Enige opmerkingen. afwezigheid van uitlopers (stolonen), de aanwezigheid van één of van twee rijen haren bij
|
|
- Adriaan Vermeiren
- 5 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Enige opmerkingen over de voortplantingswijze van Hieracium pilosella L. en enkele verwante taxa door Th.W. J. Gadella (Vakgroep Populatie- en Evolutiebiologie, Utrecht) Het omvangrijke Hieracium genus valt volgens Zahn uiteen in viersubgenera, waarvan er drie in Europa voorkomen. Naast Hieracium wordt Pilosella wel als apart genus opgevat. Er bestaan inderdaad duidelijke en belangrijke verschillen, zoals de aan- of afwezigheid van uitlopers (stolonen), de aanwezigheid van één of van twee rijen haren bij het pappus en ten slotte belangrijke verschillen in embryologie en voortplanting. Deze verschillen zijn zodanig, datonderscheid op genus-niveauniet onjuist lijkt, zeker wanneer men deze verschillen vergelijkt met die tussen diverse geaccepteerde genera bij de Compositae. Ik billijk echter de opvatting van SELL& WEST ( 1976)in Flora EuropaeaIV dat het doel van deze flora het meest gediend is met continuïteit t.o.v. het werk vanzahn en de meerderheidvan de meer locale en regionale flora's in Europa, zodatook hier Pilosellaals subgenus zal worden opgevat. Evenals andere met genera (gedeeltelijk) apomictische voortplanting, kenmerkt ook Hieracium zich door een groot aantal taxa. Ik wil in ditartikel op de voortplantingswijze 159
2 van een paar soorten ( Hieracium pilosella L., H. hoppeanum Schuit, en H. peleterianum Mérat) nader ingaan, omdat de variatiepatronen en de voortplantingswijze(n) zo nauw blijken samen te hangen. Genoemdesoorten behoren alle tot het subgenus Pilosella. Voor zover binnen Hieracium de voortplanting apomictisch is, is die altijd autonoom apomictisch, d.w.z. er is in het geheel geen stuifmeel nodig. Bij andere genera, zoals Rubus, Sorbus en Potemilla is nog wel stuifmeelnodig,echter niet voor de bevruchting van de eicel (want deze ontwikkelt zich spontaan tot een embryo), maar voor de ontwikkeling van het z.g. secundaireendosperm, het reserve-voedsel bevattende weefsel dat dient voor de voeding van het zich ontwikkelende embryo. Bij het subgenus Pilosella is deapomixis van het z.g. apospoor-parthenogenetische type, bij Hieracium van het diplospoor-parthenogenetische type. Dit behoeft enige toelichting. Bij iedere vorm van apomictische voortplanting waarbij zaad ontstaat, blijven twee belangrijke onderdelen van de normale levenskringloop van planten afwezig, i.c. de reductiedeling èn de bevruchting. De embryo's die in de zaden ontstaan zijn derhalve in genetische zin identiek aan de moeder"-plant. Dit in tegenstelling tot de zaden die ontstaan na geslachtelijke voortplanting. Zowel bij de vertegenwoordigers van Hieracium als van Pilosella wordt een diploïde, d.w.z. ongereduceerde eicel gevormd, maar het verschilzit in de wijze waarop de 8-kernige embryozak ontstaat. Normaal ontstaat bij een sexuele plant deze embryozak door reductiedeling uit een embryozakmoedercel. Van de vier gevormde embryozakken gaan er drie te gronde en de enig overblijvende levert uiteindelijk een achttal kernen, waarvan de eicel voor de voortplanting de belangrijkste is. Bij Pilosella waarbij aposporie voorkomt, gaan alle vier de gevormdeembryozakken, te gronde en wordt elders in de zaadknop (dus niet op deplaats van het z.g. archesporium) een nieuwe ongereduceerde embryozak gevormd. Dit kan zijn vlak bij de integu- menten, bij de chalaza ( vaatmerk) ofelders in de nucellus. De eicel uit deze embryozak levert vervolgens zonder bevruchting ( parthenogenetisch) een embryo. Bij Hieracium, waarbij diplosporie voorkomt, wordt op de normale plaats in de zaadknop (dus in het archesporium) een embryozakmoedercel gevormd. Deze lijkt een reductiedeling te gaan plegen, doch houdt daar na enige tijd mee op en uiteindelijk wordt al het genetische materiaal opgenomen in één nieuwe kern, de z.g. restitutiekern. Daarna volgt nog een deling en ontstaan twee (i.p.v. vier) embryozakken en wel van het ongereduceerdetype, waarvan er één tot een 8-kernige uitgroeit. De eicel hiervan groeit, evenals dat bij Pilosella het geval is, parthenogenetisch uit tot een embryo. Ook bij de stuifmeelvorming zien we verschil tussen Hieracium en Pilosella. Bij het eerste subgenus verloopt de reductiedeling vaak zeer gebrekkig en ditresulteert hetzij in een zeer hoog percentageabnormaal pollen, hetzij in het volledig ontbreken van functioneel pollen. Bij Pilosella zien we dat de pollenvorming doorgaans goedis, zowel uiteraard bij de geslachtelijke maar ook bij de apomictische vormen. In dit opzicht gelijkt de groep van de Vulgaria uit het genus Taraxacum op het subgenus Hieracium, ook hier komt diplosporie èn dikwijls gebrekkig pollen voor. Ook bij Pilosella treedt reductiedeling bij de vorming van het pollen op. Bij de soorten H. pilosella, H. hoppeanum en H. peleterianum komen drie voortplantingswijzen in principe in aanmerking: a. uitlopervorming; b. geslachtelijke voortplanting via zaad; c. apomictische voortplanting via zaad. 160
3 Fig. 1. De verspreiding van de tetra-en pentaploïde Hieracium rassen van pilosella L. het op westelijke deel van het eiland Schiermonnikoog. In het hiervolgendezal slechts over desub b en c vermelde voortplantingswijzen worden gesproken, hoewel de voortplanting via uitlopers ook invloed kan hebben op het sub b vermelde voortplantingsgedrag. Immers, deplanten van het genus Hieracium zijn, indien zij geslachtelijk zijn, zelfincompatibel, d.w.z. zij zijn niet in staat na zelfbestuiving zelfbevruchting te effectueren. Indien nu een vruchtje van een geslachtelijke plant zeer ver van de moederplant terecht komt, zal dit vruchtje ( achenium) na kieming een grote kloon kunnen opbouwen met vele bloemhoofdjes. Deze hoofdjes zullen geen rijpe achenia kunnen vormen, ook al zouden voldoende insecten voorhanden zijn om het stuifmeelte verspreiden,omdat het hier in wezen gaat om zelfbestuiving. De gevormde kloon zal geen zaad kunnen zetten en steriel lijken, maar dit is in feite niet het geval. Overbrenging naar een proeftuin in de nabijheid van andere planten van dezelfde soort bewijst dit. Voor de bestudering van de voortplantingswijze van de drie soorten werd materiaal in diverse delen van Europa verzameld: H. pilosella in vrijwel geheel Europa (zie GADELLA, 1972), later aangevuld metvnl. Z.