simuleren in een gebouwsimulatie. Het goed kunnen simuleren van de gebruiker kan ook gebruikt worden om te onderzoeken hoe robuust een gebouwontwerp is voor verschillende soorten gebruikers. Tijdens de levensduur van een gebouw kan de gebruiker van het gebouw namelijk veranderen. Het is dan de vraag of het gebouw nog voldoet aan de prestatie-eisen van de nieuwe gebruiker. Een gebouw dat robuust is voor verschillende gebruikers zal bijvoorbeeld nog steeds voldoen. Hierdoor zou het kunnen zijn dat een robuust gebouw een langere levensduur heeft dan een minder robuust gebouw. 1.3 Doelstelling onderzoek De doelstelling van het onderzoek is tweeledig. Het eerste doel is het onderzoeken welke methoden bestaan en worden toegepast om gebruikersgedrag te simuleren. Deze bestaande methoden worden geanalyseerd om te achterhalen wat de verschillen zijn en wanneer de methoden het beste kunnen worden toegepast. Vervolgens wordt bekeken wat verbeterd kan worden aan deze methoden. Het tweede doel richt zich op de toepassing van de verschillende gebruikersmodellen. Onderzocht wordt wanneer de verschillende modellen moeten worden toegepast. Verder wordt onderzocht of het mogelijk is om met behulp van de modellen de robuustheid van een gebouw voor de gebruiker te voorspellen. 1.4 Onderzoeksvragen De doelstelling leidt tot de onderstaande onderzoeksvragen. Hoe wordt het gedrag van de gebruiker gesimuleerd in de huidige gebouwsimulatiemodellen? Welke methoden worden er toegepast om het gebruikersgedrag bij gebouwsimulatie te voorspellen? Wat is de state of the art in gebruikersgedragmodellen in gebouwsimulaties? Wat valt er te verbeteren aan de huidige gebruikersgedragmodellen? Wanneer is het zinvol om het gedrag van de gebruiker (nauwkeurig) te simuleren bij gebouwsimulatie? Voor welke typen gebruikers, gebouwfuncties, gebouwprestaties of bouwfysische en installatietechnische concepten is gedetailleerde simulatie van het gedrag van de gebruiker van belang? Wanneer is welk gebruikersgedragmodel geschikt om een antwoord te kunnen geven op de ontwerpvraag? Wanneer kan een simulatie met een gedetailleerd gebruikersgedragmodel een geschikter hulpmiddel zijn in het ontwerpproces, dan een sterk vereenvoudigd gebruikersgedragmodel? Kan met een gebruikersgedragsimulatie de robuustheid van een gebouwontwerp voor het gedrag van de gebruiker worden bepaald? 1.5 Onderzoeksmethoden Allereerst is een literatuuronderzoek uitgevoerd. Hierin is onderzocht wat de state of the art is op het gebied van de gebruikersgedragsimulatie. De bestaande modellen zijn hiertoe onderling vergeleken. Verder is onderzocht of deze modellen elkaar kunnen aanvullen. 5.

17 Vervolgens is onderzocht hoe twee specifieke modellen met elkaar kunnen samenwerken. Om de modellen te kunnen laten samenwerken zijn aanpassingen gemaakt aan deze bestaande modellen. Het nieuwe gecombineerde model is vervolgens geverifieerd. Hierna zijn gevoeligheidsanalyses uitgevoerd met de bestaande gebruikersgedragmodellen en het nieuwe gecombineerde model. In de gevoeligheidsanalyses is voor een casestudy onderzocht welke factoren van invloed zijn op de gevoeligheid van het gebouw voor de gebruiker. Op deze manier wordt achterhaald welke parameters de keuze beïnvloeden voor het toe te passen gebruikersgedragmodel. Met behulp van de gegevens uit de gevoeligheidsanalyses is een stappenplan opgesteld om te bepalen wanneer welk gebruikersgedragmodel het beste kan worden toegepast. Als laatste is onderzocht of met de gegevens uit het stappenplan kan worden bepaald hoe robuust een gebouwontwerp is voor het gedrag van de gebruiker. Hiervoor zijn verschillende gebruikersprofielen opgesteld waarmee diverse casestudies zijn gesimuleerd. 6.

18 2 Literatuurstudie In dit hoofdstuk komt aan bod wat de huidige stand van zaken is op het gebied van gebruikersgedragsimulatie in gebouwsimulaties. In de bestaande simulatieprogramma s wordt het gebruikersgedrag meestal door middel van één of meerdere profielen gemodelleerd. Recentelijk zijn er ook onderzoeken uitgevoerd om het gedrag meer dynamisch te simuleren. 2.1 Gebruikersprofielen De gangbare manier om gebruikersgedrag te representeren is met gebruikersprofielen uit een standaard database, zie figuur 2.1. De aanwezigheid en het gedrag van een gebruiker worden zo vooraf gedefinieerd. Er is dus geen interactie tussen de gebruiker en zijn omgeving. Er zijn enkele belangrijke randvoorwaarden voor toepassing van dit soort gebruikersprofielen. Deze profielen zijn goed toepasbaar voor de volgende situaties: Wanneer het gedrag nauwelijks afhankelijk is van het buitenklimaat. Bijvoorbeeld bij gebouwen met veel binnenzones, aangezien de binnencondities in deze ruimten vrijwel niet afhankelijk zijn van het buitenklimaat. De condities in dergelijke ruimten zullen dus redelijk constant blijven, waardoor het gedrag van de gebruiker voorspelbaar is [Bourgeois, Reinhart en Macdonald, 2006]. Wanneer de gebruiker geen of nauwelijks invloed kan uitoefenen op het binnenklimaat. Bij ruimten met een vaste bezetting, bijvoorbeeld een tweepersoonskantoorruimte. De gebruikersprofielen houden geen rekening met mogelijke variaties van de parameters over korte tijdsperioden. De profielen gaan over het algemeen uit van variaties met een tijdstap per uur. Deze profielen kunnen goed werken, wanneer een bepaalde trend over de dag moet worden voorspeld. Wanneer bepaalde gebouwen gevoelig zijn voor variaties in de tijd korter dan een uur, dan kan het gebruik van uurprofielen echter leiden tot fouten. Een voorbeeld is een ruimte met verlichting voorzien van aanwezigheidsdetectie. Volgens Degelman [1999] kan door toepassing van uurprofielen voor de aanwezigheid in een ruimte misleidende informatie worden verkregen over het elektriciteitsverbruik door de verlichting. 2.2 Geavanceerde gebruikersgedragmodellen In de voorgenoemde gebruikersprofielen wordt uitgegaan van een gebruiker die niet reageert op veranderingen in zijn omgeving. Vaak reageren gebruikers echter op verschillende, mogelijkerwijs snel wisselende, omgevingsfactoren (zie figuur 2.2). Een verandering in de verlichtingssterkte veroorzaakt door de zon kan bijvoorbeeld een gewenste verandering in de stand van de zonwering of het gebruik van de verlichting tot gevolg hebben. Het is dan noodzakelijk om de waarneming van een gebruiker en de daarop volgende reactie te modelleren. In de volgende paragrafen wordt verder ingegaan op deze geavanceerde gedragsimulatie. Figuur 2.1: Een typisch gebruikersgedragprofiel voor de aanwezigheid in een ruimte. Figuur 2.2: Dynamische interacties tussen subsystemen in een gebouw [Hensen, 2004]. 7.

