Het Vlaams uitgebreid milieu-inputoutputmodel:

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Het Vlaams uitgebreid milieu-inputoutputmodel:"

Transcriptie

1 Het Vlaams uitgebreid milieu-inputoutputmodel: Uitbreiding van en berekeningen met het model Eindrapport 2012/TEM/046 In opdracht van: de Vlaamse overheid Departement Leefmilieu-, Natuur en Energie, Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid OVAM, afdeling Afvalstoffenbeheer VMM Vlaamse Milieumaatschappij Uitgevoerd door VITO: An Vercalsteren Ann Van der Linden Evelien Dils Theo Geerken Mol, maart 2012 vlaams milieu-input-outputmodel 1

2 Voorwoord Dit rapport kadert in een vierde fase van de operationalisering van het Vlaamse milieu inputoutput model. In de vorige fasen is de monetaire IO-tabel 2003 opgesteld, met daaraan gekoppeld de milieu-extensietabellen voor de Vlaamse productie en voor de productie in het buitenland voor import in Vlaanderen. Dit resulteerde in een 117x117 matrix, waarbij de sectoren (landbouw, industrie, diensten) ingedeeld zijn conform de SUT-indeling. De milieuextensietabellen zijn gekoppeld aan de input-output tabel en dus eveneens ingedeeld in 117 sectoren. Op sectorniveau bevatten de milieu-extensietabellen meer dan 120 milieuindicatoren (bv. CO 2 -emissie, gebruik van grondwater), verdeeld over 7 milieucategorieën, namelijk: emissies naar lucht, emissies naar water, emissies naar bodem, gebruik van water, gebruik van energie, afval en materiaalgebruik. Daarnaast is de monetaire consumptiematrix opgesteld, met daaraan gekoppeld de milieuextensietabellen. Deze milieu-extensietabellen voor Vlaamse consumptie zijn, conform de andere tabellen, onderverdeeld in 7 milieucategorieën. In een derde fase is het Vlaams milieu input-output model geactualiseerd voor het referentiejaar 2007, zowel de monetaire als de milieu-extensietabellen. Daarnaast werden enkele hiaten (zoals gebruik van secundaire materialen, pesticiden) ingevuld in het model. In deze vierde fase lag de nadruk enerzijds op het verder verfijnen van het model door: - opsplitsen van de sector landbouw in diverse subsectoren; - verfijnen van de modellering van materiaalstromen; en op het toepassen van analyses met het model op enkele concrete cases. Dit rapport kwam tot stand mede dank zij de waardevolle opmerkingen van de leden van de stuurgroep-opdrachtgevers alsook van de begeleidingsgroep. Met dit model kan Vlaanderen zich alvast bij de kopgroep in Europa rekenen van landen/regio s die een doorgedreven sector-milieu analyse kunnen voeren. Het vormt een bijkomende troef in het voeren van een duurzaam (milieu-)beleid. vlaams milieu-input-outputmodel 2

3 Leden van de stuur- en begeleidingsgroepen Stuurgroepleden: Koen Smeets (OVAM) Kristien Huygh (OVAM) Janna Vandecruys (OVAM) Erika Van der Putten (VMM) Nathalie Dewolf (VMM) Leden begeleidingsgroep: Onderstaande tabel geeft de namen weer van die personen die aanwezig waren op de begeleidingsgroep (17/10/2011). Naam Instelling Jan Van Roo ALBON Guy Vandille FPB Natasja Elsen LNE Patrick Wilmots OVAM Kristof Rubens LNE Erika Van der Putten MIRA Nathalie Dewolf MIRA Koen Smeets OVAM Kristien Huygh OVAM Willy Sarlée OVAM Katleen Dierick OVAM Miranda Geussens OVAM vlaams milieu-input-outputmodel 3

4 Samenvatting Het Vlaamse milieu input-outputmodel (IO-model), ontwikkeld in periode in opdracht van OVAM, VMM en LNE, koppelt op een wetenschappelijk onderbouwde manier economie en ecologie. Het model verzamelt alle relevante economische en milieugegevens met betrekking tot consumptie en productie en kan een antwoord bieden op vragen als: Welke economische sectoren en welk consumptiegedrag in Vlaanderen veroorzaken de meeste milieudruk?, Waar ontstaat die milieudruk: in Vlaanderen zelf of daarbuiten? of Waar in de keten ontstaat de milieudruk?. Het Vlaamse milieu-input-outputmodel bestaat uit drie grote modules: I. De Vlaamse monetaire input-outputtabel en de corresponderende milieuextensietabellen; II. De monetaire input-outputtabel van de import en de corresponderende milieu-extensietabellen; III. De monetaire consumptietabel en de corresponderende milieuextensietabellen. Het Vlaams uitgebreid milieu input-outputmodel is dus een tool die toelaat om de milieudruk per bedrijfstak in kaart te brengen en om vervolgens analyses te doen die een antwoord kunnen bieden op verschillende beleidsvragen. Het model is een koppeling tussen de economische (omzet, toegevoegde waarde), sociale (tewerkstelling) en ecologische gegevens (milieudata). Naast de directe milieueffecten laat het model toe tevens de indirecte effecten (stroomopwaarts in de economische waardeketen) te berekenen. Daarenboven wordt niet enkel de milieudruk van de productie in kaart gebracht, maar ook deze van de consumptie. Deze eigenschappen maken het derhalve een goede tool voor integrale analyses. De resultaten die uit het model voortvloeien dienen uiteraard in een bredere beleids- en economische context te worden gekaderd, al dan niet met de nodige voor- en/of nastudies. De eerste versie van het Vlaamse milieu IO-model is gebaseerd op het referentiejaar Productiestructuren hebben over het algemeen een vrij stabiel karakter. Echter gezien de snelle technologische veranderingen en de toenemende globalisering van de productieketens kunnen bepaalde bedrijfstakken aan belang winnen of verliezen. Omdat zowel monetaire als milieudata voor 2007 beschikbaar werden, zijn zowel de monetaire als de milieuextensietabellen van het Vlaamse milieu input-outputmodel geactualiseerd voor Hierdoor is het Vlaamse milieu input-output model momenteel beschikbaar voor de jaren 2003 en Het model werd in de loop van de vorige jaren verder verfijnd, met name door het verdelen van het hernieuwbaar energiegebruik volgens type energiebron en het opnemen van gebruik van secundaire materialen en pesticiden in de milieu-extensietabellen. In deze opdracht lag de focus op de actualisering en uitbreiding van het Vlaamse milieu inputoutput model waarbij volgende aspecten van het model verder zijn uitgebreid en verfijnd: - Analyseren van de mogelijkheden voor een correcte modellering van de materiaalstromen en opbouwen van een gepaste methode; - Uitvoeren van enkele (ecodesign) analyses, met focus op energie- versus materiaalgebruik (voor personenvervoer met de wagen en voor gsm gebruik); - Opsplitsen van de sector landbouw (01A1) in subsectoren (zowel voor de monetaire als de milieu-extensietabellen); Voor de modellering van materialen in het Vlaams IO-model werd bij een eerste analyse vastgesteld dat, bij koppeling van materiaalgebruik aan de extractiesector zoals die was, er inderdaad materiaal verloren leek te gaan. Om dit te voorkomen is een nieuwe methode vlaams milieu-input-outputmodel 4

5 voorgesteld, steunend op enerzijds het directe materialengebruik (gebruik van ontgonnen ertsen, dus rechtstreeks geleverd door de extractiesectoren) en het indirect materialengebruik anderzijds (halfafgewerkte producten waar materialen in verwerkt zijn). Bij validatie van deze methode werd duidelijk dat nu wel een logisch resultaat wordt bekomen na doorrekening met het Vlaams IO-model. Waar in de oude methode bijvoorbeeld kolen die in Vlaanderen worden gebruikt uit Brussel/Wallonië leken te komen, is het resultaat nu veel logischer: 72% van alle kolen die worden gebruikt (direct en indirect) worden ontgonnen buiten Europa, 28% in Europa zelf (dus buiten België). Aan de hand van de cases die zijn beschreven in dit rapport kan besloten worden dat de uitbreiding van het Vlaamse IO-model met primair materiaalgebruik toelaat om materiaalintensieve sectoren maar ook finale consumptieactiviteiten op te sporen. Zo blijkt dat voor een auto een factor 16 meer ertsen nodig zijn dan de effectieve hoeveelheid materiaal die in een auto zit, bij een gsm is dit een factor 110. Daarnaast is opnieuw gebleken dat een LCA tot specifiekere resultaten leidt dan een IOanalyse, met name voor producten (of productgroepen) die onvoldoende afgebakend zijn door de consumptie-activiteiten/productgroepen resp. sectoren. Omgekeerd zal een IOanalyse vollediger zijn, maar kan door zijn beperkingen qua detail van consumptieactiviteit/productgroep ook onnauwkeuriger zijn door uitmiddeling met andere activiteiten binnen dezelfde categorie. Een manier om voor specifieke producten die slechts een klein deel uitmaken van een consumptie-activiteit/sector toch meer nauwkeurigheid te bereiken is het verrichten van een vooronderzoek naar de monetaire opsplitsing van het specifieke product over de voorafgaande sectoren in de voorketen, zoals binnen de case gsm gebeurd is. Een ander voordeel is dat een IO analyse veel minder tijd kost dan een LCA. Daarenboven laat dergelijke IO-analyse ook veel gemakkelijker een vergelijking toe met andere activiteiten in de maatschappij. Bij een IO-analyse waarbij gezocht wordt naar de verhoudingen in milieubelasting tussen de productiefase en de gebruiksfase treedt een discrepantie op tussen de milieugegevens verbonden aan de consumptiefase (stockgegevens, bv. voor het wagenpark in 2003, en dientengevolge een gemiddelde voor de technologie van ca. de laatste 10 jaar) en deze verbonden aan de productiefase (flowgegevens, bv. voor de wagens aangekocht in 2003 en dientengevolge wellicht niet representatief voor de gemiddelde aankoop van wagens (wegens top/crisisjaar )). Voor de case van de wagens zal de markt en ook de technologische ontwikkeling minder snel aan verandering onderhevig zijn geweest dan die voor de case van de GSM s. In de praktijk van analyses is het belangrijk dat productiegegevens worden gekoppeld aan de verkoop in dat jaar en de gebruiksgegevens aan de in omloop zijnde producten, voor een correcte interpretatie. Na overleg met landbouw-experten werd in samenspraak met de opdrachtgever beslist de landbouwsector op te splitsen in 3 subsectoren, namelijk de akkerbouw, veeteelt en tuinbouw. Om dit modelmatig mogelijk te maken, werden in eerste instantie de aanbod- en gebruikstabel opgesplitst. Op basis van deze opgesplitste tabellen werd door het Federaal Planbureau een nieuwe input-outputtabel opgemaakt, wat leidde tot een IO-tabel met 120x120 sectoren. Ook de milieugegevens voor de landbouwsector werden opgesplitst. Op deze manier is het mogelijk meer gedetailleerde analyses uit te voeren voor landbouw. Een eerste analyse die focust op de broeikasgasemissies verbonden aan de finale vraag naar producten van de landbouw en voeding door Vlaamse huishoudens toont aan dat het uitsplitsen van de landbouwsector in subsectoren wel degelijk het resultaat van een analyse met het IO-model beïnvloedt. Voor de vraag naar producten van de landbouw (01A1) gebeurt er voor CO 2 een onderschatting wanneer analyses worden uitgevoerd met de x118 tabellen. Omgekeerd gebeurt er voor de pollenten N 2 O en CH 4 bij het gebruik van deze x118 tabellen een overschatting. Omgerekend naar totale broeikasgasemissies (in CO 2 -eq) resulteert dit in een overschatting bij analyses vanuit de finale vraag door huishoudens naar producten van de landbouw wanneer deze sector in zijn geheel wordt beschouwd. Voor het geheel van de vlaams milieu-input-outputmodel 5

6 broeikasgassen die verbonden zijn aan de finale vraag door huishoudens naar producten van de voedingssectoren zien we dat door gebruik te maken van de x118 tabellen er voor de meeste sectoren een onderschatting gebeurt van de broeikasgasemissies. Voor twee sectoren verwerking en conservering van groenten en fruit (15C1) en vervaardigen van oliën en vetten (15D1) blijft het resultaat gelijk onafhankelijk of met de x118 of x120 tabellen wordt gewerkt. vlaams milieu-input-outputmodel 6

7 Executive summary The Flemish environmentally extended input-output model (EE-IO), developed between in commission of OVAM, VMM and LNE, relates economy and ecology on a scientific basis. The model includes all relevant economic and environmental data related to consumption and production and allows to answer questions such as: Which economic activities (sectors) and consumer behaviour in Flanders and abroad cause the major environmental impact?, Where, in Flanders or abroad, originates this impact?, Where in the supply chain is the environmental impact caused?. The Flemish EE-IO model distinguishes three building blocks: I. The Flemish monetary input-output table and corresponding environmental extensions; II. The monetary input-output table for import and corresponding environmental extensions; III. The monetary (household) consumption table and corresponding environmental extensions. As such the Flemish EE-IO model is a tool that allows the assessment of the environmental impact of industrial sectors and activities to answer different policy questions. The model is a combination of economic (turnover, added value), social (employment) and ecological data. Besides the direct environmental effects also the indirect environmental effects can be calculated and assessed with this model (upstream in the economic value chain). Moreover, not only the environmental impact of production but also of consumption can be taken into account. These characteristics make the EE-IO model an appropriate tool for integral analyses. The results that follow from the model must be looked at in a broader policy and economic context, and if relevant complemented with preparatory analyses. The first version of the Flemish EE-IO model is developed for Production structures generally have a rather steady character. However, due to rapid technological changes and increasing globalization of production chains the significance of some industries may change. Since economic as well as environmental data became available during the past years, the Flemish EE-IO model is updated for 2007 (both monetary tables and environmental extensions). As a result, the Flemish EE-IO model is available for both 2003 and The model is also further detailed, by dividing renewable energy use according to the type of renewable energy carrier and by developing environmental extension tables for the use of secondary materials and pesticides. The study reported here focusses on the actualisation and extension of the Flemish EE-IO model, with a focus on the following items: - Analyzing opportunities for modelling of material flows and developing suitable method; - Performing ecodesign analyses, with focus on energy- and material use (for passenger transport by car and for mobile phones); - Subdividing agricultural sector in subsectors (for monetary and environmental extension tables). With regard to the modelling of material flows, previous analyses showed fictitious losses of material flows caused by the allocation of material use to the extraction sector. To prevent this, a new way of including material use data in the IO-model is developed, that focusses on direct material use (use of extracted ores, directly supplied by the extraction sectors) as well as indirect material use (materials embodied in semi-final products). The validation of this new methodology results in logical results and conclusions when analysing material flows with the Flemish EE-IO model. For example, with the previous method the coal used in Flanders vlaams milieu-input-outputmodel 7

8 seemed to be imported mainly from the rest of Belgium but with the new method the result is much more realistic: 72% of the coal used (direct and indirect) in Flanders is extracted outside Europe and 28% is extracted within Europe. Case studies, as discussed further in this report, showed that the extension of the Flemish IOmodel with primary material use allows to identify material intensive sectors and final consumption categories. They showed that the production of a car needs a factor 16 more ores than the effective amount of material present in a car, for a mobile phone this is an even higher factor 110. Furthermore, the case studies (again) demonstrated that a life cycle assessment (LCA) leads to more specific and detailed results than an IO-analysis, particularly for products (or product groups) that are not well-defined by the consumption activities and product groups resp. sectors in the model. On the other hand, an IO-analysis offers more complete results and conclusions, but due to limitations in level of detail (of consumption activities) results might be more inaccurate. One way of increasing the level of accuracy, for products that represent only a small share of a consumption activity/sector, is to perform a preliminary study of the monetary share of the specific product over the supply chain, as is happened for the case mobile phones. Other advantages of an IO-analysis are the reduced time-effort and the possibility to compare with other activities. When performing an IO-analysis that focusses on relations in environmental impact between the production and consumption phase, a discrepancy exists between the environmental data related to the consumption phase (stock data, e.g. for the car fleet in 2003, and as such an average for technology of the latest 10 years) and data related to the production phase (flow data, e.g. for cars purchased in 2003). For the case of the cars the market and the technological developments are expected to be less subject to changes than for the case mobile phones. For a correct interpretation, it is important to know that production data are related to the (annual) sales, while the consumption data relate to the products in circulation. After consultation with agricultural experts, it was decided to split the agricultural sector into 3 subsectors, i.e. arable farming ( akkerbouw ), horticulture ( tuinbouw ) and cattle breeding ( veeteelt ). In first instance, a division was made in the supply and use tables. Based on these new tables, the Federal Planning Agency calculated the new input-output table, with 3 agricultural sectors instead of a single one, leading to a table with dimension 120x120 economic sectors. Of course, also environmental data related to agriculture were split up. This subdivision of the agricultural sector in the Flemish IO-model will enable users to analyse this sector into more detail. A first analysis focuses on greenhouse gas emissions related to the final demand of Flemish households for agricultural products and food. This analysis shows that the results after subdivision were indeed different. Looking at demand for agricultural products (from 01A1), the CO 2 -emissions are underestimated when taking the sector as a whole. Emissions of N 2 O and CH 4 are then again overestimated when using the x118 sector model. The household demand for agricultural products therefore causes more CO 2 -equivalents compared to when the x120 tables are used. For the greenhouse gasses, related to the final household demand for food (products from the food producing sectors), there is an underestimation in CO 2 - equivalents for most of the sectors. For two sectors, i.e. vegetables and fruit (15C1) and oils and fats (15D1), the result is more or less independent of the tables that are used. vlaams milieu-input-outputmodel 8