- en C.-Europees materiaal(gadella, ongepubliceerd); H. peleterianum uit Nederland (Terschelling), de Franse en Italiaanse Alpen, Denemarken en Noorwegen; H. hoppeanum uit Zwitserland en Joegoslavië. Bij geen van de drie soorten werd getracht het bestudeerde materiaaltot op infraspecifiek niveau te determineren; volstaan werd met de Hauptarten" volgens Zahn. Cytologisch onderzoek wees uit dat Hieracium pilosella in Europa is gekenmerkt door de volgende 18, chromosoomaantallen: 2n 36, 45, 54, 63, H. hoppeanum en H. peleterianum door 2n18. Het diploïde (2n 18) ras van H. pilosella is zeldzaam en werd uitsluitend aangetroffen bij Aosta. Prof. van Soest determineerde dit materiaalen rekende het tot de subsp. subvirescenticeps Zahn. Dit zeldzamemateriaal is helaas doodgegaan en zal in het hier volgendeniet verder worden besproken. Het tetraploïde(2n 36) materiaal van H. pilosella is zeer algemeen in W.-Europa, met name in Nederland, België, N.- 161
4 Fig. 2. De verspreiding van de tetra-, penta-, hexa- en heptaploïde rassen van Hieracium pilosella L. op het oostelijke deel van het eiland Vlieland. Frankrijk, Engeland en Duitsland. Het pentaploïde type (2n45) komt veel voor in Scandinavië, op de Nederlandse Waddeneilanden Schiermonnikoog en Vlieland (zie fig. 1 en 2) en ook in Schotland. De hexaploïden (2n 54) werden aangetroffen bij de Slufterbollen op Texel en op één plaats op het eiland Vlieland (zie fig. 2). Buiten Nederland komen zij vooral voor in de Alpen, Oostenrijk en Joegoslavië. In de westelijke Alpen behoren de hexaploïden dikwijls tot de groep incanum (DC.) Zahn. Heptaploïdeplanten (2n 63) zijn zeer zeldzaamin Europa en zijn in ons land uitsluitend aangetroffen op het Vuurboetsduin bij het dorp Oost-Vlieland (zie fig. 2). Buiten deze cytotypen ( chromosoomrassen) werden op het eiland Terschelling triploïde planten (2n 27) aangetroffen in het bos bij Formerum. In de directe nabijheid stond een grote groep planten van de soort H. peleterianum (2n 18) en van H. pilosella (2n 36), zodat het waarschijnlijk is dat de intermediaire planten als bastaarden moeten worden beschouwd. Bij planten van al deze cytotypen werden bloemhoofdjes omhuld in het knopstadium. Na enkele dagen gingende hoofdjes open en dan werd, na verwijdering van de omhullende zak, met behulp van een strookje papier over het bloemhoofdje gestreken, zodat het eigen stuifmeel op de stempel terecht kwam. Daarna werd debloeiwijze weer omhuld en na het verstrijken van de bloei werd het omhulsel er afgehaald. Na dagen konden de achenia worden geoogst en getoetst op kieming. De resultaten waren als volgt: a. 26 biotypen van H. peleterianum (2n 18) en 10 vanh. hoppeanum (2n 18) leverden nimmer een rijp achenium. Hieruit blijkt dat de diploïde planten zich geslachtelijk voortplanten. b. 181 biotypen van H. pilosella (2n 36) werden eveneens getoetst en bij 175 werden nimmer rijpe en kiemkrachtige achenia gevormd, bij 6 biotypen wel. Deze laatste zullen volgend jaar aan een nader onderzoek worden onderworpen. c. de hogere polyploïden van H. pilosella (2n 45, 54, 63) leverden meestal wel zaad na omhulling, dat tot kieming in staat bleek. Hieruit blijkt dat de hogere polyploïden vermoedelijk apomictisch zijn. Dit geldt in ieder geval voor de oneven polyploïden (2n 45 en 2n 63), doch ten dele ook voor de even polyploïden (2n 54). 162
5 Na deze omhullingsproeven werd volgens de methode van TURESSON & TURESSON (1960) een reeks castratie-experimenten ingezet. Bij diverse planten van de verschillende cytotypen werden met behulp van een scheermes de ongeopendebloemhoofdjes gehalveerd, n.1. door een doorsnede te maken loodrecht op de as van debloemhoofdjes, juist boven de vruchtbeginsels. Op deze wijze wordt het geheleandroecium ( alle meeldraden bij elkaar) verwijderd. Daarna werd zo'n bloemhoofdje omhuld met een pergamijnzak om te voorkomen dat toch nog pollenkorrels op de hoofdjes terecht zouden kunnen komen. Deze methode is nogal rigoureus en mislukt nogal eens, maar door deproef bij dezelfde planten een aantal keren te herhalen, is toch een voldoende serie resultaten te verkrijgen. Het bleek dat gecastreerde planten van H. peleterianum en H. hoppeanum (beiden 2n 18)en van H.pilosella (2n 36) geen rijpeen kiemkrachtigeachenia konden vormen, doch dit was dikwijls wel het geval bij de hogere polyploïden van H. pilosella (2n 45, 54, 63). Dit is een doorslaggevend bewijs van autonome apomixis van deze cytotypen. De achenia werden vervolgens gezaaid en bleken dan altijd planten op te leveren met hetzelfde chromosoom-aantal als de moederplant, terwijl ook hun morphologische eigenschappen volledig hetzelfde waren. Uit de castratie- en omhullingsproeven bleek dus dat een deel van de cytotypen zich geslachtelijk voortplant en een deel apomictisch. Voor de zekerheid werden nog enkele diploïde en tetraploïde planten aan een nader onderzoek onderworpen. Wanneer twee planten van diverse herkomst, doch van hetzelfde cytotype, vlak bij elkaar worden geplaatst en hun ongeopende bloemhoofdjes in één pergamijnzak worden gestoken, ontstaan altijd bij beide planten volop kiemkrachtige achenia wanneer tijdens de bloei de hoofdjes tegenelkaar worden gewreven. Dit is een bewijs voor het feit datde geslachtelijke planten zelfincompatibel zijn. De triploïde planten uit Terschelling leverden nimmerrijpe achenia, noch na omhulling, noch na castratie, noch na bestuiving met enig ander cytotype. Daaruit moet worden geconcludeerd dat deze planten volledig steriel zijn. Bij de omhullingsproevenwerden aantekeningen gemaakt betreffende de kleur van de achenia. Deze zijn bruin of zwart. De zwarte kiemen meestal, minstens voor een groot percentage in de meeste gevallen, de bruine nooit. Het is opvallend dat de pentaploïden (2n 45) meestal zeer veel zwarte kiemkrachtige achenia vormen na omhulling, doch dat de heptaploïden (2n63) zeer veel bruine achenia vormen en datook hun zwarte achenia slechts voor een gering percentage kiemen. Vervolgens werden planten van verschillende cytotypen met elkaar gekruist. Hierover zal elders meer worden meegedeeld; ik wil in dit artikel volstaan met enkele algemene opmerkingen: a. Kruisingen tussen H. peleterianum en H. hoppeanum mislukten altijd. Nimmer werden nakomelingen gevormd wanneer twee gesloten hoofdjes in één omhullingszak werden gebracht en vervolgens, enkele dagenlater, stuifmeel van het ene geopende hoofdje op het andere werd gebracht. b. Kruisingen tussen H. hoppeanum en H. peleterianum enerzijds en het tetraploïde (2n 36) type van H. pilosella anderzijds gelukten in een aantal gevallen, leidend tot volledig steriele bastaarden met 2n 27. Deze kunnen echter krachtige vegetatieve reproductie vertonen via uitlopervorming, zoals bleek in de proeftuin en in de natuur, in het bos van Formerum op Terschelling, c. Stuifmeel van apomictische pentaploïde (2n 45) planten van H. pilosella werd overgebracht op sexuele planten van dezelfde soort met het chromosoomaantal 2n 36. Hieruit ontstonden vele nakomelingen met hetzij 2n 36 (sexueel), hetzij 163
