Agrarische Enclave Plantype bestemmingsplan Betreft buitengebied van Uddel Status vastgesteld Datum juni 2013

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Agrarische Enclave Plantype bestemmingsplan Betreft buitengebied van Uddel Status vastgesteld Datum juni 2013"

Transcriptie

1 Agrarische Enclave Plantype bestemmingsplan Betreft buitengebied van Uddel Status vastgesteld Datum juni 2013

2 Agrarische Enclave vastgesteld, juni

3 Inhoudsopgave TOELICHTING 7 1 INLEIDING Aanleiding Achtergrond Ligging en begrenzing Geldend bestemmingsplan Opzet van de toelichting 12 2 GEBIEDSBESCHRIJVING Inleiding Landschappelijke opbouw Landschappelijke kwaliteiten en identiteiten 19 3 BELEIDSKADER Inleiding Europees beleid Rijksbeleid Provinciaal beleid Regionaal beleid Gemeentelijk beleid 34 4 RUIMTELIJKE EN FUNCTIONELE ANALYSE Inleiding Geologie Landschap, cultuurhistorie en archeologie Natuur Water Landbouw Wonen en werken Recreatie Infrastructuur Nutsvoorzieningen 52 5 MILIEUASPECTEN Inleiding Bodem Milieuzonering Geluidhinder Luchtkwaliteit Externe veiligheid Elektromagnetische velden MER 60 6 GEBIEDSVISIE Inleiding Landbouw Landschap Cultuurhistorie en archeologie Natuur Burgerwoningen, niet-agrarische bedrijven en maatschappelijke functies Recreatie 68 Agrarische Enclave vastgesteld, juni

4 6.8 Plankaart 68 7 VERTALING GEBIEDSVISIE NAAR REGELS Inleiding Landbouw Natuur en landschap Archeologie en cultuurhistorie Wonen Niet-agrarische bedrijvigheid Defensie Recreatie 83 8 INITIATIEVEN Elspeterweg 63a Harderwijkerweg Harderwijkerweg Markveldweg Oudedijk 't Rechtewegje Uddelerveen JURIDISCHE PLANOPZET Inleiding Karakter bestemmingsplan Bestemmingen Algemene regels en overgangs- en slotregels MAATSCHAPPELIJKE EN ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID Klankbordgroep Wijkschouw Bespreking voorontwerp tijdens politieke markt Inspraak Overleg ex artikel Besluit ruimtelijke ordening Ontwerp Financieel-economische uitvoerbaarheid 99 Bijlagen bij de toelichting Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6 Bijlage 7 Bijlage 8 Cultuurhistorische Analyse Karakteristieke bebouwing Landschappelijke kenmerken Agrarische Enclave PlanMER Toetsingsadvies planmer Aanvullende beoordeling planmer Lijst agrarische bedrijven Inrichtingsplan Elspeterweg 63a Bijlage 9 Documenten Harderwijkerweg 57 Agrarische Enclave vastgesteld, juni

5 Bijlage 10 Documenten Harderwijkerweg 125 Bijlage 11 Documenten Markveldweg 18 Bijlage 12 Inrichtingsplan Oudedijk 30 Bijlage 13 Documenten 't Rechtewegje 51 Bijlage 14 Documenten Uddelerveen Bijlage 15 Bijlage 16 Nota van inspraak en overleg Procedureschema Agrarische Enclave vastgesteld, juni

6 Agrarische Enclave vastgesteld, juni

7 TOELICHTING Agrarische Enclave vastgesteld, juni

8 Agrarische Enclave vastgesteld, juni

9 1 INLEIDING 1.1 Aanleiding Rond de dorpen Uddel en Elspeet ligt de Agrarische Enclave, een bijzonder en relatief groot gebied binnen de bossen van de Veluwe. In de Agrarische Enclave is het areaal landbouwgrond groter dan de hoeveelheid bos en natuur. Dit agrarische gebied wordt geheel omzoomd door de bossen en heidevelden van de Veluwe. Vanuit het verleden heeft de landbouw, en dan met name de kalverenhouderij, hier kunnen uitgroeien tot een belangrijke motor van de economie. Gelijktijdig geldt voor het gebied een breed scala aan doelstellingen op het vlak van milieu, water, economie en landschap. De ligging van de Agrarische Enclave in een waardevol natuurgebied brengt beperkingen met zich mee voor de veelal levensvatbare agrarische bedrijven. Daarnaast speelt ook de wens voor schaalvergroting bij agrarische bedrijven. Kleine bedrijven stoppen, grote bedrijven worden groter. Om een goede ruimtelijke kwaliteit te behouden en tegelijkertijd in te spelen op ontwikkelingen in het gebied, moet de gemeente over een instrumentarium beschikken om hierop actief te kunnen sturen. Ook is het op grond van de Wet ruimtelijke ordening verplicht dat de gemeenteraad iedere tien jaar opnieuw een bestemmingsplan voor een gebied vaststelt. Om deze redenen is de gemeente gestart met de herziening van diverse bestemmingsplannen. Het nieuwe bestemmingsplan zal de bestaande waarden moeten beschermen, maar tegelijkertijd over voldoende flexibiliteit moeten beschikken om in te kunnen spelen op nieuwe ontwikkelingen. In deze toelichting is onderzocht wat de aanwezige waarden in het plangebied zijn en hoe deze binnen het bestemmingsplan zo goed mogelijk beschermd en ontwikkeld kunnen worden. 1.2 Achtergrond De Agrarische Enclave is één gebied, maar ligt in vier gemeenten: Apeldoorn, Barneveld, Ermelo en Nunspeet. Gezien de specifieke situatie (een groot landbouwgebied in het grootste natuurgebied van Nederland) en de specifieke problematiek ('stevige' landbouw versus de bescherming van waardevolle natuur), heeft het gebied de afgelopen jaren in regionaal verband aandacht gekregen. De gemeenten werken samen met de provincie Gelderland en andere partijen in het gebied aan de toekomstgerichtheid van de Agrarische Enclave. Het gemeenschappelijk doel is het beschermen van de natuur, het landschap en de milieukwaliteit, beschermen en verbeteren, terwijl de economie niet tot stilstand zou moeten komen. In dat gebiedsproces is eind jaren negentig begonnen aan een 'intergemeentelijk' bestemmingsplan voor het gebied. Er werden vier verschillende bestemmingsplannen opgesteld, waarbij de wijze van bestemmen onderling zoveel mogelijk gelijk gehouden. Voor het Apeldoornse deel werd het bestemmingsplan in 2001 vastgesteld. In dit vigerende plan is, door brede zones aan te geven rond de natuurgebieden, duidelijk gemaakt waar de landbouw nog ontwikkelingsmogelijkheden heeft en waar de natuur prevaleert. Na diverse beroepszaken en een reparatieplan is het proces in 2007 afgerond. In 2005 is door de provincie Gelderland het Reconstructieplan Veluwe vastgesteld. Het Reconstructieplan onderkent de bijzondere positie van de Agrarische Enclave. In anticipatie hierop is in regioverband het convenant Agrarische Enclave Uddel-Elspeet opgesteld. Dit convenant realiseert een win-win situatie in de Agrarische Enclave voor de kalverhouderij, de natuur, het landschap en de recreatie: de kalverhouderij kan zich in een beperkte omvang blijven ontwikkelen; de natuur wordt beter beschermd tegen milieubelasting en nieuwe natuur wordt gerealiseerd; het landschap wordt verfraaid door betere landschappelijke inpassing van stallen en (gedeeltelijke) sloop van stallen van bedrijfsbeëindigers en; Agrarische Enclave vastgesteld, juni

10 het gebied wordt aantrekkelijker voor recreanten. In een gebied waar hard aan de reconstructiedoelen gewerkt worden, nadert het bestemmingsplan voor het Apeldoornse deel zijn houdbaarheidsdatum. Het plan is namelijk voor het overgrote deel in 2003 onherroepelijk geworden. Om datzelfde te laten gebeuren met een nieuwe plan in 2013, conform de bepalingen van de Wro, is in 2010 gestart met dit nieuwe bestemmingsplan. 1.3 Ligging en begrenzing Het bestemmingsplangebied Agrarische Enclave beslaat het meest noordwestelijke deel van de gemeente Apeldoorn, het gebied rondom Uddel. In het noorden wordt het gebied begrensd door het Elspeeter Veld en het beekdal van de Staverdense Beek, in het westen door de enclave rondom Garderen en het Kootwijker Zand en in het oosten het Kroondomein en de Kootwijkerweg. In zuiden vormt de spoorlijn Apeldoorn-Amersfoort de grens (zie figuur 1.1). In feite wordt de omvang van het bestemmingsplangebied Agrarische enclave daarmee bepaald door de gemeentegrens, de grens van het bestemmingsplan Veluwe en de grens van het nieuwe bestemmingsplan voor het dorp Uddel. Naast het dorp Uddel - dat buiten de begrenzing van het bestemmingsplangebied ligt - liggen de volgende buurtschappen binnen het plangebied: Meerveld, Nieuw Milligen en Vossen. Agrarische Enclave vastgesteld, juni

11 Figuur Ligging plangebied 1.4 Geldend bestemmingsplan Voor het plangebied gelden nu de volgende bestemmingsplannen, inclusief partiële herzieningen, met tussen haakjes de datum van vaststelling en een korte omschrijving van de inhoud. Buitengebied Agrarische Enclave (25 januari 2001, intergemeentelijk bestemmingsplan). 1 e herziening (15 juni 2006, reparatieplan en opname van een groot aantal particuliere initiatieven). 2 e herziening (22 december 2007, bedrijfswoning bij kwekerij Meervelderweg 95). Agrarische Enclave vastgesteld, juni

12 3 e herziening (26 april 2007, omzetten agrarische bestemming naar woonbestemming Oudedijk 23). 5 e herziening (18 december 2008, functieverandering agrarisch bedrijf naar twee woningen aan de Meervelderweg 55). Buitengebied Agrarische Enclave Meervelderweg 110 (22 januari 2009, uitbreiding crisisopvang). Harderwijkerweg, Wormenkweker te Uddel (8 april 2010, bedrijfsgebouw voor wormenkwekerij). Uddelerveen 79 Uddel (27 mei 2010, uitbreiding van een tweede bedrijfswoning bij een kalverenhouderij). Meervelderweg 26 Uddel (9 september 2010, vestiging zorgboerderij). Staverhul 31 Uddel (2 december 2010, functieverandering agrarisch bedrijf naar één woning). Vossen 66 Uddel (12 mei 2011, woning omzetten in recreatiewoning). Einderweg 3 en 7 Uddel (6 oktober 2011, vestiging recreatiebedrijf). Garderenseweg 86 Uddel (24 november 2011, functieverandering agrarisch bedrijf naar drie woningen). Veenkamp 22 Uddel (8 maart 2012, vergroting bestemmingsvlak woning); Solsebergweg 8 en 10 Uddel (7 juni 2012, functieverandering naar werkfunctie plus één woning); Oudedijk 47 Uddel (21 juni 2012, functieverandering agrarisch bedrijf in drie woningen); Buurtweg 8 Uddel (5 juli 2012, functieverandering naar kampeerboerderij); Uddelerveen 91 Uddel (5 juli 2012, uitbreiding kalverhouderij); Hullenkampweg naast 5 Uddel (20 september 2012, functieverandering niet-agrarisch bedrijf naar twee woningen); Garderensemolenweg 77 Uddel (21 maart 2013, funtieverandering agrarisch bedrijf naar recreatiebedrijf) Aardhuisweg 58 Uddel (11 april 2013, functieverandering agrarisch bedrijf in zes woningen) 1.5 Opzet van de toelichting De toelichting is bedoeld om de basisafspraken voor het bestemmingsplan vanuit de ruimtelijke en milieusituatie te motiveren en deze in de planregels vast te leggen. Daarbij is onder andere gekeken naar het beleid van de gemeente (en andere overheden), heeft een analyse van het plangebied plaatsgevonden en is aangesloten op vergelijkbare, recente bestemmingsplannen van de gemeente Apeldoorn. Agrarische Enclave vastgesteld, juni