9 Inhoudstafel 1 INLEIDING Doelstelling en kader Indeling van dit rapport 16 2 HET VLAAMS UITGEBREID MILIEU INPUT-OUTPUTMODEL 17 3 MODELLERING VAN MATERIAALSTROMEN Inleiding Analyse hoeveelheden Directe import van ruwe grondstoffen in Vlaanderen Indirecte import van ruwe grondstoffen Methode voor berekening van de totale import Coëfficiënten voor de import van materialen Berekening van de totale import van materialen Validatie van de methode Kolengebruik ten gevolge van de totale Vlaamse finale vraag naar afgewerkte producten Mineraalgebruik door finale vraag in Vlaanderen naar producten van de bouwsector (45B1) in Vlaanderen 24 4 ANALYSE VAN ECODESIGN CASES Inleiding Case auto Afbakening van de case Berekening van de milieu-impacten Conclusies Case gsm Afbakening van de case Berekening van de milieu-impacten met standaard IO-modellering Berekening van de milieu-impacten met alternatieve IO-modellering Aanvullende informatie over kostprijsopbouw omtrent gsm s in huishoudens Uitwerking van alternatieve verfijnde IO-analyse voor gsm s Toegevoegde waarde van alternatieve verfijnde IO-modellering Vergelijking met LCA-studies van gsm-gebruik Conclusies 42 5 OPSPLITSEN VAN LANDBOUWSECTOR Inleiding Analyse en opsplitsing aanbod- en gebruikstabel Aanbodtabel 44 vlaams milieu-input-outputmodel 9

10 Welke producten worden door de landbouw aangeleverd? Welke sectoren leveren landbouwproducten aan? Gebruikstabel Welke producten worden door de landbouw gebruikt? Welke sectoren gebruiken landbouwproducten? Opsplitsing milieu-extensietabellen Energiegebruik Gebruik van water Materialen Emissies naar lucht Emissies naar water Emissies naar bodem Afval Vergelijking impacts verbonden aan finale vraag Vergelijking monetaire tabellen Vergelijking van de milieu-impacts 61 6 BESLUITEN 63 7 BIBLIOGRAFIE 65 vlaams milieu-input-outputmodel 10

11 Lijst van afkortingen ADSEI ALBON BBT BOD CH 4 c.i.f. CO 2 COD COICOP CPA CPC FPB HBE HBO HDPE ILVO IPP KGA LCA LNE MFA N N 2 O NACE NAMEA NMVOS OVAM P PAK Algemene Directie voor Statistiek en Economische Informatie LNE Afdeling Land en Bodembescherming, Ondergrond, Natuurlijke Rijkdommen Beste Beschikbare Technieken Biological Oxygen Demand Methaan Cost, Insurance and Freight Koolstofdioxide Chemical Oxygen Demand Classification Of Individual COnsumption according to Purpose Statistical Classification of Products by Activity in the European Economic Community Central Product Classification Federaal Planbureau Huishoudbudgetenquête Huishoudbudgetonderzoek High Density Polyethylene Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek Integrated product policy Klein Gevaarlijk Afval Life Cycle Assessment Departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse Overheid Material Flow Accounts Stikstof Lachgas Nomenclature générale des Activités économiques dans les Communautés Européennes National Accounting Matrix including Environmental Accounts Niet-Methaan Vluchtige Organische Stoffen Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij Fosfor Polycyclische aromatische koolwaterstoffen vlaams milieu-input-outputmodel 11

12 PET PMD POV ROW SUT VITO VMM SWW WSE Polyetheentereftalaat Plastic flessen en flacons, Metalen verpakkingen en Drankkartons Producten van onvolledige verbranding Rest of the World Supply and Use Table Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek Vlaamse Milieu Maatschappij Sanitair Warm Water Werk en Sociale Economie vlaams milieu-input-outputmodel 12

13 Lijst van tabellen Tabel 1: berekening totaal geïmporteerde hoeveelheid ruwe grondstoffen obv gegevens NBB 21 Tabel 2: overzicht van de coëfficiënten voor directe materiaalimport (NBB), indirecte materiaalimport (SERI) en ontginning in Vlaanderen (MIRA) 22 Tabel 3: Overzicht van de berekende bijdragen aan de verschillende milieuproblemen van de productie en consumptiefase, voor de totale vraag naar personenvervoer met de wagen vanuit Vlaamse huishoudens in Tabel 4: Bijdrage van de levenscyclusfasen van wagens aan totale broeikasgasemissies volgens Van Mierlo J. et al, Tabel 5: Bijdrage van de levenscyclusfasen van wagens aan totale broeikasgasemissies volgens Nemry F., Tabel 6: Aandeel van de impact van personenvervoer met de wagen door Vlaamse huishoudens in 2003 ten opzichte van de impact van de totale consumptie van Vlaamse huishoudens in Tabel 7: Overzicht van de berekende bijdragen aan de verschillende milieuproblemen van de productie en consumptiefase, voor de totale vraag naar communicatie en multimedia, waar mobiele telefonie een deel van uitmaakt, vanuit Vlaamse huishoudens in Tabel 8: Aandeel van de impact van communicatie en multimediagebruik door Vlaamse huishoudens in 2003 ten opzichte van de impact van de totale consumptie van Vlaamse huishoudens in Tabel 9: Bestedingen door Vlaamse huishoudens in 2003 voor aankoop gsm s 36 Tabel 10: Bestedingen door Vlaamse huishoudens in 2003 voor opladen van gsm s 37 Tabel 11: Bestedingen door Vlaamse huishoudens in 2003 voor abonnementen voor telecom diensten 37 Tabel 12: Aandeel van de impact van de verschillende levenscyclusfasen voor de vraag naar mobiele telefonie door Vlaamse huishoudens in 2003 (volgens verfijnde methode) 38 Tabel 13: Bijdragen aan de verschillende milieu-aspecten, voor de totale vraag naar mobiele telefonie vanuit Vlaamse huishoudens in 2003, volgens verfijnde IO-analyse 38 Tabel 14: Bijdragen aan de verschillende milieu-aspecten, per gsm gebruikt in Vlaamse huishoudens in 2003, volgens verfijnde IO-analyse 39 Tabel 15: Broeikasgasemissies tengevolge van de vraag naar mobiele telefonie van Vlaamse huishoudens in 2003, berekend volgens 2 methodes 40 Tabel 16 : Overzicht door de landbouw geleverde landbouwproducten verdeeld over subsectoren 45 Tabel 17 : Overzicht door de landbouw geleverde niet-landbouwproducten over subsectoren 46 Tabel 18 : Door niet-landbouwsectoren geleverde landbouwproducten verdeeld over subsectoren 47 Tabel 19 : Door de landbouw gebruikte landbouwproducten verdeeld over subsectoren 48 Tabel 20 : Door de landbouw gebruikte niet-landbouwproducten verdeeld over subsectoren 50 Tabel 21 : Door de niet landbouwsectoren gebruikte landbouwproducten verdeeld over subsectoren 52 Tabel 22 : Verdeelsleutels energiedragers voor subsectoren van de landbouw 54 Tabel 23 : Totaal watergebruik in 2005 door verschillende deelsectoren van de landbouw 54 Tabel 24 : Aandeel in het totaal watergebruik door de verschillende deelsectoren van de landbouw 54 Tabel 25 : Verdeling watergebruik per type water over verschillende deelsectoren van de landbouw 55 Tabel 26 : verdeling watergebruik per type water over veeteelt en gewassen 55 Tabel 27 : Overzicht van gewassen die aan de subsector akkerbouw worden toegekend 55 vlaams milieu-input-outputmodel 13

14 Tabel 28: Overzicht van gewassen die aan de subsector tuinbouw worden toegekend 56 Tabel 29: Verdeelsleutels zoals gebruikt voor het verdelen van de emissies naar lucht over de verschillende subsectoren van de landbouw 57 Tabel 30 : Verdeling nutriëntenverlies naar oppervlaktewater voor de verschillende subsectoren van de landbouw 58 Tabel 31 : Indeling van verschillende teelten aan subsectoren van de landbouw 58 Tabel 32: Vergelijking geleverde hoeveelheden in de monetaire tabellen x118 versus x Tabel 33 : Analyse van finale vraagcategorieën x118 versus x Tabel 34 : Analyse broeikasgasemissies x118 versus x vlaams milieu-input-outputmodel 14

15 Lijst van figuren Figuur 1: Schematisch overzicht van de structuur van het Vlaamse milieu input-outputmodel 17 Figuur 2: ketenanalyse van het materiaalgebruik door de Vlaamse finale vraag naar producten van de bouwsector (45B1) in Vlaanderen 26 Figuur 3: Aandeel van de productie- en consumptiefasen in de totale broeikasgasemissies veroorzaakt door de vraag naar personenvervoer met de wagen vanuit Vlaamse huishoudens in Figuur 4: Aandeel van de productie- en consumptiefasen in het totaal materiaalgebruik veroorzaakt door de vraag naar personenvervoer met de wagen vanuit Vlaamse huishoudens in Figuur 5: Aandeel van de productie- en consumptiefasen in de totale bestedingen (uitgedrukt in basisprijzen) voor personenvervoer met de wagen vanuit Vlaamse huishoudens in 2003, excl. Verzekeringen, inschrijvingen etc. 33 Figuur 6: Broeikasgasemissies gekoppeld aan de verschillende levenscyclusfasen van een gsm, volgens LCA studie EU IPP Nokia project 41 Figuur 7: Broeikasgasemissies gekoppeld aan de verschillende levenscyclusfasen van UMTS-systeem, volgens LCA studie EU IPP Nokia project 42 Figuur 8 : verdeling van door de landbouw geleverde producten 45 Figuur 9 : Verdeling van de door andere sectoren aangeboden landbouwproducten 46 Figuur 10 : Verdeling van de door de landbouw gebruikte producten 48 vlaams milieu-input-outputmodel 15

16 1 Inleiding 1.1 Doelstelling en kader Dit rapport kadert in een derde fase van de operationalisering van het Vlaamse milieu inputoutput model. In de vorige fasen is de monetaire IO-tabel opgesteld, met daaraan gekoppeld de milieu-extensietabellen voor de Vlaamse productie en voor de productie in het buitenland voor import in Vlaanderen. Dit resulteerde in een 117x117 matrix, waarbij de sectoren (landbouw, industrie, diensten) ingedeeld zijn conform de SUT-indeling. De milieuextensietabellen zijn gekoppeld aan de input-output tabel en dus eveneens ingedeeld in 117 sectoren. Op sectorniveau bevatten de milieu-extensietabellen meer dan 120 milieuindicatoren (bv. CO 2 -emissie, gebruik van grondwater), verdeeld over 7 milieucategorieën, namelijk: emissies naar lucht, emissies naar water, emissies naar bodem, gebruik van water, gebruik van energie, afval en materiaalgebruik. Daarnaast is de monetaire consumptiematrix opgesteld, met daaraan gekoppeld de milieuextensietabellen. Deze milieu-extensietabellen voor Vlaamse consumptie zijn, conform de andere tabellen, onderverdeeld in 7 milieucategorieën. Deze studie liep parallel met de update van de monetaire en milieu-extensietabellen voor 2007 (Vercalsteren A. et al, 2011) en gaat dieper in op een aantal aspecten van het Vlaams milieu input-output model. Dit rapport beschrijft de aanpak en resultaten van deze studie, met name gefocust op volgende zaken: - Modellering van materiaalstromen zodat deze stromen zichtbaar blijven bij analyses (focus op materiaalstromen uit import); - Analyses voor enkele consumptie-activiteiten, met focus op energie- versus materiaalgebruik (breder kader); - Opsplitsen van de sector landbouw (SUT1A1).Met dit model kan Vlaanderen zich alvast bij de kopgroep in Europa rekenen van landen/regio s die een doorgedreven sector-milieu analyse kunnen voeren. Het vormt een bijkomende troef in het voeren van een duurzaam (milieu-)beleid. Dit project is een belangrijke stap in het verder operationaliseren van het input-outputmodel voor Vlaanderen en in het verkennen van de toepassingsmogelijkheden. 1.2 Indeling van dit rapport Ter inleiding wordt in hoofdstuk 2 van dit rapport de structuur van het Vlaamse milieu inputoutput model besproken. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de modellering van materiaalstromen in het model. Hierbij wordt enerzijds de nieuwe methode voorgesteld en anderzijds een validatie van deze methode uitgevoerd. Hoofdstuk 4 toont de analyse van enkele ecodesign cases. Voor een auto en een gsm worden resultaten getoond en de mogelijkheden en beperkingen van IO voor deze analyses geïdentificeerd. In hoofdstuk 5 tenslotte, wordt de opsplitsing van de landbouwsector in het model toegelicht. Zowel de opsplitsing van de monetaire tabellen als de milieutabellen worden hier besproken. vlaams milieu-input-outputmodel 16

17 2 Het Vlaams uitgebreid milieu inputoutputmodel Het Vlaamse milieu input-outputmodel (IO-model), ontwikkeld in periode in opdracht van OVAM, VMM en LNE, koppelt op een wetenschappelijk onderbouwde manier economie en ecologie (OVAM, 2010; Vercalsteren, et al., 2008; Avonds en Vandille, 2008; Bilsen et al, 2008). Het model verzamelt alle relevante economische en milieugegevens met betrekking tot consumptie en productie en kan een antwoord bieden op vragen als: Welke economische sectoren en welk consumptiegedrag in Vlaanderen veroorzaken de meeste milieudruk?, Waar ontstaat die milieudruk: in Vlaanderen zelf of daarbuiten? of Waar in de keten ontstaat de milieudruk?. Het Vlaamse milieu input-outputmodel bestaat uit drie grote modules, schematisch weergegeven in onderstaande figuur: IV. De Vlaamse monetaire input-outputtabel en de corresponderende milieuextensietabellen; V. De monetaire input-outputtabel van de import en de corresponderende milieu-extensietabellen; VI. De monetaire consumptietabel en de corresponderende milieuextensietabellen. ROB = rest of Belgium (Brussel, Wallonië), EUR = EU, ROW = rest of world IZW = instellingen zonder winstoogmerk HH = huishoudens SUT = economische sectoren Gov. = overheid Figuur 1: Schematisch overzicht van de structuur van het Vlaamse milieu input-outputmodel vlaams milieu-input-outputmodel 17