6 2n45 (apomictisch). Daaruit blijkt dat apomictische planten functioneel stuifmeel hebben en dat uit een sexuele plant apomictische nakomelingen kunnen ontstaan. Pentaploïden kunnen dus wel bevruchten, maar zij kunnen zelfniet bevrucht worden, want uit de reciproke kruising (d.w.z. 2n 459 x 2n 369) ontstonden altijd apomictische pentaploïde nakomelingen. d. Stuifmeelvan hexaploïde(2n 54) planten werd overgebracht op tetraploïde planten met sexuele voortplanting. Hieruit ontstonden altijd apomictische pentaploïde nakomelingen. Daaruit blijkt dat ook in dit geval een sexuele plant apomictische nakomelingen kan leveren en nu zelfs, in tegenstelling tot de sub c vermelde kruising, exclusief apomictische nakomelingen. De reciproke kruising (d.w.z. 2n 549 x 2n 36f) leverde tot dusverre alleen hexaploïde apomictische nakomelingen, die volledig identiek waren aan de moederplant (z.g. maternellen). e. Stuifmeelvan een heptaploïde plant (2n 63) werd overgebracht naar een tetraploïde sexuele plant. Hieruit ontstonden zowel enigesexuele tetraploïdenakomelingenals een aantal pentaploïde apomictische nakomelingen. Ook hieruit blijkt datde heptaploïden functioneelstuifmeel moeten hebben. De vorming van detetraploïde sexuele nakomelingen is vooralsnog onverklaarbaar. Ook in dit geval ontstonden uit een sexuele moederplant ten dele apomictische De nakomelingen. reciproke kruising (2n 639 x 2n 36J) levert altijd heptaploïde apomictische nakomelingen. f. Planten van H. pilosella met het chromosoomaantal 2n 54, afkomstig van het Vuurboetsduin op Vlieland, werden bestoven met stuifmeelvan hexaploïde(2n 54) plantenuit de W.-Alpen. Hieruitontstond, naast eenaantalapomictische maternellen (2n 54), één enkele plant met het chromosoomaantal 2n 81, een aantal dat tot dusverre nog nooit in denatuur is aangetroffen. De oorsprong van deze plant kan niet anders worden verklaard dan door aan te nemen dat eenongereduceerdeeicel (2n 54) bevrucht is door gereduceerd stuifmeel (n 27) van deplant uit de Alpen. Dergelijke bastaarden met verhoogd chromosoomaantal worden additie-bastaarden genoemd, ook wel B-III bastaarden. Daaruit blijkt dat apomictische planten, bij wijze van uitzondering, ook kunnen worden bevrucht. Dit moet gepaard gaan met verhoging van het chromosoomaantal. De plant met 2n 81 was apomictisch. g. Planten van het Vuurboetsduin van Vlieland (2n 63) werden bestoven met stuifmeel van hexaploïde (2n 54) planten uit diverse populaties. Hieruit ontstonden vele apomictische planten met 2n 63 (alle maternellen en apomictisch), doch één plant met het chromosoomaantal 2n 90, eveneens nimmer in denatuur aangetroffen. Ook hier moet een ongereduceerde eicel bevrucht zijn door een gereduceerde mannelijke kern (d.w.z. 2n 639 x 27<J-»F n :2n 90). De decaploïde (2n 90) plant was 1 apomictisch. Ook in dit geval is sprake van een additiebastaard. Deze additiebastaarden lijken het meest op de ouder die het hoogsteaantal chromosomen leverde. Uit deze experimenten blijkt dat de soort H. pilosella zich kenmerkt door de volgende voortplantingsmogelijkheden: 1. uitlopervorming; 2. geslachtelijke voortplanting, gepaard met zelfïncompatibiliteit (2n 36); 3. apomictische voortplanting, de cytotypen: 2n 45, 54, 63; 4. incidentelebevruchting van ongereduceerdeeicellen, leidendtot additie-bastaarden, in dit geval 2n 81 en 2n 90; 164
7 5. het leveren van apomictische èn geslachtelijke nakomelingen na bestuiving van een sexuele moederplant(2n 36) met pollenkorrels van apomictische planten (2n 45 en 2n 63); 6. het leveren van apomictische nakomelingen na bestuiving van een sexuele plant (2n 36) met pollen van een hexaploïde apomict (2n 54). De geslachtelijke voortplanting van de tetraploïde planten (2n 36) wijkt af van de situatie bij H. aurantiacum, waar tetraploïde planten ook apomictisch zijn (SKALINSKA, 1971, 1973). De functionaliteit van het pollen van apomicten kon duidelijk worden aangetoond. Dat variabiliteiten voortplantingswijze zeer nauw samenhangenblijkt wel uit de taxonomische behandeling van de drie bestudeerde soorten: Zahn onderscheidde talloze subspecies bij H. pilosella, doch veel minder bij de soorten H. hoppeanum en H. peleterianum. De soort H. pilosella kan via recombinatiebij geslachtelijke voortplanting genetisch divers nakomelingschap opleveren, doch sterk heterozygote planten vrijwaren van uitsplitsing doorapomictische voortplanting. Het onderzoek zal nog verder moeten worden voortgezet.de ontstaanswijze van planten met het chromosoomaantal2n63 is nog altijd probleem. Ook de eventueel aanwezige verschillen in oecologische preferentie van de sexuele en apomictische planten vormen een nog nader uit te werken een aspect. Een blik op de kaartjes van Schiermonnikoog en Vlieland laat zien dat hier interessante onderzoeksmogelijkheden liggen. Hettaxonomisch onderzoek aan vele apomictische taxa en hun vaak talloze intraspecifieke varianten is gedurendevelejaren op uitnemendewijze doorvan Soest verricht. Als experimenteel systematicus primair geïnteresseerd zijnde in de mechanismen die achter deze enorme variabiliteit schuil gaan, meende ik er goed aan te doen door in deze feestbundel op deze gecompliceerde achtergrond te wijzen. Dat de problemen hier niet eenvoudiger liggen dan op het vlak van de classificatie staat wel vast. Literatuur GADELLA, T. W. J., Biosystematic studies in Hieracium pilosella L. and some related speciesofthe subgenus Pilosella.Bot. Not. 125, p SELL, P. D. &. C. WEST, Hieracium L in Flora Europaea IV, p SKALINSKA, M Experimental and embryological studiesin Hieracium aurantiacum L. ActaBiol. Cracov. 