Kroniek Benzinewet. mr. B.N. Cammelbeeck 1. Korte achtergrond

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Kroniek Benzinewet. mr. B.N. Cammelbeeck 1. Korte achtergrond"

Transcriptie

1 mr. B.N. Cammelbeeck 1 Op 31 juli 2005 is de Wet tot veiling van bepaalde verkooppunten van motorbrandstoffen (Stb. 2005, 354, hierna: de Benzinewet) in werking getreden. Doel van de Benzinewet is om de prijsconcurrentie op en de toetredingsmogelijkheden tot de markt van verkoop van motorbrandstoffen langs rijkswegen te vergroten. De wetgever beoogt dit doel te bereiken door alle reeds in gebruik zijnde locaties en alle nieuwe locaties openbaar te veilen en voor een periode van maximaal 15 jaar door middel van een huurovereenkomst in gebruik te geven. In deze kroniek zal de inhoud van de Benzinewet beknopt worden uiteengezet en de belangrijkste civiele rechtspraak worden besproken die vanaf de invoering van de Benzinewet tot en met 31 januari 2015 is gepubliceerd. Korte achtergrond Vóór de inwerkingtreding van de Benzinewet werden locaties langs rijkswegen door de Staat veelal voor zeer lange tijd in gebruik gegeven voor de vestiging van een verkooppunt van motorbrandstoffen. Daarbij maakte de Staat gebruik van verschillende typen contracten met verschillende naamgevingen die in juridisch opzicht niet altijd eenduidig waren. 2 In de jaren negentig is de Staat tot de conclusie gekomen dat zijn uitgiftebeleid om diverse redenen, waaronder gebrekkige concurrentie en onnodige overheidsbemoeienis met de exploitatie, niet kon worden voortgezet en dat een nieuwe regeling tot stand moest komen. In eerste instantie heeft de Staat het voornemen gehad de bestaande contracten te beëindigen. Uiteindelijk is er tussen de Staat, de Vereniging Nederlandse Petroleum Industrie (hierna: VNPI) 3 en de Vereniging Particuliere Rijkswegvergunningen van Tankstations (hierna: VPR) 4 een akkoord bereikt. Dit akkoord is neergelegd in twee zo goed als gelijkluidende convenanten uit 2000, die de naam 'Convenant Alternatief Traject MDW benzine hoofdwegennet' (hierna: Convenant Alternatief Traject) hebben gekregen. In aansluiting op deze convenanten is in november 2001 het zogenaamde 'Convenant Onderliggende Rechtsrelaties' gesloten tussen voornoemde partijen, de Vereniging BOVAG en de Belangenvereniging Tankstations. 5, 6 De in deze convenanten gemaakte 1. Deze kroniek is van de hand van Boris Cammelbeeck, advocaat bij Stibbe N.V. te Amsterdam. 2. Kamerstukken II 2004/05, , nr. 3, p. 1. Zo ben ik onder meer bekend met de volgende benamingen: concessie, akte van privaatrechtelijke vergunning, huurovereenkomst, erfpachtovereenkomst. 3. VNPI is een belangenverenging van negen petroleumindustriemaatschappijen in Nederland. 4. VPR is een belangenvereniging van particuliere vergunninghouders. 5. De Vereniging BOVAG en de Belangenvereniging Tankstations vertegenwoordigen ondernemingen die een benzinestation exploiteren in opdracht van een onderneming die de locatie van de Staat in gebruik heeft gekregen. 6. Kamerstukken II 2004/05, , nr. 3, p afspraken komen er, kort gezegd, op neer dat bestaande contracten van zittende ondernemingen en exploitanten vrijwillig worden beëindigd, dat over een periode van ruim 20 jaar alle in gebruik zijnde locaties openbaar geveild worden, waarna deze locaties voor een periode van maximaal 15 jaar door middel van een huurovereenkomst in gebruik worden gegeven, dat de opbrengst van de eerste veiling aan de zittende ondernemingen en exploitanten zal toekomen en dat de Staat tot een bepaalde periode geen andere verkooppunten van motorbrandstoffen langs rijkswegen zal toestaan. Ter implementatie van de in de convenanten neergelegde afspraken is in 2005 de Benzinewet tot stand gekomen. Sinds de inwerkingtreding van de Benzinewet is in dit tijdschrift nog weinig over deze wet gepubliceerd. 7 Om die reden bevat deze kroniek tevens een beknopte uiteenzetting van de belangrijkste bepalingen uit de Benzinewet. Aan de hand van de volgende onderwerpen zal de inhoud van de Benzinewet en de jurisprudentie over de uitleg van onderdelen van deze wet worden besproken: 1. Toepassingsbereik van de Benzinewet; 2. Totstandkoming en inhoud van de huurovereenkomst; 3. Totstandkoming en inhoud van de onderhuurovereenkomst; 4. Overgangsrecht voor bestaande contractspartijen van de Staat; 5. Overgangsrecht voor exploitanten. Tot slot zal worden stilgestaan bij het gemeentelijk veilingbeleid voor brandstofverkooppunten, waarbij twee vrij recente uitspraken aan de orde komen. Ik sluit af met een conclusie. 7. In dit tijdschrift is eerder verschenen: (1) het artikel van J.M. Winter-Bossink, 'Afwijking van het huurrecht voor bedrijfsruimte door de nieuwe Benzinewet' (TvHB 2005, p. 112 e.v.) en (2) het uitgebreide commentaar van J.M. Winter-Bossink bij de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Arnhem van 20 februari 2009 (TvHB 2009, 9). 73 TvHB_2015_03_04.indb 73 22/04/ :59:36

2 1. Toepassingsbereik Benzinewet Het toepassingsbereik van de Benzinewet is beperkt tot 'locaties' die zijn gelegen op een verzorgingsplaats in eigendom van de Staat en aan een weg in beheer bij het Rijk (art. 2 Benzinewet). Onder 'locatie' wordt verstaan: gedeelte van een verzorgingsplaats, bestemd voor de vestiging van een verkooppunt van motorbrandstoffen (art. 1 sub c Benzinewet). Het begrip 'motorbrandstoffen' is niet gedefinieerd in de Benzinewet. Bij arrest van 9 december 2014 heeft het Gerechtshof Den Haag (ECLI: NL: GHDHA: 2014: 4216) zich uitgelaten over de vraag of elektriciteit onder het begrip 'motorbrandstoffen' moet worden begrepen. Aanleiding voor deze procedure was dat de Staat eind 2011 kenbaar maakte dat het voor derden mogelijk zou worden om een vergunning te verkrijgen voor het plaatsen en exploiteren van een elektrisch oplaadstation langs rijkswegen. Volgens een aantal particuliere pomphouders (allen lid van de VPR) handelde de Staat door het toestaan van elektrische oplaadstations op of in de omgeving van de locaties die bij deze pomphouders in gebruik zijn, in strijd met het in 2000 gesloten Convenant Alternatief Traject en het bepaalde in art. 17 Benzinewet. Laatstgenoemd artikel bepaalt (kort gezegd) dat tot 1 januari 2024 geen nieuwe verkooppunten voor motorbrandstoffen zullen worden toegestaan. De pomphouders stelden zich op het standpunt dat elektriciteit als motorbrandstof moet worden aangemerkt en derhalve valt onder de reikwijdte van het Convenant Alternatief Traject en de Benzinewet. Het hof volgde de pomphouders niet en oordeelde dat niet aannemelijk is geworden dat partijen met het Convenant Alternatief Traject (mede) hebben beoogd een regeling te treffen voor toekomstige, toen nog niet gangbare energievormen waardoor auto's zouden kunnen worden aangedreven. Ook zag het hof in de tekst of de parlementaire geschiedenis van de Benzinewet geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. Uit de wetsgeschiedenis van die wet blijkt, aldus het hof, dat die wet naar reden van bestaan, inhoud en vorm geheel wordt bepaald door het Convenant Alternatief Traject. 2. Totstandkoming en inhoud van de huurovereenkomst Sinds de inwerkingtreding van de Benzinewet kan de Staat locaties uitsluitend in gebruik geven door middel van een openbare veiling (tenzij de uitzonderingen van art. 5 lid 6 en 7 en art. 8 Benzinewet zich voordoen). De veilingsystematiek waarvoor is gekozen, is er één waarbij jaarlijks 7 tot 20 locaties worden geveild. Deze locaties worden in één dag van een jaar één voor één geveild. Voor elke willekeurige locatie wordt een gesloten-enveloppe veiling gehouden waarbij de hoogste bieder het recht verwerft met de Staat een huurovereenkomst te sluiten. De tekst van de huurovereenkomst waarop wordt geboden wordt opgenomen in het biedboek, zodat mogelijke bieders vooraf de inhoud van de huurovereenkomst kunnen beoordelen en daarop hun bieding kunnen afstemmen. Art. 5 lid 2 Benzinewet bepaalt dat de opbrengst van de veiling ten goede komt aan de Staat. De huurovereenkomst komt tot stand op het moment dat de Staat het geboden bedrag binnen twee weken na de dag van de veiling heeft ontvangen. Wordt dit bedrag niet tijdig voldaan, dan wordt er een nieuwe veiling op zo kort mogelijke termijn uitgeschreven. 8 De huurovereenkomst die tussen de Staat en de hoogste bieder tot stand komt, is een bijzondere huurovereenkomst. De belangrijkste bijzonderheden zijn: (a) de art. 7:230a, 7:290 t/m 7:310 BW zijn niet van toepassing (art. 3 lid 5 Benzinewet), (b) de huurovereenkomst heeft een duur van ten hoogste 15 jaar (art. 3 lid 4 Benzinewet), (c) er is uitsluitend sprake van een gebrek in de zin van art. 7:204 lid 2 BW indien de Staat de huurder het genot van de locatie zelf niet meer kan verschaffen. Mocht er iets gebeuren met de eventuele bebouwing, dan gaat daarmee de locatie niet teniet en blijft de huurovereenkomst in stand 9, (d) de verrekeningsbevoegdheid van art. 7:206 lid 3 BW is uitgesloten (art. 3 lid 5 Benzinewet), (e) de huurder is bevoegd op de locatie gebouwen, werken en beplantingen aan te brengen, te wijzigen en te verwijderen (art. 3 lid 3 Benzinewet), en (f) bij het einde van de huurovereenkomst heeft de huurder recht op een vergoeding van de Staat van de waarde van de gebouwen, werken en beplantingen, die de huurder op de locatie heeft achtergelaten (art. 4 Benzinewet). Verder heeft de wetgever nog rekening gehouden met de situatie dat de hoogste bieder op de veiling er een voorkeur voor heeft de locatie in gebruik te krijgen op grond van een recht van erfpacht. Ingevolge art. 3 lid 7 Benzinewet bestaat de mogelijkheid om onmiddellijk na de veiling, op verzoek van de hoogste bieder, de huurovereenkomst te vervangen door een recht van erfpacht. Uit de memorie van toelichting volgt dat de Staat aan de hand van de omstandigheden van het geval beoordeelt of hij een verzoek inwilligt. Hij is daartoe niet verplicht. 10 Alle kosten en lasten van de erfpacht zijn voor rekening van de verzoeker (art. 3 lid 7 Benzinewet). Voor zover ik heb kunnen nagaan, is over dit onderdeel van de Benzinewet slechts één uitspraak verschenen. Deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Arnhem van 20 februari 2009 (ECLI: NL: RBARN: 2009: BH3822) gaat over de situatie waarin van de hoofdregel een huurovereenkomst sluiten door middel van een veiling kan worden afgeweken. Deze uitspraak wordt behandeld in onderdeel 5 van deze kroniek (Overgangsrecht voor exploitanten). 8. Kamerstukken II 2004/05, , nr. 3, p Kamerstukken II 2004/05, , nr. 3, p Kamerstukken II 2004/05, , nr. 3, p Tijdschrift voor HUURRECHT BEDRIJFSRUIMTE Nr. 2 maart/april 2015 TvHB_2015_03_04.indb 74 22/04/ :59:37

