Theorie Roeien Samengevat

Transcriptie

1 Theorie Roeien Samengevat Inhoud: Algemeen Vaarregels Commando s Boottypen en Onderdelen Materiaal Categorieën tijdens wedstrijden Omgang materiaal Omslaan * Samenvatting van KNRB Junioren Leerplan ; onderdeel Theorie.

2 Algemeen Begrippen: * Stuurboord: - Groen - Links voor de roei(st)er - Rechts voor de stuurman/vrouw * Bakboord: - Rood - Rechts voor de roei(st)er - Links voor de stuurman/vrouw * Hoge wal: - De wal waar de wind vandaan komt * Lage wal: - De wal waar de wind naartoe gaat * Boeg: - De roeier die het dichtst bij de voorpunt (=de boegbal) zit * Slag: - De roeier die het dichtst bij de achterpunt zit * Boegen: - Bij vieren en achten: de twee roeiers die het dichtst bij de voorpunt van de boot zitten. * Slagen: - Bij vieren en achten: de twee roeiers die het dichtst bij de achterpunt van de boot zitten. * Een, Twee, Drie, Vier, etc.: - Het nummer van elke roeier. Het tellen begint bij de boeg. De boeg is dus altijd nummer Stuur 2

3 Vaarregels Er mag niet geroeid worden: - van zonsondergang tot zonsopkomst. - tijdens onweer. - als het vriest (0 C of lager), en er ijs ligt. - als het te hard waait, en als er schuimkoppen op de golven staan. Algemeen: - Een roeiboot (pleziervaart) heeft voorrang op een motorboot (pleziervaart), maar deze geven niet altijd voorrang. NEEM DUS NOOIT VOORRANG! - Een roeiboot (pleziervaart) moet een vrachtschip (beroepsvaart) voorrang geven. Kruisende koersen: - Een roeiboot wijkt voor een groot schip: pleziervaart wijkt voor beroepsvaart. - Een roeiboot wijkt voor een roeiboot die van stuurboord komt. - Een kleine motorboot wijkt voor een roeiboot. - Boten die aankomen of vertrekken van ligplaatsen of havens hebben geen voorrang. 3

4 Naderen op tegengestelde koersen: - Een roeiboot wijkt voor een groot schip. - Roeiboten wijken onderling naar stuurboord uit. - Een kleine motorboot wijkt voor een roeiboot. 4

5 Naderen op tegengestelde koersen bij een versmalling waar 2 boten elkaar niet kunnen passeren: - Een roeiboot wijkt voor een groot schip. - Wanneer het obstakel zich aan een kant van het water bevindt heeft de roeiboot of motorboot die zijn koers niet hoeft aan te passen voorrang. 5

6 Inhalen: - Een roeiboot mag alleen inhalen als daar ruimte voor is en er geen gevaar voor het andere verkeer ontstaat. Beidde vaartuigen moeten tijdens het inhalen hun koers en snelheid hetzelfde houden zodat er geen verwarring ontstaat. - Het inhalen moet snel gebeuren, de ingehaalde boot moet zo nodig zijn snelheid minderen. - Een roeiboot mag een groot schip aan stuurboordzijde inhalen. - Een roeiboot moet een motorboot of roeiboot aan bakboordzijde inhalen. Aan stuurboordzijde mag ingehaald worden als daar ruimte voor is en er geen gevaar voor het andere verkeer ontstaat. 6

7 7

8 Andere vaaregels: - Keren of overstekken van een vaarwater mag alleen als het andere verkeer niet gehinderd wordt. - Het in- of uitvaren van een nevenwater of haven mag alleen als het andere verkeer daarbij niet gehinderd wordt. - Een veerpont heeft altijd voorrang. 8

