MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST"

Transcriptie

1 MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 4 april 2017 met nummer MHHC/M/1617/0052 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0024/M Verzoekende partij de heer Kris DE BOEVER, wonende te 9810 Nazareth, Beenstraat 39 vertegenwoordigd door advocaat Jan OPSOMMER, met kantoor te 9700 Oudenaarde, Gentstraat 152 Verwerende partij het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse regering, ten verzoeke van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw vertegenwoordigd door advocaat Jan BERGE, met woonplaatskeuze op het kantoor te 3000 Leuven, Naamsestraat 165 I. BESTREDEN BESLISSING Verzoekende partij vordert met een aangetekende brief van 21 oktober 2015, geregulariseerd op 3 december 2015, de vernietiging van de beslissing van de gewestelijke entiteit van 8 september 2015, gekend onder nummer 14/AMMC/484-M/WVM/ib. De bestreden beslissing legt aan verzoekende partij een alternatieve bestuurlijke geldboete op van euro (230 euro verhoogd met de opdeciemen overeenkomstig artikel , lid 2 DABM) wegens schending van de artikelen 21, 1 en 22, 1, 3 van het decreet van 22 december 2006 houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (hierna: Mestdecreet). Aan verzoekende partij wordt verweten dat zij een perceel grasland bemestte door middel van injectie tot op de rand van een waterloop over een lengte van 220 meter en stalmest opbracht op een perceel maïsstoppel van 1,4 hectare zonder deze mest binnen 24 uur na de opbrenging in te werken. II. VERLOOP VAN DE RECHTSPLEGING 1. Verwerende partij dient een antwoordnota en het administratief dossier in. Verzoekende partij dient een wederantwoordnota in. Verwerende partij dient een laatste nota in. 1

2 De kamervoorzitter behandelt de vordering tot vernietiging op de openbare zitting van 20 oktober Advocaat Jan OPSOMMER voert het woord voor verzoekende partij. Advocaat Kristien VANDERHEIDEN loco advocaat Jan BERGE voert het woord voor verwerende partij. 3. Het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (DBRC-decreet) en het besluit van de Vlaamse regering van 16 mei 2014 houdende de rechtspleging voor sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (Procedurebesluit) zijn toegepast. III. FEITEN 1. Op 29 maart 2014 stellen twee toezichthouders bij de Mestbank - Vlaamse Landmaatschappij Regio West (hierna: verbalisant) bij een controle naar aanleiding van een klacht dat er op 21 maart 2014 vaste mest breedwerpig op een maïsstoppel zou zijn opgebracht en nog niet zou zijn ondergewerkt het volgende vast: 3. Beschrijving van de vaststellingen Op zaterdag 29 maart 2014 omstreeks 8:15 uur begeven wij ons naar de Waterratstraat in Nazareth, wij bemerken vrijwel onmiddellijk een perceel maïsstoppel waar stalmest werd op opgebracht. De stalmest werd opengespreid maar niet ondergewerkt. We bemerken dat het naastgelegen perceel grasland ook bemest werd, maar ditmaal door middel van injectie. We bemerken dat het perceel, dat naast de Moerbeek gelegen is, tot op de rand bemest werd. Uit nazicht van de databank blijkt dat beide percelen in gebruik zijn door De Boever Kris. Wij nemen hierop telefonisch contact op met De Boever Kris. De Boever Kris meldt ons dat hij de mest ergens vorige week heeft uitgevoerd, voor een grote regenbui. Hij is nadien niet meer op het perceel geraakt om te kunnen onderwerken. Hij haalt aan dat hij reeds twee jaar lang depressief is en dat dit één van de redenen is waarom hij de mest nog niet ondergewerkt heeft. Wanneer wij vermelden dat ook het naastliggende perceel niet correct bemest werd, wordt de heer De Boever emotioneel. Hij stelt dat hij het grasland pacht tot aan de waterloop en dat hij dus ook de maximale opbrengst uit het perceel dient te halen, door te bemesten tot aan de waterloop. Wij wijzen hem op de nadelige invloed op de waterkwaliteit indien de bemesting tot aan de waterloop wordt uitgevoerd. De Boever Kris haalt aan dat de beide bemestingen werden uitgevoerd door derden, nl. door Loonbedrijf Devenyn uit Kruishoutem voor de opgebrachte stalmest, en door Van Parys Stepman voor de geïnjecteerde mengmest. De Boever Kris beëindigt het telefoongesprek. In de namiddag worden we opgebeld door de zus van De Boever Kris, die ons mededeelt dat De Boever Kris in behandeling is voor een depressie/burn-out en daarom niet goed omkon met ons telefoongesprek. Zij meldt ons dat zij, samen met haar man, de werkzaamheden op het bedrijf heeft overgenomen om haar broer te helpen. Wij vragen om deze informatie via e- mail over te maken aan ons. 2

3 Op maandag 31 maart 2014 ontvangen wij een van De Boever Kathleen. In de worden de omstandigheden nog eens uitgelegd, en wordt een attest van de psychiater overgemaakt. Tijdens een hercontrole omstreeks 16u15 blijkt dat de opgebrachte stalmest reeds werd ondergewerkt. Voormelde vaststellingen worden opgenomen in het aanvankelijk proces-verbaal nr. GE.63.H /14 van 10 april 2014, dat op dezelfde datum wordt gesloten en aan verzoekende partij evenals aan het Parket wordt verzonden. Op 14 april 2014 meldt de procureur des Konings aan de gewestelijke entiteit AMMC dat het milieumisdrijf niet strafrechtelijk zal worden behandeld. 3. Met een brief van 22 mei 2014 brengt de gewestelijke entiteit verzoekende partij op de hoogte van haar voornemen om desgevallend een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming. Verzoekende partij wordt daarbij tevens uitgenodigd om haar schriftelijk verweer mee te delen, eventueel vergezeld van een vraag tot hoorzitting, terwijl zij ook de mogelijkheid krijgt om inzage te vragen in het administratief dossier. Verzoekende partij bezorgt met een aangetekende brief van 6 juni 2014 haar schriftelijk verweer aan de gewestelijke entiteit, waarin het volgende wordt gesteld: Ik ben van mening dat aan mij geen geldboete kan worden opgelegd omwille van navolgende feiten en redenen: 1. omstandigheden Ik heb opdracht gegeven aan een loonwerker om mest uit te voeren op het vermelde perceel. Ik had de intentie om zelf de mest onder te werken binnen de vooropgestelde termijn van 2 uur, maar omwille van mijn ziekte ben ik daar niet meer toe gekomen. Reeds meer dan 2 jaar lijd ik aan een depressie die mij soms volledig verlamt, en hierdoor is het steeds onvoorspelbaar of ik in staat zal zijn om te werken of niet. Soms is het zo erg, dat ik niet in staat ben om iemand op te bellen en mijn werk te delegeren (bv aan mijn zus of aan schoonbroer). Aan een andere loonwerker heb ik opdracht gegeven om het vermelde perceel naast de waterloop te injecteren met mest. Ik wist niet dat de afstand van 5 meter naast de waterloop niet gerespecteerd werd. Van zodra de inbreuk vastgesteld werd (dd 29 maart 2014), heeft mijn schoonbroer Van Den Abeele Eric, echtgenoot van mijn zus De Boever Kathleen, de uitgevoerde mest ingewerkt. De verklaring van de feiten werd per doorgestuurd naar Alexander Wieme van het VLM. Ik betreur ten zeerste het feit dat het controleverslag en het PV opgemaakt door de VLM geen melding maakt van deze herstelmaatregel, terwijl dit toch getuigt van de intentie en de goede wil om de inbreuk zo snel mogelijk te herstellen. Verzachtende omstandigheden : In elk geval spelen er meerdere verzachtende omstandigheden : 3