13 2 GEBIEDSBESCHRIJVING 2.1 Inleiding Dit hoofdstuk biedt een overzicht van landschappelijke kwaliteiten in de Agrarische Enclave. Het landschap van de Agrarische Enclave is het resultaat van een continue wisselwerking tussen natuurlijke processen en menselijke ingrepen, waarbij de laatste steeds nadrukkelijker van invloed is geworden. Aan de hand van de opbouw van het landschap en de daaruit volgende indeling in landschapstypen wordt het plangebied beschreven. Deze gebiedsbeschrijving als onderdeel van de plantoelichting werkt verklarend voor de gemaakte keuzes in het bestemmingsplan, zowel voor de regels als voor de verbeelding. 2.2 Landschappelijke opbouw Het landschap is in de loop der jaren grotendeels gevormd door agrarisch gebruik, waarbij de aanwezige verschillen tussen hoog en laag en tussen nat en droog bepalend waren voor het grondgebruik. Sinds ruilverkavelingen en de opkomst van nieuwe technologieën zijn bodemkundige en hydrologische eigenschappen en natuurlijke landschapsvormende processen uit het verleden minder bepalend geworden voor het grondgebruik en de verschijningsvorm van het landschap. Het plangebied heeft een bijzondere ligging. In een laagte in de stuwwal vormt de Agrarische enclave een karakteristiek open gebied binnen het boslandschap van de Veluwe. Kenmerkend is het agrarisch grondgebruik en het mozaïek aan landschappen binnen een relatief klein gebied. Deze zijn veelal nog goed herkenbaar Ondergrond De ondergrond en de daarmee samenhangende waterhuishouding hebben de ontwikkeling van de Agrarische enclave bepaald. In grote lijnen bestaat de Agrarische enclave uit vier verschillende bodemkundige landschappen, namelijk de Veluwestuwwal, het Staverdense beekdal, de oude cultuurgronden en de veenkommen. Deze landschappen zijn gerelateerd aan het reliëf. Door opstuwing van het landijs uit de voorlaatste ijstijd hebben zich de stuwwallen gevormd, in het plangebied tot wel 40 meter hoog. De stuwwallen in het gebied maken deel uit van het centraal Veluwemassief. Dit gebied bestaat voor het grootste deel uit dekzand (grof zand) met enkele lichte glooiingen. De droge en voedselarme gronden zijn vrijwel geheel bebost. Maanschoten en Caitwickerzand, tussen de A1 en de Amersfoortseweg, worden gekenmerkt door een sterk microreliëf met op korte afstand grote hoogteverschillen ontstaan door zandverstuivingen. Later zijn deze gebieden (deels) bebost. Ook pingoruïnes vormen een opvallend reliëf. Pingoruïnes zijn aanwezig in de vorm van het Bleeke Meer, het Uddelermeer, Den Broekeld, de Mottenkuil, Klein Zeilmeer en Groot Zeilmeer. Door het smelten van een ijslens na de laatste ijstijd ontstond een meertje met een ringwal. Omdat het regenwater niet weg kon zakken, zocht het water een natuurlijke weg. Zo is onder meer de Staverdense Beek ontstaan. De Staverdense Beek ontspringt in het Uddelermeer en mondt uit in het Veluwemeer bij Hierden. Het beekdal loopt dwars door het Veluwemassief en doorsnijdt de stuwwal tussen Apeldoorn en de voormalige Zuiderzeekust. De smeltwaterafzettingen in deze door het ijsgevormde laagte hebben de loop van de beek gevormd. De zeer slecht doorlatende keileemlagen liggen ondiep en vormen nu de basis van de beek. Bodemkundig is dit beekdal zeer waardevol door de het mozaïek van verschillende zeldzame bodemtypes. Op de gronden waar mensen zich aanvankelijk vestigden, op de overgang van hoog naar laag, zijn de oude cultuurgronden aanwezig. Deze zogenaamde enkeerdgronden worden getypeerd door een dikke bovenlaag van humusrijke grond dankzij eeuwenlange Agrarische Enclave vastgesteld, juni

14 potstalbemesting om de vruchtbaarheid van de bodem te vergroten (zie ook occupatiegeschiedenis). De Meervelder Enk en de bouwlanden bij Vossen, maar ook de kleinschalige gebieden rondom Meerveld en ten zuiden van Uddel (zone Uddelermeer Uddeler Heegde) zijn oude cultuurgronden. Tussen het dorp Uddel en de Staverdense Beek ligt het Uddelse Veen. In deze laaggelegen kom (24-29 m +NAP) is veen op het zand ontstaan. Het gebied heeft hierdoor een moerige bovenlaag. Oorspronkelijk werd hier turf gewonnen, maar het gebied verloor die functie door de introductie van alternatieve brandstoffen. Figuur 2.1 Bodemkundige landschappen Agrarische Enclave vastgesteld, juni

15 2.2.2 Waterhuishouding en grondgebruik De grondwaterstand hangt nauw samen met het reliëf en de bodemkundige landschapstypen. Vanwege de goed doorlatende ondergrond van grof zand op de stuwwal zijgt het regenwater snel weg en kent de Agrarische enclave voornamelijk een diepe grondwaterstand (GWT VII). Uitzonderingen zijn de laagtes in het gebied, zoals de pingoruïnes en het beekdal van de Staverdense beek (GWT II) en hun directe omgeving. Zo zijn Den Broekeld, de omgeving van het Uddelermeer en het Binnenveld relatief natte gebieden (GWT III). Ook het Uddelse Veen is een nat gebied (GWT II). Deze gebieden zijn dan ook ontwatert via een stelsel van greppels, sloten en beken. In samenhang met deze natuurlijke omstandigheden zijn de landbouwgronden ter plekke voornamelijk als weidegrond in gebruik. De Agrarische enclave watert in noordwestelijke richting naar de Staverdense Beek af. In het gebied treedt geen permanente kwel op. De omgeving van de Staverdense Beek, waaronder de omgeving Oude Dijk in het Uddelse Veen, is intermediair. De drogere gronden binnen de enclave maken akkerbouw mogelijk. Als akkerbouwgewassen worden vooral granen en maïs geteelt. In de omgeving Meerveld bevinden zich boomkwekerijen in het gebied. In het open gebied van de Hennepstede worden graszoden geproduceerd. Door de toepassing van kunstmest is het natuurlijk landschap namelijk nauwelijks meer van invloed op het grondgebruik. De Veluwe zelf - en zo ook de agrarische enclave - bestond hoofdzakelijk uit stuifzanden en heide, maar het gebied is in de tweede helft van de 19 e eeuw ontgonnen en er is op grote schaal naaldbos aangeplant voor houtproductie en de mijnindustrie in Limburg. Nu resten nog enkele kleinere stuifzandrelicten in Maanschoten en het Caitwickerzand. Overgebleven heideterreinen zijn onder meer het Garderense Veld, het Uddelse Buurtveld, De Bieze, het Caitwickerzand en enkele terreintjes nabij Nieuw Milligen. Een aantal bos- en natuurterreinen, zoals het Garderense Veld en Nieuw-Milligen is in militair gebruik. Agrarische Enclave vastgesteld, juni

16 Figuur 2.2 Waterhuishouding Agrarische Enclave vastgesteld, juni

17 2.2.3 Occupatiegeschiedenis De Agrarische enclave is een archeologisch rijk gebied. Sinds de prehistorie (sinds ca v. Chr.) is het bewoond gebied. De overgang van hoog naar laag, van stuwwal naar beekdal vormde een aantrekkelijke vestigingsplaats. Deze overgangen, de Staverdense Beek, het Uddelermeer, het Bleeke Meer en andere meertjes en vennetjes, deels mogelijk pingoruïnes, waren de plekken waar de vroegere bewoners zich vestigden. Het zijn nog steeds markante en herkenbare plekken in het landschap. Belangrijke elementen zijn de grafheuvels en -velden, onder meer tussen Uddel en Garderen, langs de Meervelderweg en bij Nieuw Milligen, en de ringwalburcht Hunneschans. De grafheuvels getuigen van een vroege bewoning door jagers-verzamelaars. Vanaf de Vroege Middeleeuwen zijn grote stukken bos gekapt om plaats te maken voor nederzettingen. Op de heideterreinen en in de bossen hield men varkens en schapen. Het agrarische landschap in de enclave ontwikkelde zich stapsgewijs. Eerst ontstonden er tijdelijke akkers door het verbranden van bos, zodat open plekken ontstonden. Akkerbouw vond slechts kleinschalig plaats op deze droge aanvankelijk onvruchtbare bodem. In de volgende stap werden ontgonnen gronden vlakbij de bewoningsplaatsen geschikt gemaakt voor akkerbouw door organisch materiaal zoals heideplaggen aan te voeren en deze te vermengen met schapenmest, het potstalsysteem. Deze bemesting zorgde door de eeuwen heen voor vruchtbare akkers (kampen). Restanten van dit landschap zijn ten zuiden van Uddel en ten oosten van Meerveld nog aanwezig. Aan de westzijde van Meerveld ontstond op deze wijze de Meerveldse Enk; een groot aaneengesloten gezamenlijk bouwlandcomplex. De Uddeler Heegde stond net als vele woeste gronden en bossen onder toezicht van een marke. Marken waren vanaf de 13e eeuw de belangrijkste beheerders van bossen en woeste gronden en ze regelden het gemeenschappelijke gebruik ervan. Tot in de 19 e eeuw bleef de Agrarische enclave zo een geïsoleerd agrarisch gebied met bij Uddel en Meerveld kleinschalige akkers en weidegronden op de overgang van droog naar nat en de Meerveldse Enk. In 1808/1809 werd de straatweg van Apeldoorn naar Amersfoort in opdracht van koning Lodewijk Napoleon aangelegd. Langs deze weg werd in de loop van de 19 e eeuw het legerkamp Nieuw Milligen gesticht, hierna werd het een militair oefenkamp. Pas vanaf omstreeks 1900 kon akkerbouw op grotere schaal plaatsvinden door de intrede van kunstmest. Dat maakte het mogelijk om ook op deze arme gronden geld te verdienen. De marken werden als gevolg van de Markewet van 1886 ontbonden en grote delen van de woeste gronden (uitgestrekte heidevelden en zandverstuivingen) werden ontgonnen en geschikt gemaakt voor bos- en landbouw. De jonge ontginningen zijn in deze periode ontstaan. Onder andere het Lage Veld en de Hennepstede en het natte heidegebied het Uddelse Veen, werden ontgonnen. Hierdoor werd het landbouwareaal enorm uitgebreid. Na eeuwenlang een gebied te zijn geweest met keuterboeren op de arme zandgronden kwam begin 20 e eeuw de de niet-grondgebonden veehouderij op. Na de Tweede Wereldoorlog versnelde de ontwikkeling van de landbouw. Betere productiemethoden, grootschalig kunstmestgebruik en betere ontwateringstechnieken maakten de landbouw veel productiever. Veeteelt, met name kalverhouderij, is nu de belangrijkste agrarische activiteit in een groot deel van het plangebied. De intensivering zorgt tegelijkertijd voor een toename van de omvang van stallen, waardoor het landschap verrommelt. Recreatieve ondernemingen, zoals bij het Bleeke Meer, zijn eveneens van recente aard. Op de Veluwe is veel heide ontgonnen ten behoeve van bosbouw. Veel van deze productiebossen worden nu weer omgevormd naar natuurbossen ten behoeve van natuurwaarden en recreatie. De oude bossen als de Uddeler Heegde zijn redelijk gespaard gebleven en hebben een hoge natuurwaarde. Agrarische Enclave vastgesteld, juni

18 Figuur 2.3 Historische kaart 1900 laat een duidelijke beeld van de oude ontginningen zien, de eerste aanzet tot ontginning van het Uddelse Veen en de voorloper van de huidige militaire basis Nieuw Milligen. Agrarische Enclave vastgesteld, juni

