Functiebeschrijving onderwijzer

Transcriptie

1 Functiebeschrijving onderwijzer Doel van de functie: Op een professionele, didactische en pedagogisch verantwoorde wijze kunnen klas houden, in overeenstemming met het pedagogisch project van de school, het schoolwerkplan van de school en in functie van het leerplan en de eindtermen. Functiebeschrijving 1. De onderwijzer als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen 1.1 De beginsituatie van de leerlingen achterhalen - kent de individuele leerlingenkenmerken, evenals de kenmerken van de groep. - houdt rekening met de totale persoonlijkheid van het kind bij het bepalen van de beginsituatie. 1.2 Doelstellingen kunnen formuleren - kan doelstellingen kiezen en formuleren waarbij rekening wordt gehouden met de mogelijkheden van de leerlingen. - kan gedifferentieerde doelen formuleren. - kan gebruik maken van de eindtermen, ontwikkelings- en leerlijnen, het leerplan en het schoolwerkplan bij het kiezen en formuleren van doelen. - kan voor leerlingen met specifieke behoeften, in overleg met het zorgteam en binnen het kader van een handelingsplan, specifieke doelen kiezen die aansluiten bij de beginsituatie van deze leerlingen. - kan operationele en concrete doelstellingen formuleren. 1.3 Leerinhouden een leerervaringen selecteren - kan rekening houdend met de beginsituatie en de thuissituatie van de leerling een keuze maken uit een breed ontwikkelingsaanbod zodat het kind maximale kansen op ontwikkeling krijgt. - speelt spontaan in op het gedrag van leerlingen. - speelt spontaan in op gebeurtenissen en reacties van de leerlingen en zet deze om in leerervaringen. - kan vanuit de interactie met leerlingen alle leer- en ontwikkelingskansen benutten. 1.4 Leer- en ontwikkelingskansen structureren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod - bewaakt de horizontale en verticale samenhang en geeft deze vorm. - stelt voor elk leergebied een algemeen jaarplan op. - kan een week- of maandplanning opstellen. - houdt een dagplanning bij voor elke activiteit: inhoud, doel, didactisch materiaal, didactische werkvorm, enz. - creëert een aanbod dat aansluit bij de leefwereld en de motivatie van de leerlingen. 1.5 Aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen - kiest gepaste werkvormen en groeperingsvormen afgestemd op de doelstellingen. - kan multimedia functioneel gebruiken. - kan zijn/haar aanpak differentiëren.

