GEMOTIVEERD ADVIES VAN EEN NATIONAAL PARLEMENT INZAKE DE SUBSIDIARITEIT

Transcriptie

1 Europees Parlement Commissie juridische zaken GEMOTIVEERD ADVIES VAN EEN NATIONAAL PARLEMENT INZAKE DE SUBSIDIARITEIT Betreft: Gemotiveerd advies van de Kamer van Afgevaardigden van het parlement van de Tsjechische Republiek inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan (COM(2016)0378 C8-0213/ /0176(COD)) Ingevolge artikel 6 van Protocol Nr. 2 betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid kunnen nationale parlementen binnen een termijn van acht weken vanaf de datum van toezending van een ontwerp van wetgevingshandeling aan de voorzitters van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie een gemotiveerd advies toezenden waarin wordt uiteengezet waarom het betrokken ontwerp huns inziens niet strookt met het subsidiariteitsbeginsel. Hierbij gelieve u aan te treffen een gemotiveerd advies van de Tsjechische Kamer van Afgevaardigden inzake bovengenoemd voorstel voor een richtlijn. Volgens het Reglement van het Europees Parlement is de Commissie juridische zaken bevoegd voor de naleving van het subsidiariteitsbeginsel. NP\ docx PE v01-00 In verscheidenheid verenigd

2 BIJLAGE Parlement van de Tsjechische Republiek KAMER VAN AFGEVAARDIGDEN 2016 Zevende zittingsperiode 298e RESOLUTIE van de Commissie Europese aangelegenheden tijdens haar 53e vergadering van 1 september 2016 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan (documentcode 10012/16, COM(2016) 378 final) De Commissie Europese aangelegenheden van de Kamer van Afgevaardigden van het parlement van de Tsjechische Republiek, na de toelichting te hebben gehoord van de eerste viceminister van Binnenlandse Zaken, JUDr. Ing. Jiří Nováček, en de directeur van de afdeling Buitenlandse Werkgelegenheid van het Ministerie van Werk en Sociale Zaken, Ing. Štefan Duháň, na het verslag te hebben gehoord van lid Ivana Dobešová en na debat, hecht zijn goedkeuring aan het bij deze resolutie gevoegde besluit. (getekend) Josef Šenfeld Controlerend lid Ivana Dobešová Rapporteur (getekend) Igor Jakubčík Vicevoorzitter PE v /7 NP\ docx

3 Bijlage bij resolutie nr. 298 Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan COM(2016) 378 final, Raadsdocument 10012/16 Interinstitutioneel dossier 2016/0176(COD) Rechtsgrond: artikel 79, lid 2, onder a), en artikel 294 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Datum van toezending door de Commissie Europese aangelegenheden aan de kamer van afgevaardigden: Datum van behandeling in de Commissie Europese aangelegenheden: (1e fase) Procedure: Gewone wetgevingsprocedure. Voorlopig standpunt van de regering (overeenkomstig 109a, lid 1, van het Reglement van de Kamer van Afgevaardigden): Gedateerd 27 juni 2016, ingediend bij de Commissie Europese aangelegenheden op 18 juli 2016 via het ISAP-systeem. Beoordeling uit het oogpunt van het subsidiariteitsbeginsel: Het voorstel is niet in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel (zie hierna). In verband hiermee zij erop gewezen dat de Senaat in zijn resolutie die is goedgekeurd tijdens zijn 32e vergadering van 23 augustus 2016, ook een gemotiveerd advies in de zin van artikel 6 van Protocol Nr. 2 betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid heeft goedgekeurd. De Senaat is in dit advies van mening dat het voorstel om het bestaan van parallelle systemen te verbieden strijdig is met het subsidiariteitsbeginsel overeenkomstig artikel 5, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Motivering en doelstelling: Wat het EU-recht betreffende banen voor hooggekwalificeerde of gespecialiseerde werknemers betreft, geldt momenteel Richtlijn 2009/50/EG van de Raad betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan. Volgens de Commissie voldoet deze wetgeving evenwel niet aan de verwachtingen en zijn bij de toepassingspraktijk de zwakke punten ervan aan het licht gekomen. Tot deze zwakke punten behoren volgens de Commissie met name restrictieve toelatingsvoorwaarden, beperkte bevordering van de mobiliteit binnen de EU en uiteenlopende parallelle voorschriften voor dezelfde categorie van werknemers in de verschillende EU-lidstaten. NP\ docx 3/7 PE v01-00