19 2.3 Landschappelijke kwaliteiten en identiteiten De Agrarische enclave bestaat uit een aantal open ruimten en is omgeven door bos en heide. Het gebied maakt deel uit van het Centraal Veluws Massief. Het bestemmingsplangebied is zeer gevarieerd. Open gras- en bouwlanden en heidevelden contrasteren met besloten gebieden met bos en houtwallen. Plaatselijk zijn er bijzondere waarden op geomorfologisch en cultuurhistorisch gebied, zoals de pingoruïnes Bleeke Meer, Uddelermeer en Den Broekeld, en de voormalige ringwalburcht Hunneschans. Figuur 2.4 Landschappen (van de toekomst) Agrarische Enclave vastgesteld, juni

20 2.3.1 Landschapstypen De huidige landschapsstructuur hangt sterk samen met de historische ontstaansgeschiedenis. Daarom zijn de verschillende landschappen in de Agrarische enclave nog steeds te herkennen; bos- en heidelandschap Veluwe, enken, beekdallandschap, kampenlandschap, broeklanden en jonge heideontginningen. Echter door ruimtelijke dynamiek waaronder modernisering van de landbouw, zijn kenmerkende landschapselementen zoals houtwallen, -singels, bomenrijen, laanbeplantingen en bospercelen, verdwenen. Dorpsuitbreidingen, schaalvergroting in de landbouw en de trend van wonen in het buitengebied doen zonder zorgvuldige inpassing het landschap verrommelen en de kenmerkendheid van de landschapstypen vervagen. Het kamerstructurenlandschap bouwt voort op de jonge heideontginningen en biedt een landschappelijk raamwerk voor deze dynamiek, waar nodig ook buiten de typologische jonge heideontginningen. Het landgoederenlandschap in het noorden van de Agrarische enclave schept een ruimtelijk beeld om het provinciaal beleid en gemeentelijk streefbeeld (landschappelijke structuur, ecologische hoofdstructuur) vorm te geven. Deze in totaal zeven landschapstypen zijn grofweg te onderscheiden op basis van de ondergrond, de waterhuishouding, de ontginningsgeschiedenis, de huidige ruimtelijke samenhang en zichtbare kenmerken en bovenal de landschappelijke ambitie die de gemeente met de Agrarische enclave heeft en de ontwikkelingsrichting die zij hier wil inslaan. Factoren voor de indeling zijn het beplantingspatroon, aard en groepering van de bebouwing, de verkaveling, het bodemgebruik, de maat en begrenzing van de ruimte, het reliëf, het patroon van wegen en waterlopen, de waterhuishouding en het (toekomstig) ruimtelijk beeld (zie Bijlage 3 Landschappelijke kenmerken Agrarische Enclave). Bos- en heidelandschap Veluwe Het bos- en heidelandschap Veluwe bepaalt de randen van de Agrarische enclave. De Veluwe is een groot aaneengesloten laaglandbosgebied met z'n uitgestrekte bossen, heidevelden en zandverstuivingen. Grofweg valt het bosgebied rondom de enclave uiteen in twee gebieden. Aan de oostkant ligt het Kroondomein met de oude bossen zoals de Uddeler Heegde. Ook het Meervelderbos is een oud bos. De bossen in en om de enclave ten zuiden van het Uddelermeer zijn jonge productiebossen daterend uit de 19 e /20 e eeuw. Heideterreinen vormen open ruimtes in het dichte bosgebied. Legerplaats Nieuw-Milligen ligt in het bos- en heidelandschap verscholen. Het nabijgelegen Garderense Veld is in gebruik als militair oefenterrein. In het zuiden van de Agrarische enclave liggen de beboste stuifzandgebieden van Maanschoten en recreatieterrein Caitwickerzand. Dankzij de zandverstuivingen in het verleden is dit nu een bos- en heidegebied met veel (micro)reliëf op korte afstanden. Een bijzonder gebied is het noordelijk deel van het Lage Veld, ten westen van het Uddelse Buurtveld. Hier is recent heideontwikkeling gestimuleerd. Enken Karakteristiek voor enken is de openheid en de oorspronkelijk scherpe omranding met beplanting. In het plangebied komt één grote enk voor, de Meerveldse enk. Daarnaast is er bij buurtschap Vossen een restant van de enk van Vossen en Oud Milligen aanwezig. De Meerveldse Enk is sinds de 11 e eeuw ontstaan door het aaneengroeien van kleinere gescheiden akkers en het vervolgens verwijderen van de beplanting ertussen. De open ruimte van de Meerveldse Enk wordt omgeven door een karakteristieke wildwal met eikenhakhout die in vroegere tijden het wild van de akkers moest houden. Wegbeplanting langs de oost-west georiënteerde wegen en paden doorbreekt de openheid op sommige plekken. Dankzij de hogere dichtheid van beplanting en de bolling Agrarische Enclave vastgesteld, juni

21 van de enk ontrekt de bebouwing van Meerveld aan de oostzijde van enk zich grotendeels aan het zicht. De oude bouwlanden bij het afgelegen buurtschap Vossen vormen een enclave op zich in het boslandschap en maakten van oorsprong onderdeel uit van de enk van Vossen en Oud Milligen die verder in noordelijke richting doorliep. Door de aanplant van bossen in de loop van de 20 e eeuw is het contrast tussen open enk en gesloten bosrand versterkt, maar is de aaneengeslotenheid van de enk verloren gegaan. Zie verder buurtschap Vossen. Beekdallandschap Langs de noordoost grens, net buiten het plangebied, ligt het karakteristieke beekdallandschap van de Staverdense beek. Dit beekdallandschap is een goed voorbeeld van een gaaf oud cultuurlandschap dat wordt gekenmerkt door een natuurlijke beek met hooilandjes, cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, akkers, hoge natuurwaarden, bosjes en kleine landschapselementen. De bron van de Staverdense beek ligt in de Agrarische enclave bij het Uddelermeer. De omgeving van de Turfweg/ Solse Bergweg is een landschappelijk waardevol stukje beekdallandschap binnen het gebied. Kampenlandschap Karakteristiek voor het kampenlandschap zijn de akkers (kampen) omzoomd met houtwallen, bospercelen en lanen. Het kampenlandschap is sinds meer dan 1000 jaar geleden ontstaan uit kleine individuele ontginningen op de overgang van het natte veengebied naar het droge zandgebied van de stuwwal. Het is een kleinschalig landschap met veel afwisseling in terreintypen en landschapselementen. De afwisseling in terreintypen en grondgebruik hangt nauw samen met de ondergrond (reliëf en bodemtypen) en de waterhuishouding. Echter het gevaar voor het kampenlandschap is dat door modernisering van de landbouw houtwallen, laanbeplantingen en bospercelen verdwijnen en verdwenen zijn. Het kampenlandschap ten zuidoosten van Uddel, tussen dorp en bosrand, is nog wel een karakteristiek kampenlandschap. Dit aaneengesloten stelsel van kampen loopt door richting voormalig landgoed Het Hof en strekt zich daarmee uit van het Uddelermeer tot aan de Uddeler Heegde. De ruimtes zijn afwisselend van maat en richting. Slingerende wegen langs de kampen zorgen voor verrassende uitzichten. Ook buurtschap Meerveld ligt in een kampenlandschap. Dit landschap is met name ten oosten van Meerveld, dankzij de aanwezige houtwallen, nog goed herkenbaar. Broeklanden Een opvallende broekontginning (broeklanden) in het plangebied is Den Broekeld. Het is een laaggelegen gebied samenhangend met de aanwezigheid van een pingoruïne. In het laagste gedeelte bevindt zich een waterpartij (in het verleden gebruikt om schapen te wassen). Deze nattere gronden zijn altijd belangrijk geweest voor de landbouw rondom Meerveld. Den Broekeld kent een onregelmatige kavelstructuur samenhangend met de pingoruïne waarmee het zich onderscheid van de omliggende heideontginningen. Het Uddelse Veen bestaat ook uit broeklanden. Dit van oorsprong natte heidegebied is vanaf halverwege de 19 e eeuw gefaseerd ontgonnen tot weidegrond. Karakteristiek voor het Uddelse Veen is het uitwaaierende wegenpatroon vanuit het dorp Uddel met hierbinnen een rationele blokverkaveling. Het Binnenveld, tussen de Schoolhegge, Garderenseweg en Uddel, is eveneens een opvallend open gebied en een natte laagte langs een beek. Eén boom doorbreekt deze openheid. Het gebied is nagenoeg onbebouwd. Door bebouwing en andere ruimtelijke ontwikkelingen aan de noordzijde van de Garderenseweg is dit broeklandengebied afgesneden geraakt van de broeklanden van het Uddelse Veen. Agrarische Enclave vastgesteld, juni

22 Kamerstructurenlandschap Het kamerstructurenlandschap bouwt voort op de kenmerken van de jonge heideontginningen met structuren van rechte weg- en kavelgrensbeplantingen en een grofmazige groene kamerstructuur. Maar het kamerstructurenlandschap als landschapstype voert verder. Met dit ruimtelijk beeld van groene kamers, zowel grootals kleinschalig, wil de gemeente ordening terugbrengen in sterk verrommelde gebieden. Die gebieden kunnen ook oudere ontginningen zijn. Gebieden als het Lage Veld en de Hennepstede zijn typische jonge heideontginningen, echter de west- en oostrand van Uddel is ook een (toekomstig) kamerstructurenlandschap. Deze dorpsrandzone, via de Veenkamp doorlopend tot aan het Bleeke Meer, krijgt een landschappelijk kader om de opnamecapaciteit van het landschap te vergroten. Door het aanplanten van kavelgrens- en wegbeplantingen krijgt de aanwezige bebouwing een achtergrond en ontstaat een raamwerk ter landschappelijke inpassing van toekomstige bebouwing. Bovendien krijgt het dorp Uddel een heldere dorpsrand, waarbij de kamerstructuur voor een contrast zorgt tussen de openheid van het Uddelse Veen en het dichte kleinschalige kamerlandschap in de dorpsrand. Landgoederenlandschap Het landgoederenlandschap is een volledig door de mens gemaakt landschap. In dit landschap bestaat ook de mogelijkheid voor de ontwikkeling van nieuwe landgoederen. In principe kan een nieuw landgoed in elk landschapstype ontwikkeld worden, mits wordt voldaan aan de provinciale randvoorwaarden. Langs de noordgrens van de Agrarische enclave wil de gemeente echter specifiek inzetten op de ontwikkeling van nieuwe landgoederen, om een aantal zowel landschappelijke, ecologische als recreatieve redenen. Dit nieuwe landgoederenlandschap wordt ingezet om de landschappelijke hoofdstructuur ter plekke vorm te geven (provinciaal beleid). Het ruimtelijk beeld van de enclave wordt hier versterkt door de noordrand tussen het Uddelse Veen en het Elspeeter Veld te accentueren. Door aanplant van beplanting achter de bolling in het reliëf wordt dit beeld bereikt en de openheid van de enclave in het algemeen en het Uddelse Veen in het bijzonder versterkt. Ecologisch en recreatief interessant is de groenverbinding tussen Landgoed Staverden en de Uddeler Heegde die zo ontstaat. Bijlage 3 Landschappelijke kenmerken Agrarische Enclave vat de ruimtelijke kenmerken van de zeven landschapstypen samen en is tevens een leidraad voor de toekomstige ontwikkeling Specifieke landschappelijke kwaliteiten en identiteitsdragers Beken Beken en waterlopen vormen een blauwe dooradering van de Agrarische enclave. Ze liggen voornamelijk in het noordelijk deel waar de nattere laagten (Den Broekeld, Binnenveld, Uddelse Veen) aanwezig zijn en hangen daarmee nauw samen met de broeklanden. In het agrarisch gebied zijn de meeste beken genormaliseerd. Alle beken en waterlopen in het gebied stromen af richting de Staverdense beek. Deze beek met haar karakteristieke beekdal vormt een bijzonder landschap op zich in de Agrarische enclave (zie verder Beekdallandschap). Lanen (langs doorgaande wegen) Lanen zijn belangrijke ruimtelijke structuur- en identiteitsdragers van een gebied. Daarbij kan onderscheid gemaakt worden tussen lanen als begeleidende beplanting langs wegen op gebiedsniveau en historische lanen als onderdeel van (voormalige) Agrarische Enclave vastgesteld, juni