3 3. Totstandkoming en inhoud van de exploitatieovereenkomst Ingevolge art. 3 lid 6 Benzinewet is het de huurder die op grond van de veiling met de Staat een huurovereenkomst (of erfpachtovereenkomst) heeft gesloten, toegestaan een overeenkomst aan te gaan met een derde die de exploitatie van het verkooppunt van motorbrandstoffen ter hand neemt. Het staat de huurder en de exploitant vrij in welke vorm zij deze exploitatieovereenkomst gieten (onderhuur of een andere gebruiksvorm). In alle gevallen eindigt de exploitatieovereenkomst van rechtswege op het moment dat de huurovereenkomst tussen de Staat en de huurder eindigt. Dit zal uiterlijk na verloop van 15 jaar zijn. Buiten de gevallen voorzien in art. 7:306 BW heeft de exploitant alsdan geen recht op schadevergoeding. Verder is op de exploitatieovereenkomst in geen geval art. 7:230a BW van toepassing. Indien het aan de exploitant verhuurde voldoet aan de omschrijving van 290-bedrijfsruimte, is afdeling 6 van titel 7.4 BW op de overeenkomst tussen de huurder en de exploitant van toepassing, met dien verstande dat de maximale termijn van 15 jaar de wettelijke termijnbescherming van de exploitant doorbreekt. Voor zover mij bekend, bestaat er over het bepaalde in art. 3 lid 6 Benzinewet nog geen gepubliceerde jurisprudentie. 4. Overgangsrecht voor bestaande contractspartijen van de Staat Totdat alle locaties één keer zijn geveild (d.w.z. tot 1 januari 2024), geldt een overgangsperiode. Voor deze tijdelijke periode is een vrij complexe regeling in de Benzinewet opgenomen ter bescherming van op het moment van invoering van de Benzinewet bestaande contractspartijen van de Staat (zie hieronder) en bestaande exploitanten (zie onderdeel 5 van deze kroniek). De Benzinewet regelt dat bestaande overeenkomsten, hoe ook genaamd, gesloten met de Staat die al bestonden op het moment van inwerkingtreding van de Benzinewet en die nog steeds bestaan op het moment waarop een veiling wordt gehouden, voortijdig zullen eindigen. De locaties die voorwerp zijn van deze bestaande overeenkomsten zullen worden geveild volgens een door de minister van Financiën vast te stellen tijdschema. Ingevolge art. 7 lid 2 Benzinewet eindigt een bestaande overeenkomst op het tijdstip waarop de nieuwe huurovereenkomst, die ingevolge de veiling tot stand is gekomen, in werking treedt. Als tegemoetkoming voor het voortijdig einde van de bestaande overeenkomst ontvangt de contractspartij van de Staat de opbrengst van de veiling met betrekking tot haar voormalige locatie. Indien de opbrengst van de veiling een lager bedrag oplevert dan deze contractspartij op grond van haar bestaande overeenkomst toekomt, dan heeft zij recht op die hogere contractuele vergoeding. 11 Levert de veiling een hoger bedrag op dan de contractuele vergoeding, dan krijgt zij de veilingopbrengst (art. 7 lid 3 Benzinewet). Is de bestaande contractspartij dezelfde als de hoogste bieder, dan wordt het te ontvangen bedrag verlaagd. Het door de Staat in te houden deel (ook wel topdeel genoemd) bedraagt het verschil tussen het hoogste en het één na hoogste bod, maar niet meer dan 30% van het hoogste bod (art. 7 lid 4 Benzinewet). Voorts bepaalt art. 8 Benzinewet dat de huurder die de bestaande contractspartij van de Staat opvolgt, verplicht is de restwaarde van de door die contractspartij op de locatie aangebrachte opstallen te vergoeden. De omvang van deze vergoeding wordt door de Staat in het biedboek bij de veiling opgenomen. 12 Voor zover ik weet, is over de uitleg van de artikelen 6 tot en met 8 Benzinewet nog geen jurisprudentie verschenen. 5. Overgangsrecht voor exploitanten De Benzinewet bevat tevens een overgangsregeling voor exploitanten die voor de inwerkingtreding van de Benzinewet een exploitatieovereenkomst hebben gesloten met een contractspartij van de Staat, die nog steeds van kracht is op het moment waarop een veiling wordt gehouden. Deze overgangsregeling is verschillend voor zogenaamde toegewezen exploitanten en gewone exploitanten. Overgangsregeling voor toegewezen exploitanten Een toegewezen exploitant is een exploitant die op grond van uit 1972 daterende en in november 2002 ingetrokken beleidsregels van de minister van Economische Zaken een verkooppunt ter exploitatie kreeg toegewezen bij wijze van compensatie voor het verlies van een elders gelegen verkooppunt. Voor deze categorie exploitanten is bepaald dat, indien vóór 1 januari 2021 een veiling plaatsvindt met betrekking tot een locatie die voorwerp is van een bestaande exploitatieovereenkomst met een toegewezen exploitant, de hoogste bieder niet alleen de huurder van die locatie wordt, maar tevens van rechtswege wederpartij wordt van die toegewezen exploitant. De hoogste bieder neemt immers de rechten en verplichtingen die uit de bestaande exploitatieovereenkomst voortvloeien over (art. 13 Benzinewet). Ingevolge art. 16 lid 6 Benzinewet eindigt deze exploitatieovereenkomst van rechtswege op 31 december 2020, tenzij partijen een eerder tijdstip zijn overeengekomen. Indien vóór 1 januari 2021 geen veiling plaatsvindt met betrekking tot een locatie die voorwerp is van 11. Uit de memorie van toelichting volgt dat het mogelijk is dat de bestaande contractspartij van de Staat op basis van de bestaande overeenkomst recht heeft op een vergoeding van de bebouwingen, installaties en dergelijke bij het einde van de overeenkomst (Kamerstukken II 2004/05, , nr. 3, p. 17). 12. Kamerstukken II 2004/05, , nr. 3, p TvHB_2015_03_04.indb 75 22/04/ :59:37

