Vlaamse kinderbijslag Evaluatie van de Gezinsbond

Transcriptie

1 Vlaamse kinderbijslag Evaluatie van de Gezinsbond september Belangrijke positieve en negatieve elementen van de hervorming Op zaterdag 4 juni 2016 bereikte de Vlaamse regering een akkoord over de nieuwe Vlaamse kinderbijslag. De Gezinsbond maakte een evaluatie op basis van zijn eerder ingenomen standpunt in 2014 over de kinderbijslagen. Pluspunten de verworven rechten voor de gezinnen die vandaag al kinderen hebben. Zonder verworven rechten zouden gezinnen met 2 kinderen er op achteruitgaan zodra hun kinderen 12 jaar werden. Dat gezinnen die vandaag al kinderen hebben er niet op zouden achteruit gaan, was een belangrijk aandachtspunt in ons lobbywerk. kinderbijslag als een recht van het kind, los van het beroepsstatuut van de ouders. Dit was een jarenlange eis van de Gezinsbond die eindelijk is ingewilligd. het hoge basisbedrag voor elk kind (maandelijks 160 euro). Dit stemt overeen met het bedrag dat de Gezinsbond vooropstelde (de helft van de minimumkost van een kind tot 6 jaar). de verhoogde kinderbijslag voor kinderen met een handicap blijft integraal behouden. er komt een oplossing voor studenten die hun studies moeten onderbreken door een langdurige ziekte. er zijn sociale toeslagen voor gezinnen met een laag inkomen uit arbeid. Wij hebben dit ook gevraagd, want hogere sociale toeslagen helpen de armoede verlagen. Minpunt: wat op tafel ligt, zal nog ontoereikend zijn om toekomstige grote gezinnen voldoende te ondersteunen. 1

2 Werkpunten het basisbedrag van 160 euro wordt op de scharnierleeftijden (6, 12 en 18 jaar) niet meer verhoogd met leeftijdsbijslagen zodat de nieuwe Vlaamse kinderbijslag in de hogere leeftijdscategorieën de helft van de minimumkost van een kind niet dekt. gezinnen die nu al één kind hebben en het daarbij willen houden, krijgen geen toegang krijgen tot het nieuwe stelsel. Tijdens de onderhandelingen hebben wij gepleit voor een vrije keuze, ofwel in het oude systeem blijven ofwel overschakelen naar het nieuwe systeem. kinderen die vanaf 2019 geboren worden in een gezin dat nu al kinderbijslag krijgt, mogen niet tot het huidige systeem toetreden. Dit was nochtans een eis van de Gezinsbond. De Vlaamse regering haalt juridische, maar ook om budgettaire redenen, aan waarom onze eis niet werd ingewilligd. het nieuwe systeem heeft voorlopig geen plaats voor leeftijdsbijslagen. De petitie en hoorzitting van de Gezinsbond heeft helaas niet uitgehaald. Leeftijdsbijslagen zouden nochtans het leed voor toekomstige gezinnen met meerdere kinderen wat kunnen verzachten. de bedragen in de nieuwe regeling zijn nog altijd niet welvaartsvast. Al jarenlang vragen wij de bedragen te koppelen aan de evolutie van het loonpeil. Een loutere indexatie is immers onvoldoende om de prijsstijgingen van de opvoedingskosten te compenseren. De koopkracht van gezinnen met kinderen gaat er almaar meer op achteruit. En dat zal in de toekomst niet beteren als de welvaartsvaste bedragen uitblijven. Over vier jaar wordt het systeem geëvalueerd. Wij vragen dat de Vlaams Regering om tegen dan middelen te voorzien, bestemd voor oudere, studerende kinderen om gezinnen met één kind ook 160 euro toe te kennen en om opnieuw leeftijdsbijslagen in te voeren! Index In de maand juni 2016 werden de bedragen in het huidige kinderbijslagstelsel geïndexeerd. Dat waarderen wij. Dat is ook nodig omdat Vlaanderen door de eerste indexsprong van vorig jaar bespaarde op de kinderbijslag, maar deze middelen gelukkig zal herinvesteren in het systeem, tenminste dat beloofde de Vlaamse regering. 2

3 2. Impact op bestaande en toekomstige gezinnen Dankzij het aanhoudende lobbywerk van de Gezinsbond voert de Vlaamse regering een maximaal verworven recht in, waarbij alle kinderen, die geboren zijn vóór 2019 hun kinderbijslag blijven behouden in de huidige kinderbijslagregeling. Kinderen geboren vanaf 2019 krijgen hun kinderbijslag in de nieuwe regeling. Hoewel er geen echte verliezers zijn onder de bestaande gezinnen, kregen we toch veel reacties van ontevreden ouders, vooral van gezinnen met slechts één en twee kinderen. We bekijken daarom de impact van het kinderbijslagakkoord op de bestaande gezinnen, voor hun huidige én toekomstige kinderen. Vervolgens evalueren we de impact op de toekomstige gezinnen. Impact op bestaande gezinnen? Gezinnen met 1 kind De maximaal verworven rechten voor bestaande gezinnen zijn geen goed nieuws voor gezinnen die vandaag slechts één kind hebben, en het daarbij willen houden. Zij blijven hun kinderbijslag in de huidige regeling ontvangen zodat de basiskinderbijslag 92,09 euro (bedrag van de kinderbijslag vanaf juni 2016, na indexatie met 2%) blijft in plaats van het gelijke bedrag van 160 euro voor elk kind geboren vanaf Voor deze gezinnen brengen de huidige leeftijdsbijslagen echter geen soelaas, bovendien zijn die gehalveerd voor het eerste of enige kind. Een 18-jarig enig kind krijgt met 120,25 euro immers nog altijd minder dan de 160 euro in de nieuwe regeling. Gezinnen met een enig kind van vóór 2019, blijven dus afhankelijk van de leeftijd van het kind maandelijks 67,91 euro (kinderen jonger dan 6 jaar) tot 39,75 euro (18-plussers) minder kinderbijslag krijgen. Over zijn volledige jeugd zal een enig kind geboren in december 2018 maar liefst ,32 euro minder kinderbijslag krijgen dan een kind dat een maand later (in januari 2019) geboren is. Als eenkindgezinnen van vandaag na 2018 (toch nog) aan gezinsuitbreiding doen, krijgen ze bovendien voor hun 2de kind kinderbijslag in de nieuwe regeling, terwijl hun 1ste kind in de huidige regeling blijft. Deze gezinnen zullen in die situatie het slechtste van beide regelingen combineren: de lage basiskinderbijslag (92,09 euro i.p.v. 160 euro) voor het 1ste kind weliswaar met leeftijdsbijslagen en het iets lagere basisbedrag (160 euro i.p.v. 170,39 euro) voor het 2de kind, dat verder moet zonder leeftijdsbijslagen. Als deze gezinnen nog denken aan gezinsuitbreiding, komt die er best nog vóór Voor twee kinderen is de huidige regeling immers nog altijd iets voordeliger dan de nieuwe, zeker als de kinderen ouder worden en hun leeftijdsbijslagen op 6, 12 en 18 jaar krijgen. Gezinnen met 2 kinderen Ook voor gezinnen met 2 kinderen is de huidige regeling in de meeste gevallen beter dan de nieuwe regeling. Kinderen geboren na 2019 krijgen immers elk 160 euro per maand kinderbijslag. Wie dan 2 kinderen heeft, krijgt maandelijks 320 euro kinderbijslag. Kinderen die vandaag al kinderbijslag krijgen, blijven die ontvangen in het huidige stelsel, mét rangregeling (1, 2 en 3) én leeftijdsbijslagen (op 6, 12 en 18 jaar). De 320 euro in het nieuwe systeem is inderdaad meer dan de 310,51 euro die een gezin met twee kinderen 3

