Gebieden voor oppervlaktedelfstoffenwinning

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Gebieden voor oppervlaktedelfstoffenwinning"

Transcriptie

1 ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Gebieden voor oppervlaktedelfstoffenwinning Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI Bijlage III: toelichtingsnota tekst

2 ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Gebieden voor oppervlaktedelfstoffenwinning Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI de ontwerper Luc Moors Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van houdende de voorlopige vaststelling van het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor de Gebieden voor oppervlaktedelfstoffenwinning: Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI. de minister-president van de Vlaamse regering de Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport Kris Peeters Philippe Muyters

3 1 Inhoudsopgave 1 Inhoudsopgave Inleiding Doelstellling, reikwijdte en detailleringsgraad van het plan Toelichting bij het plan Relatie met het Ruimtelijk Structuurplan Het informatief gedeelte Het richtinggevend gedeelte De planningsprocessen voor de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur De planningsprocessen voor afbakening van regionaalstedelijke gebieden De planningsprocessen voor afbakening van kleinstedelijke gebieden Relatie met het decreet betreffende de oppervlaktedelfstoffen Relatie met het Algemeen Oppervlaktedelfstoffenplan Relatie met het Bijzonder Oppervlaktedelfstoffenplan Alluviale klei van Schelde- en Maasbekken en Polderklei Relatie met gemeentelijke en provinciale ruimtelijke structuurplannen Provinciale structuurplannen Gemeentelijke structuurplannen Globale verantwoording ontwikkelingsperspectieven vanuit het BOD Inleiding Ruimtelijk kwalitatieve uitgangspunten Kenmerken van de oppervlaktedelfstoffenzone (BOD, p.28 e.v.) Gebiedspecifieke verantwoording ontwikkelingsperspectieven BOD Ruimtelijke afweging van de locatievoorstellen Verantwoording voor het schrappen van (delen van) ontginningsgebieden Vertaling ontwikkelingsperspectieven BOD naar een gewestelijk RUP Indeling van de ontwikklingsperspectieven per locatie Overzichtstabel Indeling in deelplannen Bepaling contour locatievoorstellen Bepaling herbestemming en nabestemming Aanwezigheid buurtwegen Milieuverklaring Plan-MER Watertoets en passende beoordeling Ruimtelijk Veiligheidsrapport (RVR) Ruimtelijke vertaling milderende maatregelen vanuit het plan-mer...33 Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 2

4 5 Toelichting bij deelplan 1: Zones Eine en Rijtmeersen 2 (Oudenaarde) Bestaande feitelijke en juridische toestand Globale situering en gebiedsomschrijving Overzicht bestaande feitelijke en juridische toestand Visie en gewenst ontwikkelingsperspectief Ruimtelijke afweging volgens BOD (p.100 ev) Ruimtelijke visie en gewenst ontwikkelingperspectief vanuit lokaal niveau Afgewogen ruimtelijke visie en gewenst ontwikkelingsperspectief Voorgestelde herbestemming en op te heffen voorschriften Toelichting bij deelplan 2: Zone Normandië (Wortegem-Petegem) Bestaande feitelijke en juridische toestand Globale situering en gebiedsomschrijving Overzicht bestaande feitelijke en juridische toestand Visie en gewenst ontwikkelingsperspectief Ruimtelijke afweging volgens BOD (p.100 ev) Ruimtelijke visie en gewenst ontwikkelingperspectief vanuit lokaal niveau Afgewogen ruimtelijke visie en gewenst ontwikkelingsperspectief Voorgestelde herbestemming en op te heffen voorschriften Toelichting bij deelplan 3: Zone Snaaskerkepolder (Gistel) Bestaande feitelijke en juridische toestand Globale situering en gebiedsomschrijving Overzicht bestaande feitelijke en juridische toestand Visie en gewenst ontwikkelingsperspectief Ruimtelijke afweging volgens BOD Ruimtelijke visie en gewenst ontwikkelingperspectief vanuit lokaal niveau Afgewogen ruimtelijke visie en gewenst ontwikkelingsperspectief Voorgestelde herbestemming en op te heffen voorschriften Toelichting bij deelplan 4: Zone Stuivekenskerke (Diksmuide) Bestaande feitelijke en juridische toestand Globale situering en gebiedsomschrijving Overzicht bestaande feitelijke en juridische toestand Visie en gewenst ontwikkelingsperspectief Ruimtelijke afweging volgens BOD Ruimtelijke visie en gewenst ontwikkelingperspectief vanuit lokaal niveau Afgewogen ruimtelijke visie en gewenst ontwikkelingsperspectief Voorgestelde herbestemming en op te heffen voorschriften Toelichting bij deelplan 5: Zones Zwarte Sluis en Hoeke Steenbakkerij () Bestaande feitelijke en juridische toestand...54 Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 3

5 9.1.1 Globale situering en gebiedsomschrijving Overzicht bestaande feitelijke en juridische toestand Visie en gewenst ontwikkelingsperspectief Ruimtelijke afweging volgens BOD Ruimtelijke visie en gewenst ontwikkelingperspectief vanuit lokaal niveau Afgewogen ruimtelijke visie en gewenst ontwikkelingsperspectief Voorgestelde herbestemming en op te heffen voorschriften Ruimtebalans Vertaling naar verordenende stedenbouwkundige voorschriften...58 Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 4

6 Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 5

7 2 Inleiding Voorliggend document is een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan in de zin van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Een ruimtelijk uitvoeringsplan bevat (Art van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening): - een grafisch plan dat aangeeft voor welk gebied of welke gebieden het plan van toepassing is; - de bijhorende stedenbouwkundige voorschriften inzake de bestemming, de inrichtingen en/of het beheer, en, desgevallend de normen, vermeld in artikel en van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid; - een weergave van de feitelijke en juridische toestand; - de relatie met het ruimtelijk structuurplan of de ruimtelijke structuurplannen waarvan het een uitvoering is; - in voorkomend geval, een zo limitatief mogelijke opgave van de voorschriften die strijdig zijn met het ruimtelijk uitvoeringsplan en die opgeheven worden; - in voorkomend geval, een overzicht van de conclusies van (a) het planmilieueffectenrapport, (b) de passende beoordeling, (c) het ruimtelijk veiligheidsrapport, (d) andere verplicht voorgeschreven effectenrapporten; - in voorkomend geval, een register, al dan niet grafisch, van de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een planschadevergoeding, vermeld in artikel 2.6.1, een planbatenheffing, vermeld in artikel 2.6.4, of een compensatie, vermeld in boek 6, titel 2 of titel 3, van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid; - in voorkomend geval, een register, al dan niet grafisch, van de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een gebruikerschadecompensatie vermeld in het decreet van 27 maart 2009 houdende vaststelling van een kader voor de gebruikerscompensatie bij bestemmingswijzigingen, overdrukken en erfdienstbaarheden tot openbaar nut. Het grafisch plan (Bijlage I) en de erbij horende stedenbouwkundige voorschriften (Bijlage II) hebben verordenende kracht. De teksten en grafische plannen van de toelichtingsnota (Bijlage III) hebben als dusdanig geen verordenende kracht, maar behouden hun waarde als inhoudelijk onderdeel van het geheel van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. De registers met betrekking tot planschade, planbaten, kapitaal- of gebruikersschadecompensatie hebben slechts een informatief karakter (Bijlage IV). Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 6

8 3 Doelstellling, reikwijdte en detailleringsgraad van het plan Doelstelling van het ruimtelijk uitvoeringsplan is de juridische en ruimtelijke verankering van de ontwikkelingsperspectieven voor de ontginningsgebieden voor de oppervlaktedelfstoffenzone Alluviale klei van Schelde- en Maasbekken en Polderklei. Deze ontwikkelingsperspectieven zijn vastgelegd in het Bijzonder Oppervlaktedelfstoffenplan (BOD) Alluviale klei van Schelde- en Maasbekken en Polderklei zoals goedgekeurd door de beslissing van de Vlaamse Regering van 20 februari De opmaak van een BOD voor elke specifieke delfstof is voorzien in het decreet betreffende de Oppervlaktedelfstoffen. Dit BOD omvat een gebiedsgerichte beleidsvisie ten aanzien van het delfstoffengebieden Alluviale klei van Schelde- en Maasbekken en Polderklei die zoveel mogelijk werd afgestemd met andere beleidsdomeinen. In het bijzonder het conclusiehoofdstuk 10 en de bijbehorende tabellen en kaartmateriaal vormen de basis voor opmaak van voorliggend gewestelijk RUP 1. Om in uitvoering van het Oppervlaktedelfstoffendecreet voldoende ontwikkelingsperspectieven te bieden voor de gebieden behorend tot de delfstoffenzone Alluviale klei van Schelde- en Maasbekken en Polderklei : wordt voor Scheldeklei: - het bestaande ontginningsgebied Scheldekant te Nazareth herbevestigd. Voor de nabestemming: wordt in het BOD een voorstel gedaan; - het bestaande ontginningsgebied Eine te Oudenaarde grotendeels herbevestigd. Voor de nabestemming en voor de bestemming van de te schrappen delen wordt in het BOD een voorstel gedaan. - Rijtmeersen Zone 2 (40.5 ha) te Oudenaarde en Normandië (19.9 ha) te Wortegem-Petegem aangeduid als nieuw ontginningsgebieden. Voor de nabestemming wordt in het BOD een voorstel gedaan. - Voor het nieuw aan te duiden ontginningsgebied Rijtmeersen Zone 2 te Oudenaarde gelden de volgende voorwaarden: - De afvoer van de klei moet via het water gebeuren; - Recreatieve functie van het jaagpad moet behouden blijven; - De project-mer zal bepalen welke milderende maatregelen nodig zijn om de hinder maximaal te beperken en deze dienen strikt toegepast te worden; worden voor Polderklei: - de bestaande ontginningsgebieden Snaaskerkepolder te Gistel en De Keignaert te Oostende grotendeels herbevestigd. Voor de nabestemming en voor de bestemming van de te schrappen delen wordt in het BOD een voorstel gedaan; - de bestaande ontginningsgebieden Stuivekenskerke te Diksmuide (deels), Paddegat te Oudenburg (deels), Hoeke Steenbakkerij te (deels), Robbe Moreelpolder en Jansdijk te Knokke-Heist en Kromme Ader te voorlopig behouden als ontginningsgebied met het oog op het onderliggende zand. Deze gebieden zullen geëvalueerd worden in het bijzonder oppervlaktedelfstoffenplan Zand in West-Vlaanderen. - De bestaande ontginningsgebieden, Westhoek en De Tolpaert te Knokke-Heist en Zwarte Sluis te volledig geschrapt. Plassendalegeleed te Oudenburg was reeds via een BPA geschrapt en 1 Tabel in punt 10.1 in het BOD doet een suggestie voor de nabestemming. De kaarten in punt 10.2 van het BOD leveren een suggestie voor de bestemming van te schrappen ontginningsgebieden. Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 7

9 herbestemd. Voor de bestemming van de te schrappen gebieden wordt in het BOD een voorstel gedaan. worden voor Maasklei: - Geen gebieden aangeduid als ontginningsgebied. Er zijn geen bestaande ontginningsgebieden voor Maasklei en er worden geen nieuwe ontginningsgebieden voor Maasklei aangeduid; - Meer dan ooit opportuniteiten zeer belangrijk. Tot op heden werden deze opportuniteiten enkel gehaald uit de grindwinningsgebieden in de Maasvallei. De ontginning van Maasklei hangt dan ook nauw samen met de verdere ontwikkelingen in verband met de grindwinningen en/of het vinden van andere opportuniteiten. In het bijzonder bevat het goedgekeurde Bijzonder Oppervlaktedelfstoffenplan Alluviale klei van Schelde- en Maasbekken en Polderklei de milieutoets voor de verschillende locaties alsook de contouren van de in het RUP op te nemen locatievoorstellen; dit BOD wordt beschouwd als plan-mer bij voorliggend gewestelijk RUP. Voorliggend RUP zal de daarvoor noodzakelijk bestemmingen en stedenbouwkundige voorschriften vastleggen op perceelsniveau. Hierna zal worden verduidelijkt in hoeverre deze voorstellen ook effectief in voorliggend RUP moeten worden opgenomen of eventueel beter uitgevoerd kunnen worden op andere beleidsniveaus (provincie of gemeente) of binnen andere planningsprocessen (zie overzichtstabel, punt 4.6.1). Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 8

10 Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 9

11 4 Toelichting bij het plan 4.1 Relatie met het Ruimtelijk Structuurplan Het informatief gedeelte Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen duidt achttien zogenaamde ontgrondingsgebieden aan voor Vlaanderen2. Eigen aan elk van de gebieden is de ontginning van een welbepaalde delfstof. Het betreft telkens een clustering van vaak zeer verspreid gelegen ontginningszones die een gelijkaardige structuur en problematiek vertonen. In het BOD dat de basis vormt voor voorliggend RUP worden de cluster van de alluviale klei van Schelde en Maas alsook de cluster van de polderklei onderzocht en afgewogen. De cluster van de alluviale klei van de Schelde is gelegen in omgeving van Oudenaarde. Voor de Maas zijn er geen gebieden afgebakend. De Polderklei is gelegen in het ruime kustgebied. Figuur 1: klei- en leemvoorraad in Vlaanderen. (1,7) clusters Alluviale klei van Schelde- en Maasbekken en Polderklei Het richtinggevend gedeelte Ruimtelijk afgewogen en vastgestelde programmatie van delfstoffenwinning In het richtinggevende gedeelte van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen worden volgende relevante ontwikkelingsperspectieven betreffende ontginning vermeld 3 : De ontginning van een specifieke delfstof moet deel uitmaken van een door de overheid ruimtelijk afgewogen en vastgestelde programmatie van delfstoffenwinning, met vaststelling van locaties en nabestemmingen per samenhangend delfstoffengebied. Het opmaken van gebiedsgerichte visies gebeurt in overleg met alle betrokken overheidssectoren en wordt gekaderd in het ruimtelijk beleid voor het gebied. Op basis van een ruimtelijke afweging worden de ramingen naar ruimtebehoefte voor delfstoffen vastgesteld in gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen. Dit gebeurt in zoverre er geen haalbare, alternatieve scenario s voor grondstoffenbehoefte beschikbaar zijn en op 2 RSV, bestaande ruimtelijke structuur van de open-ruimte, punt Ontgronding, p Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen 2004, Gewenste ruimtelijke structuur richtinggevend gedeelte, punt 7.3 waterwinning en ontginning, pp Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 10

12 voorwaarde dat er in het algemeen voldaan wordt aan een aantal ruimtelijke principes. Alternatieve scenario s kunnen ondermeer zijn: - het beter beschikbaar worden van vervangende materialen, secundaire grondstoffen en nevenproducten; - het gebruik van grondstoffen voor toepassingen die beter aansluiten bij de kwaliteit van de grondstoffen (doelmatig gebruik). Omdat ontginningen niet structuurbepalend zijn voor het buitengebied, moeten ze zich in de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur richten naar de ruimtelijke ontwikkelingsperspectieven voor natuur, landbouw en bos 4. Ontginningen kunnen plaatselijk en tijdelijk wel voorkomen als hoofdfunctie. De ruimtelijke impact van ontginning is dikwijls negatief wat betreft de deelstructuren landbouw, natuur en landschap. Na stopzetting van de activiteit kan een gepaste nabestemming gerealiseerd worden om zo een versterking van de gewenste agrarische, natuurlijke en landschappelijke structuur te bereiken. De locatie, nabestemming en inrichting van ontginningen conform de doelstellingen van het buitengebied Het RSV legt een aantal principes vast met betrekking tot de locatiekeuze van ontginningen: - het tijdig afstemmen van de keuze van de locatie op het beleid van de andere overheidssectoren van het buitengebied; - het afstemmen van de locatiekeuze voor nieuwe ontginningen op de nabestemmingsmogelijkheden en dus op de ruimtelijke potenties van het gebied; - het onderzoeken van ontginningen in de voor natuur, landbouw en bos belangrijke gebieden op voorwaarde dat: - ze na ontginning structuurondersteunend of structuurversterkend kunnen zijn; - de reële behoefte aan het delfstoftype kan aangetoond worden5; - de schaal van het ontginnen aansluit bij de schaal van het landschap; - de omvang van de ontginning voldoende mogelijkheden en garanties biedt met betrekking tot de realisatie van een gepaste nabestemming; - de omvang van de ontginning de structuur en de functie van de structuurbepalende component niet aantast; - het mobiliteitsprofiel van de locatie (bereikbaarheid, ontsluiting, etc.) afgestemd is op het bereikbaarheidsprofiel van de ontginningsactiviteit (type vervoerswijze, aantal, frequentie, etc.). 6 Het RSV legt tevens een aantal principes vast met betrekking tot de nabestemming en herinrichting: - Het afwegen van de nabestemming in functie van de nabestemming van de ontginningsgebieden binnen dezelfde delfstoffenzone; - Het afstemmen van de nabestemmings- en herinrichtingsmogelijkheden op de bestaande natuurlijke en agrarische structuur en desgevallend op de stedelijke structuur (stadsrandfunctie) en op de bevolkingsconcentratie (recreatiefunctie); 4 Afbakening van de gebieden voor landbouw, natuur en bosstructuur, regio Leiestreek (proces BVR ) en regio Kust Polders Westhoek (proces BVR ). Beide processen bevinden zich momenteel in uitvoeringsfase (zie verder). 5 De behoefte waarbij rekening wordt gehouden met de exclusiviteitswaarde, de vervangbaarheid en de zuinigheid en doelmatigheid in gebruik van het delfstoftype. 6 Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen 2004, Gewenste ruimtelijke structuur richtinggevend gedeelte, p Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 11

13 - Het onderling afstemmen van de diepte en de oppervlakte van de ontginningsactiviteiten en de nabestemming; - Het minstens behouden of ontwikkelen van de natuur- en landschapswaarden bij elke nabestemming. 7 Tijdens de ontginningsactiviteit is het noodzakelijk dat op een zorgzame wijze de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving van de ontginningsactiviteit wordt gerespecteerd en de herinrichting gefaseerd wordt aangepakt, onmiddellijk gevolgd door de volledige nabestemming. De nabestemming en herinrichting moeten worden ingepast in het ruimtelijk beleid voor het gebied met als doel de (natuurlijke) structuurbepalende functies te versterken en een landschap met ruimtelijke kwaliteit te realiseren. Bij droge ontginningen kan het ontginningsgebied worden opgeleverd als landbouwgrond of parklandschap. Bij natte ontginningen als gebied voor intensieve oeverrecreatie, watersport, extensieve recreatie, wonen aan de waterkant of als (drink)waterspaarbekken. Tot slot bepaalt het RSV dat vergunningen voor ontginningen steeds voorschriften met betrekking tot de uitbating in functie van de te realiseren nabestemming en herinrichting, moeten omvatten. Ruimtelijke visie op de ontwikkeling van Vlaanderen: Vlaanderen open en stedelijk Met de metafoor Vlaanderen, open en stedelijk wil het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) een trendbreuk realiseren met betrekking tot de ruimtelijke ontwikkeling. Deze trendbreuk beoogt de versterking van het buitengebied en het tegengaan van de versnippering door een optimaler gebruik en beheer van de stedelijke structuur. Daarom wordt de ruimtelijk structurerende werking van het fysisch systeem als principe vooropgesteld. Het fysisch systeem is ruimtelijk structurerend voor de natuurlijke structuur (inclusief de bosstructuur), de agrarische structuur, de nederzettingsstructuur en het landschap. Ruimtelijk structurerend betekent dat de huidige, intrinsieke kenmerken van het bestaand fysisch systeem het richtinggevend kader zijn voor de ruimtelijke ontwikkeling van de structuurbepalende functies natuur, bos, landbouw en wonen en werken op het niveau van het buitengebied. In Vlaanderen wordt de ruimtelijke structuur van het buitengebied vandaag bepaald door het samenhangend geheel (netwerk) van rivier- en beekvalleien, grote en aaneengesloten natuur- en boscomplexen, belangrijke landbouwgebieden, de nederzettingsstructuur, het landschap en de infrastructuur, Inbedden van landbouw, natuur en bos in goed gestructureerde gehelen Elk van de drie voor het buitengebied structuurbepalende functies landbouw, natuur en bos kan slechts op een duurzame wijze functioneren indien de gebieden die aan deze functie worden toegewezen, ingebed zijn in een goed gestructureerd geheel. Daarom wordt het buitengebiedbeleid gedifferentieerd naar een beleid voor de natuurlijke structuur, de agrarische structuur en de nederzettingsstructuur. De natuurlijke en de agrarische structuur kunnen elkaar in bepaalde gebieden (natuurverwevingsgebieden) overlappen. Het afbakenen van de gebieden van de natuurlijke en de agrarische structuur in ruimtelijke uitvoeringsplannen moet daarom gelijktijdig en op gelijkwaardige basis gebeuren. De natuurlijke structuur kan in bepaalde gebieden ook overlappen met andere functies (recreatie, overige functies, ). 7 RSV, gewenste ruimtelijke structuur, ontwikkelingsperspectieven voor de andere functies van het buitengebied, p Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 12

14 4.1.3 De planningsprocessen voor de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen stelt dat het Vlaams Gewest de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur afbakent in gewestplannen of gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen. Op 17 oktober 2003 besliste de Vlaamse Regering geen nieuwe procedures voor ruimtelijke uitvoeringsplannen meer op te starten volgens de werkwijze van de eerste fase (afbakening GEN en GENO volgens decreet natuurbehoud) maar te starten met de tweede fase van het planningsproces waarbij gewestelijke RUP s worden opgemaakt voor bestemmingswijziging van agrarisch gebied naar natuurgebied of omgekeerd binnen de consensusgebieden. Hierbij wordt een gebiedsgerichte en geïntegreerde ruimtelijke visie op de natuurlijke én agrarische structuur uitgewerkt in overleg met gemeenten, provincies en belangrijkste actoren binnen de regio. In dat kader werd voor de deelregio s Kust-Polders-Westhoek, Leiestreek en Limburgse Kempen en Maasland waarin de locaties Alluviale klei van Schelde- en Maasbekken en Polderklei gelegen zijn, na verwerking van de resultaten van dit overleg een eindvoorstel van gewenste ruimtelijke structuur en een uitvoeringsprogramma opgesteld. Voor de regio Kust-Polders-Westhoek (alle locaties van de Polderklei) heeft de Vlaamse Regering op 22 juli 2005 akte genomen van het eindvoorstel van gewenste ruimtelijke structuur en uitvoeringsprogramma, de uitgebrachte adviezen van de gemeenten, provincies en belangengroepen en het advies van de strategische stuurgroep. Op 31 maart keurde de Vlaamse Regering de beleidsmatige herbevestiging van de bestaande gewestplannen voor een aantal belangrijke landbouwgebieden in Kust-Polders-Westhoek goed. Het beleid dat de Vlaamse overheid binnen deze gebieden wenst te voeren is nader omschreven in een omzendbrief van de minister bevoegd voor ruimtelijke ordening (omzendbrief RO/2010/01van ). Daarnaast hechte de Vlaamse Regering haar goedkeuring aan de acties omschreven in categorie I en II van het operationeel uitvoeringsprogramma op het operationeel uitvoeringsprogramma. De Vlaamse Regering nam tot slot akte van de acties in categorie III en IV en van de verwerking van de adviezen. De betekenis van de categorieën is als volgt: I. Gebieden waarvoor onmiddellijk gestart kan worden met de voorbereiding van een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP). II. Gebieden waarvoor verder overleg en/of onderzoek nodig is: vb. impact op landbouwbedrijven, naar eigendomssituatie of pachtsituatie, mogelijkheden tot kavelruil en grondmobiliteit, instandhouding van habitats en soorten vooraleer met de opmaak van een gewestelijk RUP gestart kan worden. III. Gebieden waarvoor de opmaak van een gewestelijk RUP op korte termijn niet mogelijk is vanwege nog lopende onderzoeken of planningsprocessen (bv BOD) of waarvoor best nog een beperkt planningsproces wordt opgestart om over de visie tot overeenstemming te komen alvorens een gewestelijk RUP op te maken. IV. Gebieden waarvoor de opmaak van een gewestelijk RUP op korte termijn weinig meerwaarde heeft ten opzichte van de bestaande bestemmingen op de plannen van aanleg (bv. Recente gewestplanwijzigingen of weinig fundamentele bestemmingswijzigingen aan de orde). V. In een aantal gevallen zal uit de uitgebrachte adviezen en de verwerking ervan door het projectteam blijken dat de visies van de verschillende actoren fundamenteel tegenstrijdig zijn en er geen compromis tot stand gebracht kan worden via overleg. Voor deze gebieden zal de Vlaamse Regering een fundamentele beleidskeuze moeten maken. Voor de regio Leiestreek (locaties alluviale klei uit de Scheldevallei) werd bij besluit van de Vlaamse Regering van 24 oktober 2008 kennis genomen van: Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 13

15 - Een inventarisatie en verwerking van alle adviezen die uitgebracht werden over het voorstel van te herbevestigen agrarische gebieden; - Het eindvoorstel van gewenste ruimtelijke structuur; - Een inventarisatie en verwerking van alle adviezen die uitgebracht werden over het eindvoorstel van gewenste ruimtelijke structuur en uitvoeringsprogramma; - Het operationeel uitvoeringsprogramma waarbij de acties uit het uitvoeringsprogramma bij het eindvoorstel van gewenste ruimtelijke structuur worden onderverdeeld in drie categorieën: I. Gebieden waarvoor onmiddellijk gestart kan worden met de voorbereiding van een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP). II. Gebieden waarvoor verder overleg en/of onderzoek nodig is: vb. impact op landbouwbedrijven, naar eigendomssituatie of pachtsituatie, mogelijkheden tot kavelruil en grondmobiliteit, instandhouding van habitats en soorten vooraleer met de opmaak van een gewestelijk RUP gestart kan worden. Delen die niet in een gewestelijk RUP opgenomen worden, kunnen alsnog herbevestigd worden als agrarisch gebied. III. Gebieden waarvoor de opmaak van een gewestelijk RUP op korte termijn niet mogelijk is vanwege nog lopende onderzoeken of planningsprocessen (bv BOD) of waarvoor best nog een beperkt planningsproces wordt opgestart om over de visie tot overeenstemming te komen alvorens een gewestelijk RUP op te maken. De Vlaamse Regering hechtte tevens haar goedkeuring aan: - Het voorstel over de te herbevestigen agrarische gebieden, volgens de methodiek vastgelegd in de beslissing van 3 juni 2005 op basis van het advies van de strategische stuurgroep hierover; - De acties categorie I en II van het operationeel uitvoeringsporgramma; Bij het uitwerken van de acties van het operationeel uitvoeringsprogramma zal, daar waar bestemmingswijzigingen noodzakelijk zijn, verder overleg en onderzoek op perceelsniveau de exacte begrenzingen bepalen. Bij de opmaak van de gewestelijk ruimtelijke uitvoeringsplannen voor de realisatie van grote eenheden natuur (in ontwikkeling), natuurverwevingsgebieden en bosuitbreiding zal steeds verder overleg over de afbakeningsvoorstellen en detailonderzoek op perceelsniveau naar de ligging van de bestaande landbouwbedrijfszetels en huiskavels gevoerd worden om maximaal te vermijden dat landbouweconomische uitbating van de bestaande landbouwbedrijfszetels in het gedrang zou komen. De concrete mogelijkheden voor planologische ruil tussen landbouw, natuur en bos zullen in dat onderzoek aan bod komen, los van de oorspronkelijke bestemming. Aangezien er geen locaties zijn aangeduid voor de alluviale klei uit de Maasvallei wordt er niet dieper ingegaan op de van toepassing zijnde buitengebiedregio Limburgse Kempen en Maasland. Gezien de afbakeningsprocessen voor de regio s Kust-Polders-Westhoek en Leiestreek zijn afgerond vóór de goedkeuring van het BOD, worden deze beslissingen over de afbakeningsprocessen als uitgangspunt beschouwd. Dit is in het bijzonder het geval voor de bepaling van de herbestemming van te schrappen gebieden alsook voor de nabestemming van de nieuwe ontginningsgebieden. In die optiek zal worden nagegaan of het voorstel voor her- en nabestemming van de ontginningsgebieden zoals als suggestie opgenomen in het goedgekeurde BOD Klei van Ieper en Maldegemklei, hiermee in overeenstemming is. Bij de ruimtelijke afweging voor elk van de locaties wordt dieper ingegaan op deze afstemming De planningsprocessen voor afbakening van regionaalstedelijke gebieden De Vlaamse Regering heeft op 15 mei 2009 het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening van het Regionaalstedelijk Gebied Oostende definitief vastgesteld. Met dit plan geeft de Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 14