4 een bestaande exploitatieovereenkomst met een toegewezen exploitant, dan eindigt deze op 31 december 2020, tenzij partijen anders zijn overeengekomen (art. 16 lid 2 Benzinewet). Partijen kunnen overeenkomen dat de bestaande exploitatieovereenkomst voortduurt tot een tijdstip na 31 december 2020, mits zij daarbij tevens overeenkomen dat de bestaande exploitatieovereenkomst niet later eindigt dan het moment dat de huurovereenkomst, die ingevolge de veiling van na 31 december 2020 tot stand komt, in werking treedt (art. 16 lid 3 Benzinewet). Overgangsregeling voor gewone exploitanten Voor gewone (niet toegewezen) bestaande exploitanten is de overgangsregeling als volgt. Indien vóór 1 januari 2018 geen veiling plaatsvindt met betrekking tot een locatie die voorwerp is van een bestaande exploitatieovereenkomst met een gewone exploitant, dan eindigt deze op 31 december 2017, tenzij partijen anders zijn overeengekomen (art. 16 lid 1 Benzinewet). Partijen kunnen overeenkomen dat de bestaande exploitatieovereenkomst voortduurt tot een tijdstip na 31 december 2017, mits zij daarbij tevens overeenkomen dat de bestaande exploitatieovereenkomst niet later eindigt dan het moment dat de huurovereenkomst, die ingevolge de veiling van na 31 december 2017 tot stand komt, in werking treedt (art. 16 lid 3 Benzinewet). Indien vóór 1 januari 2018 wel een veiling plaatsvindt met betrekking tot een locatie die voorwerp is van een bestaande exploitatieovereenkomst met een gewone exploitant, dan dient de nieuwe huurder aan de bestaande exploitant een nieuwe exploitatieovereenkomst aan te bieden. Deze overeenkomst dient de exploitant in staat te stellen om tot en met 31 december 2017 hetzelfde gemiddelde nettowinstaandeel te verwerven als de exploitant in de jaren voorafgaand aan de veiling had. Bovendien mag de nieuwe exploitatieovereenkomst in verhouding tot de bestaande exploitatieovereenkomst geen zodanige bepalingen bevatten dat aanvaarding door de exploitant in redelijkheid niet van hem kan worden verlangd (art. 11 lid 1 Benzinewet). Deze nieuwe exploitatieovereenkomst kan op twee manieren tot stand komen. In onderling overleg, of krachtens een deskundigenprocedure. Art. 11 lid 2 Benzinewet bepaalt in dit kader dat de nieuwe huurder uiterlijk één week na de veiling met de exploitant in overleg treedt over een nieuwe overeenkomst. Wanneer vier weken na de veiling nog geen nieuwe overeenkomst tot stand is gekomen, dient de huurder de exploitant uiterlijk acht weken na de veiling schriftelijk per aangetekende brief een nieuwe overeenkomst aan te bieden. Art. 11 lid 3 Benzinewet schrijft voor dat dit schriftelijke aanbod vergezeld dient te gaan van een schriftelijk oordeel van een deskundige, inhoudende dat de aangeboden overeenkomst de bestaande exploitant redelijkerwijs in staat stelt tot en met 31 december 2017 gemiddeld een nettowinstaandeel te genieten zoals hierboven omschreven. De exploitant heeft twee weken na ontvangst van dit aanbod én van het oordeel van de deskundige de gelegenheid om het aanbod te aanvaarden. Aanvaarding van dit aanbod houdt in dat de bestaande exploitatieovereenkomst eindigt en een nieuwe exploitatieovereenkomst tot stand komt (art. 11 lid 7 Benzinewet). Deze nieuwe exploitatieovereenkomst eindigt van rechtswege op 31 december 2017, tenzij partijen een eerder tijdstip zijn overeengekomen (art. 16 lid 5 Benzinewet). Een weigering van het aanbod of het uitblijven van een keuze heeft tot gevolg dat de bestaande exploitatieovereenkomst eindigt op het tijdstip dat de nieuwe huurovereenkomst tussen de huurder en de Staat inwerking treedt. De bestaande exploitant heeft alsdan geen recht op enige vergoeding (art. 11 lid 8 Benzinewet). In zijn arrest van 10 augustus 2010 heeft het Gerechtshof Leeuwarden (ECLI: NL: GHLEE: 2010: BN3961) zich uitgesproken over de verhouding tussen hierboven omschreven regeling van de Benzinewet over de totstandkoming van een exploitatieovereenkomst en de algemene regels van aanbod en aanvaarding uit het BW. Het BW heeft als uitgangspunt dat een partij die zijn wederpartij een aanbod doet, dit aanbod kan herroepen voor het wordt aanvaard. Een aanbod is slechts onherroepelijk wanneer het een termijn voor aanvaarding inhoudt of de onherroepelijkheid ervan op andere wijze uit het aanbod volgt (art. 6:219 lid 1 BW). In dit arrest maakt het hof onderscheidt tussen de volgende drie situaties. De eerste situatie is dat in de fase van onderling overleg een voorstel wordt gedaan om tot een nieuwe exploitatieovereenkomst te komen. Naar het oordeel van het hof is de hoofdregel van art. 6:219 lid 1 BW op dit type voorstel van toepassing. Dit ligt anders voor een in het kader van de deskundigenprocedure gedaan voorstel dat voorzien is van het oordeel van een deskundige (de tweede situatie). Art. 11 lid 7 van de Benzinewet bevat immers een termijn van aanvaarding (van twee weken) en daarom dient, aldus het hof, een dergelijk voorstel als een onherroepelijk aanbod te worden beschouwd. Dit betekent concreet dat een dergelijk aanbod gedurende die termijn niet kan worden ingetrokken door de huurder. De derde situatie die het hof onderscheidt, is de situatie dat de huurder de exploitant, na de fase van minnelijk overleg, een voorstel doet, dat nog niet is vergezeld van een oordeel van de deskundige. In dit kader overweegt het hof in r.o. 13 onder meer: "dat de Benzinewet ook in de tussenfase, de periode waarin de huurder zijn voorstel heeft voorgelegd aan de deskundige zodat deze een schriftelijk oordeel kan uitbrengen, op enkele onderdelen een van boek 6 titel 5 afdeling 2 van het Burgerlijk Wetboek afwijkende regeling impliceert. Wanneer de exploitant in de procedure laat weten dat hij bezwaar heeft tegen het voorstel van de huurder, leidt dat er - in afwijking van artikel 6:221 lid 2 BW - niet toe dat het voorstel vervalt. De deskundigenprocedure veronderstelt juist dat de exploitant het voorstel van de huurder verwerpt. Indien de exploitant met het voorstel instemt, is het oordeel van de deskundige immers overbodig en kan de pro- 76 Tijdschrift voor HUURRECHT BEDRIJFSRUIMTE Nr. 2 maart/april 2015 TvHB_2015_03_04.indb 76 22/04/ :59:37