9 Bruggen en sluizen: 9

10 10

11 Commando s Bij het uitbrengen van de boot 1) Aan de boorden De roeiers stellen zich op bij hun eigen roeiplaats. Overpakken De roeiers pakken met één hand het dichtstbijzijnde boord en slaan de andere arm over de boot heen om daar het overliggende boord vast te pakken. 2) Tillen gelijk De boot wordt van de stelling of de schragen getild. Mogelijkheid 1: 'Naam of nummer van de roeier' onderdoor In de handen De genoemde roeiers om de boot heen. Hierna heeft iedereen het boord met twee handen vast. De boot wordt door iedere roeier met de hand getild die zich het dichtst bij de boot bevindt als hij/zij zich in looprichting draait. Mogelijkheid 2: Linker/rechter schouder Op de schouders De boot wordt schuin op de genoemde schouder genomen. De roeiers staan onder de boot met de arm van de genoemde schouder gebogen aan één boord en de andere gestrekt aan het andere boord. De boot wordt nu zo hoog getild dat de boorden zich op schouderhoogte bevinden. De hoofden van de roeiers bevinden zich net buiten de boot. De boot wordt door elke roeier slechts door één hand ondersteund. Boven de hoofden De boot wordt zo hoog gebracht dat de roeiers de boot met gestrekte armen boven hun hoofd dragen, met aan elk boord één hand. 3) Voor de buiken De boot wordt door de roeiers met één hand in het spant of aan de voetenborden gedragen. De andere hand ondersteunt het laagste boord. 4) Overslagen los De ondersteunende hand wordt gebruikt om de overslagen van de bovenste riggers open te draaien. 5) Tenen aan de rand De roeiers naderen de rand van het vlot, maar zorgen ervoor dat hun tenen niet over de rand steken. 11

12 6) Ver uitzetten De boot wordt langzaam op het water gelegd. De ondersteunende hand is hierbij van belang om te voorkomen dat de boot de kant raakt. Instappen Klaarmaken om in te stappen Instappen gelijk...een...twee...drie (Dol)kleppen vast of Overslagen vast De roeiers stellen zich op naast hun roeiplaats. De stuurman (en bij een acht ook de boeg) houdt (houden) de boot bij de slagplaats (en de boegplaats) stevig vast. Zij zetten de boot zover uit dat bij het instappen van de roeiers de riggers vrij blijven van het vlot. Vervolgens worden beide riemen met een hand vastgehouden. De andere hand steunt op de rigger en eventueel het vlot. De voet aan de bootzijde wordt op het opstapplankje geplaatst. Het lichaamsgewicht overbrengen op de in de boot geplaatste voet, het tweede been binnenboord brengen, de voet van dat been- terwijl het eerste been wordt gebogen - in het voetenbord plaatsen. Op het bankje gaan zitten en de voet van het opstapplankje op het voetenbord brengen. De klep(pen) van de dol(len) worden dichtgedraaid. Van het vlot wegkomen Klaarmaken om uit te zetten Uitzetten gelijk Nu Klapje op bak/ stuurboord Alle roeiers pakken met een hand het vlot vast. Ieder duwt op 'Nu' met kracht de boot van het vlot af. De riem wordt binnen gehaald en met de bladtip wordt afgezet op de rand van het vlot. Om van het vlot weg te komen wordt met de riem die zich het dichtst bij het vlot bevindt een paar haaltjes gemaakt. 12