23 landgoederen op plaatselijk niveau. De ambitie van de gemeente is de doorgaande wegen geheel te voorzien van laanbeplanting. Binnen het gebied van Agrarische enclave zijn de Amersfoortseweg en de Garderenseweg zulke ruimtelijke structuurdragers. De eikenbeplanting aan weerszijden van de weg wordt hier behouden en waar nodig versterkt. De laan fungeert zodoende als een kapstok en bindt het mozaïek van landschappen. Ringwalburcht Hunneschans De Hunneschans is een ringwalburcht uit de Vroege Middeleeuwen. Echter uit vondsten is af te leiden dat de plek reeds in de prehistorie bewoond was. De burcht bewaakte de noordelijke grens van het ijzerwingebied dat vroeger ten oosten van de Agrarische enclave lag en diende tevens als vluchtburcht. De Hunneschans bestaat uit een omwald terrein van 100 bij 150 meter. De omwalling bestaat uit een 7,5 meter brede en 4 meter hoge aardenwal en is open aan de zijde van het Uddelermeer. Behalve archeologische waarden bezit de Hunneschans ook een historisch-geografische waarde. Voormalig landgoed Het Hof Het voormalige landgoed Het Hof is een waardevol ensemble van bebouwing, rechte lanen, bossen en door houtwallen omzoomde akkers, gelegen in het kampenlandschap. Deze structuur van het voormalige landgoed dateert uit de 17 e eeuw. De huidige jachtopzienerswoning stamt uit het begin van de 20 e eeuw. Het landgoed kent een bijzondere landschappelijke enscenering rondom de dienstwoning Het Hof. Zo ligt de monumentale bebouwing in een knik van de weg. De laanbeplanting van eiken hierlangs biedt een duidelijke visuele begrenzing van de naastgelegen akkers (kampen). Onder en tussen de bomen door zijn de akkers zichtbaar. Buurtschap Meerveld Het buurtschap Meerveld dateert uit de Late Middeleeuwen en is ontstaan aan de oostzijde van de Meervelder Enk. Het buurtschap bestaat uit een reeks karakteristieke 18 e /19 e eeuwse boerderijen en erven langs de Buurtweg. Aan de oostzijde van het buurtschap lagen oorspronkelijk de huiskampen. Dankzij de nog aanwezige houtwallen is het kampenlandschap hier nog duidelijk herkenbaar. Langs de Buurtweg en dwarswegen is een forse wegbeplanting van eiken aanwezig. Meerveld kent daarmee een waardevolle historische stedenbouwkundige structuur gekenmerkt door de samenhang tussen historische bebouwing, landschaps- en beplantingsstructuur. Dit levert een aantrekkelijk dorpsbeeld op. Buurtschap Nieuw Milligen Aan de kruising van de Amersfoortseweg en de Meervelderweg stond vroeger de herberg Nieuw Milligen en een tolhuis. Ook nu is dit kruispunt nog steeds het focuspunt van Nieuw Milligen, vanwege de rotonde, het opvallende restaurant en diverse woningen en (agrarische) bedrijven eromheen. Bovendien vormt het de entree van de Agrarische enclave. Buurtschap Vossen Buurtschap Vossen bestaat uit een cluster van enkele agrarische bedrijven aan de rand van de (voormalige) enk van Vossen en Oud Milligen. Het is een oude nederzetting gelegen in de omgeving van een pingoruïne. Een grafheuvel in de omgeving duidt erop dat de plek reeds lang bewoond is. Dankzij de aanplant van naaldbossen in de 20 e eeuw is de enk van Vossen verkleind en in het bosgebied tegenwoordig duidelijk als open plek in het landschap herkenbaar, echter het aaneengesloten karakter van de enk richting Garderen is verloren gegaan. De scherpe bosrand is hier bijzonder karakteristiek, evenals enkele oude (relicten van) houtwallen en eikenrijen. Dankzij de verscholen ligging van het Agrarische Enclave vastgesteld, juni

24 buurtschap en de enk in het boslandschap van de Agrarische enclave ademt dit gebied een historische sfeer alsof de tijd heeft stilgestaan. Agrarische Enclave vastgesteld, juni

25 3 BELEIDSKADER 3.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van het relevante ruimtelijk beleid voor het Buitengebied Agrarische Enclave. Het beleid op Europees, rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau wordt beschreven. Tezamen vormt dit beleid het kader waarbinnen het huidige gebruik en nieuwe ontwikkelingen in principe plaats dienen te vinden. 3.2 Europees beleid Natura 2000 Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. De belangrijkste natuurgebieden in Europa zijn aangewezen en moeten uiteindelijk een netwerk gaan vormen. Een eenmaal aangewezen Natura 2000-gebied blijft in principe altijd als natuurgebied bestaan. Twee Europese richtlijnen beschermen het netwerk, namelijk de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Middels de Vogelrichtlijn moeten de Europese lidstaten zorgen voor de bescherming, instandhouding en herstel van de leefgebieden van zeldzame vogels. Hiervoor worden 'speciale beschermingszones' ingesteld. Via de Habitatrichtlijn worden natuurlijke leefgemeenschappen van zeldzame plant- en diersoorten beschermd. Ook hiervoor worden ''speciale beschermzones' aangewezen. In Nederland vallen de Natura 2000-gebieden onder de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Er wordt één aanwijzingsbesluit gehanteerd, dat de diverse vormen van bescherming van het gebied regelt. In dit besluit zijn de instandhoudingsdoelstellingen geformuleerd, de doelen van de natuurbescherming in dit gebied. Voor elke ruimtelijke ontwikkeling die kan leiden tot gevolgen voor een of meer van deze instandhoudingsdoelstellingen, is een 'passende beoordeling van de gevolgen van de ontwikkeling verplicht. In de passende beoordeling wordt inzichtelijk gemaakt welke gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen worden verwacht en hoe die schade wordt geminimaliseerd door het treffen van bepaalde maatregelen. Een deel van het plangebied valt onder het Natura 2000-gebied 'Veluwe'. De bestaande bebouwing van Uddel valt buiten het Natura 2000-gebied. Voor Natura 2000-gebied 'Veluwe' is nog geen beheerplan vastgesteld Europese Kaderrichtlijn Water De Europese Richtlijn Water (KRW) ziet erop toe dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in Europa in 2015 op orde is. Belangrijk instrumenten hierbij zijn de 'KRW-stroomgebiedsbeheerplannen'. Hierin staan afspraken over de te behalen kwantitatieve en kwalitatieve waterdoelen en de weg daar naartoe. De KRW beschermt landoppervlaktewater, overgangswater, kustwateren en grondwater. De richtlijn heeft tot doel: de kwaliteit van de aquatische ecosystemen te beschermen en te verbeteren; bevorderen van duurzaam gebruik van water, voor bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn; verschaffen van een verhoogde bescherming en verbetering van het aquatische milieu. Maatregelen als stopzetten of geleidelijk beëindigen van lozingen, emissies of verliezen van prioritaire gevaarlijke stoffen worden genomen; vermindering van de verontreiniging van grondwater en voorkoming van verdere verontreiniging; verkleinen van de gevolgen van overstromingen en perioden van droogte. De Hierdense beek valt onder de richtlijn. Door het plangebied lopen diverse bovenlopen van deze beek. Agrarische Enclave vastgesteld, juni

26 3.2.3 Gevolgen Europees beleid voor bestemmingsplan 3.3 Rijksbeleid Het bestemmingsplan mag geen ontwikkelingen mogelijk maken die de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied significant kunnen aantasten. Aantasting van watersystemen moet worden voorkomen en waar mogelijk dienen watersystemen te worden versterkt (duurzaam waterbeheer) Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructuurprojecten zij de komende jaren wil investeren en op welke manier de bestaande infrastructuur beter kan worden benut. Provincies en gemeentes krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening. Voor een aanpak die Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig maakt, moet het roer in het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid om. Er is nu te vaak sprake van bestuurlijke drukte, ingewikkelde regelgeving of een sectorale blik. Daarom brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat (burgers en bedrijven) en laat het meer over aan gemeenten en provincies ( decentraal, tenzij ). Dit betekent minder nationale belangen en eenvoudigere regelgeving. Zo laat het Rijk de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies. Daarmee wordt bijvoorbeeld het aantal regimes in het landschaps- en natuurdomein fors ingeperkt. Hoe de nationale structuurvisie doorwerkt naar de provinciale en gemeentelijke RO-instrumenten is vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro). Voor dit plan betekent dit vooral dat eisen worden gesteld aan de wijze waarop de defensieterreinen bestemd worden Nationaal Waterplan Het Nationaal Waterplan is het rijksplan voor het waterbeleid in Nederland en heeft de status van een structuurvisie. Water krijgt een meer prominente rol bij de inrichting van Nederland. Het doel van het beleid is om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan bestaat uit verschillende aspecten. Het richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en andere vormen van gebruik van water. Er is beleid in opgenomen voor het IJsselmeergebied, het Noordzeebeleid en de Stroomgebiedbeheerplannen op grond van de Europese Kaderrichtlijn Water. Daarnaast bevat het Nationaal Waterplan, naar aanleiding van het advies van de Deltacomissie in 2008, beleid over de maatregelen die genomen moeten worden voor de verwachte klimaatveranderingen Gevolgen nationaal beleid voor het bestemmingsplan Het bestemmingsplan dient een verstedelijking van het platteland te voorkomen door in het buitengebied alleen functies toe te staan die hier aan gebonden zijn. Het contrast in het plangebied van zeer open en besloten gebieden dient zoveel mogelijk te blijven bewaard dan wel te worden versterkt. Voor het bestemmen van defensieterreinen gelden specifieke regels. Het bestemmingsplan dient op gepaste wijze om te gaan met water. Agrarische Enclave vastgesteld, juni

27 3.4 Provinciaal beleid Streekplan provincie Gelderland Algemeen Het Streekplan van de provincie Gelderland is vastgesteld in 2005 en geeft richting aan de ruimtelijke ontwikkelingen tot De hoofddoelstelling van het ruimtelijk beleid is om de ruimtebehoefte zorgvuldig in regionaal verband te accommoderen en te bevorderen dat publieke en private partijen de benodigde ruimte vinden, op een wijze die meervoudig ruimte stimuleert, duurzaam is en de regionale verscheidenheid versterkt, gebruik makend van de aanwezige identiteiten en ruimtelijke kenmerken. Het ruimtelijk beleid is gericht op de versterking van de ecologische, economische en sociaal-culturele positie van Gelderland in Europa. Hierbij hanteert de provincie, in wisselwerking met de beleidsinstrumenten van de andere omgevingsplannen, onder andere de volgende doelen als uitwerking van de hoofddoelstelling: sterke stedelijke netwerken en regionale centra bevorderen; de vitaliteit van het landelijk gebied en de leefbaarheid van daarin aanwezige kernen versterken; de waardevolle landschappen verbeteren en de Ecologische Hoofdstructuur realiseren; de watersystemen veilig en duurzaam afstemmen op de veranderende water aan- en afvoer en de benodigde waterkwaliteit; een gezonde en veilige milieu(basis)kwaliteit bewerkstelligen; bijdragen aan een evenwichtige regionaal gedifferentieerde ruimtelijke ontwikkeling, door de cultuurhistorische identiteiten en ruimtelijke kenmerken als inspiratiebron te hanteren in de ruimtelijke planning. Ecologische hoofdstructuur De begrenzing en ruimtelijke bescherming van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is onderdeel van het streekplan. Met de realisering van de EHS ontstaat een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurrijke cultuurlandschappen. Voor de EHS geldt de 'nee tenzij'-benadering. Dit houdt in dat wijzigen van het bestemmingsplan uitsluitend wordt toegestaan als er groot maatschappelijk belang op het spel staat en er geen redelijke alternatieven zijn. De kernkwaliteiten en omgevingscondities vormen het toetsingskader. In de streekplanuitwerking zijn de belangrijkste kenmerken en waarden van de EHS opgenomen. Wanneer er sprake is van bestemmingswijzigingen, zoals nieuwbouw van woningen en nieuw vestiging van landbouwbedrijven die de EHS aantasten zullen maatregelen genomen moeten worden ter compensatie van de aantasting. Waardevol landschap Er wordt naar gestreefd om de kenmerken en landschap structuren in stand te houden. Het gaat hierbij om het verbeteren van de kwaliteit en toegankelijkheid van het landschap en het behouden van de variatie aan Gelderse landschappen. Binnen de waardevolle landschappen zijn ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk, mits de kernkwaliteiten van het landschap worden behouden of worden versterkt ('ja, mits'-benadering). Binnen waardevolle landschappen is daarom 'behoud door ontwikkeling het uitgangspunt. Dit betekent dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in overeenstemming moeten zijn met de kernkwaliteiten van het landschap. Landbouw In de landbouw vinden veel veranderingen plaats. Om het hoofd boven water te houden zoeken agrarische bedrijven mogelijkheden om uit te breiden of verbreden zij hun functie met neventakken. Er zijn ook bedrijven die geheel stoppen met agrarische activiteiten. In de Reconstructieplannen zijn zones aangegeven waarmee de mogelijkheden voor nieuwvestiging, hervestiging en uitbreiding van intensieve veehouderijbedrijven worden Agrarische Enclave vastgesteld, juni