16 Vlaamse Regering aan binnen welke lijn zij Oostende ruimtelijk wil zien ontwikkelen. Bovendien maakt zij bestemmingswijzigingen en inrichtingsvoorschriften voor nieuwe ruimte voor wonen, werken, verkeersinfrastructuur en groengebieden. Uit het screenen van de bestaande locaties, de uitbreidingsvoorstellen en de te schrappen ontginningsgebieden blijkt dat enkel het deels te schrappen en deels te behouden ontginningsgebied De Keignaert te Oostende (WVL002) volledig binnen de afbakeningslijn van het regionaalstedelijk gebied gelegen is. Het voorstel van schrappen en behouden is intussen achterhaald en kan best worden afgewogen binnen de context van het stedelijk gebied (opties voor stadsbos, realisatie geboortebos, lopende hervergunning voor grondwerken, inplanten crematorium ). De activiteiten van de steenbakkerij De Keignaert zijn intussen stopgezet. Een ander gebied, Plassendalegeleed (WVL003), waarvoor volgens het BOD een herbestemming naar industrieterrein wordt voorgesteld, ligt net buiten de afbakening van het regionaalstedelijk gebied. Deze bestemmingswijziging is intussen al doorgevoerd De planningsprocessen voor afbakening van kleinstedelijke gebieden De ontwikkelingsperspectieven opgenomen in het BOD Alluviale klei van Schelde- en Maasbekken en Polderklei interfereren op meerdere plaatsen met de afbakeningsprocessen voor de kleinstedelijke gebieden. De deels te behouden, deels te schrappen locatie Eine (OVL001) ligt binnen het kleinstedelijk gebied Oudenaarde. Binnen dit afbakeningsproces werd geopteerd het landinrichtingsproject dat voor dit deel van de Scheldevallei (tussen Ename en Eine) op 22 april 2004 is goedgekeurd door de Vlaamse Regering verder uit te voeren. Doel van dit project is de natuurwaarden van de vallei te versterken en deze te verzoenen met de recreatieve functie die de Scheldevallei hier heeft. Gezien de nabestemming van het ontginningsgebied natuurgebied is, wordt deze optie ook als dusdanig opgenomen in het landinrichtingsproject. Het gebied wordt dan ook niet opgenomen binnen het provinciaal RUP Afbakening van het kleinstedelijk gebied Oudenaarde. Ondanks de ligging binnen de contour van het kleinstedelijk gebied gaat het om een belangrijk valleigebied (Schelde) waarvoor ook binnen het afbakeningsproces voor de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur ontwikkelingsperspectieven zijn opgenomen (zie toelichting bij deelplan 1). De te schrappen locaties Westhoek (WVL026) en De Tolpaert (WVL027f) zijn beiden gelegen binnen het kleinstedelijk gebied Knokke-Heist. In dit planningsproces is uitgeklaard dat beide locaties een recreatieve bestemming zouden krijgen in functie van het realiseren van een golfterrein. De Vlaamse overheid bereidt hiervoor een gewestelijk RUP voor in het kader van het Golfmemorandum. 4.2 Relatie met het decreet betreffende de oppervlaktedelfstoffen 8 Het decreet betreffende de oppervlaktedelfstoffen werd bekrachtigd door de Vlaamse regering op 4 april 2003 (B.S. dd ) en omvat de volgende relevante bepalingen. Art. 3. Het beleid inzake het beheer van de oppervlaktedelfstoffen heeft als basisdoelstelling om, ten behoeve van de huidige en toekomstige generaties, op een duurzame wijze te voorzien in de behoefte aan oppervlaktedelfstoffen. De basisdoelstelling wordt in het decreet nader geconcretiseerd in een aantal principes. In uitvoering van deze doelstelling en principes wordt in het decreet voorzien in de opmaak van een Algemeen Oppervlaktedelfstoffenplan (art.8) en voor elke delfstoffenzone- een bijzonder oppervlaktedelfstoffenplan (art.4). In het bijzonder de opmaak van een bijzonder 8 Dit element komt uitvoerig aan bod in hoofdstuk 1 Decretale kader van het BOD Alluviale klei van Schelde- en Maasbekken en Polderklei Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 15

17 oppervlaktedelfstoffenplan is relevant voor de opmaak van gewestelijke RUP s. Artikel 4 bepaalt dat De Vlaamse regering stelt oppervlaktedelfstoffenplannen op die uitvoering geven aan de doelstellingen, vermeld in artikel 3. De plannen zijn gebaseerd op ontwikkelingsperspectieven voor een termijn van minimaal 25 jaar en bevatten acties voor de komende 5 jaar zodat ze een basis vormen voor de sectorale voorstellen inzake ruimtelijke ordening en mee de basis zijn voor de opmaak van andere specifieke beleidsplannen. De oppervlaktedelfstoffenplannen worden door de Vlaamse regering vijfjaarlijks geëvalueerd in functie van de doelstellingen, bedoeld in artikel 3. Artikel 7 geeft globaal de inhoud van het bijzonder oppervlaktedelfstoffenplan weer: Art Elk bijzonder oppervlaktedelfstoffenplan wordt opgesteld in het kader van een door de Vlaamse regering afgewogen en vastgestelde programmatie van oppervlaktedelfstoffenwinning. Dit gebeurt op basis van economische en geologische aspecten met vaststellingen van locaties en nabestemmingen per samenhangend oppervlaktedelfstoffengebied. Deze oppervlaktedelfstoffenplannen vormen mee de basis voor de opmaak van de gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen met betrekking tot ontginningen. Volgens hetzelfde artikel 7 omvat een bijzonder oppervlaktedelfstoffenplan minimaal: 1. een beschrijvend gedeelte waarin een onderbouwde dynamische behoefte wordt bepaald van de beschouwde oppervlaktedelfstof, rekening houden met de in- en uitvoer en de aanwendingsmogelijkheden van alternatieven; 2. een gedeelte dat de maatregelen en acties beschrijft die zullen worden genomen zoals: a. concrete voorstellen voor de afbakening van ontginningsgebieden, gebaseerd op de onderbouwde behoefte die door primaire oppervlaktedelfstoffen moet worden gedekt; b. een programmatie voor de voorgestelde locaties als basis van rechtszekerheid voor de ondernemingen op korte, middellange en lange termijn; c. voorschriften voor de optimale ontginning van de oppervlaktedelfstoffenvoorraad, rekening houdend met de maximale hoeveelheid nuttige delfstof, de ruimtelijke draagkracht van het gebied en zijn omgeving en de nabestemming; d. een motivering van de aangepaste programmatie in functie van de ontwikkelingsperspectieven voor minimaal 25 jaar en in functie van het voldoen aan de maatschappelijke behoeften, vanaf de eerste vijfjaarlijkse evaluatie Relatie met het Algemeen Oppervlaktedelfstoffenplan Het Algemeen Oppervlaktedelfstoffenplan (AOD) werd op 10 juli 2008 definitief vastgesteld door de Vlaamse Regering. Een directe relatie tussen het AOD en het op te maken RUP Alluviale klei van Schelde- en Maasbekken en Polderklei is er niet. Wel van belang is dat het AOD de onderlinge verbanden tussen de verschillende delfstoffenplannen moet aangeven. In het BOD Alluviale klei van Schelde- en Maasbekken en Polderklei wordt uitvoerig ingegaan op de relevante elementen uit het AOD (BOD, p.25). In het bijzonder ten aanzien van de behoefteberekening voor Alluviale klei en Polderklei is dit van belang gelet op de aanzienlijke bijmenging van leem in het bakproces met het oog op de verbetering van de luchtemissie Relatie met het Bijzonder Oppervlaktedelfstoffenplan Alluviale klei van Schelde- en Maasbekken en Polderklei Algemeen Het Bijzonder Oppervlaktedelfstoffenplan Alluviale klei van Schelde- en Maasbekken en Polderklei vormt het derde (na Klei van de Kempen en Klei van Ieper en Maldegemklei ) door de Vlaamse Regering goedgekeurde plan conform het decreet betreffende de oppervlaktedelfstoffen. Dit plan vormt de basis voor voorliggend gewestelijk ruimtelijk Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 16

18 uitvoeringsplan. Intussen zijn ook andere Bijzondere Oppervlaktedelfstoffenplannen in opmaak of al definitief vastgesteld 9. Voortgaand op het Regeerakkoord werd in juni 2010 een werkgroep samengesteld die het oppervlaktedelfstoffenbeleid moet evalueren en voorstellen zal formuleren voor wijziging ervan. De evaluatie is tweeledig: enerzijds op vlak van besluitvormingsprocedure (BOD s, integratie vergunningen) en anderzijds op vlak van duurzaam materialenbeheer. Beide sporen lopen sterk verweven. Het gevolg van de werking van deze werkgroep is dat het BOD Vlaamse Leemstreek voorlopig het laatste BOD is dat werd goedgekeurd (BVR ). De lopende procedures van de BOD's Bouw- en vulzand Limburg, Zand in Oost-Vlaanderen en Zand in Vlaams-Brabant worden 'on hold' gezet tot er duidelijkheid is over het toekomstig oppervlaktedelfstoffenbeleid. Besluit van de Vlaamse Regering houdende goedkeuring van het BOD Alluviale klei van Schelde- en Maasbekken en Polderklei Bij besluit van de Vlaamse Regering van 20 februari 2009 werd niet alleen het BOD Alluviale klei van Schelde- en Maasbekken en Polderklei definitief vastgesteld maar omvat de beslissing ook nog andere elementen relevant voor de opmaak van een gewestelijk RUP. Verwijzend naar artikel 4 besluit van de Vlaamse Regering van 26 maart 2004 houdende regels tot uitvoering van het Oppervlaktedelfstoffendecreet wordt met dezelfde beslissing ook de minister bevoegd voor de ruimtelijke ordening belast met de opmaak van een gewestelijk RUP om de voorstellen van het definitief vastgestelde BOD Alluviale klei Schelde- en Maasbekken en Polderklei op te nemen. Concreet betekent dit tevens dat de daaraan duidelijk gekoppelde prioriteitenstelling van de ontginningsgebieden wordt ingebouwd. Deze prioriteitenstelling is opgenomen in de voorstellen zoals ze zijn opgenomen in het goedgekeurde BOD. 4.3 Relatie met gemeentelijke en provinciale ruimtelijke structuurplannen Provinciale structuurplannen Het provinciaal Structuurplan West-Vlaanderen werd goedgekeurd bij ministerieel besluit van 6 maart In de gebiedsgerichte omschrijving per deelplan wordt dieper ingegaan op de ligging van elk van de locaties en de eventuele suggesties die hiervoor worden gedaan. Hetzelfde geldt voor het provinciaal structuurplan Oost-Vlaanderen goedgekeurd bij ministerieel besluit van 18 februari Gemeentelijke structuurplannen De gemeenten 10, Diksmuide, Gistel, Oudenaarde en Wortegem-Petegem beschikken over een goedgekeurd ruimtelijk structuurplan. In hun desbetreffende structuurplannen leveren de gemeenten input naar de diverse locaties opgenomen in het BOD. Gezien de uitwerking van de gewenste structuur voor de grote open ruimtestructuren (landbouw, natuur en bos) en de oppervlaktedelfstoffen behoort tot de taken van de Vlaamse overheid, formuleren de gemeenten de opties die hierop betrekking hebben als suggesties naar de hogere overheid. De voorgestelde suggesties voor welbepaalde bestaande ontginningsgebieden (nabestemmingen) of voorstellen van nieuw aan te duiden 9 Goedgekeurd zijn het BOD Klei van de Kempen (BVR )(RUP BVR ), BOD Klei van Ieper en Maldegemklei (BVR ) en BOD Vlaamse Leemstreek (BVR ). 10 Het gaat hierbij enkel om de gemeenten met een locatie binnen het plangebied van voorliggend RUP. Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 17

19 ontginningsgebieden komen grotendeels overeen met de visie op de gewenste ruimtelijke structuur die het resultaat is van de afbakening van de buitengebiedstructuur. In de gebiedsgerichte omschrijving per deelplan wordt dieper ingegaan op de suggesties vanuit de gemeentelijke structuurplanprocessen. 4.4 Globale verantwoording ontwikkelingsperspectieven vanuit het BOD Inleiding Het definitief vastgestelde Bijzonder Oppervlaktedelfstoffenplan Alluviale klei van Schelde- en Maasbekken en Polderklei bevat volgende elementen: - de berekening van de behoefte aan de oppervlaktedelfstof vanuit het principe van duurzame ontwikkeling; - de afgebakende locatievoorstellen op basis van de bestaande ontginningsactiviteiten, de geologische context en de geraamde behoefte; - een ruimtelijke afweging van de afgebakende locatievoorstellen; - een voorstel van de gewenste structuur voor te schrappen gebieden of de nabestemming voor bestaande of nieuwe gebieden in overleg tussen alle betrokken overheidssectoren; Bij het opstellen van het oppervlaktedelfstoffenplan werd voorzien in een overleg met andere administraties. Dit overleg is gestructureerd in de opvolging van de opmaak via de Ambtelijke Stuurgroep. Deze stuurgroep levert een uitvoerig advies aan de Vlaamse Regering over het voorontwerpdossier. Belangrijkst onderdeel in het BOD zijn de afgewogen afgebakende locatievoorstellen die geplaatst worden tegenover de berekende behoefte voor de komende 25 jaar. Er worden geen locaties voorgesteld om te worden aangeduid als bouwvrij agrarisch gebied. Voor een ruimtebalans op basis van de locatievoorstellen van het goedgekeurde BOD en vertaald naar de verschillende deelplannen, wordt verwezen naar hoofdstuk 10. Het BOD Alluviale klei van Schelde- en Maasbekken en Polderklei omvat naast een berekening van de behoefte, een algemeen deel over de doelstellingenalternatieven en ook concrete voorstellen voor afbakening van ontginningsgebieden om aan de behoefte van de sector te voldoen alsook een ruwe programmatie. Zoals eerder aangegeven wordt voor elk van de weerhouden locaties (nieuwe en uitbreidingsvoorstellen) een milieueffectbeoordeling gedaan over de ontginning en herstructurering van de gebieden. Gezien het BOD dient beschouwd te worden als plan-mer bij dit RUP, wordt ten aanzien van de milieuafweging naar dit document verwezen. Volgende onderwerpen komen aan bod in het BOD Alluviale klei van Schelde- en Maasbekken en Polderklei wat betreft de effecten van ontginning en herstructurering: - Wijziging waterlopen - Wijziging waterhuishouding en verdroging - Geluidshinder en rustverstoring; - Ecotoopverlies; - Versnippering; - Aantasting erfgoedwaarden; - Impact op landschapsstructuur; - Verlies woon-, werk- en recreatieve functies; - Ruimtelijk-structureel effect op de land- en tuinbouw; Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 18

20 - Milieukost intern transport; - Verkeershinder/impact op verkeersleefbaarheid; Verder wordt een apart hoofdstuk gewijd aan de ruimtelijke afweging (BOD hoofdstuk 5), de watertoets (BOD hoofdstuk 6), een passende beoordeling (BOD hoofdstuk 7) en een afwegingskader voor milieueffecten (BOD hoofdstuk 8). De resultaten van deze milieuafweging worden voor zover ruimtelijk relevant- ingebracht in de op te maken planvoorschriften bijvoorbeeld als randvoorwaarden voor ontginning of te realiseren nabestemming. Een milieuverklaring is opgenomen in de toelichtingsnota bij voorliggend RUP. De ruimtelijke afweging (BOD hoofdstuk 5), de globale afweging (BOD hoofdstuk 8) en de gebiedssynthese (BOD hoofdstuk 9) vormen het uitgangspunt voor de verdere detaillering voor elk van de locaties Ruimtelijk kwalitatieve uitgangspunten De ruimtelijke principes werden op basis van de aanwezige structuurbepalende elementen vertaald in ruimtelijk kwalitatieve uitgangspunten waaraan de ontginningslocaties werden getoetst. De prioriteitenstelling met betrekking tot de locaties voor ontginning van alluviale klei en polderklei moet rekening houden met de volgende ruimtelijk uitgangspunten (BOD, p.99): - het behoud en/of de versterking van de aanwezige natuuraandachtsgebieden in de Scheldevallei (de oude Scheldemeanders, Plattemeersen te Kerkhove, Scheldemeersen te Melden, Scheldemeersen te Petegem, Rijtmeersen-Scheldemeersen te Heurne-Welden, Scheldemeersen (Grootmeers en Kleinmeers) te Zingem en Scheldemeersen (Grotenbroek- Oudmeers) te Gavere-Eke); - het behoud van de grondgebonden landbouw in de Scheldevallei; ze garandeert immers de openheid van het landschap. Het gebied in de vallei van de Schelde heeft grote potenties voor natuurontwikkeling waardoor aan de agrarische bedrijfsvoering echter beperkingen worden opgelegd; - de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van wonen en werken in (de kernen van) het buitengebied; - een maximaal gebruik van hoofd- en primaire wegen naar, of een minimale afstand tot de steenbakkerij (dit is tegelijkertijd een geologisch-economisch uitgangspunt). In het betrokken oppervlaktedelfstoffengebied zijn geen gebieden aangeduid als vogelrichtlijn- of habitatrichtlijngebied. Evenmin zijn beschermde landschappen aanwezig. Een aantal ontginningszones is wel gelegen in ankerplaatsen, wat de meest waardevolle landschappen in Vlaanderen zijn. De ontginningen zullen tijdelijk ten nadele zijn van de natuurwaarden, de kwaliteit van het landschap en de grondgebonden landbouw. Hier zal dan ook een fasering van de ontginning wenselijk zijn. Er dient verder melding gemaakt te worden van de lopende of afgeronde processen voor afbakening van de gebieden voor landbouw, natuur en bosstructuur. Op 3 juni 2005 besliste de Vlaamse Regering over een methodiek voor het herbevestigen van samenhangende agrarische gebieden. Voor deze gebieden kan een formele beleidsbeslissing op het niveau van de Vlaamse Regering genomen worden waarin het planningsproces voor landbouw, natuur en bos afgerond wordt én gesteld wordt dat er geen initiatieven op gewestelijk niveau voor bijkomende natuur- of bosgebieden binnen deze agrarische gebieden genomen worden. Het bestaande gewestplan wordt voor deze gebieden op dit moment beschouwd als een voldoende juridisch-planologische vertaling van de gewenste agrarische structuur. De bestaande regelgeving binnen deze gebieden blijft ongewijzigd. Nieuwe planningsinitiatieven binnen deze gebieden zullen expliciet getoetst moeten aan hun impact op de agrarische structuur. Het beleid dat de Vlaamse overheid binnen deze gebieden wenst te voeren is nader omschreven in een omzendbrief RO/2010/01 van 7 mei Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 19

21 Voor de deelregio Kust Polders Westhoek (waarin alle locaties voor de Polderklei gelegen zijn) is dit afbakeningsproces afgerond en in uitvoering. Op 31 maart 2006 heeft de Vlaamse Regering beslist omtrent het vervolgtraject en heeft zij een aantal agrarische gebieden herbevestigd. Voor de Polderklei zijn er geen nieuwe locatievoorstellen opgenomen in het BOD; het gaat enkel om het behoud of het schrappen van al bestaande ontginningsgebieden. Afhankelijk van de voortgang van de opmaak van gewestelijk RUP s in uitvoering van dit afbakeningssproces zullen herbestemmingen binnen die context worden afgewogen. De voorstellen voor uitbreiding of aanduiding van nieuwe gebieden voor de alluviale klei van het Scheldebekken zijn gelegen in de buitengebiedregio Leiestreek. Dit proces was lopende tijdens de opmaak van dit bijzonder oppervlaktedelfstoffenplan maar is intussen afgerond (Beslissing van de Vlaamse Regering van 24 oktober 2008). Geen van de nieuwe voorstellen voor ontginninggebieden zijn gelegen binnen de herbevestiging van agrarisch gebied Kenmerken van de oppervlaktedelfstoffenzone (BOD, p.28 e.v.) Klei wordt verwerkt tot allerhande bakprodukten met elk een min of meer specifieke toepassing. Voor elk type van product moet de geschikte kleisoort worden gekozen. Handvorm- en strengpersbakstenen worden vervaardigd uit klei van Ieper, ontgonnen in centraal West- Vlaanderen, en uit klei van de Kempen. Polderklei en alluviale klei van Schelde en Maas worden in veel beperktere mate ontgonnen voor de productie van specifieke gevelstenen en straatklinkers (alluviale klei van de Schelde). De ontginning van klei van Ieper en Rupelklei geeft aanleiding tot diepe geïsoleerde putten, terwijl de polderklei en de alluviale klei van de Schelde relatief ruimteverslindend is door de geringere diktes van de lagen (2 à 3 m). In de zone van de Scheldeklei bevindt zich de steenbakkerij Vande Moortel in Oudenaarde. Deze steenbakkerij produceert handvormgevelstenen en straatklinkers. Tot voor kort was ook een ambachtelijk bedrijf, steenbakkerij Danneels, in de regio actief. Zij bezat een veldoven voor het bakken van gevelstenen. In de zone van de Polderklei heeft de laatste afnemer van deze delfstof, steenbakkerij De Keignaert in Oostende, haar activiteiten intussen volledig stopgezet. Deze steenbakkerij maakte gevelstenen. Typisch voor deze bedrijven en de producten die er worden of werden vervaardigd, is het feit dat zij de laatste vertegenwoordigers zijn (waren) van bepaalde zeer typische streekgebonden producten die dikwijls ook refereren naar historische voorbeelden met typische vorm en eigen kleurschakeringen. Vande Moortel is bovendien in België de enige producent van straatklinkers. Bij het tot stand komen van de gewestplannen werd voor de verschillende steenbakkerijen een ontginningsgebied voorzien dat qua capaciteit voldoende was om de bedrijven gedurende 20 à 25 jaar van grondstoffen te voorzien. Deze termijn is intussen verstreken en de gewestplansituatie is sindsdien amper of niet veranderd. Een grondige herziening van de ontginningsgebieden in deze delfstoffenzone dringt zich dan ook op omdat: - vele gebieden ontgonnen zijn en een nieuwe bestemming kunnen krijgen; - specifiek voor de polderklei is er geen steenbakkerij meer actief en is de interesse vanuit andere delfstoffenzones voor deze klei vrijwel onbestaande; een deel van de ontginningsgebieden kan een afweging krijgen vanuit de behoeftedekking aan zand in West- Vlaanderen; - specifiek voor de Scheldeklei is er nog slechts één steenbakkerij actief waarvoor de twee bestaande ontginningsgebieden nog maar een behoeftedekking van minder dan 10 jaar garanderen. De afbakening van nieuwe gebieden is voor de Scheldeklei daarom noodzakelijk. - rationalisatie en schaalvergroting: de baksteennijverheid is geëvolueerd naar een zeer moderne industrie met zware kapitaalsintensieve investeringen waarbij een behoeftedekking over lange termijn van groot belang is; Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 20

22 Op basis van de werkelijke productiegegevens van de vorige jaren van de kleiverwerkende sectoren en rekening houdend met de inzet van substituten, wordt een totale behoefte groevevochtige klei in kaart gebracht als volgt: m³ Scheldeklei per jaar; m³ Polderklei per jaar; m³ Maasklei per jaar; Bij deze cijfers moet uiteraard de bedenking gemaakt dat ze dateren van vóór de goedkeuring van het BOD in 2009 en van vóór de stopzetting van de activiteiten van steenbakkerij De Keignaert, de laatste afnemer van Polderklei. De hiernavolgende tabel is vanuit dezelfde basis opgemaakt. Tabel 1: Behoeftedekking in jaren per steenbakkerij, rekening houdend met huidige herkomst van kleireserve Steenbakkerij Delfstof Behoefte groevevochtige klei per jaar Herkomst huidige kleireserve Snaaskerkepolder De Keignaert (WVL001) Polderklei m³ OOSTENDE De Keignaert (WVL002) Eine (OVL001) Vande Moortel Scheldeklei m³ Scheldekant OUDENAARDE (OVL011) Wienerberger Schouterden Maasklei m³ opportuniteiten MAASEIK Nog te ontginnen reserve m³ 55,7 jaar m³ 8,3 jaar afhankelijk van verdere visieontwikkeling rond mogelijke toekomstige grindwinning in de Maasvallei? Behoeftedekking in jaren Uit de bovenstaande tabel kan men besluiten dat de keramische sector, op uitzondering van De Keignaert, voor zijn kleibehoefte met de bestaande voorraden geen voldoende ontwikkelingsperspectief meer heeft. Voor een uitvoerig en gedetailleerd overzicht van bestaande voorraden en de confrontatie van vraag en aanbod wordt verwezen naar het BOD, hoofdstukken 2.3 en 2.4. Voor de kenmerken van de ontginning binnen deze delfstoffenzones wordt verwezen naar hoofdstuk 2.5 van het BOD. 4.5 Gebiedspecifieke verantwoording ontwikkelingsperspectieven BOD Ruimtelijke afweging van de locatievoorstellen Voor de keuze van nieuwe ontginningslocaties gelden de eerder geformuleerde ruimtelijkkwalitatieve principes als afwegingskader. Vanuit ruimtelijk oogpunt kunnen nieuwe locaties best aansluiten bij bestaande ontginningen en grote gebieden worden verkozen boven een aantal kleinere omdat deze laatste een grotere (negatieve) impact hebben op een ruimer gebied. Verder zijn de (tijdelijke) impact op de natuurlijke en agrarische structuur, de elementen van het landschap op Vlaams niveau en de verenigbaarheid met de nederzettingsstructuur van belang, evenals de meerwaarde die de gerealiseerde nabestemming mogelijk heeft t.a.v. deze structuurbepalende elementen. Voor de Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 21