13 Wegroeien Slagklaar maken...slagklaar?...go De inpikhouding aannemen. De bladen verticaal in het water zetten. De roeibeweging gaan maken. Ophouden met roeien Laat...lopen Dit commando wordt gegeven bij de inpik. Dit commando wordt gegeven bij de uitpik. De haal wordt afgemaakt, het blad gekanteld en het handvat naar beneden gedrukt. De roeiers strekken de armen en houden zo de boot in balans. Het blad blijft vrij van het water. Vaart afremmen tot stilliggen Houden beide boorden Bedankt Bij dit commando, in het algemeen vooraf gegaan door de commando's 'laat lopen' en/of 'vast', worden de bladen geleidelijk opgedraaid en met de bolle kant in het water gedrukt. De bladen worden verder opgedraaid tot verticale stand, naarmate de boot vaart verliest. De bladen worden weer horizontaal gedraaid, en op het water gelegd. Achteruit roeien Strijken gelijk of Bak- of stuurboord Het (de) blad(en) met de bolle zijde naar de achterpunt draaien en in het water zetten. Door tegen (de) handvat(en) te duwen in plaats van te trekken, de boot achteruit laten varen. Keren vanuit stilstand Ronden over bakof stuurboord De roeiers draaien hun blad van de genoemde zijde met de bolle kant naar de achterpunt. Alle roeiers zitten in de uitpikhouding. Op het commando 'nu' wordt met de genoemde riem een strijkhaal gemaakt met volledig oprijden. Eenmaal vooraan de slidings gekomen wordt met de andere riem een haal gemaakt. De bakboord riem en de stuurboord riem gaan dus beurtelings het water in. De handen blijven bij elkaar. De riem die niet door het 13

14 water gaat, wordt dan dus boven het water rustig mee naar voor of naar achter en is dus steeds op het juiste moment klaar voor de inpik. Bak- of stuurboord riem De roeier gaat op het commando 'nu' met de genoemde halen of strijken roeien of strijken met korte haaltjes, zonder naar voren te rijden. Koerswijziging tijdens het roeien Bak- of stuurboord best/sterk...bedankt Het genoemde boord gaat harder trekken dan het deed, het andere boord minder. Het commando kan ook bij strijken gebruikt worden. Met beide riemen wordt weer met evenveel kracht gehaald of gestreken. Obstakels in het water Pas op de riemen aan beide boorden of bak- of stuurboord De roeiers worden verzocht om op genoemd boord of boorden te letten dat de riemen nergens tegenaan slaan. Het wordt aan de roeiers opengelaten of zij de riemen willen intrekken of willen slippen. Hoge golven op het water Hoog scheren Bij het naderen van hoge golven geeft dit commando aan dat de riemen tijdens het oprijden hoog boven het water moeten worden gehouden. Tevens blijven de bladen horizontaal tot vlak voor de inpik. Doorvaren van een smalle doorgang Slippen beide boorden of Slippen bakboord of Slippen stuurboord Riemen intrekken Dit commando wordt gebruikt om een smalle doorgang te kunnen passeren of als je moet aanleggen aan een hoge wal, waar die riemen niet op gelegd kunnen worden. Bij het commando 'nu' haal je je riem(en) langs je zij naar achteren, zodat de bladen vóór je vlak langs de boot, net boven het water, uitkomen. Ook dit commando wordt gebruikt om bijvoorbeeld een smalle brug te passeren. De riemen worden naar het midden van de boot getrokken, tot het blad bij de dol is. 14

15 Kracht tijdens de haal Light paddle Spoelhaal Dit commando geeft aan dat je moet halen met heel weinig kracht. Dit commando geeft aan dat je wel een haal maakt, maar geen kracht zet. Als de bladen in het water steken, volgen ze gewoon de snelheid van het water. De boot gaat dus steeds langzamer varen. Aanleggen Let op de riemen aan bakstuurboord Overhellen naar bak- stuurboord Bij het naderen van het vlot worden de bladen van het genoemde boord iets omhoog gebracht om zo boven het vlot uit te komen. Dit commando wordt gebruikt om de riggers aan de kant waarmee de boot het vlot nadert ruim boven het vlot te laten uitsteken. Bij overhellen naar stuurboord leunen de roeiers iets naar stuurboord (links), zodat de bakboord riggers iets omhoog komen. Uitstappen Overslagen los Klaar maken om uit te stappen Uitstappen gelijk...één...twee...drie De overslagen worden losgedraaid De stuurman houdt de boot in het midden vast. Bij een acht houdt de stuurman de boot bij de slagplaats vast en de boeg (die inmiddels als enige roeier ook is uitgestapt) houdt de boot bij de boegplaats vast. De voet aan de waterzijde wordt op de opstapplek in de boot geplaatst. De roeiers brengen door op te staan hun gewicht op deze voet. De voet aan de walzijde wordt op de wal geplaatst en de roeiers stappen aan wal. Zij nemen hierbij in één beweging hun riem uit de dollen en leggen ze aan wal. Naar binnen brengen van een boot Aan de boorden Tillen gelijk Nu Overslagen vast De roeiers stellen zich op bij hun eigen roeiplaats. De boot wordt rechtstandig uit het water getild tot voor de buiken en de roeiers maken dan een stap naar achteren. De roeiers maken hun overslag vast. 15