5 cedure worden beëindigd. Er kan tevens van worden uitgegaan dat de redelijke termijn van artikel 6:221 lid 1 BW niet is verstreken voordat de deskundige zijn schriftelijk oordeel heeft uitgebracht." Verder acht het hof van belang dat het de bedoeling van de Benzinewet is dat op zo kort mogelijke termijn na de veiling duidelijkheid ontstaat over de vraag of huurder en exploitant een nieuwe overeenkomst zullen sluiten en dat de Benzinewet niet voorziet in de mogelijkheid van het aanpassen van een door de huurder aan de deskundige ter beoordeling voorgelegd voorstel. Tegen deze achtergrond komt het hof in r.o. 16 tot het oordeel dat: "het een huurder niet zonder meer vrijstaat om een aan de deskundige voorgelegd voorstel in te trekken. Het uitgangspunt is, naar het oordeel van het hof, dat een dergelijk voorstel van kracht blijft tot het, voorzien van een schriftelijk oordeel door de deskundige, aan de exploitant is voorgelegd. Dat is alleen anders indien op grond van klemmende redenen van de huurder niet in redelijkheid gevergd kan worden dat hij het voorstel handhaaft." Vervolgens beoordeelt het hof of in het onderhavige geval sprake is van klemmende redenen. Het hof komt tot het oordeel dat hier geen sprake van is en stelt hierbij voorop dat de huurder pas in een zeer laat stadium van de deskundigenprocedure het voorstel heeft ingetrokken. Voorts neemt het hof in r.o. 17 in aanmerking dat "het argument dat [de huurder] heeft aangevoerd voor de intrekking van het voorstel te weten dat zij kon volstaan met het aanbieden van de (licht aangepaste) oude exploitatieovereenkomst, geen nieuw argument was. [Huurder] had zich in de buitengerechtelijke fase al op het standpunt gesteld dat de oude exploitatieovereenkomst kon worden gecontinueerd. Desalniettemin stelde zij [de exploitant] in het kader van de deskundigenprocedure niet voor om de oude exploitatieovereenkomst te continueren, maar om een geheel nieuwe overeenkomst aan te gaan. Het ligt dan ook niet voor de hand dat het door [huurder] aangevoerde argument een klemmende reden vormt die de intrekking van het voorstel rechtvaardigt. Het argument stond immers niet in de weg aan het doen van het voorstel. Aan het voorgaande doet niet af dat [huurder] gedurende het deskundigenonderzoek van vertegenwoordigers van Domeinen heeft begrepen dat volstaan kon worden met het aanbieden van de oude exploitatieovereenkomst. Gesteld noch gebleken is dat [huurder], nadat in het minnelijk overleg haar eerste voorstel (dat neerkwam op continuering van de oude exploitatieovereenkomst) door [de exploitant] was verworpen, bij Domeinen heeft geïnformeerd naar de houdbaarheid van dat standpunt alvorens in de deskundigenprocedure een heel andere voorstel te doen. De omstandigheid dat [huurder] eerst in de laatste fase van de deskundigenprocedure de bewuste informatie van Domeinen ontving, ligt dan ook in haar risicosfeer." Het oordeel van het hof dat het huurder alleen in geval van klemmende redenen vrijstaat om een aan de deskundige voorgelegd voorstel in te trekken en dat in het onderhavige geval geen sprake is van klemmende redenen, acht ik juist. Wel blijft onduidelijk hoeveel (meer) er nodig is om aan het vereiste van klemmende redenen te voldoen. Verder is er een uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Arnhem van 20 februari 2009 (ECLI: NL: RBARN: 2009: BH3822) die laat zien dat de bescherming die de onderhavige overgangsregeling de gewone bestaande exploitant biedt, enigszins beperkt is. Deze uitspraak maakt immers duidelijk dat een gewone bestaande exploitant wiens locatie wordt geveild aanspraak kan maken op een nieuwe exploitatieovereenkomst tot en met Echter, een gewone bestaande exploitant wiens locatie wordt gesloopt in verband met de reconstructie van een rijksweg, heeft op basis van de Benzinewet geen recht op een nieuwe exploitatieovereenkomst. Wat was er aan de hand? Sinds 1959 had de rechtsvoorganger van Shell jegens de Staat het recht om een motorbrandstofverkooppunt langs de rijksweg A2 te exploiteren. Al in 1958 waren de rechtsvoorganger van Shell en de rechtsvoorganger van De Lucht een overeenkomst aangegaan ter zake van de exploitatie van dit verkooppunt. Als gevolg van een verbreding van de A2 zou dit verkooppunt worden gesloopt, zou een nieuw verkooppunt worden gebouwd op een afstand van circa 40 meter van het oude verkooppunt en zou deze nieuwe locatie met het nieuwe verkooppunt zonder veiling worden toegewezen aan Shell. Omdat Shell en De Lucht geen overeenstemming konden bereiken over de beëindiging van de bestaande exploitatieovereenkomst en het sluiten van een nieuwe exploitatieovereenkomst, vorderde Shell de ontbinding van de bestaande exploitatieovereenkomst op grond van onvoorziene omstandigheden. Bij vonnis van 13 december 2007 (Prg. 2008, 90) oordeelde de kantonrechter van de Rechtbank 's-hertogenbosch kort gezegd dat er sprake was van onvoorziene omstandigheden als bedoeld in art. 6:258 BW en dat De Lucht op grond van art. 6:260 lid 1 BW een billijke vergoeding toekwam van 2,5 miljoen. 13 De Lucht kon hier niet mee leven en stelde hoger beroep in. In appel wijzigde De Lucht haar eis in reconventie en vorderde zij (onder meer) dat Shell zou worden veroordeeld om een nieuwe exploitatieovereenkomst met De Lucht te sluiten ter zake van het nieuwe verkooppunt. In de tijd dat het appel aanhangig was, hadden de Staat, Shell en De Lucht inmiddels 13. Zie voor een bespreking van deze uitspraak het artikel 'Kroniek huurbeëindiging' van N. Eeken (TvHB 2010, 3). 77 TvHB_2015_03_04.indb 77 22/04/ :59:37

6 een vaststellingsovereenkomst gesloten op grond waarvan De Lucht gehouden was om het oude verkooppunt uiterlijk in maart 2009 leeg en ontruimd aan Shell ter beschikking te stellen. In afwachting van het arrest van het hof, vorderde De Lucht in het onderhavige kort geding dat Shell zou worden veroordeeld om met De Lucht met betrekking tot het nieuwe verkooppunt een tijdelijke exploitatieovereenkomst te sluiten. De kernvraag in dit kort geding was dan ook of op grond van de Benzinewet en de daaraan ten grondslag liggende convenanten alsmede gezien de verdere omstandigheden van deze zaak, voor Shell de verplichting bestond om een tijdelijke nieuwe exploitatieovereenkomst met De Lucht te sluiten. Zoals hierboven uiteengezet, is op basis van de overgangsregeling de partij die na de veiling huurder van een locatie is geworden gehouden om de bestaande gewone exploitant een exploitatieovereenkomst tot en met 2017 aan te bieden. Het Convenant Alternatief Traject en art. 5 lid 6 en 7a Benzinewet bepalen evenwel dat in de onderhavige situatie zonder veiling een vervangende locatie kan worden aangeboden als compensatie voor de locatie die door verbreding van de A2 moet verdwijnen. De Lucht heeft aangevoerd dat door toepassing van deze regelingen de relatie tussen de Staat en Shell in feite wordt voortgezet. Nu de Staat aan Shell een vervangende locatie heeft aangeboden voor het voortzetten van de exploitatie van het verkooppunt, rust op Shell de verplichting om op eenzelfde wijze de rechten van De Lucht te waarborgen. De voorzieningenrechter is het niet eens met De Lucht en overweegt onder meer dat de Benzinewet simpelweg geen regeling bevat voor deze specifieke situatie. Van doorslaggevend belang acht de voorzieningenrechter dat in het Convenant Onderliggende Rechtsrelaties en in de Benzinewet is bepaald dat de wettelijke mogelijkheden tot beëindiging van contracten onverkort van toepassing blijven. Nu de kantonrechter de exploitatieovereenkomst tussen Shell en De Lucht al heeft ontbonden en niet is gesteld dan wel gebleken dat deze beslissing op een kennelijk misslag berust, kan volgens de voorzieningenrechter niet beslist worden tot een verplichting van Shell om een tijdelijke nieuwe exploitatieovereenkomst met De Lucht te sluiten. 14 Gemeentelijk veilingbeleid In navolging van het door de Staat opgezette veilingbeleid langs rijkswegen hebben verschillende gemeentes een nieuw locatiebeleid voor brandstofverkooppunten op gemeentelijke gronden vastgesteld. Ondanks dat de Benzinewet geen werking heeft ten aanzien van gemeentelijke gronden, valt op dat gemeentes onderdelen van de Benzinewet naar analogie toepassen. Zo hanteert de gemeente Rotterdam al sinds begin 2005 een vergelijkbaar veilingsysteem als neergelegd 14. Zie voor een bespreking van deze uitspraak tevens de uitgebreide noot van J.M. Winter-Bossink (TvHB 2009, 8). in de Benzinewet. 15 Uit de rechtspraak kan worden afgeleid dat de invoering van het veilingbeleid in de gemeente Rotterdam niet zonder slag of stoot is gegaan. Voor zover ik heb kunnen nagaan, is de gemeente Rotterdam in ten minste twee gerechtelijke procedures verwikkeld geraakt. In de eerste procedure die heeft geleid tot het arrest van de Hoge Raad van 13 juli 2012 (NJ 2013, 9) is de vraag gerezen welk huurregime op de huurovereenkomst tussen de gemeente Rotterdam en een bestaande huurder van toepassing is. Het antwoord op deze vraag is onder meer relevant voor de wijze waarop en de voorwaarden waaronder de huurovereenkomst door de gemeente Rotterdam (als verhuurder) kan worden beëindigd. Op 18 januari 1960 heeft de gemeente Rotterdam een huurovereenkomst gesloten met BP (voorheen BPM) waarbij zij 'enige percelen grond aan de Groene Kruisweg, ter grootte van 220 m2' aan BP heeft verhuurd. Vóór de huuringangsdatum heeft BP op deze percelen grond twee benzinestations opgericht. Nadien zijn tussen BP en de gemeente Rotterdam meerdere opvolgende huurovereenkomsten gesloten totdat De Haan krachtens een indeplaatsstellingsovereenkomst in de rechten en verplichtingen van BP is getreden. In verband met de invoering van het nieuwe veilingbeleid heeft de gemeente Rotterdam te kennen gegeven de bestaande huurovereenkomst met De Haan niet te zullen verlengen en zal in 2015 de veiling van de door De Haan gehuurde percelen plaatsvinden. In de onderhavige procedure heeft De Haan zich op het standpunt gesteld dat de huurovereenkomst niet zomaar eindigt, omdat het beschermende regime van 290-bedrijfsruimte op deze huurovereenkomst van toepassing is. De Hoge Raad is het niet eens met het standpunt van De Haan en overweegt in r.o. 3.3: Indien een onbebouwd terrein aan de huurder ter beschikking wordt gesteld met de bedoeling of de verplichting dat de huurder daarop een bebouwing zal oprichten, bestemd om te worden gebruikt als bedrijfsruimte in de zin van art. 7:290 BW, is afdeling in beginsel niet van toepassing (vgl. HR 16 juni 1995, LJN ZC1760, NJ 1995/705). Het enkele feit dat de benzinestations zijn opgericht vóór de huuringangsdatum maakt dit niet anders. Ook de omstandigheid dat de gebouwen door natrekking eigendom van de gemeente (als eigenaar van de grond) zijn geworden, doet aan het voorgaande niet af, aldus de Hoge Raad. De tweede uitspraak is van de Rechtbank Rotterdam en dateert van 21 augustus 2013 (NJF 2013, 498). Deze uitspraak maakt duidelijk dat gemeentes 15. Andere voorbeelden van gemeentes die een gemeentelijk veilingbeleid voor brandstofverkooppunten hebben vastgesteld zijn de gemeente Schiedam en de gemeente Deventer. Voor zover ik heb kunnen nagaan, zijn deze gemeentes nog niet in gerechtelijke procedures betrokken ter zake van hun veilingbeleid. 78 Tijdschrift voor HUURRECHT BEDRIJFSRUIMTE Nr. 2 maart/april 2015 TvHB_2015_03_04.indb 78 22/04/ :59:37