4 tussen 6 en 12 jaar vandaag krijgt: 108,13 euro + 202,38 euro. Op het eerste zicht lijkt dat inderdaad een discriminatie, omdat deze gezinnen maandelijks 9,49 euro minder kinderbijslag krijgen, m.a.w. dus 113,88 euro per jaar minder dan in het nieuwe systeem. Op het einde van de rit zullen deze gezinnen ondanks de lagere start toch nog beter af met hun huidige kinderbijslag, dankzij het lobbywerk van de Gezinsbond. Het startbedrag in het nieuwe Vlaamse kinderbijslag systeem ligt vast op 160 euro. Dat bedrag wordt tot en met 2019 niet meer geïndexeerd. Vanaf 2019 blijft dat bedrag behouden ook al worden kinderen ouder. De indexatie op basis van de spilindex zal vanaf 2019 wel toegepast worden, maar deze indexatie blijft ook behouden in het huidige systeem. Misschien komt er in 2018 nog een indexatie met 2%, tenminste als we de Vlaamse regering kunnen overtuigen om hun tweede indexsprong in de kinderbijslag in te trekken. In dat geval zou de kinderbijslag voor deze gezinnen al 267,73 euro bedragen. Maar daar kunnen we nu nog niet van uitgaan. Aangezien de 2 kinderen verder hun kinderbijslag blijven krijgen in het huidige stelsel, kunnen we rekenen op de leeftijdsbijslagen telkens ze ouder worden: op 6, 12 én 18 jaar. Daardoor zal de kinderbijslag voor het oudste kind er als volgt uit zien: 108,13 euro (6 t.e.m. 11 jaar), 116,52 euro (12 t.e.m. 17 jaar) en 120,25 euro (18+). De kinderbijslag van het jongste zal er als volgt uit zien: 202,38 euro (6 t.e.m. 11 jaar), 219,27 euro (12 t.e.m. 17 jaar) en 232,54 euro (18+). Als de kinderen nu bijvoorbeeld 8 jaar en 6 jaar zijn én ze allebei na hun 18 de e verjaardag nog 4 jaar verder studeren, heeft dit gezin met twee kinderen nog recht op 16 jaar kinderbijslag voor het oudste en 16 jaar voor het jongste. In totaal zal het gezin in die periode nog ,40 euro aan kinderbijslag krijgen: ,68 euro voor het oudste en ,72 euro voor het jongste. In het nieuwe systeem zou dat gezin in totaal gedurende dezelfde periode slechts euro aan kinderbijslag ontvangen. Door de kinderbijslag te blijven krijgen in het huidige systeem, zal het gezin in totaal 3.272,40 euro méér kinderbijslag krijgen. De effectieve winst zal iets lager zal uitvallen, aangezien er een bepaald moment komt dat het jongste kind alleen kinderbijslag zal ontvangen omdat het oudste bijvoorbeeld afgestudeerd is. In die periode krijgt het gezin voor zijn jongste maar 120,25 euro in plaats van 232,25 euro omdat het tweede kind dan in rang daalt naar eerste kind: m.a.w. 112,29 euro minder per maand. Deze periode mag maximaal 29 maanden duren voordat dit gezin slechts evenveel kinderbijslag zou krijgen als gezinnen met twee kinderen in het nieuwe systeem. We weten nu nog niet of en hoe de Vlaamse regering de rangen in de huidige regeling zal bevriezen. Tot slot, zouden huidige gezinnen met twee kinderen in het huidige stelsel nog veel méér voordeel genieten als er nog een derde kind in het gezin bijkomt vóór 2019, aangezien dat kind zal starten met een basiskinderbijslag van 254,40 euro per maand (nog te verhogen met leeftijdsbijslagen op 6, 12 en 18 jaar). 4

5 Gezinnen met 3 of meer kinderen Al deze gezinnen zijn beter af in de huidige regeling met een basiskinderbijslag naargelang de rang ((92,09 euro voor 1 ste, 170,39 euro voor 2 de en 254,40 euro voor 3 de en volgende) en met de leeftijdsbijslagen op 6, 12 en 18 jaar: 16,04 euro (6 jaar), 24,43 euro (12 jaar) en 28,16 euro (18 jaar) voor een 1 ste kind en 31,99 euro (6 jaar), 48,88 euro (12 jaar) en 62,15 euro (18 jaar) voor een 2 de en volgende kinderen. Als bijlage de vergelijking van de nieuwe kinderbijslag voor nieuwe gezinnen vanaf 2019 met de huidige kinderbijslag voor bestaande gezinnen. Hieronder wordt duidelijk dat een aantal gezinstypes in de nieuwe regeling minder kinderbijslag zullen krijgen dan gelijkaardige gezinnen vandaag. Nieuwe gezinnen vanaf 2019 In onderstaande tabel berekenen we de winst of het verlies in euro per maand over een volledige jeugd van de kinderen (beperkt tot 18 jaar) voor verschillende gezinstypes. Vergelijking bestaande en nieuwe kinderbijslagregeling voor kinderen geboren vanaf 2019 (over volledige jeugd tot 18 jaar) Gezinstype Winst/Verlies in euro per maand Gezin met één kind 54,42 Gezin met twee kinderen 17,07 Gezin met drie kinderen -104,3 Eenoudergezin met 1 kind 57,54 Eenoudergezin met 2 kinderen 41,13 Eenoudergezin met 3 kinderen 36,30 Eenoudergezin met 4 kinderen -28,44 Gezin met sociale toeslagen met 1 kind 57,54 Gezin met sociale toeslagen met 2 kinderen 41,13 Gezin met sociale toeslagen met 3 kinderen 88,84 Gezin met sociale toeslagen met 4 kinderen 47,48 Gezin met middenklasinkomen ( à euro) met 3 kinderen Gezinnen met middenklasinkomen ( à euro) met 4 kinderen 75,72 14,36 Bovenstaande tabel leert ons dat toekomstige gezinnen met één kind fors meer kinderbijslag zullen krijgen dan gelijkaardige gezinnen vandaag. Gezinnen met 2 kinderen krijgen zolang ze jonger zijn dan 18 jaar een beetje meer kinderbijslag dan vandaag. Gezinnen met 3 en meer kinderen zullen in de toekomst fors minder kinderbijslag krijgen. De nieuwe regeling is ook gunstiger voor eenoudergezinnen, tenminste als ze minder dan vier kinderen hebben. Alleenstaande ouders met 4 en meer kinderen zullen minder kinderbijslag krijgen dan gelijkaardige gezinnen vandaag. 5