16 Dan: Mogelijkheid 1: 'Naam of nummer van De genoemde roeiers lopen om de boot heen. Hierna de roeier' onderdoor heeft iedereen het boord met twee handen vast. In de handen De boot wordt door iedere roeier met de hand getild die zich het dichtst bij de boot bevindt als hij/zij zich naar de looprichting draait. Mogelijkheid 2: Boven de hoofden Linker/rechter schouder De boot wordt zo hoog gebracht dat de roeiers de boot met gestrekte armen boven hun hoofd dragen, met aan elk boord één hand. De boot wordt schuin op de genoemde schouder genomen. De roeiers staan onder de boot met de arm van de genoemde schouder gebogen aan één boord en de andere gestrekt aan het andere boord. De boot wordt voorzichtig teruggelegd op de ligplaats. 16

17 Boottypen en onderdelen Boottypen Onderverdeling: 1. Naar breedte: Glad: Smal C: Iets breder Wherry: Breed 2. Naar het aantal roeiplaatsen: 1, 2, 4 of 8 3. Naar de manier van roeien: Scull: elke roeier heeft in elke hand een riem. Boord: elke roeier heeft maar één riem. 4. Manier van sturen: Met stuurman Zonder stuurman Codering: 1. Een smalle (wedstrijd-)boot heeft geen letter, een iets bredere boot begint meestal met een C. Een wherry heeft geen letter, maar heet altijd wherry. Daar is dus geen cijferletter combinatie voor. 2. Vervolgens komt een cijfer voor het aantal roeiplaatsen. 3. Dan komt de aanduiding voor de manier van roeien: Een x betekent dat het een scullboot is. Geen x betekent dat het een boordroeiboot is. 4. Als laatste komt de aanduiding voor de manier van sturen: Een + betekent: met stuurman, een - betekent: geen stuurman. Staat er geen + en ook geen -, dan is er geen stuurman. Verklaring tekens 17