7 zorgvuldig te werk moeten gaan bij het formuleren van veilingbeleid. Op 3 februari 2005 heeft de gemeenteraad van de gemeente Rotterdam het nieuwe veilingbeleid voor brandstofverkooppunten voorlopig vastgesteld. Op basis van de zogenaamde motie Harbers (in 2005) en de afdoening daarvan (in 2006) zou dat beleid voor onderhuurders inhouden dat hun een uitlooptijd voor hun investeringen zou worden gegund en dat hun locaties pas na 2018 zouden worden geveild. Enig aanknopingspunt dat de gemeente Rotterdam hierbij onderscheid zou willen maken tussen bevoegde en onbevoegde onderhuurders ontbrak. In afwijking van deze motie en het afdoeningsbesluit heeft de gemeente Rotterdam later definitief vastgesteld dat de bescherming van onderhuurders slechts toekomt aan onderhuurders met wie de gemeente Rotterdam heeft ingestemd. 16 Een onbevoegde onderhuurder van twee tankstations kon zich niet verenigen met dit nieuw vastgestelde beleid en heeft de gemeente Rotterdam betrokken in een bodemprocedure. De onderhuurder stelde zich op het standpunt dat de gemeente Rotterdam onrechtmatig handelde door te weigeren aan hem de bescherming te bieden die hem toekomt uit hoofde van het door de gemeente Rotterdam zelf eerder vastgestelde beleid. Dat beleid houdt in dat onderhuurders een beschermde positie genieten, ongeacht of zij hebben te gelden als zogenoemde bevoegde dan wel onbevoegde onderhuurders. Naar het oordeel van de onderhuurder mocht hij aan de motie tezamen met het afdoeningsbesluit het vertrouwen ontlenen dat binnen de groep van onderhuurders geen nader onderscheid gemaakt zou worden. De gemeente Rotterdam stelde zich bij wijze van verweer op het standpunt dat deze onderhuurder geen aanspraken kon ontlenen aan de motie en het afdoeningsbesluit, omdat dit primair moet worden gezien als instrument in het politieke proces tussen raad en college. De rechtbank overweegt in r.o. 4.6 dat deze opvatting van de gemeente Rotterdam op zichzelf juist is, maar dat onder omstandigheden een verder reikende betekenis kan worden gehecht aan de motie en het afdoeningsbesluit. Mede omdat (a) de motie en het afdoeningsbesluit niet op zichzelf stonden, maar de apotheose vormden van een langdurig proces van beleidsontwikkeling, (b) de tekst van het afdoeningsbesluit stellig is, in die zin dat zonder slagen om de arm maatregelen worden aangekondigd teneinde onderhuurders te ontzien, en (c) niet gebleken is dat het de onderhuurder om een andere reden redelijkerwijs duidelijk had moeten zijn dat van de in het afdoeningsbesluit bedoelde groep van onderhuurders de onbevoegde onderhuurders zouden zijn uitgesloten, heeft naar het oordeel van de rechtbank de onderhuurder er in redelijkheid op mogen vertrouwen dat het beschermende beleid dat de gemeente Rotterdam zou gaan hanteren en nader zou uitwerken betrekking had op de gehele groep van onderhuurders. De rechtbank beslist dan ook dat de gemeente Rotterdam aan de onderhuurder de rechten moet toekennen die zij aan de status van bevoegd onderhuurder verbindt. Conclusie Op 31 juli 2005 is de Benzinewet in werking getreden. Bijna 10 jaar na haar inwerkingtreding is er (nog) niet veel rechtspraak over de Benzinewet. Op basis van de beschikbare rechtspraak kan worden geconcludeerd dat elektrische oplaadstations langs rijkswegen niet onder haar toepassingsbereik vallen en dat de beschermingsregeling van bestaande gewone exploitanten enigszins beperkt is. Verder is wat duidelijker geworden hoe de regeling van de Benzinewet zich verhoudt tot de algemene regels uit het BW. Ondanks dat de Benzinewet geen werking heeft ten aanzien van gemeentelijke gronden, is het interessant dat verschillende gemeentes in navolging van het door de Staat opgezette veilingbeleid langs rijkswegen een vergelijkbaar veilingbeleid als neergelegd in de Benzinewet hebben vastgesteld. De beperkte jurisprudentie die op dit gebied is verschenen laat zien dat gemeentes zorgvuldig te werk moeten gaan bij het formuleren van veilingbeleid en dat handhaving van dit beleid nog niet eenvoudig is. 16. Zie art. 3.1 en 3.2 van het definitief vastgestelde 'Veilingbeleid Brandstofverkooppunten gemeente Rotterdam'. Dit document is te downloaden via de website van de gemeente Rotterdam ( nl/brandstofverkooppunten). 79 TvHB_2015_03_04.indb 79 22/04/ :59:37

Vastgoed-nieuws. 21 november 2013. Huur woonruimte naar zijn aard van korte duur

Vastgoed-nieuws. 21 november 2013. Huur woonruimte naar zijn aard van korte duur Vastgoed-nieuws 21 november 2013 Huur woonruimte naar zijn aard van korte duur Essentie Verhuurders proberen vaak op creatieve manier onder dwingendrechtelijke huur(prijs)beschermingsbepalingen uit te

Nadere informatie

AANBEVELINGEN ten aanzien van de schikking ter zitting in Wwz-zaken (en pro forma ontbinding) en de proceskostenveroordeling in Wwz-zaken

AANBEVELINGEN ten aanzien van de schikking ter zitting in Wwz-zaken (en pro forma ontbinding) en de proceskostenveroordeling in Wwz-zaken AANBEVELINGEN ten aanzien van de schikking ter zitting in Wwz-zaken (en pro forma ontbinding) en de proceskostenveroordeling in Wwz-zaken INLEIDING In de plenaire vergadering van het Landelijk overleg

Nadere informatie

Aanbeveling schikking en proceskosten Wwz

Aanbeveling schikking en proceskosten Wwz Aanbeveling schikking en proceskosten Wwz Aanbevelingen ten aanzien van de schikking ter zitting in Wwz-zaken (en pro forma ontbinding) en de proceskostenveroordeling in Wwz-zaken INLEIDING In de plenaire

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNNE:2015:389

ECLI:NL:RBNNE:2015:389 ECLI:NL:RBNNE:2015:389 Instantie Datum uitspraak 03-02-2015 Datum publicatie 03-02-2015 Zaaknummer Awb 15/245 Rechtsgebieden Rechtbank Noord-Nederland Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Voorlopige voorziening

Nadere informatie

Essentie. Samenvatting. Partij(en) Voorgaande uitspraak

Essentie. Samenvatting. Partij(en) Voorgaande uitspraak NJ 2013/9: Huur bedrijfsruimte ingeval van huur onbebouwd terrein met bedoeling/verplichting dat huurder bebouwing voor bedrijfsruimte opricht?; ma... Klik hier om het document te openen in een browser

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619 ECLI:NL:GHSHE:2017:3619 Instantie Datum uitspraak 15-08-2017 Datum publicatie 16-08-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch 200.216.119_01

Nadere informatie

ECLI:NL:RBHAA:2009:BI7758

ECLI:NL:RBHAA:2009:BI7758 ECLI:NL:RBHAA:2009:BI7758 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 12-05-2009 Datum publicatie 12-06-2009 Zaaknummer 156351 - KG ZA 09-197 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812 ECLI:NL:RBAMS:2015:5812 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 23-06-2015 Datum publicatie 04-09-2015 Zaaknummer CV EXPL 14-22777 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2010:BM1303

ECLI:NL:RBARN:2010:BM1303 ECLI:NL:RBARN:2010:BM1303 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 14-04-2010 Datum publicatie 15-04-2010 Zaaknummer 198015 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Kort geding

Nadere informatie

BESLUIT. 5. Op 2 september 1998 heeft de NMa bij brief een aantal vragen aan partijen voorgelegd, welke bij brief van 15 oktober 1998 zijn beantwoord.

BESLUIT. 5. Op 2 september 1998 heeft de NMa bij brief een aantal vragen aan partijen voorgelegd, welke bij brief van 15 oktober 1998 zijn beantwoord. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot afwijzing van een aanvraag om ontheffing als bedoeld in artikel 17 van de Mededingingswet. Zaaknummer 741/Overeenkomst

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446

ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446 ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 04-02-2009 Datum publicatie 03-03-2009 Zaaknummer 265169 / HA ZA 06-1949 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSHE:2009:BL5207

ECLI:NL:RBSHE:2009:BL5207 ECLI:NL:RBSHE:2009:BL5207 Instantie Datum uitspraak 23-12-2009 Datum publicatie 23-02-2010 Zaaknummer 660689 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank 's-hertogenbosch Civiel recht

Nadere informatie

LJN: BP5782,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 10/3720 en 11/207

LJN: BP5782,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 10/3720 en 11/207 LJN: BP5782,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 10/3720 en 11/207 Datum uitspraak: 16-02-2011 Datum publicatie: 25-02-2011 Rechtsgebied: Bouwen Soort procedure: Voorlopige voorziening+bodemzaak

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, is het navolgende gebleken.

