Ingangscontrole en aanvoercontrole Antwoorden Een aardig product. Ton van der Hoorn

Transcriptie

1 Ingangscontrole en aanvoercontrole Antwoorden Een aardig product Ton van der Hoorn eerste druk, 2001

2 Artikelcode: & Ontwikkelcentrum, Ede, Nederland Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, hetzij mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het Ontwikkelcentrum. 2 EEN AARDIG PRODUCT

3 1 Kenmerken van de plant Vragen 1.1 a Bewering a is onjuist. b Bewering b is juist. c Bewering c is onjuist. d Bewering d is onjuist. e Bewering e is onjuist. f Bewering f is onjuist. g Bewering g is juist. h Bewering h is juist. i Bewering i is onjuist. j Bewering j is juist. k Bewering k is juist. Vragen 1.2 a De goede antwoorden zijn: Bastvaten. Nerven. Centrale cilinder. Houtvaten. Vaatbundels. b De goede antwoorden zijn: Schors van de stengel. Schors van de wortel. c De goede antwoorden zijn: Epidermis van wortel en epidermis van stengel. Centrale cilinder en vaatbundels. d De goede antwoorden zijn: Nerven. Vaatbundels. Centrale cilinder. KENMERKEN VAN DE PLANT 3

4 2 Onderdelen van een plant Vragen 2.1 a Kelkbladeren, kroonbladeren, meeldraden, stamper, vruchtbeginsel, zaadbeginsel. b Zaad, kroonbladeren, meeldraden, vruchtbeginsels - zaadbeginsels, nietzaadvaste. Vragen 2.2 a Moerplant. b Bolschijf. c Blad. d Stengelknollen. e Slapende ogen. f Kloon. g Vegetatieve vermeerdering. h Wortelknollen. Vragen 2.3 Een antwoord is niet te geven. Alle tekeningen kunnen verschillend zijn. Vragen 2.4 a Perspot, opkweekpot, plantplug, verspeenplaat. b Betere doorgroei in de eindpot. c Kijken of de plant wel goed doorworteld is. d Turfpotje, paperpot, Jiffy -7 (zweltablet). 4 EEN AARDIG PRODUCT

5 3 Het groeien van planten Vragen 3.1 a De leer van de levensverrichtingen. b Stofwisseling. c Het proces waarbij met behulp van bladgroen en zonlicht suikers worden gevormd. d Het proces waarbij energie vrij komt door de verbranding van suikers. e Groei is de toename in aantal cellen en ontwikkeling is de voortgang in fasen. Vragen 3.2 a Deze bewering is onjuist. b Deze bewering is onjuist. c Deze bewering juist. d Deze bewering is onjuist. e Deze bewering juist. f Deze bewering juist. g Deze bewering is onjuist. h Deze bewering juist. i Deze bewering is onjuist. j Deze bewering is juist. Vragen 3.3 a Het juiste antwoord is: De groei. De ademhaling. b Het juiste antwoord is: Van cel naar cel. Door de zeefvaten. Door de nerven in het blad. c Het juiste antwoord is: Enzymen. d Het juiste antwoord is: De houtvaten. e Het juiste antwoord is: De zeefvaten. f Het juiste antwoord is: Suikers. HET GROEIEN VAN PLANTEN 5

6 4 Water en voeding Vragen 4.1 a Lucht: C en O; water: H en O; grond N,P,K. b Fe, MG, MN en N. Vragen 4.2 a In een luchtig, voldoende vochtig milieu. b Het zuurstofgehalte in de grond. c Dan sterven de wortels af. d Wortels groeien erdoorheen (en vertakken daar niet) of blijven erboven. e Opname van water ven voedingstoffen. f In ionvorm. g Gebreksverschijnselen. Vragen 4.3 Volgorde van boven naar beneden. Enigszins afwijkende antwoorden hoeven niet fout te zijn. a 6,1,3,2,5,4 b 3/4,2,1,3/4 c 1/2,3/4,1/2,3/4,5 d 1,6/7,4,6/7,2,3,5 Vragen 4.4 a De hout en zeefvaten. b Bij schimmels en andere lagere planten. c Door opname van voedingstoffen. d Het via de bladeren afstaan van water door de worteldruk. e De bladeren gaan slap hangen. f Omdat de luchtvochtigheid dan te hoog is. g Afgesneden stelen in heet water houden. 6 EEN AARDIG PRODUCT