19 2.2.1 Simulatie interactie gebruiker en omgeving De laatste jaren zijn er enkele onderzoeken verricht naar het modelleren van de invloed van een gemiddelde kantoorgebruiker op zijn omgeving [Mahdavi et al., 2007, Nicol, 2001, Reinhart, 2004, Rijal et al., 2007]. Er zijn verschillende empirische modellen opgesteld aan de hand van uitgevoerde metingen in de praktijk Deze modellen voorspellen het gebruik van handmatig te openen ramen en handmatige lichtcontrole (verlichting en zonwering) Gebruik van te openen ramen Nicol [2001] heeft onderzoek gedaan naar het gebruik van ramen, verlichting, zonwering, verwarming en ventilatoren in natuurlijk geventileerde gebouwen. Zijn model geeft weer hoe het gebruik varieert met de buitenluchttemperatuur. Nicol stelt dat de binnenluchttemperatuur zou moeten worden berekend als een verwachte temperatuur met een bepaalde spreiding (waarschijnlijkheidscurve). Deze binnenluchttemperatuur is sterk afhankelijk van de buitenluchttemperatuur en het gebruikersgedrag. Door gedrag- en luchttemperatuurmetingen in een kantoor kan met behulp van regressieanalyse een model worden opgesteld dat het verband weergeeft tussen de buitenluchttemperatuur en een verwachte actie van de gebruiker. Het gebruikersgedrag wordt gemodelleerd als een stochastisch proces en wordt voorspeld aan de hand van logistische regressie. De waarschijnlijkheid dat een actie wordt uitgevoerd stijgt naarmate de intensiteit van de stimulus (hier de buitenluchttemperatuur) stijgt, zie figuur 2.3. De kans dat een actie wordt uitgevoerd kan berekend worden met behulp van formule 2.1. p = e (bt + c) / (1+e (bt + c) ) [2.1] met: p = de kans dat een raam wordt geopend T = (buiten)luchttemperatuur b = regressiecoëfficiënt voor T c = constante uit de regressieanalyse De buitenluchttemperatuur wordt door Nicol beschouwd als onafhankelijke variabele, dit betekent echter niet dat andere variabelen geen invloed hebben op het gebruik van bijvoorbeeld een raam. In het geval van het raam zijn betrouwbare waarden van regen of geluidsoverlast echter moeilijk te verkrijgen. Met de methode van Nicol kan alleen worden bepaald óf een raam is geopend bij een bepaalde buitenluchttemperatuur. Er kan niet worden bepaald hoe lang het raam open staat of wanneer het gesloten wordt. Figuur 2.3: Een voorbeeld van een logistische regressiecurve van het aantal ingeschakelde ventilatoren in een kantoorgebouw als functie van de buitenluchttemperatuur in Pakistan [Nicol, 2001]. Figuur 2.4: Een voorbeeld van een logistische regressiecurve van het aantal geopende ramen in natuurlijk geventileerde kantoorgebouwen als functie van de buitenluchttemperatuur [Rijal et al., 2007]. 8.

20 Rijal et al. [2007] stelt dat gebruikers eventueel ramen openen in verband met onbehaaglijkheid. Deze adaptieve aanpak gaat ervan uit dat een gebruiker actie onderneemt om zich behaaglijk te voelen. Deze acties kunnen inhouden dat de gebruiker invloed gaat uitoefenen op zijn omgeving door gebruik te maken van mogelijkheden om het binnenklimaat te regelen (bijvoorbeeld met te openen ramen of de thermostaat). Het model van Nicol [2001] wordt hiertoe uitgebreid tot een adaptief algoritme om het openen van ramen te simuleren, het zogenaamde Humphreys adaptieve algoritme. De constanten in de logistische functie (formule 2.1) zijn opnieuw berekend aan de hand van uitgebreidere metingen in 15 kantoorgebouwen (zie figuur 2.4). In het onderzoek zijn metingen verricht aan de binnen- en buitenluchttemperatuur en de stand van de ramen. Verder is gedurende deze periode via interviews en enquêtes informatie verkregen van ongeveer 500 gebruikers in de kantoorgebouwen. Uit de meetdata komen een aantal punten naar voren: In airconditioned gebouwen zijn ramen minder open. Vaak is er geen mogelijkheid tot het openen van ramen. De stand van de ramen hangt sterk af van de buitenluchttemperatuur. In de winter staan er minder ramen open dan in de zomer. Het aantal ramen dat open staat neemt toe naarmate de dag verstrijkt. Er blijken actieve en passieve gebruikers te zijn met betrekking tot het gebruik van ramen. Actieve gebruikers maken vaak gebruik van de mogelijkheid om ramen te openen en passieve gebruikers maken zelden of nooit gebruik van deze mogelijkheid. De logistische functie (formule 2.1) is vervolgens gekoppeld aan de comforttemperatuur. Op een ingestelde tijdstap wordt met behulp van het algoritme uit de buitenluchttemperatuur de comforttemperatuur berekend. Vervolgens wordt de binnenluchttemperatuur ter plaatste van een gesimuleerde gebruiker bepaald. Wanneer de binnenluchttemperatuur 2 o C hoger is dan de comforttemperatuur, wordt de omgeving beschouwd als warm. Wanneer de binnenluchttemperatuur 2 o C lager is dan de comforttemperatuur, dan wordt de omgeving als koud ervaren. Als de gebruiker zich comfortabel voelt, dan blijven de ramen in ongewijzigde stand staan. In een andere situatie wordt berekend of de ramen moeten worden geopend of niet. In figuur 2.5 is te zien dat het model redelijk nauwkeurig voorspelt wanneer de ramen geopend zijn. In figuur 2.6 is het effect van de gesimuleerde te openen ramen te zien op de binnenluchttemperatuur. Het percentage dat de binnenluchttemperatuur gedurende de bezette uren de 28 o C overschrijdt gedurende de bezette uren neemt drastisch af. Figuur 2.5: Gemeten en gesimuleerde waarden met Humphreys adaptieve algoritme voor geopende ramen [Rijal et al., 2007]. Figuur 2.6: Het percentage van de bezette uren dat de binnenluchttemperatuur de 28 o C overschrijdt, gesimuleerd met te openen ramen d.m.v. Humphreys adaptieve algoritme en met gesloten ramen [Rijal et al., 2007] Gebruik van verlichting en zonwering Reinhart [2004] beschrijft in zijn model (Lightswitch-2002) een algoritme dat de energieprestatie van handmatig en automatisch gecontroleerde elektrische verlichting en zonwering in een éénpersoons of tweepersoons kantoorvertrek voorspelt. Het algoritme is zowel dynamisch als stochastisch (zie figuur 2.7). Dynamisch houdt in dat er niet naar een gemiddelde dag in een jaar of maand wordt gekeken, maar afhankelijk van bezetting, verlichtingssterkte en zonwering met 9.

21 een tijdstap van 5 minuten wordt gerekend gedurende het jaar. Stochastisch betekent dat wanneer de gebruiker een beslissing moet nemen, dit wordt berekend met een waarschijnlijkheidsberekening (zie figuur 2.8). De inputdata zijn jaarlijkse profielen met een 5-minutentijdstap voor de aanwezigheid van personen en de verlichtingssterkte op het werkvlak door daglicht. De aanwezigheid wordt gesimuleerd met een stochastisch model. De verlichtingssterkte wordt door Reinhart bepaald met DAYSIM. DAYSIM is een op Radiance gebaseerd daglichtsimulatiemodel, waarmee de verlichtingssterkte in ruimtes kan worden gesimuleerd met een tijdsinterval van 5 minuten [Reinhart, 2006]. De invoer voor het DAYSIM-model zijn beschikbare databestanden met de lokale gemiddelden van de irradiantie van de zon over het uur. Deze methode van dynamische daglichtsimulatie (DDS) is later verder ontwikkeld door Reinhart et al. [2006], zodat het mogelijk is om de verlichtingssterkte in een ruimte dynamisch te bepalen. Met DDS zijn seizoensvariaties in de verlichtingssterkte in een ruimte te bepalen. Ook kan verblinding door direct (zon)licht worden voorspeld. Het model maakt gebruik van het Radiance-raytracingmodel, daglichtcoëfficiënten en een hemelkoepelmodel. Figuur 2.7: Schematische opbouw van het Lightswitch-2002 model [Reinhart, 2004]. Figuur 2.8: Een waarschijnlijkheidscurve voor het gebruik van de verlichting in het Lightswitch-2002 model [Reinhart, 2004]. De daglichtcoëfficiënten beschrijven de verlichtingssterkte veroorzaakt door een deeltje van de hemelkoepel op een punt in de ruimte (zie figuur 2.9). De coëfficiënten zijn afhankelijk van de fysische eigenschappen van de ruimte (de geometrie van de ruimte, de reflectie van oppervlakken in de ruimte, de transmissie door glas) en zijn dus per ruimte uniek. De coëfficiënten zijn echter wel onafhankelijk van de oriëntatie van het gebouw. Wanneer de coëfficiënten voor een ruimte zijn bepaald, kan voor elke soort hemelkoepel (bewolkt, zonnig, etc.), de verlichtingssterkte in de ruimte worden berekend. Dit kan worden gedaan door simpele en snelle matrixberekeningen. Lightswitch-2002 gaat uit van verschillende typen gebruikers, die verschillend omgaan met de verlichting en de zonwering. Een bepaald type gebruiker zal bijvoorbeeld altijd streven naar een zo optimaal mogelijk gebruik van daglicht en varieert daarom gedurende de dag met de instellingen van de zonwering en verlichting. Een andere gebruiker zal echter bij verblinding de zonwering omlaag doen en deze de rest van de dag omlaag houden. Deze verschillen in het gebruikersgedrag kunnen een grote invloed hebben op het gesimuleerde energiegebruik van de verlichting (zie figuur 2.10). Het Lightswitch-2002-algoritme kan overigens niet zonder meer worden toegepast in kantoren met een open vloerplan; deze gebruikers hebben namelijk vaak geen persoonlijke controle over hun directe omgeving. 10.