23 oppervlaktedelfstoffen alluviale klei en polderklei zijn ook de kenmerken van de delfstof en de ontsluiting en de afstand tot de steenbakkerij een belangrijk uitgangspunt. In het BOD wordt in hoofdstuk 9 een gebiedssynthese gegeven voor elk van de weerhouden locaties. Naast enkele cijfergegevens (oppervlakte, ontginningsdiepte en type klei) en een beperkte juridische en beleidsmatige context wordt kort een ruimtelijke afweging geschetst en wordt ingegaan op de haalbaarheid vanuit milieuoogpunt. Voor dit laatste aspect worden indien van toepassing- ook de conclusies van de eventuele passende beoordeling meegegeven. De keuze van de locatievoorstellen werden door de volgende criteria bepaald: - Geologische boringen met informatie over de bruikbaarheid van het pakket; - Gekubeerde voorraden; - Bij voorkeur aansluitend bij bestaand ontginningsgebied; - Afstand tussen gebied en verwerkingseenheid; - Eigendomsstructuur. Voor een globale afweging ten aanzien van de onderzochte milieueffecten wordt verwezen naar hoofdstuk 8 en bijhorende tabel (BOD, p. 112 e.v.) Verantwoording voor het schrappen van (delen van) ontginningsgebieden De gebieden in onderstaande tabel kunnen geheel of deels worden geschrapt als ontginningsgebied. Voor de meeste van deze locaties is een motivering aangegeven waarom het ontginningsgebied niet langer behouden dient te blijven. In een aantal gevallen wordt voorgesteld slechts een deel van het ontginningsgebied te schrappen. Voor deze gebieden wordt niet steeds een motivering opgegeven Deze tabel is opgesteld op basis van informatie uit het BOD, tabel 2-3 (p.33) en de algemene conclusie (BOD, hoofdstuk 10.1, pp.123 ev.). Tabel 2: Verantwoording voor het schrappen van (delen van) ontginningsgebieden ALBONnr. Gebied GEMEENTE Oppervlakte ha Verantwoording voor het geheel schrappen als ontginningsgebied OVL001 WVL001 WVL003 WVL004 WVL009 WVL026 WVL027B WVL027E WVL027F Eine OUDENAARDE Snaaskerkepolder GISTEL Plassendalegeleed OUDENBURG Paddegat OUDENBURG Stuivekenskerke DIKSMUIDE Westhoek KNOKKE-HEIST Zwarte Sluis DAMME Hoeke Steenbakkerij DAMME De Tolpaert KNOKKE-HEIST 24,4 Reeds ontgonnen gebied mag ander bestemming krijgen Reeds ontgonnen deel. 10,66 Volledig ontgonnen en reeds via BPA herbestemd tot zone voor ambachtelijke bedrijvigheden, waar ook verwijdering van afvalstoffen kan geschieden. 3,63 Mag geschrapt. 27,01 Noordelijk deel mag geschrapt worden. Hier bevindt zich het natuurreservaat Viconia kleiputten. Zuidelijk deel behouden maar niet prioritair vanuit de sector. Frontzone WO I en Unesco-lijst van het werelderfgoed. 11,19 Te schrappen: Geen interesse vanuit de sector. 4,07 Te schrappen: Geen interesse vanuit de sector. 39,17 Het westelijk deel is reeds ontgonnen door een voormalige steenbakkerij. 44,91 Beslissing van de Vlaamse Regering van 18 juli 2008 inzake een principieel akkoord voor de realisatie van een tweede golfterrein in Knokke-Heist Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 22

24 4.6 Vertaling ontwikkelingsperspectieven BOD naar een gewestelijk RUP Indeling van de ontwikkelingsperspectieven per locatie Het BOD maakt volgende indeling van de verschillende ontwikkelingsperspectieven per locatie (hoofdstuk 10, p.123 e.v.): Voor Scheldeklei: - Bestaand ontginningsgebied in exploitatie van een steenbakkerij; - Bestaand ontginningsgebied in exploitatie van een steenbakkerij, waarvoor een herschikking wordt voorgesteld; - Compenserend locatievoorstel waarvoor binnen de ambtelijke stuurgroep een consensus werd bereikt; - Locatievoorstel waarvoor, na grenscorrecties aan de hand van de landbouwgevoeligheidsanalyse en de vermelde voorwaarden, een consensus werd bereikt binnen de ambtelijke stuurgroep; Voor Polderklei: - Bestaande ontginningsgebieden die een andere bestemming mogen krijgen; - Bestaande ontginningsgebieden die deels geschrapt mogen worden en waarvan de overblijvende delen geëvalueerd moeten worden in het kader van het bijzonder oppervlaktedelfstoffenplan Zand in West-Vlaanderen; - Bestaande ontginningsgebieden die voorlopig behouden blijven en geëvalueerd moeten worden in het kader van het bijzonder oppervlaktedelfstoffenplan Zand in West-Vlaanderen; - Bestaande ontginningsgebieden in exploitatie van een steenbakkerij, waarvoor een herschikking wordt voorgesteld; Om voor elke locatie alle acties te kennen die een ruimtelijke en juridische verankering vereisen in voorliggend gewestelijk RUP, werd een analyse gemaakt door de tabellen en kaarten in het BOD (kaartmateriaal en tabellen in de samenvatting en de conclusie) samen te lezen met de tekstuele conclusie in hoofdstuk Daarbij wordt voortgegaan op de verschillende acties per ontginningslocaties (behoud, schrappen, uitbreiding). Gebieden waarvoor een herschikking is voorgesteld, worden dan ook opgesplitst in een deel te schrappen en een deel uit te breiden. De kleurlegende volgt de legende van het kaartmateriaal uit het hoofdstuk samenvatting in het BOD (p.11 e.v.). Dit levert volgende legende op: Tabel 3: overzicht locatievoorstellen op basis van de opties uit het BOD (Deel van) bestaande ontginningsgebieden die een andere bestemming mogen krijgen (Deel van) bestaande ontginningsgebieden te behouden (zonder bestemmingswijziging) Zoekzone voor nieuw gebied voor ontginning 11 De volgorde van de gebieden is bepaald op basis van het groevenummer dat Albon hanteert. Voor elk van de acties is aangegeven welk deelplan de actie opneemt. Verder zijn in de tabel naast de naam en gemeente ook (per actie) oppervlakten opgenomen van het bestaand ontginningsgebied of de uitbreiding ervan alsook van de oppervlakte van de herbestemming. De opgegeven oppervlaktes zijn indicatief en kunnen afwijken van de 11 Voor het gebied Rijtmeersen wordt in het BOD een donkerblauwe kleur gegeven (uitbreiding van bestaand ontginningsgebied) terwijl dit in werkelijkheid een zoekzone is voor een nieuw gebied voor ontginning. Het gebied Rijtmeersen wordt dan ook lichtblauw aangeduid in de overzichtstabel. Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 23

25 oppervlakte opgenomen in voorliggend RUP. In een aantal gevallen worden immers nog verfijningen aan de contour doorgevoerd. Voor een exacte ruimtebalans van de in dit RUP opgenomen deelplannen wordt verwezen naar hoofdstuk 10. Naast de oppervlakten wordt in de tabel ook de huidige bestemming en de gewenste herbestemming volgens het BOD weergegeven. Deze voorstellen van herbestemming zijn suggesties die verder dienen afgewogen te worden ten aanzien van de gewenste ruimtelijke structuur zoals uitgewerkt in het kader van de afbakening van de agrarische en natuurlijke structuur op Vlaams niveau. In de tabellen per deelplan is aangegeven welke effectieve bestemming voor elk van de gebieden is opgenomen in het gewestelijk RUP. In deze tabel wordt ook de relevantie voor het gewestelijk RUP aangegeven. Deze al of niet opname in voorliggend gewestelijk RUP heeft betrekking op redenen als reeds herbestemd via BPA of RUP, afweging behoort tot de bevoegdheid van gemeente of provincie, geen bestemmingswijziging vereist. Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 24

26 Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 25

27 4.6.2 Overzichtstabel Deelplannr. Albon-nr. Gebied GEMEENTE Opp. herbestem. volgens BOD (ha) Huidige GP-bestemming BPA/RUP van toepassing Voorstel (her)bestemming volgens BOD Relevantie voor het RUP Opmerkingen bij RUP-vertaling SCHELDEKLEI 1 OVL001 Eine OUDENAARDE NO OVL001 Eine OUDENAARDE NO OVL011 Scheldekant NAZARETH 2 OVL109 Normandië WORTEGEM- PETEGEM NO OVL120 Rijtmeersen zone 1 OUDENAARDE 24,4 GP: Ontginningsgebied met nabestemming natuur en deels bestemd als ontginningsgebied volgens BPA Nieuwe Einddries (MB ). 52,2 GP: Ontginningsgebied met nabestemming natuur en deels bestemd als ontginningsgebied volgens BPA Nieuwe Einddries (MB ) 5,5 GP: Ontginningsgebied met nabestemming zone voor ambachtelijke bedrijven en kmo s 19,86 GP: natuurgebied en agrarisch gebied met landschappelijke of bijzondere waarde (vallei- of brongebieden) 23,11 GP: Agrarisch gebied met landschappelijke waarde Natuurgebied Bestaande bestemming behouden Bestaande bestemming behouden Ontginningsgebied met zelfde bestemmingen als nabestemming Ontginningsgebied met nabestemming agrarisch gebied Opnemen: bestemmingswijziging Niet opnemen: geen bestemmingswijziging Niet opnemen: geen bestemmingswijziging Opnemen volgens gewijzigde contour: bestemmingswijziging Niet opnemen: niet weerhouden in de conclusie van het BOD Afstemmen met AGNAS-visie Scheldevallei Begrenzing verfijnen op perceelsniveau (o.b.v. naastliggende bestemmingen en project-mer PR0317/09) en afstemmen op BPA Nieuwe Einddries. Bestemming afstemmen met AGNAS-visie Scheldevallei Begrenzing afstemmen op gemeentelijk RUP Domein de Ghellinck. Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 26

28 Deelplannr. Albon-nr. Gebied GEMEENTE Opp. herbestem. volgens BOD (ha) Huidige GP-bestemming BPA/RUP van toepassing Voorstel (her)bestemming volgens BOD Relevantie voor het RUP Opmerkingen bij RUP-vertaling 1 OVL120 Rijtmeersen zone 2 (gewijzigde contour) OUDENAARDE 40,5 GP: natuurgebied en agrarisch gebied met landschappelijke of bijzondere waarde (vallei- of brongebieden) Ontginningsgebied met nabestemming natuurgebied voor deel langs de Schelde en ontginningsgebied met nabestemming agrarisch gebied voor deel verder van de Schelde Opnemen volgens gewijzigde contour: bestemmingswijziging Afstemmen met AGNAS-visie Scheldevallei. Bestaande buurtwegen? POLDERKLEI 3 WVL001 Snaaskerkepolder GISTEL NO WVL001 Snaaskerkepolder GISTEL NO WVL002 De Keignaert OOSTENDE NO WVL002 De Keignaert OOSTENDE 12,09 GP: ontginningsgebied met nabestemming agrarisch gebied 58,62 GP: ontginningsgebied met nabestemming agrarisch gebied 16,92 GP: ontginningsgebied met nabestemming bosgebied 57,72 GP: ontginningsgebied met nabestemming bosgebied Agrarisch gebied Bestaande bestemming behouden Natuur en deels zone voor delfstofverwerkende industrie (5,5 ha) Bestaande bestemming behouden Opnemen: bestemmingswijziging Niet opnemen: geen bestemmingswijziging Niet opnemen: voorgestelde bestemmingswijziging is niet langer conform met de opties binnen de context van het regionaalstedelijk gebied. Activiteiten steenbakkerij stopgezet. Nieuwe afweging vereist. Niet opnemen: voorgestelde bestemmingswijziging is niet langer conform met de opties binnen de context van het regionaalstedelijk gebied. Activiteiten steenbakkerij stopgezet. Nieuwe afweging vereist. HAG en omliggend als BAG op het gewestplan aangeduid. Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 27

29 Deelplannr. Albon-nr. Gebied GEMEENTE Opp. herbestem. volgens BOD (ha) Huidige GP-bestemming BPA/RUP van toepassing Voorstel (her)bestemming volgens BOD Relevantie voor het RUP Opmerkingen bij RUP-vertaling NO WVL003 Plassendalegeleed OUDENBURG NO WVL004 Paddegat OUDENBURG NO WVL004 Paddegat OUDENBURG 4 WVL009 Stuivekenskerke DIKSMUIDE 4 WVL009 Stuivekenskerke DIKSMUIDE 1,51 + 9,15 = 10,66 GP: Ontginningsgebied met nabestemming agrarisch gebied. Volledig herbestemd volgens BPA De Witte Bergen (MB ): zone voor ambachtelijke bedrijvigheid waar ook verwijdering van inerte afvalstoffen kan geschieden en BPA Bedrijvenzone A-10 L.O. (MB ): zone voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen en openbare wegenis 3,63 GP: ontginningsgebied met nabestemming agrarisch gebied 32, = 55,92 GP: Ontginningsgebied met nabestemming agrarisch gebied 27,01 GP: Ontginningsgebied met nabestemming natuur 30,56 GP: Ontginningsgebied met nabestemming agrarisch gebied BPA s van toepassing Agrarisch gebied Bestaande bestemming behouden natuur Bestaande bestemming behouden Niet opnemen: wijziging is doorgevoerd Niet opnemen: AGNAS-actie Niet opnemen: AGNAS-actie Opnemen: wijziging bestemming Opname ifv bijkomend schrappen ontginningsgebied Afweging in gewestelijk RUP Poldergebied Jabbeke- Oudenburg Afweging in gewestelijk RUP Poldergebied Jabbeke- Oudenburg Bijkomende schrapping van dit deel op basis van: resterende deel is klein en smal, gelegen in uitbreidingsperimeter van natuurreservaat Viconiaputten, gelegen in een Ankerplaats, doorsnijding van landbouwpercelen, geen interesse van de sector (zie 8.2.3). Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 28

30 Deelplannr. Albon-nr. Gebied GEMEENTE Opp. herbestem. volgens BOD (ha) Huidige GP-bestemming BPA/RUP van toepassing Voorstel (her)bestemming volgens BOD Relevantie voor het RUP Opmerkingen bij RUP-vertaling NO WVL026 Westhoek KNOKKE-HEIST NO WVL027A Robbe Moreelpolder KNOKKE-HEIST 5 WVL027B Zwarte Sluis DAMME NO WVL027C Kromme Ader DAMME NO WVL027D Jansdijk KNOKKE-HEIST 5 WVL027E Hoeke Steenbakkerij DAMME NO WVL027E Hoeke Steenbakkerij DAMME NO WVL027F De Tolpaert KNOKKE-HEIST 11,19 GP: Ontginningsgebied met nabestemming recreatie. Volledig herbestemd volgens BPA Duinewater (MB ): zone voor watergebonden zachte recreatie 41,8 GP: ontginningsgebied met nabestemming natuur 4,07 GP: Ontginningsgebied met nabestemming natuur 6,6 GP: Ontginningsgebied met nabestemming agrarisch gebied 24,6 GP: Ontginningsgebied met nabestemming agrarisch gebied 39,17 GP: ontginningsgebied met nabestemming agrarisch gebied en met nabestemming natuur 45,11 GP: ontginningsgebied met nabestemming agrarisch gebied en nabestemming natuur 44,91 GP: Ontginningsgebied met nabestemming recreatie en deels herbestemd volgens Prov. RUP Ziekenhuiscampus Knokke-Heist (MB ): zone voor ziekenhuis en zone voor parkeren in het groen. Recreatie Behoud: af te wegen in het kader van de zandbehoefte West-Vlaanderen natuurgebied Behoud: af te wegen in het kader van de zandbehoefte West-Vlaanderen Behoud: af te wegen in het kader van de zandbehoefte West-Vlaanderen Agrarisch gebied en natuurgebied Behoud: af te wegen in het kader van de zandbehoefte West-Vlaanderen Recreatiegebied Niet opnemen: reeds herbstemd volgens BPA Duinewater en verdere afweging volgens ligging binnen afbakeningslijn kleinstedelijk gebied Knokke-Heist Niet opnemen: geen bestemmingswijziging Opnemen: wijziging bestemming. Niet opnemen: geen bestemmingswijziging Niet opnemen: geen bestemmingswijziging Opnemen: bestemmingswijziging Niet opnemen: geen bestemmingswijziging Niet opnemen: Reeds deels herbestemd (ziekenhuiscampus), verdere afweging volgens BVR Golfmemorandum (2 e Golf) en ligging binnen afbakeningslijn kleinstedelijk gebied Knokke-Heist. Afstemming met voorontwerp gew.rup Zwin en Zwinpolders Herbestemmingen afstemmen op AGNAS en ruimtelijke context. Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 29

31 4.6.3 Indeling in deelplannen In voorgaand hoofdstuk is de afweging gemaakt in functie van de opname van de acties uit het BOD naar voorliggend gewestelijk RUP. Hiervoor werd hoofdstuk 10 (algemene conclusie) en bijbehorende kaarten en tabellen als leidraad genomen maar werd ten aanzien van de te hanteren voorschriften ook afgestemd met de opties die voortkomen uit de gewenste ruimtelijke structuur zoals uitgewerkt in het kader van de processen voor afbakening van de natuurlijke en agrarische structuur. Waar mogelijk werden locatievoorstellen uit het plan gehouden die een afweging en herbestemming krijgen in het kader van een ander planningsproces. De locaties zijn waar mogelijk samengenomen in één deelplan (locaties te Oudenaarde en ). De volgorde wordt bepaald door de nummercode die Albon hanteert per groeveentiteit (zone); de deelplannen omvatten op die manier telkens alle opties waarvoor een bestemmingswijziging dient doorgevoerd te worden. Op basis van deze werkwijze worden de voorstellen tot bestemmingswijziging als volgt ingedeeld: - Deelplan 1 Zones Eine en Rijtmeersen 2 (Oudenaarde) - Deelplan 2 Zone Normandië (Wortegem-Petegem) - Deelplan 3 Zone Snaaskerkepolder (Gistel) - Deelplan 4 Zone Stuivekenskerke (Diksmuide) - Deelplan 5 Zones Zwarte Sluis en Hoeke Steenbakkerij () Kaart 0: situering deelplannen Deelplannen 1 en 2 hebben betrekking op de locaties voor de Alluviale klei van het Scheldebekken; deelplannen 3, 4 en 5 omvatten de locaties voor de Polderklei. Voor de alluviale klei van het Maasbekken worden geen locaties opgenomen. Voor elk van vermelde deelplannen zal hierna de bestaande feitelijke en juridische toestand alsook een gewenste structuur worden besproken. De bespreking van de feitelijke en juridische toestand omvat een algemeen deel dat geldig is voor elk van de binnen het deelplan opgenomen locaties en een korte omschrijving van elk van de locaties met specificaties relevant voor de vertaling naar stedenbouwkundige voorschriften. Deze gebiedsomschrijving gaat grotendeels voort op de beoordeling van de locatievoorstellen zoals opgenomen in hoofdstuk 5 Ruimtelijke Afweging in het BOD (p.97 e.v.) en hoofdstuk 9 Gebiedssynthese in het BOD (p.118 e.v.). Ze werden aangevuld met de ligging volgens de gewenste ruimtelijke structuur uitgewerkt in het kader van de processen voor afbakening van de natuurlijke en agrarische structuur Bepaling contour locatievoorstellen De afgebakende contour van elk van de locatievoorstellen zoals opgenomen in het BOD werd zoveel mogelijk gevolgd ervan uitgaande dat het RUP uitvoering geeft aan de beslissing houdende goedkeuring van het BOD. In de mate van het mogelijke wordt het plangebied afgebakend op perceelsgrenzen. Dit vergroot de duidelijkheid in functie van de juridische afdwingbaarheid. Deze vertaling werd al gedaan binnen het kader van de opstelling van het BOD, maar dan enkel voor de uitbreidingsvoorstellen. Een verfijning tot op perceelsgrenzen of andere logische grenzen (wegen, beken, gemeentegrenzen) was ook noodzakelijk voor de gebieden die een andere bestemming kunnen krijgen (schrapping van ontginningsgebied). De contouren van de bestemmingen volgens het gewestplan werden in dit geval niet strikt gevolgd maar ruimer opgevat om éénvormigheid van voorschriften te bekomen. Hiervoor werd afgestemd op de gewenste ruimtelijk structuur zoals uitgewerkt in het kader van de planningsprocessen voor afbakening van de natuurlijke en Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 30

32 agrarische structuur op Vlaams niveau maar evenzeer op lopende of in het vooruitzicht gestelde planningsprocessen op provinciaal of gemeentelijk niveau Bepaling herbestemming en nabestemming Voor de bepaling van de nieuwe bestemming van te schrappen gebieden wordt enerzijds uitgegaan van het door de administratie bevoegd voor Natuurlijke Rijkdommen gehanteerde principe: huidige nabestemming vertaalt zich in effectieve bestemming en van de toetsing aan de gewenste ruimtelijke structuur uitgewerkt in het kader van de afbakening van de natuurlijke en agrarische structuur voor de regio s Kust Polders Westhoek en Leiestreek waarin de voorstellen zijn gelegen. In het BOD zijn voor elk van de locaties voorstellen geformuleerd voor herbestemming van te schrappen gebieden. Dit herbestemmingsvoorstel komt in een aantal gevallen echter in conflict met plaatselijke zonevreemde situaties waarvoor het BOD geen onderbouwing verschaft (nabestemming recreatie of bedrijvigheid) en waarvan momenteel de detailgegevens ontbreken. Het verder onderzoek en het leveren van oplossingen voor deze situaties behoort overigens tot het bevoegdheidsdomein van de betrokken gemeenten of provincie. Zij hebben hiervoor in hun eigen gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk structuurplan opties en acties opgenomen die moeten leiden tot de aanpak van de ruimtelijke problematiek. Het gaat hierbij meer bepaald om de te schrappen ontginningsgebieden Westhoek en De Tolpaert te Knokke- Heist waarvoor de provincie reeds in november 2007 een planningsproces doorlopen heeft. Achteraf zal de Vlaamse overheid hiervoor een RUP opmaken in het kader van het Golfmemorandum; de herbestemming kan ingepast worden in het ruimtelijk uitvoeringsplan dat het Golfterrein juridisch zal mogelijk maken. Hoewel opgenomen in het BOD om te worden geschrapt als ontginningsgebied, worden deze locaties niet opgenomen in voorliggend RUP. Indien ontginningsgebieden in een bijzonder plan van aanleg of een ruimtelijk uitvoeringsplan al geschrapt, bevestigd of uitgebreid werden, worden ze ook niet langer opgenomen in voorliggend RUP (locatievoorstelenl Plassendalegeleed WVL003 te Oudenburg). Tenslotte dient ook aangegeven dat het voorstel voor herbestemming van te schrappen ontginningsgebied dient afgestemd met de gewenste visie vanuit de afbakeningsprocessen voor het buitengebied Aanwezigheid buurtwegen Tijdens het vooronderzoek van dit RUP is vastgesteld dat binnen enkele plangebieden bestaande voet- en buurtwegen gelegen zijn. Deze wegen zijn opgenomen in de Atlas van de Buurtwegen. Voorliggend RUP verandert niets aan de aanwezigheid van deze wegen binnen het plangebied. Voor het afschaffen of verleggen van deze bestaande buurtwegen blijft de geëigende wetgeving van toepassing. Dit geldt zowel voor de delen van het plangebied waar een schrapping van ontginningsgebied wordt doorgevoerd als voor de gebieden die als ontginningsgebied worden behouden of nieuw aangeduid. Voor de ontginningsgebieden dient de mogelijkheid van ontginning onderzocht te worden in relatie tot een afschaffing of verlegging van de getroffen buurtweg. In dat geval dient de wettelijke procedure hiervoor te worden gevolgd. De twee locatievoorstellen waar ontginningsgebied wordt voorzien (Normandië en Rijtmeersen) worden doorsneden door buurtwegen. In de beschrijving van de feitelijke en juridische toestand is melding gemaakt van deze aanwezige buurtwegen. Voor de overige gebieden (te schrappen) wordt dit niet aangegeven. Buurt- en voetwegen worden evenmin opgenomen in het kaartmateriaal. Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 31

33 4.7 Milieuverklaring De voor het ruimtelijk uitvoeringsplan relevante en ruimtelijk vertaalbare milderende maatregelen, evenals de maatregelen vanuit de watertoets worden per deelplan opgesomd. Ook wordt weergegeven hoe de milderende maatregelen concreet doorwerken in het ruimtelijk uitvoeringsplan Plan-MER Voor elk van de locatievoorstellen opgenomen in het BOD en waarvoor nieuwe ontwikkelingsperspectieven worden voorgesteld, worden de milieu-effecten onderzocht. De bestaande ontginningsgebieden worden niet in de effectbeoordeling opgenomen. In deze ontginningszones zijn immers de effecten zoals aantasting waterlopen, ecotoopverlies, aantasting erfgoedwaarden, woon-, werk- en recreatieve functies, reeds gerealiseerd bij aanvang van de werken. Ook de effecten naar geluidshinder zijn enkel relevant in de eerste (ondiepe) fase van de ontginning. De specifieke milderende maatregelen die werden vastgelegd en relevant zijn voor voorliggend RUP worden besproken bij de toelichting per deelplan. In dat kader werd het advies van de cel MER gevraagd en verkregen (dd ) over de conformiteit van het BOD met de MER-kenmerken. Als algemene conclusie werd gesteld dat: het voorontwerp plan voldoet aan de voorwaarden tot integratie van de milieueffectrapportage van plannen en programma s en is bijgevolg plan-mer waardig. Nagegaan moet worden hoe de in deze evaluatie vermelde aandachtspunten in het verder proces zijn mee te nemen. Voor elk ontginningsgebied dient wel nog een project-mer opgemaakt te worden, waarin verder uitsluitsel zal worden geven over de nader te onderzoeken effecten. De RUP s die na 1 juni 2008 worden besproken in plenaire vergadering zullen volgens de artikels tot van het decreet algemene bepalingen milieubeleid (DABM) een onderzoek tot milieu-effectrapportage moeten ondergaan (zgn. screening). Meerbepaald kan aangetoond worden dat geen plan-mer moet worden opgemaakt in toepassing van artikel 4.2.6, 5, a als een plan of programma een uitwerking, wijziging, herziening of voortzetting inhoudt van een plan of programma waarvoor reeds eerder een plan-mer werd goedgekeurd, en een nieuw plan-mer redelijkerwijze geen nieuwe of bijkomende gegevens betreffende aanzienlijke milieueffecten kan bevatten. Naar analogie van soortgelijke dossiers werd ook voor dit voorontwerp, gelet op de verdere verfijning van de afgebakende contour van elk van de locatievoorstellen volgens het goedgekeurde BOD, een gemotiveerd verzoek tot ontheffing van de verplichting inzake milieueffectrapportage ingediend. Deze ontheffing werd op 19 december 2011 door de dienst MER toegekend Watertoets en passende beoordeling Artikel 8 1 van het decreet betreffende het integraal waterbeleid van 18 juli 2003 stelt dat de watertoets moet toegepast worden op alle overheidsbeslissingen op het gebied van vergunningen, plannen of programma s. Voor het plangebied werden door opmaak en goedkeuring van het BOD Alluviale Klei en Polderklei de resultaten van de watertoets voor elk van de locaties verwerkt 12. De locaties zoals ze in voorliggend gewestelijk RUP zijn opgenomen, werden tevens getoetst aan de recente watertoetskaarten (11/2011). In de milieuverklaring is rekening gehouden met deze bijstelling. 12 BOD Alluviale Klei en Polderklei, zie hoofdstuk 6 Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 32