2 1.6 Leermethodes kiezen en aanpassen De leerkracht : - informeert zich over de methodes voor de verschillende leergebieden en kan deze kritisch beoordelen. - kan een methode adequaat gebruiken en aanpassen. 1.7 Een ontwikkelingsbevorderende omgeving creëren - creëert een geschikte leeromgeving voor de leerlingen die rekening houdt met hun belangstelling en capaciteiten. - werkt met betekenisvolle situaties en taken om de betrokkenheid en succesbeleving bij de leerlingen zo groot mogelijk te maken. - werkt op basis van de inbreng van de leerlingen. - treedt stimulerend op, maar laat de leerlingen ook voldoende vrijheid om zelf initiatieven te nemen en eigen ervaringen op te doen. - bevordert het actief ontdekken en het verwerken van leerervaringen en leert de leerlingen na te denken over hun leerproces. 1.8 Evaluaties voorbereiden en uitvoeren - kan, in overleg met het zorgteam, bepalen welke beoordelingscriteria gehanteerd zullen worden bij de evaluatie van de leerlingen. - kan beoordelen of een leerling een gezond ontwikkelingsverloop heeft of integendeel stagneert of problemen heeft. - kan zelf toetsen en ondervragingen organiseren en een analyse maken van de resultaten om zo ontwikkelingsbedreigde leerlingen tijdig op het spoor te komen. - heeft inzicht in observatietechnieken en instrumenten, leerlingvolgsystemen, de signaalwaarde van gedragingen en de visies op observatie met het oog op bijsturing en remediëring. - kan toetsen en huistaken verbeteren en de resultaten van de leerlingen op een correcte en objectieve manier interpreteren en beoordelen. - kan een evaluatie van de resultaten opstellen, foutenanalyses maken en dit alles bijhouden binnen het leerlingvolgsysteem. - kan resultaten evalueren: nagaan of de doelstellingen werden bereikt, beoordelen of een werkvorm geslaagd was, het eigen proces/de eigen werkwijze evalueren en bijsturen, - kan de resultaten van het LVS en de toetsen gebruiken om het eigen didactisch handelen bij te sturen en om zorgverbredende initiatieven te nemen. - heeft inzicht in de structuur van de werking van de kleuterschool en het buitengewoon onderwijs, met het oog op samenwerking of (her)oriëntering van bepaalde leerlingen. 1.9 Zorgverbreding op school - houdt rekening met de thuiskenmerken van de leerlingen (bv. waar is de school gesitueerd) en kan participeren aan het zorgbeleid dat daarmee samengaat. - moet rekening houden met het taalbeheersingsniveau van de leerlingen en hen begeleiden in het standaardnederlands. - biedt een gevarieerd taalaanbod aan om de taalontwikkeling van de leerlingen verder te stimuleren. (gesprekken voeren, teksten aanbieden, vragen stellen, beeldtaal aanbieden, expressief vertellen, uiteenzettingen geven, constructief op het taalgebruik van de leerlingen reageren).

3 1.10 Omgaan met de diversiteit van de groep - kan in het kader van het zorgbeleid handelingsplannen hanteren en zijn/haar onderwijs daarop afstellen door te differentiëren, remediëren, compenseren en dispenseren. - kan naargelang de noodzaak formele en informele contacten onderhouden met het CLB, medewerkers van een revalidatiecentrum, logopedist, migrantenorganisaties, buurtwerking, begeleidingsdienst van OVSG, de inspectie, de leerkrachten van de kleuterschool, enz. 2. De leraar als opvoeder 2.1 Een positief klasklimaat creëren - werkt aan de opbouw van een positieve interactie met de groep en stimuleert de onderlinge relatie tussen de leerlingen. - respecteert en waardeert de inbreng en keuzen van de leerlingen. - heeft respect voor de eigenheid en de diversiteit van de leerlingen en heeft oog voor de gevoelens van leerlingen. - heeft tot doel een groeibevorderende relatie met de leerlingen en kan hiervoor reflecteren op zijn/haar omgang met de kinderen. 2.2 De emancipatie van de leerlingen bevorderen - geeft de leerlingen de kans tot mondigheid, zelfstandigheid, het nemen van eigen initiatieven en verantwoordelijkheid en laat hen participeren. 2.3 Attitudevorming van leerlingen - leert de leerlingen zich aan afspraken te houden en hoe ze zich in sociale situaties moeten gedragen. - geeft zelf steeds het voorbeeldgedrag en praat met hen over waarden en normen. 2.4 Hanteren van actuele maatschappelijke ontwikkelingen - kan inspelen op maatschappelijke gebeurtenissen en tendensen en het ontwikkelingsaanbod, zo nodig, daaraan koppelen. - leert de leerlingen kritisch om te gaan met informatie en de beïnvloeding van media. 2.5 Sociaal-emotionele probleemsituaties en leerlingen met gedragsmoeilijkheden - kan probleemgedrag herkennen en de hulpvraag van leerlingen expliciteren. - kan in overleg met het zorgteam op planmatige wijze hulp bieden bij problemen. 2.6 Bevorderen van het fysieke en geestelijke welzijn van leerlingen - kan zorgen voor het fysieke welzijn van de leerlingen. - kan gepast omgaan met fysieke beperkingen of gezondheidsproblemen van leerlingen. - kan zorg dragen voor het algemeen welbevinden van leerlingen. 2.7 Strategieën hanteren met anderstalige leerlingen - heeft inzicht in strategieën die de communicatie met anderstalige kinderen vergemakkelijkt.