18 Scullboten 18

19 Boordboten 19

20 Onderdelen materiaal De riem De dol Dolpen Dol 20

21 Overig Dol Rigger Spant Voetenboord Sliding Boord Bankje Spant Huid Kiel Roertje/vinnetje Huid 21

22 Categorieën tijdens wedstrijden Jeugd/juniorenroeiers: Alle roeiers die dat kalenderjaar 18 jaar worden of jonger zijn. J M Mix = Jongens = Meisjes = Ten minste de helft van de ploeg zijn meisjes 12 = In dat kalender jaar wordt de roei(st)er 11 of 12 jaar. 14 = In dat kalender jaar wordt de roei(st)er 13 of 14 jaar. 16 = In dat kalender jaar wordt de roei(st)er 15 of 16 jaar. 18 = In dat kalender jaar wordt de roei(st)er 17 of 18 jaar. Voorbeelden: M16 2x J12 1x M18 4- J14 C4x+ = Meisjes die dat kalenderjaar 15 of 16 worden en in een dubbeltwee roeien. = Jongen die dat kalenderjaar 11 of 12 wordt en in een skiff roeit. = Meisje die dat kalenderjaar 17 of 18 worden en in een ongestuurde boordvier roeien. = Jongens die dat kalenderjaar 13 of 14 worden en in een gestuurde C4 roeien. Senioren-B: Senioren-A: Alle roeiers die dat kalenderjaar Alle roeiers die dat kalenderjaar 19, 20, 21 of 22 jaar worden. 23, 24, 25, of 26 jaar worden. D LD L = Dames. = Heren hebben geen speciale aanduiding. = Dames die afzonderlijk niet zwaarder wegen dan 59kg, en als ploeg gemiddeld niet zwaarder wegen dan 57kg. = Heren die afzonderlijk niet zwaarder wegen dan 72,5kg, en als ploeg gemiddeld niet zwaarder wegen dan 70kg. B = Beginnelingenklasse, hierin mogen alleen roeiers deelnemen die nog geen overwinning in een klasserend veld hebben behaald. N = Nieuwelingenklasse, hierin mogen alleen roeiers deelnemen die nog geen 3 overwinningen in een klasserend veld hebben behaald. O = Overgangsklasse, hierin mogen alleen roeiers deelnemen die nog geen 8 overwinningen hebben behaald in een klasserend veld. SA SB = Open klasse, hierin mogen alle roeiers deelnemen. = Open klasse, hierin mogen alleen roeiers starten die dat kalenderjaar nog geen 23 jaar worden, dus ook junioren. Voorbeelden: LDSB 4+ O 2- DN 1x LSA 8+ = Dames die dat kalenderjaar nog geen 23 jaar of ouder worden, afzonderlijk van elkaar maximaal 59kg wegen, en als ploeg gemiddeld 57kg wegen. En in een gestuurde boordvier roeien. = Heren die nog geen 8 overwinningen behaald hebben in een klasserend veld, en in een boordtwee roeien. = Dame die nog geen 3 overwinningen heeft behaald in een klasserend veld, en in de skiff start. = Heren die afzonderlijk van elkaar maximaal 72,5kg wegen, en als ploeg gemiddeld 70kg wegen. En in een acht roeien. 22

23 Veteranen: Alle roeiers die dat kalenderjaar 27 jaar of ouder worden. HV = Heren DV = Dames MixV = Ten minste de helft van de ploeg bestaat uit vrouwen. VA: minimum leeftijd 27 jaar; VB: gemiddelde leeftijd tenminste 36 jaar VC: gemiddelde leeftijd tenminste 43 jaar VD: gemiddelde leeftijd tenminste 50 jaar VE: gemiddelde leeftijd tenminste 55 jaar VF: gemiddelde leeftijd tenminste 60 jaar VG: gemiddelde leeftijd tenminste 65 jaar VH: gemiddelde leeftijd tenminste 70 jaar * Stuur wordt niet meegeteld. Voorbeelden: DVC 1x = Dame die dat kalenderjaar tussen de 43 en 49 jaar oud wordt, en in de skiff start. HVE 2x = Heren die met de leeftijd die zij dat kalenderjaar bereiken, gemiddeld tussen de 55 en 59 jaar uitkomen. En starten in een dubbeltwee. DVA 4- = Dames die de leeftijd die zij dat kalenderjaar bereiken, gemiddeld tussen de 27 en 35 jaar uitkomen. En starten in een ongestuurde boordvier. HVG 8+ = Heren die de leeftijd die zij dat kalenderjaar bereiken, gemiddeld tussen de 65 en 69 jaar uitkomen. En starten in de acht (Boord). 23