34 Het decreet Natuurbehoud bepaalt dat ieder plan dat - afzonderlijk of in combinatie met één of meerdere bestaande of voorgestelde activiteiten, plannen of programma s - een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een als speciale beschermingszone te beschouwen gebied kan veroorzaken, dient onderworpen te worden aan een passende beoordeling. Gezien de grote afstand ten opzichte van de speciale beschermingszones en rekening houdend met de beschermde soorten en habitats, worden geen betekenisvolle effecten verwacht. De voor het ruimtelijk uitvoeringsplan relevante en ruimtelijk vertaalbare milderende maatregelen, evenals de maatregelen vanuit de watertoets worden in de toelichting per deelplan weergegeven. Ook wordt per deelplan weergegeven hoe de milderende maatregelen concreet doorwerken in het ruimtelijk uitvoeringsplan Ruimtelijk Veiligheidsrapport (RVR) Ten aanzien van voorliggend RUP is de opmaak van een ruimtelijk veiligheidsrapport niet vereist Ruimtelijke vertaling milderende maatregelen vanuit het plan-mer De voor dit RUP relevante en ruimtelijk vertaalbare milderende maatregelen, evenals de maatregelen vanuit de watertoets worden hieronder bij de toelichting per deelplan weergegeven. Ook wordt weergegeven hoe de milderende maatregelen concreet doorwerken in het RUP. In deze milieuverklaring zijn enkel de milderende maatregelen ten aanzien van de locaties Normandië en Rijtmeersen 2 opgenomen. De contour van beide locatievoorstellen is in de goedkeuringsfase van het BOD aangepast. Het locatievoorstel Normandië is beperkt tot het centrale deel van het vroegere voorstel. Het locatievoorstel Rijtmeersen 2 is een combinatie van de vroegere voorstellen Rijtmeersen 1 en Rijtmeersen 2. Deze aanpassingen hebben gevolgen voor de vertaling van de milderende maatregelen per locatie. Beide locaties zullen steeds besproken worden. De overige locaties (Scheldekant en Eine) zijn bevestigingen van de bestaand ontginningsgebied en niet opgenomen in voorliggend gewestelijk RUP. De locatievoorstellen Wortegem-Petegem zone 1 en zone 2 zijn niet weerhouden in de eindconclusie van het goedgekeurde BOD. Voor de polderklei worden enkel schrappingen en behoud van ontginningsgebieden weerhouden in het BOD. Er wordt van uitgegaan dat de schrapping van ontginningsgebied gunstige milieugevolgen heeft; ze zijn dan ook niet op hun milieu-effecten onderzocht in het BOD. De te behouden ontginningsgebieden worden niet opgenomen in voorliggend RUP. 13 Cf advies van de dienst Veiligheidsrapportage n.a.v. de plenaire vergadering. Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 33

35 Discipline per locatie Milderende maatregelen en randvoorwaarden Doorwerking in het RUP WATERTOETS (BOD, hoofdstuk 6) Discipline WATER (wijziging waterlopen) (BOD, punt 4.1) DP.1: RIJTMEERSEN 2 DP.2: NORMANDIË De watertoets is positief mits verleggen van de zijgracht van de Rijtgracht vóór de aanvang van de ontginning of ontginnen tot op zekere afstand van de waterloop (allen cat. 3). De watertoets is positief mits verleggen van de Nederbeek/Zijpte vóór de aanvang van de ontginning of ontginnen tot op zekere afstand van de waterloop (cat. 2). Op vergunningsniveau zal moeten uitgeklaard worden hoe de ontginning kan plaatsvinden in relatie met deze beekvallei. In de stedenbouwkundige voorschriften is een gebiedsspecifieke typebepaling opgenomen die de werken tot beeksystemen toelaat. Mogelijk volstaat een afschaffing van deze zijgracht aangezien deze waterloop niet in verbinding staat met de Schelde en dus ook geen afwateringsfunctie heeft of meer zal hebben bij herinrichting van het gebied binnen de overstromingsperimeter van de Schelde. Door grensaanpassingen van het plangebied interfereren de beken niet langer met het plangebied maar liggen ze buiten of aan de rand ervan. Een verlegging is dan ook niet langer aan de orde. De afstand wordt gegarandeerd op basis van de geldende sectorwetgeving terzake. Discipline WATER (ruimtebeslag overstromingsgebied) (BOD, punt 6.3) DP.1: RIJTMEERSEN 2 DP.2: NORMANDIË Voor aanvang van de ontginning dient ruimte buiten de ontginningszones gevonden en ingericht te worden ter compensatie van het (tijdelijke) verlies aan overstromingsgebied binnen de ontginningszone. Uiteraard is ook hier een gefaseerde ontginning aangewezen, zodat de te compenseren oppervlakte beperkt blijft. Gefaseerde ontginning, waarbij eerst delen van de ontginningszone worden ontgonnen welke niet gelegen zijn in ROG-gebied. Na ontginning worden deze zones vervolgens ingericht als overstromingsgebied (ter compensatie van het verlies aan overstromingsgebied). Fasering van het ontginningsgebied staat generiek ingeschreven in het stedenbouwkundige voorschrift voor ontginningsgebieden. Er is ook een fasering opgenomen tussen het bestaande en de nieuwe ontginningsgebieden die alluviale klei leveren in deze omgeving. Compensatie is slechts mogelijk na een doorgedreven planningsproces voor de gehele Scheldevallei. Gezien de natuurlijke nabestemming maakt de ontginning voor dit locatievoorstel wel een uitbreiding van het overstromingsgebied mogelijk waar dit momenteel niet het geval is (nabestemming op lager niveau). In de stedenbouwkundige voorschriften wordt een gebiedsspecifieke typebepaling opgenomen die beperkte handelingen van waterbeheer in of nabij valleien mogelijk maakt en daarmee inspeelt op de nevengeschikte functie van waterbeheersing van dit soort gebieden. Zie Rijtmeersen 2. Uit de toets van de gewijzgde deelplancontour met de recentste overstromingskaarten blijkt dat het centrale deel effectief en de rest mogelijk overstromingsgebied is. De nabestemming GO laat toe dat bepaalde delen alsnog overstroombaar worden en ingericht kunnen worden met een hoofdfunctie natuur Discipline WATER (wijziging oppervlaktewaterkwaliteit en kwantiteit): geen effect; de watertoets is positief (BOD, punt 6.3) Discipline WATER receptor FAUNA & FLORA (wijziging waterhuishouding en verdroging): geen effect; de watertoets is positief (BOD, punt 4.2 en 6.3) Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 34

36 Discipline per locatie Milderende maatregelen en randvoorwaarden Doorwerking in het RUP Discipline WATER (verlies watergebonden natuur ) (BOD punt 6.3.3) DP.1: RIJTMEERSEN 2 DP.2: NORMANDIË Om te vermijden dat watergebonden natuur verloren gaat worden maatregelen voorgesteld ten aanzien van de te realiseren nabestemming. Voor Rijtmeersen: behoud van nitrofiel alluviaal elzenbos door de realisatie van de nabestemming natuur. Om te vermijden van watergebonden natuur verloren gaat worden maatregelen voorgesteld ten aanzien van de te realiseren nabestemming. Voor Normandië: behoud van soortenrijke hooilanden, de oude Scheldemeander en het alluviaal elzenbosje. Voortgaande op de opties vanuit het afbakeningsproces buitengebied en de noodzakelijke maatregelen vanuit de milieueffectrapportage wordt voor deze locatie een nabestemming natuur met overdruk GENO voorzien. Zie ook discipline water: ruimtebeslag overstromingsgebied. Voortgaande op de opties vanuit het afbakeningsproces buitengebied en de noodzakelijke maatregelen vanuit de milieueffectrapportage werd voor deze locatie reeds een aanpassing van de contour doorgevoerd in het kader van de eindbeslissing van het BOD. De nabestemming laat het herstel van de resterende watergebonden natuur toe. Zie ook discipline water: ruimtebeslag overstromingsgebied. Discipline GELUID receptor MENS (geluidshinder en rustverstoring) (BOD punt ) DP.1: RIJTMEERSEN 2 DP.2: NORMANDIË Aanleg geluidsbermen en ontginning uitsluitend overdag, als milderende maatregel voor de verstoring van woningen Aanleg geluidsbermen en ontginning uitsluitend overdag, als milderende maatregel voor de verstoring van woningen Ten aanzien van de geluidshinder en rustverstoring wordt generiek in de voorschriften voorzien in de aanleg van een buffer. Als het om een groot ontginningsgebied gaat dat gefaseerd wordt aangesneden, volgt de buffer de voortgang van het ontginningsactiviteiten. Bij de aanleg van buffers in functie van de mildering van de hinder door ontginning dient rekening gehouden te worden met de nabestemming van het gebied: uitgangspunt hierbij moet zijn dat deze buffers maximaal kunnen ingepast worden in het eindbeeld van de nabestemming of worden verwijderd in functie van de realisatie van de nabestemming. Dit uitgangspunt wordt aan de toelichting bij de stedenbouwkundige voorschriften toegevoegd. Discipline GELUID receptor FAUNA & FLORA (geluidshinder en rustverstoring) (BOD punt ) DP.1: RIJTMEERSEN 2 DP.2: NORMANDIË Verder onderzoek naar geluidshinder en rustverstoring voor fauna Op vergunningsniveau zal moeten uitgeklaard worden hoe de ontginning kan plaatsvinden in relatie met deze beekvallei (zie ook geluidshinder vanuit de receptor mens). Discipline FAUNA & FLORA (ecotoopverlies): (BOD punt 4.4) DP.1: RIJTMEERSEN 2 DP.2: NORMANDIË Gewijzigde perimeter van het ontginningsgebied met behoud van alluviaal elzenbosje. Realisatie van nabestemming natuur (afwisseling plassen, moerasvegetaties en bosvegetaties). Door de habitatwaardige biotopen wordt een gewijzigde perimeter van het ontginningsgebied met behoud van de oude Scheldemeander en alluviaal elzenbos voorgesteld alsook een realisatie van de nabestemming natuur met afwisselend plassen, moerasvegetaties en bosvegetaties. Het gewestelijk RUP voorziet voor het gehele gebied een nabestemming natuurgebied met overdruk GEN. De randvoorwaarden voor de eindafwerking worden verwerkt in de afgewogen ruimtelijke visie en gewenst ontwikkelingsperspectief en waar nodig vertaalt in het stedenbouwkundige voorschrift. Voor deze locatie werd de perimeter aangepast in functie van het behoud van de oude Scheldemeander en het alluviaal elzenbos. Voorliggend gewestelijk RUP voorziet een nabestemming afgestemd met de gewenste ruimtelijke visie voor de Scheldevallei voortgaand op de afbakening buitengebied. Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 35

37 Discipline per locatie Milderende maatregelen en randvoorwaarden Doorwerking in het RUP Discipline FAUNA & FLORA (versnippering) (BOD punt 4.5) DP.1: RIJTMEERSEN 2 DP.2: NORMANDIË Realisatie van de nabestemming natuur en/of verwevingsgebied landbouw/natuur. Behoud van enkele zeer waardevolle ecotopen. Realisatie van de nabestemming natuur en/of verwevingsgebied landbouw/natuur. Behoud van de oude Scheldemeander en van enkele zeer waardevolle biotopen (zie ecotoopverlies). Voorliggend gewestelijk RUP voorziet een nabestemming afgestemd met de gewenste ruimtelijke visie voor de Scheldevallei voortgaand op de afbakening van de gebieden van de natuurlijke-, agrarische- en bosstructuur, in het bijzonder behoud en versterken van uitgesproken natuurwaarden in valleien met ruimte voor waterberging. Voorliggend gewestelijk RUP voorziet een nabestemming afgestemd met de gewenste ruimtelijke visie voor de Scheldevallei voortgaand op de afbakening van de gebieden van de natuurlijke-, agrarische- en bosstructuur, in het bijzonder behoud en versterken van gevarieerde (open/ halfopen) valleilandschappen met ruimte voor waterberging. Door de gewijzigde perimeter van het plangebied interfereert het locatievoorstel niet langer met de oude Scheldemeander en het alluviaal elzenbos. Discipline LANDSCHAP & ONROEREND ERFGOED (aantasting erfgoedwaarden) (BOD punt 4.6) DP.1: RIJTMEERSEN 2 DP.2: NORMANDIË Relictzone: realisatie van de nabestemming natuur. Behoud in situ van de archeologische relicten als het kan, behoud ex situ als het moet door voorafgaandelijk onderzoek. Relictzone: realisatie van de nabestemming natuur en/of landbouw. Ontginning tot op zekere afstand (minstens 8m) van de oude meander-arm (lijnrelicht) en van andere erfgoedelementen (domein de Hellinck, wilgenrij, ). Behoud in situ van de archeologische relicten als het kan, behoud ex situ als het moet door voorafgaandelijk onderzoek. Zie discipline fauna en flora. De sectorwetgeving archeologie is van toepassing. Het decreet van 30 juni 1993 houdende bescherming van het archeologisch patrimonium (archeologiedecreet) bevat de nodige rechtsgronden om de bescherming van het archeologisch patrimonium te kunnen afdwingen en om onderzoek naar archeologisch patrimonium mogelijk te maken zonder dat deze moeten worden opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften van voorliggend RUP. Zie discipline fauna en flora Door de gewijzigde perimeter van het plangebied interfereert het locatievoorstel niet langer met de oude Scheldemeander en het alluviaal elzenbos. Zie voor het overige doorwerking voor Rijtmeersen 2. Discipline LANDSCHAP & ONROEREND ERFGOED (impact op landschapsstructuur) (BOD punt 4.7) DP.1: RIJTMEERSEN 2 DP.2: NORMANDIË Zone in valleistructuur: knelpunt (geen mildering of herstel mogelijk) Zone in valliestructuur: knelpunt (geen mildering of herstel mogelijk). Ontginning tot op zekere afstand (minstens 8m) van de oude meander-arm (lijnrelicht) en van andere erfgoedelementen (domein de Ghellinck, wilgenrij, ) Zie discipline fauna en flora. Zie discipline fauna en flora. Door de gewijzigde perimeter van het plangebied interfereert het plangebied niet langer met de oude Scheldemeander en het alluviaal elzenbos. In het stedenbouwkundige voorschrift (art.2.1) winning van oppervlaktedelfstoffen wordt generiek opgenomen dat de Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 36

38 Discipline per locatie Milderende maatregelen en randvoorwaarden Doorwerking in het RUP Discipline MENS (verlies woon-, werk-, en recreatieve functies) (BOD punt 4.8) DP.1: RIJTMEERSEN 2 Geen effect. Geen vertaling vereist. ruimtelijke, landschapsecologische en milieuhygiënische impact van de ontginning op het gebied en de omgeving zo beperkt mogelijk gehouden moet worden en dat de ontginning rekening houdt met de nabijheid van de beschermde erfgoedelementen in de omgeving. In het stedenbouwkundige voorschrift (art.2.2) nabestemming gemengd openruimtegebied wordt opgenomen dat het herstel van het gebied na ontginning rekening houdt met het vrijwaren van de zichten vanuit het kasteeldomein op het omliggende meersenlandschap. DP.2: NORMANDIË Realisatie nabestemming recreatiegebied (golfterrein) in noordelijke zone van gebied (9 % van de oppervlakte). Door de gewijzigde perimeter van het plangebied interfereert het plangebied niet langer met het golfterrein. Discipline MENS (ruimtelijk-structureel effect op land- en tuinbouw) (BOD punt 4.9) DP.1: RIJTMEERSEN 2 DP.2: NORMANDIË Het gebied is deels in gebruik door de beroepslandbouw. Deze is bijna volledig binnen GAS gelegen in zowel landbouwgebied als verwevingsgebied en kent een lage waarde. Volgens het gewestplan is de beroepslandbouw gelegen in agrarisch gebied met landschappelijke waarde. Als milderende maatregel wordt een verwevingsgebied landbouw-natuur voorgesteld. Randvoorwaarde voor nabestemming in centrale deel (verwevingsgebied). Beperkt effect (geen MM) voor rest van het gebied. Zie discipline fauna en flora. Aanvullend hierop kan gesteld dat de visie waarop de nabestemming gebaseerd is, werd uitgewerkt in nauw overleg met de administraties bevoegd voor natuur en landbouw en met de betrokken belangenorganisaties. Met de ontginner kunnen afspraken worden gemaakt over fasering van de ontginning op projectniveau. Nabestemming wordt afgestemd op deze randvoorwaarde. Een nabestemming als gemengd open ruimtegebied impliceert immers het nevengeschikt zijn van natuurbehoud, bosbouw, landschapszorg, landbouw en recreatie. In de stedenbouwkundige voorschriften wordt een verfijning gebiedsgericht mogelijk gemaakt in afstemming met het naastgelegen beschermd parkgebied de Ghellinck, het natuurgebied en landbouwgebied. Verder is een gefaseerde uitvoering van de ontginning generiek ingeschreven in het stedenbouwkundig voorschrift. De verdere realisatie van de nabestemming (o.m. door opvulling) is vastgelegd in sectorwetgeving. Discipline MENS (milieukost intern transport + verkeershinder / verkeersleefbaarheid) (BOD punt 4.10 en 4.11) DP.1: RIJTMEERSEN 2 DP.2: NORMANDIË Belangrijke voorwaarde in functie van deze discipline is dat het transport van de gedolven delfstof gebeurt via de Schelde Beide locaties zijn gelegen langsheen de Schelde en kunnen ontsloten worden via de Schelde op voorwaarde dat hiervoor de nodige infrastructuur kan worden aangelgd. De stedenbouwkundige voorschriften laten deze aanleg toe. Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 37

39 5 Toelichting bij deelplan 1: Zones Eine en Rijtmeersen 2 (Oudenaarde) 5.1 Bestaande feitelijke en juridische toestand Globale situering en gebiedsomschrijving Dit deelplan omvat de wijzigingen in functie van alluviale klei van het Scheldebekken noordelijk van de stadskern van Oudenaarde. Het betreft zowel een te schrappen deel van het bestaande ontginningsgebied Eine (OVL 001) als de aanduiding van een zoekzone voor bijkomend ontginningsgebied Rijtmeersen 2 (OVL 120) net buiten het stedelijk gebied. Structuurbepalend in dit gebied is uiteraard de Schelde en haar vallei. Op dit ogenblik zijn in de Scheldevallei nog een aantal ontginningsgebieden aanwezig, en dit zowel op de linker als de rechteroever van de Schelde. Dit deel van de Scheldevallei heeft bijgevolg ook een belangrijke economische functie. Anderzijds functioneert de Schelde en haar uiterwaarden als een belangrijk recreatieve en ecologisch-landschappelijke as doorheen het landschap. Het jaagpad vormt een belangrijke recreatieve fietsroute. Het bestaande ontginningsgebied Eine vormt een (deels groene, deels industriële) enclave aan weerszijden van de Schelde. Het gebied wordt hier ingesloten door de kernen van Eine, westelijk, en Nederename oostelijk ervan. Aan de zuidrand van het gebied, ter hoogte van de Lotharingenbrug, situeert zich de steenbakkerij. Op de westelijke oever in het gebied is tevens een waterzuiveringsinstallatie gelegen. In het (noord)oostelijk deel zijn de natuurwaarden belangrijker als gevolg van de aanwezigheid van oude ontginningsputten en een oude meander waarin de Riedekensbeek uitmondt. Dit gebied grenst dan ook aan VEN 1 e fase (Vallei van de Bovenschelde Zuid). Het zuidoostelijk deel wordt doorsneden door de Leebeek. Noordelijk wordt het ontginningsgebied begrensd door de Ohiobrug die tevens de grens vormt met het buitengebied. De Scheldevallei ten noorden van de Ohiobrug heeft een duidelijk buitengebied karakter. Hier bevindt zich het gebied Rijtmeersen in een bocht van de Schelde. Een belangrijk deel van het gebied (dichtst bij de Schelde-oever) betreft een met slib 14 opgehoogd terrein dat intussen een spontane natuurontwikkeling heeft gekend (struweelopslag en ruigten). Het werd opgenomen als VEN 1 e fase (Vallei van de Bovenschelde Zuid). Buiten dit voormalig stort is het gebied nog in landbouwgebruik. De verspreide bebouwing langsheen de parallel met de Schelde verlopende wegen begrenzen de vallei op ruime afstand. Het gebied wordt aan de noord- en zuidzijde doorsneden door een buurtweg (Mgr. Lambrechtstraat of BW nr.1 in het noorden en de Meersstraat of BW nr. 2 in het zuiden). Deze wegen sluiten aan op de trekweg langs de oever van de Schelde. Doorheen het gebied, van oost naar west, verloopt een zijbeek van de Rijtgracht. Deze waterloop van 3 e categorie heeft geen afwateringsfuntie naar de Schelde en zal door de herinrichting binnen de overstromingsperimeter van de Schelde na ontginning geen functie meer hebben. 14 De ophoging van het terrein gebeurde jaren geleden met in hoofdzaak uitgegraven gronden afkomstig van de verbreding en richttrekking van de Schelde. Dat daarbij ook slib ter plekke werd gestort is niet uitgesloten. Verder onderzoek op projectniveau moet uitwijzen of er een vervuilingsproblematiek verbonden is aan dit slib en of hiervoor aparte maatregelen moeten worden getroffen in functie van de realisatie van de nabestemming. Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 38

40 5.1.2 Overzicht bestaande feitelijke en juridische toestand De bestaande feitelijke en juridische toestand voor dit deelplan 1 wordt grafisch weergegeven op de hieronder vermelde kaarten. Kaart 1.1 Bestaande feitelijke toestand: luchtfoto met aanduidingen Kaart 2.1 Bestaande juridische toestand: gewestplan, gewestplanwijzigingen en ruimtelijke uitvoeringsplannen 15 Kaart 3.1 Bestaande juridische toestand: andere plannen 5.2 Visie en gewenst ontwikkelingsperspectief Ruimtelijke afweging volgens BOD (p.100 ev.) Het gebied Eine wordt als ontginningsgebied geschrapt omdat het niet langer relevant is voor de steenbakkerij ter plaatse. Het betreft een deels ontgonnen bestaand ontginningsgebied ter hoogte van de steenbakkerij Vande Moortel. Sommige omliggende zones zijn reeds ontgonnen, en er werd een nabestemming natuur ontwikkeld (ondiepe, kleine waterplassen en ontwikkeling van moerasvegetatie). Ruimtelijk sluit het gebied aan bij deze oude kleiontginningen. De rechteroever van de Schelde sluit aan bij VEN. Een nabestemming natuur (in overeenstemming met het gewestplan) leidt dan ook tot versterking van de natuurlijke structuur langsheen de Schelde. Ook voor het te schrappen deel op de linkeroever wordt voorgesteld om de nabestemming natuurgebied te voorzien voortgaand op de huidige nabestemming van het ontginningsgebied. Het gebied Rijtmeersen is (vrijwel) volledig opgenomen in het VEN 1ste fase (GEN) en is gelegen in de voorkoopperimeter van de erkende natuurreservaten Dal en Snippenweide. Ruimtelijk-structureel is de ontginning van dit gebied aan te raden, aangezien door afgraving van de sliblaag, er een nabestemming kan gerealiseerd worden in overeenstemming met het gewestplan (natuurgebied). Zeker rekening houdend met de ligging binnen de voorkoopperimeter van de natuurreservaten kan gedacht worden aan de realisatie van natte weiden. Probleem is wel dat er momenteel nog geen idee is van de beschikbare reserve in deze zone. Bovendien bestaat er nog onzekerheid over het al dan niet verontreinigd zijn van het slib Ruimtelijke visie en gewenst ontwikkelingsperspectief vanuit lokaal niveau Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van Oudenaarde werd op 23 juni 2005 door de deputatie van de provincie Oost-Vlaanderen goedgekeurd. Voor de ruimtelijke structuur van Oudenaarde vormt de Scheldevallei een belangrijke structuurbepalende drager. Het structuurplan pleit dan ook voor het versterken van de ecologische en landschappelijke waarde van het valleigebied, het herwaarderen van meanders, het behouden en versterken van het landschappelijk contact met het randgebied en de Schelde betrekken bij de herstructurering van het stedelijk weefsel. De Schelde is naast een natuurlijke as ook een belangrijke vervoersas. Daarom wordt ook ingezet op de uitbouw van watergebonden bedrijvigheid. Dit geldt in het bijzonder ter hoogte van de steenbakkerij op de westoever in het gebied Eine. Ter hoogte van het te schrappen oostelijk deel van ontginningsgebied Eine wordt bijzondere aandacht besteed aan de Riedekensbeek en omgeving als buffer voor het kerngebied Ename 15 Het kleinstedelijk gebied Oudenaarde is op de kaart verdonkerd weergegeven. Binnen deze contour zijn er deelplannen van het provinciaal RUP die het oorspronkelijke gewestplan wijzigen; dit is niet het geval voor het plangebied van voorliggend gewestelijk RUP. Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 39