4 3. De leraar als inhoudelijke expert 3.1 De leerkracht kent de eindtermen en beheerst de basiskennis van de leerinhouden van volgende leergebieden: Nederlands, wiskunde, wereldoriëntatie, muzische vorming, Frans. 3.2 De leerkracht kan in zijn/haar pedagogische-didactische aanpak gebruik maken van zijn /haar domeinspecifieke kennis en vaardigheden. 3.3 De leerkracht heeft kennis van de ontwikkelings- en leerlijnen en kan gebruik maken van de horizontale en verticale verbanden tussen de leergebieden om het eigen onderwijsaanbod te situeren en te verbeteren. 4. De leraar als organisator 4.1 De leerkracht heeft kennis van alle aspecten van een kindaangepast klasmanagement en weet welke factoren ontwikkelingsbevorderend en welke ontwikkelingsremmend zijn kan gelijktijdige en opeenvolgende activiteiten vlot en soepel laten verlopen en zodoende een kindgericht dagverloop opbouwen. - respecteert de timing en past die zo nodig aan. - kan de eigen taken op korte en lange termijn plannen kan administratieve taken uitvoeren en voldoen aan de wettelijke verplichtingen: activiteiten voorbereiden, gegevens van leerlingen bijhouden, aanwezigheidsregister aanvullen, een jaarplanning, week- en maandplanning opstellen, de agenda bijhouden, jaarlijks het lessenrooster opstellen, observatiedocumenten bijhouden, brieven opstellen voor ouders, begeleidingsdossiers bijhouden, enz kan de klasruimte aanpassen aan de mogelijkheden en behoeften van de leerlingen. - kan deze ruimte ontwikkelingsondersteunend, aangenaam, functioneel en veilig inrichten. 5. De leerkracht als vernieuwer en onderzoeker kan vernieuwende inzichten uit de nascholing en (of) de samenleving, in samenspraak met het schoolteam, in zijn/haar onderwijspraktijk integreren. - kan kennisnemen van toegankelijke resultaten van onderwijsonderzoek die relevant zijn voor de eigen onderwijspraktijk. - kan vanuit reflectie op de eigen ervaringen de klaspraktijk bijsturen. Indien nodig laat de leerkracht zich hierbij begeleiden.