28 bepaald. Buiten de reconstructiegebieden is nieuwvestiging niet toegestaan; hervestiging en uitbreiding wel Ruimtelijke Verordening Gelderland Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) met de daarbij behorende Invoeringswet in werking getreden. Hierbij is een nieuw stelsel van verantwoordelijkheidsverdeling tussen Rijk, provincies en gemeenten ontstaan. Op het provinciale niveau betekent de invoering van de nieuwe Wet dat het streekplan als beleidsdocument en het goedkeuringsvereiste voor gemeentelijke bestemmingsplannen zijn komen te vervallen. Voor de formulering van het provinciale ruimtelijke beleid is de provinciale structuurvisie ingevolge artikel 2.2 Wro voor het streekplan in de plaats gekomen. Het streekplan Gelderland 2005 heeft op grond van het overgangsrecht de status gekregen van structuurvisie ingevolge artikel 2.2 lid 1 van de Wro. Onder de Wro heeft de provincie geen bemoeienis meer met lokale belangen. Gemeenten worden vrij gelaten de lokale aspecten naar eigeninzicht te regelen. In het verleden diende ieder bestemmingsplan door GS te worden goedgekeurd. Onder de Wro is het instrument van de goedkeuring komen te vervallen en heeft deze plaats gemaakt voor algemene regels (ruimtelijke verordening). Gemeenten dienen deze algemene regels weliswaar in hun bestemmingsplannen te verwerken, maar behouden enige vrijheid in de wijze waarop zij dit doen. Deze algemene regels betreffen alleen onderwerpen met een duidelijk provinciaal c.q. nationaal belang. Gedeputeerde Staten hebben op 3 november 2009 het ontwerp van de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld. De volgende onderwerpen zijn hierin opgenomen: verstedelijking; wonen; detailhandel; recreatiewoningen en -parken; glastuinbouw; waterwingebied; grondwaterbeschermingsgebied; oppervlaktewater voor drinkwatervoorziening; Ecologische Hoofdstructuur (EHS); waardevol open gebied; Nationale Landschappen Reconstructieplan Veluwe en planuitwerking Agrarische Enclave Het Reconstructieplan Veluwe is in 2005 door de provincie opgesteld. Het Reconstructieplan is ter verbetering van de kwaliteit van het platteland op het gebied van landbouw, natuur, recreatie, wonen en werken. Het doel van het Reconstructieplan is het geven van kwaliteitsimpuls aan een duurzame verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en de daarmee samenhangende leefbaarheid in het landelijk gebied. Dit gebeurt op een dusdanige manier dat de verscheidenheid en de eigen identiteit van de Veluwe behouden blijven. In het plangebied zal een kwaliteitsimpuls gegeven worden door middel van een wettelijke herverkaveling. Deze herverkaveling levert een belangrijke bijdrage aan de realisatie van het Reconstructieplan. De details hiervan worden verder uitgewerkt in een uitwerkingsplan. Het Reconstructieplan heeft tot doel veehouderij en kwetsbare natuur ruimtelijk van elkaar te scheiden. De scheiding is in drie zones verdeeld: Extensiveringsgebied: Dit is een gebied ter bescherming van de aanwezige natuur. De intensieve veehouderij mag hier niet meer groeien. Voor moderne, grootschalige bedrijven die toekomstperspectief hebben is een verplaatsingsregeling van toepassing. Verwevingsgebied: Vestiging van nieuwe intensieve agrarische bedrijven in een verwervingsgebied is niet mogelijk. Voor bestaande intensieve bedrijven zijn er in sommige gevallen wel (beperkte) mogelijkheden tot uitbreiden. Uitbreidingen van het Agrarische Enclave vastgesteld, juni

29 bebouwd oppervlak boven de grens van 1 ha is in principe niet mogelijk, tenzij dit noodzakelijk is om te voldoen aan de eisen van dierenwelzijn. Het aantal dierplaatsen neemt dan echter niet toe (meer ruimte per dier). Omschakeling van een grondgebonden naar een intensief agrarisch bedrijf is mogelijk, mits dit zich verdraagt met de omgevingskwaliteit. Landbouwontwikkelingsgebied: In dit gebied is de ontwikkeling van intensieve agrarische bedrijven mogelijk. ook is de vestiging van agrarische bedrijven, die uit de extensiveringsgebieden zijn verplaatst, mogelijk. Het kan gaan om volledige nieuwbouw of om het hergebruik van een bestaand agrarische bedrijf, dat te koop is. Agrarische Enclave vastgesteld, juni

30 Figuur Uitsnede Reconstructieplan Planuitwerking voor de Agrarische Enclave 'Uddel-Elspeet' In het Reconstructieplan Veluwe is door Provinciale Staten opgenomen dat een uitwerkingsplan voor het deelgebied Agrarische Enclave wordt opgesteld. De planuitwerking bevat maatregelen om de reconstructiedoelen versneld te kunnen halen. De reconstructiedoelen zijn: het bieden van mogelijkheden voor bedrijfsontwikkeling in de veehouderij, uitgaande van het behoud van de huidige kalverplaatsen en het niet vergroten van dit aantal; Agrarische Enclave vastgesteld, juni

31 het verminderen van de emissie van ammoniak op gebiedsniveau van de Agrarische Enclave Uddel-Elspeet met 50% gedurende de Reconstructieplanperiode van twaalf jaar; ontstening (functieverandering) en verbeteren van het landschapsbeeld; verbeteren van water- en milieukwaliteit; natuurontwikkeling. De zonering in deze uitwerking blijft precies hetzelfde als in het vastgestelde Reconstructieplan Veluwe. De eerste stap is het op orde brengen van instrumenten en het opbouwen van een projectorganisatie. Daarna gaan de agrarische ondernemers aan de gang met hun toekomst binnen de mogelijkheden die de uitwerking biedt. Tegelijk komt er een proces op gang van het realiseren van natuur en het ruilen van kavels. Dit bestemmingsplan is één van de in te zetten instrumenten die moet gaan bijdragen aan de doelstellingen van de planuitwerking Waterplan Gelderland Het Waterplan Gelderland is de opvolger van het derde Waterhuishoudingsplan (WHP3). Het beleid uit WHP3 wordt grotendeels voortgezet. Het Waterplan Gelderland is tegelijk opgesteld met de water(beheer)plannen van het Rijk en de waterschappen. In onderlinge samenwerking zijn de plannen zo goed mogelijk op elkaar afgestemd. In het plan staan de doelen voor het waterbeheer, de maatregelen die daarvoor nodig zijn en wie ze gaat uitvoeren. Voor oppervlaktewaterkwaliteit, hoogwaterbescherming, regionale wateroverlast, watertekort en waterbodems gelden provincie brede doelen. Voor een aantal functies, zoals landbouw, natte natuur, waterbergingsgebieden en grondwaterbeschermingsgebieden, zijn specifieke doelen geformuleerd. Voor de realisatie van bepaalde waterdoelen zijn ruimtelijke maatregelen nodig. Hiervoor krijgt het Waterplan Gelderland op basis van de nieuwe Waterwet de status van structuurvisie. In het Waterplan Gelderland is beschreven welke instrumenten uit de Wet ruimtelijke ordening de provincie wil inzetten Belvoir 3 Belvoir 3 is de nota voor het cultuurhistorisch beleid in Gelderland. De nota borduurt voort op de nota's Belvoir 1 en 2, waar in staat hoe het cultuurhistorisch erfgoed in de provincie bewaart en versterkt moet worden. Het plangebied valt binnen het deelgebied 'Veluwemassief'. Het Veluwemassief is een uitgestrekt gebied met veel bos en heide. Er liggen een aantal kleine dorpen en er is voldoende leefruimte voor wilde dieren. Het gebied is dunbevolkt, maar wordt veel gebruikt voor recreatie. Verspreid in het gebied liggen terreinen met recreatiebungalows, campings, pannenkoekenhuizen en conferentiecentra. In de nota is een streefbeeld 2016 voor het Veluwemassief opgenomen. Het doel is om naast de natuur, de cultuurhistorie van het gebied herkenbaar te maken. Hieronder vallen bijvoorbeeld de kleine oorspronkelijke landbouwkernen. Maar ook overblijfselen van Middeleeuwse nederzettingen, zoals oude enken, waterputten en vee- en wildwallen moeten weer zichtbaar worden in het landschap. Daarnaast wordt gestreefd naar het behoud van de bossen, sprengkoppen, beken en watermolens. Agrarische Enclave vastgesteld, juni

32 3.4.7 Kwalitatief woonprogramma In januari 2010 hebben GS het Kwalitatief Woonprogramma (verder: KWP3) vastgesteld. Het voorgaande KWP2 ( ) was in formele zin een uitwerking ex artikel 4a, lid 10, Wet op de Ruimtelijke Ordening van het Streekplan Gelderland Sinds 1 juli 2008 is de WRO vervangen door de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Op grond van het overgangsrecht is het Streekplan Gelderland 2005 gelijkgesteld met de in de Wro bedoelde verplichte provinciale structuurvisie. Op deze zelfde grond maakt het KWP3 als opvolging van het KWP2 - deel uit van deze structuurvisie. Het KWP3 heeft als doel het woningaanbod op regionaal niveau, zowel kwantitatief als kwalitatief, zo goed mogelijk af te stemmen op de behoefte aan woningen. Het beschrijft per regio de programmatische opgave op basis van de geconstateerde regionale woningbehoefte en is daarmee het richtpunt voor woningbouwbeleid van gemeenten in de regio. Afgesproken is tussen provincie en gemeenten dat in de periode 2010 t/m 2019 in de regio Stedendriehoek woningen netto aan de woningvoorraad worden toegevoegd. Het betreft hier de gemeenten Apeldoorn, Brummen, Epe, Lochem, Voorst en Zutphen en de woningcorporaties die in deze gemeenten actief zijn. Het KWP3 geeft alleen een referentie- en afsprakenkader aan op regionaal niveau. Als vervolg op het KWP3 is het woonprogramma kwantitatief en kwalitatief binnenregionaal verdeeld over de gemeenten. Dit traject, dat moet leiden tot een regionaal woningbouwprogramma met het KWP3 als richtpunt, is inmiddels afgerond Gevolgen provinciaal beleid voor bestemmingsplan De Ecologische Hoofdstructuur dient in het bestemmingsplan te worden vastgelegd, zodat een adequate bescherming kan worden gewaarborgd. Geldend recht vormt daarbij echter wel het uitgangspunt. Voor zover het bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, moeten deze in overeenstemming zijn met de kernkwaliteiten van het landschap. Het provinciaal belang met betrekking tot thema's zoals verstedelijking, wonen, recreatiewoningen- en parken en nationale landschappen dient in het bestemmingsplan een passende vertaling te krijgen. De reconstructiezonering, in dit plangebied bestaande uit verwevingsgebieden en extensiveringsgebieden, dient door te werken in het bestemmingsplan. Het gaat dan om regelgeving voor intensieve veehouderijen. Doelen voor het waterbeheer met betrekking tot functies als landbouw, natte natuur en waterbergingsgebieden, zoals geformuleerd in het Waterplan Gelderland, dienen voor zover relevant een vertaling te krijgen in het bestemmingsplan. Vanuit cultuurhistorisch oogpunt is het van belang het bestemmingsplan onder meer aandacht besteed aan sprengen, beken, watermolens en historische landgoederen. Agrarische Enclave vastgesteld, juni