14, p , Further studies in facultative apomixis of Hieracium aurantiacum L. Acta Biol. Cracov. 16, p TURESSON, G. & B., Experimental studies in Hieracium pilosella L. I. Reproduction, chromosome number and distribution. Hereditas 46, p Summary In three species (Hauptarten sensu Zahn) of the subgenus Pilosella the following chromosome numbers were found: H. peleterianum (2n 18),H. hoppeanum (2n 18),and H.pilosella (2n 18, 36, 45, 54, 63). Hybrids between H. hoppeanum and H. peleterianum on the one hand and H. pilosella (2n 36) on the other, were triploid and completely sterile. The diploids and tetraploids proved to be amphimictic and selfincompatible. The higher polyploids turned out to be apomictic. In one case the pollination of a hexaploid plant with pollen of another hexaploid led, in additionto purely maternal sisterplants, toa single apomictic enneaploid(2n 81). In another case the summation ofthe chromosomes of an unreduced egg cell of a heptaploid(2n 63) plant and those of a reduced pollengrain(n 27)ofa hexaploidplant led to a single apomictic decaploid (2n 90) plant. These high polyploids werenot found innatural populations. Pollinationof a sexual tetraploidplant with pollen of anapomictic hexaploid led to the formation of apomictic pentaploids. 165
soortscomplexen het verschijnsel apomixis geaccentueerd amphimictische voortplanting apoamphimicten. planten met zowel apoals
Enige opmerkingen over Hieracium pilosella L. in Nederland door Th.W.J. Gadella en E. Kliphuis (Instituut voor Systematische Plantkunde, Utrecht) Inleiding Het een zeer groot aantal soorten en ondersoorten
Inleiding. pilosella L. rekenden en die gekarakteriseerd werden door zeer sterk behaarde bladerenen
Het Schellings havikskruid (Hieracium peleterianum Mérat) door T.W.J. Gadella (Vakgroep Populatie- en Evolutiebiologie, Utrecht) Inleiding In 1966 werd door schrijver dezes en diens echtgenote op Terschelling
populaties komen beide geslachten door elkaar voor, zodat vruchtvorming Onvruchtbaarheid, een vruchtbaar terrein van studie
Onvruchtbaarheid, een vruchtbaar terrein van studie door T.W.J. Gadella (Instituut voor Systematische Plantkunde, Utrecht) JACOBS (1969, 1970) vestigt in een tweetal tijdschriftartikelen de aandacht op
door T.W.J. Gadella Europa, uitvoerige publicatie in Gorteria zal verschijnen, verzameld van inheems materiaal, dat in de 18e
Rorippa palustris (L.) Besser in Nederland door T.W.J. Gadella (Vakgroep Populatie- en Evolutiebiologie, Utrecht) Naar aanleiding van Jonsells uitgebreide studie van het genus Rorippa in NW.- waarover
Inhoud. Voorwoord 5. Trefwoordenlijst 113. Inhoud
Inhoud Voorwoord 5 6 Steeds meer planten! 9 6.1 Geslachtelijke variaties 9 6.2 Van eicel tot zaad 11 6.3 Allemaal gelijk 14 6.4 De juiste behandeling 24 6.5 Verschillende bollen en knollen 28 6.6 Afsluiting
Bloemen. Duinroosje. Bloemen
Duinroosje Bloemtypen. Eén- en tweeslachtige bloemen. Tweeslachtige bloemen. De bloem heeft twee geslachten, d.w.z meeldraden en stampers zitten in één bloem bij elkaar. Eénslachtige bloemen. De bloem
Het onderste deel van de stamper is het vruchtbeginsel. Hierin liggen de eicellen. Na bevruchting groeien hier vruchten.
Bloemen en zaad Voor voortplanting heb je zaad nodig. Maar waar komt zaad vandaan? Om dat te kunnen uitleggen, moet je weten hoe een bloem is opgebouwd en wat bestuiving en bevruchting is. Opbouw van een
Aan de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Mevrouw dr. J.M. Cramer Postbus GX Den Haag
Aan de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Mevrouw dr. J.M. Cramer Postbus 30945 2500 GX Den Haag DATUM 2 juli 2008 KENMERK CGM/080702-01 ONDERWERP Inschaling van handelingen
CGM/ Advies: Inperkingsmaatregelen voor werkzaamheden met genetisch gemodificeerde Taraxacum kok-saghyz
Aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu Mevrouw S.A.M. Dijksma Postbus 20901 2500 EX Den Haag DATUM 23 november 2015 KENMERK ONDERWERP CGM/151123-01 Advies: Inperkingsmaatregelen voor werkzaamheden
Docent: A. Sewsahai KLASSE: 6 VWO
Henry N. Hassankhan Scholengemeenschap Scholen Gemeenschap Lelydorp [HHS-SGL ARTHUR A. HOOGENDOORN ATHENEUM - VRIJE ATHENEUM AAHA Docent: A. Sewsahai KLASSE: 6 VWO Legenda leerstofafbakening: PAARS: OUDE
Evolutie van de generatiewisseling
Evolutie van de generatiewisseling Oefen- en zelftoetsmodule bij hoofdstukken 29 en 30 van Campbell november 2006 Introductie Met behulp van dit zelfstudie-onderdeel oefen je de termen en begrippen die
Aan de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Mevrouw dr. J.M. Cramer Postbus GX Den Haag
Aan de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Mevrouw dr. J.M. Cramer Postbus 30945 2500 GX Den Haag DATUM 26 november 2007 KENMERK CGM/071126-02 ONDERWERP Advies inschaling
Bij mensen is er gemiddeld één jongen op één meisje. Wellicht is
Nederlandse samenvatting Bij mensen is er gemiddeld één jongen op één meisje. Wellicht is dit het logische gevolg is van Mendelse overerving. Vrouwen hebben het genotype XX, mannen het genotype XY en een
Alsemambrosia Ambrozijn Ambrosia artemisiifolia
Alsemambrosia Ambrozijn Ambrosia artemisiifolia Een exoot PlantenWerkGroup Scousele Sonja Reps 11/10/2017 2 Beschrijving: Alsemambrosia is een éénjarige plant die pas sinds 1875 voor het eerst in ons land
Samenvattingen. Samenvatting Thema 4: Erfelijkheid. Basisstof 1. Basisstof 2. Erfelijke eigenschappen:
Samenvatting Thema 4: Erfelijkheid Basisstof 1 Erfelijke eigenschappen: - Genotype: o genen liggen op de chromosomen in kernen van alle cellen o wordt bepaald op moment van de bevruchting - Fenotype: o
Bestuivingsinformatie
Bestuivingsinformatie Aardbei Fragaria vesca Familie Ode: Rosales Familie: Rozenfamilie, Rosace. Geslacht: Frigaria Biotoop en bodem: De aardbei prefereert een zonnige standplaats op vochtige vruchtbare
Evolutie van het Melkviooltje en verwanten door hybridisatie en polyploïdie
Evolutie van het Melkviooltje en verwanten door hybridisatie en polyploïdie De systematiek is de wetenschap binnen de biologie die zich bezighoudt met inventariseren, identificeren van de verwantschapsrelaties
experimenteel-systematisch onderzoek zijn lokale populaties populaties jaren
De dotterbloemin Nederland door Petra+G. Smit (Instituut voor Systematische Plantkunde, Utrecht) De polymorfe soort Caltha palustris L. vertoont niet alleen grote morfologische variatie, doch is ook in