6 Toekomstige gezinnen die in aanmerking komen voor een sociale toeslag kunnen rekenen op een betere ondersteuning via de kinderbijslag dan vandaag. Andere toekomstige gezinnen die minder kinderbijslag zullen krijgen Welke kinderen, die vanaf 2019 geboren worden, moeten het nog stellen met een lagere kinderbijslag? volle wezen: 320 euro (zonder leeftijdsbijslagen) i.p.v. 353,76 euro (mét leeftijdsbijslagen) halve wezen: 240 euro (zonder leeftijdsbijslagen) i.p.v. 353,76 euro (mét leeftijdsbijslagen) alle bedragen van de universele participatietoeslag liggen lager dan de huidige schoolpremie (jaarlijkse bijslag), behalve voor de 3- en 4-jarigen die voldoende aanwezig zijn in de kleuterschool Bovendien stellen we vast dat in de nieuwe regeling behalve voor de 3- en 4-jarigen de universele participatietoeslag lager ligt dan de huidige schoolpremie (jaarlijkse bijslag). Huidige schoolpremie en universele participatie-toeslag: overzicht per leeftijd Leeftijd Schoolpremie Universele participatietoeslag Zonder toeslag Met toeslag Zonder kleutertoeslag Met kleutertoeslag ,40 28,16 20,00 150,00 20,00 0, ,00 0, ,00 35, ,86 59,76 35,00 35, ,20 83,66 50,00 50, ,60 112,62 60,00 60,00 6

7 Als je de jaarlijkse bedragen optelt voor een hele levensloop (tot 18 jaar of tot 22 jaar), is het duidelijk dat de nieuwe universele participatietoeslag in totaliteit lager ligt dan de huidige schoolpremie, zeker voor kinderen die vandaag al (sociale) toeslagen krijgen. Zo krijgen alle kinderen gedurende hun volledige jeugd (tot 22 jaar) voortaan in totaal euro universele participatietoeslagen, tenminste als ze in hun 3 de en 4 de levensjaar voldoende aanwezig zijn in het kleuteronderwijs. Als ze niet voldoende participeren aan het kleuteronderwijs, krijgen ze slechts 905 euro. In de huidige regeling krijgen kinderen zonder (sociale) toeslag gedurende hun hele jeugd (tot 22 jaar) 1.160,76 euro en zelfs 1.750,58 euro als ze wel een sociale toeslag krijgen. Aangezien de Vlaamse regering vanaf 2019 voor alle kinderen de schoolpremie wil vervangen door de universele participatietoeslag, zullen bestaande gezinnen voor hun huidige kinderen wel degelijk verliezen, ongeacht de maximale verworven rechten. Leerlingen die huisonderwijs volgen, kunnen helemaal niet genieten van de participatietoeslagen (universele en selectieve), terwijl ze vandaag wel genieten van de schoolpremie. 7

8 BIJLAGE Conceptnota Vlaamse regering "Voor elk kind en elk gezin een groeipakket op maat" Evaluatie door Gezinsbond Op 31 mei 2016 keurde de Vlaamse Regering het concept voor een nieuw kinderbijslagsysteem goed dat vanaf 1 januari 2019 ingaat. Jo Vandeurzen, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin is verheugd met de beslissing: Vlaanderen grijpt hiermee de historische kans om elk kind een gelijkwaardige en sterke start aan het leven te bezorgen. Deze goedkeuring leidde tot de conceptnota "Voor elk kind en elk gezin een groeipakket op maat". De studiedienst van de Gezinsbond evalueerde de conceptnota "Voor elk kind en elk gezin een groeipakket op maat" van de Vlaamse regering over de nieuwe Vlaamse kinderbijslagregeling vanaf De evaluatie volgt de opbouwstructuur van de conceptnota. Deze evaluatie wordt aan de SAR WGG bezorgd als bijdrage voor het advies dat gevraagd werd door minister Vandeurzen. Inleiding (pagina 1) We vinden het positief dat de Vlaamse regering de kostencompenserende functie van de kinderbijslag niet uit het oog is verloren. We waarderen de wil van de Vlaamse regering om een aantal zaken te vereenvoudigen, op elkaar af te stemmen en transparant te maken. Geïntegreerd gezinsbeleid (pagina 3) De nota verwijst naar de gemiddelde kinderwens van Vlamingen tussen 20 en 40 jaar, die in 2014 nog altijd op 2 kinderen ligt. Volgens dat zelfde onderzoek van de Studiedienst van de Vlaamse regering wenst ongeveer een kwart van de Vlamingen een gezin met drie of meer kinderen. We vrezen dat de nieuwe Vlaamse kinderbijslagregeling toekomstige Vlaamse gezinnen niet zal aanmoedigen om hun kinderwens te realiseren aangezien toekomstige grote gezinnen ondanks de hogere en verruimde sociale toeslagen toch fors minder kinderbijslag zullen krijgen dan grote gezinnen vandaag. Kinderarmoede (pagina 4) Hoewel armoede bestrijden niet het hoofddoel van kinderbijslag is, heeft het huidige kinderbijslagstelsel een significante impact op het armoederisico van kinderen en van gezinnen met kinderen. We waarderen het dat Vlaanderen blijft vasthouden aan selectieve ondersteuning van gezinnen met een laag inkomen door sociale toeslagen toe te kennen met als doel het kinderarmoederisico te doen dalen. We betreuren echter dat dit gebeurt binnen een budgetneutraal kader. Vlaanderen moet voor ons extra middelen in de Vlaamse kinderbijslagen investeren om het selectieve luik sterk te verbeteren en dit niet financieren door andere gezinnen kinderbijslag af te nemen, zoals het in deze hervorming nu gebeurt. 8