22 Figuur 2.9: De hemelkoepel wordt verdeeld in gelijke hemeldeeltjes (S). Voor elke deeltje beschrijft een unieke daglichtcoëfficiënt de bijdrage aan de verlichtingssterkte (E) op een punt in de ruimte (X). [Reinhart, 2006]. Figuur 2.10: Energiegebruik gesimuleerd met Lightswitch-2002 voor verschillende gebruikers. Dd: Daylight Dependant user; Di: Daylight Independent user; Bs: Blinds Static; Bd: Blinds Dynamic [Reinhart, 2004] Sub-Hourly Occupancy Control Bourgeois [2005] beschrijft een model, Sub-Hourly Occupancy Control (SHOCC), dat de besproken algoritmes van Nicol en Reinhart samenvoegt en verbetert. Verder bevat het model een algoritme waarmee het gebruik van apparatuur realistisch kan worden gesimuleerd. Het SHOCC-model (vanaf hier SHOCC genoemd) bevat ook een aanwezigheidsvoorspelling, waarbij gebruik wordt gemaakt van de aanwezigheidsvoorspelling in het Lightswitch-algoritme van Reinhart. Door de combinatie van al deze modellen kan SHOCC een belangrijk deel van het gebruikersgedrag simuleren. Het gaat hierbij om de volgende onderdelen van het gedrag van een gebruiker: het gebruik van verlichting; het gebruik van zonwering; het gebruik van te openen ramen; het gebruik van apparatuur; de aanwezigheid in een ruimte. SHOCC is geïntegreerd in het gebouwsimulatieprogramma ESP-r (zie figuur 2.11), zodat de invloed van de gebruiker op het gehele gebouw kan worden bepaald. Het model past hierdoor goed in het idee van domain integrated simulation [Djuneady, 2005]. Hierbij wordt gestreefd naar het simuleren van het gehele gebouw in plaats van de onderdelen afzonderlijk (zie figuur 2.2). Aangezien de processen in (moderne) gebouwen zeer complex zijn, is het niet mogelijk om het gebouw te optimaliseren door de processen afzonderlijk te simuleren en te optimaliseren. Door deze integrale benadering kan met SHOCC sneller inzicht worden verkregen over de invloed van verschillende ontwerpbeslissingen en het gedrag van de gebruiker op de gebouwprestaties Workflow SHOCC-model Zoals besproken in paragraaf 2.2 kunnen kleine tijdstappen de nauwkeurigheid van een gebouwsimulatie sterk verbeteren. Dit wordt ook gesteld door Clarke en Janak [1998] voor de simulatie van verschillende lichtcontrole mogelijkheden. SHOCC gaat daarom uit van een tijdstap van 5 minuten, zodat ook de invloed van variaties gedurende een korte periode kunnen worden gesimuleerd. SHOCC bepaalt eerst of er een sub-hourly simulatie moet worden uitgevoerd. Indien dit het geval is (zie figuur 2.11), dan worden de volgende stappen ondernomen. 1. Eerst wordt de aanwezigheid van personen in de ruimte voorspeld. 2. Vervolgens wordt de waarde van de aanwezigheidsgevoelige interne warmtebronnen voorspeld (bureaulamp, verlichting met bewegingsdetectie, computer, etc.). 3. Hierna wordt het gedrag en de controle van de gebruiker over instellingen die invloed hebben op het binnenklimaat voorspeld (bijvoorbeeld het gebruik van zonwering of kunstlicht). 11.

23 Figuur 2.11: Flow chart van SHOCC geïntegreerd in ESP-r [Bourgeois, 2005] Invloed SHOCC-model op gebouwsimulaties Simulaties met SHOCC/ESP-r tonen aan dat een geavanceerde manier van gebruikersgedragsimulatie de nauwkeurigheid van de voorspelling ten goede komt. De simulatieresultaten laten zien dat het gebruikersgedrag een grote invloed heeft op het gesimuleerde energiegebruik. In figuur 2.12 zijn de resultaten weergegeven van een simulatie met SHOCC/ESP-r. Er is een kantoorruimte (figuur 2.13) gesimuleerd met één actieve gebruiker. Een actieve gebruiker wordt door Reinhart [2004] omschreven als een gebruiker die actief streeft naar een zo optimaal mogelijk gebruik van het daglicht. De gebruiker zal proberen om het gebruik van kunstlicht te minimaliseren door de stand van de zonwering aan te passen en door de verlichting uit te schakelen wanneer deze niet nodig is. Dit in tegenstelling tot een passieve gebruiker, die niet streeft naar efficiënt gebruik van de verlichting. Een passieve gebruiker zal de verlichting nooit uitschakelen bij het verlaten van een vertrek en probeert directe zoninstraling te vermijden door het sluiten van de zonwering. In een gebouw bestaat een bepaalde verhouding tussen deze actieve en passieve gebruikers. Op het moment zijn er geen gegevens bekend over deze verhouding tussen de gebruikers [Reinhart, 2004]. In de figuur 2.12 zijn drie verschillende varianten voor het gebruik van verlichting en zonwering gesimuleerd: 1. Constant. Een veel gebruikte aanname in gebouwsimulaties. De verlichting staat de gehele dag constant aan, de zonwering wordt niet gebruikt. 2. Handmatig. Gebaseerd op de Lightswitch-2002 gedragsmodellen voor handmatige bedienbare verlichting en controle over zonwering. Een realistische weergave van de werkelijkheid. 3. Automatisch. Handmatig en automatisch. Er is een aanwezigheidsdetectie voor de verlichting. De verlichting wordt uitgeschakeld na een afwezigheid van 5 minuten. De verlichting op het werkvlak wordt op minimaal 500 lux gehouden, eventueel met behulp 12.

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten.

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten. Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten. The Effect of Difference in Peer and Parent Social Influences on Adolescent Alcohol Use. Nadine

Nadere informatie

Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit

Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit 1 Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit Nicola G. de Vries Open Universiteit Nicola G. de Vries Studentnummer 838995001 S71332 Onderzoekspracticum scriptieplan

Nadere informatie

Het Verband Tussen Persoonlijkheid, Stress en Coping. The Relation Between Personality, Stress and Coping

Het Verband Tussen Persoonlijkheid, Stress en Coping. The Relation Between Personality, Stress and Coping Het Verband Tussen Persoonlijkheid, Stress en Coping The Relation Between Personality, Stress and Coping J.R.M. de Vos Oktober 2009 1e begeleider: Mw. Dr. T. Houtmans 2e begeleider: Mw. Dr. K. Proost Faculteit

Nadere informatie

Relatie tussen Cyberpesten en Opvoeding. Relation between Cyberbullying and Parenting. D.J.A. Steggink. Eerste begeleider: Dr. F.