41 Bos. Het zuidelijk deel van het te schrappen ontginningsgebied op de westoever is gelegen binnen het plangebied van BPA Nieuwe Einddries (MB ). Het gebied Rijtmeersen (Weldemeersen in het GRS) is nog één van de weinig alluviale gebieden dat nog jaarlijks overstroombaar is. Verder zijn de Rijtgracht en de meander van Welden (noordelijk van het gebied) zeer waardevol. De Rijtmeersen worden dan ook geselecteerd als een element van bovenlokale ecologische infrastructuur. In het provinciaal structuurplan is het gebied Rijtmeersen-Scheldemeersen Heurne geselecteerd als natuuraandachtszone (5V25). Volgens het ruimtelijk structuurplan van de provincie Oost-Vlaanderen is de Scheldevallei een deelruimte met uitgesproken ecologische, landschappelijke en toeristische waarde, zonder hoogdynamische functies. Wel dient men rekening te houden met de transportfunctie van de Schelde. De toeristische en recreatieve potenties van de Scheldevallei kunnen vanuit de lijninfrastructuur ondersteund worden door uitbouw van het toeristischrecreatief hoofdroutenetwerk langs de Schelde, enz. De Scheldevallei vormt een dermate natuurlijke barrière dat geopteerd wordt om deze in relatie tot het regionaal verkeer te gaan respecteren. De selectie van secundaire wegen die dit gebied kruisen en dus versnipperen wordt tot een minimum beperkt. Het gebied Eine is tevens gelegen binnen de afbakening van het kleinstedelijk gebied Oudenaarde. In het kader van dit afbakeningsproces richt de provincie zich voor dit gebied vooral naar het landinrichtingsproject voor de Scheldevallei aan Ename en Nederename (goedgekeurd door de Vlaamse Regering op ). Daarin wordt getracht de natuurwaarden van de vallei te versterken én deze te verzoenen met de (zachte) recreatieve functie die de Scheldevallei heeft. Op die manier sluit het gebied aan op de omgevende overwegende woonfunctie binnen het stedelijk gebied. In het gebied ten oosten van de Schelde is men actief aan het ontginnen en probeert men een visie te ontwikkelen in functie van de gewenste herinrichting na optimale ontginning. Het ontginningsgebied heeft als nabestemming natuur Afgewogen ruimtelijke visie en gewenst ontwikkelingsperspectief De te schrappen delen van het ontginningsgebied Eine hebben als nabestemming natuurgebied. Voortgaande hierop en de opties vanuit het BOD en de lokale overheden ligt de herbestemming als natuurgebied voor de hand. Hoewel gelegen binnen de afbakening van het kleinstedelijk gebied Oudenaarde, wordt het gedeelte van het te schrappen ontginningsgebied Eine op de oostelijke oever van de Schelde in de gewenste ruimtelijke structuur in het kader van de afbakening van de natuurlijke en agrarische structuur opgenomen binnen het concept behoud en versterken van uitgesproken natuurwaarden in valleien met ruimte voor waterberging (gebied Scheldevallei Nederename Zwalm). Dit concept impliceert een bestemming natuurgebied met overdruk VEN en sluit op die manier ook aan op het noordoostelijk hiervan gelegen VEN Vallei van de Boven Schelde Zuid. De landschappelijke identiteit van deze gebieden biedt belangrijke troeven voor de ontwikkeling van zachte recreatie rekening houdend met de ecologische draagkracht. De Scheldemeersen van Nederename, Ename en Edelare tot aan de Ohiobrug (waartoe het plangebied behoort) hebben een bijzondere archeologische waarde. Deze visie is in overeenstemming met de gewenste visie vanuit lokaal niveau en stemt ook overeen met het voorstel vanuit het BOD voor nabestemming natuurgebied. Voor de te schappen delen ontginningsgebied op de oostelijke oever wordt dan ook een herbestemming naar natuurgebied met overdruk GEN verantwoord. Het gedeelte van het te schrappen ontginningsgebied Eine op de westelijk Schelde-oever wordt in het kader van de afbakening van de natuurlijke en agrarische structuur opgenomen binnen het concept behoud en versterken van gevarieerde (open/halfopen) valleilandschappen met ruimte voor waterberging (gebied Scheldevallei Eine) en voor de aanwezige plassen behoud (en Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 40

42 ontwikkeling) van open water met ecologische waarde (ontginningsgebied Eine). Deze gebieden worden gedifferentieerd als natuurverwevingsgebied waarbij natuur en landbouw nevengeschikte functies zijn. Sommige delen kunnen in hoofdfunctie natuur of landbouw hebben. Het kenmerkende meersenlandschap wordt behouden. Het gebied heeft dus een gedifferentieerd voorkomen en vormt samen met de volgens het gewestplan bestemde bufferzone noordelijk hiervan de natuurlijke overgang tussen het (verstedelijkt) woongebied van Eine (Stationsplein) enerzijds en het in exploitatie zijnde ontginningsgebied en de door ontginning bekomen natuurcomplexen anderzijds. De ingesloten ligging binnen stedelijk gebied omgeven door de spoorlijn (in het zuiden), bedrijvigheid en woongebieden verantwoordt een herbestemming naar gemengd open ruimtegebied. Een verdere differentiatie kan in deze gebieden worden doorgevoerd door het lokale planningsniveau. Het gedeelte buiten ontginningsgebied dat noordelijk grenst aan dit te schrappen deel wordt mee in de bestemmingswijziging opgenomen om eenduidigheid te verkrijgen. Het gebied Rijtmeersen ligt volgens het gewestplan deels in natuurgebied en deels in agrarisch gebied met landschappelijke of bijzondere waarde (vallei- of brongebieden). In het kader van de afbakening van de natuurlijke en agrarische structuur werd het gebied in zijn geheel opgenomen in de noordelijke uitloper van het VEN-waardig concept dat ook voor het gebied Eine (oostoever) van toepassing is. De eventuele ontginning van dit gebied biedt de mogelijkheid om dit concept te realiseren. Het gebied wordt derhalve in zijn totaliteit opgenomen als ontginningsgebied met nabestemming natuurgebied met overdruk GENO. De overdruk GENO wordt van toepassing gemaakt op het gehele gebied. Uitgangspunt hierbij is dat het gebied deels VEN is en VEN blijft met de realisatie van de ontginning en de voorziene nabestemming. Bij de aanleg van buffers in functie van de mildering van de hinder door ontginning dient rekening gehouden te worden met deze nabestemming van het gebied: het uitgangspunt hierbij moet zijn dat deze buffers maximaal kunnen ingepast worden in het eindbeeld van de nabestemming of worden verwijderd in functie van de realisatie van de nabestemming. Het te realiseren natuurgebied dient, gelet op de beperkte oppervlakte, maximaal gevrijwaard van allerhande constructies in functie van het beheer van het gebied met uitzondering van veekering en vangkralen. Om de samenhang met de overige gebieden te garanderen wordt een fasering (fase I: art. 3.1) gekoppeld aan het bestemmingsvoorschrift voor de winning van oppervlaktedelfstoffen (zie paragraaf 6.2.3). Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 41

43 5.3 Voorgestelde herbestemming en op te heffen voorschriften Huidige bestemming volgens Gewestplan Oudenaarde nr.11 (KB ) en wijziging van 29 oktober 1999 en Koninklijk besluit van betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen. Tabel 4: voorgestelde herbestemming en op te heffen voorschriften deelplan 1: Zones Eine en Rijtmeersen 2 Albon-nr. Opp. Gebied GEMEENTE Huidige GP-bestemming BPA van toepassing Voorstel bestemming BOD Bestemming RUP (DEEL VAN) BESTAANDE ONTGINNINGSGEBIEDEN DIE EEN ANDERE BESTEMMING MOGEN KRIJGEN OVL ha Eine OUDENAARDE Natuurgebied GP: Ontginningsgebied met nabestemming natuurgebied Deeltje met gelijkaardige bestemming volgens BPA Nieuwe Einddries (MB ) ZOEKZONE VOOR NIEUW GEBIED VOOR ONTGINNING OVL ha Rijtmeersen zone 2 (gewijzigde contour) OUDENAARDE GP: natuurgebied en agrarisch gebied met landschappelijke of bijzondere waarde (vallei- of brongebieden) Ontginningsgebied met nabestemming natuurgebied en deels agrarisch gebied Natuurgebied met overdruk GEN voor de oostoever; Gemengd open ruimtegebied voor de westoever. Op de westoever worden ook de bestaande overdrukken voor hoogspanningsleiding en pijpleiding bevestigd. Ontginningsgebied met nabestemming natuurgebied met overdruk GENO (over het gehele gebied) en overdruk Fase I Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 42

44 Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 43

45 6 Toelichting bij deelplan 2: Zone Normandië (Wortegem-Petegem) 6.1 Bestaande feitelijke en juridische toestand Globale situering en gebiedsomschrijving Dit deelplan omvat de wijziging in functie van alluviale klei van het Scheldebekken zuidelijk van het stedelijk gebied van Oudenaarde. Het betreft de aanduiding van een zoekzone voor bijkomend ontginningsgebied Normandië (OVL 109) gelegen in de gemeente Wortegem- Petegem. Het gebied is gelegen ter hoogte van het (park)domein de Ghellinck op de westoever van de Schelde. Het vormt een typisch uiterwaardenlandschap met reepvormige percelen die haaks op de Schelde gelegen zijn. Aan weerszijden van de Schelde bevinden zich oude meanders. De bebouwing is net als noordelijk van Oudenaarde gelegen op enige afstand van de rivier langsheen parallel verlopende wegen. Net noordelijk van het gebied is binnen een oude meander een nieuw golfterrein aangelegd. Voor het kasteelpark, domein de Ghellinck, werd door de gemeente een RUP opgesteld (besluit deputatie goedkeuring: ). De gronden rondom dit domein waartoe het locatievoorstel behoort, zijn grotendeels in landbouwgebruik. Het kasteeldomein de Ghellinck is samen met het omgevende park en landbouwgronden (tot aan de Schelde) beschermd als monument (MB ) Overzicht bestaande feitelijke en juridische toestand De bestaande feitelijke en juridische toestand voor dit deelplan 2 wordt grafisch weergegeven op de hieronder vermelde kaarten. Kaart 1.2 Bestaande feitelijke toestand: luchtfoto met aanduidingen Kaart 2.2 Bestaande juridische toestand: gewestplan, gewestplanwijzigingen en ruimtelijke uitvoeringsplannen Kaart 3.2 Bestaande juridische toestand: andere plannen 6.2 Visie en gewenst ontwikkelingsperspectief Ruimtelijke afweging volgens BOD (p.100 ev.) Het gebied bezit voornamelijk een landbouwkundig gebruik (geheel gebied met matige waarde), met aan de randzone het kasteelpark de Ghellinck. Enkel het centrale deel van het gebied werd binnen de gewenste agrarische structuur (GAS) weerhouden (verwevingsgebied landbouwnatuur). De rest van het gebied werd uit het GAS geweerd omwille van aanduiding, overeenkomstig het gewestplan, van recreatiegebied/ golfterrein (noordoosten) en natuurgebied (zuidwesten). Ruimtelijk-structureel is een ontginning van het gebied inpasbaar, mits nabestemming natuur voor het zuidelijke deel en nabestemming verwevingsgebied landbouw-natuur voor het centrale deel. De ontginning van de oude Scheldemeanders, van de kasteelparkzone en van een aantal andere erfgoedobjecten lijkt minder aangewezen. Tevens moet worden voorzien in een voldoende Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 44

46 buffer tot de erfgoedelementen. Voor het noordoostelijk deel is nabestemming recreatiegebied eveneens realiseerbaar. In de loop van de procedure tot opmaak van het BOD werd de contour van dit locatievoorstel beperkt waardoor het niet langer interfereert met de recreatieve zone rondom de golf Ruimtelijke visie en gewenst ontwikkelingsperspectief vanuit lokaal niveau Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Wortegem-Petegem werd op 7 mei 2001 door de minister goedgekeurd. In het structuurplan wordt het meerslandschap in de Scheldevallei omschreven als een open landschap. Deze meersgebieden zijn in het verleden voor een deel reeds vergraven (het alluviale bos tussen de oude Scheldearm Elsegem ) voor de winning van klei, alsook plaatselijk opgehoogd door het rechttrekken van de Schelde. Verdere ontginning dient in de toekomst verhinderd te worden, gezien hierdoor de eigenheid van dit valleigebied in het gedrang komt. Gezien de openheid van dit landschap, dienen de Scheldemeersen beschermd te worden tegen verdere aantasting. Dit wil zeggen dat algemeen op ruimtelijk vlak beperkingen dienen opgelegd te worden inzake een eventuele toekomstige invulling van de nog resterende open ruimte wat betreft landbouw, recreatie en bebouwing. Het gemeentelijk RUP Domein de Ghellinck werd op 8 december 2011 door de deputatie van de provincie Oost-Vlaanderen goedgekeurd (BS ). Dit plan heeft betrekking op het parkgebied rondom het voormalige kasteel. Voor de visie vanuit het provinciaal structuurplan ten aanzien van de Scheldevallei wordt verwezen naar punt bij deelplan Afgewogen ruimtelijke visie en gewenst ontwikkelingsperspectief Het gebied Normandië is volgens het gewestplan bestemd als agrarisch gebied met landschappelijke of bijzondere waarde (vallei- of brongebieden) en voor een klein deeltje als natuurgebied. In de gewenste ruimtelijke structuur in het kader van de afbakening van de natuurlijke en agrarische structuur is het gebied opgenomen binnen het concept behoud en versterken van gevarieerde (open/halfopen) valleilandschappen met ruimte voor waterberging (gebied 2.9: Scheldevallei Elsegem). Dit concept wordt gedifferentieerd als natuurverwevingsgebied. Natuur en landbouw zijn hier nevengeschikte functies. Hoewel gelegen binnen de afbakening van de beschermde omgeving van het kasteeldomein de Ghellinck, heeft onroerend erfgoed zich voorwaardelijk akkoord verklaard met de ontginning van dit deel van het gebied. Als mildering wordt gevraagd voldoende afstand te garanderen ten opzichte van deze erfgoedelementen. Het gaat hier in het bijzonder om: - Het vrijwaren van het park rond het gemeentelijk domein de Ghellinck en de wilgenrij langs de Schelde; - de ontginningszone op deze locatie te reduceren tot op minstens 8 m van de erfgoedelementen; - een passend landschapsherstel gezien de aanwezigheid van deze erfgoedelementen; Deze elementen kunnen als volgt worden begrepen. Ten aanzien van het vrijwaren van het park en de wilgenrij is in het voorschrift voor winning van oppervlaktedelfstoffen (art.2.1) bepaald dat bij het ontginnen de ruimtelijke, landschapsecologische en milieuhygiënische impact van de ontginning op het gebied en de omgeving moet geminimaliseerd worden. Bovendien is opgenomen dat de ontginning rekening houdt met de nabijheid van de beschermde erfgoedelementen in de omgeving. De ontginning is slechts toegelaten na voorlegging van een inrichtingsstudie bij de vergunningsaanvraag waaruit ondermeer moet blijken hoe met deze elementen wordt omgegaan en of en op welke afstand ten opzichte van deze elementen wordt ontgonnen. Hierbij zal worden gezocht naar een ruimtelijke, ecologische en landschappelijke meerwaarde van het gebied ten opzichte van de huidige toestand. Hierbij wordt ook in het bijzonder aandacht besteed aan de elementen die momenteel reeds de Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 45

47 ruimtelijke waarde bepalen van het gebied (ontsluiting voor recreanten, natte graslanden, wilgenbosje tegen de Scheldedijk, nabijheid parklandschap en oude Scheldearm). Ten aanzien van het passend landschapsherstel impliceert dit dat er garanties moeten zijn dat het meersenkarakter (open graslanden) wordt hersteld. Dit in functie van het vrijwaren van de zichten vanuit het kasteeldomein op het omliggende meersenlandschap. Deze graslanden dienen ecologische potenties te hebben. Deze elementen worden ook ingeschreven in het stedenbouwkundig voorschrift nabestemming gemengd open ruimtegebied (art.2.2). De omschrijving van het gewenst concept zoals uitgewerkt in het kader van de afbakening van de ruimtelijke structuur voor landbouw, natuur en bos sluit hierbij aan en vormt eveneens het uitgangspunt voor de gewenste nabestemming. Gezien de ligging van het gebied op het kruispunt van parkgebied, landbouwgebied, recreatiegebied en natuurgebied en gelet op het specifieke karakter van het gebied binnen de uiterwaarden van de Schelde en deels als beschermde omgeving van het (gemeentelijk) domein de Ghellinck wordt geopteerd om het gebied een gemengde open ruimtebestemming te geven die verder kan worden gedifferentieerd na de ontginning ervan. De nabestemming gemengd open ruimtegebied impliceert immers het nevengeschikt zijn van natuurbehoud, bosbouw, landschapszorg, landbouw en recreatie. In de stedenbouwkundige voorschriften wordt een verfijning gebiedsgericht mogelijk gemaakt in afstemming met het naastgelegen beschermd parkgebied de Ghellinck, het natuurgebied en landbouwgebied. Hierbij wordt de deelplancontour afgestemd op het gemeentelijk RUP in goedkeuringsfase. De gemeente Wortegem-Petegem achtte een ontginning van het gebied Normandië vanuit het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan in eerste instantie als ongewenst. In de plenaire vergadering en in de nasleep hiervan op een bijkomend overleg, werd heelwat bijkomende verduidelijking verschaft over de landschappelijke (erfgoed) en ecologische waarde van het gebied alsook over de gebiedseigen kenmerken van een mogelijke ontginning ter plaatse. Hieruit bleek het volgende: - De landschappelijke (erfgoedwaarde) relatie tussen het domein de Ghellinck en de Schelde wordt door de gemeente als het belangrijkst ervaren in het meest westelijk deel van het plangebied. Het betreft hier een open zicht vanuit het domein de Ghellinck op het grasland tussen het pas gerenoveerde bijgebouw van het kasteel de Ghellinck en de Schelde. Het kasteeldomein (parkgebied) vloeit hier zonder harde grens over in het meersengebied tot aan de Scheldedijk en wilgenbosje en de oude meander westelijk van het plangebied. Die relatie wordt ook versterkt door enkele voetpaden doorheen het gebied en infoborden die er zijn opgesteld. Dit gebied kan eenvoudig worden afgebakend als het grote perceel 249a. Dit deel van het plangebied wordt zeer intens gebruikt voor allerhande activiteiten vanuit het domein de Ghellinck. - Binnen het voor ontginning aan te duiden gebied zijn er lokale verschillen in de waarde vanuit het oogpunt te ontginnen delfstof. Vanuit dit oogpunt is het meest oostelijke gedeelte van het aan te duiden ontginningsgebied (gelegen buiten de contour van bescherming als monument) in dit opzicht minder interessant dan het meer westelijk en meer aansluitende deel bij de Schelde. Er wordt hierbij van uitgegaan dat de kleilagen maximaal 2 à 3 meter dik zijn en dat een versnelde ontginning van het gehele gebied omtrent 2 à 3 jaar zal vergen (in campagnes van enkele weken per 1 of 2 ha). Er zal hier, in tegenstelling tot het gebied Eine-Oudenaarde, geen zand worden ontgonnen. - Binnen het voor ontginning aan te duiden gebied zijn er ook lokale verschillen in ecologische waarde. Uit de biologische waarderingskaart blijkt dat het gedeelte van het gebied tussen het parkgebied van het domein en de Scheldedijk (en wilgenbosje) biologisch minder waardevol is op uitzondering van het deel buiten de contour van de bescherming als monument. Het parkdomein zelf en het (centrale) natte grasland binnen de contour van de bescherming aansluitend bij dit park wordt beschouwd als een complex van biologisch waardevolle en zeer waardevolle elementen. Een ontginning van het gebied kan die biologische waarde op termijn versterken. Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 46

48 - Volgens de laatste gegevens is er in het bestaande ontginningsgebied Eine in Oudenaarde, in exploitatie door de firma Vande Moortele, nog voldoende voorraad aanwezig voor 7 jaar. Na die termijn dient de firma uit te kijken naar de nieuw aan te duiden ontginningsgebieden binnen voorliggend RUP, in het bijzonder de zones Rijtmeersen en Normandië. - De gemeente is bereid om met de ontginner tot afspraken inzake de randvoorwaarden voor ontginning te komen, bijvoorbeeld in de vorm van een protocol. Dit kan gaan over het tijdstip, de duurtijd en de fasering van de ontginning en de eindafwerking in functie van de realisatie van de gewenste eindtoestand uiteraard binnen de marges van de voorgestelde eindbestemming en mits afstemming met de andere betrokken partners (onroerend erfgoed, natuurlijke rijkdommen, natuur en bos). Op basis van deze elementen wordt als overdruk op het bestemmingsvoorschrift voor de winning van oppervlaktedelfstoffen (artikels 1 en 2) een fasering (art.3) gekoppeld in functie van de bevoorradingsverzekering op korte, middellange en lange termijn. Het betreft hier een fasering die betrekking heeft op de drie ontginningsgebieden voor alluviale klei in de Scheldevallei (Eine en Rijtmeersen in Oudenaarde en Normandië in Wortegem-Petegem). Gezien de bevoorrading vanuit het bestaande ontginningsgebied Eine wordt geschat op 7 jaar, is er voldoende tijd om het nodige studiewerk te verrichten voor het aansnijden van de nieuwe gebieden, Normandië en Rijtmeersen. Vanuit die optiek wordt het gebied Normandië opgedeeld in een klein westelijk deel (enkel perceel 249a) en een groot oostelijk deel. Het oostelijk deel wordt aangeduid zonder fasering en wordt dus vrijgegeven voor ontginning onder de modaliteiten voorzien in het bestemmingsvoorschrift teneinde ontwikkelingsperspectieven te bieden voor de komende 15 jaar. Een eerste fase (art.3.1) wordt in overdruk aangeduid op het gebied Rijtmeersen (deelplan 1) in functie van de middellange termijn tot 25 jaar. Een laatste (tweede) fase (art.3.2) voor de lange termijn van minimum 25 jaar wordt aangeduid op het westelijk deel van Normandië (perceel 249a). Merk op dat de hier vermelde termijnen betrekking hebben op de bevoorradingsverzekering en niet op de duur van de ontginningsactiviteiten ter plaatse. Zoals hiervoor gesteld kunnen met de ontginner immers afspraken worden gemaakt om per nieuw aan te snijden gebied te komen tot een versnelde ontginning. In het stedenbouwkundige voorschrift voor ontginningsgebied wordt bovendien generiek in de mogelijkheid voorzien voor een gefaseerde ontginning op projectniveau. Uitgangspunt hierbij moet zijn dat de tijdsduur van ontginning in het gebied binnen de beschermingsperimeter ofwel wordt beperkt ofwel dat wordt gewerkt in kleine ontginningsfases en korte perioden van exploitatie. 6.3 Voorgestelde herbestemming en op te heffen voorschriften Huidige bestemming volgens Gewestplan Oudenaarde nr.11 (KB ) en wijziging van 29 oktober 1999 en Koninklijk besluit van betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen. Tabel 5: voorgestelde herbestemming en op te heffen voorschriften deelplan 2: Zone Normandië Albon-nr. Opp. Gebied GEMEENTE Huidige GP-bestemming BPA van toepassing Voorstel bestemming BOD Bestemming RUP ZOEKZONE VOOR NIEUW GEBIED VOOR ONTGINNING OVL ha Normandië WORTEGEM- PETEGEM GP: natuurgebied en agrarisch gebied met landschappelijke of bijzondere waarde (vallei- of brongebieden) Ontginningsgebied met zelfde bestemmingen als nabestemming Ontginningsgebied met nabestemming gemengd open ruimtegebied deels zonder overdruk fasering en deels met overdruk fase II. Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 47

49 7 Toelichting bij deelplan 3: Zone Snaaskerkepolder (Gistel) 7.1 Bestaande feitelijke en juridische toestand Globale situering en gebiedsomschrijving Dit deelplan omvat een wijziging in functie van polderklei. Het betreft de gedeeltelijke schrapping van het bestaand ontginningsgebied Snaaskerkepolder (WVL 001) in de gemeente Gistel. Het ontginningsgebied vormt het zuidelijke deel van de Snaaskerkepolder die zich uitstrekt tot tegen het regionaalstedelijk gebied Oostende in het noorden. Zuidelijk wordt het gebied begrensd door het Kanaal Plassendale Nieuwpoort en de kern van Snaaskerke. De Snaaskerkepolder wordt in tegenstelling tot de oostelijk, westelijk en zuidelijk hiervan gelegen polders gekenmerkt door een rastervormige perceelsstructuur wat wijst op een drooglegging van recente datum. Het gebied werd meermaals overstroomd en later terug ingepolderd en in cultuur gebracht als landbouwgebied. Het gebied is grotendeels bouwvrij. Door de vroegere transgressies, was er tot 1 meter afzetting van slib wat de polder interessant maakte voor kleiwinning. Door de 18e-eeuwse overstromingen was er ook veel afzetting van zand in de kreken. In hetzelfde ontginningsgebied is ook een zandwinning actief. Het gebied wordt doorsneden door meerdere afwateringskanaaltjes (de zgn. geleed beekjes). Zuidoostelijk van het ontginningsgebied bevond zich de voormalige steenbakkerij; de uitgekleide delen rondom de steenbakkerij werden reeds herbestemd als VEN-waardig natuurgebied Overzicht bestaande feitelijke en juridische toestand De bestaande feitelijke en juridische toestand voor dit deelplan 3 wordt grafisch weergegeven op de hieronder vermelde kaarten. Kaart 1.3 Bestaande feitelijke toestand: luchtfoto met aanduidingen Kaart 2.3 Bestaande juridische toestand: gewestplan, gewestplanwijzigingen en ruimtelijke uitvoeringsplannen Kaart 3.3 Bestaande juridische toestand: andere plannen 7.2 Visie en gewenst ontwikkelingsperspectief Ruimtelijke afweging volgens BOD Enige verantwoording vanuit het BOD is dat het gebied mag geschrapt worden als ontginningsgebied en dat de overige delen ervan een afweging kunnen krijgen op basis van de behoefte aan zand in West-Vlaanderen. Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 48