18 De monetaire input-outputtabellen (oranje delen van module I en II) brengen de goederen- en dienstenstromen, uitgedrukt in euro, tussen de verschillende economische sectoren en eindgebruikers in kaart. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen intermediaire consumptie en finale vraag: De intermediaire consumptie is het gebruik van goederen en diensten door bedrijven voor de productie van hun goederen en diensten. Het gaat dus om goederen en diensten die aangekocht of geproduceerd worden om andere goederen en diensten te maken en die volledig verbruikt worden tijdens dat productieproces. De finale vraag bestaat enerzijds uit de Vlaamse finale vraag en anderzijds uit de export. De Vlaamse finale vraag omvat de finale consumptie van huishoudens en overheid, de investeringen door zowel bedrijven, overheid als huishoudens (deze laatste enkel voor wat betreft woningen), en de verandering in de voorraden. De export omvat producten die nodig zijn om te voldoen aan zowel de finale vraag als de intermediaire consumptie in het buitenland. De IO-tabel in module I belicht de Vlaamse productie bestemd voor Vlaamse intermediaire consumptie en voor finale vraag (finale consumptie door huishoudens en overheid, investeringen, export en voorraadvorming). Module II geeft de import van goederen en diensten weer die voor de Vlaamse intermediaire consumptie worden gebruikt en die voor de finale vraag worden aangekocht. Er wordt hierbij onderscheid gemaakt tussen import uit Brussel & Wallonië (Rest of Belgium), import uit EU (EU) en import uit de rest van de wereld (Rest of World). Module II bestaat in de praktijk dus uit drie submodules, elk met een eigen input-outputtabel en milieu-extensietabellen. In de IO-tabellen worden 117 economische sectoren onderscheiden, ingedeeld volgens de SUT-classificatie. De inputzijde van de IO-tabellen geeft voor elke economische sector de intermediaire inputs uit elk van de 117 sectoren binnen en buiten Vlaanderen weer. De outputzijde geeft voor elk van de 117 economische sectoren de bestemming van de productie weer: enerzijds intermediaire leveringen (van intermediaire producten) die als input dienen voor andere economische sectoren, anderzijds finale vraag (van finale producten). De monetaire consumptietabel (oranje deel van module III) koppelt de finale consumptie van de huishoudens en de overheid de bestedingen in euro aan de 117 economische sectoren van de monetaire IO-tabellen. De finale consumptie van de huishoudens wordt opgesplitst in 12 consumptiedomeinen (bv. voeding), die op hun beurt ingedeeld zijn in consumptieactiviteiten (bv. voedingswaren, opslag van voeding, bereiden van voeding, afwassen & kook- en eetgerei) en nog verder in productgroepen (bv. vis, groenten en fruit, vlees, dranken, melkproducten, andere voedingswaren). De finale consumptie door de overheid is niet opgesplitst in consumptiedomeinen. Door de koppeling van de monetaire input-outputtabellen en de monetaire consumptietabel met de corresponderende milieu-extensietabellen (groene delen van modules I, II en III) ontstaat het milieu input-outputmodel. De milieu-extensietabellen geven de directe milieudruk weer die overeenstemt met de productieactiviteiten van de 117 economische sectoren in Vlaanderen en in het buitenland (groene delen van modules I en II), en met de consumptieactiviteiten van huishoudens en overheid (groen deel van module III). Voor elk van de economische sectoren (productie) en consumptieactiviteiten (consumptie) wordt de directe milieudruk weergegeven door een reeks milieudrukindicatoren: Emissies naar lucht; Emissies naar water; Emissies naar bodem; Gebruik van water; Gebruik van energie; Gebruik van materialen; Afval. vlaams milieu-input-outputmodel 18

19 Met het model kan bijvoorbeeld nagegaan worden hoeveel de productie van verfproducten aan directe milieudruk veroorzaakt (module I) en wat de directe milieudruk is bij het gebruik van verf (module III). Maar doordat het model de monetaire stromen tussen consumenten en economische sectoren binnen en buiten Vlaanderen in kaart brengt, laat het ook toe om de milieudruk die ontstaat in de voorgaande stappen van de productieketen de indirecte milieudruk - te berekenen. De toewijzing van indirecte emissies aan een productie- of consumptieactiviteit gebeurt op basis van het aantal euro aangekocht bij de sectoren stroomopwaarts in de productieketen. Zo kan bijvoorbeeld berekend worden wat de milieudruk is van producten uit het buitenland die voor productie en consumptie van verf zijn gebruikt (module II). Het Vlaams uitgebreid milieu input-outputmodel is dus een tool die toelaat om de milieudruk per bedrijfstak in kaart te brengen en om vervolgens analyses te doen die een antwoord kunnen bieden op verschillende beleidsvragen. Mits men de onderliggende hypothesen en de modelstructuur voor ogen houdt en rekening houdt met de databeperkingen, kan het model perfect dienen als tool voor integrale analyses. Het model is een koppeling tussen de economische (omzet, toegevoegde waarde), sociale (tewerkstelling) en ecologische gegevens (milieudata). Naast de directe milieueffecten laat het model toe tevens de indirecte effecten (stroomopwaarts in de economische waardeketen) te berekenen. Daarenboven wordt niet enkel de milieudruk van de productie in kaart gebracht, maar ook deze van de consumptie. Deze eigenschappen maken het derhalve een goede tool voor integrale analyses. De resultaten die uit het model voortvloeien dienen uiteraard in een bredere beleids- en economische context te worden gekaderd, al dan niet met de nodige voor- en/of nastudies. vlaams milieu-input-outputmodel 19

20 3 Modellering van materiaalstromen 3.1 Inleiding In het huidige model zijn materiaalstromen gekoppeld aan de sector van extractie. Uit analyses is gebleken dat materiaalstromen misschien onderschat worden wanneer berekeningen worden gemaakt met het Vlaams input-outputmodel. Dit zou vooral een aandachtspunt vormen voor de materialen die worden geïmporteerd in Vlaanderen. Het doel van deze taak is om te analyseren of en waar materialen verloren gaan wanneer analyses worden uitgevoerd met het model, met de focus op de import van materialen. Vervolgens wordt, wanneer blijkt dat dit effectief het geval is, een methode voorgesteld om dit waargenomen effect te ondervangen. Tenslotte wordt aan de hand van cases nagegaan of de gehanteerde aanpak het probleem ook echt heeft opgelost. 3.2 Analyse hoeveelheden In een eerste fase is een analyse gemaakt van de geïmporteerde ruwe grondstoffen in Vlaanderen. Er wordt hiertoe een vergelijking gemaakt tussen de gegevens zoals ze momenteel zijn opgenomen in de milieu-extensietabellen van het input-outputmodel en de gegevens die zijn geïnventariseerd in het kader van het achtergronddocument materiaalstromen van MIRA-T. Het betreft hier gegevens voor Vlaanderen over import van geëxtraheerde grondstoffen die werden opgevraagd bij de NBB alsook informatie beschikbaar in de SERI-databank. Grondstoffen die in Vlaanderen zelf worden geëxtraheerd zijn correct in het model opgenomen. Data over de import van geëxtraheerde grondstoffen zijn dus in verschillende bronnen beschikbaar. Enerzijds zijn er de data die bij de Nationale Bank van België kunnen worden opgevraagd en welke de import door Vlaanderen vanuit de EU en niet-eu weergeven. Daarnaast is er de SERI-databank. Deze bevat ondermeer data voor de hoeveelheid grondstoffen die worden ontgonnen door de extractiesectoren in Europa. Het idee achter beide datasets verschilt: hoeveelheid import versus hoeveelheid extractie. Wanneer de cijfers van de nationale Bank (in kg/ ) ook gebruikt zouden worden voor hoe materialen in de Europese economie rondgaan, wordt in feite verondersteld dat het gamma materialen dat wordt geïmporteerd in Vlaanderen representatief is voor de materialen die in Europa zelf worden gebruikt. Dit is echter niet noodzakelijk zo. Omwille van deze bedenking is er door de stuurgroep geopteerd om een onderscheid te maken binnen de totale hoeveelheid materiaal dat in Vlaanderen wordt geïmporteerd volgens twee groepen (op basis van de databron gebruikt): Grondstoffen die rechtstreeks (als erts) worden geïmporteerd data van de NBB; Grondstoffen die onrechtstreeks (als half afgewerkte of afgewerkte producten) worden geïmporteerd data van de SERI-databank. In onderstaande paragrafen wordt de gehanteerde methodologie meer in detail toegelicht Directe import van ruwe grondstoffen in Vlaanderen Om voor Vlaanderen te kunnen berekenen welke hoeveelheden ruwe, dus onbewerkte, grondstoffen worden geïmporteerd, wordt gebruik gemaakt van importgegevens die beschikbaar zijn bij de Nationale Bank van België (NBB). Hiertoe worden op basis van de beschikbare gegevens de hoeveelheden (in kg) ruwe grondstoffen berekend per type vlaams milieu-input-outputmodel 20

21 (landbouwproducten, bosbouwproducten, visserijproducten, kolen, olie&gas, ertsen en mineralen). Er is gewerkt met de importgegevens voor het jaar Onderstaande tabel geeft hiervan een overzicht. Tabel 1: berekening totaal geïmporteerde hoeveelheid ruwe grondstoffen obv gegevens NBB 2003 kton geïmporteerd Landbouwproducten (EU niet-eu) Bosbouwproducten Visserijproducten 82 Kolen Gas&olie Mineralen Ertsen Op basis van deze hoeveelheden zijn de coëfficiënten (in kg/ ) voor deze ruwe grondstoffen berekend. Dit gebeurt door de geïmporteerde hoeveelheden te delen door de totale monetaire hoeveelheden die door de Vlaamse economie worden geïmporteerd uit ontginningssectoren in het buitenland (sectoren 01A1 tot en met 14A1). De gegevens van de Nationale Bank bevatten enkel import van buiten België (EU, ROW) naar Vlaanderen. Dit wil zeggen dat import vanuit Brussel en Wallonië niet is opgenomen in deze gegevens. Om de import uit Brussel en Wallonië in kaart te brengen wordt gewerkt met de Vlaamse coëfficiënt (kg/ ). De op deze manier berekende coëfficiënten zijn opgenomen in de ME-tabellen voor de EU en ROW, zowel in Excel (voor gebruik in matide) als in de betreffende Simapro-records voor het jaar In het kader van het update-project (update van monetaire en milieudata) werden dezelfde coëfficiënten berekend en opgenomen in het model voor het jaar Indirecte import van ruwe grondstoffen Om in kaart te brengen hoeveel grondstoffen verbruikt worden buiten Vlaanderen voor het maken van halfafgewerkte producten die op hun beurt in Vlaanderen worden geïmporteerd (indirecte import van grondstoffen), wordt gebruik gemaakt van verschillende databronnen. De in het buitenland (EU27) geëxtraheerde hoeveelheden zijn berekend op basis van gegevens uit de SERI-databank voor het jaar Deze databank bevat gegevens over de ontgonnen hoeveelheden grondstoffen wereldwijd per type materiaal (biomassa, bosproducten, mineralen, ertsen, steenkool en gas&olie). De in de EU27 ontgonnen hoeveelheden zijn vervolgens gedeeld door de monetaire output (van het jaar 2000) van de respectievelijke ontginningssectoren (01A1, 02A1, 10A1, 11A1, 12A1, 13A1 en 14A1) in de EU uit de NAMEA-databank. Op deze manier worden de ontgonnen hoeveelheden in kg/ output berekend voor deze sectoren (SERI). Ter vergelijking worden in onderstaande tabel ook de coëfficiënten toegevoegd die werden berekend voor de rechtstreekse import van ruwe grondstoffen (NBB) Methode voor berekening van de totale import Coëfficiënten voor de import van materialen In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de coëfficiënten voor import (SERI en NBB) en ontginning in Vlaanderen (MIRA). vlaams milieu-input-outputmodel 21

22 Tabel 2: overzicht van de coëfficiënten voor directe materiaalimport (NBB), indirecte materiaalimport (SERI) en ontginning in Vlaanderen (MIRA) kg/ SERI NBB MIRA Landbouwproducten 5,46 3,60 3,6 Bosbouwproducten 11,70 12,66 23,1 Visserijproducten NA 0,41 0,19 Kolen 46,43 23,97 NA Gas&olie 10,98 13,27 NA Mineralen 111,26 5,83 71,86 Ertsen 124,94 17,98 NA Voor mineralen en ertsen is een opvallend groot verschil op te merken tussen de verschillende coëfficiënten. Uiteraard heeft dit ook zijn effect op de uiteindelijke resultaten van eventuele berekeningen. Bij validatie van de methode (zie 3.2.4) werden enkele scenario s doorgerekend, waaronder ook een oefening voor mineraalgebruik. De impact van het grote verschil tussen de coëfficiënten werd hier ook duidelijk. Omdat beide coëfficiënten gebaseerd zijn op andere bronnen, is de reden voor het verschil waarschijnlijk te zoeken in wat al dan niet in het cijfer is opgenomen, zowel in de materiaalstromen (bijvoorbeeld verschillende mineralen, in kg) als monetair (de monetaire import van bijvoorbeeld een mineraal, in ). Voor deze twee materiaalstromen werd dit dan ook nagegaan. Mineralen Bij doorrekening van de case voor mineralen, bleek het aandeel mineralen dat geïmporteerd wordt vanuit ontginningssectoren in het buitenland erg klein in vergelijking met dat wat ontgonnen wordt in Vlaanderen en Brussel/Wallonië. Dit is uiteraard te wijten aan het feit dat de coëfficiënt voor directe import uit EU en niet-eu veel kleiner is dan die voor Vlaanderen en ROB. Voor de materiaalstroom mineralen, zitten in het cijfer van de NBB ook importgegevens voor diamanten opgenomen. De import van diamanten is goed voor 94% van de monetaire import volgens de gegevens beschikbaar van de NBB, in massa gaat het slechts om 0,0001% van het totaal. Dit zorgt er uiteraard voor dat de totale coëfficiënt veel lager zal liggen dan wanneer de import van deze diamanten eruit wordt gelaten. Het lijkt daarom meer zinvol om bij het berekenen van de coëfficiënt voor mineralen onderscheid te maken tussen mineralen exclusief diamanten en mineralen, totaal. Na herberekening, dus zonder import van diamanten, bedraagt de coëfficiënt 100,87 kg/. Dit cijfer ligt in de grootteorde van de andere 2 coëfficiënten. Ertsen Voor ertsen werd een gelijkaardige analyse gemaakt als voor mineralen. De ertsen welke opgenomen zitten in de NBB-cijfers werden vergeleken met diegene die in Europa ontgonnen worden. Dit om de vergelijkbaarheid in de coëfficiënten na te gaan. Enkele ertsen, die niet in de EU worden ontgonnen zoals bv. molybdeen, uranium, thorium, werden uitgesloten uit de coëfficiënt, zowel in monetaire als fysieke hoeveelheden. De herwerkte NBB-coëfficiënt bedraagt uiteindelijk 22,65 kg/, wat slechts een kleine aanpassing betekent ten opzichte van de oorspronkelijke coëfficiënt Berekening van de totale import van materialen Zoals eerder vermeld willen we beide coëfficiënten parallel gebruiken voor de berekeningen van de totale import van grondstoffen. Voor de directe import van geëxtraheerde grondstoffen gebruiken we de NBB-coëfficiënten: dit wil zeggen dat de monetaire hoeveelheid die elke sector importeert van de extractiesectoren in de EU of de ROW vermenigvuldigd wordt met de betreffende coëfficiënten. Voor de indirecte import van grondstoffen, dus de vlaams milieu-input-outputmodel 22

23 grondstoffen die verwerkt zijn in de door Vlaanderen geïmporteerde halfafgewerkte producten, willen we de SERI-data gebruiken. Deze weerspiegelt dan het gebruik van de grondstoffen in de EU en ROW. De daaruit voortvloeiende multiplicatoren worden vervolgens vermenigvuldigd met de monetaire import van de Vlaamse sectoren vanuit elke sector in de EU en ROW om de indirecte import van grondstoffen te berekenen. In de SERI gegevens zit echter ook een component voor directe import van ruwe materialen: alle import van Vlaamse sectoren uit de ontginningssectoren rechtstreeks omvatten immers (voornamelijk) import van de ruwe grondstoffen. Omdat de NBB-coëfficiënt waarschijnlijk correcter is wat betreft deze rechtstreekse import van ruwe materialen in Vlaanderen, dient het totaal berekende SERI-cijfer gecorrigeerd te worden voor deze directe import. In formulevorm betekent dit het volgende wanneer de totale import van materialen wordt berekend: Totaal materiaalimport = Totaal import SERI ( import ontginningssector*seri-coëff.) + ( import ontginningssector*nbb-coëff.) Validatie van de methode Om de beschreven methodologie te valideren werden verschillende berekeningen gemaakt. Deze cases worden hier toegelicht ter illustratie van de methode Kolengebruik ten gevolge van de totale Vlaamse finale vraag naar afgewerkte producten Doel Berekening van het totale kolengebruik in en buiten Vlaanderen, om te kunnen voldoen aan de totale Vlaamse finale vraag (dus van huishoudens, overheid, investeringen, voorraadwijzigingen en export) naar producten uit Vlaanderen of daarbuiten (Brussel/Wallonië, Europa en niet-europa). Berekening De berekening gebeurt op basis van de formule zoals die in is gegeven. Alle berekeningen zijn gebeurd in de software Simapro. Gedetailleerde berekeningen en formules worden dan ook niet weergegeven. Ontginning van kolen gebeurt enkel in de EU en in de rest van de wereld. In Vlaanderen en de rest van België worden geen kolen ontgonnen: er is dan ook geen MIRA-coëfficiënt voor dit materiaal. 1) Totale import van kolen, berekend volgens de SERI-coëfficiënt Totale import kolen = 46,2 miljoen ton, waarvan 27% ontgonnen in EU en 73% in ROW 2) Berekening indirecte import van kolen volgens SERI (dus correctie voor direct aandeel) Directe import kolen volgens SERI = 12,4 miljoen ton, waarvan 16% ontgonnen in EU en 84% in ROW. De indirecte import van kolen (nodig voor het produceren van (half)afgewerkte producten die naar Vlaanderen geïmporteerd worden) = 34,1 miljoen ton, waarvan 31% ontgonnen in EU en 69% in ROW. vlaams milieu-input-outputmodel 23