3 Rundveefokkerij Melkproductiecontrole Selectie Fokwaardeschatting Inseminatieplannnen 69 3.
Inhoud Voorwoord 5 Inleiding 6 1 Veiligheidsvoorschriften 9 1.1 Genen en hun vererving 9 1.2 Genotype en fenotype 14 1.3 Erfelijke gebreken 18 1.4 Genfrequenties 25 1.5 Afsluiting 27 2 Fokmethoden 28 2.1
CGM/ Advies Inperkingsmaatregelen voor werkzaamheden met genetisch gemodificeerde Geranium robertianum en Geranium pyrenaicum
Aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu Mevrouw W.J. Mansveld Postbus 20901 2500 EX Den Haag DATUM 18 mei 2015 KENMERK ONDERWERP CGM/150518-01 Advies Inperkingsmaatregelen voor werkzaamheden
HAVO 5 Begrippenlijst Erfelijkheid allel Allelen zijn verschillende vormen van een gen. Zij liggen in homologe chromosomen op precies dezelfde
HAVO 5 Begrippenlijst Erfelijkheid allel Allelen zijn verschillende vormen van een gen. Zij liggen in homologe chromosomen op precies dezelfde plaats. Allelen coderen voor dezelfde eigenschap bijvoorbeeld
Oefen Repetitie thema Erfelijkheid
Oefen Repetitie thema Erfelijkheid Als er geen punten bij een vraag staan, dan is die vraag 1 punt waard. Onderdeel A: waar of niet waar? 1. Een zichtbare eigenschap maakt deel uit van het fenotype van
Samenvatting Erfelijkheid Vmbo 3a Biologie voor Jou. Erfelijke informatie ligt in de celkern in de chromosomen. Chromosomen bestaan weer uit DNA.
Samenvatting Erfelijkheid Vmbo 3a Biologie voor Jou 4.1 Fenotype Genotype = waarneembare eigenschappen van een individu = de erfelijke informatie in het DNA Genotype + milieufactoren = fenotype Erfelijke
De volgende vragen testen je kennis van de meest voorkomende vaktermen in de klassieke genetica. Welk woord ontbreekt in de volgende zinnen?
Populatiegenetica Versie 2006-2007 Vragen bij COO Belangrijke begrippen De volgende vragen testen je kennis van de meest voorkomende vaktermen in de klassieke genetica. Welk woord ontbreekt in de volgende
Oplossingen Biologie van 2000
www. Oplossingen Biologie van 2000 Disclaimer: Alle uitwerkingen zijn onder voorbehoud van eventuele fouten. Er is geen enkele aansprakelijkheid bij de auteur van deze documenten. Vraag 1 Om deze vraag
Ongeslachtelijke voortplanting vmbo-b34
Auteur Laatst gewijzigd Licentie Webadres VO-content 12 juli 2016 CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie https://maken.wikiwijs.nl/73623 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs
(Vakgroep Populatie- en Evolutiebiologie, Utrecht)
Ornithogalum umbellatum L. O. en divergens Bor. in Nederland door Th.W.J. Gadellaen L.W.D. van Raamsdonk (Vakgroep Populatie- en Evolutiebiologie, Utrecht) Van het geslacht Ornithogalum L. (Liliaceae)
Antwoorden Biologie Planten
Antwoorden Biologie Planten Antwoorden door een scholier 1287 woorden 21 december 2006 6,9 97 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Opdracht 1 1. Als een deel van een individu uitgroeit
(Stratiotes. Vruchtzetting en zaadproductie. in Nederland. aloides L.) Werkgroep Milieubiologie, K. U. Nijmegen,Toernooiveld, 6525 ED Nijmegen)
Vruchtzetting en zaadproductie van Krabbescheer (Stratiotes aloides L.) in Nederland A. Smolders A.H.N. van Duynhoven & J.G.M. Roelofs (Vakgroep Oecologie, Werkgroep Milieubiologie, K. U. Nijmegen,Toernooiveld,
4 HAVO thema 4 Erfelijkheid EXAMENTRAINER OEFENVRAGEN
Examentrainer Vragen Karyogrammen In afbeelding 1 zijn twee karyogrammen weergegeven. Deze karyogrammen zijn afkomstig van een eeneiige tweeling. Het ene kind is van het mannelijk geslacht zonder duidelijke
2 Voortplanten met organen Bouw en werking van geslachtsorganen Werking van geslachtshormonen Afsluiting 31
Inhoud Voorwoord 5 Inleiding 6 1 Voortplanten van genen 9 1.1 Genetica 9 1.2 Kruisingen 13 1.3 Crossing-over en mutatie 16 1.4 Erfelijkheid en praktijk 17 1.5 Inteelt en inteeltdepressie 21 1.6 Afsluiting
Slide 1. Hybride rassen. Voor- en nadelen. Clemens van de Wiel, Jan Schaart & Bert Lotz
Slide 1 Hybride rassen Voor- en nadelen Clemens van de Wiel, Jan Schaart & Bert Lotz Slide 2 Hybride rassen Hybride (F1) rassen standaard in tal van gewassen Akkerbouw: maïs, suikerbiet, koolzaad Groenten:
Mitose is een ander woord voor gewone celdeling. Door gewone celdeling blijft het aantal chromosomen in lichaamscellen gelijk (46 chromosomen).