9 Vereenvoudiging (pagina 5) We vinden het positief dat de inkomensgrens voor de sociale toeslagen voortaan gezinsgemoduleerd wordt om zo rekening te houden met de gezinsgrootte. De gebruikte gezinsmodulering met twee inkomensgrenzen is volgens ons te beperkt en houdt te weinig rekening met de effectieve draagkracht van grote gezinnen, ook omdat ook het gebruikte inkomenscriterium zich op een niveau op het aanslagbiljet bevindt vóór de belastingvrije sommen voor kinderen fiscaal ten laste worden verrekend. We betreuren dat de hele hervorming gebeurt onder de premisse van budgetneutraliteit, waardoor Vlaanderen in de nieuwe regeling moet zoeken naar nieuwe evenwichten tussen horizontale (kostencompenserende) en verticale (i.f.v. draagkracht) solidariteit tussen gezinnen met kinderen. Wij vinden dat Vlaanderen meer middelen moet investeren in de Vlaamse kinderbijslag om deze voor alle gezinnen te verbeteren en zich niet mag beperken tot afnemen van een groep gezinnen om andere iets meer te geven. Recht van het kind (pagina 5) In principe vormt het domicilieadres van het kind het uitgangspunt om Vlaamse kinderbijslag toe te kennen. Volgens de nota voorziet Vlaanderen echter uitzonderingen in het kader van louter feitelijk verblijf. We vragen ons af wat hiermee wordt bedoeld. Uiteraard zullen ook kinderen die in het buitenland verblijven, maar van wie de ouders onderworpen zijn aan de Belgische sociale zekerheid kinderbijslag krijgen. Is voor deze kinderen dan het domicilieadres van de in België werkende ouder(s) het uitgangspunt om te bepalen in welke regio deze kinderen kinderbijslag krijgen? Inkomen (pagina 7) We vinden het goed dat het inkomensbegrip voor de sociale toeslagen niet langer beperkt blijft tot de beroepsinkomsten, maar vanaf 2019 wordt uitgebreid naar alle inkomsten, dus ook onroerende en roerende inkomsten. Wij wijzen er echter op dat het gebruikte inkomensbegrip geen lijn is die zichtbaar is op het aanslagbiljet. Om te controleren of ze al dan niet in aanmerking komen voor een sociale toeslag, moeten gezinnen een aantal bedragen van het aanslagbiljet optellen, wat niet voor iedereen evident is. Om het inkomensbegrip van de sociale toeslagen transparanter te maken, is het wenselijk om het bepalende inkomen duidelijk op het aanslagbiljet op te nemen zodat gezinnen op een eenvoudige wijze kunnen controleren of ze in aanmerking komen voor sociale toeslagen. De nota vermeldt duidelijk dat voortaan ook het belastbare gedeelte van de ontvangen onderhoudsgelden meetellen in het inkomensbegrip. Het zou beter zijn om hier de term "onderhoudsuitkeringen" te gebruiken, omdat het uitsluitend de onderhoudsuitkeringen ontvangen van de ex-partner zijn die meetellen. Onderhoudsbijdragen ontvangen voor kinderen zijn immers niet belastbaar bij de onderhoudsgerechtigde ouder, die deze bedragen ontvangt, maar rechtstreeks belastbaar bij het kind waarvoor de onderhoudsbijdrage wordt betaald. Dat onderhoudsuitkeringen van de ex-partner voortaan wel 9

10 meetellen in het inkomensbegrip, heeft als gevolg dat een grote groep gescheiden (vooral) vrouwen na 2019 geen sociale toeslagen meer zullen krijgen of erger hun huidige eenoudertoeslag zullen verliezen. Als de Vlaamse regering vasthoudt aan deze maatregel, lijkt het ons noodzakelijk om daar duidelijk over te communiceren, zodat gescheiden ouders niet van de ene dag op de andere ondervinden dat ze hun eenoudertoeslag niet meer zullen krijgen. We betreuren - zoals al eerder in deze evaluatie aangekaart dat het beperkt gezinsgemoduleerd inkomen op niveau van het bruto belastbaar inkomen op geen enkele manier rekening houdt met de draagkracht van het gezin, omdat het gebruikte inkomenscriterium zich op een niveau op het aanslagbiljet bevindt vóór de belastingvrije sommen voor kinderen fiscaal ten laste worden verrekend. Deel II: de drie pijlers van de nieuwe Vlaamse kinderbijslag "het groeipakket", binnen een geïntegreerd gezinsbeleid (pagina 8) De eerste gesimuleerde armoederisico's op de eerste en tweede pijler van het groeipakket op kruissnelheid tonen een daling van het armoederisico. We betreuren dat de daling van het armoederisico zeer beperkt is, afhankelijk van het gekozen criterium stellen we slechts een daling vast van tussen minimaal 0,3% en maximaal 1,8%. Het armoederisico zou als volgt dalen met: 0,9% (van 11,2% tot 10,3%) op kindniveau 1,1% (van 10,3% tot 9,2%) op gezinsniveau 1,8% (van 12,3% tot 10,5%) voor 1kindgezinnen 0,3%(van 7,6% tot 7,3%) voor 2kindgezinnen 1,7% (van 8,8% tot 7,1%) voor 3kindgezinnen 0,0% (op 23,2%) voor gezinnen met méér dan 4 kinderen 1,5% (van 22,3% tot 20,8%) voor eenoudergezinnen We betreuren vooral dat het armoederisico niet zal dalen bij die gezinnen met het hoogste risico op armoede: de gezinnen met 4 of meer kinderen. De impact van de nieuwe Vlaamse kinderbijslag op het armoederisico vinden we veel te beperkt in verhouding met de forse stijging van het selectieve luik van 3,8% in de huidige regeling tot ruim 10% van het totale budget in de nieuwe regeling. Pijler 1 Onvoorwaardelijk basisbedrag en een startbedrag (pagina 9) De nota vermeldt dat het nieuwe groeipakket duidelijk kiest voor het recht van het kind en de gelijkwaardigheid van alle kinderen. Regelmatig wijzen Vlaamse ministers erop dat na 2019 alle kinderen gelijk zijn. Deze boodschap, die wel klopt voor alle kinderen geboren vanaf 2019, gaat echter niet op als we enige kinderen vergelijken die geboren zijn vóór 2019 met die geboren vanaf Er is een hemelsbreed verschil tussen de huidige 92,09 euro basiskinderbijslag die een enig kind van vóór 2019 krijgt en het eenvormige bedrag van 160 euro dat enige kinderen geboren vanaf 2019 krijgen. We begrijpen wel dat dit een negatief gevolg is van de maximale verworven rechten voor kinderen die geboren zijn vóór 2019, maar we krijgen toch veel ontevreden reactie van ouders met slechts één kind en die 10