4 ik was gedurende de periode waarin de inbreuk werd gepleegd langdurig depressief en ziek; de herstelmaatregel werd nog uitgevoerd op de dag zelf van de vaststelling van de feiten, nog voor de opstart van de procedure tot oplegging van een geldboete. Mijn depressie is het gevolg van echtelijke moeilijkheden en een bijzonder moeilijke familiale situatie. Daar waar ik samen met mijn echtgenote een landbouwbedrijf uitbaatte met ongeveer 200 runderen en 70 hectaren, waarbij ik vroeger.volop steun had van mijn voormalige echtgenote die op het bedrijf ook haar deel van het werk deed, is nu door de echtscheiding al het werk op mijn schouders terechtgekomen en kon ik de werklast niet meer aan, waardoor ik de hulp heb ingeroepen van mijn familie om het hoofd boven water te houden. Bovendien ben ik door de combinatie van de onhoudbare werkdruk en de echtelijke moeilijkheden in een ernstige depressie gesukkeld. Uit de medische attesten in bijlage blijkt dat ik reeds meermaals werd opgenomen in verschillende psychiatrische instellingen. Telkens werd de diagnose depressie en burn-out gesteld. Tot slot moet in elk geval het feit dat nog voor de opstart van de procedure de herstelmaatregelen werden uitgevoerd, (zelfs op de dag van de vastelling van de inbreuk werden de herstelmaatregelen uitgevoerd), in rekening gebracht worden en in mijn voordeel spelen. Gelet op artikel DABM dat bepaalt dat wanneer een geldboete wordt opgelegd, dat de hoogte ervan dient afgestemd te worden op de ernst van het misdrijf dat tevens dient rekening te worden gehouden met de frequentie waarmee en de omstandigheden waarin de overtreding werd gepleegd en dat de uitgevoerde herstelmaatregel aanleiding moet geven tot het annuleren van de geldboete of op zijn minst tot een vermindering van de geldboete. 3. De herstelmaatregel werd reeds uitgevoerd : De herstelmaatregelen werden uitgevoerd op dd 29/03/2014, op de dag van de vaststelling van de inbreuk, nog voor de opstart van de procedure. Daarnaast ben ik ook van mening dat er mij geen voordeelontneming kan opgelegd worden, daar ik uit het misdrijf geen enkel financieel voordeel verkregen heb, temeer omdat de herstelmaatregel zo snel mogelijk werd uitgevoerd. Conclusie Op basis van de voormelde en verder aan te voeren argumenten, en stukken, verzoek ik u in hoofdorde vast te stellen dat er geen reden is tot het opleggen van een geldboete, minstens dat er verzachtende omstandigheden zijn die aanleiding geven tot een kwijtschelding, dan wei minimale sanctie. 4. Met een mailbericht van 1 juni 2015 meldt de verbalisant aan de gewestelijke entiteit dat aan de hand van de verzamelaanvraag 2014 blijkt dat het perceel akkerland van 1,4 hectare volledig niet emissie-arm werd bemest met stalmest, en het perceel grasland dat te dicht langs de waterloop werd bemest een lengte heeft van ongeveer 220 meter langs de waterloop. 4

5 5. Op 8 september 2015 legt de gewestelijke entiteit de vermelde bestuurlijke geldboete op, waarvan verzoekende partij met een aangetekend schrijven met ontvangstbewijs van 21 september 2015 in kennis wordt gesteld. Deze beslissing wordt als volgt gemotiveerd: Overeenkomstig artikel 21, 1 van het Mestdecreet is het verboden meststoffen op of in de bodem te brengen, met uitzondering van bemesting door rechtstreekse uitscheiding bij beweiding, tot 5 meter landinwaarts van de bovenste rand van een waterloop. Overeenkomstig artikel 22, 1 3 van het Mestdecreet moeten op niet-beteelde landbouwgrond dierlijke mest en andere meststoffen emissiearm op of in de bodem gebracht worden met mestinjectie of met het in twee opeenvolgende werkgangen uitspreiden en inwerken van de mest, waarbij de mest binnen twee uur na het uitspreiden moet zijn ingewerkt op het perceel in kwestie. Op zaterdagen is het verplicht om de dierlijke mest onmiddellijk in te werken. In afwijking van 3 worden andere meststoffen die arm zijn aan ammoniakale stikstof, champost die arm is aan ammoniakale stikstof en stalmest die arm is aan ammonlakale stikstof binnen 24 uur na de opbrenging ingewerkt. In uw aan verbalisant dd. 31 maart 2014 haalt u als reden voor voormelde schendingen van het Mestdecreet uw ziekte (depressie/burn-out) aan. U bezorgde hieromtrent ook een attest van uw behandelend arts. Uw ziektebeeld kan echter heen rechtvaardigings- noch schulduitsluitingsgrond bieden voor het plegen van een milieumisdrijf. U gaf eveneens aan dat de stalmest alsnog werd ondergewerkt door uw schoonbroer op 29 maart Dit werd bevestigd tijdens een hercontrole door verbalisant. In uw verweerschrift d.d. 6 juni 2014 stelde u ondermeer dat u de opdracht had gegeven aan de loonwerker om mest uit te voeren op het kwestieuze perceel. U verklaarde dat u de intentie had om zelf de mest onder te werken binnen de termijn van 2 uur, maar dat u daartoe niet gekomen bent omwille van uw ziekte. U stelde dat u aan een andere loonwerker de opdracht had gegeven om het perceel naast de waterloop te injecteren met mest en dat u niet wist dat de afstand van 5 meter niet gerespecteerd werd. U riep volgende verzachtende omstandigheden in: uw ziekte en het uitvoeren van de herstelmaatregel, namelijk het onderwerken van de mest, op de dag van de vaststellingen. Overeenkomstig artikel 47 van het Mestdecreet dient de landbouwer ervoor te zorgen dat de meststoffen op een milieukundig verantwoorde wijze en overeenkomstig het Mestdecreet worden afgezet en dat op de gronden die hij in gebruik heeft de bemestingsregels, vermeld in het Mestdecreet, nageleefd worden. Het milieumisdrijf staat voldoende vast in uwen hoofde. Bij de bepaling van de hoogte van de geldboete wordt rekening gehouden met de ernst van het milieumisdrijf, de frequentie en de omstandigheden waarin het milieumisdrijf is gepleegd of beëindigd. Ernst In uitvoering van de Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen, Nitraatrichtlijn genaamd, en de Richtlijn 2001/81/EG van 23 oktober 2001 van de Raad en 5

6 van het Parlement inzake de nationale emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen, NEC-richtlijn genaamd, heeft het Mestdecreet bepaalde maatregelen voorzien. Eén ervan bestaat uit het opleggen van beperkingen aan het op of in de bodem brengen van meststoffen overeenkomstig de goede landbouwpraktijken en rekening houdend met de kenmerken van de betrokken kwetsbare zone. In het kader van de nitraatproblematiek is het algemeen principe dat meststoffen enkel mogen opgebracht worden op landbouwgrond of groeimedium en dit binnen een vastgestelde periode, op gezette tijdstippen en op welbepaalde wijze. Door het niet emissiearm opbrengen van stalmest op een perceel maïsstoppel met een oppervlakte van 1,4 ha en door het opbrengen van runderenmengmest op een perceel grasland tot op de rand van een waterloop (Moerbeek) kunnen de opgebrachte meststoffen moeilijker in de bodem dringen en gemakkelijker migreren naar de lucht of het oppervlaktewater. De Nitraatrichtlijn heeft onder meer als doel de lucht- en wateremissies die veroorzaakt of teweeggebracht worden door nitraten uit agrarische bronnen te verminderen en verdere verontreiniging te voorkomen. Door voormelde feiten worden deze doelstellingen miskend. Bovenvermelde feiten zijn derhalve voldoende ernstig om te worden gesanctioneerd met een alternatieve bestuurlijke geldboete. Frequentie In het proces-verbaal zijn er geen indicaties dat er bij u reeds eerder vergelijkbare feiten werden vastgesteld in een proces-verbaal. Daarom wordt het criterium frequentie niet meegenomen bij de bepaling van de hoogte van de geldboete. Omstandigheden Tijdens een hercontrole van verbalisant bleek dat de stalmest op dezelfde dag van de vaststellingen alsnog werd ondergewerkt. Met deze verzachtende omstandigheid wordt rekening gehouden bij het bepalen de hoogte van de boete, hetgeen geleid heeft tot een lager boetebedrag. Ten slotte zijn er, wat dit milieumisdrijf betreft, voor het overige geen bijzondere omstandigheden waarmee rekening gehouden wordt bij het bepalen van de hoogte van de geldboete. Dit is de bestreden beslissing. IV. ONTVANKELIJKHEID VAN DE VORDERING TOT VERNIETIGING A. Ontvankelijkheid wat betreft de tijdigheid van het beroep Uit het dossier blijkt dat de vordering tijdig is ingesteld. Er worden hieromtrent geen excepties opgeworpen. B. Schending van artikel 15, 1 Procedurebesluit Standpunt van de partijen 6