50 7.2.2 Ruimtelijke visie en gewenst ontwikkelingsperspectief vanuit lokaal niveau Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Gistel werd op 29 januari 2004 door de deputatie van de provincie West-Vlaanderen goedgekeurd. In haar structuurplan opteert de gemeente ten aanzien van Snaaskerkepolder het versterken van de landschappelijke structuur, het landschappelijke afwerken van de verspreide bebouwing met natuurlijke elementen, de uitbouw van een natuurpark, het uitbouwen van een fiets- en wandelvriendelijke open ruimte en in het bijzonder het opwaarderen van het ontginningsgebied. Bij dit laatste gaat de aandacht vooral naar het verbeteren van het uitzicht van de specifieke open ruimte activiteiten (ontginning, stortplaats, ), het uitwerken van een aangepaste nabestemming voor het gehele ontginningsgebied met mogelijke differentiatie en het verbeteren van de huidige ontsluiting van het gebied via de Steenovenstraat en rekening houdend met het typische karakter van de historische polder. In het provinciaal structuurplan West-Vlaanderen maakt het gebied deel uit van de clusters kleine landschapselementen en kleine natuurgebieden (gebied rond De Rattevalle, Slijpe en Snaaskerke) (sloten en vaarten) Afgewogen ruimtelijke visie en gewenst ontwikkelingsperspectief De nabestemming van het ontginningsgebied waar het te schrappen deel toe behoort is agrarisch gebied. Volgens de gewenste ruimtelijk structuur in het kader van de afbakening van de natuurlijke en agrarische structuur is het ontginningsgebied opgenomen in het concept groot aaneengesloten grondgebonden landbouwgebied als ruimtelijke drager in de polders en werd het binnen die context ook herbevestigd. Deze herbevestiging staat los van de reeds herbestemde voormalige ontginningsputten zuidelijk van het bestaande ontginningsgebied. Het omgevende landbouwgebied met de typische percellering volgens dambordpatroon werd als bouwvrij agrarisch gebied herbestemd. Vanuit die optiek ligt een herbestemming van het te schrappen deel naar bouwvrij agrarisch gebied voor de hand. 7.3 Voorgestelde herbestemming en op te heffen voorschriften Huidige bestemming volgens Gewestplan nr.2 Oostende-Middenkust (KB ) en Koninklijk besluit van betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen. Tabel 6: voorgestelde herbestemming en op te heffen voorschriften deelplan 3: Zone Snaaskerkepolder Albon-nr. Opp. Gebied GEMEENTE Huidige GP-bestemming BPA van toepassing Voorstel bestemming BOD Bestemming RUP (DEEL VAN) BESTAANDE ONTGINNINGSGEBIEDEN DIE EEN ANDER EBESTEMMING MOGEN KRIJGEN WVL ha Snaaskerkepolder GISTEL GP: ontginningsgebied met nabestemming agrarisch gebied agrarisch gebied bouwvrij agrarisch gebied Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 49

51 8 Toelichting bij deelplan 4: Zone Stuivekenskerke (Diksmuide) 8.1 Bestaande feitelijke en juridische toestand Globale situering en gebiedsomschrijving Dit deelplan omvat de schrapping van een ontginningsgebied voor polderklei. Het betreft het noordelijk, uitgekleide deel (tss en 1979 werd hier polderklei ontgonnen) van het bestaand ontginningsgebied Stuivekenskerke (WVL009) te Diksmuide. Het gebied is gelegen zuidelijk van de kleine kern van Stuivekenskerke en voormalige kasteelhoeve Viconia aan een buitenbocht van de IJzer. Het gebied wordt gekenmerkt door een afwisseling van natte weilanden, vijvers, sloten, rietkragen en hagen. De nabestemming van het plassengedeelte is natuurgebied; de overige delen van het ontginningsgebied hebben de nabestemming agrarisch gebied. Het centrale kerngedeelte van dit gebied is tevens aangeduid als VEN Kleiputten Viconia en erkend en beschermd als Vlaams Natuurreservaat (ca. 30 ha). Een ruime contour rondom het ontginningsgebied is volgens de landschapsatlas aangeduid als ankerplaats. Daarbuiten is het gebied herbevestigd agrarisch gebied. Een hoogspanningsleiding doorkruist het gebied van zuidoost naar noordwest Overzicht bestaande feitelijke en juridische toestand De bestaande feitelijke en juridische toestand voor dit deelplan 4 wordt grafisch weergegeven op de hieronder vermelde kaarten. Kaart 1.4 Bestaande feitelijke toestand: luchtfoto met aanduidingen Kaart 2.4 Bestaande juridische toestand: gewestplan, gewestplanwijzigingen en ruimtelijke uitvoeringsplannen Kaart 3.4 Bestaande juridische toestand: andere plannen 8.2 Visie en gewenst ontwikkelingsperspectief Ruimtelijke afweging volgens BOD De gedeeltelijke schrapping van dit ontginningsgebied is geen voorwerp van een ruimtelijke afweging in het BOD. Enkel is aangegeven dat het noordelijk deel mag geschrapt worden. Hier bevindt zich het natuurreservaat Viconia kleiputten. In het BOD wordt voorgesteld het zuidelijk deel te behouden maar ook dat het niet prioritair is vanuit de sector. Bovendien ligt het gebied in de frontzone WO I dat in aanmerking komt om te worden opgenomen op de Unesco-lijst van het werelderfgoed. Vanuit de ruimtelijke en beleidsmatige context kan de dienst natuurlijke rijkdommen zich vinden in de gehele schrapping van het ontginningsgebied Ruimtelijke visie en gewenst ontwikkelingsperspectief vanuit lokaal niveau Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Diksmuide werd op 24 november 2005 door de deputatie van de provincie West-Vlaanderen goedgekeurd. Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 50

52 In haar structuurplan selecteert de stad dit gebied als prioritaire gebieden voor natuur. Het zijn gebieden waar de natuurfunctie bovengeschikt is aan de andere functies en natuur als hoofdgebruiker voorkomt. Ze bezitten een overwegend hoge biologische waarde en een hoge toekomstwaarde. Door aangepast natuurbeheer kan de biologische waarde verhoogd worden. Het zijn gebieden waar een duurzame instandhouding van ecotopen kan gegarandeerd worden. Om de biologische waarde ruimtelijk te ondersteunen dient het beleid het niet-bebouwd karakter en het kenmerkend abiotisch en biotisch milieu te behouden en te versterken. Het provinciaal ruimtelijk structuurplan West-Vlaanderen doet geen concrete uitspraak over dit gebied Afgewogen ruimtelijke visie en gewenst ontwikkelingsperspectief Volgens het gewestplan heeft het noordelijk deel van het ontginningsgebied de nabestemming natuurgebied. Dit deel sluit ook aan bij het parkgebied rondom de voormalige kasteelhoeve Viconia (buiten het plangebied). Het gebied wordt gekenmerkt door natte weilanden en wateroppervlak ontstaan door de vroegere ontginning. Het zuidelijk deel heeft als nabestemming agrarisch gebied hoewel ook in dit gebied plassen aanwezig zijn. Het voorstel tot schrappen volgens het BOD heeft betrekking op het gedeelte met nabestemming natuurgebied en een smalle strook langsheen het Reigersvliet tot aan de zuidwestgrens (aanwezigheid plassen). Volgens de gewenste ruimtelijk structuur in het kader van de afbakening van de natuurlijke en agrarische structuur is het ontginningsgebied met de aanwezige plassen en graslanden opgenomen in de concepten ontwikkelen van natuurkernen rond stilstaande waters en complexen van waardevolle graslanden als natuurkernen. Het gebied is omgeven door groot aaneengesloten grondgebonden landbouwgebied als ruimtelijke drager in de polders en werd in die context ook herbevestigd. De herbevestiging is ten noorden ruimer dan het ontginningsgebied maar volgt zuidelijk grotendeels bestemmingsgrens tussen ontginningsgebied en agrarisch gebied. In tegenstelling tot het voorstel tot gedeeltelijke schrapping van ontginningsgebied uit het BOD wordt in voorliggend RUP en met akkoord van de dienst natuurlijke rijkdommen het gehele ontginningsgebied geschrapt. Deze schrapping wordt gemotiveerd vanuit de ruimtelijke en beleidsmatige context van het gebied en vanuit de vaststelling dat het resterende ontginningsgebied relatief klein, langwerpig en smal is en slecht ontsloten is. Bovendien is het gebied niet prioritair vanuit de sector en ligt het binnen de frontzone van WO I waardoor het in aanmerking komt om te worden opgenomen op de Unesco-lijst van het werelderfgoed. Het gebied vormt samen met de Ijzervallei ook in een ankerplaats volgens de landschapsatlas. Het plassengebied is vanwege zijn hoge biologische waarde aangeduid met overdruk VEN. Een nog ruimere contour (ruimer dan de nabestemming natuurgebied) is Vlaams Natuurreservaat Viconia Kleiputten. ANB, beheerder van het reservaatgebied, neemt ook een ontgonnen deel zuidelijk hiervan op. Deze begrenzing wordt beschouwd als bestaand natuurgebied. Buiten deze delen, zijn nog grote delen in landbouwgebruik maar gelegen binnen de aankoopperimeter van het Vlaamse Natuurreservaat en als dusdanig niet herbevestigd als agrarisch gebied. Aangezien het bestaande natuurgebied als te klein wordt ervaren om op een duurzame manier in stand gehouden te worden en heden reeds storende randeffecten ondervindt van de omgeving, wordt ook dit deel opgenomen als natuurgebied. Het noordelijk deel (bestaande natuurreservaat in beheer door ANB) wordt aangeduid met overdruk GEN; het zuidelijk deel, dat nog grotendeels in landbouwgebruik is, wordt aangeduid met overdruk GENO. Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 51

53 8.3 Voorgestelde herbestemming en op te heffen voorschriften Huidige bestemming volgens Gewestplan nr. 4 Diksmuide - Torhout (KB ) en Koninklijk besluit van betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen. Tabel 7: voorgestelde herbestemming en op te heffen voorschriften deelplan 4: Zone Stuivekenskerke Albon-nr. Opp. Gebied GEMEENTE Huidige GP-bestemming BPA van toepassing Voorstel bestemming BOD Bestemming RUP (DEEL VAN) BESTAANDE ONTGINNINGSGEBIEDEN DIE EEN ANDERE BESTEMMING MOGEN KRIJGEN WVL , ,56 Stuivekenskerke DIKSMUIDE Natuurgebied (voor het te schrappen deel volgens BOD) GP: Ontginningsgebied met nabestemming natuur, ontginningsgebied met nabestemming agrarisch gebied en hoogspanningsleiding natuurgebied met overdruk GEN voor het noordelijk deel; natuurgebied met overdruk GENO voor het zuidelijk deel. Ook de hoogspanningsleiding wordt bevestigd als overdruk. Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 52

54 Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 53

55 9 Toelichting bij ddeelplan 5: Zones Zwarte Sluis en Hoeke Steenbakkerij () 9.1 Bestaande feitelijke en juridische toestand Globale situering en gebiedsomschrijving Dit deelplan omvat het schrappen van het zuidelijk en westelijk uitgekleide deel van het ontginningsgebied Hoeke Steenbakkerij (WVL027E) ter hoogte van de kruising van de N49 Knokke-Zelzate en de Damse Vaart en van het ontginningsgebied Zwarte Sluis (WVL027B), beiden op het grondgebied van de gemeente. Het te schrappen ontginningsgebiedje Zwarte Sluis vormt een enclave in de oksel van de Damse Vaart en de Hoeke Vaart ter hoogte van het voormalige Fort Sint-Donaas. De natuurwaarden in het gebied en de directe omgeving zijn bijzonder hoog en werden ook als dusdanig bestemd volgens het gewestplan (reservaatgebied, natuurgebied) en in latere beleidsplannen (SBZ- Vogelrichtlijn, SBZ-Habitatrichtlijn, VEN, weidevogelgebied, ). Het kleine ontginningsgebied (ca. 4 ha) ligt afgescheiden van het grotere ontginningsgebied Robbe Moreelpolder noordelijk hiervan dat volgens het BOD behouden blijft. Het te schrappen deel van ontginningsgebied Hoeke Steenbakkerij betreft het westelijk en zuidelijk uitgekleide deel van een groter geheel. Het ontginningsgebied is gelegen oostelijk van de kruising tussen N49 en de Damse Vaart. De kleine kernen van Hoeke (westelijk van de site) en Lapscheure zijn de enige landelijke woongebieden in de directe omgeving. Het gebied zelf wordt gekenmerkt door plassen en kreken met belangrijke natuurwaarden (VEN, SBZ-Vogelrichtlijn, aangrenzend als reservaatgebied aangeduid op het gewestplan). De nabestemming van het te schrappen gebied is deels landbouw, deels natuurgebied. Het landbouwgebruik van deze delen is in feite vrijwel onbestaande. In de oude gebouwen van de voormalige steenbakkerij zijn recreatieve functies actief geweest; momenteel is de functie beperkt tot gedeeltelijk restgebruik van de gebouwen (opslag wijngroothandel). Het omliggende landschap heeft het karakter van een poldergebied in landbouwgebruik met de aanwezigheid van belangrijke cultuurhistorische relicten (restanten van oude forten en dijken, kanalen en kreken en oude hoeves). Vandaar dat een groot deel van het gebied volgens de Landschapsatlas is aangeduid als Ankerplaats Overzicht bestaande feitelijke en juridische toestand De bestaande feitelijke en juridische toestand voor dit deelplan 5 wordt grafisch weergegeven op de hieronder vermelde kaarten. Kaart 1.5 Bestaande feitelijke toestand: luchtfoto met aanduidingen Kaart 2.5 Bestaande juridische toestand: gewestplan, gewestplanwijzigingen en ruimtelijke uitvoeringsplannen Kaart 3.5 Bestaande juridische toestand: andere plannen Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 54

56 9.2 Visie en gewenst ontwikkelingsperspectief Ruimtelijke afweging volgens BOD De schrapping van het gebiedje Zwarte Sluis en de gedeeltelijke schrapping van het gebied Hoeke Steenbakkerij als ontginningsgebied is geen voorwerp van een ruimtelijke afweging in het BOD. Voor Zwarte Sluis is enkel aangegeven dat er geen interesse bestaat vanuit de sector om dit gebied te behouden als ontginningsgebied. Voor het te schrappen deel van Hoeke Steenbakkerij is aangegeven dat het om de ontgonnen delen gaat. Volgens het BOD wordt voorgesteld om het ontginningsgebied Robbe Moreelpolder en het resterende ontginningsgebied Hoeke Steenbakkerij te behouden als ontginningsgebied en af te wegen in het kader van de behoefte aan zand in West- Vlaanderen Ruimtelijke visie en gewenst ontwikkelingsperspectief vanuit lokaal niveau Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan werd op 16 april 2009 door de deputatie van de provincie West-Vlaanderen goedgekeurd. Het gebied Zwarte Sluis is volgens het structuurplan van de stad gelegen in een natuurcomplex van bovenlokaal niveau. De stad onderschrijft het beleid van de Vlaamse overheid waarbij het behoud van de biologische waarde en/of herstel en ontwikkeling van een hogere biologische waarde ruimtelijk wordt ondersteund. Belangrijke delen van het te schrappen ontginningsgebied Hoeke Steenbakkerij zijn volgens het structuurplan gelegen in natuurcomplex (VEN-gebied) en waardevolle gebieden (ankerplaats). Deze overdrukken differentiëren het gebied voor polderlandbouw met ruimte voor andere activiteiten. De gebouwen van de voormalige steenbakkerij worden in de gewenste ruimtelijke structuur aangeduid als toeristisch recreatief knooppunt. Ten aanzien van deze selectie wordt in de bindende bepalingen opgenomen dat het bestuur een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan opmaakt voor de site (vroegere Steenbakkerij Hoeke). Deze bepaling is door de deputatie van goedkeuring onthouden. Volgens het provinciaal ruimtelijk structuurplan West-Vlaanderen behoort het poldergebied tussen Ramskapelle en Hoeke (waarin beide te schrappen delen liggen) tot de gave landschappen. Deze oudlandpolder wordt gekenmerkt door reliëfrijke, laaggelegen weilanden met veedrinkpoelen, depressies, sloten en kreekruggen. Ook vergraven terreinen zoals de kleiputten van Hoeke, de stadswallen van en het Fort van Beieren en dominante lijninfrastructuur zoals de Damse Vaart en het Leopoldkanaal typeren dit gebied. Het beleid voor gave landschappen is gericht op het behouden en het versterken van de traditionele kenmerken en de karakteristieke relicten. Dit impliceert niet dat nieuwe ingrepen worden uitgesloten. Wel dient een verhoogde aandacht uit te gaan naar de wijze waarop de ingreep rekening houdt met de landschappelijke draagkracht van het gebied en dit in samenhang met de structurerende elementen en componenten. Ook het maximaal behouden van de open ruimte en de structuurkenmerken perceelstructuur, meandering, landschapstypologie en morfologie) van het gebied staan voorop. Voor ankerplaatsen is het aangewezen om alle vormen van versnippering en veranderingen of toevoegingen van storende elementen die de samenhang van de ankerplaats verstoren tegen te gaan. Voor de ankerplaatsen die gelegen zijn in gave landschappen moet het versterken van de landschappelijke omgeving binnen het gave landschap bijdragen tot een kwaliteitsverhoging van de ankerplaats Afgewogen ruimtelijke visie en gewenst ontwikkelingsperspectief Het gebied Zwarte Sluis heeft als nabestemming natuurgebied. Vanuit het afbakeningsproces voor de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur (deelregio Kust-Polders-Westhoek) behoort de locatie Zwarte Sluis tot de concepten ontwikkelen van natuurkernen rond stilstaande waters (15.8 Fort Sint-Donaas) en complexen van waardevolle graslanden als natuurkernen (11.15 het krekengebied van Lapscheure-Hoeke). Beide concepten impliceren een hoofdfunctie natuur Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 55

57 waarbij landbouw een ondersteunende rol kan krijgen in het beheer van deze gebieden. Gezien de ligging tussen andere gebieden met hoge natuurwaarden (reservaatgebied, natuurgebied, VEN, SBZ-V, SBZ-H, ) ligt een herbestemming als natuurgebied met overdruk GEN voor de hand. Voor het gebied Hoeke Steenbakkerij ligt de situatie enigszins anders in het bijzonder ten aanzien van de aanwezigheid van de voormalige steenbakkerij als bebouwd volume. Het grootste deel van het te schrappen ontginningsgebied kan de herbestemming als natuurgebied krijgen voortgaand op de bestaande nabestemming natuurgebied, de ligging in VEN, de gewenste ruimtelijke structuur voor het buitengebied. Voor de locatie geldt volgens deze laatste visie het concept ontwikkelen van natuurkernen rond stilstaande waters (15.7 kleiputten Hoeke). Dit concept impliceert een bestemming als natuurgebied. Dit geldt in eerste instantie ten aanzien van de gebieden waar na ontginning natuurontwikkeling is ontstaan (verlaten kleiputten en drassige gebieden). De omzetting naar natuurgebied is anderzijds niet vanzelfsprekend voor de in het gebied gelegen gebouwcomplex van de voormalige steenbakkerij. Daarom werd in de nasleep van de plenaire vergadering een overleg georganiseerd tussen de stad en het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB). Uit dit overleg bleek dat er een compromis mogelijk was om het gehele gebied de bestemming natuurgebied te geven in aansluiting met de omgevende bestemming mits de huidige laagdynamische activiteiten in het gebouw mogelijk blijven. Als gebiedsspecifieke typebepaling (aanduiding met een contour in overdruk) wordt in het stedenbouwkundig voorschrift natuurgebied opgenomen dat ten aanzien van de bestaande zonevreemde constructies, niet zijnde woningen, vergunning kan verleend worden voor een nieuwe functie die louter betrekking heeft op de opslag van allerhande materialen of materieel en op voorwaarde dat het gaat om een gebouw of gebouwcomplex dat bestaat, niet verkrot is en hoofdzakelijk vergund. Ten aanzien van de verhardingen rondom het gebouw wordt, gezien de ligging in natuurgebied, een reductie tot een strikt minimum nagestreefd, enkel vereist voor de ontsluiting van de opslagfunctie. Buitenopslag wordt niet toegelaten. Voor de delen in landbouwgebruik aan de rand en aansluitend bij het omliggende landbouwgebied, wordt bouwvrij agrarisch gebied voorzien voor de onbebouwde delen en agrarisch gebied voor het klein bebouwd deel aan de zuidoostelijke rand. Hiermee wordt aangegeven dat deze gebieden als landbouwgebied bestaanbaar zijn in de overgang tussen natuurcomplex en omgevend landbouwgebied ondanks hun ligging binnen de aankoopperimeter voor natuurontwikkeling. 9.3 Voorgestelde herbestemming en op te heffen voorschriften Huidige bestemming volgens Gewestplan nr. 3 Brugge-Oostkust (KB ) en Koninklijk besluit van betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen. Tabel 8: voorgestelde herbestemming en op te heffen voorschriften deelplan 5: Zones Zwarte Sluis en Hoeke Steenbakkerij Albon-nr. Opp. Gebied GEMEENTE Huidige GP-bestemming BPA van toepassing Voorstel bestemming BOD Bestemming RUP (DEEL VAN) BESTAANDE ONTGINNINGSGEBIEDEN DIE EEN ANDER EBESTEMMING MOGEN KRIJGEN WVL027 B 4,07 ha Zwarte Sluis DAMME GP: Ontginningsgebied met nabestemming natuur natuurgebied natuurgebied met overdruk GEN WVL027 E 39,17 ha Hoeke Steenbakkerij DAMME GP: ontginningsgebied met nabestemming agrarisch gebied en met nabestemming natuur agrarisch gebied en natuurgebied natuurgebied met overdruk GENO met perimeter voor functiewijziging gebouwcomplex, bouwvrij agrarisch gebied en agrarisch gebied Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 56

58 10 Ruimtebalans De invloed van de bestemmingswijzigingen in dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan op de ruimteboekhouding uit het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) is weergegeven in volgende ruimtebalans. Tabel 9 Ruimtebalans Bestemmingscategorie Huidige bestemmingen in het plangebied Bestemmingen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan landbouw waarvan niet bouwvrij agrarisch 0 < 1 ha reservaat en natuur overig groen overige : (ontginningsgebied) TOTAALOPPERVLAKTE PLAN waarvan GEN in overdruk waarvan GENO in overdruk Totaal GEN en GENO in overdruk Verschil Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 57

59 11 Vertaling naar verordenende stedenbouwkundige voorschriften. Verordenende stedenbouwkundige voorschriften Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ontginning en waterwinning Artikel 1. Gebied voor de winning van oppervlaktedelfstoffen met nabestemming natuurgebied Artikel 1.1a. Tijdelijke bestemming: winning van oppervlaktedelfstoffen Het gebied is bestemd voor de ontginning van klei. Het gebied is bestemd voor de winning van oppervlaktedelfstoffen, waarbij: Alle handelingen die nodig of nuttig zijn om klei te winnen en mechanisch te behandelen, zijn toegelaten voor zover het tijdelijke infrastructuur betreft, wat moet blijken uit de fasering van de ontginning en de eindafwerking met het oog op de nabestemming. Verwerking is uitgesloten. Als het noodzakelijk is voor de ontginning van klei of de kwalitatieve inrichting met het oog op de nabestemming van het gebied, is het herstel, de heraanleg of de verplaatsing van bestaande ondergrondse transportleidingen ook toegelaten. De ruimtelijke, landschapsecologische en milieuhygiënische impact van de ontginning op het gebied en de omgeving moet zo beperkt mogelijk gehouden worden. De ontginning van een delfstof is alleen toegelaten na voorlegging van een inrichtingsstudie bij de vergunningsaanvraag. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op de beoordeling van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie zal tenminste het volgende aantonen: de diepte van de ontginning, de fasering van de ontginning rekening houdend met de artikels over de fasering, de geluidsbuffer per fase en de opvulling met het oog op de realisatie van de nabestemming. - het gebied als tijdelijke hoofdfunctie de ontginning van primaire delfstoffen, in het bijzonder klei, krijgt in overeenstemming met de wetgeving betreffende de ontginning van delfstoffen; - het gebied onmiddellijk voor ontginning kan worden aangesneden; - tijdelijke infrastructuur voor de ontginningsactiviteit en de mechanische behandeling van de ontgonnen delfstoffen is toegelaten. Die constructies moeten na de ontginning worden verwijderd. Het bouwen van gebouwen en het plaatsen van installaties voor de verwerking van oppervlaktedelfstoffen is niet toegestaan omdat ze vallen onder het winnen en mechanisch behandelen van oppervlaktedelfstoffen. De aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning voor bedrijfsgebouwen moet daarover de nodige informatie bevatten. Mechanische behandeling: daaronder wordt onder meer verstaan zeven, mengen, breken Een voorbeeld van niet-toegelaten verwerkingsactiviteit is een betoncentrale. Een buffer behoort tot het gebied voor de winning van oppervlaktedelfstoffen en moet een overgang vormen tussen het gebied dat in ontginning is en de aangrenzende bestemmingen. Naargelang van de aard van de aangrenzende bestemming zal de buffer op vergunningenniveau gebiedsspecifiek moeten worden ingevuld. De inrichtingsstudie geeft hiervoor aanwijzingen.uitgangspunt hierbij moet zijn dat deze buffers maximaal kunnen ingepast worden in het eindbeeld van de nabestemming of worden verwijderd in functie van de realisatie van de nabestemming. De inrichtingsstudie omvat de noodzakelijke informatie voor afweging ten aanzien van de stedenbouwkundige voorschriften en de goede ruimtelijke ordening. Het document wordt gevoegd bij de aanvraag voor stedenbouwkundige vergunning met het oog op de ontginning van een gebied. Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 58

60 Verordenende stedenbouwkundige voorschriften Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften Artikel 1.1b. Nabestemming: natuurgebied aanduiding in overdruk Vanaf de inwerkingtreding van de nabestemming behoort dit gebied tot de bestemmingscategorie reservaat en natuur Na de ontginning is het gebied bestemd als natuurgebied. Het gebied is bestemd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu en bos. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de natuur, het natuurlijk milieu en van de landschapswaarden zijn toegelaten. Na de ontginning krijgt het gebied een bestemming als natuurgebied waarbij de hoofdfunctie natuur is. Onder bos wordt begrepen: ecologisch beheerd bos zoals bedoeld in artikel 18 en volgende van het Bosdecreet. Het aanbrengen van infrastructuren voor het beheer van het gebied als natuurgebied is mogelijk. Die infrastructuren zijn onder meer: veekerende rasters of schuilplaatsen voor dieren die ingezet worden bij het beheer van het gebied. In het gebied zijn uitsluitend gebouwen toegelaten die noodzakelijk zijn voor het beheer van of het toezicht op het natuurgebied in kwestie, op voorwaarde dat ze niet samen gebruikt worden als permanente woning. Het gaat om gebouwen en constructies met een beperkte omvang (schuilplaats, bergplaats voor materiaal ). Overdruk. Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. Artikel 1.2 Grote eenheid natuur in ontwikkeling in overdruk over gebied voor de winning van oppervlaktedelfstoffen met nabestemming natuurgebied Het in overdruk aangeduide gebied is een grote eenheid natuur in ontwikkeling. Totdat de natuurfunctie effectief gerealiseerd is, zijn handelingen met het oog op de bestaande activiteiten en de activiteiten die mogelijk zijn volgens de onderliggende bestemming, toegelaten voor zover de natuurwaarden van het gebied hiermee kunnen worden ontwikkeld en versterkt. De oprichting van gebouwen en gelijkaardige constructies voor deze bestaande en nieuwe activiteiten die mogelijk zijn volgens de onderliggende bestemming, is niet toegelaten met uitzondering van de tijdeljke infrastructuur die nodig is voor het winnen van de aanwezige klei. Dit gebied wordt beschouwd als een Grote Eenheid Natuur in Ontwikkeling (GENO) in de zin van het decreet Natuurbehoud en in die zin als een onderdeel van het Vlaams Ecologisch Netwerk. Alle bepalingen van het decreet Natuurbehoud betreffende grote eenheden natuur in ontwikkeling zijn van toepassing in dit gebied. In voorkomend geval is een vastgesteld natuurrichtplan bepalend voor de inrichting en het beheer van het gebied. Een dergelijk natuurrichtplan wordt als een afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor de bovenvermelde werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen. Volgens de onderliggende bestemming kunnen in het gebied handelingen worden vergund die de winning van klei tot doel hebben.het ruimtelijk beleid is gericht op de ruimtelijke ontwikkeling van een hogere biologische waarde door ontginning. De ruimtelijke ontwikkeling houdt randvoorwaarden in voor het het herstel en de ontwikkeling van de aanwezige en nieuwe ecotopen na ontginning. Verder houdt de ruimtelijke ondersteuning een gefaseerde omzetting in van het grondgebruik naar een gebruik dat het Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 59