11 het daarbij willen houden. Stuk voor stuk ervaren deze ouders dat hun kind "minder waardig" is aan kinderen geboren vanaf Zij vinden allen dat hun kind wordt gediscrimineerd door de hervorming van de nieuwe Vlaamse kinderbijslag, omwille van het sterk afwijkende bedrag. Wij vragen dat eenkindgezinnen zo snel mogelijk de vrije keuze zouden krijgen om al dan niet toe te treden tot de nieuwe Vlaamse kinderbijslag. We betreuren dat in de nieuwe Vlaamse kinderbijslagregeling geen leeftijdsbijslagen zijn. Onbegrijpelijk omdat toch iedereen weet dat kinderen meer kosten naarmate ze ouder worden. En niet elke ouder verdient méér naarmate zijn kinderen opgroeien, zeker niet in economisch moeilijke tijden. Wij blijven aandringen om toch leeftijdsbijslagen aan de nieuwe regeling toe te voegen. De Vlaamse regering heeft alvast nog acht jaar om de nodige middelen daarvoor vrij te maken. In de nieuwe Vlaamse kinderbijslagregeling wordt het bedrag van het kraamgeld voor eerste en volgende kinderen gelijkgesteld op euro. Momenteel krijgt een eerste kind én elk kind van meerlingen 1.247,58 euro en de volgende kinderen 938,66 euro. Deze maatregel vinden we haaks staan op de uitspraak van de Vlaamse regering dat de nieuwe regeling is afgestemd op jonge gezinnen. Nieuwe gezinnen krijgen na 2019 meteen 147,58 euro minder kraamgeld voor hun eerste kind. Wezentoeslag (pagina 10) We hebben altijd gevraagd om niet te raken aan de huidige wezenbijslag. De wezenbijslag is momenteel de enige kinderbijslag die het best de minimumkosten van kinderen dekt. We zijn dan ook zeer ontevreden dat nieuwe wezen én vooral de halve wezen (nog één ouder in leven) vanaf 2019 minder wezenbijslag krijgen. Vandaag krijgt een wees ongeacht of het kind één of beide ouders verloor 353,76 euro. In de nieuwe regeling krijgen volle wezen een wezentoeslag van 160 euro en halve wezen een wezentoeslag van 80 euro bovenop de kinderbijslag van 160 euro. Dat halve wezen hun wezentoeslag mogen behouden als de overlevende ouder eventueel een nieuw gezin vormt, vinden we overbodig zelfs al voorkomt die maatregel administratieve lasten en domiciliefraude. Kinderen met zorgnoden (pagina 10) We zijn zeer tevreden dat de verhoogde kinderbijslag voor kinderen met een handicap of zware aandoening ongewijzigd blijft. Omdat het Vlaams regeerakkoord slechts aangaf een toeslag te behouden voor kinderen met bijzondere zorgnoden, vreesden we dat Vlaanderen zou afwijken van de evaluatie op basis van de huidige medisch-sociale schaal en zou terugkeren naar een alles of niets hakbijl van 66% medische ongeschiktheid. 2.2 Sociale toeslag (pagina 11 en 12) Zoals al eerder al vermeld in deze evaluatie betreuren we dat de gezinsgemoduleerde inkomensgrenzen in de nieuwe regeling te beperkt zijn. Er zijn slechts twee inkomensgrenzen (en niet meerdere zoals de conceptnota vermeldt) en slechts één gezinsgrootte 3 of meer kinderen. We hadden liever een ruimere gezinsmodulering gezien, die beter dan 11

12 de nu voorgestelde rekening houdt met de draagkracht van de gezinnen naar inkomen en naar gezinsgrootte. We benadrukken opnieuw dat het gehanteerde inkomenscriterium zich op een niveau op het aanslagbiljet bevindt vóór de belastingvrije sommen voor kinderen fiscaal ten laste worden verrekend. We waarderen dat de sociale toeslagen worden verhoogd, uitgebreid naar alle gezinnen die onder een bepaalde inkomensdrempel vallen én verruimd worden naar gezinnen met een middenklasse inkomen tussen euro en euro. We betreuren echter dat ondanks deze verhoogde en verruimde sociale toeslagen de nieuwe Vlaamse kinderbijslag toekomstige grote gezinnen minder financieel ondersteunt dan huidige grote gezinnen. De sociale toeslagen compenseren onvoldoende wat toekomstige grote gezinnen met lage inkomens minder aan kinderbijslag krijgen ten aanzien van de grote gezinnen van vandaag. Kiezen voor een groot gezin wordt vanaf 2019 onbetaalbaar! We vragen ons af of Vlaamse gezinnen na 2019 nog hun kinderwens kunnen realiseren en of gezinnen met lagere kinderbijslagen hun kinderen nog kunnen laten verder studeren in het hoger en universitair onderwijs. We vragen ons af of bij de gezinsgrootte voor de sociale toeslagen een kind met een handicap dubbel telt. Zo ja, welk criterium geldt om dubbel te tellen: de medische hakbijl van 66% medische ongeschiktheid of een bepaalde score op de medisch-sociale schaal van de verhoogde kinderbijslag. We waarderen dat de sociale toeslagen maximaal automatisch worden toegekend. We vinden het positief dat bij scheidingen met gelijkmatige huisvesting (50-50) beide ouders in aanmerking kunnen komen voor de sociale toeslagen. Als beide ouders al dan niet in een nieuw-samengesteld gezin een inkomen hebben onder de inkomensgrenzen krijgt de ouder die de kinderbijslag krijgt de helft van de sociale toeslag en de andere ouder die geen kinderbijslag krijgt de andere helft van de sociale toeslag. Pijler 3 participatietoeslag in kader van een geïntegreerd gezinsbeleid (pagina 12) De Vlaamse regering relateert deze derde pijler ook aan de stijgende kosten die er zijn naarmate de leeftijd van kinderen/jongeren toeneemt, zodat ze extra tegemoet komt aan een deel van de kosten in de opvoeding. In deze passage geeft de Vlaamse regering toe dat kinderen meer kosten naarmate ze ouder worden. Daarom blijven we aandringen op ook in de nieuwe regeling leeftijdsbijslagen in te voeren op scharnierleeftijden die dit verantwoorden. 3.1 Kinderopvangtoeslag (pagina 13 en 14) De nota voorziet een beperkte kinderopvangtoeslag van 3,17 euro per aanwezigheidsdag per kind voor gebruikers van kinderopvanginitiatieven, waar ouders niet volgens hun inkomen betalen. De kinderopvangtoeslag is onmiskenbaar een welkome verlichting in de opvangkosten van de ouders die gebruik maken van opvang in trap 0 of 1, maar is zeker geen systeem dat kinderopvang toegankelijker maakt voor ouders in armoede. Ook met 12