5 6. De leerkracht als partner voor ouders 6.1 De leerkracht probeert het kind en diens achtergrond zo goed mogelijk te begrijpen en de continuïteit en consistentie tussen school en thuis te maximaliseren. 6.2 De leerkracht onderhoudt hiertoe formele en informele oudercontacten, houdt open klasdagen en infodagen maakt afspraken met ouders die optreden als begeleider van sommige activiteiten (zwemouder, ). Hij/zij informeert ouders via de schoolagenda, het rapport van de leerlingen. 6.3 De leerkracht neemt deel aan de vergaderingen van het oudercomité, volgens de geldende afspraken binnen het schoolteam. 6.4 De leerkracht verstrekt, na overleg met het zorgteam, informatie aan de ouders over het ontwikkelingsverloop van hun kind, ondersteunt hen bij het zoeken naar oplossingen of brengt hen in contact met externe hulpverleners. 6.5 De leerkracht beschikt over voldoende communicatievaardigheden en -technieken om, rekening houdend met de sociale en culturele verschillen tussen ouders, hen zo goed mogelijk te informeren over de ontwikkeling van hun kind. De leerkracht past de afspraken die op schoolniveau bestaan om met anderstalige ouders te communiceren feilloos toe. 7. De leerkracht als lid van het schoolteam kan overleggen en samenwerken binnen het schoolteam en participeert hiertoe aan alle personeelsvergaderingen. - kan zijn opdracht realiseren in samenwerking met het schoolteam en rekening houdend met de schoolcultuur. - participeert in overleg over het schoolbeleid. 7.2 De leerkracht kan: - overleggen over de taakverdeling binnen het team en deze afspraken naleven. - mee nadenken over de visie, het opvoedingsproject van de school en dit alles daadwerkelijk uitdragen en ondersteunen. - bijdragen leveren tot het opmaken van het SWP. - mee instaan voor de organisatie van: het niveaulezen, de mediatheek, de computerklas, enz. - verantwoordelijkheid dragen voor specifieke taken als individu of als lid van een werkgroep. - verantwoordelijkheid nemen voor de goede organisatie van bv. het schoolfeest, schoolreizen, sneeuw- en openluchtklassen, leeruitstappen, e.a. - verantwoordelijkheid nemen als lid van de schoolgemeenschap voor allerlei raden, bv. schoolraad, oudercomité, pedagogische raad, werkgroepen, comité veiligheid en gezondheid, enz. - kan goede afspraken maken met de collega van de duobaan of de collega van de parallelklas en leeft deze afspraken perfect na. - zo nodig inspringen voor een afwezige collega en vervangend toezicht houden voor een afwezige collega. - rijen begeleiden. - kan communiceren met de directie om een afgestemde werking binnen te school te kunnen verzekeren. - kan participeren aan het multidisciplinaire overleg, het overleg met de zorgcoördinator, de ICT-coördinator, bijzondere leermeesters, enz. - kan zich houden aan de afspraken omtrent de verslaggeving van vergaderingen en overlegmomenten.

6 8. De leerkracht als partner voor externen 8.1 De leerkracht kan: - informatie uitwisselen, activiteiten op elkaar afstemmen en advies inwinnen. - naargelang de noodzaak: formele en informele contacten onderhouden met externe instanties, zoals begeleiders van OVSG, het CLB, paramedici, het revalidatiecentrum, scholen voor buitengewoon onderwijs, een secundaire school (voor de leerkracht van het 6 de lj), enz. 9. De leerkracht als lid van de onderwijsgemeenschap blijft op de hoogte van de actualiteit en de meest recente evoluties op het vakgebied en wil vernieuwingen toepassen in de praktijk. - neemt vakliteratuur door, bekijkt nieuwe methodes en werkvormen en bespreekt deze met de directie, collega s of de begeleidingsdienst. - neemt actief deel aan de pedagogische studiedagen, tenzij hij/zij een kindgebonden opdracht moet uitvoeren in een andere onderwijsinrichting. - voert eventuele voor- en nataken uit conform de afspraken gemaakt in functie van deze studiedagen. - volgt nascholing in de lijn van het SWP of de functiebeschrijving. - Kan na afspraak met de directie, hospiteren om de eigen werking te verbeteren. - wisselt kennis en ervaringen uit en toetst die aan die van collega s op de pedagogische studiedagen, de personeelsvergaderingen en overlegmomenten. - bezoekt materiaalbeurzen. - bestudeert de eindtermen. - kan bijdragen aan de praktische vorming van stagiairs door zelf op de hoogte te blijven van nieuwe ontwikkelingen op het vakgebied. - kan de begeleiding van jonge leerkrachten (stagiairs/beginnende leerkrachten) bevorderen door: het bespreken en doorgeven van didactisch materiaal, vragen op organisatorisch en pedagogisch vlak te beantwoorden, te fungeren als aanspreekpunt, het nakijken van voorbereidingen, observaties en lesvoorbereidingen, deel te nemen aan de eindbespreking met de pedagoog en het opmaken van het eindverslag. 10. Gepaste attitude De leerkracht kan beslissen, is relationeel gericht, is kritisch ingesteld, is leergierig, kan organiseren, kan samenwerken, heeft verantwoordelijkheidszin en is flexibel en empathisch.