24 3) Directe import van kolen uit de ontginningssectoren in de EU en de rest van de wereld volgens NBB Directe import kolen volgens NBB = 7,98 miljoen ton, waarvan 16% ontgonnen in EU en 84% in ROW. 4) Totale import van kolen (direct + indirect) vanuit de EU en de rest van de wereld Totaal = 7,98 miljoen ton direct + 34,1 miljoen ton indirect = 42,9 miljoen ton kolen waarvan 28% ontgonnen in de EU en 72% in de rest van de wereld Mineraalgebruik door finale vraag in Vlaanderen naar producten van de bouwsector (45B1) in Vlaanderen Doel Berekening van het totale mineraalgebruik in en buiten Vlaanderen, om te kunnen voldoen aan de Vlaamse finale vraag (exclusief export) naar producten van de bouwsector (45B1) in Vlaanderen. Berekening Het totaal mineraalgebruik bestaat uit mineralen ontgonnen in de 4 regio s, i.e. Vlaanderen, Brussel/Wallonië, EU27 en de rest van de wereld. Het totale mineraalgebruik veroorzaakt door de finale vraag naar producten van de bouwsector in Vlaanderen bestaat dus uit mineralen die de sector uit Vlaanderen gebruikt, mineralen die de sector rechtstreeks van de ROB, EU en ROW importeert en mineralen die indirect vervat zitten in de halfafgewerkte producten die de sector uit binnen- en buitenland gebruikt. De berekeningen werden gemaakt in Simapro en in matide. 1) Totaal gebruik van mineralen ontgonnen in Vlaanderen (SUT 14A1 VL) en Brussel/Wallonië (SUT 14A1 ROB) De ontginning van materialen in Vlaanderen en Brussel/Wallonië worden berekend op basis van de MIRA-coëfficiënten. Mineralen ontgonnen in Vlaanderen = 2 miljoen ton Mineralen ontgonnen in Brussel/Wallonië = 1,98 miljoen ton 2) Totale import van mineralen, berekend met de SERI-coëfficiënt Totale import mineralen (direct+indirect)= 26,4 miljoen ton, waarvan 47% ontgonnen in EU en 53% in ROW. 3) Berekening indirecte import van mineralen door de SUT 45B1 en zijn voorketen volgens SERI (dus correctie voor direct aandeel) Directe import mineralen volgens SERI = 23 miljoen ton, waarvan 49% ontgonnen in EU en 51% in ROW. De indirecte import van mineralen = 3,4 miljoen ton, waarvan 32% ontgonnen in EU en 68% in ROW. 4) Directe import van mineralen uit de ontginningssectoren in de EU en de rest van de wereld volgens NBB Directe import van mineralen volgens NBB = 20,9 miljoen ton, waarvan 49% ontgonnen in EU en 51% in ROW. vlaams milieu-input-outputmodel 24

25 5) Totale import van mineralen (direct+indirect) uit de EU en ROW Totaal import = 20,9 miljoen ton direct + 3,4 miljoen ton indirect = 24,3 miljoen ton mineralen, waarvan 47% ontgonnen in EU en 53% in ROW. 6) Totaal mineraalgebruik = 28,2 miljoen ton (= 4,7 ton per capita) Het mineraalgebruik verbonden aan de finale vraag naar producten van de bouwsector (45B1) in Vlaanderen werd ook eens weergegeven in een ketenanalyse (zie hieronder). vlaams milieu-input-outputmodel 25

26 159 kg/cap 3,3% 175 kg/cap 3,7% 334 kg/cap 7,1% Mineralen, VL 14A1-VL 9,4 kg/cap 0,2% 45A1-VL Bouwrijp maken van bouwterrein, VL 159 kg/cap 3,4% 163 kg/cap 3,5% 327 kg/cap 6,8% 14A1-ROB Mineralen, ROB 10,5 kg/cap 0,2% 136 kg/cap 2,9% 8,9 kg/cap 0,2% 137 kg/cap 2,9% 100 kg/cap 2,1% 2,9 kg/cap 0,1% 45 kg/cap 1% 45C1-VL Algemene civieltechnische werken: wegen, VL 81 kg/cap 1,7% 45D1-VL 67 kg/cap 1,4% 1901 kg/cap 40,4% Mineralen, EU 14A1- EU 330 kg/cap 7% 26BD1-VL Sector voor keramiek, gips, beton, -producten, VL 902 kg/cap 19,1% 50 kg/cap 1,1% 11 kg/cap 0,2% 5 kg/cap 0,1% Installatiewerkzaamheden in de bouw, VL 24 kg/cap 0,5% 655 kg/cap 13,9% 45E1-VL Afwerken van gebouwen en verhuur van bouw- en sloopmateriaal, VL 61 kg/cap 1,3% 16 kg/cap 0,3% 46 kg/cap 1% Mineraalgebruik door de Vlaamse finale vraag naar producten van de bouwsector (45B1) in VL 4710 kg/cap 2152 kg/cap 45,7% 14A1- ROW Mineralen, ROW 51 kg/cap 1,1 % 59 kg/cap 1,3% 227 kg/cap 4,8% 9 kg/cap 0,2% 51A1-VL Groothandel, VL 156 kg/cap 3,3% 104 kg/cap 2,2% 1561 kg/cap 33,1% 1398 kg/cap 29,7% Figuur 2: ketenanalyse van het materiaalgebruik door de Vlaamse finale vraag naar producten van de bouwsector (45B1) in Vlaanderen vlaams milieu-input-outputmodel 26

27 vlaams milieu-input-outputmodel 27

28 4 Analyse van ecodesign cases 4.1 Inleiding Verschillende acties gericht op het reduceren van de milieu-impact van producten focussen sterk op het reduceren van het energieverbruik van de producten en hechten minder belang aan bijvoorbeeld het verminderen van het materiaalgebruik. In het Europese beleid voor energiegerelateerde producten overheersen momenteel de maatregelen gericht op energieperformantie in de gebruiksfase. Materiaalgebruik en milieu-impacten zijn vanzelfsprekend aan elkaar gerelateerd. In het Vlaamse IO model is als aanvullende informatie het gebruik van primaire materialen gekoppeld aan de sectoren. De gangbare milieu-impacten van het ontginnen en verwerken van deze materialen waren al opgenomen in de milieuextensie-tabellen. Via analyses met het Vlaams milieu input-output model wordt in deze paragraaf getoond hoe informatie over primair materiaalgebruik een aanvulling vormt op de gangbare milieu-impacten zoals broeikaseffect en energiegebruik. Dergelijke analyses kunnen breder gaan dan enkel input-output analyses. Gegevens die uit het input-output model worden gehaald, worden gecombineerd met gegevens zoals aankoopprijzen, kostprijsopbouw, gebruiksgegevens enz. Samen met de opdrachtgever en de begeleidingsgroep is besloten om dergelijke analyse toe te passen voor enerzijds auto s en anderzijds gsm s omdat die wellicht een ander beeld geven qua energie versus materiaalgebruik in de diverse productfasen en beide relevante productgroepen zijn. In het Vlaamse IO model is de herkenbaarheid van de beide producten totaal verschillend. De gevolgde methode, resultaten en conclusies voor beide cases worden in dit hoofdstuk besproken. 4.2 Case auto Afbakening van de case Om na te gaan of het IO-model bruikbaar is voor dergelijke cases, is het in eerste instantie belangrijk om zowel binnen de consumptiematrix (consumptie-activiteiten en productgroepen) als bij de gedefinieerde sectoren (SUT indeling) een voldoende gedetailleerde afbakening van de productgroep en zijn producerende sector gedefinieerd te hebben. In het geval van de auto is hieraan zeker voldaan: - Consumptiedomein personenvervoer, opgesplitst in de relevante consumptieactiviteiten o o o o over weg (indiv.) aankoop wagen ; over weg (indiv.) gebruik wagen/brandstof ; over weg (indiv.) onderhoud producten en over weg (indiv.) onderhoud diensten. - Goed afgebakende sectoren in de toeleveringsketen o o o Vervaardiging en assemblage van auto s (34A1); Vervaardiging van carrosserieën en van onderdelen en accessoires voor auto s (34B1); Handel in auto s, onderhoud en reparatie (50A1). vlaams milieu-input-outputmodel 28

29 Deze case focust op het individuele personenvervoer met de wagen, en vertrekt zodoende vanuit de consumptie-activeiten die hieraan direct gerelateerd zijn (zoals hierboven opgesomd). Via een input-output analyse is voor verschillende milieu-aspecten nagegaan wat de bijdrage is van de productiegerelateerde resp. consumptiefasen in de keten. Deze analyse is gebeurd op basis van het IO-model 2003 en focust op broeikasgassen (uitgedrukt in CO 2 - eq.), energiegebruik (in PJ) en materiaalgebruik (in kton) Berekening van de milieu-impacten Onderstaande tabel toont de bijdrage aan de verschillende milieu-aspecten van productie- en consumptiegerelateerde fasen, voor de totale vraag naar personenvervoer met de wagen vanuit Vlaamse huishoudens in Enkel de eerste categorie aankoop wagen is rechtstreeks gekoppeld aan de productie van de wagens die in 2003 werden aangekocht door Vlaamse huishoudens. De overige categorieën hebben eerder te maken met het gebruik van de wagen (nl. brandstof, onderhoud en rijden) en betreft de activiteiten voor het Vlaamse wagenpark dat voor huishoudens in 2003 op de weg was.ook bij deze laatste categorieën wordt de hele voorketen (dus inclusief de productie van bv. reserveonderdelen of brandstoffen) mee in rekening gebracht. Zo heeft de bijdrage tengevolge van onderhoud vooral te maken met de productieketen van bv. reserveonderdelen. De categorie gebruik wagen/brandstof omvat enkel de productieketen van de brandstoffen die worden getankt, terwijl de categorie rijden enkel te maken heeft met de emissies tijdens het rijden, dus aan de uitlaat van de wagen. Deze laatste twee categorieën kunnen eventueel gesommeerd worden, vermits ze beide betrekking hebben op het brandstofgebruik van de wagen tijdens de gebruiksfase. Omdat door dergelijke aggregatie bepaalde interessante detailinformatie verloren gaat, hebben we ervoor geopteerd deze opsplitsing te behouden. We focussen in deze case op broeikasgasemissies en materialen, en niet zozeer op het energiegebruik an sich, omdat broeikasgasemissies een maat zijn voor het effect van energiegebruik op het milieu. Voor de volledigheid toont de tabel wel een meer volledig overzicht van milieu-aspecten die in kaart gebracht kunnen worden voor deze case. Tabel 3: Overzicht van de berekende bijdragen aan de verschillende milieuproblemen van de productie en consumptiefase, voor de totale vraag naar personenvervoer met de wagen vanuit Vlaamse huishoudens in 2003 AUTO Climate change Energiegebruik (eigenverbruik) VL suts Afvalproductie VL suts Primaire ertsen Primaire kolen Primair gas/olie kton CO2- eq PJ kton kton kton kton aankoop wagen 3302,9 2,7 87,7 3667,9 616,5 449,4 gebruik wagen/brandstof 2386,9 8,3 90,7 340,4 203,3 4614,2 onderhoud 1286,3 7,6 258,6 700,6 163,1 417,2 rijden 7543,0 102,5 14,4 Total 14519,1 121,1 451,4 4708,9 982,9 5480,8 Broeikaseffect De relatieve bijdragen van de verschillende levenscyclusfasen (weerspiegeld door de consumptie-categorieën) aan het broeikaseffect wordt schematisch weergegeven in onderstaande figuur. Hieruit kunnen we afleiden dat, volgens berekeningen met het Vlaamse input-output model, 23% van de broeikasgasemissies veroorzaakt worden tijdens de productie van de wagen. Het merendeel van de broeikasgasemissies treedt op tijdens gebruik van de wagen en worden voornamelijk (52%) veroorzaakt door de emissies aan de uitlaat. vlaams milieu-input-outputmodel 29

30 Ook de productie van deze brandstoffen heeft een aanzienlijke bijdrage, namelijk 16%. Samengeteld is het brandstofgebruik verantwoordelijk voor bijna 70% van de broeikasgasemissies gekoppeld aan personenvervoer met de wagen door Vlaamse huishoudens in Productiefase versus consumptiefase Verhouding Climate Change impact 52% 9% 23% 16% aankoop wagen productie brandstof onderhoud rijden Figuur 3: Aandeel van de productie- en consumptiefasen in de totale broeikasgasemissies veroorzaakt door de vraag naar personenvervoer met de wagen vanuit Vlaamse huishoudens in 2003 Deze resultaten zijn in grote lijnen vergelijkbaar met de conclusies die volgen uit studies die gebaseerd zijn op levenscyclusanalyses van wagens. Uit een Belgische BELSPO studie (Van Mierlo J et al, 2011) blijkt dat voor Euro 4 technologie (verplicht vanaf 2005) de productiefase 8 a 10% van de BKG veroorzaakt (assemblage 3 a 4%, productie van materialen bedraagt ca 5 a 6% ). De emissies tijdens de gebruiksfase bedragen ca 90 a 92%. Tabel 4: Bijdrage van de levenscyclusfasen van wagens aan totale broeikasgasemissies volgens Van Mierlo J. et al, 2011 Score in ton CO 2 eq/lifetime driven distance Diesel Euro 4 Petrol Euro 4 TTW WTT Raw materials Assembly EOL Total (excl. EOL) TTW = Tank to Wheel,, WTT = Well to Tank, EOL = End of Life. Uit een EU studie van IPTS (Nemry F, 2008) blijkt een soortgelijk resultaat voor het totale wagenpark in EU-25 anno 2004: productie van de wagens bedraagt ca 8%, en reserveonderdelen ca 1% van de totale levenscyclus. De WTT emissies verhogen de brandstofemissies aan de uitlaat met ca 17% net zoals in de Belspo studie. vlaams milieu-input-outputmodel 30

31 Tabel 5: Bijdrage van de levenscyclusfasen van wagens aan totale broeikasgasemissies volgens Nemry F., 2008 Proces/fase In Mt CO 2 eq TTW 601 WTT 104 Production 65 Spare parts 6 EOL 1 Total 777 Bij vergelijking van de resultaten van de IO-analyse en de LCA-studies blijkt dat de bijdrage van de productiefase en vooral het onderhoud hoger worden ingeschat bij een IO-analyse dan bij een LCA. Hiervoor kunnen verschillende redenen gezocht worden, één van de meest waarschijnlijke is dat de truncation error die bij LCA voortvloeit uit het definiëren van cut-off regels niet voorkomt bij IO (Rowley, 2009). Via IO-modellen wordt immers de hele economie en dus ook de hele voorketen automatisch meegenomen en wordt geen cut off regel toegepast. De cut off is in deze case vooral relevant voor de productie- en onderhoudsfase en verklaart hiermee de verschillen. Materiaalgebruik Een analoge analyse is gemaakt voor het materiaalgebruik (uitgedrukt in ton) tengevolge van de vraag naar personenvervoer met de wagen vanuit Vlaamse huishoudens in Hierbij is onderscheid gemaakt tussen volgende types materialen: ertsen, kolen, gas/olie. Omdat het gebruik aan ertsen en gas/olie in deze case het meest relevant is (kolen zijn enkel nodig voor staalproductie en deels voor elektriciteitsopwekking), wordt de bespreking beperkt tot deze materialen. Onderstaande figuren tonen de relatieve bijdrage van de productie- en consumptiefase voor gebruik ertsen resp. gebruik gas/olie. Het gebruik van ertsen is vooral relevant tijdens de productiefase van de wagen (78%), wat uiteraard rechtstreeks gekoppeld is aan de metalen gebruikt voor het maken van de wagens. Ook de bijdrage van het onderhoud van de wagens heeft hiermee te maken. Het gebruik van gas/olie is dan weer voornamelijk gerelateerd aan de brandstof die nodig is om met de wagen te rijden en resulteert in een gelijkaardige verdeling als de broeikasgasemissies. vlaams milieu-input-outputmodel 31