61 Verordenende stedenbouwkundige voorschriften Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften herstel en de ontwikkeling van de gewenste ecotopen toelaat. Bestaande activiteiten en nieuwe activiteiten die mogelijk zijn volgens de onderliggende bestemming in het gebied kunnen behouden blijven totdat de natuurbestemming gerealiseerd is. Dat is een feitelijke kwestie. De activiteiten in het gebied moeten het herstel en de verdere ontwikkeling van natuurwaarden garanderen. Het oprichten van gebouwen en gelijkaardige constructies is niet toegelaten. Serres en stallen behoren niet tot de niet-toegelaten bebouwen en vergelijkbare constructies. Artikel 1.3. Gebiedsspecifieke typebepaling voor beperkte handelingen van waterbeheer in of nabij valleien Handelingen die nodig of nuttig zijn voor de volgende activiteiten zijn toegelaten: - het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien; - het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie; - het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden; - het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen. De handelingen, vermeld in de artikels 1.1, 1.2 en 1.3 kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en als ze het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen. In de rivier- en beekvalleien is waterbeheersing een nevengeschikte functie. Onder rivier- en beekvalleien worden minstens begrepen: de overstromingsgevoelige gebieden, aangeduid op de kaarten van de watertoets. Buiten de rivier- en beekvalleien is waterbeheersing eerder een ondergeschikte functie. Handelingen in functie van het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen zijn bijvoorbeeld hermeandering, verbreding of herinrichting van de bedding, herwaarderen winterbed, vertraging waterstroomsnelheid, structuurvariatie in oevers en bedding Handelingen om de waterkwaliteit te verbeteren, zijn bijvoorbeeld buffering van waterlopen tegen vervuiling Handelingen in functie van de verbetering van de verbindingsfunctie van waterlopen zijn bijvoorbeeld het opheffen van barrières, het behoud van ruimte voor de ontwikkeling van natuurwaarden In functie van het behoud, het herstel en de ontwikkeling (aanleg, inrichting, onderhoud ) van specifieke overstromingsgebieden zijn specifieke infrastructuren daarvoor zoals dijken, stuwen, pompinstallaties... toegelaten. Zuiveringsinfrastructuren zoals RWZI s of collectoren vallen niet onder de toegelaten handelingen. De overige functies in rivier- en beekvalleien moeten de natuurlijke dynamiek en het waterbergend vermogen van dit watersysteem respecteren. De stroomgebiedbeheersplannen en de (deel)bekkenbeheersplannen worden als afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen. Vergunningsaanvragen worden onderworpen aan een watertoets in de zin van het decreet Integraal Waterbeleid. Indien mogelijk en opportuun worden bij voorkeur de technieken van natuurtechnische milieubouw gehanteerd bij de aanleg van waterbeheersinfrastructuren, namelijk een geheel van technieken om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zo veel mogelijk te behouden, te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Deze technieken zijn omschreven in de vademecums Natuurtechniek ( Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 60

62 Verordenende stedenbouwkundige voorschriften Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ontginning en waterwinning Artikel 2. Gebied voor de winning van oppervlaktedelfstoffen met nabestemming gemengd openruimtegebied Artikel 2.1. Bestemming Het gebied is bestemd voor de ontginning van klei. Het gebied is bestemd voor de winning van oppervlaktedelfstoffen, waarbij: Alle handelingen die nodig of nuttig zijn om klei te winnen en mechanisch te behandelen, zijn toegelaten voor zover het tijdelijke infrastructuur betreft, wat moet blijken uit de fasering van de ontginning en de eindafwerking met het oog op de nabestemming. Verwerking is uitgesloten. Als het noodzakelijk is voor de ontginning van klei of de kwalitatieve inrichting met het oog op de nabestemming van het gebied, is het herstel, de heraanleg of de verplaatsing van bestaande ondergrondse transportleidingen ook toegelaten. De ruimtelijke, landschapsecologische en milieuhygiënische impact van de ontginning op het gebied en de omgeving moet zo beperkt mogelijk gehouden worden. De ontginning houdt rekening met de nabijheid van de beschermde erfgoedelementen in de omgeving. - het gebied als tijdelijke hoofdfunctie de ontginning van primaire delfstoffen, in het bijzonder klei, krijgt in overeenstemming met de wetgeving betreffende de ontginning van delfstoffen; - het gebied onmiddellijk voor ontginning kan worden aangesneden (zie ook artikel 1.3 over fasering; - tijdelijke infrastructuur voor de ontginningsactiviteit en de mechanische behandeling van de ontgonnen delfstoffen is toegelaten. Die constructies moeten na de ontginning worden verwijderd. Het bouwen van gebouwen en het plaatsen van installaties voor de verwerking van oppervlaktedelfstoffen is niet toegestaan omdat ze vallen onder het winnen en mechanisch behandelen van oppervlaktedelfstoffen. De aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning voor bedrijfsgebouwen moet daarover de nodige informatie bevatten. Mechanische behandeling: daaronder wordt onder meer verstaan zeven, mengen, breken Een voorbeeld van niet-toegelaten verwerkingsactiviteit is een betoncentrale. De ontginning van een delfstof is alleen toegelaten na voorlegging van een inrichtingsstudie bij de vergunningsaanvraag. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op de beoordeling van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie zal tenminste het volgende aantonen: de diepte van de ontginning, de fasering van de ontginning rekening houdend met de artikels over de fasering, de geluidsbuffer per fase en de opvulling met het oog op de realisatie van de nabestemming. Een buffer behoort tot het gebied voor de winning van oppervlaktedelfstoffen en moet een overgang vormen tussen het gebied dat in ontginning is en de aangrenzende bestemmingen. Naargelang van de aard van de aangrenzende bestemming zal de buffer op vergunningenniveau gebiedsspecifiek moeten worden ingevuld. De inrichtingsstudie geeft hiervoor aanwijzingen. De inrichtingsstudie omvat de noodzakelijke informatie voor afweging ten aanzien van de stedenbouwkundige voorschriften en de goede ruimtelijke ordening. Het document wordt gevoegd bij de aanvraag voor stedenbouwkundige vergunning met het oog op de ontginning van een gebied. Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 61

63 Verordenende stedenbouwkundige voorschriften Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften Artikel 2.2 Nabestemming gemengd openruimtegebied aanduiding in overdruk Vanaf de inwerkingtreding van de nabestemming behoort dit gebied tot de bestemmingscategorie overig groen Na de ontginning is dit gebied bestemd voor natuurbehoud en landbouw. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor die functies zijn toegelaten, met uitzondering van de oprichting van gebouwen behoudens de overige bepalingen van dit artikel. Het openruimtegebied is in principe een bouwvrij gebied. In het gebied zijn uitsluitend gebouwen en constructies toegelaten die noodzakelijk zijn voor het beheer van het gebied, op voorwaarde dat ze niet gebruikt kunnen worden als permanente woning. Het aanbrengen van infrastructuren voor het beheer van het gebied als openruimtegebied is mogelijk. Die infrastructuren zijn onder meer: veekerende rasters, het bouwen van schuilplaatsen voor dieren die ingezet worden bij het beheer van het gebied. Voor zover de ruimtelijk-ecologische draagkracht van het gebied niet wordt overschreden, zijn, in uitzondering op het onbebouwde karakter van het gebied, de volgende handelingen toegelaten: Kleinschalige infrastructuur bijvoorbeeld voor het gebruik van vijvers voor hengelsport (bergruimte, schuilplaatsen, visplatformen, beperkte sanitaire voorziening, beperkte parkeervoorziening in waterdoorlatende verharding, afsluitingen ) is toegelaten. - het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur die gericht is op de sociale, educatieve of recreatieve functie van het gebied, waaronder sanitaire gebouwen of schuilplaatsen van één bouwlaag met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²; - Verblijfsaccommodatie of horeca is niet toegelaten; Het herstel van het gebied na ontginning houdt rekening met het vrijwaren van de zichten vanuit het kasteeldomein op het omliggende meersenlandschap. Als een gemeente of provincie voor delen van dit gebied een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan opmaakt met voorschriften voor functies en activiteiten als vermeld in dit artikel krijgen de voorschriften van dat plan, na de goedkeuring ervan, voorrang op de voorschriften, opgenomen in dit artikel. Er wordt aan de gemeenten en provincies de mogelijkheid gelaten om specifiek voor het eigen grondgebied op te treden en in een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan het statuut van deze activiteiten meer gedetailleerd te regelen. In dergelijk geval nemen de voorschriften van het gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan de plaats in van de voorschriften die zijn opgenomen in dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Artikel 2.3. Gebiedsspecifieke typebepaling voor beperkte handelingen van waterbeheer in of nabij valleien Handelingen die nodig of nuttig zijn voor de volgende activiteiten zijn toegelaten: - het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien; - het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie; - het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde In de rivier- en beekvalleien is waterbeheersing een nevengeschikte functie. Onder rivier- en beekvalleien worden minstens begrepen: de overstromingsgevoelige gebieden, aangeduid op de kaarten van de watertoets. Buiten de rivier- en beekvalleien is waterbeheersing eerder een ondergeschikte functie. Handelingen in functie van het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen zijn bijvoorbeeld hermeandering, verbreding of herinrichting van de bedding, herwaarderen winterbed, vertraging waterstroomsnelheid, structuurvariatie in oevers en bedding Handelingen om de waterkwaliteit te verbeteren, zijn bijvoorbeeld buffering van waterlopen tegen vervuiling Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 62

64 Verordenende stedenbouwkundige voorschriften gebieden; - het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen. De handelingen, vermeld in de artikels 2.1, 2.2 en 2.3 kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en als ze het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen. Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften Handelingen in functie van de verbetering van de verbindingsfunctie van waterlopen zijn bijvoorbeeld het opheffen van barrières, het behoud van ruimte voor de ontwikkeling van natuurwaarden In functie van het behoud, het herstel en de ontwikkeling (aanleg, inrichting, onderhoud ) van specifieke overstromingsgebieden zijn specifieke infrastructuren daarvoor zoals dijken, stuwen, pompinstallaties... toegelaten. Zuiveringsinfrastructuren zoals RWZI s of collectoren vallen niet onder de toegelaten handelingen. De overige functies in rivier- en beekvalleien moeten de natuurlijke dynamiek en het waterbergend vermogen van dit watersysteem respecteren. De stroomgebiedbeheersplannen en de (deel)bekkenbeheersplannen worden als afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen. Vergunningsaanvragen worden onderworpen aan een watertoets in de zin van het decreet Integraal Waterbeleid. Indien mogelijk en opportuun worden bij voorkeur de technieken van natuurtechnische milieubouw gehanteerd bij de aanleg van waterbeheersinfrastructuren, namelijk een geheel van technieken om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zo veel mogelijk te behouden,te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Deze technieken zijn omschreven in de vademecums Natuurtechniek ( Artikel 3. Fasering Artikel 3.1 Fase I Aanduiding in overdruk Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur Het gebied aangeduid met deze overdruk (enkele lijn) kan pas aangesneden worden om klei te winnen nadat de optimale hoeveelheden klei gewonnen zijn in de overige delen van het gebied zonder overdruk, tenzij de overheid om milieuredenen geen optimale ontginning in die delen toelaat. De fasering blijkt uit de inrichtingsstudie die bij de vergunningsaanvraag gevoegd is. Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 63

65 Verordenende stedenbouwkundige voorschriften Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften Artikel 3.2 Fase II Aanduiding in overdruk Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur Het gebied aangeduid met deze overdruk (dubbele lijn) kan pas aangesneden worden om klei te winnen nadat de optimale hoeveelheden klei gewonnen zijn in de overige delen van het gebied, tenzij de overheid om milieuredenen geen optimale ontginning in die delen toelaat. De fasering blijkt uit de inrichtingsstudie die bij de vergunningsaanvraag gevoegd is. Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie reservaat en natuur Artikel 4. Natuurgebied Artikel 4.1 Bestemming Het gebied is bestemd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu en bos. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de natuur, het natuurlijk milieu en van de landschapswaarden zijn toegelaten. In het natuurgebied is de hoofdfunctie natuur. Onder bos wordt begrepen: ecologisch beheerd bos zoals bedoeld in artikel 18 en volgende van het Bosdecreet. Het aanbrengen van infrastructuren voor het beheer van het gebied als natuurgebied is mogelijk. Die infrastructuren zijn onder meer: veekerende rasters of schuilplaatsen voor dieren die ingezet worden bij het beheer van het gebied. In het gebied zijn uitsluitend gebouwen toegelaten die noodzakelijk zijn voor het beheer van of het toezicht op het natuurgebied in kwestie, op voorwaarde dat ze niet samen gebruikt worden als permanente woning. Het gaat om gebouwen en constructies met een beperkte omvang (schuilplaats, bergplaats voor materiaal ). Tot de bestemming gerealiseerd is, zijn per perceel alle handelingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven, met uitsluiting van de oprichting van gebouwen. De overgangsbepaling geldt voor bestaand landbouwgebruik: bijgevolg is de ontginning van terreinen met het oog op het in landbouwgebruik nemen van deze gronden niet toegelaten. Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 64

66 Verordenende stedenbouwkundige voorschriften Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften Artikel 4.2 Aanduiding in overdruk Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. Ten aanzien van bestaande zonevreemde constructies, niet zijnde woningen en gelegen binnen deze perimeter in overdruk, kan een vergunning verleend worden voor een nieuwe functie die louter betrekking heeft op de opslag van allerhande materialen of materieel en op voorwaarde dat het gaat om een gebouwcomplex dat bestaat, niet verkrot is en hoofdzakelijk vergund. De verhardingen rondom het gebouwcomplex die noodzakelijk zijn voor de ontsluiting van deze opslagfunctie worden gezien de ligging in natuurgebied tot een minimum beperkt. De perimeter heeft betrekking op een bestaand gebouwcomplex van de voormalige steenbakkerij waarvan het gebruik als opslagruimte bestaanbaar is binnen het natuurgebied op voorwaarde dat het gebruik beperkt blijft tot de bestaande vergunde grondoppervlakte en het bestaande volume van dit gebouwcomplex zoals decretaal vastgelegd. De verhardingen rondom het gebouwcomplex zijn nog deels de verhardingen die werden aangelegd ten tijde van en in functie van de steenbakkerij-activiteiten. Gezien de ligging in natuurgebied en het laagdynamisch karakter van de opslagfunctie is een beperking van de oppervlakte van deze verhardingen tot een strikt minimum voor de ontsluiting van de opslagfunctie noodzakelijk. Buitenopslag wordt uitgesloten. Buitenopslag is niet toegelaten. Niet verharde en niet bebouwde delen worden ingericht als natuurgebied. Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. Artikel 4.3. Grote eenheid natuur in ontwikkeling in overdruk over natuurgebied Het in overdruk aangeduide gebied is een grote eenheid natuur in ontwikkeling. Totdat de natuurfunctie effectief gerealiseerd is, zijn handelingen met het oog op de bestaande activiteiten toegelaten, voor zover de natuurwaarden van het gebied in stand gehouden en ontwikkeld worden. De oprichting van gebouwen en gelijkaardige constructies voor deze bestaande activiteiten is niet toegelaten met uitzondering van de oprichting van schuilhokken voor dieren voor zover de omvang ervan in verhouding staat tot de begraasbare oppervlakte Dit gebied wordt beschouwd als een Grote Eenheid Natuur in Ontwikkeling (GENO) in de zin van het decreet Natuurbehoud en in die zin als een onderdeel van het Vlaams Ecologisch Netwerk. Alle bepalingen van het decreet Natuurbehoud betreffende grote eenheden natuur in ontwikkeling zijn van toepassing in dit gebied. In voorkomend geval is een vastgesteld natuurrichtplan bepalend voor de inrichting en het beheer van het gebied. Een dergelijk natuurrichtplan wordt als een afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor de bovenvermelde werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen. Het ruimtelijk beleid is gericht op de ruimtelijke ondersteuning van het behoud van de huidige biologische waarde en de ontwikkeling van een hogere biologische waarde. De ruimtelijke ondersteuning houdt randvoorwaarden in voor het behoud, het herstel en op de ontwikkeling van de aanwezige ecotopen. Verder houdt de ruimtelijke ondersteuning een gefaseerde omzetting in van het grondgebruik naar een gebruik dat het herstel en de ontwikkeling van de gewenste ecotopen toelaat. Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 65

67 Verordenende stedenbouwkundige voorschriften Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften Bestaande activiteiten in het gebied kunnen behouden blijven totdat de natuurbestemming gerealiseerd is. Dat is een feitelijke kwestie. De activiteiten in het gebied moeten het behoud van de reeds aanwezige natuurwaarden garanderen en mogen het herstel en de verdere ontwikkeling ervan niet hypothekeren. De oprichting van gebouwen en vergelijkbare constructies is niet toegelaten. Serres en stallen daarentegen behoren tot de niet-toegelaten gebouwen en vergelijkbare constructies. Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. Artikel 4.4. Grote eenheid natuur in overdruk over natuurgebied Het in overdruk aangeduide gebied is een grote eenheid natuur (GEN). Dit gebied wordt aangeduid als een grote eenheid natuur (GEN) in de zin van het decreet Natuurbehoud en in die zin als een onderdeel van het Vlaams Ecologisch Netwerk. Alle bepalingen van het decreet Natuurbehoud betreffende grote eenheden natuur zijn van toepassing in dit gebied. In voorkomend geval is een vastgesteld natuurrichtplan bepalend voor de inrichting en het beheer van het gebied. Een dergelijk natuurrichtplan wordt als een afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor de bovenvermelde werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen. Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie overig groen Artikel 5. Gemengd openruimtegebied Artikel 5.1 Bestemming Het gebied is bestemd voor natuurbehoud en landbouw. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor die functies zijn toegelaten, met uitzondering van de oprichting van gebouwen behoudens de overige bepalingen van dit artikel. Het openruimtegebied is in principe een bouwvrij gebied. In het gebied zijn uitsluitend gebouwen en constructies toegelaten die noodzakelijk zijn voor het beheer van het gebied, op voorwaarde dat ze niet gebruikt kunnen worden als permanente woning. Het aanbrengen van infrastructuren voor het beheer van het gebied als openruimtegebied is mogelijk. Die infrastructuren zijn onder Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 66

68 Verordenende stedenbouwkundige voorschriften Voor zover de ruimtelijk-ecologische draagkracht van het gebied niet wordt overschreden zijn, in uitzondering op het onbebouwde karakter van het gebied, de volgende handelingen toegelaten: - het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur die gericht op de sociale, educatieve of recreatieve functie van het gebied, waaronder sanitaire gebouwen of schuilplaatsen van één bouwlaag met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²; Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften meer: veekerende rasters, het bouwen van schuilplaatsen voor dieren die ingezet worden bij het beheer van het gebied. Kleinschalige infrastructuur bijvoorbeeld voor het gebruik van vijvers voor hengelsport (bergruimte, schuilplaatsen, visplatformen, beperkte sanitaire voorziening, beperkte parkeervoorziening in waterdoorlatende verharding, afsluitingen ) is toegelaten. - - Verblijfsaccommodatie of horeca is niet toegelaten; - Artikel 5.2 Bepalingen m.b.t. gemeentelijke en provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen Als een gemeente of provincie voor delen van dit gebied een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan opmaakt met voorschriften voor functies en activiteiten als vermeld in artikel 5.1 krijgen de voorschriften van dat plan na de goedkeuring ervan voorrang op de voorschriften opgenomen in dit artikel 5.1. Er wordt aan de gemeenten en provincies de mogelijkheid gelaten om specifiek voor het eigen grondgebied op te treden en in een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan het statuut van deze activiteiten meer gedetailleerd te regelen. In dergelijk geval nemen de voorschriften van het gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan de plaats in van de voorschriften die zijn opgenomen in dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie landbouw. Artikel 6. Bouwvrij agrarisch gebied Het gebied is bestemd voor de beroepslandbouw. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven, zijn toegelaten. De oprichting van constructies is niet toegelaten. Onder landbouw wordt verstaan: landbouw in de ruime zin van het woord, namelijk het beroepsmatig kweken van planten of dieren voor de markt en niet voor recreatieve doeleinden. De oprichting van gebouwen en gelijkaardige constructies is uitgesloten in het bouwvrij agrarisch gebied. Serres en stallen daarentegen behoren tot de niet-toegelaten gebouwen en gelijkaardige constructies. Een stalling is, anders dan een schuilhok, een omsloten en overdekte ruimte, een houten of stenen gebouw dat dient tot verblijf van weidedieren en waarin één of meerdere van die dieren tijdelijk of permanent kunnen verblijven en/of gehuisvest worden. Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI 67

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed; Besluit van de Vlaamse Regering houdende de voorlopige vaststelling van het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Scheldepolders Hingene in Bornem DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de Vlaamse

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed; Besluit van de Vlaamse Regering houdende voorlopige vaststelling van het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Openruimtegebieden Beneden-Nete DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de Vlaamse Codex

Nadere informatie

afbakening van de gebieden voor de winning van oppervlaktedelfstoffen

afbakening van de gebieden voor de winning van oppervlaktedelfstoffen ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan afbakening van de gebieden voor de winning van oppervlaktedelfstoffen Oppervlaktedelfstoffenzone VLAAMSE LEEMSTREEK Bijlage 3a: toelichtingsnota tekst DEPARTEMENT

Nadere informatie

VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE REGERING,

VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE REGERING, VLAAMSE REGERING Besluit van de Vlaamse regering houdende definitieve vaststelling van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor de afbakening van de gebieden van de natuurlijke en de agrarische

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed; Besluit van de Vlaamse Regering houdende voorlopige vaststelling van het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan 'Kustpolders tussen Oudenburg, Jabbeke en Stalhille' DE VLAAMSE REGERING, Gelet

Nadere informatie

gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Vlaamse Leemstreek - deelplan Kakelenberg Zuid Bijlage IIIa. Toelichtingsnota - tekst

gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Vlaamse Leemstreek - deelplan Kakelenberg Zuid Bijlage IIIa. Toelichtingsnota - tekst gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Vlaamse Leemstreek - deelplan Kakelenberg Zuid Bijlage IIIa. Toelichtingsnota - tekst 1 Inhoudsopgave 1 Inhoudsopgave... 3 2 Inleiding... 5 3 Doelstelling, reikwijdte

Nadere informatie

Omzendbrief RO/2010/01

Omzendbrief RO/2010/01 Omzendbrief RO/2010/01 Aan: de colleges van burgemeester en schepenen de deputaties van de provincies Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport Koning Albert II-laan

Nadere informatie

VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE REGERING,

VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE REGERING, VLAAMSE REGERING Besluit van de Vlaamse regering houdende definitieve vaststelling van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor de afbakening van de gebieden van de natuurlijke en de agrarische

Nadere informatie

Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan AFBAKENING VAN HET STRUCTUURONDERSTEUNEND KLEINSTEDELIJK GEBIED KNOKKE-HEIST

Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan AFBAKENING VAN HET STRUCTUURONDERSTEUNEND KLEINSTEDELIJK GEBIED KNOKKE-HEIST Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan AFBAKENING VAN HET STRUCTUURONDERSTEUNEND KLEINSTEDELIJK GEBIED KNOKKE-HEIST DEFINITIEVE VASTSTELLING SEPTEMBER 2011 STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN Inhoudstafel

Nadere informatie

V L A A M S E R E G E R I N G Vergadering van vrijdag 12 december

V L A A M S E R E G E R I N G Vergadering van vrijdag 12 december V L A A M S E R E G E R I N G Vergadering van vrijdag 12 december 2008 ------------------------------ VR PV 2008/47 - punt 0117 Betreft : Natuurlijke en agrarische structuur regio Limburgse Kempen en Maasland

Nadere informatie

ruimtelijke visie voor landbouw, natuur en bos regio Leiestreek

ruimtelijke visie voor landbouw, natuur en bos regio Leiestreek ruimtelijke visie voor landbouw, natuur en bos regio Leiestreek operationeel uitvoeringsprogramma 24 oktober 2008 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 2 1 Inleiding... 3 2 Overzicht gevoerd proces... 3 3 Operationeel

Nadere informatie

VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE REGERING,

VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE REGERING, VLAAMSE REGERING Besluit van de Vlaamse regering houdende definitieve vaststelling van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor de afbakening van de gebieden van de natuurlijke en de agrarische

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 22 februari 2018 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/1 Uitvoering RSPA : PRUP Afbakening kleinstedelijk

Nadere informatie

Besluit van de Vlaamse Regering tot goedkeuring en instelling van het landinrichtingsproject Moervaartvallei

Besluit van de Vlaamse Regering tot goedkeuring en instelling van het landinrichtingsproject Moervaartvallei Besluit van de Vlaamse Regering tot goedkeuring en instelling van het landinrichtingsproject Moervaartvallei DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 28 maart 2014 betreffende de landinrichting, artikel

Nadere informatie

Gebieden voor oppervlaktedelfstoffenwinning

Gebieden voor oppervlaktedelfstoffenwinning gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Gebieden voor oppervlaktedelfstoffenwinning Oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI Bijlage II: stedenbouwkundige voorschriften

Nadere informatie

PROVINCIAAL RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN

PROVINCIAAL RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN PROVINCIAAL RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN " Afbakening kleinstedelijk gebied Waregem op het grondgebied Zulte " Deel 2: Grafisch plan Stedenbouwkundige voorschriften mei 2012 Deel 2: Grafisch plan en stedenbouwkundige

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 22 september 2016 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/1 Uitvoering RSPA : PRUP Afbakeningslijn Heist-op-den-

Nadere informatie

Een blik op de ruimtelijke planning in Vlaanderen

Een blik op de ruimtelijke planning in Vlaanderen Een blik op de ruimtelijke planning in Vlaanderen Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed Afdeling ruimtelijke planning Een blik op de ruimtelijke planning in Vlaanderen 1. Krijtlijnen

Nadere informatie

Bijlage IV: Register van percelen waarop de regeling van planschade, planbaten, kapitaalschade of gebruikersschade van toepassing kan zijn

Bijlage IV: Register van percelen waarop de regeling van planschade, planbaten, kapitaalschade of gebruikersschade van toepassing kan zijn Gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Historisch gegroeid bedrijf Vergo bvba : Register van percelen waarop de regeling van planschade, planbaten, kapitaalschade of gebruikersschade van toepassing kan