7 5 Teeltmethoden en teeltwerkzaamheden Vragen 5.1 De goede antwoorden zijn: roos 2, 4, 5; forsythia 3; leeuwenbek 4; leeuwenbek 2, 4; tulp 3; narcis 1; Anthurium 5; gladiool 4; chrysant 5. Vragen 5.2 a Om een vollere, bossiger plant te krijgen. b Om een goede trosvorm te krijgen. c Goede bladeren krijgen meer licht, gewas droogt sneller, minder schimmels. d Alleen dan krijg je de gewenste bloemvorm (eenkopper). e Bij het pluizen breken de zijknopen dan gemakkelijker. f Grootbloemige roos, standaardanjer, grootbloemige chrysant, Dahlia. g Te vroeg geplozen kan doorgroei van zijsteeltjes geven; te laat geplozen geeft soms schade aan de eindknop. Niet toppen en wel pluizen en niet knoppen. Niet toppen, niet pluizen, wel knoppen. Wel toppen, niet pluizen en niet knoppen. Wel toppen, wel pluizen en niet knoppen. Het ringetje kan dan niet zakken. Je hebt dan sneller een vollere en grotere plant. Veel te arbeidsintensief. Dat is minder opvallend. Er blijft dan genoeg ruimte (licht en lucht) in het hart van de plant. Begonia's groeien nauwelijks meer in de lengte; Schefflera s wel. Vragen 5.3 a De goede antwoorden zijn: 1 juist; 2 onjuist; 3 onjuist; 4 juist; 5 juist; 6 onjuist; 7 onjuist; 8 jui st; 9 onjuist; 10 onjuist; 11 juist; TEELTMETHODEN EN TEELTWERKZAAMHEDEN 7

8 b 12 onjuist; 13 onjuist; 14 onjuist. De goede antwoorden zijn: roos: geen (temperatuur); anjer: langedag; jaarrondchrysant: kortedag; duizendschoon: temperatuur; Forsythia: temperatuur; Kerstster: kortedag; Cyclamen: geen; Vriesea: ethylene; Tulp: temperatuur; Begonia: kortedag 8 EEN AARDIG PRODUCT

9 6 Eenvoudige teeltprincipes bij de roos Vragen 6.1 a Ze hebben alle drie dezelfde bloembouw. b Aalsmeer e.o., ZHG, NOP en Noord-Holland. c Vanwege de symbolische betekenis. d Stekels vormen een geheel met de bast; doorns niet. Vragen 6.2 Vragen 6.3 De goede antwoorden zijn: a ja; b ja; c nee; d ja. De goede antwoorden zijn: 1 grondscheut; 2 oog van de ent; 3 wortelhals; 4 wortels; 5 broekscheut; 6 onderstam; 7 griffelhout. Vragen 6.4 a De juiste beweringen zijn: Soms produceert een onderstam broekscheuten. Bij een zetling heeft men op de onderstam een stukje stengel met oog geplaatst. Een halfjaarsstruikje is het resultaat van een oculatie. Als we een bast met een oog op een onderstam zetten, spreken we van een oculatie. Een wilde scheut is een scheut die van de onderstam komt. Oude rozenstruiken kunnen zichzelf verjongen door het vormen van nieuwe grondscheuten. b De juiste volgorde is: vermeerderen, onderstam, ent, planten, griffelhout, inbuigen, grondscheut, bloem en broekscheut. c De eerste scheut die zich uit de ent ontwikkelt. d Er kan nog te weinig energie door de plant worden geleverd. e Om betere grondscheuten te krijgen. f De scheuten uit het oog van de ent, die na het griffelhout ontstaan. g De kloppende beweringen zijn: Grootbloemige rozen hebben bij de oogst één of meer bloem(en) aan een stengel. Pluizen zijn kleine scheuten met bloemknoppen aan de bloemstengel. Pluizen moet je weghalen als ze klein zijn. Bij standaardanjers en bolchrysanten kan ook worden geplozen. Door het beschadigen van de bladeren bij het pluizen kan de bloemstengel scheef gaan staan. EENVOUDIGE TEELTPRINCIPES BIJ DE ROOS 9

10 h Bij trosrozen worden de grote onderste pluizen weggebroken. Pluizen doen we met de hand. De goede antwoorden zijn: Inbuigen: regelmatig het jaar rond; om de lichtopvang te verbeteren. Loosvorming: bij gebrek aan licht; scheuten zonder bloem; gevormd als gevolg van te weinig energie. Pluizen: ook bij trosrozen; verhouten na verloop van tijd; bij voorkeur. s morgens; wegbreken van kleine zijknopjes. 10 EEN AARDIG PRODUCT