32 Productiefase versus consumptiefase Verhouding gebruik primaire ertsen Productiefase versus consumptiefase Verhouding gebruik primaire gas/olie 7% 15% 0% aankoop wagen productie brandstof 0% 8% 8% aankoop wagen productie brandstof 78% onderhoud rijden 84% onderhoud rijden Figuur 4: Aandeel van de productie- en consumptiefasen in het totaal materiaalgebruik veroorzaakt door de vraag naar personenvervoer met de wagen vanuit Vlaamse huishoudens in 2003 In 2003 zijn er in België ca nieuwe personenwagens ingeschreven, waarvan 60% in Vlaanderen. Het aandeel personenwagens op naam van een privé persoon bedraagt ca 89%. (Timmermans J., 2005). Er zijn dus ongeveer wagens aangekocht door Vlaamse huishoudens met een gemiddeld gewicht van ca 1000 kg. Het gaat het hier dus om 230 miljoen kg auto s. De primaire ertsen die daarvoor nodig waren bedragen volgens het IO model 3667 miljoen kg. In de voorketen wordt dus nog een factor 16 meer materiaal aan ertsen gewonnen/verplaatst en verwerkt dan het uiteindelijk autogewicht. In LCA-studies wordt informatie met betrekking tot de gebruikte materialen ingezameld tijdens de inventarisatiefase, waarover meestal niet of met weinig detail wordt gerapporteerd. Om die reden is een vergelijking met het materialengebruik binnen bovengenoemde LCA studies van auto s niet mogelijk Conclusies Uit deze eenvoudige oefening blijkt alvast dat het belang van de productie- dan wel consumptiefase gekoppeld aan de vraag naar personenvervoer verschilt naargelang het milieu-aspect dat bekeken wordt. Bij energiegerelateerde impacten (broeikaseffect, energiegebruik, gebruik van fossiele brandstoffen) levert vooral de gebruiksfase een belangrijke bijdrage. Wanneer het gaat om materiaalgerelateerde aspecten (gebruik van ertsen) is vooral de productiefase belangrijk Er kunnen dus geen eenduidige conclusies over het belang van de diverse fases in de levenscyclus worden geformuleerd over alle milieuproblemen heen. Milieubeleid (energie, emissies, afval, grondstoffen) heeft per aspect of impact een eigen analyse nodig om de meest bijdragende factoren waar dan ook in de levenscyclus van producten te bepalen: het materialengebruik in termen van kg ligt voor een auto in de productiefase vele malen hoger dan in de gebruiksfase, naar verwachting zal afval (ook in termen van kg) in de productiefase dan ook veel hoger liggen. Een vraag is natuurlijk of het IO model het juiste model is om het milieubeleid rond auto s verder te ontwikkelen: vermoedelijk niet omdat hier al specifiekere modellen voor auto s en hun gebruik voor ontwikkeld zijn. Het IO model met zijn aanvullingen rond materialen en primaire energie kan wel in korte tijd een totaaloverzicht over vele sectoren en consumptiedomeinen creeëren om bv. te zien of alle relatief veel bijdragende sectoren al gedekt zijn binnen het beleid. Daarnaast zijn de verschillende impacts ook heel anders verdeeld over de verschillende schakels in de productie- en gebruiksketen in vergelijking met hun monetair aandeel (volgens basisprijzen). Onderstaande figuur toont dat, ten opzichte van de totale bestedingen van huishoudens aan personenvervoer met de wagen, de aankoop van de wagen bijna de helft van deze bestedingen omvat. Het aandeel van het tanken (aankoop brandstof) is slechts vlaams milieu-input-outputmodel 32

33 15%. Dit beeld vertoont (toevallig) gelijkenissen met het aandeel van de verschillende fasen in het gebruik van ertsen, maar geeft een ander beeld vergeleken met het belang van de verschillende fasen voor broeikasgasemissies. Monetair gezien is de aanschaf van een wagen belangrijker dan de kosten van brandstof gedurende het leven van de wagen (terwijl dat voor broeikasgassen zelf qua belang net andersom ligt). Productiefase versus consumptiefase Aandeel in bestedingen (basisprijzen) 36% 49% aankoop wagen gebruik wagen/brandstof onderhoud 15% Figuur 5: Aandeel van de productie- en consumptiefasen in de totale bestedingen (uitgedrukt in basisprijzen) voor personenvervoer met de wagen vanuit Vlaamse huishoudens in 2003, excl. Verzekeringen, inschrijvingen etc. Tabel 6: Aandeel van de impact van personenvervoer met de wagen door Vlaamse huishoudens in 2003 ten opzichte van de impact van de totale consumptie van Vlaamse huishoudens in 2003 Verhouding impact 'auto' tov totale impact Vl consumptie Climate change Energiegebruik (eigenverbruik) VL suts Primaire ertsen Primaire kolen Primair gas/olie kton CO2-eq PJ kton kton kton totale bijdrage Vlaamse consumptie (incl voorketen) 81573,16 688, , , ,83 totale bijdrage 'auto' 14519,1 121,1 4708,9 982,9 5480,8 aankoop wagen 4% 0% 24% 8% 3% productie brandstof 3% 1% 2% 2% 31% onderhoud 2% 1% 5% 2% 3% rijden 9% 15% 0% 0% 0% totale bijdrage 'auto' 18% 18% 31% 12% 37% De consumptiecategorie auto door huishoudens heeft een monetair aandeel van 12% in de totale bestedingen van Vlaamse huishoudens in Uit bovenstaande tabel valt te concluderen dat de auto relatief het hoogste beroep doet op gas/olie in zijn gebruiksfase. Gebruik van primaire ertsen is ook relatief belangrijk voor de productie van wagens, vermoedelijk vooral via staal/aluminium en koper. Ondanks de hoge score voor gebruik van ertsen waar voor staalproductie toch ook veel kolen nodig zijn is er gemiddeld gezien een gemiddeld beroep op kolen door de wagens. Andere consumptieactiviteiten doen kennelijk een groter beroep op kolen. vlaams milieu-input-outputmodel 33

34 4.3 Case gsm Afbakening van de case De gsm en zijn gebruik is een onderdeel uit de in het Vlaamse IO-model samengevoegde consumptie-activiteit Communicatie en multimedia (binnen consumptiedomein sport en ontspanning), met als belangrijkste bijdragende sector in de voorketen Post en Telecommunicatie (64A1 + 64B). In vergelijking met de vorige case voor personenvervoer met de wagen is nu zowel de consumptie-activiteit als de voorketen veel breder en dus kunnen minder specifieke conclusies worden getrokken Berekening van de milieu-impacten met standaard IOmodellering De beperkingen voor dergelijke onvoldoende afgelijnde productgroep in het IO-model worden duidelijk in de analyse van enkele milieu-aspecten, volgens de gewone IO-modellering zoals voor vorige case is toegepast. De resultaten hiervan zijn weergegeven in onderstaande tabel. Tabel 7: Overzicht van de berekende bijdragen aan de verschillende milieuproblemen van de productie en consumptiefase, voor de totale vraag naar communicatie en multimedia, waar mobiele telefonie een deel van uitmaakt, vanuit Vlaamse huishoudens in 2003 Communicatie en multimedia Climate change Energiegebruik (eigenverbruik) VL suts Afvalproductie VL suts Primaire ertsen Primaire kolen Primair gas/olie kton CO2-eq PJ kton kton kton kton productie 2399,79 25,72 186,36 454,15 293,77 266,88 gebruik 6,26 22,02 TOTAAL 2399,79 31,99 208,38 454,15 293,77 266,88 Uit deze resultaten kunnen weinig bruikbare besluiten worden gehaald. Voor mobiele telefonie is slechts één consumptie-activiteit relevant (communicatie en multimedia), waardoor de milieu-aspecten die gekoppeld zijn aan mobiele telefonie niet zichtbaar zijn en verdwijnen in de milieu-aspecten van de andere bestedingen binnen deze activiteit. Daarnaast krijgt de consumptieactiviteit mobiele telefonie de gemiddelde milieubelasting van de voorketens van de Telecommunicatie en Post mee. Daartoe behoren bijvoorbeeld ook de emissies van de wagens die voor de post rondrijden, papiergerelateerde sectoren etc. Voor de telecommunicatie valt te verwachten dat andere factoren belangrijker zijn, zoals het elektriciteitsgebruik van het net en mogelijk de aanleg van de infrastructuur zoals de zendmasten voor de mobiele telefonie. Voor de vaste telefonie gaat het ook over elektriciteit en vaste koperen leidingen/glasvezelnetwerken etc. Door de Post en telecommunicatie geaggregeerd te beschouwen kan er hierdoor voor de resultaten een behoorlijke afwijking ontstaan ten opzichte van de werkelijk aan de gsm toe te wijzen emissies. Dit probleem van een vraag die feitelijk om veel meer detail vraagt dan het IO-model bevat in zijn sectorindeling komt vanzelfsprekend vaker voor. Een gedetailleerde LCA is dan beter in staat om de vraag met meer precisie te beantwoorden. Met het IO-model zelf kan ook meer precisie bereikt worden indien voor het specifieke product meer financiële informatie beschikbaar is over de prijsopbouw van het product in termen van de bestaande IO sectoren. In deze case werken we dergelijke analyses uit en vergelijken de resultaten. Om deze reden is het met dergelijke oefening dus ook niet mogelijk om een onderscheid te maken tussen de milieu-aspecten gekoppeld aan bijvoorbeeld de aankoop/productie van gsm s, het elektriciteitsverbruik voor opladen etc., wat wel mogelijk was voor het personenvervoer. vlaams milieu-input-outputmodel 34

35 Onderstaande tabel vergelijkt de bijdrage van communicatie en multimedia met de bijdragen gekoppeld aan de totale consumptie van Vlaamse huishoudens in Monetair bedraagt het aandeel van communicatie en multimedia in de totale bestedingen van Vlaamse huishoudens 4%. Tabel 8: Aandeel van de impact van communicatie en multimediagebruik door Vlaamse huishoudens in 2003 ten opzichte van de impact van de totale consumptie van Vlaamse huishoudens in 2003 Verhouding impact 'communicatie en multimediagebruik' tov totale impact Vl consumptie Climate change Energiegebruik (eigenverbruik) VL suts Afvalproductie VL suts Primaire ertsen Primaire kolen Primair gas/olie kton CO2-eq PJ kton kton kton kton totale bijdrage Vlaamse consumptie (incl voorketen) 81573,16 688, , , , ,83 totale bijdrage 'communicatie en multimedia' 2399,8 32,0 208,4 454,1 293,8 266,9 aandeel communicatie en multimedia 3% 5% 1% 3% 4% 2% Uit deze tabel valt op te maken dat communicatie en multimediagebruik een relatief gemiddelde bijdrage levert aan broeikaseffect en gebruik van primaire ertsen. Op het vlak van afval en gas/olie ligt het aandeel van afval en gas/olie wel duidelijk lager dan het monetaire aandeel. Uit bovenstaande oefening blijkt duidelijk dat hieruit weinig of geen relevante conclusies kunnen afgeleid worden ten aanzien van gebruik van mobiele telefonie door Vlaamse huishoudens. De reden hiervoor is de onvoldoende afbakening van deze productgroep in de consumptiematrix en deels ook in de voorketen ervan Berekening van de milieu-impacten met alternatieve IOmodellering Een mogelijkheid om met het IO-model toch een meer specifieke analyse te doen bestaat erin om binnen de consumptie-activiteit communicatie en multimedia mobiele telefonie af te splitsen. Om dit te kunnen, zijn gegevens nodig over de bestedingen van Vlaamse huishoudens (op jaarbasis) aan de verschillende aspecten van mobiele telefonie. Door vervolgens deze specifieke bestedingen te koppelen aan de milieu-aspecten van de productieketen van de producten en diensten worden dan meer specifieke resultaten bekomen. Uiteraard blijft dit een vrij hoge onzekerheidsmarge hebben, die samenhangt met de onzekerheid van de gegevens over de bestedingen. Specifiek voor deze case zijn gegevens opgezocht voor de volgende aspecten van mobiele telefonie: - Aankoop van gsm; - Elektriciteitsgebruik voor opladen; - Abonnementskosten. De gegevens zijn telkens herrekend naar alle Vlaamse huishoudens over het ganse jaar Onderstaand wordt deze oefening als illustratie gegeven. vlaams milieu-input-outputmodel 35

36 Aanvullende informatie over kostprijsopbouw omtrent gsm s in huishoudens Gewicht en prijs gsm anno 2003 De gsm s uit het jaar 2003 wogen typisch 90g (Testaankoop nr. 468 sep 2003). Winkelprijzen varieerden tussen 99 en 549 Euro met een gemiddelde van 260 Euro voor alle 47 geteste gsm s in december 2003 (Testaankoop nr. 471, dec 2003). Productieprijzen (vanaf de poort van de fabrikant) zijn niet gemakkelijk te vinden. We hebben wel een referentie gevonden uit Amerika die spreekt over een kostprijs van ca. 35 dollar dus ca 30 Euro medio 2005 ( We nemen even aan dat de gemiddelde basisprijs in 2003 zeker hoger is geweest en ca. 60 Euro bedroeg. De producerende sector in Vlaanderen kan 32A1 zijn (Vervaardiging audio,video, telecommunicatieapparatuur), ook al zal een belangrijk deel uit het buitenland komen. Het aantal gsm s heeft een enorme opmars meegemaakt en is in 2003 gestegen tot 83,5 per 100 inwoners in België ( In Vlaanderen woonden er ca 6 miljoen mensen in In 2002 hadden 79 van de 100 inwoners een mobiele telefoon, dus dat betekent dat er in 2003 in totaal ca gsm s zijn verkocht. We moeten aannemen dat een significant deel ervan telefoons voor het werk zijn geweest (ca 35%) en dat het aandeel door huishoudens ca. 65% was. Dus er zijn naar schatting gsm s door huishoudens aangeschaft in Aan een geschatte prijs van 60 Euro komt dit overeen met 10,53 miljoen gsm s die zijn aangekocht door huishoudens in Het gemiddelde aantal gsm s in gebruik in Vlaanderen zal ca. 4,87 miljoen zijn geweest (gem. van 79% en 83,5% per inwoner). We nemen opnieuw aan dat 65% hiervan voor gebruik door huishoudens is geweest, wat neerkomt op 3,17 miljoen gsm s. Tabel 9: Bestedingen door Vlaamse huishoudens in 2003 voor aankoop gsm s Gsm aanschaf Basisprijs per stuk (Euro) Leveringen 2003 in Vlaanderen in basisprijs aan huishoudens door 32A1 (Euro) miljoen Elektriciteitsgebruik voor opladen Een Europese studie ( geeft melding van volgende gebruiksscenario s: - light user gebruikt 25 MJ aan elektriciteit; - heavy user gebruikt 33,5 MJ; - gedurende een levensduur van 2 jaar. Deze waarde betreft de elektriciteit uit het stopcontact, niet de primaire energie nodig om die ca 30 MJ per twee jaar te maken. Per jaar gaat het dus om 15 MJ (of 4,2 kwh) energie nodig voor het opladen van een gsm. De prijs van elektriciteit voor de consument in Vlaanderen (voor gemiddeld verbruik van 3500 kwh per jaar) bedroeg in 2002/2003 ca 0,15 Euro per kwh (Testaankoop Nr. 465, mei 2003). We nemen aan dat de basisprijs ca 0,1 Euro per kwh bedraagt. De basisprijs voor het opladen van een gsm gedurende een jaar wordt dus geschat op 0,42 Euro (4,2 kwh x 0,1 Euro/kWh).. vlaams milieu-input-outputmodel 36

37 Tabel 10: Bestedingen door Vlaamse huishoudens in 2003 voor opladen van gsm s Elektriciteit voor opladen GSM Basisprijs voor 4,2 kwh per jaar per toestel (Euro) Leveringen 2003 aan elektriciteit aan HH door 40A1 (Euro) 0,42 1,33 miljoen Euro Abonnement/gesprekken voor telecomdiensten door huishoudens: Uit een onderzoek van OIVO in 2003 is gebleken dat jongeren tot 25 jaar ca. 17 tot 18 Euro per maand aan gsm-gesprekken en sms-en uitgeven ( We nemen aan dat dit gebruik ook redelijk dicht bij het gemiddelde gebruik zal liggen en dat het om ca. 10 Euro (basisprijs) per maand per toestel gaat, wat neerkomt op 120 Euro per jaar per toestel. Een aantal van de toestellen zullen ongebruikt liggen. Zakelijk gebruik zal hoger liggen qua gebruik en zelfs een deel van privé gebruik overnemen. Met 3,17 miljoen gsm s in gebruik bij Vlaamse huishoudens in 2003, komt dit neer op een besteding van 380,40 miljoen Euro voor abonnementen/gesprekken. De telecombedrijven moeten van deze inkomsten de infrastructuur, hun energiegebruik, kantoren, verkooporganisatie en personeel betalen. Tabel 11: Bestedingen door Vlaamse huishoudens in 2003 voor abonnementen voor telecom diensten gebruik GSM Basisprijs voor 1 jaar telefoneren per gsm (Euro) Leveringen 2003 aan HH voor gsm gebruik door 64A1 en 64B (Euro) miljoen Euro We kunnen deze aankoop/besteding alleen maar toewijzen aan de gecombineerde sector 64A1 en 64B en dat blijft helaas een gemiddelde over post, vaste en mobiele telecommunicatie en overige communicatie. We hebben geen informatie over een verdere uitsplitsing tussen levering van zendmasten, gebruik van energie etc. dus we zullen moeten leven met een gemiddelde sector Post en Telecommunicatie (64A1 + 64B). Deze is om vertrouwelijkheidsredenen in het monetaire luik samengevoegd. Uit de Europese EIPRO studie, die betrekking had op de jaren , waar post en telecom wel gescheiden zijn behandeld op EU-niveau, weten we dat post per Euro een fors hogere bijdrage (ca factor 6) geeft aan broeikaseffect dan telecommunicatie. Aangezien post monetair gezien een veel kleiner aandeel heeft in de uitgaven (0,25 % voor post vs 3,6 % voor telecom) verhoogt dit de gemiddelde emissies van broeikasgassen van post + telecom met ca 50% vergeleken met die van telecom afzonderlijk. Verwachting is dus dat de geschatte emissies door gsm in deze meer gedetailleerde berekening voor het monetair belangrijkste deel (de abonnementen/gesprekken) een overschatting zullen zijn van de werkelijkheid. Kanttekening hierbij is dat zelfs in de EIPRO-studie telecommunicatie ook nog een optelsom van vaste en mobiele telefonie is Uitwerking van alternatieve verfijnde IO-analyse voor gsm s Op basis van bovenstaande kostengegevens is de IO-analyse opnieuw gebeurd. De belangrijkste verfijning ligt in de meer specifieke bestedingen van huishoudens voor gsmgebruik. Deze zijn gekoppeld aan de milieugegevens voor de relevante sectoren waarvan de huishoudens goederen en diensten aankopen ten behoeve van mobiele telefonie. vlaams milieu-input-outputmodel 37