33 3.5 Regionaal beleid Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030 In 2007 is door samenwerking tussen de gemeenten Apeldoorn, Brummen, Deventer, Lochem, Voorst en Zutphen de Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030 tot stand gekomen. In de structuurvisie zijn de gemeenschappelijke ambities vastgelegd voor het zogenoemde bundelingsgebied: het gebied rond Apeldoorn, Deventer en Zutphen en het daarbinnen gelegen middengebied. In 2009 is de visie aangevuld met een Regionale Structuurvisie De Voorlanden Stedendriehoek Daarin zijn de gemeenschappelijke ambities voor het gebied rondom de Stedendriehoek vastgelegd. De Stedendriehoek zet in op het voortzetten van het bestaande beleid voor bescherming en ontwikkeling van de natuur-, landschapschaps- en cultuurhistorische waarden en op het benutten van ruimtelijke dynamiek om die waarden verder uit te bouwen. Onder andere valt daarbij te denken aan (duurzame) economische activiteiten in vrijkomende agrarische bebouwing en zorgvuldige ontwikkeling van nieuwe, bij het profiel van de regio aansluitende toeristisch-recreatieve concepten Convenant Agrarische Enclave Uddel-Elspeet (2004 / 2008) Het convenant, onder meer de Gelderse Milieufederatie, Stichting Het Geldersch Landschap, gemeente Apeldoorn, gemeente Barneveld, gemeente Ermelo en gemeente Nunspeet, waterschap Veluwe, de vereniging belangenbehartiging Agrarische Enclave en Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland medewerking hebben verleend, realiseert een win-win situatie in de Agrarische Enclave voor de kalverhouderij, de natuur, het landschap en de recreatie. Uitgangspunten zijn: het bieden van mogelijkheden voor bedrijfsontwikkeling in de veehouderij,met behoud van het huidige aantal kalveren (peildatum ); het op gebiedsniveau verminderen van de emissie van ammoniak met 50% in 12 jaar (2018) ; verbetering landschapskwaliteit; verbeteren van de grond- en oppervlaktewater kwaliteit; realisatie van nieuwe natuur. Dit wordt gerealiseerd door kalverhouderijbedrijven in een zone van 250 meter ondom kwetsbare natuur te stimuleren om te stoppen dan wel te verplaatsen. Bedrijven daarbuiten krijgen de mogelijkheid om te groeien mits ze dat doen met rechten afkomstig uit de Agrarische Enclave. De verplaatsing en registratie van de rechten geschiedt via een zogenaamde kalverrechtenbank. De verruimde mogelijkheden voor functieverandering naar onder andere recreatie of wonen zullen een extra stimulans zijn om het bedrijf te beëindigen. Verplaatsing van bedrijven naar buiten de enclave wordt mede gefinancierd vanuit de reconstructie. De uitvoeringsopgave is neergelegd in een projectplan Waar de stallen verdwijnen: Oude erven, nieuwe functies De gemeenten Apeldoorn, Brummen, Lochem, Voorst en Zutphen hebben het rapport "Waar de stallen verdwijnen" gemaakt, dat is vastgesteld in augustus In dit rapport is omschreven welke regels de gemeenten in de Stedendriehoek hanteren bij functieverandering van vrijgekomen en vrijkomende agrarische gebouwen in het buitengebied. Het plan biedt de mogelijkheid voor het bouwen van één of meer vrijstaande woningen naast de mogelijkheid van meerdere wooneenheden in één woongebouw. In alle gevallen van functieverandering moet de omgevingskwaliteit er per saldo op vooruit gaan. Functieverandering naar werken kan zowel door hergebruik van stallen als door Agrarische Enclave vastgesteld, juni

34 nieuwbouw gerealiseerd worden. Nieuwbouw is mogelijk als sloop en nieuwbouw noodzakelijk zijn om bedrijfstechnische en bedrijfseconomische redenen en in gevallen waarin nieuwbouw beter is voor de ruimtelijke kwaliteit door het slopen van bestaande verpauperde bebouwing. Nevenfuncties zijn toegestaan tot maximaal 25% van het bebouwd oppervlak tot een maximum van 350 m 2 van de bedrijfsgebouwen. De nevenfunctie moet qua oppervlak ondergeschikt blijven aan de hoofdfunctie. Combinaties van wonen en werken zijn ook mogelijk. Voor woningbouwinitiatieven, in de vorm van functieverandering van vrijkomende (agrarische) bebouwing is het in november 2012 door de raad vastgestelde woningbouwprogramma ook een beleidsmatig kader. Dit heeft er toe geleid dat met nieuwe initiatieven van functieverandering naar wonen zeer terughoudend wordt omgegaan. Dit betekent dat er een zwaar wegend maatschappelijk belang mee gediend moet worden en dat kans op realisatie op de korte- tot middenlange termijn realistisch wordt geacht. Er zal een kwalitatieve programmatische afweging worden gemaakt. Hierbij wordt gekeken naar de relatie met andere projecten en de bestaande bouw Waterbeheersplan Waterschap Veluwe is in zijn beheersgebied (onder meer de Veluwe en de IJsselvallei) verantwoordelijk voor de waterhuishouding en de waterkering. Het waterbeheersplan geeft de strategische visie op de waterschapstaken uitgewerkt in concrete doelen en een uitvoeringsstrategie. De doelen vloeien voort uit Europese, nationale en provinciale wet- en regelgeving. Zeven stroomgebiedsuitwerkingsplannen (SUP's) vormen het vertrekpunt van het nieuwe waterbeheersplan. Binnen het stroomgebied bestaat een nauwe samenhang tussen het grond- en oppervlaktewatersysteem, maar ook tussen de kwaliteit van het oppervlaktewater, ecologie en milieu. Apeldoorn is gelegen in vijf SUP's: Apeldoorns kanaal - Grift; Noordelijke IJsselvallei; Zuidelijke IJsselvallei; Harderwijk-Nunspeet; Ermelo- Putten. Het waterschap heeft voor de periode 2010 tot en met 2015 diverse doelen opgesteld. De volgende doelen worden onderscheiden: 1. Veilige dijken 2. Gewenste grond- en oppervlaktewaterstanden 3. Vermindering wateroverlast en water voor droge tijden 4. Goede onderhoudssituatie 5. Herstel en behoud van bijzondere natuur 6. Goede waterkwaliteit 7. Stedelijk waterbeheer 8. Transport en zuivering van afvalwater 9. Brede kijk De doelen worden in het waterbeheersplan verder geconcretiseerd. 3.6 Gemeentelijk beleid Structuurvisie Voor het plangebied als geheel vormt op het gebied van de ruimtelijke ordening de gemeentelijke structuurvisie Buitenstad 2030 het integrale beleidskader. De structuurvisie geeft een doorkijk tot 2030 en vervangt de structuurvisie voor het stedelijke gebied uit De structuurvisie is opgesteld op de overgang naar een echt andere tijd. De onzekerheid Agrarische Enclave vastgesteld, juni

35 over de toekomst is groot. Door zo veel mogelijk (beleids)ruimte te bieden aan het onvoorspelbare, krijgt Apeldoorn de ruimte zich te blijven ontwikkelen. Iedereen die een bijdrage kan leveren aan de Buitenstad Apeldoorn wordt uitgenodigd daaraan bij te dragen. Ruimte bieden is niet vrijblijvend. Ruimte wordt geboden binnen kaders. Allereerst door voort te bouwen op de belangrijkste kwaliteiten van de gemeente; het beste van stad én landschap, het beste van modern én historisch, het beste van een centrale ligging én wonen in de luwte, het beste van bereikbaarheid én nabijheid, het beste van een solide én vernieuwende economie. De kwaliteiten van de Buitenstad vormen samen het fundament van de structuurvisie. Denk aan de Veluwe, de beken, sprengen en enken, de fijnmazige voorzieningenstructuur, het Weteringengebied, de spoor- en snelwegen en de parken & lanen. Zij maken Apeldoorn tot Buitenstad. Het fundament van Apeldoorn wordt gekoesterd en versterkt. Beheer en vernieuwing van het fundament is de belangrijkste opgave van de structuurvisie. Het plangebied behoort in zijn geheel tot het fundament van de Buitenstad. Nauw verbonden met de verschillende landschappen, kent Apeldoorn een hele reeks dorpen en buurtschappen met een sterke eigen identiteit. Op de Veluwe vormen Hoog Buurlo en Uddel al lang geleden agrarische nederzettingen. In Uddel is de overgang van het oude kampenlandschap naar de sterke moderne heideontginningen zeer markant. In het fundament zijn de kernkwaliteiten van de Buitenstad samengebracht. Die kwaliteiten worden in bestemmingsplannen verankerd. Vanwege hun betekenis voor Apeldoorn als geheel investeren de gemeente in het op kwaliteit houden van het fundament (beheer) en zal dat waar mogelijk ook doen bij het uitbouwen ervan (ontwikkeling), bijvoorbeeld door het herstel van beken en sprengen en het versterken van de gebruikswaarde van het weteringenlandschap. In veel dorpen moeten we de komende jaren rekening houden met afname of stabilisatie van de bevolking. Handhaving van de (vaak relatief goede) voorzieningenniveau's in de dorpen zal vooral gedragen moeten worden door het inzetten op leefbaarheid, op het multifunctioneel maken van voorzieningen, door het maken van slimme combinaties en door versterking van het draagvlak dat toerisme en recreatie biedt. Daarom zet de gemeente in op: Ontwikkeling van de dorpen gericht op het binden van inwoners (leefbaarheid); Het verbeteren van de kansen voor dorpse voorzieningen door het bevorderen van multifunctionaliteit en het combineren van functies; Versterking van het draagvlak voor winkelvoorzieningen door verhoging van de toeristische attractiviteit en verblijfstijd (meer toeristen die ook nog eens langer blijven); De structuurvisie is opgesteld in een tijd van veel onzekerheden. Duidelijk is dat we rekening moeten houden met minder groei en veel ruimere bandbreedten. Apeldoorn beschikt tot zeker 2030 over voldoende ontwikkelruimte. Nieuwe locaties worden in de structuurvisie dan ook niet aangewezen. Aanpassingen aan de bestaande woningvoorraad worden belangrijker, bijvoorbeeld om woningen levensloopbestendig te maken of energiezuiniger. Ook omdat het aantal toe te voegen woningen op nieuwbouwlocaties terugloopt, neemt het accent op de bestaande stad en dorpen toe. De structuurvisie Uddel is gedetailleerder van inhoud dan de nieuwe gemeentelijke structuurvisie Apeldoorn biedt ruimte. De structuurvisie Uddel blijft van kracht, voor zover niet strijdig met de inhoud van deze nieuwe gemeentelijke structuurvisie. Is dat wel het geval dan gaat Apeldoorn biedt ruimte vóór. Agrarische Enclave vastgesteld, juni