7 1. Verwerende partij stelt in haar antwoordnota en haar laatste nota dat het het verzoekschrift niet de woonplaats van de verzoekende partij bevat, zoals vereist door artikel 15, 1 Procedurebesluit, zodat het onontvankelijk is. Verzoekende partij wijst in haar wederantwoordnota op het feit dat haar woonplaats expliciet werd vermeld in het kader van de regularisatie van haar initieel verzoekschrift, die daarmee één geheel uitmaakt, terwijl de verzoeker die zijn verzoekschrift tijdig regulariseert wordt geacht het te hebben ingediend op de datum van de eerste verzending of neerlegging. Beoordeling door het College 1. Artikel 15, 1 Procedurebesluit voorziet dat het verzoekschrift (onder meer) de woonplaats moet vermelden van verzoekende partij, terwijl artikel 17, 2 Procedurebesluit terzake geen mogelijkheid voorziet om een gebeurlijke tekortkoming te regulariseren. De verplichting van verzoekende partij om in haar verzoekschrift melding te maken van haar woonplaats, heeft tot doel de Dienst van de Bestuursrechtscolleges in staat te stellen om alle procedurestukken te betekenen aan verzoekende partij en in het algemeen om haar op eenvoudige wijze te kunnen bereiken. Vermits het adres van verzoekende partij werd vermeld op (de envelop van) de aangetekende brief waarmee zij (tijdig) beroep aantekende tegen de bestreden beslissing, en vervolgens eveneens expliciet werd vermeld in het schrijven van haar raadsman waarmee haar initieel verzoekschrift tijdig werd geregulariseerd, ondervond de griffie in casu geen enkel probleem om de woonplaats van verzoekende partij te achterhalen, terwijl verwerende partij hiervan reeds kennis had. Derhalve heeft deze procedurele tekortkoming in hoofde van verzoekende partij de rechtsgang niet vertraagd noch belemmerd, terwijl verwerende partij hierdoor evenmin werd geschaad in haar rechten van verdediging. 3. In de rand hiervan merkt de Raad nog op dat een alternatieve bestuurlijke geldboete tot doel heeft om gedragingen, in strijd met een voorschrift dat wordt gehandhaafd met toepassing van titel XVI DABM en waarop overeenkomstig deze titel een straf is gesteld, te voorkomen en te bestraffen, en een sanctie is met een overwegend repressief karakter. Als gevolg van haar punitief karakter betreft het opleggen van dergelijke boete een strafvervolging in de zin van artikel 6, lid 1 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna EVRM). Bij het opleggen ervan moet dan ook worden voldaan aan de procedurele en materiële waarborgen voor strafvervolging en bestraffing, zoals vervat in de artikelen 6 en 7 EVRM en het zevende protocol bij het EVRM, in de artikelen 14 en 15 van het internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, in de artikelen 12 en 14 van de Grondwet en in de fundamentele beginselen van het strafrecht. De decreetgever beoogde eveneens een uitgebreide rechtsbescherming. In de memorie van toelichting bij het ontwerp dat 7

8 titel XVI van het DABM is geworden wordt uitdrukkelijk gesteld dat "bestuurlijke geldboeten door hun punitief karakter, aanleiding moeten geven tot dezelfde rechtswaarborgen die gelden voor strafvervolgingen en de berechting van strafbare feiten", en dat het decreet op dat vlak een optimale rechtsbescherming wil waarborgen (Memorie van toelichting, Vlaams Parlement, , 1249, nr. 1, 14 en 16-17). In die optiek dient afdoende rekening te worden gehouden met het in hoofde van verzoekende partij gewaarborgde recht van toegang tot de rechter, overeenkomstig -onder meer- artikel 6, lid 1 EVRM. In het licht van dit grondrecht moeten al te strikte interpretaties van procedureregels, waardoor de rechterlijke beoordeling van de grond van de bij de rechter aanhangig gemaakte zaak wordt belet, in beginsel worden vermeden. Dergelijke strikte interpretaties kunnen, in navolging van het standpunt daaromtrent van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, in conflict komen met het grondrecht van toegang tot de rechter (zie o.a. EHRM, nr /07 dd. 24 februari 2009, L Erablière t. België). De exceptie wordt verworpen. C. Schending van artikel 15, 3 Procedurebesluit Standpunt van de partijen 1. Verwerende partij stelt in haar antwoordnota en haar laatste nota dat het verzoekschrift geen vordering bevat waarover het College een uitspraak kan doen, zoals vereist door artikel 15, 3 Procedurebesluit, zodat het onontvankelijk is. Zij meent met name dat in wat moet begrepen worden als een beschikkend gedeelte de verzoekende partij alleen maar vraagt om een dossier op te sturen en om te worden gehoord, zodat de bestreden beslissing naar luidt van het verzoekschrift op zichzelf niet wordt aangevochten. Verzoekende partij wijst in haar wederantwoordnota op het feit dat het voorwerp van het beroep duidelijk in het verzoekschrift werd vermeld als referte : Betreft: beslissing tot oplegging van een bestuurlijke geldboete met kenmerk. Beoordeling door het College 1. Artikel 15, 3 Procedurebesluit bepaalt dat het verzoekschrift minstens het voorwerp van het beroep of bezwaar bevat, terwijl artikel 17, 2 Procedurebesluit terzake geen mogelijkheid voorziet om een gebeurlijke tekortkoming te regulariseren. Wel kan een verzoekende partij (desgevallend) op basis van artikel 17, 2, lid 1, 4 Procedurebesluit alsnog voldoen aan de vormvereiste in artikel 16, 1 om bij het verzoekschrift een afschrift van de bestreden beslissing of een verklaring van de verzoeker dat hij niet in het bezit is van een dergelijk afschrift te voegen, zoals in casu (tijdig) is gebeurd. Overeenkomstig de aanhef van de aangetekende brief van verzoekende partij betreft haar verzoekschrift de beslissing tot oplegging van een bestuurlijke geldboete met kenmerk 14/AMMC/484-M/WVM/ib, die (overeenkomstig artikel 17, 2 Procedurebesluit) ook aan haar verzoekschrift wordt toegevoegd. Zij stelt dat zij op 22 september 2015 een aangetekend 8

9 schrijven kreeg dat de AMMC haar een bestuurlijke geldboete van 1380 euro oplegt voor het plegen van een milieumisdrijf, waarna zij haar bedrijfssituatie uiteenzet en gelet op de aangehaalde omstandigheden hoopt op begrip vanwege de zeer moeilijke situatie waarin zij zich toen bevond. Op basis hiervan blijkt duidelijk dat het verzoekschrift betrekking had op en werd ingediend naar aanleiding van de bestreden beslissing, waarbij de gewestelijke entiteit aan verzoekende partij een alternatieve bestuurlijke geldboete oplegt waarmee laatstgenoemde (in het licht van haar bedrijfssituatie) niet akkoord is. Gelet op deze vaststelling oordeelt het College dat verzoekende partij (als diegene aan wie de boete werd opgelegd) beroep instelt tegen de bestreden beslissing overeenkomstig artikel DABM. Hoewel dit door verzoekende partij in haar verzoekschrift niet expliciet wordt gesteld, dient in het licht van artikel 35 DBRC-decreet, waarin wordt bepaald dat als een Vlaams bestuursrechtscollege als vermeld in artikel 2, 1, a) en b), het beroep gegrond verklaart, het de bestreden beslissing geheel of gedeeltelijk vernietigt, te worden aangenomen dat verzoekende partij de vernietiging vordert van de bestreden boetebeslissing. De exceptie wordt verworpen. D. Schending van artikel 15, 4 Procedurebesluit geen middelen Standpunt van de partijen 1. Verwerende partij stelt in haar antwoordnota en haar laatste nota dat het verzoekschrift geen gemotiveerd bezwaar bevat, en evenmin een verwijzing naar rechtsregels of rechtsbeginselen die toelaten om het bezwaar juridisch te begrijpen, zodat het verzoekschrift onontvankelijk is omdat er naar eis van recht geen middel of bezwaar wordt aangevoerd, zoals vereist door artikel 15, 4 Procedurebesluit. Zij meent dat het verzoekschrift slechts een summiere uiteenzetting bevat van de ziektetoestand van de verzoekende partij op het ogenblik van de geverbaliseerde feiten, terwijl verzoekende partij verder zegt dat het dossier haar onbekend is en dat de opdracht aan de verschillende loonwerkers om de betreffende percelen te bemesten niet door haar is gegeven. Verzoekende partij stelt in haar wederantwoordnota dat de ratio legis van artikel 15, 4 Procedurereglement werd gerespecteerd, namelijk de rechten van verdediging waarborgen. Zij meent dat het verzoekschrift het recht van verdediging niet schendt gezien verwerende partij in diens antwoordnota over vier pagina s uitweidt over de grond van de zaak, als antwoord op de aangehaalde middelen, en dus duidelijk kennis had van de argumenten van verzoeker. Beoordeling door het College 1. Artikel 15, 4 Procedurebesluit bepaalt dat het verzoekschrift minstens een uiteenzetting bevat van de feiten en de ingeroepen middelen, terwijl artikel 17, 2 Procedurebesluit terzake geen mogelijkheid voorziet om een gebeurlijke tekortkoming te regulariseren. 9