38 Onderstaande tabel toont de verdeling van de broeikasgasemissies en materiaalgebruik over de verschillende sectoren waarvan huishoudens goederen en diensten afnemen. De bestedingen en dus ook impacten verbonden aan de aankoop, incl. productie, van gsm s zijn verdeeld over zowel de producerende sector (32A1) als de groot- en kleinhandel (51A1 resp. 52A1). Voor wat betreft het gebruik van gsm s zijn de impacten door het opladen volledig toegewezen aan de sector van productie van elektriciteit, gas en warm water (40A1), de abonnementen zijn toegewezen via de sector van post en telecommunicatie (64AB1). Tabel 12: Aandeel van de impact van de verschillende levenscyclusfasen voor de vraag naar mobiele telefonie door Vlaamse huishoudens in 2003 (volgens verfijnde methode) totaal 'GSM' in 2003 door VL HH Totaal productiefase (voorketen) Climate change Primaire ertsen Primaire kolen Primair gas/olie kton CO2-eq ton ton ton 32A1 (productie) 0% 0% 0% 0% 51A1 (groothandel) 1% 1% 1% 2% 52A1(kleinhandel) 2% 3% 2% 3% 40A1 (laden) 6% 0% 5% 0% 64AB1 (abonnement/operator) 91% 95% 92% 95% In totaal bedraagt het aandeel van productie en gebruik (laden) van de gsm s 9% van het volledige aandeel voor broeikasgasemissies. Het merendeel van de emissies wordt veroorzaakt door de telecommunicatiesector zelf, t.g.v. bijvoorbeeld het energiegebruik van het netwerk. Dit is mogelijk een overschatting, omdat in deze sector (64AB1) zowel de post als de telecommunicatiebedrijven en andere zitten. Toch komen deze verhoudingen voor broeikaseffect redelijk overeen met de bevindingen van een LCA-studie door Ericsson zoals verder beschreven. Onderstaande tabel toont de berekende milieu-aspecten in absolute waarde voor het totale gsm gebruik (zowel voor de aanschaf van de nieuwe gsm s als voor het gebruik van alle nietprofessionele gsm s) van Vlaamse huishoudens in Tabel 13: Bijdragen aan de verschillende milieu-aspecten, voor de totale vraag naar mobiele telefonie vanuit Vlaamse huishoudens in 2003, volgens verfijnde IO-analyse totaal 'GSM' in 2003 door VL HH Climate change Primaire ertsen Primaire kolen Primair gas/olie kton CO2-eq ton ton ton Totaal productiefase A1 (productie) 0, A1 (groothandel) 0, A1(kleinhandel) 2, A1 (laden) 8, AB1 (abonnement/operator) 128, Deze resultaten zeggen op zich niet veel. Om deze resultaten te kunnen vergelijken met enerzijds LCA-resultaten en anderzijds met de IO-analyse van de auto, herrekenen we ze naar één gsm door deze absolute waarden voor het totale gsm gebruik te delen door het aantal gsm s: - 32A1, 51A1 en 52A1: deze hebben te maken met de gsm s die worden aangeschaft in 2003 (flow) en worden dus door dit aantal gedeeld ( gsm s); vlaams milieu-input-outputmodel 38

39 - 40A1 en 64AB1: hebben te maken met het gebruik van alle gsm s in gebruik (stock) en dus worden deze waarden gedeeld door dit aantal (3,17 miljoen gsm s). Dit resulteert in volgende resultaten, welke de milieu-aspecten weergeven per gsm, berekend met de verfijnde IO-analyse. Materiaalgebruik is niet relevant voor het laden en de abonnementen, vandaar dat deze cellen niet ingevuld zijn in de tabel. Tabel 14: Bijdragen aan de verschillende milieu-aspecten, per gsm gebruikt in Vlaamse huishoudens in 2003, volgens verfijnde IO-analyse per GSM Climate change Primaire ertsen Primaire kolen Primair gas/olie kg CO2-eq ton ton ton Totaal productiefase 65,430 0,011 0,003 0,010 32A1 (productie) 1,310 0,0010 0,0002 0, A1 (groothandel) 5,057 0,0026 0,0008 0, A1(kleinhandel) 15,915 0,0072 0,0023 0, A1 (laden) 2,571 64AB1 (abonnement/operator) 40,577 De absolute waarde voor broeikasgasemissies komt goed overeen met de verderop gerapporteerde 55 kg CO 2 /gsm in de Ericsson LCA-studie. Dit laat zien dat de top-down IObenadering met de noodzakelijke verfijning via kostprijsopbouw toch goed overeenkomt met de resultaten van de bottom-up LCA-methode. Naar het gebruik van ertsen zien we dat per gsm van gemiddeld 100g er 11kg primaire ertsen nodig zijn geweest. Dit is dus een factor 110 voor de gsm die vergeleken met de auto (factor 16) toch een heel stuk hoger ligt. Algemeen is bekend dat elektronische producten in hun voorketen relatief gezien veel materialen gebruiken. De materialeninformatie die aan het IO model is toegevoegd kan een behulpzame indicator kunnen zijn voor de ontwikkeling van een grondstoffenbeleid of de opsporing van aanvullend afvalbeleid (in termen van kg): voor GSM s zou de productiefase wel eens belangrijker kunnen zijn dan de afdankfase van het toestel. Het recycleren van auto s en GSM s blijft vanzelfsprekend belangrijk maar is al aan regelgeving onderhevig middels WEEE en End-of-Life vehicles Directives Toegevoegde waarde van alternatieve verfijnde IO-modellering Om na te gaan wat nu de toegevoegde waarde is van deze verfijnde IO-analyse toont onderstaande tabel voor het totale gsm-gebruik van Vlaamse huishoudens in 2003 de totale broeikasgasemissies berekend volgens twee methoden: - Alternatieve (verfijnde) methode: zoals hierboven beschreven, met een specifieke kostprijsopbouw voor gsm gebruik (par ); - Eenvoudige methode waarbij emissies verdeeld worden volgens het monetaire aandeel: via de kostprijsopbouw van de gsm (par ) weten we dat de totale bestedingen van Vlaamse huishoudens aan mobiele telefonie naar schatting 392 miljoen Euro bedragen. Dit is 14% van de totale bestedingen van Vlaamse huishoudens aan de consumptieactiviteit communicatie en multimedia. Wanneer we deze ratio ook toepassen op de totale broeikasgasemissies van communicatie en multimedia (2400 kton CO 2 -eq., zie tabel 8), resulteert dit in een schatting van de broeikasgasemissies voor mobiele telefonie van 336 kton CO 2 -eq. Dit laat zien dat voor heel specifieke vragen waarbij de productgroep slechts een klein aandeel is van de in het IO-model gedefinieerde consumptie-activiteiten/producerende vlaams milieu-input-outputmodel 39

40 sectoren, een voorstudie noodzakelijk is om toch nog met een IO-analyse een zekere nauwkeurigheid te bereiken. Tabel 15: Broeikasgasemissies tengevolge van de vraag naar mobiele telefonie van Vlaamse huishoudens in 2003, berekend volgens 2 methodes Climate change Bestedingen kton CO2-eq mio Euro Impact van mobiele telefonie volgens alternatieve verfijnde methode (par ) Impact van mobiele telefonie volgens monetair aandeel van volledige consumptie-activiteit (par ) 336 Impact van communicatie en multimedia (waarvan mobiele telefonie deel uitmaakt) (par ) Vergelijking met LCA-studies van gsm-gebruik LCA studie EU IPP Nokia project mbt CO 2, gerapporteerd in 2005 ( ) CO 2 emissies van GSM toestel: - productiefase ca 60%; - transport componenten 6%; - transport tot consumer 5%; - gebruiksfase 29-35%. De totale CO 2 emissies van een GSM in zijn gehele leven (van 2 jaar) bedragen 13 a 14 kg CO 2. Per jaar en per gsm komt dit dus neer op 6,5 a 7 kg CO 2. vlaams milieu-input-outputmodel 40

41 Figuur 6: Broeikasgasemissies gekoppeld aan de verschillende levenscyclusfasen van een gsm, volgens LCA studie EU IPP Nokia project Ericsson LCA studie naar UMTS systeem (2004) met in totaal 1,5 miljoen gebruikers De studie beschouwt zowel de GSM s zelf als de infrastructuur, energiegebruik van infrastructuur en GSM s en ook de kantoren van Ericsson etc en is dus in feite een completer systeem. De totale score voor broeikaseffect bedraagt volgens deze studie 55 kg CO 2 per jaar per toestel en ligt dus beduidend hoger dan de GSM alleen. Het zendmastennetwerk en zijn energiegebruik zijn belangrijker dan de GSM zelf. vlaams milieu-input-outputmodel 41

42 Figuur 7: Broeikasgasemissies gekoppeld aan de verschillende levenscyclusfasen van UMTS-systeem, volgens LCA studie EU IPP Nokia project Conclusies uit de LCA-studies vergeleken met de IO-analyse Met de verfijnde IO-modellering hebben we laten zien dat met meer gedetailleerde informatie uit een voorstudie naar bijdragende sectoren de resultaten (voor de case GSM tenminste) aanzienlijk kan worden verbeterd. In termen van zowel totale score als verdeling over de productfases voor broeikaseffect komt het IO resultaat vrij goed overeen met een veel uitgebreidere LCA studie. 4.4 Conclusies Bij de vergelijking tussen LCA en IO zijn uiteraard nog andere bedenkingen relevant, zoals: - De toevoeging van het gebruik van primaire materialen aan het Vlaamse IO model laat toe om materiaalintensieve sectoren maar ook finale consumptieactiviteiten op te sporen. Op termijn zouden deze wellicht ook aan een uitputtingsimpactcategorie gekoppeld kunnen worden, De gangbare milieu-impacts die aan de ontginning en verwerking van deze primaire materialen zijn verbonden, zijn al zichtbaar in de milieuextensietabellen. - LCA vertrekt vanuit een productperspectief en is zodoende specifiek van toepassing voor dat product, ook de productieketen wordt zoveel mogelijk specifiek voor de productie van de wagen in kaart gebracht. Om tijds/budgettaire redenen wordt de in principe oneindige levenscyclus afgebroken (middels cut-off criteria) leidend tot de zgn truncation error. Daartegenover staat dat een IO-analyse vertrekt vanuit een vlaams milieu-input-outputmodel 42

Studie uitgevoerd in opdracht van MIRA, Milieurapport Vlaanderen. Onderzoeksrapport

Studie uitgevoerd in opdracht van MIRA, Milieurapport Vlaanderen. Onderzoeksrapport Milieu-impact van productie- en consumptieactiviteiten in Vlaanderen Studie uitgevoerd in opdracht van MIRA, Milieurapport Vlaanderen Onderzoeksrapport MIRA/2012/07, september 2012 Milieu-impact van productie-

Nadere informatie

Analyses op basis van het Vlaams milieu-input-outputmodel. Koen Smeets Diensthoofd Administratief- en datacentrum 13.09.2012

Analyses op basis van het Vlaams milieu-input-outputmodel. Koen Smeets Diensthoofd Administratief- en datacentrum 13.09.2012 Analyses op basis van het Vlaams milieu-input-outputmodel Diensthoofd Administratief- en datacentrum 13.09.2012 Inhoud Structuur Vlaams milieu input-output model Analyses Milieu-impact van productie- en

Nadere informatie

Berekening van de ecologische voetafdruk van consumptieactiviteiten in Vlaanderen met behulp van het Vlaams input-outputmodel

Berekening van de ecologische voetafdruk van consumptieactiviteiten in Vlaanderen met behulp van het Vlaams input-outputmodel Berekening van de ecologische voetafdruk van consumptieactiviteiten in Vlaanderen met behulp van het Vlaams input-outputmodel Studie uitgevoerd in opdracht van MIRA, Milieurapport Vlaanderen Onderzoeksrapport

Nadere informatie

aé=íçí~äé=ãáäáéìjéññéåíéå=î~å çåòé=åçåëìãéíáé=éå=éêççìåíáé=áå â~~êí=ãéí=üéí=ãáäáéì=áåéìíj çìíéìí=ãççéä=îççê=îä~~åçéêéå

aé=íçí~äé=ãáäáéìjéññéåíéå=î~å çåòé=åçåëìãéíáé=éå=éêççìåíáé=áå â~~êí=ãéí=üéí=ãáäáéì=áåéìíj çìíéìí=ãççéä=îççê=îä~~åçéêéå aé=íçí~äé=ãáäáéìjéññéåíéå=î~å çåòé=åçåëìãéíáé=éå=éêççìåíáé=áå â~~êí=ãéí=üéí=ãáäáéì=áåéìíj çìíéìí=ãççéä=îççê=îä~~åçéêéå Samen maken we morgen mooier. Documentbeschrijving 1. Titel publicatie De totale milieu-effecten

Nadere informatie

BESTAANDE INDICATOREN VOOR EEN CIRCULAIRE ECONOMIE

BESTAANDE INDICATOREN VOOR EEN CIRCULAIRE ECONOMIE BESTAANDE INDICATOREN VOOR EEN CIRCULAIRE ECONOMIE An Vercalsteren An.vercalsteren@vito.be VITO Unit Duurzaam Materialenbeheer Minaraad hoorzitting: Indicatoren voor een circulaire economie 18/5/2017 OUTLINE

Nadere informatie

Europa: Uitdagingen? Prof. Hylke Vandenbussche Departement Economie- International Trade 26 April 2018 Leuven

Europa: Uitdagingen? Prof. Hylke Vandenbussche Departement Economie- International Trade 26 April 2018 Leuven Europa: Uitdagingen? Prof. Hylke Vandenbussche Departement Economie- International Trade 26 April 2018 Leuven America First! Wat is het potentiële banenverlies voor België en Europa? VIVES discussion paper

Nadere informatie

Het Vlaams uitgebreid milieu-inputoutputmodel: Update van de milieuextensietabellen

Het Vlaams uitgebreid milieu-inputoutputmodel: Update van de milieuextensietabellen Het Vlaams uitgebreid milieu-inputoutputmodel: Update van de milieuextensietabellen Eindrapport 2011/TEM/243 In opdracht van: de Vlaamse overheid Departement Leefmilieu-, Natuur en Energie, Afdeling Milieu-,

Nadere informatie

Een Algemeen Evenwichtsmodel voor Vlaanderen: Eerste Resultaten

Een Algemeen Evenwichtsmodel voor Vlaanderen: Eerste Resultaten Een Algemeen Evenwichtsmodel voor Vlaanderen: Eerste Resultaten Toon Vandyck Denise Van Regemorter CES - KULeuven wordt gefinancierd door Inhoud Wat is een algemeen evenwichtsmodel? Waarom een regionaal

Nadere informatie

Add the standing fingers to get the tens and multiply the closed fingers to get the units.