24 Omgang Materiaal De losse onderdelen De losse onderdelen van een boot worden bij het uitbrengen eerst naar buiten gebracht. Bij het inbrengen gebeurt dat pas nadat de boot de loods is binnengebracht. Bij de losse onderdelen horen: - Het roertje en de rugleuning. Het roertje en de rugleuning worden aan de zijkant van het vlot neergelegd, zodat niemand er op kan gaan staan. Het stuurtouw moet om het roer gewikkeld zijn om te voorkomen dat iemand met zijn voet achter het touw blijft haken en kan struikelen. - De riemen. Je draagt 2 scullriemen tegelijk en houdt ze met 2 handen vast. Bij boordriemen til je maar één riem tegelijk. Je loopt altijd met de bladen naar voren en kijkt goed of je nergens tegen aan stoot. Als je tweeën bent kun je 4 of meer riemen tegelijk pakken; zorg dan dat alle bladen naar voren wijzen. De ene roeier pakt riemen bij de hals en de ander tussen het handvat en de manchet. Op het vlot worden de riemen aan de landzijde van het vlot neergelegd, met de bolle kant naar boven. Kunststof riemen worden net andersom neergelegd: met de bolle kant naar beneden. Bij het inleggen van de riemen in de dollen word eerst de riem aan de vlotzijde en vervolgens de riem aan de waterzijde in de dol gelegd. De riem aan de vlotzijde wordt hierna gedraaid en met de bolle kant naar boven op het vlot gelegd. De riem aan de waterzijde blijft tot het instappen van de roeier met het handvat op het vlot liggen. Bij het uitstappen wordt de riem aan de waterzijde meegenomen en met het handvat op het vlot neergelegd. Tillen van een boot Algemene regels: - Altijd tillen vanuit de benen en met een rechte rug. - Zorg dat niet met te weinig mensen tilt. - Er mag alleen getild worden aan de spanten, de boorden, en de luchtgaten. - NIET getild mag worden aan: - de stuurstoel - de slidings - de diagonaallatten - de riggers Het tillen van een boot: - De skiff wordt altijd door twee personen getild. De roeier tilt de skiff ter hoogte van het voetenbord. Het hulpje tilt de skiff bij de voorpunt. - De dubbeltwee wordt ook door twee personen getild. Hij kan bij de punten de pakt worden, en dan laag in de handen getild worden. Of voor en achter de riggers gepakt worden en op de linker of rechter schouder getild worden. - De gladde vier wordt minimaal door de vier roeiers getild. De roeiers verdelen zich evenredig over de boot. De eventuele stuurman staat bij een van beide punten. Een hulp kan nog bij de andere punt nodig zijn. - Een acht tillen gebeurt net zoals een vier, maar dan met acht roeiers. 24

25 - Een C-één tillen gebeurt door twee roeiers. Zij tillen beide ongeveer 1½ meter vanuit beide punten. - Een C-twee wordt door drie mensen getild, twee mensen ongeveer een meter achter de riggers, en één iemand bij de boeg. - De wherry en de C-vier wordt door vier roeiers getild. De roeiers verdelen zich evenredig over de boot. De stuurman staat bij een van beide punten. Een hulp kan nog bij de andere punt nodig zijn. Het uit de stelling nemen van een boot. Voor het uitbrengen van de boot wordt eerst: - Vrije doorgang gemaakt voor het uitbrengen van de boot. - Gecontroleerd of er plaats is aan het vlot. - Als de boot hoog ligt, moeten er trapjes klaarstaan. Het uit de stelling nemen kan op verschillende manieren plaatsvinden. - De boot ligt boven heuphoogte. De roeiers pakken met een hand het boord aan de gangpadzijde en met de andere hand onderlangs het andere boord vast. Vervolgens wordt door iedereen tegelijk de boot een stukje opgetild. Iedereen stapt nu voorzichtig het gangpad in. Let hierbij op de dolpennen van de eigen en bovenliggende boot of boten. - De boot ligt op heuphoogte of lager. De roeiers pakken met een hand het dichtstbijzijnde boord en slaan de andere arm over de boot heen om het andere boord vast te pakken. Vervolgens wordt door iedereen tegelijk de boot een stukje opgetild. Iedereen stapt nu voorzichtig achteruit het gangpad in. Let hierbij op de dolpennen van de eigen en bovenliggende boot of boten. - De boot ligt op een karretje. De roeiers trekken de boot aan de karretjes naar het midden van het gangpad. Hierbij wordt zowel de boot als het karretje vastgepakt. Vervolgens wordt iedereen gelijkmatig over de boot verdeeld, iedereen staat tegen over iemand. Op commando wordt de boot van de karretjes genomen. Vervolgens kan er op verschillende manieren naar het vlot gelopen worden: - Op de schouder(s). Als de boot reeds boven het hoofd is wordt deze op de schouders genomen. Als de boot in de handen wordt gehouden dan wordt deze omhoog gebracht en op de schouders genomen. Vervolgens wordt met de boot naar buiten gelopen. - In de handen en op heuphoogte. Als de boot boven het hoofd is dan splitsen de roeiers zich uit en wordt de boot naar beneden gebracht en in de handen genomen. Als de boot op heuphoogte of lager lag en iedereen nog maar aan één kant van de boot staat, dan loopt helft van de mensen één voor één naar de andere kant van de boot en gaan tegenover iemand staan. Als de boot reeds in de handen ligt, dan kan direct naar buiten gelopen worden. 25