13 de kinderopvangtoeslag zal opvang in trap 0 of 1 niet betaalbaar voor gezinnen in armoede Betaalbare opvang vereist een veralgemening van inkomensgerelateerde tarieven in de opvang en de automatische toekenning van het laagste tarief van 1,56 euro/opvangdag voor gezinnen in armoede. Forfaitaire vergoedingen aan gezinnen zijn trouwens niet wenselijk. De Gezinsbond vraagt dat alle tarieven en premies aan gezinnen rekening houden met de gezinsdraagkracht (inkomen en gezinsgrootte). Tenslotte vinden we dat steunmaatregelen automatisch toegekend moeten worden. Het is zeer moeilijk om dit te realiseren met de kinderopvangtoeslag. Om bovengenoemde redenen willen we in ieder geval niet dat het budget dat bestemd is voor de uitbreiding en kwaliteitsverhoging van de kinderopvang naar de kinderopvangtoeslag zou vloeien. 13

14 3.2 Universele participatietoeslag van 0 tot 2 jaar (pagina 14) De nota vermeldt dat de universele participatietoeslag van 20 euro voor alle kinderen tussen 0 en 2 jaar een budget vraagt van 2,7 miljoen euro. We wijzen er op dat dit geen extra budget is, aangezien de universele participatietoeslag de huidige schoolpremie (jaarlijkse bijslag) volledig vervangt, ook voor de kinderen die hun kinderbijslag blijven krijgen in de huidige regeling. Vandaag krijgen kinderen tussen 0 en 2 jaar ook een schoolpremie van 20,40 euro per jaar. Kinderen met een (sociale) toeslag krijgen vandaag zelfs 28,16 euro per jaar. De universele participatietoeslag veroorzaakt dus zeker geen meerbudget, behalve voor de 3- en 4 jarige kleuters. Deze opmerking geldt voor alle niveaus van de universele participatietoeslag, behalve voor de kleutertoeslag. Integendeel de universele participatietoeslag is voor alle leeftijden behalve voor kleuters van 3, 4 en 5 jaar lager dan de huidige schoolpremie, zeker dan de niet-verminderde schoolpremie voor kinderen die een (sociale toeslag) krijgen. Dat laatste betreuren we, want door deze lagere participatietoeslag verliezen gezinnen met een laag inkomen een deel van hun hogere sociale toeslagen. Universele participatietoeslag kleuteronderwijs (pagina 14) In de conceptnota lezen we dat zo n 3,6% van de ingeschreven 3-jarigen echter onvoldoende aanwezig is in de kleuterschool. Om voldoende aanwezig te zijn, gelden momenteel volgende grenzen: minstens 100 halve dagen (jonger dan 3 jaar), minstens 150 halve dagen (3-jarigen), minstens 185 halve dagen (4-jarigen) en minstens 200 halve dagen (5-jarigen). Wij vinden het verwarrend dat voor de kleutertoeslag van 150 euro in de nieuwe kinderbijslagregeling kleuters van 3 en 4 jaar minstens 100 halve dagen moeten aanwezig zijn in de kleuterschool. Is er een bepaalde reden waarom niet de bovenvermelde grenzen van minstens 150 halve dagen (3-jarigen) en minstens 185 halve dagen (4-jarigen) werden overgenomen. Gezinnen kunnen nu in een situatie komen dat ze wel de kleutertoeslag krijgen omdat hun kind minstens 100 halve dagen aanwezig is, maar naast de selectieve participatietoeslag grijpen omdat ze niet voldoen aan de daarvoor geldende grenzen van minstens 150 halve dagen (3-jarigen) en minstens 185 halve dagen (4-jarigen). Zou het niet transparanter zijn als beide grenzen op elkaar worden afgestemd? We vinden het positief dat kinderen die omwille van een langdurige ziekte of door overmacht niet kunnen voldoen aan de minimale aanwezigheid in de kleuterschool toch hun kleutertoeslag behouden. 3.4 Selectieve participatietoeslag onderwijs (pagina 16 en 17) We vinden het positief dat de vroegere schooltoelagen geïntegreerd worden in de kinderbijslagregeling en daar nog budgettair versterkt worden. We betreuren dat de inkomensgrenzen voor de selectieve participatietoeslagen zo worden vastgelegd dat het aandeel van de populatie dat in aanmerking komt voor een 14

15 schooltoelage zeker niet daalt. We zien liever dat het aantal gezinnen dat recht heeft op een schooltoelage/selectieve participatietoeslag stijgt. We zijn tevreden dat het systeem van studietoelagen behouden blijven, al hadden we liever gezien dat meer gezinnen toegang krijgen tot een studietoelage, zeker na de forse verhoging van het inschrijvingsgeld. Eveneens positief is dat voortaan HBO5-studenten (studenten Hoger Beroepsonderwijs met kwalificatieniveau 5, een onderwijsniveau dat in 2009 werd ingevoerd tussen het secundair onderwijs en de professionele en academische bacheloropleidingen) ook in aanmerking komen voor een toelage, wat vandaag niet het geval is. We vinden het positief dat Vlaanderen de school- en studietoelagen blijft uitbetalen voor kinderen die Nederlandstalig onderwijs volgen, terwijl ze recht hebben op hun kinderbijslag in een andere regio. We vragen ons af of er simulaties bestaan over het aantal kinderen en jongeren dat op die manier recht heeft op school- en studietoelagen. En hoe Vlaanderen dit recht automatisch kan toekennen als deze kinderen hun kinderbijslag in een andere regio krijgen Selectieve participatietoeslag kleuteronderwijs (pagina 17) We vinden het positief dat de selectieve participatietoeslag kleuteronderwijs op twee vaste tijdstippen (in september en in februari) worden uitbetaald. Deze uitbetaling in twee schijven vermijdt zware terugbetalingen als in februari zou blijken dat het kind onvoldoende aanwezig was in school. We vragen ons af of kinderen die in de periode tussen februari en eind juni alsnog beantwoorden aan de minimale aanwezigheid, toch nog recht hebben op hun selectieve participatietoeslag. We waarderen dat de selectieve participatietoeslag kleuteronderwijs voortaan automatisch wordt toegekend. Dat is een gevolg van de integratie van de schooltoelagen in de kinderbijslagregeling waar de administratie of het kinderbijslagfonds al beschikt over de inkomensgegevens van de gezinnen om te bepalen of ze al dan niet in aanmerking komen voor de sociale toeslagen. Eindelijk slaagt Vlaanderen er in om schooltoelagen automatisch toe te kennen, waardoor de non-take-up sterk zal dalen omdat gezinnen hun rechten automatisch uitoefenen Selectieve participatietoeslag lager en secundair onderwijs (pagina 17 en 18) We vinden het positief dat de selectieve participatietoeslag kleuteronderwijs op twee vaste tijdstippen (in september en in februari) worden uitbetaald. Deze uitbetaling in twee schijven vermijdt zware terugbetalingen als in februari zou blijken dat het kind onvoldoende aanwezig was in school. We vragen ons af of kinderen die in de periode tussen februari en eind juni alsnog beantwoorden aan de minimale aanwezigheid, toch nog recht hebben op hun selectieve participatietoeslag. We waarderen dat de selectieve participatietoeslagen lager en secundair onderwijs voortaan automatisch worden toegekend. Dat is een gevolg van de integratie van de 15