Add the standing fingers to get the tens and multiply the closed fingers to get the units. Digit work Here's a useful system of finger reckoning from the Middle Ages. To multiply $6 \times 9$, hold up one finger to represent the difference between the five fingers on that hand and the first

Nadere informatie

Multiplicatoren: handleiding

Multiplicatoren: handleiding Federaal Planbureau Economische analyses en vooruitzichten Multiplicatoren: handleiding De multiplicatoren van het finaal gebruik behelzen een klassieke toepassing van het traditionele inputoutputmodel

Nadere informatie

NAM-multiplicatoren: handleiding

NAM-multiplicatoren: handleiding Federaal Planbureau Economische analyses en vooruitzichten NAM-multiplicatoren: handleiding De multiplicatoren die hier voorgesteld worden, zijn afgeleid van een model gebaseerd op een National Accounting

Nadere informatie

Press release Statistics Netherlands

Press release Statistics Netherlands Press release PR00-277 8-12-2000 9:30 AM Inflation rate in November levelling out Consumer prices in November were up 3.0% on November last year. The inflation rate is therefore 0.1% lower than last month,

Nadere informatie

Onderzoek naar beleidstoepassingen van milieu input-output modellen

Onderzoek naar beleidstoepassingen van milieu input-output modellen Vlaanderen is milieu Onderzoek naar beleidstoepassingen van milieu input-output modellen MIRA/2015/06 VLAAMSE MILIEUMAATSCHAPPIJ www.vmm.be VLAAMSE MILIEUMAATSCHAPPIJ Onderzoek naar beleidstoepassingen

Nadere informatie

SAMPLE 11 = + 11 = + + Exploring Combinations of Ten + + = = + + = + = = + = = 11. Step Up. Step Ahead

SAMPLE 11 = + 11 = + + Exploring Combinations of Ten + + = = + + = + = = + = = 11. Step Up. Step Ahead 7.1 Exploring Combinations of Ten Look at these cubes. 2. Color some of the cubes to make three parts. Then write a matching sentence. 10 What addition sentence matches the picture? How else could you

Nadere informatie

Summary 124

Summary 124 Summary Summary 124 Summary Summary Corporate social responsibility and current legislation encourage the employment of people with disabilities in inclusive organizations. However, people with disabilities

Nadere informatie

General info on using shopping carts with Ingenico epayments

General info on using shopping carts with Ingenico epayments Inhoudsopgave 1. Disclaimer 2. What is a PSPID? 3. What is an API user? How is it different from other users? 4. What is an operation code? And should I choose "Authorisation" or "Sale"? 5. What is an

Nadere informatie

BE Nanoregistry Annual Public Report

BE Nanoregistry Annual Public Report 1 BE Nanoregistry Annual Public Report Carine Gorrebeeck FPS Health, Food Chain Safety & Environment 2 WHY? The objectives of the registry (a.o.): - Traceability: allow competent authorities to intervene

Nadere informatie

HOTCO2: alternatief voor de WKK en ketel in de tuinbouw

HOTCO2: alternatief voor de WKK en ketel in de tuinbouw HOTCO2: alternatief voor de WKK en ketel in de tuinbouw Inschatting van de potentie van efficiëntere productie van warmte en CO2 met het HOTCO2 systeem in de tuinbouwsector Erin Kimball (TNO), Ronald-Jan

Nadere informatie

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten.

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten. Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten. The Effect of Difference in Peer and Parent Social Influences on Adolescent Alcohol Use. Nadine

Nadere informatie

PLANNING FOR ES WITH NATURE VALUE EXPLORER

PLANNING FOR ES WITH NATURE VALUE EXPLORER PLANNING FOR ES WITH NATURE VALUE EXPLORER Spatial explicit comparison of scenarios 16/05/2018 VITO Not for distribution 1 POLICY ECOSYSTEM SERVICES IN FLEMISH POLICY Witboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen

Nadere informatie

SLACHTOFFER CYBERPESTEN, COPING, GEZONDHEIDSKLACHTEN, DEPRESSIE. Cyberpesten: de implicaties voor gezondheid en welbevinden van slachtoffers en het

SLACHTOFFER CYBERPESTEN, COPING, GEZONDHEIDSKLACHTEN, DEPRESSIE. Cyberpesten: de implicaties voor gezondheid en welbevinden van slachtoffers en het SLACHTOFFER CYBERPESTEN, COPING, GEZONDHEIDSKLACHTEN, DEPRESSIE Cyberpesten: de implicaties voor gezondheid en welbevinden van slachtoffers en het modererend effect van coping Cyberbullying: the implications

Nadere informatie

Esther Lee-Varisco Matt Zhang

Esther Lee-Varisco Matt Zhang Esther Lee-Varisco Matt Zhang Want to build a wine cellar Surface temperature varies daily, seasonally, and geologically Need reasonable depth to build the cellar for lessened temperature variations Building

Nadere informatie

TOEPASSING VAN HET VLAAMSE I/O-MODEL OP DE VLAAMSE VOEDINGSKETEN. Ann Van der Linden & An Vercalsteren

TOEPASSING VAN HET VLAAMSE I/O-MODEL OP DE VLAAMSE VOEDINGSKETEN. Ann Van der Linden & An Vercalsteren TOEPASSING VAN HET VLAAMSE I/O-MODEL OP DE VLAAMSE VOEDINGSKETEN Ann Van der Linden & An Vercalsteren Het steunpunt Duurzaam Materialenbeheer brengt zes belangrijke kennisinstellingen samen: KU Leuven,

Nadere informatie

Classification of triangles

Classification of triangles Classification of triangles A triangle is a geometrical shape that is formed when 3 non-collinear points are joined. The joining line segments are the sides of the triangle. The angles in between the sides

Nadere informatie

TA3290 Life-Cycle Modeling and Economic Evaluation

TA3290 Life-Cycle Modeling and Economic Evaluation TA3290 Life-Cycle Modeling and Economic Evaluation 2011-2012 CiTG, minor Mining and Resource Engineering College 1: Inleiding en Overzicht Dr.ir. Gerard P.J. Dijkema Energy & Industry Group December 12,

Nadere informatie

Onderzoek naar de klimaatimpact van het gebruik van Ecocheques in België EXECUTIVE SUMMARY. 29 April 2019 versie 1.1

Onderzoek naar de klimaatimpact van het gebruik van Ecocheques in België EXECUTIVE SUMMARY. 29 April 2019 versie 1.1 Onderzoek naar de klimaatimpact van het gebruik van Ecocheques in België EXECUTIVE SUMMARY 29 April 2019 versie 1.1 Samenvatting In opdracht van de Voucher Issuers Association Belgium werd in deze studie

Nadere informatie

Aanvulling en verfijning van de monetaire en milieu-extensietabellen van het Vlaamse milieu input-output model

Aanvulling en verfijning van de monetaire en milieu-extensietabellen van het Vlaamse milieu input-output model Verspreiding: Algemeen Eindrapport Aanvulling en verfijning van de monetaire en milieu-extensietabellen van het Vlaamse milieu input-output model Evelien Dils, Ann Van der Linden, An Vercalsteren Studie

Nadere informatie

CHROMA STANDAARDREEKS

CHROMA STANDAARDREEKS CHROMA STANDAARDREEKS Chroma-onderzoeken Een chroma geeft een beeld over de kwaliteit van bijvoorbeeld een bodem of compost. Een chroma bestaat uit 4 zones. Uit elke zone is een bepaald kwaliteitsaspect

Nadere informatie

Annual event/meeting with key decision makers and GI-practitioners of Flanders (at different administrative levels)

Annual event/meeting with key decision makers and GI-practitioners of Flanders (at different administrative levels) Staten-Generaal Annual event/meeting with key decision makers and GI-practitioners of Flanders (at different administrative levels) Subject: Sustainable Flemish SDI Nature: Mobilising, Steering Organisers:

Nadere informatie

Introductie in flowcharts

Introductie in flowcharts Introductie in flowcharts Flow Charts Een flow chart kan gebruikt worden om: Processen definieren en analyseren. Een beeld vormen van een proces voor analyse, discussie of communicatie. Het definieren,

Nadere informatie

Outline A PERMANENT PASTURE LAYER BASED ON OPEN DATA 11/24/2014. The creation and monitoring of a permanent pasture layer

Outline A PERMANENT PASTURE LAYER BASED ON OPEN DATA 11/24/2014. The creation and monitoring of a permanent pasture layer A PERMANENT PASTURE LAYER BASED ON OPEN DATA The creation and monitoring of a permanent pasture layer 20 th of November 2014, Marcel Meijer Outline Open Data in the Netherland Greening elements Calculating

Nadere informatie

Cambridge Assessment International Education Cambridge International General Certificate of Secondary Education. Published

Cambridge Assessment International Education Cambridge International General Certificate of Secondary Education. Published Cambridge Assessment International Education Cambridge International General Certificate of Secondary Education DUTCH 055/02 Paper 2 Reading MARK SCHEME Maximum Mark: 45 Published This mark scheme is published

Nadere informatie

Nutriënten en organische stof stromen en voorraden op wereld en Europese schaal. Jan Peter Lesschen. Kimo van Dijk en Oene Oenema

Nutriënten en organische stof stromen en voorraden op wereld en Europese schaal. Jan Peter Lesschen. Kimo van Dijk en Oene Oenema Nutriënten en organische stof stromen en voorraden op wereld en Europese schaal Jan Peter Lesschen Kimo van Dijk en Oene Oenema Introductie Bodemvruchtbaarheid ongelijk verdeeld in de wereld Natuurlijke

Nadere informatie

Curaçao Carbon Footprint 2015

Curaçao Carbon Footprint 2015 Willemstad, March 2017 Inhoudsopgave Inleiding 2 Methode 2 Dataverzameling 3 Uitstoot CO2 in 2010 3 Uitstoot CO2 in 2015 4 Vergelijking met andere landen 5 Central Bureau of Statistics Curaçao 1 Inleiding

Nadere informatie

Socio-economic situation of long-term flexworkers

Socio-economic situation of long-term flexworkers Socio-economic situation of long-term flexworkers CBS Microdatagebruikersmiddag The Hague, 16 May 2013 Siemen van der Werff www.seo.nl - secretariaat@seo.nl - +31 20 525 1630 Discussion topics and conclusions

Nadere informatie

2013/7 Milieubewust omgaan met voeding: wie, wat en waarom?

2013/7 Milieubewust omgaan met voeding: wie, wat en waarom? 2013/7 Milieubewust omgaan met voeding: wie, wat en waarom? Veerle Beyst D/2013/3241/262 Samenvatting Gedragingen met betrekking tot milieuvriendelijke voedselconsumptie zijn al goed ingeburgerd. Zo probeert

Nadere informatie

De Relatie tussen Lichamelijke Gezondheid, Veerkracht en Subjectief. Welbevinden bij Inwoners van Serviceflats

De Relatie tussen Lichamelijke Gezondheid, Veerkracht en Subjectief. Welbevinden bij Inwoners van Serviceflats De Relatie tussen Lichamelijke Gezondheid, Veerkracht en Subjectief Welbevinden bij Inwoners van Serviceflats The Relationship between Physical Health, Resilience and Subjective Wellbeing of Inhabitants

Nadere informatie

De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim

De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim The Relationship between Work Pressure, Mobbing at Work, Health Complaints and Absenteeism Agnes van der Schuur Eerste begeleider:

Nadere informatie

COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS

COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS Gezondheidsgedrag als compensatie voor de schadelijke gevolgen van roken COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS Health behaviour as compensation for the harmful effects of smoking

Nadere informatie

Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch. en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa. Physical factors as predictors of psychological and

Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch. en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa. Physical factors as predictors of psychological and Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa Physical factors as predictors of psychological and physical recovery of anorexia nervosa Liesbeth Libbers

Nadere informatie

De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk. The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work.

De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk. The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work. De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work Merijn Daerden Studentnummer: 850225144 Werkstuk: Empirisch afstudeeronderzoek:

Nadere informatie

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon Zelfwaardering en Angst bij Kinderen: Zijn Globale en Contingente Zelfwaardering Aanvullende Voorspellers van Angst bovenop Extraversie, Neuroticisme en Gedragsinhibitie? Self-Esteem and Fear or Anxiety

Nadere informatie

L.Net s88sd16-n aansluitingen en programmering.

L.Net s88sd16-n aansluitingen en programmering. De L.Net s88sd16-n wordt via één van de L.Net aansluitingen aangesloten op de LocoNet aansluiting van de centrale, bij een Intellibox of Twin-Center is dat de LocoNet-T aansluiting. L.Net s88sd16-n aansluitingen

Nadere informatie

Монгол page 1 and 2, Nederlands blz 3 en 4 English page 5 and 6. Jaarverslag / Auditor s report 2011

Монгол page 1 and 2, Nederlands blz 3 en 4 English page 5 and 6. Jaarverslag / Auditor s report 2011 Монгол page 1 and 2, Nederlands blz 3 en 4 English page 5 and 6 Jaarverslag / Auditor s report 2011 1 2 Het bestuur van de NGO All for Children heeft op 26 mei 2012 het volgende jaarverslag vastgesteld

Nadere informatie

Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt The role of mobility in higher education for future employability

Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt The role of mobility in higher education for future employability The role of mobility in higher education for future employability Jim Allen Overview Results of REFLEX/HEGESCO surveys, supplemented by Dutch HBO-Monitor Study migration Mobility during and after HE Effects

Nadere informatie

AdVISHE: Assessment of the Validation Status of Health- Economic Decision Models

AdVISHE: Assessment of the Validation Status of Health- Economic Decision Models AdVISHE: Assessment of the Validation Status of Health- Economic Decision Models Pepijn Vemer, George van Voorn, Isaac Corro Ramos, Maiwenn Al, Talitha Feenstra Rationale In theorie: Doe alles! Een model

Nadere informatie

Opgave 2 Geef een korte uitleg van elk van de volgende concepten: De Yield-to-Maturity of a coupon bond.

Opgave 2 Geef een korte uitleg van elk van de volgende concepten: De Yield-to-Maturity of a coupon bond. Opgaven in Nederlands. Alle opgaven hebben gelijk gewicht. Opgave 1 Gegeven is een kasstroom x = (x 0, x 1,, x n ). Veronderstel dat de contante waarde van deze kasstroom gegeven wordt door P. De bijbehorende

Nadere informatie

Chapter 4 Understanding Families. In this chapter, you will learn

Chapter 4 Understanding Families. In this chapter, you will learn Chapter 4 Understanding Families In this chapter, you will learn Topic 4-1 What Is a Family? In this topic, you will learn about the factors that make the family such an important unit, as well as Roles

Nadere informatie

FOR DUTCH STUDENTS! ENGLISH VERSION NEXT PAGE. Toets Inleiding Kansrekening 1 8 februari 2010

FOR DUTCH STUDENTS! ENGLISH VERSION NEXT PAGE. Toets Inleiding Kansrekening 1 8 februari 2010 FOR DUTCH STUDENTS! ENGLISH VERSION NEXT PAGE Toets Inleiding Kansrekening 1 8 februari 2010 Voeg aan het antwoord van een opgave altijd het bewijs, de berekening of de argumentatie toe. Als je een onderdeel

Nadere informatie

Testplan Module 12: Bachelor assignment ( )

Testplan Module 12: Bachelor assignment ( ) Testplan Module 12: Bachelor assignment (201500466) BSc Chemical Engineering, academic year: 2017-2018 Module information Module examiners Module parts EC Gardeniers, Bouwmeester, Betlem, Huskens, Brilman,

Nadere informatie

De economie van milieubelastende materialen

De economie van milieubelastende materialen De economie van milieubelastende materialen Sander de Bruyn CE Delft Materialen en economie Materialen zijn producten die op markten worden verhandeld Overheidsingrijpen is gewenst als de markten niet

Nadere informatie

Communication about Animal Welfare in Danish Agricultural Education

Communication about Animal Welfare in Danish Agricultural Education Communication about Animal Welfare in Danish Agricultural Education Inger Anneberg, anthropologist, post doc, Aarhus University, Department of Animal Science Jesper Lassen, sociologist, professor, University

Nadere informatie

Duurzaamheid in Agrologistiek; CO2 labeling

Duurzaamheid in Agrologistiek; CO2 labeling Duurzaamheid in Agrologistiek; CO2 labeling Chris E. Dutilh Stichting DuVo/Unilever Benelux Conferentie Winst uit Agrologistiek Monster, 16 februari 2009 Doelstelling DuVo-studie In beeld brengen of, en

Nadere informatie

Impact en disseminatie. Saskia Verhagen Franka vd Wijdeven

Impact en disseminatie. Saskia Verhagen Franka vd Wijdeven Impact en disseminatie Saskia Verhagen Franka vd Wijdeven Wie is wie? Voorstel rondje Wat hoop je te leren? Heb je iets te delen? Wat zegt de Programma Gids? WHAT DO IMPACT AND SUSTAINABILITY MEAN? Impact

Nadere informatie

De Invloed van Innovatiekenmerken op de Intentie van Leerkrachten. een Lespakket te Gebruiken om Cyberpesten te Voorkomen of te.

De Invloed van Innovatiekenmerken op de Intentie van Leerkrachten. een Lespakket te Gebruiken om Cyberpesten te Voorkomen of te. De Invloed van Innovatiekenmerken op de Intentie van Leerkrachten een Lespakket te Gebruiken om Cyberpesten te Voorkomen of te Stoppen The Influence of the Innovation Characteristics on the Intention of

Nadere informatie

The genesis of the game is unclear. Possibly, dominoes originates from China and the stones were brought here by Marco Polo, but this is uncertain.