26 Het in het water leggen van een boot. Een boot kan op verschillende manieren in het water gelegd worden: - De boot ligt op de schouders. De boot wordt nu op commando boven de hoofden getild. De roeiers gaan recht onder de boot staan. Zij houden met een hand het boord aan de waterzijde en met de andere hand het spant aan de landzijde vast. Vervolgens wordt de boot naar het water gedraaid en voor de buik gehouden. De overslagen worden losgemaakt. Daarna lopen de roeiers naar de waterzijde. De tenen worden aan de rand, niet over de rand van het vlot gezet. Met gebogen benen en rechte rug wordt de boot zachtjes en ver in het water gelegd. Zorg ervoor dat de huid en het vinnetje het vlot niet raken. - De boot ligt in de handen. De boot wordt nu op commando gedraaid. De (dol) kleppen worden losgemaakt. De roeiers aan de landzijde pakken met een hand het boord aan de landzijde en met de andere hand wordt het spant aan de waterzijde vastgepakt. De roeiers aan de waterzijde lopen één voor één om de boot heen en pakken de boot aan de landzijde weer vast (gelijk aan de andere roeiers). Daarna lopen de roeiers naar de waterzijde. De tenen worden aan de rand, niet over de rand van het vlot gezet. Met gebogen benen en rechte rug wordt de boot vervolgens zachtjes en ver in het water gelegd. Zorg ervoor dat de huid en het vinnetje het vlot niet raken. Het uit het water halen van een boot. - Voor het water tillen van de boot wordt eerst: - een stel schragen buiten het looppad klaar gezet. - vrije doorgang gemaakt naar de gereedstaande schragen. - Een boot kan op verschillende manieren uit het water gehaald worden. - De boot wordt op de schouders genomen. De roeiers verdelen zich over de boot en op commando wordt de boot uit het water genomen. Let erop dat de huid het vlot niet raakt. Iedereen doet een paar passen naar achteren. De overslagen worden dichtgedraaid. Vervolgens pakt iedereen, als hij of zij met het gezicht in de looprichting staat, met de hand aan de waterzijde het boord aan de landzijde en met de hand aan de landzijde het spant aan de achterzijde vast. De boot wordt nu met een zwaai boven de hoofden gebracht en vervolgend op de schouder(s) gelegd. De roeiers lopen naar de reeds klaargezette schragen toe. Daar aangekomen wordt de boot weer boven de hoofden gebracht. de roeiers splitsen zich uit en de boot wordt gelijktijdig in de handen genomen. - De boot wordt in de handen genomen. De roeiers verspreiden zich evenredig over de boot. De roeiers pakken met de hand het boord aan de landzijde en met de andere hand wordt het spant aan de waterzijde vastgepakt. De boot wordt vervolgens op commando uit het water genomen. Allen doen een paar passen naar achteren. De overslagen worden dichtgedraaid, eventueel met de hulp van anderen. De helft van de roeiers loopt één voor één naar de andere kant van de boot en gaat tegenover 26