10 De vereiste in artikel 15, 4 Procedurebesluit impliceert, in het licht van (de uiteenzetting hierboven inzake) het in hoofde van verzoekende partij gewaarborgde recht van toegang tot de rechter, niet dat verzoekende partij expliciet de rechtsregels of rechtsbeginselen moet vermelden die volgens haar door de bestreden beslissing worden geschonden. Het is enkel noodzakelijk dat de uiteenzetting in het verzoekschrift het voor het College in het kader van haar legaliteitstoets, en voor verwerende partij in het kader van haar verdediging, mogelijk maakt duidelijk te begrijpen wat de bestreden beslissing wordt verweten, en met name welke rechtsregels of rechtsbeginselen door de bestreden beslissing zouden zijn geschonden en op welke manier. Zoals hierna bij de bespreking van het middel zal blijken, stelt het College (samen met verwerende partij in haar ondergeschikte poging om het middel ten gronde te beantwoorden) vast dat verzoekende partij in haar verzoekschrift in essentie betwist dat zij een haar toerekenbare inbreuk pleegde op het Mestdecreet. De exceptie wordt verworpen. V. ONDERZOEK VAN DE MIDDELEN TOT VERNIETIGING ENIG MIDDEL Standpunt van de partijen 1. Verzoekende partij stelt in haar verzoekschrift met betrekking tot haar bedrijfssituatie dat zij reeds sedert 2012 kampt met een zeer zware depressie/burn-out, waar in 2013 ook nog echtelijke problemen bijkwamen met een echtscheiding tot gevolg, waarna zij op 1 januari 2014 het landbouwbedrijf van zijn ex-vrouw heeft overgenomen. Zij stelt dat dit enkel is kunnen gebeuren dankzij zijn zus Kathleen De Boever en haar echtgenoot Eric Van den Abeele, die dag en nacht hebben gewerkt om het bedrijf op de rails te houden, gezien verzoekende partij zelf totaal niet in staat was om ook maar iets te doen. Zij beweert dat het bovenvermelde dossier haar onbekend is en de opdracht aan de verschillende loonwerkers om de desbetreffende percelen te bemesten niet door haar is gegeven. Gelet op deze omstandigheden hoopt zij op begrip vanwege de zeer moeilijke situatie waarin zij zich toen bevond. In haar wederantwoordnota merkt verzoekende partij vooreerst op dat het procedurereglement geen vormvoorschriften omvat betreffende de middelen an sich, en dat uit het feit dat verwerende partij in diens antwoordnota afdoende kon reageren op de argumenten van verzoeker, kan worden afgeleid dat verweerder de argumenten kende en het middel van verzoeker ontvankelijk is. Zij stelt dat uit het verzoekschrift blijkt dat verzoeker de vermeende inbreuk wijt aan zijn medische situatie waardoor hij de werklast van zijn landbouwbedrijf niet altijd aan kan ten gevolge van echtelijke moeilijkheden en een bijzonder moeilijke familiale situatie, waarbij zij benadrukt dat uit de medische attesten in het administratief dossier blijkt dat hij reeds meermaals werd opgenomen in verschillende psychiatrische instellingen. Zij stelt dat het voor zich spreekt dat deze toestand waarin verzoeker zich reeds geruime tijd bevindt, mee zijn handelen, of eerder gebrek aan handelen, heeft bepaald, en dat de bestreden beslissing het redelijkheidsbeginsel als algemeen beginsel van behoorlijk bestuur schendt door voormelde medische aspecten niet als verzachtende omstandigheden aan te nemen. Zij meent dat dit bovendien geenszins wordt gemotiveerd, doch de bestreden beslissing slechts stelt: "Uw ziektebeeld kan echter geen rechtvaardigingsgrond- noch schulduitsluitingsgrond bieden voor het 10

11 plegen van een milieumisdrijf', waardoor de bestreden beslissing eveneens het motiveringsbeginsel schendt. Tenslotte meent verzoekende partij dat intussen de redelijke termijn werd overschreden, gezien de feiten niet complex zijn en dateren van meer dan twee jaar terug (maart 2014) en er dus toch al een lange periode is verstreken sedert de beweerde inbreuk, waardoor het voor verzoeker moeilijk is op vandaag nog met 100% zekerheid te zeggen wie meer dan twee jaar terug welke percelen heeft bemest, op welke datum en welke manier. Zij meent dat deze lange behandelingsduur van dit dossier en de constante dreiging op een sanctie gelet op de medische toestand van verzoeker bovendien extra belastend is, zodat indien het College zou oordelen dat alsnog een geldboete kan worden opgelegd, deze in elk geval substantieel dient verminderd te worden gelet op de overschrijding van de redelijke termijn. Zij stelt dat uit het beroepschrift van verzoeker minstens duidelijk is af te leiden dat hij de opgelegde bestraffing te zwaar vindt en dat hij van oordeel is dat, gezien alle elementen van het dossier, de handhavende overheid tot een lagere geldboete had moeten besluiten. Verwerende partij antwoordt (ondergeschikt) dat zij in het verzoekschrift als enig mogelijk middel een betwisting leest van het daderschap of de toerekenbaarheid van de feiten. Wat betreft het bestaan van een toerekenbaar milieumisdrijf stelt verwerende partij dat het proces-verbaal en haar bijlagen een bijzondere bewijswaarde genieten overeenkomstig artikel , eerste lid DABM, en dat de schendingen van artikel 21, 1 en 22, 1, 3 Mestdecreet niet worden betwist en bijgevolg vaststaan, zodat de objectieve bestanddelen van het milieumisdrijf zijn bewezen. Voorts stelt zij dat het enig vermoedelijke middel van de verzoekende partij beperkt is tot het standpunt dat zij geen opdracht gaf aan de loonwerkers om de percelen te bemesten, zodat het middel er lijkt op neer te komen dat de bestreden beslissing werd genomen met schending van artikel , eerste lid DABM. Verwerende partij stelt dat verzoekende partij een professionele landbouwexploitatie voert en de percelen op het ogenblik van de vastgestelde bemestingsactiviteiten in gebruik heeft. Zij citeert het verweer van verzoekende partij van 6 juni 2014, en stelt dat verzoekende partij uitdrukkelijk erkent de opdracht te hebben gegeven om de handelingen te stellen die een schending zijn van artikel 21, 1 en 22, 1, 3 Mestdecreet en derhalve ondubbelzinnig erkent om een overtreder te zijn zoals het is bepaald in artikel DABM. Zij meent dat de formele ontkenning van verzoekende partij, die in het inleidend verzoekschrift uitdrukkelijk ontkent de opdracht aan de loonwerkers te hebben gegeven, in confrontatie is met een eerdere dubbele erkenning, met name telefonisch aan de verbalisanten op 29 maart 2014 en schriftelijk in het verweer van 06 juni 2014, en derhalve volkomen ongeloofwaardig is. Zij wijst erop dat moet worden aangenomen dat de mededeling van de verzoekende partij op de telefonische interpellatie van de verbalisanten onverdacht waarheidsgetrouw is, vermits het een onvoorbereide en dus spontane reactie is, terwijl de schriftelijke bevestiging van de inhoud van deze reactie in het verweer van 6 juni 2014 het waarheidsgetrouwe en geloofwaardige karakter ervan onderstreept. Zij stelt dat verzoekende partij perfect wist wat op zijn percelen tijdens de dagen voorafgaand aan 29 maart 2014 gebeurde, en dat uit niets blijkt dat hij zonder kennis of besef over zijn landbouwactiviteit zou gesproken en geschreven hebben. De vaststelling dat het werk door een derde werd uitgevoerd doet volgens verwerende partij niets af aan de hoedanigheid van de verzoekende partij als verantwoordelijke exploitant van zijn landbouwbedrijf, waarbij zij nog wijst op artikel 47, 3 Mestdecreet, dat bepaalt dat alle landbouwers ervoor dienen te zorgen dat op de gronden die zij in gebruik hebben de bemestingsregels, vermeld in dit decreet nageleefd worden". Zij stelt dat verzoekende partij niet aantoont dat hij de uitvoerende loonwerkers niet kon of moest instrueren over de juiste bemesting, terwijl zij bovendien wordt geacht de wet te kennen, zodat de 11