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, is het navolgende gebleken. RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 2005.2662 (068.05) ingediend door: hierna te noemen 'klagers', tegen: hierna te noemen 'verzekeraar'. De Raad van Toezicht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2015:5675

ECLI:NL:RBMNE:2015:5675 ECLI:NL:RBMNE:2015:5675 Instantie Datum uitspraak 29-07-2015 Datum publicatie 03-08-2015 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Midden-Nederland 3947956 MC EXPL 15-2480

Nadere informatie

Boek 7A Burgerlijk Wetboek: 1623a-1623o BW (woonruimte)

Boek 7A Burgerlijk Wetboek: 1623a-1623o BW (woonruimte) Boek 7A Burgerlijk Wetboek: 1623a-1623o BW (woonruimte) BUREAU BREIJ B.V. Postbus 15858 1001 NJ AMSTERDAM Kamer van Koophandel, nr. 17082168, ter inzage gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel te Amsterdam.

Nadere informatie

Uitspraak. Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel:

Uitspraak. Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel: Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel: R.T. Wiegerink Belastingblad (BB), maart, Nr. 6, BB 2019/112 16 januari 2019 Gerechtshof Den Haag Belanghebbende heeft onderzoek ter zitting van de rechtbank

Nadere informatie

zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/5545011KG ZA 13-1428 arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 juli 2014

zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/5545011KG ZA 13-1428 arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 juli 2014 arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM afdeling civiel recht en belastingrecht, team II zaaknummer :200.140.465101 KG zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/5545011KG ZA 13-1428 arrest van de meervoudige burgerlijke

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procedure

Samenvatting. 1. Procedure 1 Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 162, d.d. 6 juli 2011 (mr. P.A. Offers, voorzitter, prof. mr. drs. M.L. Hendrikse en mr. B.F. Keulen) Samenvatting Betalingsbeschermingsverzekering.

Nadere informatie

Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2013-113 d.d. 15 april 2013 (mr. A.W.H. Vink, voorzitter, mr. E.M. Dil-Stork en mr. B.F. Keulen, leden en mevrouw mr. F.E. Uijleman, secretaris)

Nadere informatie

Handleiding vergoeding kosten bezwaar en administratief beroep

Handleiding vergoeding kosten bezwaar en administratief beroep September 2002 Inhoudsopgave Inleiding Hoofdstuk 1 Welk recht is van toepassing Hoofdstuk 2 Vergoedingscriterium en te vergoeden kosten 2.1 Vergoedingscriterium 2.2 Besluit proceskosten bestuursrecht 2.3

Nadere informatie

1 Huurrecht is burgerlijk recht

1 Huurrecht is burgerlijk recht 1 Huurrecht is burgerlijk recht 1.1 Personen Om het huurrecht goed te kunnen positioneren, is het van belang vast te stellen dat huurrecht onderdeel uitmaakt van het burgerlijk recht. Grof gezegd bestaat

Nadere informatie

Beoordeling. h2>klacht

Beoordeling. h2>klacht Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat gerechtsdeurwaarder X het vonnis van de kantonrechter d.d. 18 december 2007 heeft betekend, terwijl hij verzoeker niet eerst heeft uitgenodigd dan wel heeft

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2014:3840

ECLI:NL:RBNHO:2014:3840 ECLI:NL:RBNHO:2014:3840 Instantie Datum uitspraak 28-04-2014 Datum publicatie 13-05-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Noord-Holland AWB-14_1317 bz Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDOR:2010:BO7430

ECLI:NL:RBDOR:2010:BO7430 ECLI:NL:RBDOR:2010:BO7430 Instantie Rechtbank Dordrecht Datum uitspraak 29-11-2010 Datum publicatie 15-12-2010 Zaaknummer 10/1272 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

De Opdrachtgever: de (rechts)persoon die de opdracht aan RandstadMakelaars verstrekt.

De Opdrachtgever: de (rechts)persoon die de opdracht aan RandstadMakelaars verstrekt. Artikel 1 - Toepasselijkheid Deze algemene bepalingen zijn van toepassing op iedere overeenkomst van opdracht tot dienstverlening en/of bemiddeling, alsmede de daaruit voortvloeiende aanvullende en/of

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2011:BP8136

ECLI:NL:RBSGR:2011:BP8136 ECLI:NL:RBSGR:2011:BP8136 Instantie Datum uitspraak 15-02-2011 Datum publicatie 18-03-2011 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer 385723 / KG ZA 11-78 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 25-07-2007 Datum publicatie 31-07-2007 Zaaknummer 0600466 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger

Nadere informatie

De opdrachtgever: Iedere natuurlijke of rechtspersoon die de opdracht aan Homelyrentals verstrekt.

De opdrachtgever: Iedere natuurlijke of rechtspersoon die de opdracht aan Homelyrentals verstrekt. Artikel 1: Toepasselijkheid Deze algemene voorwaarden zijn van toepassing op iedere overeenkomst van opdracht tot dienstverlening en/of bemiddeling, alsmede de daaruit voortvloeiende aanvullende en/of

Nadere informatie

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties Den Haag, 21 april 2017 dossiernummer: 103601 uw kenmerk: telefoonnummer: +31 (0)70 335 35 61 e-mail: m.deregt@advocatenorde.nl Betreft: consultatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2013:1522

ECLI:NL:RVS:2013:1522 ECLI:NL:RVS:2013:1522 Instantie Raad van State Datum uitspraak 16-10-2013 Datum publicatie 16-10-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201206838/1/A3 Bestuursrecht Tussenuitspraak

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procesverloop. De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

Samenvatting. 1. Procesverloop. De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2019-548 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, mr. B.F. Keulen, mr. J.S.W. Holtrop, leden en mr. C.J.M. Veltmaat, secretaris) Klacht ontvangen

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2015:2889

ECLI:NL:GHDHA:2015:2889 ECLI:NL:GHDHA:2015:2889 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 27-10-2015 Datum publicatie 27-10-2015 Zaaknummer 200.169.276-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2016:1678

ECLI:NL:RBAMS:2016:1678 ECLI:NL:RBAMS:2016:1678 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 24-03-2016 Datum publicatie 29-03-2016 Zaaknummer KK EXPL 16-200 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

Rapport. Datum: 1 juli 1998 Rapportnummer: 1998/258

Rapport. Datum: 1 juli 1998 Rapportnummer: 1998/258 Rapport Datum: 1 juli 1998 Rapportnummer: 1998/258 2 Klacht Op 10 oktober 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer D. te Heemstede, met een klacht over een gedraging van de Huurcommissie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2008:BC8832

ECLI:NL:GHSGR:2008:BC8832 ECLI:NL:GHSGR:2008:BC8832 Instantie Datum uitspraak 02-04-2008 Datum publicatie 07-04-2008 Zaaknummer C 06/14 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-gravenhage

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752

ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752 ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 04-10-2010 Datum publicatie 07-10-2010 Zaaknummer 205064 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Eerste aanleg

Nadere informatie

Rapport. Datum: 12 juni 2006 Rapportnummer: 2006/210

Rapport. Datum: 12 juni 2006 Rapportnummer: 2006/210 Rapport Datum: 12 juni 2006 Rapportnummer: 2006/210 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de Dienst Domeinen Roerende Zaken, directie Apeldoorn hem naar aanleiding van zijn verzoek om ontbinding van een

Nadere informatie

DE OPZEGGING VAN DUUROVEREENKOMSTEN VOOR ONBEPAALDE TIJD

DE OPZEGGING VAN DUUROVEREENKOMSTEN VOOR ONBEPAALDE TIJD DE OPZEGGING VAN DUUROVEREENKOMSTEN VOOR ONBEPAALDE TIJD Aruba, 8 februari 2018 1. INLEIDING Op 2 februari 2018 heeft de Hoge Raad der Nederlanden een belangrijk arrest gewezen over de vraag of, en zo

Nadere informatie

Over ontslagvergoeding: ontbinding of opzegging?

Over ontslagvergoeding: ontbinding of opzegging? Over ontslagvergoeding: ontbinding of opzegging? september 2009 mr J. Brouwer De auteur heeft grote zorgvuldigheid betracht in het weergeven van delen uit het geldende recht. Evenwel noch de auteur noch

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1998 309 Besluit van 14 mei 1998 tot wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1989 Wij Beatrix, bij

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2014:156. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00392

ECLI:NL:HR:2014:156. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00392 ECLI:NL:HR:2014:156 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 24-01-2014 Datum publicatie 24-01-2014 Zaaknummer 13/00392 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:1257,

Nadere informatie

Nota van toelichting

Nota van toelichting Nota van toelichting In het Algemeen Overleg van 11 november 2008 heb ik nadere regelgeving voor buitengerechtelijke incassokosten aangekondigd (Kamerstukken II 2008/09, 24 515, nr. 144). Bij brief van

Nadere informatie

DE RIJDENDE RECHTER. Bindend Advies. gegeven door mr. F.M.Visser, verder te noemen de rijdende rechter.

DE RIJDENDE RECHTER. Bindend Advies. gegeven door mr. F.M.Visser, verder te noemen de rijdende rechter. Zaaknummer: S21-29 Datum uitspraak: 29 januari 2015 Plaats uitspraak: Zeist DE RIJDENDE RECHTER Bindend Advies in het geschil tussen: S. van der Veen en T. van der Veen--Koster te Ferwert, verder te noemen:

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Uit de stukken is, voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, het navolgende gebleken.