27 iemand staan. De boot wordt gedraaid zodat de bolle kant boven komt te liggen. De roeiers lopen naar de reeds klaargezette schragen toe. Het in de stelling leggen van een boot. - Voor het inbrengen van de boot wordt eerst: - Vrije doorgang gemaakt voor het inbrengen van de boot. - Als de boot hoog ligt een trapje klaargezet. - Als de boot goed gedroogd is wordt de boot weer opgepakt en naar binnen gebracht. - Op de schouder(s). De roeiers verdelen zich gelijkmatig over de boot. Op commando wordt de boot van de schragen getild en in een beweging wordt de boot op de schouder(s) gelegd. Vervolgens wordt met de boot naar binnen gelopen. - In de handen en op heuphoogte. De roeiers verdelen zich gelijkmatig over de boot. Op commando wordt de boot van de schragen getild. Vervolgens wordt met de boot naar binnen gelopen. - Het tillen van de boot in de stelling kan op meerdere manieren. - De boot ligt boven heuphoogte. De roeiers nemen de boot boven het hoofd, op de hoogte van de plaats in de stelling. Eventueel moeten de benen iets gebogen worden, en het hoofd wordt onder de boot vandaan gehaald richting het gangpad. Allen stappen nu voorzichtig opzij en leggen de boot in de stelling. - De boot ligt op heuphoogte of lager. De roeiers die niet aan de kant van de stelling staan nemen de boot over door met een arm over de boot heen het andere boord te pakken. De roeiers aan de stellingkant begeven zich nu om de beurt naar de andere kant van de boot en pakken de boot vast. Iedereen loopt nu voorzichtig naar voren en legt de boot in de stelling. - De boot ligt op karretjes. De boot wordt voorzichtig op de karretjes geplaatst en vervolgend aan de karretjes aan de kant geschoven. Let altijd op de dolpennen van de eigen en bovenliggende boot of boten. Kijk ook goed uit dat de riggers van de boot helemaal vrij liggen en dat de boot overal goed op het boord rust. Schade Voorkomen van aanvaringen. - Volg de regels uit het vaarreglement op. - Vermijd drukke vaarwegen - Luister altijd naar de stuur, en als die er niet is naar de boegroeier. Melden van schade. - Meld de schade zo snel mogelijk bij je instructeur. 27

28 Omslaan Maatregelen om omslaan te voorkomen: - Het draaggewicht van de boot moet in overeenstemming zijn met het gewicht van de roeier. - De overslagen moeten goed dichtgedraaid zijn. - Het voetenbord moet goed afgesteld staan, zodanig dat de handvatten van de riemen niet langs het lichaam kunnen. Voorzorgsmaatregelen: - Neem schone kleding en een handdoek mee. - Draag een sportbril of borg de bril met een touwtje. - Draag geen horloge of sieraden. - Trek de voetenriemen of de veters niet te strak aan. Zorg dat de voeten gemakkelijk uit het voetenbord kunnen. Maatregelen na het omslaan: - Probeer zo snel mogelijk los van de boot te komen. - Voorkom het binnenkrijgen van water. - Blijf altijd bij de boot. Bij vermoeidheid of kramp kan je de boot vastpakken. - Waarschuw voorbijgangers, zodat zij kunnen assisteren. - Probeer weer in de boot te komen. Draai de boot op het water om. Klim vervolgens weer in de boot en roei terug naar de vereniging. Of - Zwem op de benen met de boot naar de kant. Als inklimmen of instappen onmogelijk is, laat de boot dan achter en ren naar de vereniging terug. Laat de boot ophalen. Als je dan terug bent op de vereniging: - Ga direct douchen. - Controleer of er schade aan de boot is ontstaan. Nazorg: Raadpleeg na het omslaan een huisarts als: - Je plotseling ziek wordt. - Je veel water hebt binnengekregen. - Je open wonden hebt opgelopen. 28