12 vastgestelde schendingen op artikel 21, 1 en 22, 1, 3 Mestdecreet bijgevolg aan de verzoekende partij toerekenbaar zijn. Verwerende partij merkt in geheel ondergeschikte orde nog op dat, in zoverre moet worden verondersteld dat de verzoekende partij zijn ziektetoestand (depressie en burn-out) als overmacht inroept, uit de hierboven geciteerde eigen verklaringen van de verzoekende partij alleen maar blijkt dat hij met betrekking tot de litigieuze feiten eigen beslissingen als bedrijfsleider is blijven nemen, en er geen bewijs is van een feit dat zich geheel buiten de wil van de verzoekende partij aan hem voordeed en dat van die aard zou zijn dat het zijn verantwoordelijkheid als bedrijfsleider voor de exploitatie wegnam. Zij stelt dat verzoekende partij op het ogenblik dat hij aan de loonwerkers een opdracht gaf niet door ziekte was gehinderd om dat te doen, wel integendeel, zoals het duidelijk uit haar telefonische en geschreven verklaringen blijkt. Wat betreft de hoogte van de geldboete wijst verwerende partij op het feit dat door de gewestelijke entiteit rekening werd gehouden met de ernst van de feiten, de frequentie en de omstandigheden waarin het milieumisdrijf werd gepleegd, evenals met de verzachtende omstandigheden, met name met het onderwerken van de mest op de dag zelf van de vaststellingen. Derhalve meent zij dat de wettelijke voorschriften voor de bepaling van de administratieve geldboete bijgevolg werden nageleefd, terwijl de boete in verhouding staat tot de vastgestelde feiten en het tegendeel niet wordt aangetoond, zodat er geen reden is voor herleiding, laat staan kwijtschelding van de bestuurlijke geldboete. In haar laatste nota betwist verwerende partij nog de ontvankelijkheid van het nieuwe middel in de wederantwoordnota. Zij overweegt dat verzoekende partij stelt dat het onredelijk is dat de medische aspecten niet als verzachtende omstandigheden in acht genomen worden, dat de bestreden beslissing het motiveringsbeginsel zou schenden, en tenslotte dat de redelijke termijn overschreden werd en dat dit haar verhindert om bijkomende informatie te verschaffen over de data en de manier van bemesting, terwijl dit nieuw middel, bestaande uit drie onderdelen, niet op ontvankelijke wijze voor het eerst in de wederantwoordnota kan worden aangevoerd gelet op artikel 15,4 van het Procedurebesluit, zoals overigens ook blijkt uit het verslag aan de Vlaamse regering. Zij stelt dat verzoekende partij geen middelen opwierp in het verzoekschrift, en dat de in de wederantwoordnota uiteengezette argumenten waren gekend op het moment van het neerleggen van het verzoekschrift en op dat ogenblik hadden moeten aangebracht worden. Zij herhaalt dat zij in het verzoekschrift als enig mogelijk middel een betwisting leest van het daderschap of de toerekenbaarheid van de feiten, terwijl dit argument niet verder wordt uitgewerkt in de wederantwoordnota. Wat betreft de stelling van verzoekende partij dat het onredelijk is dat de medische aspecten niet als verzachtende omstandigheden in acht genomen worden stelt verwerende partij dat het redelijkheidsbeginsel maar kan geschonden worden als de bestreden beslissing kennelijk onredelijk is. Zij meent dat de ziektetoestand van de verzoekende partij niet als rechtvaardigingsgrond- noch als schulduitsluitingsgrond voor het plegen van een milieumisdrijf kan beschouwd worden, terwijl de toestand bovendien ook geen overmachtssituatie creëerde. Zij stelt dat het feit dat de verzoekende partij het niet eens is met dit standpunt het nog niet kennelijk onredelijk maakt. Beoordeling door het College 12

13 1. Verzoekende partij stelt in haar verzoekschrift in essentie dat de milieumisdrijven haar niet kunnen worden toegerekend, gezien zij in het licht van haar bedrijfssituatie en met name haar zéér zware depressie/burn-out met daarbovenop echtelijke problemen zelf totaal niet in staat was om ook maar iets te doen, zodat het bovenvermelde dossier haar onbekend is en de opdracht aan de verschillende loonwerkers om de desbetreffende percelen te bemesten niet door haar is gegeven. Verzoekende partij meent derhalve dat zij ten onrechte als overtreder wordt beschouwd, en voert feitelijk de schending aan van artikel , lid 1 DABM. In haar wederantwoordnota stelt verzoekende partij in essentie vooreerst dat uit het verzoekschrift blijkt dat zij de vermeende inbreuk wijt aan zijn medische situatie waardoor hij de werklast van zijn landbouwbedrijf niet altijd aan kan ten gevolge van echtelijke moeilijkheden en een bijzonder moeilijke familiale situatie, zodat het voor zich spreekt dat deze toestand waarin verzoeker zich reeds geruime tijd bevindt, mee zijn handelen, of eerder gebrek aan handelen, heeft bepaald, en dat de bestreden beslissing het redelijkheidsbeginsel als algemeen beginsel van behoorlijk bestuur schendt door voormelde medische aspecten niet als verzachtende omstandigheden aan te nemen. Voorts voert zij aan dat de bestreden beslissing daaromtrent niet afdoende is gemotiveerd, gezien slechts wordt overwogen dat "Uw ziektebeeld echter geen rechtvaardigingsgrond- noch schulduitsluitingsgrond kan bieden voor het plegen van een milieumisdrijf'. Tenslotte stelt verzoekende partij dat de redelijke (beslissings)termijn werd overschreden, in het licht van de vaststelling dat de feiten reeds dateren van maart 2014 en niet complex zijn, waardoor zij heden problemen ondervindt inzake de bewijsvoering, vermits het moeilijk is op vandaag nog met 100% zekerheid te zeggen wie meer dan twee jaar terug welke percelen heeft bemest, op welke datum en welke manier. Overeenkomstig artikel 15, 4 Procedurebesluit, samen gelezen met artikel 29 Procedurebesluit, kan een verzoekende partij niet voor het eerst in de wederantwoordnota een nieuw middel ontwikkelen, indien dat haar reeds bekend was op het ogenblik van het indienen van het verzoekschrift. Dit blijkt tevens uit het verslag aan de Vlaamse regering, waarbij in de toelichting bij artikel 29 Procedurebesluit het volgende wordt gesteld: Overtuigingsstukken kunnen door verzoeker nog ingediend worden samen met zijn wederantwoordnota, maar enkel om zijn middelen verder te staven met stukken waarover hij voorheen nog niet kon beschikken of om te antwoorden op de argumenten van de verweerder (in kader van de rechten van verdediging); niet om zelf nieuwe elementen toe te voegen die hem reeds bekend waren bij de opmaak van het verzoekschrift (nieuwe elementen zijn onontvankelijk). Het College stelt vast dat verzoekende partij in haar wederantwoordnota een andere invulling geeft aan het middel zoals uiteengezet in het verzoekschrift. Terwijl zij initieel het daderschap betwistte door te stellen dat zij noch kennis had van het dossier, noch opdracht had gegeven aan de loonwerkers om de desbetreffende percelen te bemesten, stelt zij in haar wederantwoordnota niet zozeer dat zij geen kennis heeft van de milieumisdrijven dan wel daartoe geen opdracht gaf, maar wel dat haar handelen op het ogenblik van het plegen van deze milieumisdrijven werd beïnvloed door haar precaire medische situatie, ten gevolge waarvan zij de werklast van haar 13

14 landbouwbedrijf niet altijd kon dragen. Om die reden meent zij dat de bestreden beslissing het redelijkheidsbeginsel schendt door de (in haar schriftelijk verweer uiteengezette) medische situatie niet als verzachtende omstandigheid in rekening te brengen. Het College stelt tevens vast dat verzoekende partij in haar wederantwoordnota voor het eerst de schending inroept van het motiveringsbeginsel, doordat de bestreden beslissing niet afdoende zou zijn gemotiveerd inzake de impact van de medische omstandigheden (als verzachtende omstandigheid) op de hoogte van het boetebedrag. Tenslotte stelt het College vast dat verzoekende partij in haar wederantwoordnota voor het eerst aanvoert dat de gewestelijke entiteit de redelijke termijn overschreed, met implicaties op de bewijsvoering. Gezien verzoekende partij in haar wederantwoordnota geenszins aannemelijk maakt dat zij voormelde invulling en/of uitbreiding van het middel niet reeds in haar verzoekschrift kon opwerpen, is het middel wat deze onderdelen betreft onontvankelijk. Zoals verzoekende partij in haar wederantwoordnota zelf opmerkt, heeft het College in het verleden reeds middelen onontvankelijk verklaard wegens schending van artikel 15, 4 Procedurereglement, doch slechts wanneer door de verzoekende partij nog nieuwe elementen worden toegevoegd die hem nochtans bekend waren bij de opmaak van het verzoekschrift". In tegenstelling tot de (loutere) bewering van verzoekende partij, is dit in casu het geval, gezien zij in haar wederantwoordnota wel degelijk nieuwe elementen aanhaalt die zij reeds in haar verzoekschrift kon aanvoeren. De exceptie van verwerende partij is gegrond, zodat het middel enkel wordt beoordeeld in zoverre daarin wordt betwist dat verzoekende partij in het licht van haar medische toestand op het ogenblik van de inbreuken kan worden beschouwd als de overtreder aan wie de geldboete kan worden opgelegd. 3. Artikel , lid 1 DABM luidt (sinds 31 januari 2014) als volgt: De bestuurlijke geldboete is een sanctie waarbij de gewestelijke entiteit een overtreder verplicht een geldsom te betalen. Als overtreder wordt beschouwd degene die een milieumisdrijf heeft gepleegd, alsook diegene die opdracht heeft gegeven om handelingen te stellen die een milieumisdrijf uitmaken. Artikel , 2 DABM luidt als volgt: Tenzij het uitdrukkelijk anders bepaald is, wordt, voor de toepassing van deze titel, verstaan onder: 2 milieumisdrijf: een gedraging, in strijd met een voorschrift dat wordt gehandhaafd met toepassing van deze titel, waarop een straf is gesteld overeenkomstig de bepalingen van deze titel; Artikel , lid 1 DABM luidde op het ogenblik van de feiten als volgt: De bepalingen van deze titel zijn van toepassing op de hiernavolgende wetten en decreten met inbegrip van de uitvoeringsbesluiten ervan : 19 het decreet van 22 december 2006 houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen, met behoud van de toepassing van artikel 60bis, 2, van dat decreet; Artikel , 1 DABM luidt als volgt: 14