4 Inhoud en effect: Doel met de voorgestelde wetgeving is de bestaande richtlijn te vervangen en nieuwe wetgeving vast te stellen die volgens de Commissie de bestaande tekortkomingen oplost en de capaciteit van de EU vergoot om hooggekwalificeerde werknemers aan te trekken en te houden en hun mobiliteit binnen de EU te bevorderen. Gezien de geldende wetgeving heeft de hierna volgende tekst van het advies vooral betrekking op de wijzigingen ten opzichte van de bestaande regeling. Het voorstel voor een richtlijn bestaat uit zes hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk bevat algemene bepalingen. Door de wijzigingen in de definities (de term "zaměstnání vyžadující vysokou kvalifikaci" (baan die een hoge kwalificatie vereist) wordt vervangen door "zaměstnání vyžadující vysoce odborné dovednosti" (baan die een hoge beroepsbekwaamheid vereist) (in de Nederlandse versie van de richtlijn beide vertaald als "hooggekwalificeerde baan")) zijn de lidstaten voortaan verplicht beroepservaring te erkennen als alternatief voor opleiding. In het voorstel wordt toegang verleend tot de Europese blauwe kaart aan alle gezinsleden van een EU-burger die onderdaan zijn van een derde land en wordt hun de mogelijkheid verleend een baan uit te oefenen die een hoge beroepsbekwaamheid vereist en zonder begeleiding door een EU-burger dienstreizen binnen de EU uit te voeren. De richtlijn is voortaan ook van toepassing op personen die internationale bescherming genieten overeenkomstig Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming. Deze personen mogen een blauwe kaart aanvragen op dezelfde manier als personen uit derde landen. Bedoeling met deze regelgeving is volgens de Commissie ervoor te zorgen dat deze personen niet beperkt worden door hun status en dat zij de mogelijkheid krijgen op basis hiervan werk dat een hoge beroepsbekwaamheid vereist, uit te voeren. Een fundamentele wijziging ten opzichte van de bestaande regelgeving is dat het nieuwe voorstel niet het bestaan mogelijk maakt van parallelle nationale systemen voor de verlening van toestemming voor het uitvoeren van activiteiten die een hoge beroepsbekwaamheid vereisen. De lidstaten zijn voortaan dus verplicht alleen blauwe kaarten af te geven aan personen die vallen in het toepassingsgebied van de richtlijn. Parallelle systemen kunnen evenwel voort worden toegepast in het geval van personen uit derde landen die niet in het toepassingsgebied van de richtlijn vallen. Het tweede hoofdstuk heeft betrekking op de toelatingsvoorwaarden. Overeenkomstig artikel 5 omvatten deze voorwaarden een arbeidsovereenkomst of een bindend aanbod van een baan. Ten opzichte van de bestaande regelgeving is de minimumduur van de arbeidsovereenkomst verkort van 12 maanden tot 6 maanden. Volgens de Commissie moet deze regeling dienen voor een grotere flexibiliteit van de arbeidsomstandigheden. Verdere voorwaarde is dat wordt voldaan aan de nationale voorwaarden voor gereglementeerde beroepen. Voor niet-gereglementeerde beroepen wordt er in het voorstel in voorzien dat de aanvrager moet bewijzen dat hij hogere beroepskwalificaties heeft. In het voorstel wordt ook de hoogte verminderd van de vereiste minimumvergoeding, van 1,5 maal het gemiddelde salaris naar 1 1,4 maal het gemiddelde salaris. Volgens de Commissie zijn zo banen mogelijk voor een veel groter aantal personen met een hoge beroepsbekwaamheid. Voor beroepen waar meer werknemers uit derde landen nodig zijn en voor afgestudeerden van het hoger onderwijs kan bovengenoemd minimumsalaris worden verlaagd tot 80 %, voor een periode van maximum drie jaar. Er is ook een PE v /7 NP\ docx