Samenvatting door M. 1493 woorden 28 februari 2014 5 5 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Genotype en fenotype Veel eigenschappen zijne erfelijk. Je hebt deze eigenschappen geërfd van
De fertiele vorm van het Speenkruid, Ranunculus ficaria L. ssp. ficaria, nieuw voor Nederland
felle zonnestralen (med. resp. de heer C. Riemslag ambtenaar SBB. en de heer F. Hendriks). Ook op Walcheren was deze uit Zuid-Europa afkomstige trekker algemeen; de dieren zaten het meest 's avonds op
Cursus natuurgids LES 2 : PLANTEN DETERMINEREN
Cursus natuurgids LES 2 : PLANTEN DETERMINEREN 2. Planten determineren, hoe doe je dat? 2.1. Vegetatieve kenmerken 2.2. Voortplantingskenmerken 2.3. APG-indeling en praktische benadering 2.4. Tot slot
LES 2 : PLANTEN DETERMINEREN
Cursus natuurgids LES 2 : PLANTEN DETERMINEREN 2. Planten determineren, hoe doe je dat? 2.1. Vegetatieve kenmerken 2.2. Voortplantingskenmerken 2.3. APG-indeling en praktische benadering 2.4. Tot slot
Voortplanting bij planten
Voortplanting bij planten Opdracht 1 1. Wanneer spreken we van ongeslachtelijke voortplanting? 2. Een uitloper en een wortelstok zijn beide stengels waaraan jonge planten ontstaan. Wat is het verschil
Aan de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Mevrouw dr. J.M. Cramer Postbus GX Den Haag
Aan de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Mevrouw dr. J.M. Cramer Postbus 30945 2500 GX Den Haag DATUM 23 juni 2008 KENMERK CGM/080623-02 ONDERWERP Inschaling van handelingen
Van Nico van Hove en Niek Spronsen. Begeleider: Dhr. Van Piekeren
Van Nico van Hove en Niek Spronsen. Begeleider: Dhr. Van Piekeren Inhoudsopgave: Uitleg begrippen Inleiding Plan van aanpak Werkwijze Het onderzoek De resultaten Conclusie/discussie Uitleg begrippen, termen
Biologie 1997 Augustus
www. Biologie 1997 Augustus Vraag 1 In de onderstaande tekening is de elektronenmicroscopische afbeelding van een cel van een traanklier van een mens weergegeven. Het afgescheiden traanvocht bevat een
CGM/ Advies: Ontwikkelingsstadia en levensvatbaarheid hybride planten
BEZOEKADRES: A. VAN LEEUWENHOEKLAAN 9 3721 MA BILTHOVEN POSTADRES: POSTBUS 578 3720 AN BILTHOVEN Aan de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Mevrouw J.C. Huizinga-Heringa
Paragraaf Homologe chromosomen
Paragraaf Homologe chromosomen Opbouw: Lees de les op biologielessn.nl over homologe chromosomen goed door. Maak de onderstaande vragen van deze bladzijde. Reproductie vragen: 1. Wat zijn homologe chromosomen?
Insectenbloemen worden dus alleen door bijen bezocht. Hieronder zie je een cartoon waarin beide soorten bloemen zijn afgebeeld.
Les 3: de bij en de bloem (deel 1) De vorige lessen heb je veel geleerd over de bouw van de bij. Zo heb je goed naar zijn kop en poten gekeken. Door het tekenen weet je nu hoe de bij in elkaar zit en je
Voortplanting. Lesbrief. Werkgroep Schoolactiviteiten. I.V.N. afd.hengelo. Tel. O74 2770390
Voortplanting Lesbrief Werkgroep Schoolactiviteiten I.V.N. afd.hengelo Tel. O74 2770390 1 Deze lesbrief wordt U aangeboden door het I.V.N. afd. Hengelo Voortplanting = zorgen voor jonge planten A. Inleiding
Over paarse en witte Smeerwortels
nuari 1968. Deze vogel werd, behalve door WV. Rubers en mij, ook door de heren F. Alleijn en H. Reeze gezien. Tot dusverre de laatste duikerwaarneming heeft eveneens betrekking op een Parelduiker. J. H.
Advies: Inperkingsmaatregelen voor werkzaamheden met gg-tagetes erecta en gg-tagetes patula
Aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu Mevrouw S.A.M. Dijksma Postbus 20901 2500 EX Den Haag DATUM 07 november 2016 KENMERK ONDERWERP CGM/161107-01 Advies: Inperkingsmaatregelen voor werkzaamheden
PLANTEN VOORTPLANTING
. PLANTEN VOORTPLANTING Voortplanting - Ongeslachtelijke voortplanting nakomelingen komen van 1 ouderplant * natuurlijke manieren * kunstmatige manieren - Geslachtelijke voortplanting uitwisseling van
PLANTEN. Basis maakt de vragen 1 t/m 35. Voor iedere vraag kan 1 punt behaald worden
BK402: PLANTEN Basis maakt de vragen 1 t/m 35. Voor iedere vraag kan 1 punt behaald worden Kader maakt de vragen 1 t/m 45. Voor iedere vraag kan 1 punt behaald worden Beantwoord de volgende vragen. 1 Een
kijken; de tocht bracht een Op 10 mei 1966maakte ik met de heren P. A. Bakker, C. Boot enchr. van Leeuwen Taraxacum euryphyllum door
Taraxacum euryphyllum (Dahlst.) Christ. in Nederland door J.L. van Soest ('s-gravenhage) Op 10 mei 1966maakte ik met de heren P. A. Bakker, C. Boot enchr. van Leeuwen een excursie naar de reservaten op
Inhoud. Voorwoord 5. Mag ik u een paar vragen stellen? 6
Inhoud Voorwoord 5 Mag ik u een paar vragen stellen? 6 9 Steeds meer planten! 13 9.1 Geslachtelijke variaties 13 9.2 Van eicel tot zaad 16 9.3 Allemaal gelijk 20 9.4 De juiste behandeling 27 9.5 Verschillende
Antwoorden door een scholier 1825 woorden 28 februari keer beoordeeld
Antwoorden door een scholier 1825 woorden 28 februari 2005 6 511 keer beoordeeld Vak Biologie Biologie Thema 5 Opdracht 1 1. Het uiterlijk is een fenotype van een organisme. 2. Alle erfelijke informatie
Inleiding tot het geslacht Taraxacum in Nederland
Inleiding tot het geslacht Taraxacum in Nederland door A.A. Sterk (Vakgroep Bijzondere Plantkunde, Universiteit van Amsterdam) Particularly in those genera that combine polyploidy with asexual reproduction
Erfelijkheid. Examen VMBO-GL en TL. biologie CSE GL en TL. Bij dit examen hoort een bijlage.