36 3.6.2 Structuurvisie Uddel De structuurvisie Uddel geeft een toekomst visie voor het dorp. In deze visie staat dat Uddel nu en in de toekomst een vitale dorpsgemeenschap wil zijn met een eigen identiteit en voldoende sociaal-economische perspectieven om haar eigen bewoners te voorzien van woningen, werk, winkels, sociale voorzieningen en recreatiemogelijkheden. De structuurvisie is een uitwerking van de dorpsvisie waarin het dorp haar visie op de toekomst geeft. Een deel van het dorp Uddel valt in dit bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan vindt voor zover mogelijk en relevant een doorvertaling van de structuurvisie plaats Woonvisie Voor de uitbreiding van woningbouw is nu de in november 2012 door de raad vastgestelde woningbouwprogrammering het beleidsmatig kader. Doestelling van de nieuwe woningbouwprogrammering is om een realistisch en haalbaar programma te schetsen, gebaseerd op lange termijn prognoses en aansluitend bij de huidige woningmarkt. Het woningbouwprogramma is vastgesteld als een vertrekpunt voor toevoeging van woningen tot Gedurende deze periode zullen de ontwikkelingen op de woningmarkt actief gevolgd worden. Dit kan leiden tot bijstelling van het programma. We noemen dit adaptief programmeren. Anno 2013 wordt gekozen voor een restrictief beleid aangaande nieuwe vaak kleinschalige initiatieven. Dit betekent dat er een zwaarwegend maatschappelijk belang mee gediend moet worden en dat kans op realisatie op de korte- tot middenlange termijn realistisch wordt geacht. Er zal een kwalitatieve programmatische afweging worden gemaakt. Hierbij wordt gekeken naar de relatie met andere projecten en de bestaande bouw Verkeersbeleid Het gemeentelijke verkeersbeleid is vastgelegd in de 'Verkeerskaart' van 1999 en de actualisatie hiervan (augustus 2004). Voor verschillende facetten zijn deelnota's uitgewerkt en vastgesteld. In juli 2009 is de Verkeersvisie vastgesteld. In de Verkeersvisie wordt geconstateerd dat zowel integrale trends (vergrijzing, afnemende bevolkingsgroei, klimaat) als binnen de mobiliteitssector (voertuigtechnologie, gebruikersinformatie) het speelveld veranderen. De rol van de auto in de maatschappij is en blijft echter niet weg te denken. De Verkeersvisie formuleert op basis hiervan een aantal uitgangspunten Waterbeleid Sinds 1 november 2003 is de watertoets wettelijk verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro verplicht tot het opnemen van een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding in de toelichting van ruimtelijke plannen. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. In 2005 is 'Werken aan water', het Apeldoorns waterplan , vastgesteld. Het waterplan beschrijft de visie van de Apeldoornse waterpartners Vitens, Waterschap Veluwe en gemeente op water in de stad en de dorpen. Het plan stelt de kaders voor het onderhoud en voor toekomstige plannen met water. Tevens dient het plan als basis voor communicatie en als toetsingskader voor de watertoets. De hoofdlijnen van het waterplan zijn: Afkoppelen en bergen: Bij herontwikkeling, herinrichting en herstructurering zal het verhard oppervlak in het stedelijk gebied zoveel mogelijk afgekoppeld worden om het Agrarische Enclave vastgesteld, juni

37 watersysteem op orde te krijgen. Herstel van beken en sprengen: Het beken- en sprengensysteem in het stedelijk gebied van de stad en de dorpen wordt hersteld. De naast de beek liggende waterbergingen krijgen ook een recreatieve functie voor wandelaars en fietsers. De cultuurhistorische waarde van de beken wordt hersteld en de hoge natuurwaarde wordt beschermd. Het sprengenwater wordt verzameld in de Grift en kan ten noorden van Apeldoorn geïnfiltreerd worden op de Veluwe voor drinkwaterbereiding. Saneren en beheersen van verontreinigd diep grondwater: Het verontreinigde diepe grondwater wordt gesaneerd en beheerst. Dit water, samen met grondwater dat vrijkomt bij het bestrijden van wateroverlast, wordt zo veel mogelijk benut. De prioriteitsvolgorde daarbij is: eerst aanwenden voor duurzame energie, vervolgens als voeding naar de beken, daarna naar het kanaal, en tot slot is het bestemd voor infiltratie voor de drinkwaterbereiding Beleidsvisie externe veiligheid De gemeente Apeldoorn wil haar burgers en bedrijven een veilige leef- en werkomgeving bieden. In die zin draagt zij een belangrijke verantwoordelijkheid als het gaat om externe veiligheid. Om die verantwoordelijkheid in te vullen heeft de gemeente Apeldoorn het externe veiligheidsbeleid geformuleerd. Bij externe veiligheid gaat het om de risico's op de omgeving die samenhangen met het produceren, verwerken, opslaan en vervoeren van gevaarlijke stoffen. Deze risico's doen zich zowel voor bij risicovolle inrichtingen als rondom transportassen en buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in landelijke wet- en regelgeving en beleidsnota's, onder andere in het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Invulling geven aan deze wettelijke verplichtingen vormt een belangrijk onderdeel van het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid. Doel van het externe veiligheidsbeleid is om duidelijk te maken welke externe veiligheidsrisico's in de gemeente Apeldoorn aanwezig zijn en hoe met deze en toekomstige risico's om dient te worden gegaan. Dit betekent dat onder meer invulling wordt gegeven aan de wettelijke verplichting om het groepsrisico en plaatsgebonden risico te overwegen, bij het nemen van besluiten. Voor het plaatsgebonden risico in bestaande situaties geldt, dat deze moet voldoen aan de wettelijke grenswaarden. In de bestaande situatie zijn er geen overschrijdingen van de oriënterende waarde van het groepsrisico aanwezig. Toename van de personendichtheid groter dan 1 x oriënterende waarde wordt voorkomen; opvullen van de personendichtheid tot 1 x oriënterende waarde is toegestaan. De uitgangspunten voor het basisniveau externe veiligheid voor nieuwe situaties in woon- en gemengde gebieden zijn dat de realisering van een risicobron met externe veiligheidsconsequenties niet mogelijk is. De realisatie van een beperkt kwetsbaar object is gemotiveerd mogelijk tot 1x de oriënterende waarde Cultuurhistorisch beleid Algemeen De nota I-cultuur is door de gemeenteraad vastgesteld op 16 februari Kern van de nota is dat cultuurhistorie van essentieel belang is voor de identiteit van Apeldoorn. De kwaliteiten van de woonwijken, de binnenstad, de dorpen en het afwisselende buitengebied gelden als leidraad voor nieuwe ontwikkelingen. Cultuurhistorie levert bouwstenen aan om ruimtelijke projecten mogelijk te maken met behoud van identiteit. Hiervoor wordt een cultuurhistorische analyse van een gebied gemaakt. Daarmee Agrarische Enclave vastgesteld, juni

38 ontstaat inzicht in de aanwezige (boven- en ondergrondse) cultuurhistorische waarden. Naast het vastleggen van kennis over landschap, geomorfologie, stedenbouw, archeologie en architectuur geeft de analyse aanbevelingen over de inzet van deze waarden in nieuwe ontwikkelingen. Bij de nota horen een archeologische en een cultuurhistorische beleidskaart. Archeologische beleidskaart Op de archeologische beleidskaart staan bekende archeologische vindplaatsen en terreinen waarbij reeds is vastgesteld dat er archeologische waarden aanwezig zijn. Daarnaast is het gehele grondgebied van de gemeente Apeldoorn verdeeld in zones met een hoge, middelhoge en een lage archeologische verwachtingswaarde. Deze verdeling is gebaseerd op onder andere bodemkundige, geo(morfo)logische, archeologische en historische kaarten en kennis. Deze verwachtingswaarden geven geen feitelijke vindplaatsen weer, maar de kans op het aantreffen van een archeologische vindplaats bij het uitvoeren van bodemingrepen. Concreet betekent dit dat de kans op het aantreffen van archeologische sporen en/of vondsten binnen een zone met een lage archeologische verwachtingswaarde wel aanwezig is, maar dat deze kans veel kleiner is dan binnen een zone met een middelhoge of hoge archeologische verwachtingswaarde. Het verschil in de zogenaamde trefkans heeft ertoe geleid dat er verschillende grenzen van bodemingrepen zijn opgesteld, waarbij het uitvoeren van archeologisch onderzoek nodig is. De archeologische beleidskaart geeft de trefkans van archeologische resten weer. Op deze kaart staat de mate waarin archeologische waarden een rol zullen spelen bij ruimtelijke plannen. Hierbij kan onderscheidt gemaakt worden in drie trefkansen: bij een hoge trefkans is archeologisch onderzoek verplicht. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet worden gestreefd naar behoud van archeologische waarden; bij een gemiddelde trefkans is archeologisch bureauonderzoek verplicht, afhankelijk van de uitkomsten kan veldonderzoek verplicht worden. Gestreefd wordt naar behoud van archeologische waarden; bij een lage trefkans is een archeologische quick-scan vereist, afhankelijk van de resultaten wordt vervolgonderzoek aanbevolen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt behoud van archeologische waarden aanbevolen. Bij toekomstige ontwikkelingen kan op grond van de archeologische verwachtingswaarde specifiek onderzoek vereist zijn. Cultuurhistorische beleidskaart Op de cultuurhistorische beleidskaart is aangegeven in hoeverre de cultuurhistorische waarden bepalend zijn voor ruimtelijke ontwikkelingen. De attentiewaarde kent drie gradaties: bij een hoge attentiewaarde is cultuurhistorisch onderzoek verplicht. Bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt gestreefd naar behoud, herstel en versterking van cultuurhistorische waarden; bij een gemiddelde attentiewaarde is cultuurhistorisch bureauonderzoek verplicht, afhankelijk van de resultaten kan volledig onderzoek worden verplicht. Er wordt bij ruimtelijke ontwikkelingen gestreefd naar behoud, herstel en versterking van cultuurhistorische waarden; bij een lage attentiewaarde is een cultuurhistorische quick-scan naar objecten verplicht. Aanbevolen wordt om bij ruimtelijke ontwikkelingen cultuurhistorische waarden te behouden, herstellen en te versterken. Het plangebied kent zowel een hoge, gemiddelde en een lage attentiewaarde. In de nota is vastgelegd dat gebieden met een hoge attentiewaarde een beschermende regeling in het bestemmingsplan krijgen. Agrarische Enclave vastgesteld, juni

39 Voor het plangebied is een cultuurhistorische analyse gemaakt. Deze is nader toegelicht in Welstandsbeleid Artikel 12a van de Woningwet verplicht alle gemeenten om een welstandsnota voor hun grondgebied vast te stellen, waarin criteria zijn opgenomen waaraan bouwplannen kunnen worden getoetst. Die criteria worden verdeeld in algemene criteria en criteria die specifiek gelden voor een bepaald gebied, de gebiedsgerichte criteria. De algemene criteria zijn opgenomen in de Kadernota "Over Welstand Geschreven" (Gemeente Apeldoorn, mei 2004). Deze Kadernota is conform de notitie "Minder Strikte Welstand" gewijzigd vastgesteld op (datum p.m.). Niet voor elke gebied in Apeldoorn gelden gelijke welstandseisen. Voor het gehele grondgebied van Apeldoorn is een welstandsthema en een welstandsniveau vastgesteld. Het niveau geeft aan hoeveel welstandsaandacht de gemeente aan een gebied geeft. Het thema wordt onder meer bepaald door de ruimtelijke opzet, bouwstijl of bouwperiode van de bebouwing. In het bestemmingsplan wordt het specifieke karakter van het gebied geregeld voor zover dit gaat om bebouwingsregels en gebruik. Het welstandsbeleid is hierop aanvullend en heeft betrekking op situering, massa en vorm, gevelkarakteristiek en detaillering, kleur en materiaalgebruik Notitie Woningsplitsing in het Buitengebied Het college van burgemeester en wethouders heeft in 2006 een beleidsnotitie Woningsplitsing in het Buitengebied vastgesteld. Splitsen leidt tot efficiënt gebruik van de bestaande oppervlakte/inhoud van woningen en maakt bijvoorbeeld het geheel zelfstandig wonen van kinderen bij ouders (of andersom) mogelijk. Wel geldt dat gesplitste woningen tezamen de maximale toegestane inhoud of oppervlakte van één woning niet mogen overschrijden. Voorts ontstaat er geen groter recht op oppervlakte aan bijgebouwen. Het karakter van de woning als één woning en samenhangende bouwmassa dient behouden te blijven en de extra woning mag geen belemmering vormen voor naastgelegen (niet-) agrarische bedrijven Notitie Paardenbakken, Stapmolens (en Lichtmasten) Het college van burgemeester en wethouders heeft in 2006 een beleidsnotitie inzake paardenbakken, stapmolens (en lichtmasten) vastgesteld. Binnen de woonbestemmingen is een paardenbak juridisch vaak wel toegestaan, maar praktisch vaak onmogelijk. Buiten die vlakken is een paardenbak strijdig met de bestemming (dat geldt voor veel bestaande paardenbakken). De beleidsnotitie maakt een paardenbak buiten de woonbestemming ook mogelijk. Hierbij geldt een afstand tot andere woningen van 50 m. Voorts dient de gehele bak zich binnen een afstand van 75 m van de woning te bevinden. Voor stapmolens en lichtmasten geldt een maximale hoogte van 2 m. De bestaande paardenbakken en lichtmasten worden als gegeven aanvaard (ook wanneer deze strijdig zijn met het nieuwe beleid), met uitzondering van paardenbakken waar handhavingsprocedures voor zijn gestart Groot Apeldoorns Landschaps Kookboek In het Landschapskookboek staat voor Apeldoorn beschreven hoe zij de steeds belangrijkere rol in de ruimtelijke ordening kan vervullen met minder middelen en minder regels. Aanleiding voor het kookboek zijn het gebrek aan structuur in het landschap en tegelijk de enorme dynamiek in het buitengebied. Het landelijk gebied is volop in beweging: nieuwe functies zoeken een plaats, agrarische bedrijven stoppen, verbreden of worden juist groter, nieuwe landgoederen worden gesticht. Het Groot Apeldoorns Landschap Kookboek geeft handreikingen voor een toepassen van gebiedseigen middelen bij ontwikkelingen in het landelijk gebied van de gemeente. Agrarische Enclave vastgesteld, juni