5 wijziging wat het recht van een lidstaat betreft om de situatie op de arbeidsmarkt te onderzoeken teneinde bepaalde vacatures in te vullen met een werknemer uit eigen land. Op grond van de bestaande wetgeving mocht de lidstaat deze activiteit vrij verrichten, terwijl zij volgens het voorstel alleen mogelijk is, als de arbeidsmarkt van de lidstaat ernstig verstoord is. In het derde hoofdstuk wordt de procedure in de artikelen 8 12 gewijzigd voor de afgifte van Europese blauwe kaarten. Bij een positief besluit over de aanvraag geeft de lidstaat de aanvrager een Europese blauwe kaart. Met de Europese blauwe kaart wordt de kaarthouder gedurende de geldigheidsperiode van de kaart het recht verleend het grondgebied van de lidstaat die de kaart heeft afgegeven, binnen te gaan, opnieuw binnen te gaan en erop te verblijven en voorts de in het voorstel vastgestelde rechten uit te oefenen. De kaart heeft standaard een geldigheidsduur van twee jaar, waarbij de geldigheid in het geval van een kortere arbeidsovereenkomst moet overeenkomen met de duur van de arbeidsbetrekking plus drie maanden. De termijn voor de verstrekking van informatie over het besluit betreffende de aanvraag wordt ook verkort tot zestig dagen (voorheen negentig) vanaf de indiening van de aanvraag en voorts wordt de lidstaat het recht verleend passende vergoedingen te eisen voor de verwerking van de aanvragen. Nieuw zijn de zogeheten erkende werkgevers. Als iemand wordt erkend als erkende werkgever, wordt de procedure voor de verwerking van aanvragen versneld en vereenvoudigd. Het vierde hoofdstuk heeft betrekking op de rechten van de houders van een blauwe kaart. In het voorstel wordt het bestaande systeem vereenvoudigd van de artikelen 14 15, door de houder van een blauwe kaart volledige toegang te verlenen tot een baan die een hoge beroepsbekwaamheid vereist. De lidstaten kunnen van de kaarthouders eisen dat zij essentiële wijzigingen die invloed hebben op de geldigheid van de blauwe kaart, melden. De houders van een blauwe kaart hebben het recht ook een parallelle zelfstandige activiteit te verrichten. Net als in de bestaande wetgeving mag de kaarthouder tijdelijk werkloos zijn, maar niet langer dan drie maanden. Wat de rechten van de gezinsleden betreft, zorgen de wijzigingen die met het voorstel worden aangebracht in de artikelen en de daar vastgestelde afwijkingen van Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging, ervoor dat de gezinshereniging van werknemers met een baan die een hoge beroepsbekwaamheid vereist, wordt versoepeld. Wat het recht op langdurig verblijf (status van langdurig EU-ingezetene) betreft, worden met het voorstel afwijkingen vastgesteld van Richtlijn 2003/109/EG betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen. In de artikelen wordt met het voortel voorzien in een vereenvoudigde toegang tot het recht op langdurig verblijf in vergelijking met de bestaande wetgeving. Dit recht kan worden verworven na een verblijf van de houder van de blauwe kaart gedurende drie jaar in één lidstaat of na een verblijf van vijf jaar in diverse lidstaten. In het vijfde hoofdstuk worden de betrekkingen vastgesteld inzake mobiliteit tussen de lidstaten. Met het voorstel wordt het geheel nieuwe concept ingevoerd van bedrijfsactiviteiten in een tweede lidstaat. Hiermee wordt het recht vastgesteld van houders van een blauwe kaart om voor een bepaalde periode naar een andere lidstaat te gaan voor het verrichten van commerciële activiteiten. Hiermee komt de verplichting overeen voor de lidstaten om af te zien van het eisen van andere vergunningen dan de blauwe kaart. Volgens de Commissie dient deze regeling om flexibel verkeer van werknemers met een hoge beroepsbekwaamheid mogelijk te maken. Voorts worden met het voorstel de voorwaarden vereenvoudigd voor het aanvragen van een blauwe kaart in een tweede EU-land. NP\ docx 5/7 PE v01-00

6 Het zesde hoofdstuk bevat slotbepalingen. Dit deel heeft vooral betrekking op informatieverstrekking en op de regels op het gebied van statistiek. Effect op de overheidsbegroting en de rechtsorde van de Tsjechische Republiek Als het voorstel wordt goedgekeurd, moeten voor de tenuitvoerlegging wijzigingen worden aangebracht in de vreemdelingenwetgeving, de arbeidswetgeving en de socialezekerheidswetgeving. Volgens het kaderbesluit van de Tsjechische regering worden geen gevolgen verwacht voor de overheidsbegroting. Advies van de Tsjechische regering: De Tsjechische regering steunt de bestaande wetgeving en steunt geen bijkomende wetgevingsactiviteit op dit gebied. Uit dit oogpunt is zij vooral gekant tegen het verbod op parallelle systemen en de beperking van de arbeidsmarkttoets. De Tsjechische regering is het evenmin eens met de verplichte erkenning van beroepservaring en met de verlaging van het minimumsalaris. Voorlopig tijdschema van de behandeling in de EU-instanties: Als bevoegde commissie voor de behandeling van het document in kwestie is de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken van het Europees Parlement aangewezen. Er is nog geen datum voor de behandeling van het document in de organen van het Europees Parlement vastgesteld. Conclusie: De Commissie Europese aangelegenheden: 1. hecht niet zijn goedkeuring aan het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan (COM(2016) 378 final); 2. dringt aan op het behouden van de beslissende rol van de EU-lidstaten op het gebied van legale migratie en werkgelegenheid, inclusief het recht van de afzonderlijke lidstaten om de omvang van de legale migratie te bepalen; 3. verwerpt duidelijk het verbod op parallelle nationale systemen, de beperking van de mogelijkheid om arbeidsmarkttoetsen uit te voeren en de uitbreiding van het toepassingsgebied van de richtlijn met houders die internationale bescherming genieten, omdat dit strijdig is met het subsidiariteitsbeginsel, en hecht zijn goedkeuring aan het gemotiveerd advies in de zin van artikel 6 van Protocol Nr. 2 betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid; 4. steunt het kaderbesluit van de Tsjechische regering over dit document; 5. machtigt de voorzitter van de commissie Europese zaken deze resolutie, overeenkomstig het Reglement van de Kamer van afgevaardigden, te doen toekomen aan de voorzitter van de Kamer van afgevaardigden, de regering, de voorzitter van de Senaat, de Voorzitter van het Europees Parlement, de Voorzitter van de Raad van de Europese Unie en aan de Voorzitter van de Europese Commissie. (getekend) Josef Šenfeld Controlerend lid Ivana Dobešová Rapporteur PE v /7 NP\ docx

7 (getekend) Igor Jakubčík Vicevoorzitter NP\ docx 7/7 PE v01-00