The genesis of the game is unclear. Possibly, dominoes originates from China and the stones were brought here by Marco Polo, but this is uncertain. Domino tiles Dominoes is a game played with rectangular domino 'tiles'. Today the tiles are often made of plastic or wood, but in the past, they were made of real stone or ivory. They have a rectangle

Nadere informatie

Betekenis nieuwe GRI - Richtlijnen. Rob van Tilburg Adviesgroep duurzaam ondernemen DHV Utrecht, 23 November 2006

Betekenis nieuwe GRI - Richtlijnen. Rob van Tilburg Adviesgroep duurzaam ondernemen DHV Utrecht, 23 November 2006 Betekenis nieuwe GRI - Richtlijnen Rob van Tilburg Adviesgroep duurzaam ondernemen DHV Utrecht, 23 November 2006 Opbouw presentatie 1. Uitgangspunten veranderingen G2 - > G3 2. Overzicht belangrijkste

Nadere informatie

Seksdrive, Stresscoping en Extrinsieke Ambitie : De Verschillen tussen Mannen en Vrouwen. Sexdrive, Stresscoping and Extrinsic Ambition :

Seksdrive, Stresscoping en Extrinsieke Ambitie : De Verschillen tussen Mannen en Vrouwen. Sexdrive, Stresscoping and Extrinsic Ambition : Seksdrive, Stresscoping en Extrinsieke Ambitie : De Verschillen tussen Mannen en Vrouwen Sexdrive, Stresscoping and Extrinsic Ambition : The Differences between Men and Women Karine Garcia Eerste begeleider:

Nadere informatie

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive 1 Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive Femke Boom Open Universiteit Naam student: Femke Boom Studentnummer: 850762029 Cursusnaam: Empirisch afstudeeronderzoek:

Nadere informatie

2013 Introduction HOI 2.0 George Bohlander

2013 Introduction HOI 2.0 George Bohlander 2013 Introduction HOI 2.0 George Bohlander HOI 2.0 introduction Importance HOI currency Future print = HOI 2.0 HOI 2.0 Print: Décomplexation/more simple Digital: New set-up Core values HOI Accountability

Nadere informatie

Activant Prophet 21. Prophet 21 Version 12.0 Upgrade Information

Activant Prophet 21. Prophet 21 Version 12.0 Upgrade Information Activant Prophet 21 Prophet 21 Version 12.0 Upgrade Information This class is designed for Customers interested in upgrading to version 12.0 IT staff responsible for the managing of the Prophet 21 system

Nadere informatie

Summary 136

Summary 136 Summary 135 Summary 136 Summary The objectives of this thesis were to develop of a mouse model of neuropathic pain and spinal cord stimulation (SCS) and to increase the efficacy of spinal cord stimulation

Nadere informatie

CBSOData Documentation

CBSOData Documentation CBSOData Documentation Release 1.0 Jonathan de Bruin Dec 02, 2018 Contents 1 Statistics Netherlands opendata API client for Python 3 1.1 Installation................................................ 3

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 13 oktober 2016

PERSBERICHT Brussel, 13 oktober 2016 PERSBERICHT Brussel, 13 oktober 2016 Geharmoniseerde consumptieprijsindex - september 2016 o De Belgische inflatie volgens de Europees geharmoniseerde consumptieprijsindex bedraagt in september 1,8% ten

Nadere informatie

Issues in PET Drug Manufacturing Steve Zigler PETNET Solutions April 14, 2010

Issues in PET Drug Manufacturing Steve Zigler PETNET Solutions April 14, 2010 Issues in PET Drug Manufacturing Steve Zigler PETNET Solutions April 14, 2010 Topics ANDA process for FDG User fees Contract manufacturing PETNET's perspective Colleagues Michael Nazerias Ken Breslow Ed

Nadere informatie

Het HERMREG-project De modellering van de regionale economieën

Het HERMREG-project De modellering van de regionale economieën Het HERMREG-project De modellering van de regionale economieën Frédéric Caruso, IWEPS 20 november 2018 Studiedag : de modellering van de regionale economieën in België Sessie 1 : Het HERMREG-project Verschillende

Nadere informatie

MyDHL+ Van Non-Corporate naar Corporate

MyDHL+ Van Non-Corporate naar Corporate MyDHL+ Van Non-Corporate naar Corporate Van Non-Corporate naar Corporate In MyDHL+ is het mogelijk om meerdere gebruikers aan uw set-up toe te voegen. Wanneer er bijvoorbeeld meerdere collega s van dezelfde

Nadere informatie

OVERGANGSREGELS / TRANSITION RULES 2007/2008

OVERGANGSREGELS / TRANSITION RULES 2007/2008 OVERGANGSREGELS / TRANSITION RULES 2007/2008 Instructie Met als doel het studiecurriculum te verbeteren of verduidelijken heeft de faculteit FEB besloten tot aanpassingen in enkele programma s die nu van

Nadere informatie

Behandeleffecten. in Forensisch Psychiatrisch Center de Rooyse Wissel. Treatment effects in. Forensic Psychiatric Centre de Rooyse Wissel

Behandeleffecten. in Forensisch Psychiatrisch Center de Rooyse Wissel. Treatment effects in. Forensic Psychiatric Centre de Rooyse Wissel Behandeleffecten in Forensisch Psychiatrisch Center de Rooyse Wissel Treatment effects in Forensic Psychiatric Centre de Rooyse Wissel S. Daamen-Raes Eerste begeleider: Dr. W. Waterink Tweede begeleider:

Nadere informatie

L.Net s88sd16-n aansluitingen en programmering.

L.Net s88sd16-n aansluitingen en programmering. De L.Net s88sd16-n wordt via één van de L.Net aansluitingen aangesloten op de LocoNet aansluiting van de centrale, bij een Intellibox of Twin-Center is dat de LocoNet-T aansluiting. L.Net s88sd16-n aansluitingen

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 15 maart 2016

PERSBERICHT Brussel, 15 maart 2016 01/2010 05/2010 09/2010 01/2011 05/2011 09/2011 01/2012 05/2012 09/2012 01/2013 05/2013 09/2013 01/2014 05/2014 09/2014 01/2015 05/2015 09/2015 01/2016 Inflatie (%) PERSBERICHT Brussel, 15 maart 2016 Geharmoniseerde

Nadere informatie

ARTIST. Petten 24 September 2012. www.ecn.nl More info: schoots@ecn.nl

ARTIST. Petten 24 September 2012. www.ecn.nl More info: schoots@ecn.nl ARTIST Assessment and Review Tool for Innovation Systems of Technologies Koen Schoots, Michiel Hekkenberg, Bert Daniëls, Ton van Dril Agentschap NL: Joost Koch, Dick Both Petten 24 September 2012 www.ecn.nl

Nadere informatie

Risico s van Technologisch Succes in digitale transformatie S T R A T E G I C A D V I S O R

Risico s van Technologisch Succes in digitale transformatie S T R A T E G I C A D V I S O R Risico s van Technologisch Succes in digitale transformatie 2e Risk Event 2019 11 april 2019 The S T R A T E G I C A D V I S O R Ymanagement school of the autonomous University of Antwerp 2 Prof. dr. Hans

Nadere informatie

Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten?

Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten? Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten? Does Gentle Teaching have Effect on Skills of Caregivers and Companionship and Anxiety

Nadere informatie

Milieu Impact van Lampen. Laboratorium voor Lichttechnologie KaHo Sint-Lieven Gebroeders Desmetstraat 1 B-9000 Gent 09 265 87 13

Milieu Impact van Lampen. Laboratorium voor Lichttechnologie KaHo Sint-Lieven Gebroeders Desmetstraat 1 B-9000 Gent 09 265 87 13 Laboratorium voor Lichttechnologie KaHo Sint-Lieven Gebroeders Desmetstraat 1 B-9000 Gent 09 265 87 13 Oktober 5, 2009 Inhoudstafel INLEIDING... 4 1. METHODIEK EN BRONNEN... 5 1.1. METHODIEK... 5 1.2.

Nadere informatie

Relatie tussen Cyberpesten en Opvoeding. Relation between Cyberbullying and Parenting. D.J.A. Steggink. Eerste begeleider: Dr. F.

Relatie tussen Cyberpesten en Opvoeding. Relation between Cyberbullying and Parenting. D.J.A. Steggink. Eerste begeleider: Dr. F. Relatie tussen Cyberpesten en Opvoeding Relation between Cyberbullying and Parenting D.J.A. Steggink Eerste begeleider: Dr. F. Dehue Tweede begeleider: Drs. I. Stevelmans April, 2011 Faculteit Psychologie

Nadere informatie

Running head: EFFECT VAN IB-CGT OP SEKSUELE DISFUNCTIES BIJ VROUWEN

Running head: EFFECT VAN IB-CGT OP SEKSUELE DISFUNCTIES BIJ VROUWEN Running head: EFFECT VAN IB-CGT OP SEKSUELE DISFUNCTIES BIJ VROUWEN Het Effect van Online Cognitieve Gedragstherapie op Seksuele Disfuncties bij Vrouwen The Effectiveness of Internet-based Cognitive-Behavioural

Nadere informatie

Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur

Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur M. Zander MSc. Eerste begeleider: Tweede begeleider: dr. W. Waterink drs. J. Eshuis Oktober 2014 Faculteit Psychologie en Onderwijswetenschappen

Nadere informatie

Running Head: INVLOED VAN ASE-DETERMINANTEN OP INTENTIE CONTACT 1

Running Head: INVLOED VAN ASE-DETERMINANTEN OP INTENTIE CONTACT 1 Running Head: INVLOED VAN ASE-DETERMINANTEN OP INTENTIE CONTACT 1 Relatie tussen Attitude, Sociale Invloed en Self-efficacy en Intentie tot Contact tussen Ouders en Leerkrachten bij Signalen van Pesten

Nadere informatie

Studiedag circulaire economie 13 september 2016

Studiedag circulaire economie 13 september 2016 Studiedag circulaire economie 13 september 2016 Sessie B2 Circulaire economie en consumptie - denken in behoeftesystemen An Vercalsteren, VITO NV an.vercalsteren@vito.be ton per capita DE MATERIALENVOETAFDRUK

Nadere informatie

0515 DUTCH (FOREIGN LANGUAGE)

0515 DUTCH (FOREIGN LANGUAGE) UNIVERSITY OF CAMBRIDGE INTERNATIONAL EXAMINATIONS International General Certificate of Secondary Education MARK SCHEME for the May/June 2011 question paper for the guidance of teachers 0515 DUTCH (FOREIGN

Nadere informatie

Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit

Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit 1 Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit Nicola G. de Vries Open Universiteit Nicola G. de Vries Studentnummer 838995001 S71332 Onderzoekspracticum scriptieplan

Nadere informatie

INVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren

INVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren Sociale Steun The Effect of Chronic Pain and the Moderating Effect of Gender on Perceived Social Support Studentnummer:

Nadere informatie

Data Handling Ron van Lammeren - Wageningen UR

Data Handling Ron van Lammeren - Wageningen UR Data Handling 1 2010-2011 Ron van Lammeren - Wageningen UR Can I answer my scientific questions? Geo-data cycle Data handling / introduction classes of data handling data action models (ISAC) Queries (data

Nadere informatie

Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten?

Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten? De Modererende rol van Persoonlijkheid op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten 1 Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve

Nadere informatie

Four-card problem. Input

Four-card problem. Input Four-card problem The four-card problem (also known as the Wason selection task) is a logic puzzle devised by Peter Cathcart Wason in 1966. It is one of the most famous tasks in the study of deductive

Nadere informatie

Academisch schrijven Inleiding

Academisch schrijven Inleiding - In this essay/paper/thesis I shall examine/investigate/evaluate/analyze Algemene inleiding van het werkstuk In this essay/paper/thesis I shall examine/investigate/evaluate/analyze To answer this question,

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 14 januari 2015

PERSBERICHT Brussel, 14 januari 2015 PERSBERICHT Brussel, 14 januari 2015 Geharmoniseerde consumptieprijsindex - december 2014 o De Belgische inflatie volgens de Europees geharmoniseerde consumptieprijsindex daalt in december naar -0,4%,

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 14 december 2016

PERSBERICHT Brussel, 14 december 2016 PERSBERICHT Brussel, 14 december 2016 Geharmoniseerde consumptieprijsindex - november 2016 o De Belgische inflatie volgens de Europees geharmoniseerde consumptieprijsindex bedraagt in november 1,7% ten

Nadere informatie

Introduction Henk Schwietert

Introduction Henk Schwietert Introduction Henk Schwietert Evalan develops, markets and sells services that use remote monitoring and telemetry solutions. Our Company Evalan develops hard- and software to support these services: mobile

Nadere informatie

de Rol van Persoonlijkheid Eating: the Role of Personality

de Rol van Persoonlijkheid Eating: the Role of Personality De Relatie tussen Dagelijkse Stress en Emotioneel Eten: de Rol van Persoonlijkheid The Relationship between Daily Stress and Emotional Eating: the Role of Personality Arlette Nierich Open Universiteit

Nadere informatie

25% 57% NOx 25% PM. Strong foundations 24/06/2016. E-mobility. The transition towards sustainable mobility

25% 57% NOx 25% PM. Strong foundations 24/06/2016. E-mobility. The transition towards sustainable mobility E-mobility 25% The transition towards sustainable mobility Prof. Dr. ir. Joeri Van Mierlo Director of Mobility, Logistics and Automotive Technology Research Centre 57% NOx 25% PM 2 1 Billion Euro s per

Nadere informatie

CTI SUITE TSP DETAILS

CTI SUITE TSP DETAILS CTI SUITE TSP DETAILS TAPI allows an application to access telephony services provided by a telecom PABX. In order to implement its access to ETRADEAL, a TAPI interface has been developed by Etrali. As

Nadere informatie

Work related road safety trends and analysis in Belgium. PRAISE Madrid - October 1, 2015

Work related road safety trends and analysis in Belgium. PRAISE Madrid - October 1, 2015 Work related road safety trends and analysis in Belgium PRAISE Madrid - October 1, 2015 Study conducted by BRSI support of the Fund for Occupational Accidents analysis of 81.080 accidents (period 2008-2012)

Nadere informatie

The Dutch mortgage market at a cross road? The problematic relationship between supply of and demand for residential mortgages

The Dutch mortgage market at a cross road? The problematic relationship between supply of and demand for residential mortgages The Dutch mortgage market at a cross road? The problematic relationship between supply of and demand for residential mortgages 22/03/2013 Housing market in crisis House prices down Number of transactions

Nadere informatie

Nieuw algoritme om de vraag doorheen de keten te voorspellen

Nieuw algoritme om de vraag doorheen de keten te voorspellen For a presentation in ppt format, Please call +31 6 11356703 or send an e-mail to info@flostock.com Nieuw algoritme om de vraag doorheen de keten te voorspellen Robert Peels Supply Chain Innovations April

Nadere informatie

Equity Aspects of VAT in Serbia. Milojko Arsić, Faculty of Economics, Belgrade Nikola Altiparmakov, Faculty of Economics, Belgrade

Equity Aspects of VAT in Serbia. Milojko Arsić, Faculty of Economics, Belgrade Nikola Altiparmakov, Faculty of Economics, Belgrade Equity Aspects of VAT in Serbia Milojko Arsić, Faculty of Economics, Belgrade Nikola Altiparmakov, Faculty of Economics, Belgrade Tax Equity vs. Tax Efficiency Tax equity considerations date back to Ancient

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 16 januari 2017

PERSBERICHT Brussel, 16 januari 2017 PERSBERICHT Brussel, 16 januari 2017 Geharmoniseerde consumptieprijsindex - december 2016 o De Belgische inflatie volgens de Europees geharmoniseerde consumptieprijsindex bedraagt in december 2,2% ten

Nadere informatie

INSCHATTING VAN DE IMPACT VAN DE KILOMETERHEFFING VOOR VRACHTVERVOER OP DE VOEDINGSINDUSTRIE. Studie in opdracht van Fevia

INSCHATTING VAN DE IMPACT VAN DE KILOMETERHEFFING VOOR VRACHTVERVOER OP DE VOEDINGSINDUSTRIE. Studie in opdracht van Fevia INSCHATTING VAN DE IMPACT VAN DE KILOMETERHEFFING VOOR VRACHTVERVOER OP DE VOEDINGSINDUSTRIE Studie in opdracht van Fevia Inhoudstafel Algemene context transport voeding Enquête voedingsindustrie Directe

Nadere informatie

Denken en Doen Doen of Denken Het verband tussen seksueel risicovol gedrag en de impulsieve en reflectieve cognitie.

Denken en Doen Doen of Denken Het verband tussen seksueel risicovol gedrag en de impulsieve en reflectieve cognitie. 0 Denken en Doen Doen of Denken Het verband tussen seksueel risicovol gedrag en de impulsieve en reflectieve cognitie. Denken en Doen Doen of Denken Het verband tussen seksueel risicovol gedrag en de impulsieve

Nadere informatie