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Uit de stukken is, voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, het navolgende gebleken. RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 2005.0156 (004.05) ingediend door: hierna te noemen 'klager', tegen: hierna te noemen 'verzekeraar'. De Raad van Toezicht Verzekeringen

Nadere informatie

Algemene Voorwaarden Autobedrijf Severs

Algemene Voorwaarden Autobedrijf Severs Algemene Voorwaarden Autobedrijf Severs ARTIKEL 1 DEFINITIES 1. In deze algemene voorwaarden worden de hierna volgende termen in de navolgende betekenis gebruikt, tenzij uitdrukkelijk anders is aangegeven.

Nadere informatie

Themabijeenkomst Cumela mr. L. Knoups. 14 februari 2013

Themabijeenkomst Cumela mr. L. Knoups. 14 februari 2013 Themabijeenkomst Cumela mr. L. Knoups 14 februari 2013 Programma - Do s & dont s van de inschrijving - Actualiteiten aanbestedingsrecht 2 Do s & Dont s van de inschrijving 3 Aankondiging Onduidelijkheden

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 102 d.d. 2 november 2009 (mr. R.J. Verschoof, voorzitter, mr. E.M. Dil-Stork en drs. A.I.M. Kool) 1. Procedure De Commissie beslist met inachtneming

Nadere informatie

Grofweg is een overige bedrijfsruimte alles wat geen 290-bedrijfsruimte of woonruimte is.

Grofweg is een overige bedrijfsruimte alles wat geen 290-bedrijfsruimte of woonruimte is. Huurrecht - kantoorruimte en overige bedrijfsruimte De meeste huurvragen hebben betrekking op het huurrecht en een huurovereenkomst betreffende het (ver)huren van een onroerende zaak. De wet maakt onderscheid

Nadere informatie

LJN: BO2154,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 10/2913 en 10/3065

LJN: BO2154,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 10/2913 en 10/3065 LJN: BO2154,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 10/2913 en 10/3065 Print uitspraak Datum uitspraak: 22-10-2010 Datum publicatie: 29-10-2010 Rechtsgebied: Bouwen Soort procedure: Voorlopige

Nadere informatie

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/192

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/192 Rapport Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/192 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie haar klacht van 16 april 2004 over de lange duur van de behandeling

Nadere informatie

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 21 d.d. 2 april 2009 (mr. M.M. Mendel, voorzitter, mr. E.M. Dil - Stork en mr. B. Sluijters) 1. Procedure De Commissie beslist met inachtneming

Nadere informatie

ASR Schadeverzekering N.V, gevestigd te Utrecht, hierna te noemen: Aangeslotene.

ASR Schadeverzekering N.V, gevestigd te Utrecht, hierna te noemen: Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2013-80 d.d. 19 maart 2013 (mr. P.A. Offers, voorzitter, mr. J.S.W. Holtrop en mr. A.W.H. Vink, leden en mr. E.E. Ribbers, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

Nevenvoorzieningen bij echtscheidingen

Nevenvoorzieningen bij echtscheidingen Nevenvoorzieningen bij echtscheidingen Er bestaat onduidelijkheid over de vraag of de rechter in het kader van een echtscheidingsprocedure voorzieningen kan treffen, die niet met zoveel woorden in art.

Nadere informatie

BESLUIT. I. Juridisch kader. Dienst uitvoering en toezicht Energie

BESLUIT. I. Juridisch kader. Dienst uitvoering en toezicht Energie Dienst uitvoering en toezicht Energie BESLUIT Nummer: Betreft: 101758_13-4 Besluit tot het verlenen van een vergunning voor de levering van elektriciteit aan kleinverbruikers op grond van artikel 95d,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2016:3477

ECLI:NL:GHDHA:2016:3477 ECLI:NL:GHDHA:2016:3477 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 29-11-2016 Datum publicatie 07-12-2016 Zaaknummer 200.181.068/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2006:AX9306

ECLI:NL:RBROT:2006:AX9306 ECLI:NL:RBROT:2006:AX9306 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 15-06-2006 Datum publicatie 26-06-2006 Zaaknummer 709062 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Eerste

Nadere informatie

BESLUIT _6-5 Besluit tot het verlenen van een vergunning voor de levering van elektriciteit aan

BESLUIT _6-5 Besluit tot het verlenen van een vergunning voor de levering van elektriciteit aan Dienst uitvoering en toezicht Energie BESLUIT Nummer: Betreft: 101758_6-5 Besluit tot het verlenen van een vergunning voor de levering van elektriciteit aan kleinverbruikers op grond van artikel 95d, eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2016:1532

ECLI:NL:CRVB:2016:1532 ECLI:NL:CRVB:2016:1532 Instantie Datum uitspraak 26-04-2016 Datum publicatie 02-05-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 14-4223 WIK Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

De (on)zin van artikel 7:306 BW voor de onderhuurder van een bedrijfsruimte?

De (on)zin van artikel 7:306 BW voor de onderhuurder van een bedrijfsruimte? De (on)zin van artikel 7:306 BW voor de onderhuurder van een bedrijfsruimte? mw. mr. I.C.K. Mol * Inleiding Toen de wetgever in 1999 het wetsvoorstel tot vaststelling van titel 7.4.6 van het Burgerlijk

Nadere informatie

Woningeigenaar en overlast. artikel 6:162 BW

Woningeigenaar en overlast. artikel 6:162 BW Woningeigenaar en overlast artikel 6:162 BW lid 1 Hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan worden toegerekend, is verplicht de schade die de ander dientengevolge lijdt, te

Nadere informatie

DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: Aangeslotene.

DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-372 d.d. 9 oktober 2014 (mr. P.A. Offers, prof. mr. E.H. Hondius en drs. W. Dullemond, leden en mr. E.E. Ribbers, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

Uitspraak vonnis RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD. Sector civiel recht. Vonnis in kort geding van 16 juli 2010

Uitspraak vonnis RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD. Sector civiel recht. Vonnis in kort geding van 16 juli 2010 Datum uitspraak: 16-07-2010 Datum publicatie: 09-11-2010 Rechtsgebied: Handelszaak Soort procedure: Kort geding Inhoudsindicatie: Geschil over voor buitenschoolse dan wel tussenschools opvang gehuurde

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2014:3478

ECLI:NL:CRVB:2014:3478 ECLI:NL:CRVB:2014:3478 Uitspraak 14/5824 WWB-VV 27 oktober 2014 Centrale Raad van Beroep Voorzieningenrechter Uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening Partijen: [Verzoekster]te [woonplaats] (verzoekster)

Nadere informatie

Beoordeling Bevindingen

Beoordeling Bevindingen Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) aan hem als advocaat een machtiging van zijn cliënt heeft gevraagd om stukken bij de IND te kunnen opvragen,

Nadere informatie

Gevolgen van schending mededelingsplicht bij verkoop aandelen

Gevolgen van schending mededelingsplicht bij verkoop aandelen Gevolgen van schending mededelingsplicht bij verkoop aandelen Inleiding In het traject dat uiteindelijk moet leiden tot de totstandkoming van een overeenkomst tot koop- en verkoop van aandelen hebben de

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (voorzitter, prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. C.A. Koopman, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (voorzitter, prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. C.A. Koopman, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-299 (voorzitter, prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. C.A. Koopman, secretaris) Klacht ontvangen op : 5 februari 2015 Ingesteld door : Consument

Nadere informatie

1.2 Belanghebbende heeft bij brieven van 16 mei 2011 en 23 juli 2011 nog stukken in het geding gebracht.

1.2 Belanghebbende heeft bij brieven van 16 mei 2011 en 23 juli 2011 nog stukken in het geding gebracht. GCHB 2011-423 Uitspraak van 10 november 2011 prof. mr. A.S. Hartkamp, voorzitter, mr. C.A. Joustra, drs. P.H.M. Kuijs AAG, mr. F.H.J. Mijnssen en mr. F.P. Peijster. Klik hier voor de uitspraak in eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2017:1064. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2017:1064. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410, Gevolgd ECLI:NL:HR:2017:1064 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 09-06-2017 Datum publicatie 09-06-2017 Zaaknummer 16/04866 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2007:BB1598

ECLI:NL:RBARN:2007:BB1598 ECLI:NL:RBARN:2007:BB1598 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 27-06-2007 Datum publicatie 13-08-2007 Zaaknummer 153406 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Kort geding Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Zoekresultaat inzien document. ECLI:NL:RBROT:2012:BX5563 Permanente link: Uitspraak

Zoekresultaat inzien document. ECLI:NL:RBROT:2012:BX5563 Permanente link: Uitspraak Zoekresultaat inzien document ECLI:NL:RBROT:2012:BX5563 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl/ Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 20 08 2012 Datum publicatie 23 08 2012 Zaaknummer

Nadere informatie

BESLUIT. I. Juridisch kader. Besluit tot het verlenen van een vergunning voor de levering van elektriciteit aan. DELTA Comfort B.V.