16 schooltoelagen in de kinderbijslagregeling waar de administratie of het kinderbijslagfonds al beschikt over de inkomensgegevens van de gezinnen om te bepalen of ze al dan niet in aanmerking komen voor de sociale toeslagen. Eindelijk slaagt Vlaanderen er in om schooltoelagen automatisch toe te kennen, waardoor de non-take-up sterk zal dalen omdat gezinnen hun rechten automatisch uitoefenen. We vinden het positief dat de vroegere schooltoelagen geïntegreerd worden in de kinderbijslagregeling en daar nog budgettair versterkt worden zodat de gemiddelde selectieve participatietoeslag voor lager onderwijs stijgt van 130 naar 194 euro en de gemiddelde selectieve participatietoeslag voor secundair onderwijs stijgt van 442 naar 630 euro Studietoelagen (pagina 19) We waarderen dat de inkomensgegevens voor de kinderbijslag van 18-plussers (nodig om te bepalen of ze een sociale toeslag krijgen of niet) voortaan automatisch worden doorgegeven aan Onderwijs, zodat de studietoelagen voor het hoger onderwijs ook (meer) automatisch kunnen toegekend worden. In de conceptnota lezen we dat studenten die een studietoelage ontvangen, bovenop de universele participatietoeslag van 60 euro een selectieve participatietoeslag van 50 euro blijven ontvangen, desgevallend te integreren in de studietoelagen. Dit begrijpen we niet omdat de selectieve participatietoeslag op geen studieniveau 50 euro bedraagt. Wordt hier niet bedoeld dat 18-plussers die een studietoelage krijgen ook hun universele participatietoeslag van 60 euro behouden? Basisbedrag (pagina 20) We zijn zeer tevreden dat alle kinderen die geboren worden vóór 1 januari 2019 hun recht op kinderbijslag behouden in de huidige regeling, waarbij hun basiskinderbijslag wordt aangevuld met het rangbedrag en de leeftijdsbijslagen en dat tot ze uitstromen uit de kinderbijslag (maximum 25 jaar). Op die manier zullen bestaande gezinnen met minstens 2 kinderen niet moeten inleveren op hun kinderbijslag. We betreuren echter wel dat gezinnen met een enig kind (en die het daarbij willen houden) niet de vrije keuze krijgen om al dan niet toe te treden tot de nieuwe regeling, zodat zij ook 160 euro kunnen krijgen in plaats van de huidige 92,09 zodat deze gezinnen zich niet langer gediscrimineerd voelen ten aanzien van eenkindgezinnen met een kind dat geboren wordt vanaf Ook betreuren we dat in de nieuwe regeling geen leeftijdsbijslagen meer worden toegekend, terwijl iedereen weet dat een kind meer kost naarmate het ouder wordt. Het is ons onduidelijk en het Kabinet Vandeurzen kon het ons ook niet bevestigen of de rangorde van kinderen, die hun kinderbijslag blijven ontvangen in de oude regeling, in alle situaties wordt bevroren. In de conceptnota lezen we dat deze kinderen hun rang blijven behouden als ze terecht komen in een nieuw-samengesteld gezin. De bevriezing van de rangorde is in die situaties in het nadeel van het nieuw-samengesteld gezin, omdat de huidige regeling vermijdt dat twee kinderen een eerste en/of tweede rang hebben, terwijl 16

17 er andere kinderen in het gezin zijn. We vragen ons af of de rangorde ook bevroren blijft als binnen een gezin het oudste kind geen kinderbijslag meer krijgt omdat het is afgestudeerd. In de huidige regeling krijgt het tweede kind dan de eerste rang en zakken alle volgende kinderen ook een rang. In deze situaties betekent de bevriezing van de rangorde een voordeel voor het betrokken gezin. Het lijkt ons evident dat de bevriezing in beide richtingen werkt en niet uitsluitend in één richting, met name die waar gezinnen nadeel aan doen. 17

18 Zorgtoeslag (pagina 20) We vinden het positief dat kinderen die al wees zijn vóór 2019 hun huidige wezenbijslag van 353,76 euro in de huidige regeling kunnen behouden. We betreuren echter dat nieuwe wezen én vooral de halve wezen (nog één ouder in leven) vanaf 2019 minder wezenbijslag krijgen. Sociale toeslag (pagina 21) We waarderen dat de sociale toeslag voor iedereen, ook voor die gezinnen die hun kinderbijslag nog in de huidige regeling behouden, wordt losgekoppeld van het socioprofessionele statuut (een jarenlange eis van de Gezinsbond) en dat het inkomen het enige criterium wordt om deze sociale toeslagen toe te kennen. Door deze maatregel worden werkende koppels met een laag inkomen uit arbeid niet langer gediscrimineerd. Inkomen beneden euro (pagina 21) In de conceptnota lezen we dat gezinnen, die vandaag geen sociale toeslagen krijgen omdat ze niet behoren tot de sociale categorieën die daarvoor in aanmerking komen, vanaf 2019 toch een sociale toeslag zullen krijgen, maar niet die uit de nieuwe regeling, maar wel die uit de huidige regeling. Er wordt toegevoegd dat voor deze gezinnen de sociale toeslagen worden bevroren op de bedragen van de sociale toeslag voor langdurig werklozen uit de huidige regeling (46,88 euro voor 1 ste kind, 29,06 euro voor 2 de kind en 5,10 euro voor 3 de en volgende kinderen). We veronderstellen dat deze bedragen toch verder zullen geïndexeerd worden telkens de spilindex wordt overschreden. We zouden het sterk betreuren als deze sociale toeslagen niet verder zouden geïndexeerd worden. We vinden het ook positief dat alle kinderen die de toeslag kregen of konden krijgen voor langdurig zieken / ouders met invaliditeit in de 1 ste rang, het bedrag van 100,86 euro behouden en dat kinderen van de 3 de rang de eenoudertoeslag van 23,43 euro behouden. De participatietoeslag (pagina 22) We betreuren dat de universele participatietoeslagen voor alle kinderen gelden, ook voor deze die hun kinderbijslag in de huidige regeling blijven krijgen. De universele participatietoeslagen zijn immers voor alle leeftijden behalve voor kleuters van 3, 4 en 5 jaar lager dan de huidige schoolpremie (jaarlijkse bijslag). Over een hele jeugd van 22 jaar ontvangt een kind in totaal euro universele participatietoeslagen tenminste als het op 3 en 4 jaar voldoende aanwezig is in de kleuterschool. Vandaag krijgen kinderen die geen (sociale) toeslag hebben, in totaal 1.160,76 euro schoolpremies, en als ze wel een (sociale) toeslag hebben in totaal 1.750,58 euro schoolpremies. Kinderen die na 2019 ouder zijn dan 5 jaar verliezen in elk geval ten aanzien van de huidige schoolpremies. 18