Examen VMBO-GL en TL Erfelijkheid biologie CSE GL en TL Bij dit examen hoort een bijlage. Dit examen bestaat uit 26 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 30 punten te behalen. Voor elk vraagnummer staat
Samenvatting Planten VMBO 4a Biologie voor Jou
Samenvatting Planten VMBO 4a Biologie voor Jou 2.1 Ongeslachtelijke voortplanting = voortplanting waarbij geen bevruchting plaats vindt; hierbij groeit een stukje van de volwassen plant uit tot een nieuwe
Ongeslachtelijke voortplanting: een deel van een organisme groeit uit tot een nieuw organisme
Samenvatting Thema 2: Planten Basisstof 1 Ongeslachtelijke voortplanting: een deel van een organisme groeit uit tot een nieuw organisme - Gebeurt door mitose (gewone celdeling) - Alle nakomelingen hebben
Het leven duurt niet eeuwig
Het leven duurt niet eeuwig Alle levende wezens verouderen en vroeg of laat sterven ze. Sterven kan door een natuurlijke dood, opgegeten worden of een andere gebeurtenis. Doorheen de evolutie hebben alle
Bouw zaadplanten. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.
Auteur VO-content Laatst gewijzigd 16 December 2016 Licentie CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie Webadres http://maken.wikiwijs.nl/87623 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs Maken van Kennisnet.
Jongetje of meisje? hv12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.
Auteur VO-content Laatst gewijzigd 24 October 2016 Licentie CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie Webadres http://maken.wikiwijs.nl/62534 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs Maken
t Saet kruipt waar het niet gaan kan Research en DNA technieken
t Saet kruipt waar het niet gaan kan Research en DNA technieken Organisatie Bejo Zaden BV Veredeling vollegrond Veredeling fruit crops Onderzoek Zaadteelt & vermeerdering Productie & verwerking Verkoop
Voortplanting bij bloemplanten. Volledige naam: Nummer: Klas:
Voortplanting bij bloemplanten Volledige naam: Nummer: Klas: 1. Bouw van de volkomen bloem Hoeveel verschillende onderdelen merk je op per bloem?... Hoeveel verschillende soorten bladeren zijn er aanwezig?...
Monohybride en dihybride kruisingen vmbo-kgt34
Auteur VO-content Laatst gewijzigd Licentie Webadres 19 July 2016 CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie http://maken.wikiwijs.nl/63372 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijsleermiddelenplein.
Thema 3b Voortplanting. Wereldoriëntatie L6
Wereldoriëntatie L6 Les 1 Instandhouding van de soort. p. 3 1. Alle levende wezens zijn opgebouwd uit cellen. Vul de woorden celkern, celvloeistof en celwand correct aan. 2. Vul de tekst aan. In elke
Samenvatting Thema 5 Planten Brugklas Nectar
Samenvatting Thema 5 Planten Brugklas Nectar 5.1 4 organen van de plant: Wortels o Opnemen water met voedingsstoffen (mineralen) o Stevigheid o Opslag van reservestoffen Stengel o o Transport van water
De zaak Parnassia in Drenthe
De zaak Parnassia in Drenthe risico s van hulp bij lange afstandsverspreiding Gerard Oostermeijer Annie Vos Ben Hoentjen Hans Dekker Karin Uilhoorn Loekie van Tweel Rob Bregman Harry Offringa Willem van
Samenvatting. Samenvatting
Samenvatting Samenvatting 151 Inleiding Samenvatting De meeste eukaryote meercellige organismen planten zich seksueel voort. Dit betekent dat ze gameten produceren, bijvoorbeeld eicellen en sperma, via
Karakterisatie van stammen van de aardappelziekte in Wallonië (2014)
Karakterisatie van stammen van de aardappelziekte in Wallonië (2014) V. César (CRA-W) Samenvatting Het Waals onderzoekscentrum voor de landbouw onderzoekt sinds 1999 de populaties van de aardappelplaag.
Handleiding Zaadvermeerdering en Selectie. Algemene grondslagen
Handleiding Zaadvermeerdering en Selectie Algemene grondslagen Edwin Nuijten Marjolein Tiemens- Hulscher 2014 Gefinancierd door: 2014 Louis Bolk Instituut Handleiding Zaadvermeerdering en Selectie - Algemene
Vijko P.A. Lukkien & Pipasi Jeurissen (Universiteit Utrecht, Faculteit Biologie, Postbus 80084, 3508 TB Utrecht;
Aantekeningen over de ontstaansgeschiedenis van de bastaard van de Kruldistel (Carduus crispus L.) en de Knikkende distel (Carduus nutans L.) op Schiermonnikoog Vijko P.A. Lukkien & Pipasi Jeurissen (Universiteit
Handleiding Pawpeds Deel 3
Handleiding Pawpeds Deel 3 Landcodes We proberen te informeren over het land waarin de dieren werden geboren en waar ze nu wonen. Dit wordt weergegeven in de stambomen en gelijst zoals bijvoorbeeld US/DE,
Eindexamen biologie vwo I
Eendagshaantjes In de pluimveehouderij worden in Nederland jaarlijks tientallen miljoenen eendagshaantjes gedood. Dit cijfer is te vinden in het rapport Alternatieven voor doding van eendagskuikens, in
A c. Dutch Summary 257
Samenvatting 256 Samenvatting Dit proefschrift beschrijft de resultaten van twee longitudinale en een cross-sectioneel onderzoek. Het eerste longitudinale onderzoek betrof de ontwikkeling van probleemgedrag
CGM/ Advies: inschaling van werkzaamheden met gg-aardappel Solanum tarijense
BEZOEKADRES: A. VAN LEEUWENHOEKLAAN 9 3721 MA BILTHOVEN POSTADRES: POSTBUS 578 3720 AN BILTHOVEN Aan de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Mevrouw J.C. Huizinga-Heringa
3. Eén gen kan vele allelen hebben. Hoeveel allelen van één gen heeft ieder individu?
Genetica Vragen bij hoofdstuk 13, 14 en 15 van 'Biology', Campbell, 7e druk Versie 2006 2007 Theorie 1. Hoe noemt men een plant die raszuiver is voor een bepaalde eigenschap? 2. Hoe noemt men planten met
Aan de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Mevrouw dr. J.M. Cramer Postbus GX Den Haag
Aan de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Mevrouw dr. J.M. Cramer Postbus 30945 2500 GX Den Haag DATUM 30 september 2008 KENMERK CGM/080930-03 ONDERWERP Inschaling van
Voortplanting bij zaadplanten vmbo-kgt34
Auteur VO-content Laatst gewijzigd 08 April 2016 Licentie CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie Webadres http://maken.wikiwijs.nl/63368 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijsleermiddelenplein.
Celdeling vmbo-kgt12. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.
Auteur VO-content Laatst gewijzigd 14 July 2016 Licentie CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie Webadres http://maken.wikiwijs.nl/62460 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs Maken van Kennisnet.