11 7 Eenvoudige teeltprincipes bij de begonia Vragen 7.1 Begonia Eliator Groep Begonia Semperflorens Groep Begonia Lorrainne Groep Begonia Rex Groep Begonia Tuberhybrida Groep Nederlandse naam Winterbloeiende grootbl. Zomerbloeiende kleinbl. Winterbloeiende, klein Bladbegonia Knolbegonia Toepassing Kies uit: kamerplant, perkplant of beide. perkplant kamerplant kamerplant kamerplant perkplant Aanvoerperiode Kies uit: voorjaar, zomer, najaar, winter of jaarrond jaarrond voorjaar, zomer jaarrond voorjaar voorjaar Bloemkleuren geel, wit, rood roze, rood, wit roze, wit n.v.t. n.v.t. Bloemgrootte Kies uit: groot, middelgroot, klein of n.v.t. groot klein middelgroot n.v.t. groot EENVOUDIGE TEELTPRINCIPES BIJ DE BEGONIA 11

12 Vragen 7.2 Vragen 7.3 Vragen 7.4 De goede antwoorden zijn: kruidachtig: stengel; asymmetrisch: blad; dun: blad of bloem; twee tot vier: stengels; beschadigen: blad of bloem. De goede antwoorden zijn: vegetatieve; belichten; korte dag; winter; bladeren; lange dag. De juiste beweringen zijn: Er wordt niet meer gespoten als de bloemknoppen eenmaal zichtbaar zijn. Het aantal bespuitingen is afhankelijk van het seizoen. Dankzij de remstofbespuitingen kunnen we meer planten per vierkante meter neerzetten. Vragen Tuber. 2 Generatief. 3 Groep. 4 Toppen. 5 Remmen. 6 Eenhuizig. 7 Zaad. 8 Rex. 9 Cultivar. 10 Asymmetrisch. 11 Scheutstek. 12 Eliator. 13 Toppen. 14 Kortedag. 15 Jaarrond. 16 Bloemknop. 17 Scheutstek. 18 Lorraine. 19 Wijderzetten. 20 Bladstek. 21 Tablet. 22 Eliator. 23 Oppennen. 24 Tuberhybrida. 25 Massoniana. 12 EEN AARDIG PRODUCT

13 8 Oogsten, sorteren en bossen van snijbloemen Vragen 8.1 a Er worden op 1000 m 2 : 1000 x 280 bloemen geproduceerd = bloemen. De arbeidskosten bedragen dan 400 uur x 15 = Per bloem is dat 6 000/ = 2,1 cent. Per bos chrysanten is dat dan 5 x 2,1 = 10,7 cent b Energiekosten, plantmateriaal, kosten van kassen en dergelijke enz. Vragen 8.2 a Water. b De bloemknoppen komen dan onvoldoende open. c Het knikken van de bloemsteel van rozen vlak onder de bloemknop. d Ja, s zomers bevatten de bloemen meer suikers. e Trosanjer, fresia, troschrysant, aster, trosroos, enz. f Alstroemeria, trosanjer, fresia, Hippeastrum, lelie, iris. g Gerbera, standaardanjer, violier, Cymbidium, Anthurium. h Bloemen in knop zijn vaak minder gevoelig voor beschadigingen en geven het idee van een verser product. Vragen 8.3 a Omdat het niet anders kan en omdat het soms de sierwaarde van het product verhoogd. b Zonder blad geeft minder sierwaarde, maar wordt gedaan omdat de bladeren nog nodig zijn voor de bolproductie die na de bloei opgang komt. c Anthurium, Agapanthus, Allium, gerbera, lathyrus, e.a. d Kans op schade, kans op rotting, extra verdamping, voortijdige veroudering. e Neen, de assimilatie stelt na de oogst niets meer voor: het is te koud, te donker of de huidmondjes zijn gesloten. Vragen 8.4 a Te rijp en te rauw oogsten verkort de houdbaarheid. b Dan kun je met één hand oogsten en op de andere arm verzamelen. c Oogsten, transport naar bosruimte, sorteren, bossen, inhoezen, inpakken, bloemen in containers, transport naar koelcel, transport naar veiling. d Houtig gewas, niet gemakkelijk te snijden, doornig. e Minder kans op schade. f Lengte van de roos, knopdikte, afwijkingen. g In verband met bacteriegroei. h Hierdoor hebben we minder last van bacteriegroei. i De juiste antwoorden zijn: Er zal dan minder verdamping zijn. Er treedt minder beschadiging op tijdens het transport. Vragen 8.5 a Diverse mogelijkheden. b Als iemand niet steeds regelmatig kan doorwerken. c Omdat er altijd wel enige afstemmingsverliezen optreden. OOGSTEN, SORTEREN EN BOSSEN VAN SNIJBLOEMEN 13

14 d e f Soms zijn drie medewerkers minimaal nodig om de machine optimaal te kunnen laten functioneren. Kosten te hoog ten opzichte van de arbeidsbesparing. Rente, afschrijving en onderhoud. Vragen , 11, 4, 14, 7, 15, 10, 6, 8, 2, 5, 3, 16, 9, 1,12 14 EEN AARDIG PRODUCT