Nadere informatie

Brussel, 9 februari 2005 Advies reparatiedecreet. Advies

Brussel, 9 februari 2005 Advies reparatiedecreet. Advies Brussel, 9 februari 2005 Advies reparatiedecreet Advies Voorontwerp van decreet tot wijziging van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening en van het decreet betreffende

Nadere informatie

Actuele topics in aardrijkskunde: RUP in de eigen leefomgeving

Actuele topics in aardrijkskunde: RUP in de eigen leefomgeving Actuele topics in aardrijkskunde: RUP in de eigen leefomgeving Situering in Vlaanderen Tielt-Winge is een Vlaamse gemeente gelegen in hartje Hageland in de provincie Vlaams-Brabant. Het is een landelijke

Nadere informatie

V L A A M S E R E G E R I N G Vergadering van vrijdag 12 december

V L A A M S E R E G E R I N G Vergadering van vrijdag 12 december V L A A M S E R E G E R I N G Vergadering van vrijdag 12 december 2008 ------------------------------ VR PV 2008/47 - punt 0027 Betreft : Regio Noorderkempen Afbakening van de gebieden van de natuurlijke

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 26 maart 2015 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/2 Gewestelijk RUP - Duffel, Lier en Sint-Katelijne-Waver

Nadere informatie

Kempische Kleiputten. Bijlage II. Stedenbouwkundige voorschriften. Ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. 1 van 12

Kempische Kleiputten. Bijlage II. Stedenbouwkundige voorschriften. Ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. 1 van 12 Ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Kempische Kleiputten Bijlage II. Stedenbouwkundige voorschriften 1 van 12 2 van 12 3 van 12 ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Kempische

Nadere informatie

Besluit van de Deputatie

Besluit van de Deputatie 3e Directie Dienst 33 Ruimtelijke ordening en Stedenbouw aanwezig André Denys, gouverneur-voorzitter Besluit van de Deputatie Alexander Vercamer, Marc De Buck, Peter Hertog, Jozef Dauwe, Eddy Couckuyt,

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 25 september 2014 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/2 Uitvoering RSPA : PRUP Oude kanaalarm Puurs

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 26 maart 2015 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/1 Gewestelijk RUP - Bonheiden, Rotselaar, Tremelo,

Nadere informatie

3. Hoeveel van het WUG op het gewestplan valt onder de volgende categorieën:

3. Hoeveel van het WUG op het gewestplan valt onder de volgende categorieën: SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 180 van LYDIA PEETERS datum: 1 december 2016 aan JOKE SCHAUVLIEGE VLAAMS MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW Woonuitbreidingsgebieden en woonreservegebieden - Ontwikkeling

Nadere informatie

afbakening van de gebieden voor de winning van oppervlaktedelfstoffen

afbakening van de gebieden voor de winning van oppervlaktedelfstoffen ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan afbakening van de gebieden voor de winning van oppervlaktedelfstoffen Oppervlaktedelfstoffenzone VLAAMSE LEEMSTREEK Bijlage 2: stedenbouwkundige voorschriften

Nadere informatie

afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur

afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur regio Schelde-Dender gebieden van het geactualiseerd Sigmaplan Polder van Vlassenbroek, Grote

Nadere informatie

PLANNING ALS MEERVOUDIGE OPDRACHT IN DE DEMERVALLEI

PLANNING ALS MEERVOUDIGE OPDRACHT IN DE DEMERVALLEI Wouter Pattyn SYMPOSIUM DEMERVALLEI PLANNING ALS MEERVOUDIGE OPDRACHT IN DE DEMERVALLEI drv afdeling Gebieden en Projecten Jana Van Hoyweghen Gerard Stalenhoef www.ruimtevlaanderen.be departement Ruimte

Nadere informatie

Gebieden voor oppervlaktedelfstoffenwinning

Gebieden voor oppervlaktedelfstoffenwinning gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Gebieden voor oppervlaktedelfstoffenwinning Oppervlaktedelfstoffenzone Klei van de Kempen Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan

Nadere informatie

Provincieraadsbesluit

Provincieraadsbesluit directie Ruimte dienst Ruimtelijke Planning dossiernummer: 1602849 Provincieraadsbesluit betreft verslaggever Sint-Gillis-Waas - PRUP 'Reconversie verblijfsrecreatie Sint-Gillis-Waas fase 1' Definitieve

Nadere informatie

DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Voorontwerp van besluit houdende definitieve vaststelling van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 26 januari 2017 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/1 Uitvoering RSPA : PRUP De Beunt Lier voorlopige

Nadere informatie

Limburg Maasland. 1. Gebieden voor jeugdcamping (KB 1/09/80)

Limburg Maasland. 1. Gebieden voor jeugdcamping (KB 1/09/80) Limburg Maasland 1. Gebieden voor jeugdcamping (KB 1/09/80) 0430 De gebieden die als "gebieden voor jeugdcamping" zijn aangeduid, zijn bestemd voor de aanleg van groenbeplantingen en het aanbrengen van

Nadere informatie

Vlaamse Regering DE VLAAMSE REGERING,

Vlaamse Regering DE VLAAMSE REGERING, Vlaamse Regering Besluit van de Vlaamse Regering houdende voorlopige vaststelling van het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Oosterweelverbinding DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet

Nadere informatie

Bijlage II. Stedenbouwkundige voorschriften. ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan

Bijlage II. Stedenbouwkundige voorschriften. ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur regio Antwerpse Gordel en Klein-Brabant landbouw-, natuur- en bosgebieden Vallei van

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 22 maart 2018 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/1 Gewestelijk RUP - Beerse, Brecht, Malle, Merksplas,

Nadere informatie

DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Voorontwerp van besluit houdende de voorlopige vaststelling van het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk

Nadere informatie

Provincieraadsbesluit

Provincieraadsbesluit directie Ruimte dienst Ruimtelijke Planning dossiernummer: 1505496 Provincieraadsbesluit betreft verslaggever Stekene en Sint-Gillis-Waas - PRUP 'Reconversie verblijfsrecreatie Stekene en Sint-Gillis-Waas

Nadere informatie

Gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Kustpolders tussen Jabbeke, Oudenburg en Stalhille

Gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Kustpolders tussen Jabbeke, Oudenburg en Stalhille Gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Kustpolders tussen Jabbeke, Startvergadering 19 april 2013 1 Gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Kustpolders tussen Jabbeke, Agenda Kennismaking Algemene situering

Nadere informatie

gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Kelsbeek Nieuwenhoven

gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Kelsbeek Nieuwenhoven AFBAKENING GEBIEDEN NATUURLIJKE EN AGRARISCHE STRUCTUUR REGIO HASPENGOUW - VOEREN gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Kelsbeek Nieuwenhoven startvergadering 31 maart 2015 1 agenda startvergadering kennismaking

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 30 juni 2017 houdende diverse bepalingen inzake omgeving, natuur en landbouw, artikel 47;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 30 juni 2017 houdende diverse bepalingen inzake omgeving, natuur en landbouw, artikel 47; Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 maart 2004 houdende regels tot uitvoering van het oppervlaktedelfstoffendecreet, tot wijziging van bijlage XVI

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 22 september 2016 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/6 Uitvoering RSPA : PRUP Langveld Heist-op-den-Berg

Nadere informatie

PROVINCIE VLAAMS-BRABANT. Provinciaal RUP Afbakening kleinstedelijk gebied Halle verordenend deel. Directie infrastructuur dienst ruimtelijke ordening

PROVINCIE VLAAMS-BRABANT. Provinciaal RUP Afbakening kleinstedelijk gebied Halle verordenend deel. Directie infrastructuur dienst ruimtelijke ordening PROVICIE VLAAMS-BRABAT Directie infrastructuur dienst ruimtelijke ordening Vragen naar Daan Demey Telefoon fax 0-7 07 / 0- e-mail ruimtelijkeplanning@vlaamsbrabant.be Dossiernummer Ons kenmerk 000_0 Datum

Nadere informatie

Gebieden voor oppervlaktedelfstoffenwinning

Gebieden voor oppervlaktedelfstoffenwinning gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Gebieden voor oppervlaktedelfstoffenwinning oppervlaktedelfstoffenzone ALLUVIALE KLEI VAN SCHELDE- EN MAASBEKKEN & POLDERKLEI : Register van percelen waarop de regeling

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 22 september 2016 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/4 Uitvoering RSPA : PRUP Kerselaarlaan Heist-op-den-Berg

Nadere informatie

afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur

afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur regio Waasland gebieden van het geactualiseerd Sigmaplan Durmevallei Bijlage II: stedenbouwkundige

Nadere informatie

Inhoudstafel INLEIDING...2

Inhoudstafel INLEIDING...2 ontwerp ruimtelijk structuurplan Turnhout Inhoudstabel Inhoudstafel INLEIDING...2 DEEL 1 INFORMATIEF GEDEELTE...8 INLEIDING: ANALYSE VAN DE RUIMTELIJKE CONTEXT...11 HOOFDSTUK I: SITUERING & GESCHIEDENIS...12

Nadere informatie

Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan Dijlevallei van Werchter tot Hever

Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan Dijlevallei van Werchter tot Hever Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan Dijlevallei van Werchter tot Hever Startvergadering 27 maart 2013 1 Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan Dijlevallei van Werchter tot Hever Agenda Kennismaking

Nadere informatie

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD 99793 VLAAMSE OVERHEID [C 2017/14015] 20 OKTOBER 2017. Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 maart 2004 houdende regels tot uitvoering van het oppervlaktedelfstoffendecreet,

Nadere informatie

afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur

afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur regio Leiestreek landbouw-, natuur- en bosgebieden Bouvelobos, Hemsrode en Steilrand

Nadere informatie

ADVIES VAN 26 MAART 2014 OVER HET VOORONTWERP RUP BOUVELOBOS, HEMSRODE EN STEILRAND VAN MOREGEM

ADVIES VAN 26 MAART 2014 OVER HET VOORONTWERP RUP BOUVELOBOS, HEMSRODE EN STEILRAND VAN MOREGEM ADVIES VAN 26 MAART 2014 OVER HET VOORONTWERP RUP BOUVELOBOS, HEMSRODE EN STEILRAND VAN MOREGEM SARO KONING ALBERT II-LAAN 19 BUS 24 1210 BRUSSEL INHOUD I. SITUERING... 1 II. ALGEMENE BEOORDELING... 2

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 22 september 2016 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/2 Uitvoering RSPA : PRUP Averegten Heist-op-den-Berg

Nadere informatie

De gemeenteraad. Ontwerpbesluit

De gemeenteraad. Ontwerpbesluit De gemeenteraad Ontwerpbesluit OPSCHRIFT Vergadering van 25 januari 2016 Besluit nummer: 2016_GR_00029 Onderwerp: Definitieve vaststelling van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan RUP nr. 164 Wonen

Nadere informatie

Oudenaarde. 1. Vallei of brongebieden (KB 24/02/77)

Oudenaarde. 1. Vallei of brongebieden (KB 24/02/77) Oudenaarde 1. Vallei of brongebieden (KB 24/02/77) 0912 De agrarische gebieden met landschappelijke waarde, die op de kaart welke de bestemmingsgebieden omschrijven overdrukt zijn met de letters V of B,

Nadere informatie

VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE REGERING,

VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE REGERING, VLAAMSE REGERING Besluit van de Vlaamse Regering houdende definitieve vaststelling van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor de afbakening van de gebieden van de natuurlijke en de agrarische

Nadere informatie

ADVIES VAN 25 MEI 2016 OVER HET VOORONTWERP RUP MUNSTERBOS

ADVIES VAN 25 MEI 2016 OVER HET VOORONTWERP RUP MUNSTERBOS ADVIES VAN 25 MEI 2016 OVER HET VOORONTWERP RUP MUNSTERBOS SARO KONING ALBERT II-LAAN 19 BUS 24 1210 BRUSSEL INHOUD I. SITUERING... 1 II. ALGEMENE BEOORDELING... 1 III. MUNSTERBOS ALS GROTE EENHEID NATUUR...

Nadere informatie

N16 Scheldebrug Temse-Bornem

N16 Scheldebrug Temse-Bornem gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Bijlage III: toelichtingsnota tekst colofon Vlaams Ministerie Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed Departement RWO - Ruimtelijke Planning Phoenixgebouw

Nadere informatie

1. Inleiding. Pagina 1. Ninove, maart 2015. Aan de Vlaamse Regering per adres Ruimte Vlaanderen Koning Albert II-laan 19, bus 12 1210 BRUSSEL

1. Inleiding. Pagina 1. Ninove, maart 2015. Aan de Vlaamse Regering per adres Ruimte Vlaanderen Koning Albert II-laan 19, bus 12 1210 BRUSSEL Ninove, maart 2015 Aan de Vlaamse Regering per adres Ruimte Vlaanderen Koning Albert II-laan 19, bus 12 1210 BRUSSEL Betreft: Ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan: afbakening voor de gebieden

Nadere informatie

Spoorweginfrastructuur en natuurpark Oude Landen te Ekeren

Spoorweginfrastructuur en natuurpark Oude Landen te Ekeren gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Spoorweginfrastructuur en natuurpark Oude Landen te Ekeren Bijlage II: stedenbouwkundige voorschriften gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Spoorweginfrastructuur

Nadere informatie

Ruimte voor water in de planfase

Ruimte voor water in de planfase Ruimte voor water in de planfase Hans Leinfelder Departement RWO - ruimtelijke planning en stedenbouwkundig beleid 10 november 2011 Inhoud 1. Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen en water 2. Water in stedenbouwkundig

Nadere informatie

Hoogspanningslijn Aftakking Lokeren 150kV

Hoogspanningslijn Aftakking Lokeren 150kV Definitief gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Hoogspanningslijn Aftakking Lokeren 150kV Bijlage III: TOELICHTINGSNOTA TEKST + KAARTEN colofon Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Departement Leefmilieu

Nadere informatie

Winning van oppervlaktedelfstoffen zand- en steengroeve Balegro

Winning van oppervlaktedelfstoffen zand- en steengroeve Balegro VR 2017 3103 DOC.0316/12 Provincie Oost-Vlaanderen Gemeente Oosterzele ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Winning van oppervlaktedelfstoffen zand- en steengroeve Balegro : Register met

Nadere informatie

ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Kustpolders tussen Oudenburg, Jabbeke en Stalhille

ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Kustpolders tussen Oudenburg, Jabbeke en Stalhille ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Kustpolders tussen Oudenburg, Jabbeke en Stalhille afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur regio Kust, Polders en Westhoek

Nadere informatie

Maasvallei van Stokkem tot Heppeneert deelgebied 1. Projectgrindwinning Elerweerd

Maasvallei van Stokkem tot Heppeneert deelgebied 1. Projectgrindwinning Elerweerd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Maasvallei van Stokkem tot Heppeneert deelgebied 1. Projectgrindwinning Elerweerd Bijlage II. Stedenbouwkundige voorschriften 1 van 10 2 van 10 3 van 10 Gewestelijk

Nadere informatie

Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften. Ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Petroleum-Zuid: gevangenis en technische schoolcampus

Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften. Ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Petroleum-Zuid: gevangenis en technische schoolcampus VR 2018 1409 DOC.1020/5BIS Ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Petroleum-Zuid: gevangenis en technische schoolcampus Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften Bijlage II Stedenbouwkundige

Nadere informatie

ADVIES VAN 12 APRIL 2016 OVER HET VOORONTWERP RUP HISTORISCH GEGROEID BEDRIJF STEENFABRIEKEN NELISSEN NV

ADVIES VAN 12 APRIL 2016 OVER HET VOORONTWERP RUP HISTORISCH GEGROEID BEDRIJF STEENFABRIEKEN NELISSEN NV ADVIES VAN 12 APRIL 2016 OVER HET VOORONTWERP RUP HISTORISCH GEGROEID BEDRIJF STEENFABRIEKEN NELISSEN NV SARO KONING ALBERT II-LAAN 19 BUS 24 1210 BRUSSEL INHOUD I. SITUERING... 1 II. ALGEMENE BEOORDELING...

Nadere informatie

gebieden voor toeristischrecreatieve

gebieden voor toeristischrecreatieve Provincie Oost-Vlaanderen - Gemeente Sint-Gillis-Waas ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan gebieden voor toeristischrecreatieve structuur Golfterrein Sint-Gillis-Waas bijlage II: stedenbouwkundige

Nadere informatie

VR DOC.1552/1BIS

VR DOC.1552/1BIS VR 2016 2312 DOC.1552/1BIS De Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw BISNOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Voorlopige vaststelling van het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk

Nadere informatie

gebieden voor toeristischrecreatieve

gebieden voor toeristischrecreatieve gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan gebieden voor toeristischrecreatieve infrastructuur Golf Beveren : Register van percelen waarop de regeling van planschade, planbaten, kapitaalschade of gebruikersschade

Nadere informatie

Provincie Limburg Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik. ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan

Provincie Limburg Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik. ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Provincie Limburg Gemeente Dilsen-Stokkem en Maaseik ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur en voor de winning van oppervlaktedelfstoffen

Nadere informatie

Geachte (heer) algemeen directeur Van Der Biest (Wienerberger) Kleiontginning en steenbakkerijen tekenen dit stuk landschap van de

Geachte (heer) algemeen directeur Van Der Biest (Wienerberger) Kleiontginning en steenbakkerijen tekenen dit stuk landschap van de Vrijdag 21 oktober 2011 Toespraak van JOKE SCHAUVLIEGE VLAAMS MINISTER VAN LEEFMILIEU, NATUUR EN CULTUUR Samen bouwen aan een nieuw landschap en NATURA 2000 (fabrieksterreinen Wienerberger NV in Beerse)

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 22 september 2016 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/3 Uitvoering RSPA : PRUP Het Spek Heist-op-den-Berg

Nadere informatie

Publicatie :

Publicatie : Publicatie : 1998-11-04 MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP 22 SEPTEMBER 1998. - Omzendbrief RO 98/05 betreffende het bijzonder plan van aanleg voor zonevreemde terreinen en gebouwen voor sport-, recreatie-

Nadere informatie

Thematisch RUP Mobiliteit 1 Parking en recreatiedomein Den Bruul

Thematisch RUP Mobiliteit 1 Parking en recreatiedomein Den Bruul STAD LEUVEN Thematisch RUP Mobiliteit 1 Parking en recreatiedomein Den Bruul Ontwerp Deel 4: Register van de percelen waarop de regeling van planschade, planbaten, kapitaalschade of gebruikersschade van

Nadere informatie

Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen

Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen Bijlage II stedenbouwkundige voorschriften gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen

Nadere informatie

ADVIES VAN 26 FEBRUARI 2014 OVER HET VOORONTWERP RUP ZWINPOLDERS

ADVIES VAN 26 FEBRUARI 2014 OVER HET VOORONTWERP RUP ZWINPOLDERS ADVIES VAN 26 FEBRUARI 2014 OVER HET VOORONTWERP RUP ZWINPOLDERS SARO KONING ALBERT II-LAAN 19 BUS 24 1210 BRUSSEL INHOUD I. SITUERING... 2 II. VRAAG NAAR BEPERKTE UITBREIDING PLANGEBIED... 3 III. DIFFERENTIATIE

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 26 april 2018 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/1 Nota Ruimte. Ontwerp Nota Ruimte. Goedkeuring.

Nadere informatie

gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge

gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge Bijlage II: stedenbouwkundige voorschriften Definitief Definitief gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan afbakening regionaalstedelijk

Nadere informatie

RUP Kanaalzone West Wielsbeke. Bewonersvergadering OC Leieland 24/08/2016

RUP Kanaalzone West Wielsbeke. Bewonersvergadering OC Leieland 24/08/2016 RUP Kanaalzone West Wielsbeke Bewonersvergadering OC Leieland 24/08/2016 Inhoud Wat is een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP)? Welke plannen worden vervangen? Situering van het plangebied Hoger beleidskader

Nadere informatie

PROVINCIE ANTWERPEN STAD HERENTALS GEMEENTE GROBBENDONK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN HAZENPAD VERZOEK TOT RAADPLEGING BIJLAGE BUNDELING ADVIEZEN

PROVINCIE ANTWERPEN STAD HERENTALS GEMEENTE GROBBENDONK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN HAZENPAD VERZOEK TOT RAADPLEGING BIJLAGE BUNDELING ADVIEZEN PROVINCIE ANTWERPEN STAD HERENTALS GEMEENTE GROBBENDONK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN HAZENPAD VERZOEK TOT RAADPLEGING BIJLAGE BUNDELING ADVIEZEN bvba Advies Ruimtelijke Kwaliteit (bvba ARK) Augustijnenlaan

Nadere informatie

Provincieraadsbesluit

Provincieraadsbesluit directie Ruimte dienst Ruimtelijke Planning dossiernummer: 1502705 Provincieraadsbesluit betreft Aalst, Berlare, Haaltert, Lede, Sint-Niklaas en Stekene - PRUP 'Reconversie zones voor verblijfsrecreatie

Nadere informatie

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 51817 VLAAMSE OVERHEID [C 2018/12747] 25 MEI 2018. Besluit van de Vlaamse Regering tot goedkeuring en instelling van het landinrichtingsproject Moervaartvallei De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet

Nadere informatie

RUP Decof. Procesnota. Fase: Startnota. Mei Plan_id: RUP_36008_214_00409_0001

RUP Decof. Procesnota. Fase: Startnota. Mei Plan_id: RUP_36008_214_00409_0001 RUP Decof Procesnota Fase: Startnota Mei 2017 Plan_id: RUP_36008_214_00409_0001 Opgemaakt door: Pieter Himpe, ruimtelijk planner Nagekeken door: Joachim D eigens, ruimtelijk planner RUP Decof : Procesnota

Nadere informatie

Gelet op het decreet van 28 maart 2014 betreffende de landinrichting, artikel 3.1.1;

Gelet op het decreet van 28 maart 2014 betreffende de landinrichting, artikel 3.1.1; 1 Besluit van de Vlaamse Regering van 22 april 2016 tot goedkeuring en instelling van het landinrichtingsproject Zwinpolders (B.S., 14 juli 2016, I : 10 d. na publicatie) De Vlaamse Regering, Gelet op

Nadere informatie

RUP Hernieuwenburg Wielsbeke. Bewonersvergadering OC Hernieuwenburg 24/08/2015

RUP Hernieuwenburg Wielsbeke. Bewonersvergadering OC Hernieuwenburg 24/08/2015 RUP Hernieuwenburg Wielsbeke Bewonersvergadering OC Hernieuwenburg 24/08/2015 Inhoud Wat is een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP)? Situering van het plangebied Aanleiding aan te pakken ruimtelijke vraagstukken

Nadere informatie

Ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Petroleum-Zuid: gevangenis en technische schoolcampus

Ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Petroleum-Zuid: gevangenis en technische schoolcampus Ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Petroleum-Zuid: gevangenis en technische schoolcampus Bijlage IV. Register van de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding

Nadere informatie

ADVIES VAN 22 MEI 2019 OVER DE STARTNOTA GEWESTELIJK RUP RESERVATIEZONE SCHIPDONKKANAAL OOST-VLAANDEREN

ADVIES VAN 22 MEI 2019 OVER DE STARTNOTA GEWESTELIJK RUP RESERVATIEZONE SCHIPDONKKANAAL OOST-VLAANDEREN ADVIES VAN 22 MEI 2019 OVER DE STARTNOTA GEWESTELIJK RUP RESERVATIEZONE SCHIPDONKKANAAL OOST-VLAANDEREN SARO HAVENLAAN 88 BUS 23 1000 BRUSSEL INHOUD I. SITUERING... 1 II. ALGEMENE BEOORDELING... 1 III.

Nadere informatie

Besluit van de Vlaamse Regering houdende definitieve vaststelling van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Golfterrein Sint-Gillis-Waas

Besluit van de Vlaamse Regering houdende definitieve vaststelling van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Golfterrein Sint-Gillis-Waas Besluit van de Vlaamse Regering houdende definitieve vaststelling van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Golfterrein Sint-Gillis-Waas DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de Vlaamse Codex Ruimtelijke

Nadere informatie

Veurne - Westkust. 1. Toeristisch recreatiepark (KB 6/12/76)

Veurne - Westkust. 1. Toeristisch recreatiepark (KB 6/12/76) Veurne - Westkust 1. Toeristisch recreatiepark (KB 6/12/76) 0410 De gebieden voor toeristische recreatieparken die op de kaarten welke de bestemmingsgebieden omschrijven, in oranje gekleurd en met de letters

Nadere informatie

Oostende - Middenkust

Oostende - Middenkust Oostende - Middenkust 1. Toeristisch recreatiepark (KB 26/01/76) 0410 De gebieden voor toeristische recreatieparken die op de kaarten welke de bestemmingsgebieden omschrijven en oranje gekleurd en met

Nadere informatie

Aanduiding ankerplaatsen - erfgoedlandschappen. Wetgeving: procedure en gevolgen

Aanduiding ankerplaatsen - erfgoedlandschappen. Wetgeving: procedure en gevolgen Aanduiding ankerplaatsen - erfgoedlandschappen Wetgeving: procedure en gevolgen Decretale basis Decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg, gewijzigd bij decreet van 10 maart 2006, Hoofdstuk

Nadere informatie

Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften

Bijlage II: Stedenbouwkundige voorschriften Ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Kustpolders tussen Oudenburg, Jabbeke en Stalhille Afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur regio Kust-Polders-Westhoek In

Nadere informatie

Instrumentenkoffer voor projecten, plannen en programma s

Instrumentenkoffer voor projecten, plannen en programma s Instrumentenkoffer voor projecten, plannen en programma s Decreet van 28 maart 2014 betreffende de landinrichting Besluit van de Vlaamse Regering van.. betreffende de landinrichting 4.03.2014 Situering

Nadere informatie

Gemeente Wevelgem Ruimtelijk Uitvoeringsplan 7-1 Marremstraat. september 2011, ontwerp 1

Gemeente Wevelgem Ruimtelijk Uitvoeringsplan 7-1 Marremstraat. september 2011, ontwerp 1 Gemeente Wevelgem Ruimtelijk Uitvoeringsplan 7-1 Marremstraat september 2011, ontwerp 1 Colofon Formele procedure Dit document is een publicatie van: Intercommunale Leiedal President Kennedypark 10 - BE-8500

Nadere informatie

Ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Omgeving vliegveld Malle

Ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Omgeving vliegveld Malle Ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Omgeving vliegveld Malle afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur regio Neteland Gemeente Malle, Zoersel, Vorselaar, Zandhoven,

Nadere informatie

naam: gedeeltelijke wijziging van het gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse datum: 17/07/2000 met bestemming:

naam: gedeeltelijke wijziging van het gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse datum: 17/07/2000 met bestemming: naam: gedeeltelijke wijziging van het gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse datum: 17/07/2000 met bestemming: bufferzones 1.1.1.2 een algemeen plan van aanleg (A.P.A) Niet van toepassing in Dilbeek 1.1.1.3 een

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 23 februari 2017 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/1 Planologisch attest Rijmenants nv te Wuustwezel

Nadere informatie