15 1. Wie opzettelijk, in strijd met de wettelijke voorschriften of in strijd met een vergunning, rechtstreeks of onrechtstreeks, stoffen, micro-organismen, geluid en andere trillingen of stralingen in of op water, bodem of atmosfeer inbrengt of verspreidt, wordt gestraft Wie door gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid, in strijd met wettelijke voorschriften of in strijd met een vergunning, rechtstreeks of onrechtstreeks, stoffen, micro-organismen, geluid en andere trillingen of stralingen in of op water, bodem of atmosfeer inbrengt of verspreidt, wordt gestraft... Artikel , lid 2 DABM luidt als volgt: Een alternatieve bestuurlijke geldboete kan uitsluitend worden opgelegd voor de milieumisdrijven, vermeld in artikelen , en bedraagt maximaal euro. Gelet op geciteerde artikelen kan de gewestelijke entiteit een alternatieve bestuurlijke geldboete opleggen voor gedragingen die strijdig zijn met de wetten, decreten en hun uitvoeringsbesluiten die ressorteren onder artikel , lid 1 DABM, en die (afhankelijk van de keuze van de procureur des Konings) ook strafrechtelijk kunnen worden bestraft overeenkomstig artikel , 1 DABM. Dergelijke geldboete kan overeenkomstig artikel , lid 1 DABM enkel worden opgelegd aan de overtreder, die wordt gespecifieerd als diegene die een milieumisdrijf heeft gepleegd of die opdracht gaf om handelingen te stellen die een milieumisdrijf uitmaken. Het betreft op basis van de spraakgebruikelijke betekenis van het begrip overtreder de natuurlijke of rechtspersoon die een gebod of verbod, dat zich tot hem richt, schendt dan wel daartoe opdracht geeft. 4. Het College stelt vast dat de inbreuken op de artikelen 21, 1 en 22, 1, 3 Mestdecreet, zoals vastgesteld in het aanvankelijk proces-verbaal van 10 april 2014, door verzoekende partij op zich niet (ernstig) worden betwist. Evenmin wordt betwist dat dit milieumisdrijven betreffen, waarvoor (overeenkomstig hoger geciteerde artikelen) een alternatieve bestuurlijke geldboete kan worden opgelegd aan de overtreder. Het College oordeelt op basis van de stukken van het dossier dat de bedrijfssituatie van verzoekende partij, en met name haar precaire medische situatie op het ogenblik waarop de milieumisdrijven werden vastgesteld, waardoor zij de werklast van haar landbouwbedrijf niet altijd kon dragen, geen beletsel vormt om haar te beschouwen als overtreder in de zin van artikel , lid 1 DABM. Zelfs indien verzoekende partij zelf niet instond voor de bemesting, dient nog steeds te worden vastgesteld dat zij daartoe met kennis van zaken opdracht gaf. Het College stelt met name op basis van het aanvankelijk proces-verbaal van 10 april 2014 vast dat uit de neerslag van het telefonisch contact tussen de verbalisant (op het ogenblik van de nietbetwiste vaststellingen) en verzoekende partij, blijkt dat laatstgenoemde zich alsdan wel degelijk als overtreder manifesteerde. Zo meldde verzoekende partij wat betreft de inbreuk op artikel 22, 1, 3 Mestdecreet dat hij de mest ergens vorige week heeft uitgevoerd, voor een grote regenbui, en dat hij nadien niet meer op het perceel is geraakt om te kunnen onderwerken, waarbij hij aanhaalt dat hij reeds twee jaar lang depressief is en dat dit één van de redenen is waarom hij de mest nog niet ondergewerkt heeft. Wat betreft de inbreuk op artikel 21, 1 Mestdecreet stelde verzoekende partij (emotioneel) dat hij het grasland pacht tot aan de 15

16 waterloop en dat hij dus ook de maximale opbrengst uit het perceel dient te halen, door te bemesten tot aan de waterloop. Tenslotte stelde verzoekende partij dat de beide bemestingen werden uitgevoerd door derden, nl. door Loonbedrijf Devenyn uit Kruishoutem voor de opgebrachte stalmest, en door Van Parys Stepman voor de geïnjecteerde mengmest. Uit het proces-verbaal blijkt ook nog dat tijdens een hercontrole in de namiddag werd vastgesteld dat de opgebrachte stalmest reeds werd ondergewerkt, zodat verzoekende partij terzake (na de vaststellingen) klaarblijkelijk per kerende de nodige directieven gaf. De loutere bewering van verzoekende partij in haar verzoekschrift dat het bovenvermelde dossier haar onbekend is en de opdracht aan de verschillende loonwerkers om de desbetreffende percelen te bemesten niet door haar is gegeven strijdt dan ook met de vaststellingen van de verbalisant in het proces-verbaal, dat overeenkomstig artikel , lid 1 DABM bewijswaarde heeft tot het tegendeel is bewezen, en vormt hiervan geenszins een (redelijkerwijze aannemelijk) tegenbewijs. Het College stelt tevens op basis van het schriftelijk verweer van verzoekende partij van 6 juni 2014 vast dat laatstgenoemde zich daarin op dat ogenblik (opnieuw) als overtreder manifesteerde. Zo stelt verzoekende partij (inzake de omstandigheden waarin de milieumisdrijven werden gepleegd) wat betreft de inbreuk op artikel 22, 1, 3 Mestdecreet letterlijk dat zij opdracht gaf om de stalmest uit voeren ( Ik heb opdracht gegeven aan een loonwerker om mest uit te voeren op het vermelde perceel ). Hoewel zij vervolgens stelt dat de reden waarom de mest niet tijdig werd ingewerkt is te wijten aan haar ziekte ( Ik had de intentie om zelf de mest onder te werken binnen de termijn maar omwille van mijn ziekte ben ik daar niet meer toe gekomen ), blijkt uit het proces-verbaal dat de opgebrachte stalmest na de vaststellingen van de verbalisant nog dezelfde dag (en derhalve quasi per kerende) werd ondergewerkt. Hieruit blijkt volgens het College dat het in hoofde van verzoekende partij klaarblijkelijk (weliswaar na de vaststellingen) toch mogelijk was om opdracht te geven om de opgebrachte stalmest onder te werken, zodat zij alsdan (ondanks haar medische toestand) wel degelijk in staat was om iemand op te bellen en mijn werk te delegeren. Bovendien is dit verweer van verzoekende partij (deels) in tegenspraak met haar telefonische uitleg aan de verbalisant dat de stalmest werd uitgevoerd voor een grote regenbui, en dat verzoekende partij nadien niet meer op het perceel is geraakt om te kunnen onderwerken. Ook wat betreft de inbreuk op artikel 21, 1 Mestdecreet stelt verzoekende partij in haar schriftelijk verweer letterlijk dat zij opdracht gaf om het perceel ter hoogte van de waterloop te injecteren ( Aan een andere loonwerker heb ik opdracht gegeven om het vermelde perceel naast de waterloop te injecteren met mest ). Haar bewering dat zij geen kennis had van het feit dat de loonwerker de te bewaren afstand vanaf de bovenste rand van de waterloop had miskend ( Ik wist niet dat de afstand van 5 meter naast de waterloop niet gerespecteerd werd ) is in tegenspraak met haar eerder telefonisch standpunt ten overstaan van de verbalisant dat zij het grasland pacht tot aan de waterloop en dus ook de maximale opbrengst uit het perceel dient te halen, door te bemesten tot aan de waterloop. Uit dit verweer blijkt alleszins dat verzoekende partij kennis heeft van de decretale verplichting in artikel 21, 1 Mestdecreet, zodat niet valt in te zien waarom zij dit niet tevens zou hebben gemeld in het kader van haar opdracht aan de loonwerker (die hiervan overigens in beginsel eveneens op de hoogte is ingevolge zijn ervaring en de vaststelling dat deze afstandsregel reeds jarenlang is ingeburgerd). De loutere bewering van verzoekende partij in haar verzoekschrift dat het bovenvermelde dossier haar onbekend is en de opdracht aan de verschillende loonwerkers om de desbetreffende percelen te bemesten niet door haar is gegeven strijdt dan ook (eveneens) met haar schriftelijk verweer in het kader van de boeteprocedure. Het middel wordt verworpen. 16

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/3-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0067 van 3 maart 2016 in de zaak MHHC/1415/007/M/0003 In zake: de heer Johan VANDECANDELAERE, wonende te 8940 Wervik, Kruisekestraat 341 verzoekende partij

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0093 van 14 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0032/M/0024 In zake: de heer Ludwig VAN DE WEGHE, wonende te 9270 Kalken, Krimineelstraat 21a vertegenwoordigd

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0135 van 16 juni 2016 in de zaak 14/MHHC/98-M In zake:... verzoekende partij tegen: het VLAAMS GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, ten verzoeke

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0076 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0109/M Verzoekende partij de bvba JACQUES GHEYSENS vertegenwoordigd door advocaat Thomas BAILLEUL

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0045 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0097/M Verzoekende partij Verwerende partij Marc Broucke, met woonplaatskeuze te 8830 Hooglede,

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/4.8.14/2014/0038 van 24 juni 2014 in de zaak 1314/0216/A/4/0183 In zake: de heer Daniël VANDERVELPEN bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Geert DEMIN

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 18 september 2018 met nummer HHC/M/1819/0006 in de zaak met rolnummer 1718-MHHC-0019-M Verzoekende partij de bvba AGRO SMET SERVICE vertegenwoordigd door advocaat Jan DEVROE

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0111 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0049/M/0040 In zake: de heer Hugo PASSCHYN, wonende te 8792 Waregem, Waregemstraat 100 verzoekende partij tegen:

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/60-VK van 27 juni 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 19 juni 2018 met nummer RvVb/A/1718/1022 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0396/A Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Marina VERPLANCKE, wonende te

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0084 van 31 maart 2016 in de zaak MHHC/1415/0025/M/0020 In zake: de heer Ludo GEUSENS, wonende te 3930 Hamont-Achel, Jagershoef 1 waar woonplaats wordt gekozen

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0063 van 18 februari 2016 in de zaak 14/MHHC/82-M In zake :... verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, ten

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0077 van 10 maart 2016 in de zaak MHHC/1415/0013/M/0009 In zake: de heer Dirk VANOVERSCHELDE, wonende te 8610 Kortemark, Vijfhuishoekstraat 8 waar woonplaats

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC/M/1516/0030 van 26 november 2015 In de zaak van de bvba 10POND, met maatschappelijke zetel te 9770 Kruishoutem, Duifhuisstraat 21, voor en namens wie optreedt mr. Koen

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/14-K7 van 12 maart 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/31-K6 van 13 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/35-VK van 18 april 2013 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Albert COPPENS, advocaat, met kantoor te 9300

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege 14_PS_ Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/53-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt de heer [ ], zaakvoerder, hierna de verzoekende

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/33-K7 van 31 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0085 van 31 maart 2016 in de zaak MHHC/1415/0022/M/0019 In zake: de gemeente WELLEN, vertegenwoordigd door het college van burgemeester en schepenen, met

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0137 van 23 juni 2016 in de zaak 14/MHHC/100-M In zake:... verzoekende partij tegen: het VLAAMS GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse regering, ten verzoeke

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 20 februari 2018 met nummer MHHC/M/1718/0065 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0068/M Verzoekende partij de bvba H. LISSENS EN ZOON vertegenwoordigd door advocaat Geoffry

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/100-VK van 5 december 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0113 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0065/M/0053 In zake: de nv AGROTECH BELGASIA, met zetel te 8870 Izegem, Gentse Heerweg 78 waar woonplaats wordt

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0057 van 28 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/102-M In zake:... verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, ten

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 25 juli 2017 met nummer MHHC- M /1617/0114 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0147/M Verzoekende partij de bvba M.V.T. TRANS vertegenwoordigd door advocaat Noëlla VIAENE

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0109 van 21 april 2016 in de zaak MHHC1415/0063/M/0051 In zake: de bvba GREENERGY bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaten Isabelle LARMUSEAU en Alison

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 26 september 2017 met nummer MHHC/M/1718/0011 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0005/M Verzoekende partij de bvba HEJA INVEST vertegenwoordigd door advocaat Bart VAN

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0142 van 30 juni 2016 in de zaak MHHC/1415/0097/M/0078 In zake: landbouwvennootschap VAN LOOVEREN L&L, met zetel te 2960 Brecht, Klein Veerle 46B verzoekende

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 11 september 2018 met nummer RvVb/A/1819/0052 in de zaak met rolnummer 1718/RvVb/0029/A Verzoekende partij mevrouw Gerda BORREMANS vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege 14_PS_ Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/85-VK van 2 december 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0047 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0099/M Verzoekende partij de bvba IMBRECHTS, met zetel te 1910 Kampenhout, Haachtsesteenweg

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 2 augustus 2016 met nummer RvVb/A/1516/1389 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0046/SA Verzoekende partij mevrouw Pauline PENNE vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/4.8.14/2015/0033 van 4 augustus 2015 in de zaak 1415/0262/A/2/0254 In zake: 1. de heer Marc DE SMET 2. de heer Marnix DECOCK beiden wonende te 8500 Kortrijk,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 20 februari 2018 met nummer MHHC/M/1718/0066 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0069/M Verzoekende partij de bvba AURO-TECH, met woonplaatskeuze te 9111 Sint-Niklaas,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/104-VK van 19 december 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 20 augustus 2019 met nummer RvVb-S-1819-1323 in de zaak met rolnummer 1819-RvVb-0607-SA Verzoekende partijen 1. de heer Jules DHOOGHE 2. mevrouw Evelyne VAN

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/67-VK van 2 oktober 2014 In de zaak van mevrouw [ ] wonende te [ ] en de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partijen te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 juni 2017 met nummer MHHC/M/1617/0090 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0136/M Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Diane REMMERIE, met woonplaatskeuze te

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 6 februari 2018 met nummer MHHC/M/1718/0058 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0062/M Verzoekende partij de heer Guy VAN DER SCHOOT, wonende te 2100 Deurne, Mattheus

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0041 van 14 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/78-M In zake : mevrouw [ ] wonende te [ ] verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/19-K6 van 2 april 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0083 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0131/M Verzoekende partij de heer Jozef ROUGES, wonende te 9080 Zaffelaere, Dam 27 Verwerende

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/49-VK van 29 mei 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0121 van 12 mei 2016 in de zaak MHHC/1415/0072/0061 In zake: de heer John DE GENDT, wonende te 1080 Sint-Agatha-Berchem, René Comhairelaan 1, bus 009, waar

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 22 augustus 2017 met nummer MHHC/M/1617/0119 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0048/M Verzoekende partij de heer Jan HENDRIKS vertegenwoordigd door advocaat Guy KLOK,

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 25 juni 2019 met nummer RvVb-A-1819-1144 in de zaak met rolnummer 1718-RvVb-0447-A Verzoekende partijen de gemeente SINT-KATELIJNE-WAVER, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0050 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0026/M Verzoekende partij mevrouw Negar MEHDIPOURYAN, wonende te 9250 Waasmunster, Wareslagestraat

Nadere informatie

RAAD VOOR VERKIEZINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERKIEZINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERKIEZINGSBETWISTINGEN ARREST Nr. R.Verkb.2015/0001 van 31 maart 2015 in de zaak 1415/0001 In zake: de heer Steven APER, wonende te 9180 Moerbeke, Damstraat 159 verzoekende partij Belanghebbende

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/34-K7 van 31 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw; BESLUIT:

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw; BESLUIT: Ontwerp van decreet houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en wijziging van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 27 november 2018 met nummer RvVb-A-1819-0351 in de zaak met rolnummer 1718-RvVb-0415-SA -Verzoekende partijen 1. de heer Willy WANTE 2. de heer Mohamed TABLA

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege 14_PS_ Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/50-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 8 november 2016 met nummer RvVb/A/1617/0256 in de zaak met rolnummer 1415/0122/A/6/0092 Verzoekende partij Verwerende partij Tussenkomende partijen de heer

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 8 november 2016 met nummer RvVb/A/1617/0231 in de zaak met rolnummer 1314/0771/A/2/0738 Verzoekende partij 1. de heer Tom BELMANS 2. mevrouw Christ l MAES 3.

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/37-VK van 12 juni 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Mary VANDE ROSTYNE, advocaat, met kantoor te 9950 WAARSCHOOT, Molenstraat

Nadere informatie

hierna de tegen voor wie hierna de

hierna de tegen voor wie hierna de Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/25-VK van 21 maart 2013 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/12-K7 van 26 februari 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Sarah BERNAERS, advocaat, met kantoor te 9100 SINT-NIKLAAS,

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 9 oktober 2018 met nummer HHC/M/1819/0013 in de zaak met rolnummer 1718/HHC/0024/M Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Maria VAN HOVE wonende te 2270 Herenthout,

Nadere informatie

35-VK van. hierna de. tegen. hierna de. 9 augustus 2012

35-VK van. hierna de. tegen. hierna de. 9 augustus 2012 Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-12/3 35-VK van 9 augustus 2012 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Willem SLOSSE, advocaat, met kantoor te 2018

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 21 februari 2017;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 21 februari 2017; Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014 houdende de rechtspleging voor sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges, wat betreft de optimalisatie

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2014/0287 van 22 april 2014 in de zaak 1213/0576/A/1/0539 In zake: mevrouw Martine VAN BOCXLAER, wonende te 9940 Evergem, Langerbrugsestraat 36 verzoekende

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/56-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Sam DULLAERT, advocaat, met kantoor te 9100

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/41-VK van 30 april 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Kris DHAENE, advocaat, met kantoor te 9000 GENT, Sint-Lievenspoortstraat

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/2-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST van 9 oktober 2018 met nummer RvVb/A/1819/0155 in de zaak met rolnummer 1617/RvVb/0701/A Verzoekende partijen 1. de heer Johan VANDEVENNE 2. mevrouw Gerda

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/82-VK van 10 oktober 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 9 mei 2017 met nummer RvVb/A/1617/0839 in de zaak met rolnummer RvVb/1415/0697/SA/0682 Verzoekende partijen de heer Tjerk BOERSMA mevrouw Melina CRAEYBECKX

Nadere informatie

STROOMDIAGRAM MILIEUHANDHAVING BEROEP BIJ HET MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

STROOMDIAGRAM MILIEUHANDHAVING BEROEP BIJ HET MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE STROOMDIAGRAM MILIEUHANDHAVING BEROEP BIJ HET MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE Art. 16.4.46 DABM: De beroepen tegen de beslissingen van de gewestelijke entiteit houdende de oplegging van een alternatieve of exclusieve

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 9 oktober 2018 met nummer HHC/M/1819/0010 in de zaak met rolnummer 1718/MHHC/0020/M Verzoekende partij Verwerende partij de heer Eric DE SUTTER, met woonplaatskeuze te 8380

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/4.8.14/2013/0012 van 1 maart 2013 in de zaak 1213/0115/SA/3/0121 In zake: 1. de heer Lucien VERBRUGGEN 2. mevrouw Josepha VANHOOF bijgestaan en vertegenwoordigd

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 17 oktober 2017 met nummer MHHC/M/1718/0022 in de zaak met rolnummer 1617-MHHC-0018-M Verzoekende partij Jeroen VAN BYLEN met woonplaatskeuze te 2250 Olen, Gerheiden

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 12 september 2017 met nummer MHHC/M/1718/0002 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0103/M Verzoekende partij Verwerende partij de lv NELIS-CILLEN-CAYMAX vertegenwoordigd

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0048 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0103/M Verzoekende partij de lv NELIS-CILLEN-CAYMAX vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/1491 van 30 augustus 2016 in de zaak RvVb/1415/0506/A/0495 In zake: de bvba MONDY bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaten Jan FERLIN, Peter

Nadere informatie

I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n. C o m m i s s i e v a n B e r o e p. N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r

I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n. C o m m i s s i e v a n B e r o e p. N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n C o m m i s s i e v a n B e r o e p N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r Openbare terechtzitting van 16 december 2016 In de zaak 0467/2013/(

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/4-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ], wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

hierna de tegen 6/24, hierna de

hierna de tegen 6/24, hierna de Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-12/30-VK van 5 juli 2012 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Greg JACOBS, advocaat, met kantoor te 1831 DIEGEM,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 29 augustus 2017 met nummer MHHC/M/1617/0121 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0040/M Verzoekende partij Verwerende partij de heer Marc DE MEYER, met woonplaatskeuze

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 16 augustus 2016 met nummer RvVb/S/1516/1447 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0336/SA Verzoekende partijen 1. de heer Kristoffel VOSSEN 2. mevrouw Simonne

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 26 september 2017 met nummer RvVb/A/1718/0094 in de zaak met rolnummer 1617/RvVb/0579/SA Verzoekende partijen Verwerende partij 1. de heer William ROTTIERS

Nadere informatie

52-VK van. hierna de. tegen. voor wie. hierna de. 6 november 2012

52-VK van. hierna de. tegen. voor wie. hierna de. 6 november 2012 Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-12/5 52-VK van 6 november 2012 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 8 JUNI 2012 C.11.0735.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.11.0735.N BELGISCHE STAAT, minister van Binnenlandse Zaken, Mr. Michel Mahieu, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen A. D. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 6 februari 2018 met nummer MHHC/M/1718/0063 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0070/M Verzoekende partij Verwerende partij de heer Mickey DE LOOSE, wonende te 9111 Belsele,

Nadere informatie

RAAD VOOR VERKIEZINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERKIEZINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERKIEZINGSBETWISTINGEN ARREST van 14 december 2018 met nummer RVERKB/1819/0011 in de zaak met rolnummer 1819-RVERKB-0010 Verzoekende partij De heer MBAMI Monsempo Ntonga, wonende te 1800 Vilvoorde,

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 26 september 2017 met nummer RvVb/A/1718/0092 in de zaak met rolnummer 1617-RvVb-0521-A Verzoekende partij de nv ASPIRAVI vertegenwoordigd door advocaat Gregory

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 4 juli 2017 met nummer RvVb/A/1617/1019 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0083/A Verzoekende partij Verwerende partij de heer Jozef RUTTEN, met woonplaatskeuze

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/0901 van 5 april 2016 in de zaak 1213/0305/SA/1/0295 In zake: de heer Geert STANDAERT bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaten Koen GEELEN

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/18-K6 van 2 april 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Procedurereglement op de Gemeentelijke administratieve sancties

Procedurereglement op de Gemeentelijke administratieve sancties REGLEMENT Procedurereglement op de Gemeentelijke administratieve sancties Hoofdstuk 1: Toepassingsgebied, vaststellingsmodaliteiten en aangewezen ambtenaar Artikel 1 Artikel 2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2012/0457 van 7 november 2012 in de zaak 1011/0835/A/3/0784 In zake: de heer.., wonende te.. bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Geert VRINTS kantoor

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 12 AUGUSTUS 2015 P.15.1158.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.1158.N Y M, verzoekster tot voorlopige invrijheidstelling, gedetineerd, eiseres, met als raadsman mr. Joris Van Cauter, advocaat

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 2 mei 2017 met nummer RvVb/A/1617/0811 in de zaak met rolnummer RvVb/1415/0648/A/0644 Verzoekende partijen 1. het college van burgemeester en schepenen van

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 15 DECEMBER 2006 F.05.0019.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. F.05.0019.N 1. S.W., en zijn echtgenote, 2. O.W., eisers, vertegenwoordigd door mr. Pierre van Ommeslaghe, advocaat bij het Hof van

Nadere informatie

401l10/N - Commissie van Beroep van 18 oktober 2010 (defmitieve beslissing)

401l10/N - Commissie van Beroep van 18 oktober 2010 (defmitieve beslissing) 401l10/N - Commissie van Beroep van 18 oktober 2010 (defmitieve beslissing) Beroep tegen een terechtwijzing. "(... ) verschijnt. In de zaak 0401l10/(... )/N van: de heer [X], bedrijfsrevisor, wonende (...

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 9 oktober 2018 met nummer HHC/I/1819/0011 in de zaak met rolnummer 1718/MHHC/0022/I Verzoekende partij de bvba DEDONCKER P&G, met zetel te 1755 Gooik, Blijkheerstraat 48 vertegenwoordigd

Nadere informatie

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen Zitting van 21 mei 2015 Beslissingen i.v.m. gelijkwaardigheid buitenlandse diploma s Rolnr. 2015/071-21 mei 2015... 2 Rolnr. 2015/073-21 mei 2015...

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 18 september 2018 met nummer RvVb/A/1819/0078 in de zaak met rolnummer 1718/RvVb/0294/SA Verzoekende partijen 1. de heer Raoul DIRCKX 2. mevrouw Rose Marie

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2011/0068 van 11 mei 2011 in de zaak 2010/0306/A/3/0288 In zake: mevrouw..., wonende te 1020 Brussel,... bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Damien

Nadere informatie