Voorstel van decreet. houdende wijziging van het Energiedecreet van 8 mei 2009, wat betreft de milieuvriendelijke energieproductie.

Transcriptie

1 stuk ingediend op 1639 ( ) Nr juni 2012 ( ) Voorstel van decreet van de heren Bart Martens en Robrecht Bothuyne, de dames Liesbeth Homans, Michèle Hostekint en Sonja Claes en de heren Marc Hendrickx en Dirk de Kort houdende wijziging van het Energiedecreet van 8 mei 2009, wat betreft de milieuvriendelijke energieproductie Amendementen Stukken in het dossier: 1639 ( ) Nr.1: Voorstel van decreet Nr. 2: Advies van de Raad van State verzendcode: WON

2 2 Stuk 1639 ( ) Nr. 3 AMENDEMENT Nr. 1 Artikel 4 In de voorgestelde tekst van artikel 7.1.1, 1, het vierde en vijfde lid vervangen door wat volgt: In afwijking van het tweede en derde lid, kan de eigenaar voor het niet afgeschreven deel van de investeringen in een productie-installatie met startdatum voor 1 januari 2013 een bijkomende steunperiode van vijf jaar aanvragen. Deze bijkomende periode start na het verstrijken van de periode, vermeld in het tweede of derde lid, tenzij deze datum in het verleden ligt op het moment van deze aanvraag. In dat laatste geval start de bijkomende periode op de datum waarop de bijkomende investeringen in de installatie in gebruik werden genomen. Het aantal bijkomende groenestroomcertificaten wordt bepaald op basis van de bandingfactor die berekend is voor het deel van de oorspronkelijke investering of van de eventuele bijkomende investeringen in de installatie, dat op het moment van de beslissing over de verlenging nog niet is afgeschreven. De beslissing tot verlenging kan ten vroegste genomen worden na het verstrijken van de periode, vermeld in het tweede of derde lid. De waarde van de bijkomende, nog niet volledig afgeschreven, investeringen wordt enkel in rekening gebracht indien deze: a) minstens 20% van de oorspronkelijke investering uitmaakt; of b) minstens euro bedraagt; en c) uitsluitend essentiële componenten betreft met het oog op groenestroomproductie. Het aantal groenestroomcertificaten dat gedurende de periode, vermeld in het vierde lid, voor de elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen in installaties met startdatum voor 1 januari 2013 wordt toegekend is gelijk aan 1, vermenigvuldigd met de voor die installatie van toepassing zijnde bandingfactor. De bandingfactor is in dit geval maximaal gelijk aan 1. De periode, vermeld in het vierde lid, kan in afwijking van datzelfde lid eenmalig met vijf jaar worden verlengd voor zover nog steeds aan de voorwaarden vermeld in het vierde lid is voldaan. Voor deze nieuwe periode wordt een nieuwe bandingfactor berekend die maximaal gelijk is aan B tot voor het lopende kalenderjaar zoals bepaald in artikel , 2.. De mogelijkheid om de steunperiode te verlengen met vijf jaar voor zover de oorspronkelijke en/of bijkomende investeringen in de installatie nog niet zijn afgeschreven, is allicht bedoeld om investeerders die in een recent verleden nog investeerden, toch een gegarandeerd rendement te geven. Er zijn echter heel wat groenestroomproductie-installaties die voor 2002 in gebruik werden genomen, maar waarvoor de voorbije jaren nog belangrijke investeringen werden uitgevoerd. In bovenstaand voorstel kan de steunperiode zoals bedoeld in artikel 7.1.1, 1, tweede en derde lid, nog steeds verlengd worden met een bijkomende periode van vijf jaar. Als alternatief wordt echter de mogelijkheid geboden om een bijkomende periode van vijf jaar steun te bekomen die pas begint te lopen vanaf de datum waarop de bijkomende investering in gebruik werd genomen. Bovendien kosten heel wat onderdelen van installaties voor groene stroom, die aan vervanging toe kunnen zijn, minder dan 20 percent van de oorspronkelijke investering, maar vormen ze nog steeds een substantiële kost. Om te vermijden dat oude installaties volledig worden vervangen door nieuwe, wat niet kostenefficiënt is vanuit beleidsoogpunt, kan de ondergrens beter lager worden gelegd. Anders bestaat het risico op kapitaalsvernietiging. V l a a m s Pa r l e m e n t 1011 B r u s s e l 0 2 / w w w. v l a a m s p a r l e m e n t. b e