Juli blauw Biologie Vraag 1
Biologie Vraag 1 Bij bijen komt parthenogenese voor. Dit is de ontwikkeling van een individu uit een onbevruchte eicel. Bij bijen ontstaan de darren (mannelijke bijen) parthenogenetisch. De koningin en
Juli geel Biologie Vraag 1
Biologie Vraag 1 Bij bijen komt parthenogenese voor. Dit is de ontwikkeling van een individu uit een onbevruchte eicel. Bij bijen ontstaan de darren (mannelijke bijen) parthenogenetisch. De koningin en
Antwoorden Biologie Thema 4
Antwoorden Biologie Thema 4 Antwoorden door een scholier 2182 woorden 18 januari 2005 7 433 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Opdracht 1 1 In de chromosomen zit de informatie voor
ROEFSTATION VOOR DE GROENTEN- EN FRUITTEELT ONDER GLAS, De invloed van het Lycopersicum virus op de stuifmeelvorming
eb Bibliotheek Proefstation Naaldwijk â A 05 R 22 ROEFSTATION VOOR DE GROENTEN- EN FRUITTEELT ONDER GLAS, E NAAIDWIJK. De invloed van het Lycopersicum virus op de stuifmeelvorming en kieming van tomaat.
Voorplanting bij zaadplanten vmbo-b34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie. https://maken.wikiwijs.nl/73622
Auteur VO-content Laatst gewijzigd 13 juli 2016 Licentie CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie Webadres https://maken.wikiwijs.nl/73622 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs
Biologie (jaartal onbekend)
Biologie (jaartal onbekend) 1) Bijgevoegde fotografische afbeelding geeft de elektronenmicroscopische opname van een organel (P) van een cel. Wat is de belangrijkste functie van dit organel? A. Het transporteren
HAPTE CHAP SAMENVATTING
HAPTE CHAP Wanneer voortplanting tussen individuen van verschillende soorten, maar ook van verschillende populaties wordt voorkómen, noemen we dit reproductieve isolatie. Reproductieve isolatie speelt
JAARPLAN NATUURWETENSCHAPPEN tweede jaar
JAARPLAN NATUURWETENSCHAPPEN tweede jaar DEEL 1 Organismen vormen een levensgemeenschap Hoofdstuk 1 Voedselrelaties Hoofdstuk 2 Foto DEEL 2 Organismen planten zich voort Hoofdstuk 1 Voortplanting bij bloemplanten
De teelt van zonnebloemen
De teelt van zonnebloemen De zonnebloem heeft als wetenschappelijke naam: Helianthus annuus. Deze naam komt van de Griekse woorden voor zon (helios) en bloem (anthos). De plant behoort tot de grote familie
Dan is de waarde van het recessieve allel q dus 0,87, vanwege het feit dat p + q = 1.
Opgave 1: Wet van Hardy-Weinberg Een populatie van 10.000 individuen voldoet wat betreft de onderlinge voortplanting aan de voorwaarden, genoemd in de wet van Hardy-Weinberg. Van deze populatie is bekend
Klonen van dieren. Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
Klonen van dieren Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie 2 Klonen van dieren Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie I: Wat is klonen? Klonen is het ongeslachtelijk voortplanten
Voorplanting bij zaadplanten vmbo-b34
Auteur Laatst gewijzigd Licentie Webadres VO-content 13 july 2016 CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie https://maken.wikiwijs.nl/73622 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs van
indeling bleef gezaghebbend tot de laatste eeuwwisseling. Het was ook het uitgangspunt
Classificatie en sexualiteit bij Taraxacum door A.A. Sterk en J.C.M. den Nijs (Vakgroep Bijzondere Plantkunde, Amsterdam) I. Inleiding Lange tijd is gedacht dat het geslacht Taraxacum soortenarm en eenvormig
VOORTPLANTINGSORGANEN EN ONTWIKKELING VAN EEN EMBRYO BIJ PLANTEN NADER BEKEKEN
67 VOORTPLANTINGSORGANEN EN ONTWIKKELING VAN EEN EMBRYO BIJ PLANTEN NADER BEKEKEN Michel Asperges Dr. M. Asperges is vrijwillig medewerker biologie aan het Centrum voor Milieukunde van de Universiteit
Bijen en bestuiving in de fruitteelt bij open teelten
Bijen en bestuiving in de fruitteelt bij open teelten ABTB ANI LLTB ZLTO VBBN Bijen en bestuiving van fruit bij open teelten Bloei, bestuiving en bevruchting spelen een essentiële rol bij de vorming van
Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, september 2008
Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, 25-26 september 2008 - Wim Giesen, 2 oktober 2008 25-26 september is een bezoek gebracht aan de mitigatielocaties op Tholen (Dortsman Noord en Krabbenkreek Zuid),
Nederlandse samenvatting
138 Uitstel van ouderschap De positie van de vrouw in de westerse maatschappij is de laatste tientallen jaren fundamenteel veranderd. Vrouwen zijn hoger opgeleid dan vroeger en werken vaker buitenshuis.
Pecan en Hickorynoten
Pecan en Hickorynoten Noordelijke pecannoten (Carya illinoinensis) en Hickorynoten Noordelijke pecenrassen zijn deels spontaan ontstane variëteiten en door de mens gemaakte selecties,de meeste noordelijke
Let er op dat je voor iedere vraag een uitwerking maakt met kruisingsschema en/of berekening.
Week Thema Onderwerp Datum 43 3 Basisstof 1 t/m 4 23/10 28/10 44 3 Basisstof 1 t/m 4 31/10 4/11 45 7/11 11/11 Basisstof 5 t/m 7 bespreken 3 Basisstof 5 t/m 7 bespreken Verrijkingsstof 1 Herhalen en bespreken
De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 15 december 2015. Beste natuurliefhebber/-ster,
De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 15 december 2015 Beste natuurliefhebber/-ster, De dag begon mistig en op meerdere plaatsen bleef de mist de hele dag hangen. Gelukkig scheen in Beijum de zon. Doordat
6,1. Samenvatting door een scholier 1949 woorden 7 februari keer beoordeeld. Biologie voor jou
Samenvatting door een scholier 1949 woorden 7 februari 2011 6,1 46 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Basisstof 1: chromosomen Chromosomen: komen voor in een celkern bevindt zich de
Inhoud les 2. Afwijkingen van wetten van Mendel Polyploïdie. Autopolyploïden Allopolyploïden. les 2 Populatie- en kwantitatieve genetica 1
Inhoud les 2 Afwijkingen van wetten van Mendel Polyploïdie Autopolyploïden Allopolyploïden genetica 1 Schijnbare afwijkingen van Wetten van Mendel Certatie: letterlijk wedstrijd (tussen pollenkorrels).
Rasbeschrijving Variety Description. Strong Gold Donker Rood met Gele Rand Breeder's reference Holland Bolroy Markt B.V., HEILOO, NL Applicant
Rasbeschrijving Variety Description 1. Verwijsnummer rapporterende autoriteit TLP2276 Reference number reporting authority 2. Verwijsnummer opdrachtgevende autoriteit Reference number requesting authority
hoofdjes, dat langer is dan deze (Rijksherbarium, Leiden) Bij het gereedmaken van het verspreidingskaartje van Filago pyramidata L.
De Filago vulgaris-groep in Nederland door F. Adema (Rijksherbarium, Leiden) Bij het gereedmaken van het verspreidingskaartje van Filago pyramidata L. voor de Atlas van de Nederlandse Flora (MENNEMA, 1976)