Relatie tussen Cyberpesten en Opvoeding. Relation between Cyberbullying and Parenting. D.J.A. Steggink. Eerste begeleider: Dr. F. Relatie tussen Cyberpesten en Opvoeding Relation between Cyberbullying and Parenting D.J.A. Steggink Eerste begeleider: Dr. F. Dehue Tweede begeleider: Drs. I. Stevelmans April, 2011 Faculteit Psychologie

Nadere informatie

Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten?

Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten? Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten? Does Gentle Teaching have Effect on Skills of Caregivers and Companionship and Anxiety

Nadere informatie

COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS

COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS Gezondheidsgedrag als compensatie voor de schadelijke gevolgen van roken COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS Health behaviour as compensation for the harmful effects of smoking

Nadere informatie

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon Zelfwaardering en Angst bij Kinderen: Zijn Globale en Contingente Zelfwaardering Aanvullende Voorspellers van Angst bovenop Extraversie, Neuroticisme en Gedragsinhibitie? Self-Esteem and Fear or Anxiety

Nadere informatie

Denken is Doen? De cognitieve representatie van ziekte als determinant van. zelfmanagementgedrag bij Nederlandse, Turkse en Marokkaanse patiënten

Denken is Doen? De cognitieve representatie van ziekte als determinant van. zelfmanagementgedrag bij Nederlandse, Turkse en Marokkaanse patiënten Denken is Doen? De cognitieve representatie van ziekte als determinant van zelfmanagementgedrag bij Nederlandse, Turkse en Marokkaanse patiënten met diabetes mellitus type 2 in de huisartsenpraktijk Thinking

Nadere informatie

Emotioneel Belastend Werk, Vitaliteit en de Mogelijkheid tot Leren: The Manager as a Resource.

Emotioneel Belastend Werk, Vitaliteit en de Mogelijkheid tot Leren: The Manager as a Resource. Open Universiteit Klinische psychologie Masterthesis Emotioneel Belastend Werk, Vitaliteit en de Mogelijkheid tot Leren: De Leidinggevende als hulpbron. Emotional Job Demands, Vitality and Opportunities

Nadere informatie

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive 1 Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive Femke Boom Open Universiteit Naam student: Femke Boom Studentnummer: 850762029 Cursusnaam: Empirisch afstudeeronderzoek:

Nadere informatie

Verklaring van het beweeggedrag van ouderen door determinanten van. The explanation of the physical activity of elderly by determinants of

Verklaring van het beweeggedrag van ouderen door determinanten van. The explanation of the physical activity of elderly by determinants of Verklaring van het beweeggedrag van ouderen door determinanten van het I-change Model The explanation of the physical activity of elderly by determinants of the I-change Model Hilbrand Kuit Eerste begeleider:

Nadere informatie

Knelpunten in Zelfstandig Leren: Zelfregulerend leren, Stress en Uitstelgedrag bij HRM- Studenten van Avans Hogeschool s-hertogenbosch

Knelpunten in Zelfstandig Leren: Zelfregulerend leren, Stress en Uitstelgedrag bij HRM- Studenten van Avans Hogeschool s-hertogenbosch Knelpunten in Zelfstandig Leren: Zelfregulerend leren, Stress en Uitstelgedrag bij HRM- Studenten van Avans Hogeschool s-hertogenbosch Bottlenecks in Independent Learning: Self-Regulated Learning, Stress

Nadere informatie

Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind.

Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind. Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind. Bullying among Students with Autism Spectrum Disorders in Secondary

Nadere informatie

De Invloed van Religieuze Coping op. Internaliserend Probleemgedrag bij Genderdysforie. Religious Coping, Internal Problems and Gender dysphoria

De Invloed van Religieuze Coping op. Internaliserend Probleemgedrag bij Genderdysforie. Religious Coping, Internal Problems and Gender dysphoria De Invloed van Religieuze Coping op Internaliserend Probleemgedrag bij Genderdysforie Religious Coping, Internal Problems and Gender dysphoria Ria de Bruin van der Knaap Open Universiteit Naam student:

Nadere informatie

Adherence aan HWO en meer bewegen

Adherence aan HWO en meer bewegen Adherence aan HWO en meer bewegen Een experimenteel onderzoek naar de effecten van het motivationele stadium van patiënten en de adherence aan huiswerkoefeningen (HWO) bij fysiotherapie en het meer bewegen.

Nadere informatie

De Relatie tussen Betrokkenheid bij Pesten en Welbevinden en de Invloed van Sociale Steun en. Discrepantie

De Relatie tussen Betrokkenheid bij Pesten en Welbevinden en de Invloed van Sociale Steun en. Discrepantie De Relatie tussen Betrokkenheid bij Pesten en Welbevinden en de Invloed van Sociale Steun en Discrepantie The Relationship between Involvement in Bullying and Well-Being and the Influence of Social Support

Nadere informatie

Hartpatiënten Stoppen met Roken De invloed van eigen effectiviteit, actieplannen en coping plannen op het stoppen met roken

Hartpatiënten Stoppen met Roken De invloed van eigen effectiviteit, actieplannen en coping plannen op het stoppen met roken 1 Hartpatiënten Stoppen met Roken De invloed van eigen effectiviteit, actieplannen en coping plannen op het stoppen met roken Smoking Cessation in Cardiac Patients Esther Kers-Cappon Begeleiding door:

Nadere informatie

Bent u gemotiveerd? L.E.J. Gerretsen Studentnummer: Eerste begeleider: prof. dr. L. Lechner Tweede begeleider: Dr. A.

Bent u gemotiveerd? L.E.J. Gerretsen Studentnummer: Eerste begeleider: prof. dr. L. Lechner Tweede begeleider: Dr. A. Bent u gemotiveerd? Een Experimenteel Onderzoek naar de Invloed van een op het Transtheoretisch Model Gebaseerde Interventie op de Compliance bij de Fysiotherapeutische Behandeling van Psychiatrische Patiënten

Nadere informatie

Inschatten van de onzekerheid van energieprestaties bij ontwerp Modelleren van gebruikersgedrag

Inschatten van de onzekerheid van energieprestaties bij ontwerp Modelleren van gebruikersgedrag Inschatten van de onzekerheid van energieprestaties bij ontwerp Modelleren van gebruikersgedrag Wout Parys Building Physics Section, Department of Civil Engineering, KU Leuven Building Physics Research

Nadere informatie

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een. Vaste Relatie

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een. Vaste Relatie De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een Vaste Relatie The Association between Daily Stress, Emotional Intimacy and Affect with Partners in a Commited

Nadere informatie

Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch. en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa. Physical factors as predictors of psychological and

Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch. en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa. Physical factors as predictors of psychological and Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa Physical factors as predictors of psychological and physical recovery of anorexia nervosa Liesbeth Libbers

Nadere informatie

De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk. The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work.

De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk. The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work. De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work Merijn Daerden Studentnummer: 850225144 Werkstuk: Empirisch afstudeeronderzoek:

Nadere informatie

Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën

Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën The Relation between Personality, Education, Age, Sex and Short- and Long- Term Sexual

Nadere informatie

De relatie tussen Stress Negatief Affect en Opvoedstijl. The relationship between Stress Negative Affect and Parenting Style

De relatie tussen Stress Negatief Affect en Opvoedstijl. The relationship between Stress Negative Affect and Parenting Style De relatie tussen Stress Negatief Affect en Opvoedstijl The relationship between Stress Negative Affect and Parenting Style Jenny Thielman 1 e begeleider: mw. dr. Esther Bakker 2 e begeleider: mw. dr.