BESLUIT. I. Juridisch kader. Besluit tot het verlenen van een vergunning voor de levering van elektriciteit aan. DELTA Comfort B.V. Dienst uitvoering en toezicht Energie BESLUIT Nummer: Betreft; 101689-5 Besluit tot het verlenen van een vergunning voor de levering van elektriciteit aan kleinverbruikers op grond van artikel 95d, eerste

Nadere informatie

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG Kenmerk: 05/16 Bindend advies in de zaak van: A., wonende te Z., eiser, gemachtigde: mr. Th.F.M. Pothof tegen De Stichting B., gevestigd te IJ., verweerster, gemachtigde:

Nadere informatie

Gelijkwaardig ouderschap en co-ouderschap; belang van kind doorslaggevend

Gelijkwaardig ouderschap en co-ouderschap; belang van kind doorslaggevend Regelingen en voorzieningen CODE 7.2.3.38 Gelijkwaardig ouderschap en co-ouderschap; belang van kind doorslaggevend jurisprudentie bronnen EB, Tijdschrift voor scheidingsrecht, afl. 10 - oktober 2010 Gerechtshof

Nadere informatie

Voor het inroepen van de dienstverlening van Hofland Incasso C.V. met betrekking tot incasso bij voorbaat.

Voor het inroepen van de dienstverlening van Hofland Incasso C.V. met betrekking tot incasso bij voorbaat. 2015-01 ALGEMENE VOORWAARDEN Voor het inroepen van de dienstverlening van Hofland Incasso C.V. met betrekking tot incasso bij voorbaat. Artikel 1 Toepassingsgebied. 1.1 Deze algemene leveringsvoorwaarden

Nadere informatie

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar. I. Inleiding

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar. I. Inleiding Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 103259_1/14 Betreft zaak: 103259_1 (102770) Codewijzigingsvoorstel kwaliteit dienstverlening Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nadere informatie

Huurrecht - woonruimte

Huurrecht - woonruimte Huurrecht - woonruimte Bij huurrecht en huurovereenkomst denkt men al snel aan het (ver)huren van een onroerende zaak, meestal een gebouw, en de meeste huurvragen hebben hier ook betrekking op. De wet

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBASS:2012:BX5879, Meerdere afhandelingswijzen

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBASS:2012:BX5879, Meerdere afhandelingswijzen ECLI:NL:RVS:2013:375 Instantie Raad van State Datum uitspraak 17-07-2013 Datum publicatie 17-07-2013 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201209590/1/A1 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2014:6224

ECLI:NL:RBLIM:2014:6224 ECLI:NL:RBLIM:2014:6224 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 14072014 Datum publicatie 24072014 Zaaknummer C03192295 KG ZA 14318 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel te Alkmaar d.d. 12 januari 2005 onder nummer 37046734.

Gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel te Alkmaar d.d. 12 januari 2005 onder nummer 37046734. Algemene Voorwaarden Blijleven (AVB) Loon- en grondverzetbedrijf Blijleven B.V. Kanaaldijk 83 1862 PV Bergen Gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel te Alkmaar d.d. 12 januari 2005 onder nummer 37046734.

Nadere informatie

Jubilee Europe B.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

Jubilee Europe B.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-340 d.d. 12 december 2012 (mr. A.W.H. Vink, voorzitter en mr.drs. D.J. Olthoff, secretaris) Samenvatting Consument heeft met ingang van

Nadere informatie

ANONIEM Bindend advies

ANONIEM Bindend advies ANONIEM Bindend advies Partijen : A te B vs C te D Zaak : Hulpmiddelenzorg, wijziging prothesemaker Zaaknummer : ANO07.369 Zittingsdatum : 21 november 2007 1/6 BINDEND ADVIES Zaak: ANO07.369 (Hulpmiddelenzorg,

Nadere informatie

Het beginpunt van elke huurovereenkomst is de wet. In artikel 7:201 BW staat de definitie van een huurovereenkomst. Die luidt als volgt:

Het beginpunt van elke huurovereenkomst is de wet. In artikel 7:201 BW staat de definitie van een huurovereenkomst. Die luidt als volgt: 1.1 Wat is huur? Alles is te koop is een veelgehoorde uitdrukking. Je zou ook kunnen zeggen alles is te huur. Dit boek gaat over huurrecht. Huur is een bijzondere overeenkomst. Dat wil zeggen dat er een

Nadere informatie

Opdracht tot dienstverlening en de Algemene Consumentenvoorwaarden

Opdracht tot dienstverlening en de Algemene Consumentenvoorwaarden 1. Kan de makelaar de opdracht teruggeven? Op basis van artikel 6 lid 4 van de Algemene NVM 2010 is het voor een NVM-makelaar mogelijk om op basis van gewichtige redenen de opdracht terug te geven. Als

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:364

ECLI:NL:RBDHA:2017:364 ECLI:NL:RBDHA:2017:364 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 09-01-2017 Datum publicatie 17-01-2017 Zaaknummer 5138951 RL EXPL 16-16760 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

PUBLICATIE NIEUWE NEN 3569; Wat zijn bouwbreed de gevolgen?

PUBLICATIE NIEUWE NEN 3569; Wat zijn bouwbreed de gevolgen? PUBLICATIE NIEUWE NEN 3569; Wat zijn bouwbreed de gevolgen? Bij het ter perse gaan van deze tweede nieuwsbrief ligt de ontwerp NEN 3569, handelend over vlakglas voor gebouwen, voor commentaar ter inzage.

Nadere informatie

ECGR/U201300637 Lbr. 13/058

ECGR/U201300637 Lbr. 13/058 Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad informatiecentrum tel. (070) 373 8393 betreft Schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten uw kenmerk ons kenmerk ECGR/U201300637 Lbr. 13/058 bijlage(n)

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2003:AN8905

ECLI:NL:RBUTR:2003:AN8905 ECLI:NL:RBUTR:2003:AN8905 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 25-11-2003 Datum publicatie 25-11-2003 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 168101/KGZA 03-969/EV Civiel

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014. Rapportnummer: 2014/010

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014. Rapportnummer: 2014/010 Rapport Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014 Rapportnummer: 2014/010 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het College van procureurs-generaal

Nadere informatie

inachtneming van het bepaalde in artikel 4 voorlegt aan de geschillencommissie.

inachtneming van het bepaalde in artikel 4 voorlegt aan de geschillencommissie. Geschillenreglement VViN Artikel 1 - Definities In dit reglement gelden de volgende definities: 1. Eiser: de partij die een verzoek tot beslechting als bedoeld in lid 7 van dit artikel met inachtneming

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2004 2005 29 951 Regels met betrekking tot het in gebruik geven van grond ten behoeve van de verkoop van motorbrandstoffen aan wegen in beheer bij het Rijk

Nadere informatie

-2- d. wanneer het object gewoonlijk buiten Nederland wordt gebruikt.

-2- d. wanneer het object gewoonlijk buiten Nederland wordt gebruikt. RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 2002/2144 (057.02) ingediend door: hierna te noemen 'klager', tegen: hierna te noemen 'verzekeraar'. De Raad van Toezicht Verzekeringen

Nadere informatie

Kluwer Online Research Bedrijfsjuridische berichten Verruiming van de zorgplicht en werkgeversaansprakelijkheid

Kluwer Online Research Bedrijfsjuridische berichten Verruiming van de zorgplicht en werkgeversaansprakelijkheid Bedrijfsjuridische berichten Verruiming van de zorgplicht en werkgeversaansprakelijkheid Auteur: Mr. T.L.C.W. Noordoven[1] Hoge Raad 23 maart 2012, JAR 2012/110 1.Inleiding Maakt het vanuit het oogpunt

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 080.00 ingediend door: tegen: hierna te noemen klager`, hierna te noemen 'verzekeraar. De Raad van Toezicht Verzekeringen heeft

Nadere informatie

Turbo-liquidatie en de bestuurder

Turbo-liquidatie en de bestuurder Turbo-liquidatie en de bestuurder Juni 2012 mr J. Brouwer De auteur heeft grote zorgvuldigheid betracht in het weergeven van delen uit het geldende recht. Evenwel is noch de auteur noch Boers Advocaten

Nadere informatie

2. Beoordeling. 2.4 Artikel 2.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo)

2. Beoordeling. 2.4 Artikel 2.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) LJN: BP4832,Voorzieningenrechter Rechtbank Breda, 11/816 Print uitspraak Datum uitspraak: 16-02-2011 Datum publicatie: 16-02-2011 Rechtsgebied: Bestuursrecht overig Soort procedure: Voorlopige voorziening

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2017:1643

ECLI:NL:RBGEL:2017:1643 ECLI:NL:RBGEL:2017:1643 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 01032017 Datum publicatie 27032017 Zaaknummer 316395 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Kort geding

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2010:BN2822

ECLI:NL:GHSHE:2010:BN2822 ECLI:NL:GHSHE:2010:BN2822 Instantie Datum uitspraak 20-07-2010 Datum publicatie 29-07-2010 Gerechtshof 's-hertogenbosch Zaaknummer HD 200.023.233 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. dr. S.O.H. Bakkerus, voorzitter en mr. F.M.M.L. Fleskens, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. dr. S.O.H. Bakkerus, voorzitter en mr. F.M.M.L. Fleskens, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-143 (mr. dr. S.O.H. Bakkerus, voorzitter en mr. F.M.M.L. Fleskens, secretaris) Klacht ontvangen op : 10 juli 2017 Ingediend door : Consument

Nadere informatie