3 Stuk 1639 ( ) Nr. 3 3 AMENDEMENT Nr. 2 Artikel 5 In de voorgestelde tekst van artikel 7.1.2, 3, het laatste lid schrappen. De berekening van de onrendabele top moet volstaan om overmatige stimuli voor technologieën aanzienlijk te verminderen. Door voor de bandingfactor op een zeer rigide wijze decretaal een bovengrens of plafond vast te leggen, wordt een sterke ondersteuning van nieuwe experimentele hernieuwbare energiebronnen uitgesloten. Dit is niet verstandig. Bovendien is er geen wetenschappelijke onderbouwing voor het vastleggen van de bandingfactor. AMENDEMENT Nr. 3 Artikel 6 In de voorgestelde tekst van artikel 7.1.4/1, 4, het derde lid vervangen door wat volgt: Voor lopende projecten voor de productie van groene stroom of voor warmte-krachtkoppeling wordt de onrendabele top tijdens de afschrijvingsperiode bedoeld in artikel 7.1.1, 2 of 3, of in artikel 7.1.2, 2 of 3, niet geactualiseerd wanneer in de methodiek voor een projectcategorie brandstofkosten, vermeld in het eerste lid, 3, van toepassing zijn. Voor alle andere lopende projecten voor de productie van groene stroom of voor warmte-krachtkoppeling wordt de onrendabele top geactualiseerd afhankelijk van de elektriciteitsprijs, overheidsbeslissingen en kosten vanwege netbeheerders.. Niet alleen de elektriciteitsprijs is een belangrijk component om de rendabiliteit te evalueren van lopende projecten. De overheid kan bijvoorbeeld het ondersteuningsbeleid voor bepaalde investeringen wijzigen en netbeheerders kunnen tarieven opleggen. Ook dit moet in rekening worden gebracht. AMENDEMENT Nr. 4 Artikel 6 In de voorgestelde tekst van artikel 7.1.4/1, 4, het laatste lid schrappen. Zie verantwoording bij amendement nr. 2.

4 4 Stuk 1639 ( ) Nr. 3 AMENDEMENT Nr. 5 Artikel 8 A. De in de bij 1 voorgestelde tekst van 5, b), 7), vervangen door wat volgt: 7) voor installaties in gebruik genomen vanaf 1 oktober 2012 tot en met 31 december 2012: 150 euro;. B. In de bij 3 voorgestelde tekst de laatste zin vervangen door wat volgt: Voor zonne-energie-installaties die in dienst worden genomen vanaf 1 oktober 2012, loopt de verplichting over een periode van vijftien jaar.. Op basis van de cijfers verstrekt door de vertegenwoordigers van de PV-sector tijdens de hoorzitting zou een ondersteuning van 90 euro over tien jaar in de huidige marktomstandigheden leiden tot het stilvallen van de PV-sector, met grote macro-economische gevolgen. Bovendien is de datum van invoering van een nieuwe regeling vanaf 1 augustus 2012 (geschat ongeveer twee weken na publicatie van het decreet) onhaalbaar en onwerkbaar, gelet ook op het bouwverlof. Met dit amendement kan de PV-sector overleven, wordt de terugverdientijd voor een particulier op tien jaar gebracht en de kost voor de eindgebruiker geminimaliseerd. De meerkost van dit amendement ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel bedraagt slechts 2,14 euro per gezin per jaar. AMENDEMENT Nr. 6 Artikel 11 2 schrappen. Op de hoorzitting hebben verschillende sprekers aangegeven dat de voorgestelde vrijstellingen voor grootverbruikers die minder groenestroom- of warmte-krachtcertificaten zullen moeten inleveren, er zullen toe leiden dat we het Europese objectief inzake hernieuwbare energie niet meer zullen halen. Dit moet dus herbekeken worden. Zeker als daardoor de last eenzijdig wordt afgeschoven op gezinnen en kleinere ondernemingen. Bovendien ontbreekt de motivering voor het hanteren van 1 GWh als ondergrens. Een gedeeltelijke vrijstelling voor de zeer energie-intensieve industrie die grote investeringen heeft gedaan inzake energie-efficiëntie, zou wel verantwoord zijn.

5 Stuk 1639 ( ) Nr. 3 5 AMENDEMENT Nr. 7 Artikel 12 De in 1 voorgestelde paragraaf 2/1 schrappen. Zie verantwoording bij amendement nr. 6.