Nadere informatie

Modellen, modellen, modellen. Henk Schuttelaars

Modellen, modellen, modellen. Henk Schuttelaars Modellen, modellen, modellen Henk Schuttelaars Modellen, modellen, modellen Wat gebeurt er in hydro- en morfodynamische modelstudies en hoe zijn de resultaten te interpreteren? Henk Schuttelaars Hier is

Nadere informatie

Effecten van een op MBSR gebaseerde training van. hospicemedewerkers op burnout, compassionele vermoeidheid en

Effecten van een op MBSR gebaseerde training van. hospicemedewerkers op burnout, compassionele vermoeidheid en Effecten van een op MBSR gebaseerde training van hospicemedewerkers op burnout, compassionele vermoeidheid en compassionele tevredenheid. Een pilot Effects of a MBSR based training program of hospice caregivers

Nadere informatie

De Relatie tussen Dagelijkse Stress, Negatief Affect en de Invloed van Bewegen

De Relatie tussen Dagelijkse Stress, Negatief Affect en de Invloed van Bewegen De Relatie tussen Dagelijkse Stress, Negatief Affect en de Invloed van Bewegen The Association between Daily Hassles, Negative Affect and the Influence of Physical Activity Petra van Straaten Eerste begeleider

Nadere informatie

Denken en Doen Doen of Denken Het verband tussen seksueel risicovol gedrag en de impulsieve en reflectieve cognitie.

Denken en Doen Doen of Denken Het verband tussen seksueel risicovol gedrag en de impulsieve en reflectieve cognitie. 0 Denken en Doen Doen of Denken Het verband tussen seksueel risicovol gedrag en de impulsieve en reflectieve cognitie. Denken en Doen Doen of Denken Het verband tussen seksueel risicovol gedrag en de impulsieve

Nadere informatie

Longitudinal Driving Behaviour At Incidents And The Influence Of Emotions. Raymond Hoogendoorn

Longitudinal Driving Behaviour At Incidents And The Influence Of Emotions. Raymond Hoogendoorn Longitudinal Driving Behaviour At Incidents And The Influence Of Emotions Raymond Hoogendoorn. Primary thesis coordinator: Dr. W. Waterink Secondary thesis coordinator: Dr. P. Verboon April 2009 School

Nadere informatie

The relationship between social support and loneliness and depressive symptoms in Turkish elderly: the mediating role of the ability to cope

The relationship between social support and loneliness and depressive symptoms in Turkish elderly: the mediating role of the ability to cope The relationship between social support and loneliness and depressive symptoms in Turkish elderly: the mediating role of the ability to cope Een onderzoek naar de relatie tussen sociale steun en depressieve-

Nadere informatie

De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag. The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior

De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag. The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior Martin. W. van Duijn Student: 838797266 Eerste begeleider:

Nadere informatie

De Invloed van Dagelijkse Stress op Burn-Out Klachten, Gemodereerd door Mentale. Veerkracht en Demografische Variabelen

De Invloed van Dagelijkse Stress op Burn-Out Klachten, Gemodereerd door Mentale. Veerkracht en Demografische Variabelen Running head: INVLOED VAN DAGELIJKSE STRESS OP BURN-OUT KLACHTEN De Invloed van Dagelijkse Stress op Burn-Out Klachten, Gemodereerd door Mentale Veerkracht en Demografische Variabelen The Influence of

Nadere informatie

De relatie tussen intimiteit, aspecten van seksualiteit en hechtingsstijl in het dagelijks leven van heteroseksuele mannen en vrouwen.

De relatie tussen intimiteit, aspecten van seksualiteit en hechtingsstijl in het dagelijks leven van heteroseksuele mannen en vrouwen. De relatie tussen intimiteit, aspecten van seksualiteit en hechtingsstijl in het dagelijks leven van heteroseksuele mannen en vrouwen. The Relationship between Intimacy, Aspects of Sexuality and Attachment

Nadere informatie

Inhoudsopgave Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Inhoudsopgave Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Validatie van het EHF meetinstrument tijdens de Jonge Volwassenheid en meer specifiek in relatie tot ADHD Validation of the EHF assessment instrument during Emerging Adulthood, and more specific in relation

Nadere informatie

Geheugenstrategieën, Leerstrategieën en Geheugenprestaties. Grace Ghafoer. Memory strategies, learning styles and memory achievement

Geheugenstrategieën, Leerstrategieën en Geheugenprestaties. Grace Ghafoer. Memory strategies, learning styles and memory achievement Geheugenstrategieën, Leerstrategieën en Geheugenprestaties Grace Ghafoer Memory strategies, learning styles and memory achievement Eerste begeleider: dr. W. Waterink Tweede begeleider: dr. S. van Hooren

Nadere informatie

MyDHL+ Van Non-Corporate naar Corporate

MyDHL+ Van Non-Corporate naar Corporate MyDHL+ Van Non-Corporate naar Corporate Van Non-Corporate naar Corporate In MyDHL+ is het mogelijk om meerdere gebruikers aan uw set-up toe te voegen. Wanneer er bijvoorbeeld meerdere collega s van dezelfde

Nadere informatie

Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur

Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur M. Zander MSc. Eerste begeleider: Tweede begeleider: dr. W. Waterink drs. J. Eshuis Oktober 2014 Faculteit Psychologie en Onderwijswetenschappen

Nadere informatie

Testattitudes van Sollicitanten: Faalangst en Geloof in Tests als. Antecedenten van Rechtvaardigheidspercepties

Testattitudes van Sollicitanten: Faalangst en Geloof in Tests als. Antecedenten van Rechtvaardigheidspercepties Testattitudes van Sollicitanten: Faalangst en Geloof in Tests als Antecedenten van Rechtvaardigheidspercepties Test-taker Attitudes of Job Applicants: Test Anxiety and Belief in Tests as Antecedents of

Nadere informatie

De Invloed van Persoonlijke Doelen en Financiële Toekomst perspectieven op Desistance van. Criminaliteit.

De Invloed van Persoonlijke Doelen en Financiële Toekomst perspectieven op Desistance van. Criminaliteit. Running head: Desistance van Criminaliteit. 1 De Invloed van Persoonlijke Doelen en Financiële Toekomst perspectieven op Desistance van Criminaliteit. The Influence of Personal Goals and Financial Prospects

Nadere informatie

Running head: OPVOEDSTIJL, EXTERNALISEREND PROLEEMGEDRAG EN ZELFBEELD

Running head: OPVOEDSTIJL, EXTERNALISEREND PROLEEMGEDRAG EN ZELFBEELD 1 Opvoedstijl en Externaliserend Probleemgedrag en de Mediërende Rol van het Zelfbeeld bij Dak- en Thuisloze Jongeren in Utrecht Parenting Style and Externalizing Problem Behaviour and the Mediational

Nadere informatie

Het verband tussen alledaagse stress en negatief affect bij mensen met een depressie en de rol van zelfwaardering daarbij

Het verband tussen alledaagse stress en negatief affect bij mensen met een depressie en de rol van zelfwaardering daarbij Het verband tussen alledaagse stress en negatief affect bij mensen met een depressie en de rol van zelfwaardering daarbij Een vergelijking van een depressieve en een niet-depressieve groep met Experience-Sampling-Method

Nadere informatie

Ik voel niets maar eigenlijk alles: Verbanden tussen Alexithymie, Somatisatiestoornis en Depressie. I feel nothing though in essence everything:

Ik voel niets maar eigenlijk alles: Verbanden tussen Alexithymie, Somatisatiestoornis en Depressie. I feel nothing though in essence everything: Ik voel niets maar eigenlijk alles: Verbanden tussen Alexithymie, Somatisatiestoornis en Depressie I feel nothing though in essence everything: Associations between Alexithymia, Somatisation and Depression

Nadere informatie

FOR DUTCH STUDENTS! ENGLISH VERSION NEXT PAGE

FOR DUTCH STUDENTS! ENGLISH VERSION NEXT PAGE FOR DUTCH STUDENTS! ENGLISH VERSION NEXT PAGE Tentamen Bewijzen en Technieken 1 7 januari 211, duur 3 uur. Voeg aan het antwoord van een opgave altijd het bewijs, de berekening of de argumentatie toe.

Nadere informatie

Psychological Determinants of Absenteeism at Work by Pregnant Women. Psychologische determinanten van uitval uit het arbeidsproces door zwangere

Psychological Determinants of Absenteeism at Work by Pregnant Women. Psychologische determinanten van uitval uit het arbeidsproces door zwangere Psychological Determinants of Absenteeism at Work by Pregnant Women Psychologische determinanten van uitval uit het arbeidsproces door zwangere vrouwen: Onderzoek naar de relatie tussen angst, depressieve

Nadere informatie

van Werknemers Well-being Drs. P.E. Gouw

van Werknemers Well-being Drs. P.E. Gouw De Invloed van Werk- en Persoonskenmerken op het Welbevinden van Werknemers The Influence of Job and Personality Characteristics on Employee Well-being Drs. P.E. Gouw Eerste begeleider: Dr. S. van Hooren

Nadere informatie

De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit. The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility.

De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit. The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility. RELATIE ANGST EN PSYCHOLOGISCHE INFLEXIBILITEIT 1 De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility Jos Kooy Eerste begeleider Tweede

Nadere informatie

De Relatie tussen de Fysieke Omgeving en het Beweeggedrag van Kinderen gebruik. makend van GPS- en Versnellingsmeterdata

De Relatie tussen de Fysieke Omgeving en het Beweeggedrag van Kinderen gebruik. makend van GPS- en Versnellingsmeterdata De Relatie tussen de Fysieke Omgeving en het Beweeggedrag van Kinderen gebruik makend van GPS- en Versnellingsmeterdata The relationship Between the Physical Environment and Physical Activity in Children

Nadere informatie

bij Kinderen met een Ernstige Vorm van Dyslexie of Children with a Severe Form of Dyslexia Ans van Velthoven

bij Kinderen met een Ernstige Vorm van Dyslexie of Children with a Severe Form of Dyslexia Ans van Velthoven Neuropsychologische Behandeling en Sociaal Emotioneel Welzijn bij Kinderen met een Ernstige Vorm van Dyslexie Neuropsychological Treatment and Social Emotional Well-being of Children with a Severe Form

Nadere informatie

Type Dementie als Oorzaak van Seksueel Ontremd Gedrag. Aanwezigheid van het Gedrag bij Type Alzheimer?

Type Dementie als Oorzaak van Seksueel Ontremd Gedrag. Aanwezigheid van het Gedrag bij Type Alzheimer? Type Dementie als Oorzaak van Seksueel Ontremd Gedrag Aanwezigheid van het Gedrag bij Type Alzheimer? Type of Dementia as Cause of Sexual Disinhibition Presence of the Behavior in Alzheimer s Type? Carla

Nadere informatie

Sociale Cognitie bij Psychisch Gezonde Volwassenen

Sociale Cognitie bij Psychisch Gezonde Volwassenen Sociale Cognitie bij Psychisch Gezonde Volwassenen Onderzoek met het Virtuele Lab Social Cognition in Psychologically Healthy Adults Research with the Virtual Laboratory Anja I. Rebber Studentnummer: 838902147

Nadere informatie

Introductie in flowcharts

Introductie in flowcharts Introductie in flowcharts Flow Charts Een flow chart kan gebruikt worden om: Processen definieren en analyseren. Een beeld vormen van een proces voor analyse, discussie of communicatie. Het definieren,

Nadere informatie

Het executief en het sociaal cognitief functioneren bij licht verstandelijk. gehandicapte jeugdigen. Samenhang met emotionele- en gedragsproblemen

Het executief en het sociaal cognitief functioneren bij licht verstandelijk. gehandicapte jeugdigen. Samenhang met emotionele- en gedragsproblemen Het executief en het sociaal cognitief functioneren bij licht verstandelijk gehandicapte jeugdigen. Samenhang met emotionele- en gedragsproblemen Executive and social cognitive functioning of mentally

Nadere informatie

~omazo... l'v Ambachte'ß. j\ Hoofdbedrijfs(hap. TNO: "Zonwering al in bouwontwerp meenemen"

~omazo... l'v Ambachte'ß. j\ Hoofdbedrijfs(hap. TNO: Zonwering al in bouwontwerp meenemen ~omazo..... j\ Hoofdbedrijfs(hap l'v Ambachte'ß -c TNO: "Zonwering al in bouwontwerp meenemen" AUTOMATISCHE ZONWERING BESPAART ENERGIE EN VERBETERT BINNENKLIMAAT Automatische zonwering kan op kantoor en

Nadere informatie

gedrag? Wat is de invloed van gender op deze samenhang? gedrag? Wat is de invloed van gender op deze samenhang?

gedrag? Wat is de invloed van gender op deze samenhang? gedrag? Wat is de invloed van gender op deze samenhang? Is er een samenhang tussen seksuele attituden en gedragsintenties voor veilig seksueel Is there a correlation between sexual attitudes and the intention to engage in sexually safe behaviour? Does gender

Nadere informatie

Vormen Premorbide Persoonlijkheidskenmerken die Samenhangen met Neuroticisme een Kwetsbaarheid voor Depressie en Apathie bij Verpleeghuisbewoners?

Vormen Premorbide Persoonlijkheidskenmerken die Samenhangen met Neuroticisme een Kwetsbaarheid voor Depressie en Apathie bij Verpleeghuisbewoners? Vormen Premorbide Persoonlijkheidskenmerken die Samenhangen met Neuroticisme een Kwetsbaarheid voor Depressie en Apathie bij Verpleeghuisbewoners? Are Premorbid Neuroticism-related Personality Traits a

Nadere informatie

Invloed van Mindfulness Training op Ouderlijke Stress, Emotionele Self-Efficacy. Beliefs, Aandacht en Bewustzijn bij Moeders

Invloed van Mindfulness Training op Ouderlijke Stress, Emotionele Self-Efficacy. Beliefs, Aandacht en Bewustzijn bij Moeders Invloed van Mindfulness Training op Ouderlijke Stress, Emotionele Self-Efficacy Beliefs, Aandacht en Bewustzijn bij Moeders Influence of Mindfulness Training on Parental Stress, Emotional Self-Efficacy

Nadere informatie

De Relatie tussen Momentaan Affect en Seksueel Verlangen; de Modererende Rol van de Aanwezigheid van de Partner

De Relatie tussen Momentaan Affect en Seksueel Verlangen; de Modererende Rol van de Aanwezigheid van de Partner De Relatie tussen Momentaan Affect en Seksueel Verlangen; de Modererende Rol van de Aanwezigheid van de Partner The association between momentary affect and sexual desire: The moderating role of partner

Nadere informatie

Ontremd Dement. Seksueel Ontremd Gedrag in Verpleeghuizen bij Mensen met Dementie. Een Verstoorde Impulscontrole? Inhibited in Dementia

Ontremd Dement. Seksueel Ontremd Gedrag in Verpleeghuizen bij Mensen met Dementie. Een Verstoorde Impulscontrole? Inhibited in Dementia Ontremd Dement Seksueel Ontremd Gedrag in Verpleeghuizen bij Mensen met Dementie. Een Verstoorde Impulscontrole? Inhibited in Dementia Sexual Disinhibited Behaviour on people with Dementia Living in Nursinghomes.

Nadere informatie

Running Head: INVLOED VAN ASE-DETERMINANTEN OP INTENTIE CONTACT 1

Running Head: INVLOED VAN ASE-DETERMINANTEN OP INTENTIE CONTACT 1 Running Head: INVLOED VAN ASE-DETERMINANTEN OP INTENTIE CONTACT 1 Relatie tussen Attitude, Sociale Invloed en Self-efficacy en Intentie tot Contact tussen Ouders en Leerkrachten bij Signalen van Pesten

Nadere informatie

Lang leven het Smart Grid! Nu het gebouw nog! Wim Zeiler

Lang leven het Smart Grid! Nu het gebouw nog! Wim Zeiler Lang leven het Smart Grid! Nu het gebouw nog! Wim Zeiler Context 40% van alle energie wordt in de westerse wereld gebruikt in gebouwen [1] Elektriciteit is een duurzame energie drager Een nieuw type elektriciteitsnet

Nadere informatie

Modererende Rol van Seksuele Gedachten. Moderating Role of Sexual Thoughts. C. Iftekaralikhan-Raghubardayal

Modererende Rol van Seksuele Gedachten. Moderating Role of Sexual Thoughts. C. Iftekaralikhan-Raghubardayal Running head: momentaan affect en seksueel verlangen bij vrouwen 1 De Samenhang Tussen Momentaan Affect en Seksueel Verlangen van Vrouwen en de Modererende Rol van Seksuele Gedachten The Association Between

Nadere informatie

Fysieke Activiteit bij 50-plussers. The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and. Physical Activity among Adults Aged over 50

Fysieke Activiteit bij 50-plussers. The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and. Physical Activity among Adults Aged over 50 De relatie tussen eigen-effectiviteit 1 De Relatie tussen Eigen-effectiviteit, Intrinsieke Motivatie en Fysieke Activiteit bij 50-plussers The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and

Nadere informatie

Een model voor personeelsbesturing van Donk, Dirk

Een model voor personeelsbesturing van Donk, Dirk Een model voor personeelsbesturing van Donk, Dirk IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document version below.

Nadere informatie

Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen. bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar

Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen. bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar Gender Differences in Crying Frequency and Psychosocial Problems in Schoolgoing Children aged 6

Nadere informatie

Keuzetwijfels in de Emerging Adulthood rondom Studie- en Partnerkeuze. in Relatie tot Depressie

Keuzetwijfels in de Emerging Adulthood rondom Studie- en Partnerkeuze. in Relatie tot Depressie 1 Keuzetwijfels in de Keuzetwijfels in de Emerging Adulthood rondom Studie- en Partnerkeuze in Relatie tot Depressie Open Universiteit Nederland Masterscriptie (S58337) Naam: Ilse Meijer Datum: juli 2011

Nadere informatie

De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim

De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim The Relationship between Work Pressure, Mobbing at Work, Health Complaints and Absenteeism Agnes van der Schuur Eerste begeleider:

Nadere informatie

Emotionele Arbeid, de Dutch Questionnaire on Emotional Labor en. Bevlogenheid

Emotionele Arbeid, de Dutch Questionnaire on Emotional Labor en. Bevlogenheid Emotionele Arbeid, de Dutch Questionnaire on Emotional Labor en Bevlogenheid Emotional Labor, the Dutch Questionnaire on Emotional Labor and Engagement C.J. Heijkamp mei 2008 1 ste begeleider: dhr. dr.

Nadere informatie

Functioneren van een Kind met Autisme. M.I. Willems. Open Universiteit

Functioneren van een Kind met Autisme. M.I. Willems. Open Universiteit Onderzoek naar het Effect van de Aanwezigheid van een Hond op het Alledaags Functioneren van een Kind met Autisme M.I. Willems Open Universiteit Naam student: Marijke Willems Postcode en Woonplaats: 6691

Nadere informatie

de Rol van Persoonlijkheid Eating: the Role of Personality

de Rol van Persoonlijkheid Eating: the Role of Personality De Relatie tussen Dagelijkse Stress en Emotioneel Eten: de Rol van Persoonlijkheid The Relationship between Daily Stress and Emotional Eating: the Role of Personality Arlette Nierich Open Universiteit

Nadere informatie

Persoonlijkheidskenmerken en cyberpesten onder jongeren van 11 tot 16 jaar:

Persoonlijkheidskenmerken en cyberpesten onder jongeren van 11 tot 16 jaar: Persoonlijkheidskenmerken en cyberpesten onder jongeren van 11 tot 16 jaar: is er een relatie met een verkorte versie van de NVP-J? Personality Characteristics and Cyberbullying among youngsters of 11

Nadere informatie

Running head: MINDFULNESS, CONTINGENTE ZELFWAARDERING EN DEPRESSIE 1. De Invloed van een Gecombineerde Mindfulnessbehandeling op

Running head: MINDFULNESS, CONTINGENTE ZELFWAARDERING EN DEPRESSIE 1. De Invloed van een Gecombineerde Mindfulnessbehandeling op Running head: MINDFULNESS, CONTINGENTE ZELFWAARDERING EN DEPRESSIE 1 De Invloed van een Gecombineerde Mindfulnessbehandeling op Contingente Zelfwaardering en Depressieve Klachten. Tammasine Netteb Open

Nadere informatie

Onderzoek werpt nieuw licht op de zaak

Onderzoek werpt nieuw licht op de zaak Onderzoek werpt nieuw licht op de zaak Dr. ir. (Myriam) M.B.C. Aries TU/e Department of the Built Environment Unit Building Physics and Systems Building Lighting group LED event 17 september 2015 Verlichting

Nadere informatie

Het MaDeSi project: Maintenance Decision Support & Simulation. Wim Lammen (NLR) AMC Seminar, Amsterdam 8 november 2017

Het MaDeSi project: Maintenance Decision Support & Simulation. Wim Lammen (NLR) AMC Seminar, Amsterdam 8 november 2017 Het MaDeSi project: Maintenance Decision Support & Simulation Wim Lammen (NLR) AMC Seminar, Amsterdam 8 november 2017 MaDeSi: doelstelling Ontwikkeling van generieke methodiek (+ proof of concept) Simulatie

Nadere informatie

Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten

Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten Difference in Perception about Parenting between Parents and Adolescents and Alcohol Use of Adolescents

Nadere informatie

De Invloed van Werkeisen en Hulpbronnen op de. Psychische Vermoeidheid en het Plezier in het Werk bij Werknemers. and Work Satisfaction of Employees

De Invloed van Werkeisen en Hulpbronnen op de. Psychische Vermoeidheid en het Plezier in het Werk bij Werknemers. and Work Satisfaction of Employees De Invloed van Werkeisen en Hulpbronnen op de Psychische Vermoeidheid en het Plezier in het Werk bij Werknemers The Influence of Job Demands and Job Resources on Psychological Fatigue and Work Satisfaction

Nadere informatie

INVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren

INVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren Sociale Steun The Effect of Chronic Pain and the Moderating Effect of Gender on Perceived Social Support Studentnummer:

Nadere informatie

De Rol van Zelfregulatie, Motivatie en Eigen Effectiviteitsverwachting op het Volhouden

De Rol van Zelfregulatie, Motivatie en Eigen Effectiviteitsverwachting op het Volhouden De Rol van Zelfregulatie, Motivatie en Eigen Effectiviteitsverwachting op het Volhouden van Sporten en de Invloed van Egodepletie, Gewoonte en Geslacht The Role of Selfregulation, Motivation and Self-efficacy

Nadere informatie

Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen

Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen Positive, Negative and Depressive Subclinical Psychotic

Nadere informatie

Classification of triangles

Classification of triangles Classification of triangles A triangle is a geometrical shape that is formed when 3 non-collinear points are joined. The joining line segments are the sides of the triangle. The angles in between the sides

Nadere informatie

CLIMATE ADAPTIVE BUILDING SHELLS EEN VOORONDERZOEK

CLIMATE ADAPTIVE BUILDING SHELLS EEN VOORONDERZOEK CLIMATE ADAPTIVE BUILDING SHELLS EEN VOORONDERZOEK Leo Bakker 1, Bart de Boer 2, Pieter de Wilde 3 Marinus van der Voorden 1 1 TNO Bouw en Ondergrond, Delft, Nederland 2 Energieonderzoek Centrum Nederland,

Nadere informatie

Relatie Tussen Organisatie-Onrechtvaardigheid, Bevlogenheid en Feedback. The Relationship Between the Organizational Injustice, Engagement and

Relatie Tussen Organisatie-Onrechtvaardigheid, Bevlogenheid en Feedback. The Relationship Between the Organizational Injustice, Engagement and Onrechtvaardigheid, bevlogenheid en feedback 1 Relatie Tussen Organisatie-Onrechtvaardigheid, Bevlogenheid en Feedback The Relationship Between the Organizational Injustice, Engagement and Feedback Nerfid

Nadere informatie

Welke Factoren hangen samen met Kwaliteit van Leven na de Kanker Behandeling?