15 9 Oogsten, sorteren en veilingklaar maken van potplanten Vragen 9.1 Vragen 9.2 Oprapen, kar naar de schuur brengen, in veilingfust zetten, op veilingkar zetten. De juiste beweringen zijn: Hoe langer de teeltduur hoe beter de kwaliteit. De teeltduur kun je verkorten door de temperatuur te verhogen. Door tijdig wijder te zetten voorkom je smetten. Hoe vaker je wijder zet hoe meer teeltfasen je hebt. Het aantal bloemknoppen per plant is een belangrijke kwaliteitscriterium. Planten die gejaagd geteeld zijn, zijn goedkoper. Vragen 9.3 a Eerst tegen elkaar. b Rekken. c Grote. d Weinig. e Meer. f Teruggezet. g Niet. h Weken. Vragen 9.4 a Vooral als dagelijks snel heel veel planten gesorteerd moeten worden is beeldverwerking snel rendabel. b Ja, door kleurmeting van het bloemoppervlak. c Ja, door meting van boven of opzij of beide van een plant. OOGSTEN, SORTEREN EN VEILINGKLAAR MAKEN VAN POTPLANTEN 15

16 10 Aanvoervoorschriften en kwaliteit Vragen 10.1 Positief: houdbaarheid, sierwaarde, vaasleven, bloeizekerheid, voedingswaarde, vers, voedingswaarde. Negatief: beschadiging, vervuiling, bladvergeling, insectenvrij. Beide: kleur (te rijp, te veel open of juist mooi), glans (niet iedereen waardeert dat), smaak, verpakking (sier en bescherming versus milieu), vlezigheid. Vragen 10.2 a Per product. Elk product heeft zijn eigen eisen. Voor de één is verpakking gewenst, voor de nader schadelijk. b In het belang van de kopers, als zij partijen willen samenvoegen; de VBN. Vragen 10.3 Diverse antwoorden zijn goed. Vragen 10.4 a De betekenis van de woorden is: residu: zichtbare restanten van bestrijdingsmiddelen of andere toegepaste middelen; visueel vrij: schade niet met het oog zichtbaar; dierlijke parasieten: dierlijke organismen die de plant aantasten, zoals insecten; plantaardige parasieten: in de praktijk zijn dat schimmelziekten; bladdek: bovenste laag bladeren; pot/plantverhouding: verhouding tussen potgrootte en plant omvang; Es potmaat: gestandaardiseerde en centraal afgesproken maat voor potten. b Meerdere antwoorden mogelijk. c Meerdere antwoorden mogelijk. Vragen 10.5 a Potmaat 10, hoogte 20 cm, één stek per pot, rijpheidsstadium 2. b Juist, want in de kwaliteitsvoorschriften staan eisen per plant, maar in de sorteringvoorschrift staan de eisen voor A1-, A2- en B1-kwaliteit per partij. c Dat wil zeggen dat slecht vijf van de 100 planten mogen afwijken van de vastgestelde norm. d Omdat in geval van onenigheid tussen handel en teler de keurmeester van de veiling een vaste maat kan hanteren. (Als zes van de 100 planten afwijken is het geen A1 meer). e Elke productgroep heeft zij eigen specifieke kenmerken. Vragen 10.6 Aantal planten: 6 (per tray) x 24 (bakken) x 5 (karren) = 720 planten. Uitval 5%: = 684 planten. Vragen 10.7 Bewering en/of opmerking: De planten moeten rijpheidsstadium 2 hebben: sorteringsvoorschrift De VBN-productcode moet ingevuld worden: aanduidingsvoorschrift. Planten in 13 cm pot moeten 4 stokjes hebben: kwaliteitsvoorschrift. De plant moet 100% vrij zijn van meeldauw : kwaliteitsvoorschrift. De potkluit moet vochtig zijn: minimale eis. 16 EEN AARDIG PRODUCT

17 Er moet geperforeerd folie gebruikt worden: verpakkingsvoorschrift. De partij moet een gelijke planthoogte hebben: sorteringsvoorschrift. Het type stapelwagen moet aangegeven zijn: aanduidingsvoorschrift. De pot moet schoon zijn: minimale eis. Vragen 10.8 Geen antwoord. Vragen 10.9 a Kan op de veiling direct elektronisch verwerkt worden. Minder kans op fouten. b Alleen dan kun je problemen voorkomen bij de verdere afhandeling van de partij. c Ja, met pijlen aangeven op de brief AANVOERVOORSCHRIFTEN EN KWALITEIT 17

18 18 EEN AARDIG PRODUCT