19 Deel IV: organisatie van de uitbetaling van de Vlaamse gezinsbijslag (pagina 23) We vinden het positief dat de efficiëntiewinsten die vrijkomen door de verdere rationalisering van het uitbetalingslandschap, opnieuw geïnvesteerd worden in de nieuwe regeling en overgangsmaatregelen. We vinden het heel belangrijk dat de Vlaamse regering de continuïteit van uitbetaling en een kwaliteitsvolle dienstverlening garanderen, in de transitie het belangrijkste uitgangspunt is. Gezinnen rekenen op hun maandelijkse kinderbijslag. Die moet ondanks alle wijzigingen ononderbroken verder betaald blijven. a) De oprichting van een publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap dat de uitbetaling moet garanderen (pagina 25) De Raad van Bestuur van deze EVA zal bestaan uit gemandateerden namens de Vlaamse regering (conform het kaderdecreet bestuurlijk beleid), de gedelegeerde bestuurder die in opdracht van de Vlaamse regering belast is met het dagelijks bestuur, een vertegenwoordiger van Kind en Gezin en vertegenwoordigers van de vergunde private uitbetalingsactoren aangevuld met experten. Dit alles volgens de principes van deugdelijk bestuur. We missen in de samenstelling van dit beheersorgaan een rol voor de gezinsorganisaties, tenzij de Gezinsbond als expert wordt opgenomen. Bijkomende bezorgdheid Tot slot missen we in deze conceptnota wie vanaf 2019 de rol van Famifed zal overnemen om degelijke statistieken aan te leveren over de volledige Vlaamse kinderbijslag. We vrezen dat er niet langer globale statistieken beschikbaar zullen zijn die het volledige kinderbijslagsysteem in kaart brengen zoals de uitstekende statistieken die Famifed vandaag aanlevert. We mogen niet opnieuw vervallen in de vroegere situatie waarbij elke uitbetalingsinstelling niet conforme statistieken afleverde, als die al zouden beschikbaar zijn. We vragen ons eveneens af wie het studiewerk van Famifed zal overnemen. De interessante studies van Famifed zijn een noodzaak om het kinderbijslagbeleid op regelmatige basis bij te sturen. 19

20 BIJLAGE Vergelijking kinderbijslag toekomstige en huidige gezinnen Huidige regeling Nieuwe regeling (vanaf 2019) 1ste 2de 3de elk kind 1ste 2de 3de 2 kids 3 kids 0 t/m 5 92,09 170,39 254,40 160,00 67,91-10,39-94,40 57,52-36,88 6 t/m ,13 202,38 286,39 160,00 51,87-42,38-126,39 9,49-116,90 12 t/m ,52 219,27 303,28 160,00 43,48-59,27-143,28-15,79-159, ,25 232,54 316,55 160,00 39,75-72,54-156,55-32,79-189,34 Eenoudergezinnen (met 1 of 2 kinderen) toeslag 46,88 29,06 23,43 50,00 0 t/m 5 138,97 199,45 277,83 210,00 71,03 10,55-67,83 81,58 6 t/m ,01 231,44 309,82 210,00 54,99-21,44-99,82 33,55 12 t/m ,40 248,33 326,71 210,00 46,60-38,33-116,71 8, ,13 261,60 339,98 210,00 42,87-51,60-129,98-8,73 Eenoudergezinnen (met 3 kinderen of meer) toeslag 46,88 29,06 23,43 80,00 0 t/m 5 138,97 199,45 277,83 240,00 101,03 40,55-37,83 103,75 6 t/m ,01 231,44 309,82 240,00 84,99 8,56-69,82 23,73 12 t/m ,40 248,33 326,71 240,00 76,60-8,33-86,71-18, ,13 261,60 339,98 240,00 72,87-21,60-99,98-48,71 Gezinnen met sociale toeslagen (met 1 of 2 kinderen) toeslag 46,88 29,06 5,10 50,00 0 t/m 5 138,97 199,45 259,50 210,00 71,03 10,55-49,50 81,58 6 t/m ,01 231,44 291,49 210,00 54,99-21,44-81,49 33,55 12 t/m ,40 248,33 308,38 210,00 46,60-38,33-98,38 8, ,13 261,60 321,65 210,00 42,87-51,60-111,65-8,73 Gezinnen met sociale toeslagen (met 3 kinderen of meer) toeslag 46,88 29,06 5,10 80,00 0 t/m 5 138,97 170,39 254,40 240,00 101,03 69,61-14,40 156,24 6 t/m ,01 202,38 286,39 240,00 84,99 37,62-46,39 76,22 12 t/m ,40 219,27 303,28 240,00 76,60 20,73-63,28 34, ,13 232,54 316,55 240,00 72,87 7,46-76,55 3,78 20

21 Gezinnen met middenklasinkomen ( à euro) met 3 kinderen of meer toeslag 0 0 0,00 60,00 0 t/m 5 92,09 170,39 254,40 220,00 127,91 49,61-34,40 143,12 6 t/m ,13 202,38 286,39 220,00 111,87 17,62-66,39 63,10 12 t/m ,52 219,27 303,28 220,00 103,48 0,73-83,28 20, ,25 232,54 316,55 220,00 99,75-12,54-96,55-9,34 Gezinnen met inkomen hoger dan euro met 3 kinderen of meer toeslag 0 0 0,00 0,00 0 t/m 5 92,09 170,39 254,40 160,00 67,91-10,39-94,40-36,88 6 t/m ,13 202,38 286,39 160,00 51,87-42,38-126,39-116,90 12 t/m ,52 219,27 303,28 160,00 43,48-59,27-143,28-159, ,25 232,54 316,55 160,00 39,75-72,54-156,55-189,34 21