40 Agrarische Enclave vastgesteld, juni

41 4 RUIMTELIJKE EN FUNCTIONELE ANALYSE 4.1 Inleiding Dit hoofdstuk geeft aan hoe het plangebied is ontstaan, hoe de ruimtelijke opzet is en welke waarden er voorkomen. 4.2 Geologie In het plangebied worden drie typen afzettingen onderscheiden: de stuwwallen van Garderen/ Kootwijk en van de noord-oostelijke Veluwe; de smeltwaterterrassen op de stuwwalflanken; de dalopvulling van afgespoeld stuwwalmateriaal en dekzand. In de dalopvulling zijn in de ijstijd enkele bijzondere aardvormen ontstaan. In de omgeving van Ouwendorp en Vossen liggen grindheuvels en doodijsgaten. Het Blekemeer en Uddelermeer zijn pingoruïnes (een pingo is een heuvel die ontstaan is doordat een ondergrondse ijslens de bodem heeft opgedrukt. Als het ijs smelt ontstaat een pingoruïne, die de vorm van een krater of meer heeft). De Hierdense beek heeft er voor gezorgd dat er plaatselijk venige beekafzetting voorkomt. De beekafzetting ligt in een smalle strook langs de beek. Delen van de beekloop zijn in het verleden verlegd om kunstwerken van water te voorzien. De stuifzandheuvels zijn ontstaan tijdens het Holoceen. De stuifzandheuvels liggen langs de noordwestrand en in de zuidelijke punt van het plangebied, bij het Caitwickerzand. 4.3 Landschap, cultuurhistorie en archeologie Geschiedenis van het landschap De Agrarische Enclave is onderdeel van de Veluwe. Het gebied bestaat voor een groot deel uit landbouwgebied en wordt omringd door bos- en natuurgebieden. De ontwikkelingen rond de stuwwal van de oostelijke Veluwe zijn van invloed geweest op de ontwikkelingsgeschiedenis van de Agrarische Enclave. In de middeleeuwen werd het gebied gekenmerkt door ijzerindustrie. Door de industrie was er in het gebied permanente bewoning. Rond 1200 na Chr. kwam er, door een samenloop van omstandigheden als een tekort aan grondstoffen (met name hout) en concurrentie van elders, een einde aan de ijzerindustrie en verdwenen ook meeste, bijbehorende nederzettingen Daarna werden de hoogst gelegen gronden voornamelijk gebruikt voor beweiding door schaapskuddes. Een agrarische bedrijfsvoering was er vanaf de vroege Middeleeuwen. De bedrijfsvoering was op het bos gericht en begrazing vond plaats in bosweiden en op open plekken in het bos. Er vonden op kleine schaal akkerbouwactiviteiten plaats. Rond het jaar 1000 veranderde de bosgerichte landbouw in heidegerichte landbouw. De heidevelden namen door een intensiever wordend bodemgebruik sterk in omvang toe. Het vee graasde op de hoger gelegen gebieden, die grotendeels ontbost waren. Door bemesting werd het mogelijk om grotere percelen grond in gebruik te nemen als akkers. De grote bouwlandcomplexen die ontstonden, werden in Oost-Nederland aangeduid als enken. De hoger gelegen gebieden veranderden in uitgestrekt heidegebied. De heide werd afgeplagd en gebruikt voor bemesting van de akkers. Het cultuurareaal werd eveneens uitgebreid door de ontginning van de natte beekdalen. Het aanwezige elzenbroek werd omgezet in wei- en hooiland. Vanaf de late Middeleeuwen werden de woeste gronden beplant en ontstonden er bossen. Steeds meer boeren vestigden zich in de overgangsgebieden naar de lagere beekdalen en de grotere boerderijen werden opgesplitst. Hierdoor ontstond er een grote druk op de ruimte. Er werd tot gezamenlijk gebruik van gronden overgegaan. De Agrarische Enclave vastgesteld, juni

42 collectieve gronden bestonden uit heiden, moerassen, bossen en weilanden. Vanaf de 19 de eeuw nam het belang van heidevelden af door de komst van kunstmest en werden de woeste gronden systematisch ontgonnen. Dit resulteerde in een patroon van vrij grote, regelmatig gevormde kavels. De stuwwal van de Veluwe bestaat grotendeels uit grove zandgronden waarin regenwater snel verdwijnt naar de ondergrond. Het landschap van de Agrarische Enclave is uniek binnen het gebied van de Veluwe. Het unieke landschap is ontstaan in de op één na laatste ijstijd. Er lag toen op de plaats van de huidige enclave, tussen twee stuwwallen, een ondiep meer. Door sedimentatie is er in het meer een kleilaag ontstaan. Deze kleilaag bepaalt tot op de dag van vandaag de bijzondere hydrologische gesteldheid van de Agrarische Enclave, en heeft door de eeuwen heen een grote invloed gehad op het landgebruik. Het landgebruik heeft geleid tot een afwisselend natuurrijk cultuurlandschap waarin de Hierdensche beek een centrale plaats inneemt. De Hierdensche Beek is één van de fraaiste laaglandbeken van Nederland. De waarde wordt bepaald door een unieke combinatie van factoren: een meanderende beek, een kleinschalig cultuurlandschap, gevarieerde bossen en heidevelden. Door de grote variatie van milieufactoren in combinatie met een gevarieerd kleinschalig landgebruik is de Agrarische Enclave een natuurrijk cultuurlandschap. In het stroomgebied liggen tevens enkele beeldbepalende landgoederen Landschapstypen De Agrarische Enclave wordt op basis van de ontginninggeschiedenis gekarakteriseerd door de volgende vijf landschapstypen. Oude bouwlanden (enken en kampen): Enken zijn grotere bouwlandcomplexen aan de rand van een buurtschap of dorp. De verkaveling is kleinschalig. Het landschap is open en wordt begrensd door houtwallen. In het plangebied is één grote enk aanwezig, namelijk de Meerveldsche Enk. De huiskampen zijn kleine bouwlandcomplexen. De velden werden van elkaar gescheiden door wild- en houtwallen. Broeklanden: Er zijn twee verschillende broekontginningen aanwezig. Den Broekeld is een broekontginning uit het midden van de 19 de eeuw. De laagte van het terrein hangt samen met de aanwezigheid van een pingoruïne. Door het graven van greppels zijn de lager gelegen, moerassige gronden ( broek ) geschikt gemaakt voor landbouw. De verkavelingsstructuur is onregelmatig. Ook de broeklanden van de Uddelsche Veen, die in de eerste helft van de 20 ste eeuw zijn ontgonnen, zijn weids en open. De verkavelingsstructuur is rationeel. Oude bossen: Voor 1850 waren er twee grote bossen in de omgeving, de Uddeler Heegde en het Meervelderbos. Hoewel beide bossen buiten het plangebied zijn gelegen, spelen ze een belangrijke rol bij de beleving van de in het plangebied voorkomende landschapstypen. Door hun gesloten ruimtebeeld vormen de oude bossen een contramal van de akkers en broeklanden. Jonge heideontginningen: De jonge heideontginningen vonden in de Agrarische Enclave plaats in de tweede helft van de 19 de en de eerste helft van de 20 ste eeuw, ten behoeve van landbouw en bosbouw. Het plangebied kent drie jonge ontginningsgebieden. Dit zijn het Uddelsche Marktveld, het Lage Veld en het gebied direct ten zuiden van de Amersfoortseweg (onder andere de Hennepstede). Het landschap is weids en open en heeft een rationele verkaveling. Heidegebieden: De heidegebieden vormen een herinnering aan het landbouwsysteem dat tot in de 20 ste eeuw functioneerde. Op dit moment heeft het heidegebied voornamelijk een ecologische en recreatieve functie. Elk van deze eenheden bezit een specifieke inrichting en landschappelijke verschijningsvorm. De landbouw in de Enclave is van oorsprong kleinschalig opgezet. Het gebied wordt Agrarische Enclave vastgesteld, juni

43 omringd door bossen en vormt hierdoor landschappelijk gezien een eigen eenheid. Door de tegenstelling van de verdichtte rand met de openheid van de kavelgronden, heeft het landschap een grootschalig karakter. In buurtschap Meerveld staan langs de Buurtweg en dwarswegen forse eiken, waardoor samen met de karakteristieke bebouwing, een aantrekkelijk dorpsbeeld bewaard is gebleven Archeologie Voor wat betreft de archeologische waarden en verwachtingen in de Agrarische Enclave is de gemeentelijke beleidskaart geactualiseerd en nader gedetailleerd in het kader van de cultuurhistorische analyse. De grootste wijzigingen zijn dat nieuwe vindplaatsen die sinds 2006 bekend zijn op de kaart zijn opgenomen en op basis van voortschrijdend inzicht enkele gebieden een andere archeologische verwachtingswaarde hebben gekregen. Hierbij is rekening gehouden met de historische bebouwing en de enken, de beschikbare gegevens over bodemverstoringen en de aanwezigheid van grafheuvels. Dit heeft geresulteerd in een nieuwe kaart met gebieden met een hoge, middelhoge en lage archeologische verwachting Cultuurhistorische elementen Ten behoeve van een goed overzicht van de aanwezige waarden is voor dit bestemmingsplan een cultuurhistorische analyse (CHA) uitgevoerd door Croonen Adviseurs en archeologisch onderzoeks- en adviesbureau Becker en Van de Graaf. Het rapport Cultuurhistorische analyse Bestemmingsplangebied Agrarische Enclave uit november 2010 vormt hiervan het verslag. De cultuurhistorische analyse geeft een overzicht van de geschiedenis, de archeologische en cultuurhistorische waarden van het plangebied. Het bevat onder andere een omschrijving van de historische landschapstypen. Er word t aandacht besteed aan de landschappelijke waarden en er worden aanbevelingen gedaan voor toekomstige ontwikkelingen. Uit de CHA blijkt dat het plangebied een aantal bijzondere landschappelijke en cultuurhistorische elementen bevat. De voornaamste hiervan zijn: Pingoruïnes: Een pingo is een heuvel die ontstaan is doordat een ondergrondse ijslens de bodem heeft opgedrukt. Zo'n heuvel kan wel zestig meter hoog worden en een diameter hebben van driehonderd meter. Als het ijs smelt ontstaat een pingoruïne, die de vorm van een krater heeft. Het Uddelermeer is één van de grootste pingoruines van Nederland. Vennen: In het gebied is een groot aantal vennen te vinden. