Algemene criteria examens / exameneisen

Transcriptie

1 RV JASON Algemene criteria examens / exameneisen Enkele algemene criteria, geldend voor ieder examen. Goed en beheerst met het roeimateriaal omgaan. Goede en beheerste roeitechniek, passend bij het boottype en niveau van het examen. Hoe smaller het boottype en hoe hoger het examenniveau, des te belangrijker worden alle onderdelen van de roeitechniek. Met name die onderdelen, die veel invloed hebben op balans, ritme en effectiviteit van de haal, rekening houdend met de lichamelijke mogelijkheden van de roeier (m/v). Veiligheid van mens en materiaal op en rond het water. Vaarregels. De algemene vaarregels kennen, die betrekking hebben op het varen met roeiboten. De Jason roeiregels en gebruiken kennen. Materiaalkennis. Verschillende typen boten kunnen onderscheiden. De belangrijkste onderdelen van het boottype waarin het examen verroeid wordt en de riem kunnen benoemen. Weten wat te doen bij schade en geconstateerde mankementen. Weten wat de roei- en stuureisen voor een bepaalde boot zijn. Het examineren van het roeien. Roeien is een doorgaande -cyclische- beweging. Aan de houding van de roeier in de verschillende fasen van de haal kan men zien of de juiste beweging wordt gemaakt. Ook het waterwerk (het blad door het water) levert informatie over de bewegingen die de roeier maakt. Om tijdens de examens gestructureerd naar houding en beweging te kijken, gebruiken we de volgende standaardfasen: uitzethouding uitzetbeweging recover inzethouding inzetbeweging haal greep, handlevoering. Per examen gelden de volgende eisen: Eisen W1. 2. Beheerst kunnen in- en uitstappen, het voetenbord afstellen en zelfstandig kunnen uitzetten. 3. De roeihaal beheersen. Categorie 1 fouten (zie theorieboek instructie Modulaire methode blz. 23, 24) zijn niet meer aanwezig. Uitzet heeft duidelijk een verticale beweging en de bladen worden op tijd opgedraaid. Er wordt geroeid in de juiste volgorde van haal en recover. 4. Op alle plaatsen in de boot mee kunnen roeien in een scullploeg. 5. Ronden zonder oprijden op de plaats, door halen en strijken om-en-om. 6. Strijken met de bolle kant van het blad. Mag zonder oprijden, wel in een rechte lijn strijken. 7. Kunnen houden aan een der boorden.

2 8. Kunnen beginnen en stoppen (houden) met roeien. Een noodstop kunnen maken. 9. Riemen kunnen intrekken (in plaats van slippen voor boten met een duwstang). 10. Gecontroleerd van plaats kunnen wisselen met de stuur of een andere roeier waarbij de voeten niet op de huid worden geplaatst. 11. Zes kilometer aaneengesloten kunnen roeien. 12. De theorievragen moeiteloos en zonder aarzelen kunnen beantwoorden. Beoordeling W1 - beoordelingen lager dan voldoende worden gecompenseerd met goede - beoordelingen. Eisen W2. 2. Zowel halend als strijkend kunnen aanleggen zonder het vlot met rigger, boot of bladen te raken. 3. De roeihaal beheersen: kunnen roeien zonder dat er categorie 1 en 2 fouten (zie theorieboek instructie Modulaire methode) aanwezig zijn. 4. Watervrij kunnen roeien met een goede balans. 5. Op alle plaatsen in de boot mee kunnen roeien in een scullploeg. Als slag regelmatig en ritmisch roeien; op aangeven van de stuur versnellen en vertragen. 6. De commando s van de stuur moeiteloos kunnen opvolgen. 7. De theorievragen moeiteloos en zonder aarzelen kunnen beantwoorden. Beoordeling W2 Eisen G1 1. Deze zijn gelijk aan W1, met dien verstande dat er in een C2+-boot gevaren wordt. 2. Op beide boorden kunnen roeien. Beoordeling G1 - beoordelingen lager dan voldoende worden gecompenseerd met goede beoordelingen. Eisen G2 1. Deze zijn gelijk aan W2, met dien verstande dat er in een C2+ gevaren wordt. 2. Op beide boorden kunnen roeien. Beoordeling G2

3 Eisen SK 1 2. Beheerst kunnen in- en uitstappen, het voetenbord afstellen en zelfstandig kunnen uitzetten hetzij door slippend te strijken hetzij door het afduwen met de riem. 3. Bij wegvaren/aanleggen rekening houden met wind en stroom. 4. De roeihaal beheersen. Categorie 1 fouten (zie theorieboek instructie Modulaire methode) zijn niet meer aanwezig. Uitzet heeft duidelijk een verticale beweging en de bladen worden op tijd opgedraaid. Er wordt geroeid in de juiste volgorde van haal en recover. 5. Balans: niet continu steun zoeken op het water; minimale balans, niet perse watervrij. Rustig in de boot zitten, bij balansverstoringen met de boot meebewegen. 6. Regelmatig omkijken zodat er geen aanvaringsgevaar ontstaat. Juiste wal houden. 7. Ronden zonder oprijden op de plaats, door halen en strijken om-en-om. Strijken met de bolle kant van het blad. 8. Haakse bocht kunnen draaien door aan één boord te houden, één blad plat te leggen en met de andere riem te halen. 9. Aankomen aan het vlot: zelfstandig (zonder hulp van anderen) halend, over beide boorden kunnen aanleggen. 10. Sturend roeien: kunnen omkijkenover beide schouders, roeiend kunnen bijsturen. 11. Een noodstop kunnen maken. 12. Zes kilometer aaneengesloten kunnen varen. 13. De theorievragen moeiteloos en zonder aarzelen kunnen beantwoorden. 14. Bij omslaan in de boot kunnen klimmen. Beoordeling SK1 Per onderwerp (Algemeen, Sturen Skiff en Theorie en Materiaal) op het beoordelingsformulier moeten: - beoordelingen lager dan voldoende, moeten worden gecompenseerd met goede beoordelingen. Eisen SK 2 2. Zowel halend als strijkend kunnen aanleggen over beide boorden. 3. De roeihaal beheersen: kunnen roeien zonder dat er categorie 1, 2 en 3 fouten (zie theorieboek instructie Modulaire methode) aanwezig zijn. 4. Watervrij kunnen roeien met een goede balans. 5. Koers kunnen houden, langere stukken in een rechte lijn kunnen varen. 6. Regelmatig omkijken, zodat er geen aanvaringsgevaar ontstaat. Juiste wal varen. 7. Zes kilometer moeiteloos, gelijk en met goede techniek kunnen varen. 8. De theorievragen moeiteloos en zonder aarzelen kunnen beantwoorden.

4 Beoordeling SK2 Per onderwerp (Algemeen, Sturen Skiff en Theorie en Materiaal) op het beoordelingsformulier moet: - er mogen dus geen Matige beoordelingen voorkomen. Stuurexamens (S2 en S4) De stuurexamens S2 (voor werrie en C2 boten) en S4 (voor 4, 8) hebben dezelfde criteria waarop beoordeeld wordt. Bij het S4 examen zullen de criteria strenger beoordeeld worden. Men kan pas S4 examen doen als men het examen S2 heeft behaald. Tijdens het examen zal een willekeurig boottype aangewezen worden; men moet dus het verschil in vaareigenschappen van de verschillende boottypen kennen/ervaren hebben. Er vaart bij S4 examen altijd een examinator mee. De criteria zijn in de volgende vier onderwerpen samen te vatten: Stuurtechniek, Bootbehandeling, Vaarregels, en Materiaalkennis. Voor meer gedetailleerde beoordelingspunten, zie beoordelingsformulier. Stuurtechniek 1. Inzicht, overzicht en beheersing van de boot in alle omstandigheden. 2. Duidelijk de leiding over de boot hebben, zowel op als naast het water. 3. Zonder hulp goed wegvaren bij het vlot. Commando s niet onnodig lang laten uitvoeren, kies handelingen, commando s waarbij de boeg snel van het vlot afwijst, vermijdt strijken met wind mee als er betere oplossingen zijn. 4. Halend aanleggen met mee- en tegenwind op heel vlot, met tegenwind op half vlot. 5. Opdrachten van de examencommissie uit kunnen voeren. Bijv. strijkend aanleggen met tegenwind op heel vlot, al of niet zonder roertje. 6. In een rechte koers laten halen en strijken. Roer recht houden. 7. Goed manoeuvreren mbv. roer en commando s, evt. op aanwijzing van examinator. Kunnen manoeuvreren in de jachthaven. 8. Leiding kunnen geven aan de roeiploeg. Bootbehandeling 1. De noodzakelijke handelingen (incl. commando s) voor, tijdens en na het roeien met en/of door roeiers correct (laten) uitvoeren. 2. Boot afschrijven. 3. Weten hoe de verschillende typen boten in- en uitgebracht moeten worden, hoe en waar er getild moet/mag worden. Maak met het binnenbrengen gebruik van schragen/singels, de brede boten goed op de karren leggen. 4. Boot vasthouden, hoe en waar. 5. In- en uitstappen, van de roeiers en stuur, hoe wanneer en waar, afstellen voetenbord, voeten niet op de huid zetten 6. Juiste omgang met riemen, blad naar voren dragen, klaarleggen met bolle kant op het vlot, goed in de dollen leggen, vlotriem bij scullen evenwijdig aan de boot kunnen leggen, bij boordroeien loodrecht op de boot en iets ingetrokken, na afloop riemen en boot afdrogen, etc. 7. Indien nodig roeiers aanwijzingen geven bij onjuiste omgang met materiaal, onjuiste uitvoering van commando s. Vaarregels 1. De vaarregels kennen en toe kunnen passen. 2. Zorg voor veiligheid van bemanning en boot. 3. Theorievragen kunnen beantwoorden.

5 Beoordeling S2 Per onderwerp op het beoordelingsformulier moeten: - minimaal de helft van de onderdelen met voldoende beoordeeld zijn - matige beoordelingen moeten gecompenseerd worden met een goede beoordeling. - een onvoldoende beoordeling mag niet voorkomen. Beoordeling S4 Tips en opmerkingen: De examencommissie adviseert dat men de examens W2 en G2 afroeit met degene met wie men geoefend heeft. Deze persoon mag het betreffende examen al bezitten. Meld voor aanvang van het examen of je bepaalde fysieke beperkingen hebt. Indien het een tijdelijke blessure betreft, die het roeien enigszins beperkt, zal je het examen op een latere datum moeten doen. Zie het examen ook als een leermoment. Indien je afgewezen wordt, krijg je wel aanwijzingen en opmerkingen waarmee je je roeien kunt verbeteren. Bij het binnenbrengen van de boot de punt van het vlot niet als scharnierpunt gebruiken, dit veroorzaakt veel schade. Er staat een stok met haak naast het bureau die gebruikt kan worden om de boot sneller te laten draaien. Dus ook geen riem tegen de huid van de boot of tegen dol of rigger. Bij het in- en uitbrengen van D materiaal en wherry s: alle roeiers tillen aan de punt van de boot, één roeier zet de kar er onder. (versie mei 2015)