Welke Factoren hangen samen met Kwaliteit van Leven na de Kanker Behandeling? Welke Factoren hangen samen met Kwaliteit van Leven na de Kanker Behandeling? Which Factors are associated with Quality of Life after Cancer Treatment? Mieke de Klein Naam student: A.M.C.H. de Klein Studentnummer:

Nadere informatie

Risico s van Technologisch Succes in digitale transformatie S T R A T E G I C A D V I S O R

Risico s van Technologisch Succes in digitale transformatie S T R A T E G I C A D V I S O R Risico s van Technologisch Succes in digitale transformatie 2e Risk Event 2019 11 april 2019 The S T R A T E G I C A D V I S O R Ymanagement school of the autonomous University of Antwerp 2 Prof. dr. Hans

Nadere informatie

Introductie 4/25/2013. Impacts of climate change on the indoor environmental and energy performance of buildings Klimaatadaptatiemaatregelen op

Introductie 4/25/2013. Impacts of climate change on the indoor environmental and energy performance of buildings Klimaatadaptatiemaatregelen op 4/25/2013 Kennisconferentie Deltaprogramma 2013 Impacts of climate change on the indoor environmental and energy performance of buildings op Part of Climate Proof Cities consortium of the gebouwniveau:

Nadere informatie

GOAL-STRIVING REASONS, PERSOONLIJKHEID EN BURN-OUT 1. Het effect van Goal-striving Reasons en Persoonlijkheid op facetten van Burn-out

GOAL-STRIVING REASONS, PERSOONLIJKHEID EN BURN-OUT 1. Het effect van Goal-striving Reasons en Persoonlijkheid op facetten van Burn-out GOAL-STRIVING REASONS, PERSOONLIJKHEID EN BURN-OUT 1 Het effect van Goal-striving Reasons en Persoonlijkheid op facetten van Burn-out The effect of Goal-striving Reasons and Personality on facets of Burn-out

Nadere informatie

Inhoudsopgave Samenvatting Summary Inleiding Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Inhoudsopgave Samenvatting Summary Inleiding Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Evaluatieonderzoek naar de Effectiviteit van de Zomercursus Plezier op School bij Kinderen met Verschillende Mate van Angstig en Stemmingsverstoord Gedrag en/of Autistische Gedragskenmerken Effect Evaluation

Nadere informatie

FOR DUTCH STUDENTS! ENGLISH VERSION NEXT PAGE. Toets Inleiding Kansrekening 1 8 februari 2010

FOR DUTCH STUDENTS! ENGLISH VERSION NEXT PAGE. Toets Inleiding Kansrekening 1 8 februari 2010 FOR DUTCH STUDENTS! ENGLISH VERSION NEXT PAGE Toets Inleiding Kansrekening 1 8 februari 2010 Voeg aan het antwoord van een opgave altijd het bewijs, de berekening of de argumentatie toe. Als je een onderdeel

Nadere informatie

SAMPLE 11 = + 11 = + + Exploring Combinations of Ten + + = = + + = + = = + = = 11. Step Up. Step Ahead

SAMPLE 11 = + 11 = + + Exploring Combinations of Ten + + = = + + = + = = + = = 11. Step Up. Step Ahead 7.1 Exploring Combinations of Ten Look at these cubes. 2. Color some of the cubes to make three parts. Then write a matching sentence. 10 What addition sentence matches the picture? How else could you

Nadere informatie

Executief Functioneren en Agressie. bij Forensisch Psychiatrische Patiënten in PPC Den Haag. Executive Functioning and Aggression

Executief Functioneren en Agressie. bij Forensisch Psychiatrische Patiënten in PPC Den Haag. Executive Functioning and Aggression Executief Functioneren en Agressie bij Forensisch Psychiatrische Patiënten in PPC Den Haag Executive Functioning and Aggression in a Forensic Psychiatric Population in PPC The Hague Sara Helmink 1 e begeleider:

Nadere informatie

Falende Interpretatie? De Samenhang van Faalangst met Interpretatiebias

Falende Interpretatie? De Samenhang van Faalangst met Interpretatiebias Falende Interpretatie? De Samenhang van Faalangst met Interpretatiebias Failing interpretation? The Relationship between Test Anxiety and Interpretation Bias Kornelis P.J. Schaaphok Eerste begeleider:

Nadere informatie

Running head: EFFECT VAN IB-CGT OP SEKSUELE DISFUNCTIES BIJ VROUWEN

Running head: EFFECT VAN IB-CGT OP SEKSUELE DISFUNCTIES BIJ VROUWEN Running head: EFFECT VAN IB-CGT OP SEKSUELE DISFUNCTIES BIJ VROUWEN Het Effect van Online Cognitieve Gedragstherapie op Seksuele Disfuncties bij Vrouwen The Effectiveness of Internet-based Cognitive-Behavioural

Nadere informatie

De Invloed van Innovatiekenmerken op de Intentie van Leerkrachten. een Lespakket te Gebruiken om Cyberpesten te Voorkomen of te.

De Invloed van Innovatiekenmerken op de Intentie van Leerkrachten. een Lespakket te Gebruiken om Cyberpesten te Voorkomen of te. De Invloed van Innovatiekenmerken op de Intentie van Leerkrachten een Lespakket te Gebruiken om Cyberpesten te Voorkomen of te Stoppen The Influence of the Innovation Characteristics on the Intention of

Nadere informatie

Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme

Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme Effects of Contact-oriented Play and Learning in the Relationship between parent and child with autism Kristel Stes Studentnummer:

Nadere informatie

Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten?

Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten? De Modererende rol van Persoonlijkheid op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten 1 Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve

Nadere informatie

Concept of Feedback. P.S. Gandhi Mechanical Engineering IIT Bombay

Concept of Feedback. P.S. Gandhi Mechanical Engineering IIT Bombay Concept of Feedback P.S. Gandhi Mechanical Engineering IIT Bombay Recap Goal of the course: understanding and learning Assignments: optional to start with Contact hour with TAs: Monday AN: time? Meeting

Nadere informatie

OVERGANGSREGELS / TRANSITION RULES 2007/2008

OVERGANGSREGELS / TRANSITION RULES 2007/2008 OVERGANGSREGELS / TRANSITION RULES 2007/2008 Instructie Met als doel het studiecurriculum te verbeteren of verduidelijken heeft de faculteit FEB besloten tot aanpassingen in enkele programma s die nu van

Nadere informatie

Op weg naar de. Digitale Fabriek 2016 EXACT

Op weg naar de. Digitale Fabriek 2016 EXACT Op weg naar de Digitale Fabriek Op weg naar de Digitale Fabriek Auke Hylarides, Exact Software Bart Nijhof, A.B. Software en Consultancy MENU Op weg naar de Digitale Fabriek DIGITALE INNOVATIE ONZE VISIE

Nadere informatie

LinkedIn Profiles and personality

LinkedIn Profiles and personality LinkedInprofielen en Persoonlijkheid LinkedIn Profiles and personality Lonneke Akkerman Open Universiteit Naam student: Lonneke Akkerman Studentnummer: 850455126 Cursusnaam en code: S57337 Empirisch afstudeeronderzoek:

Nadere informatie

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie Causale Relatie tussen intimiteit en seksueel verlangen 1 De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie The causal

Nadere informatie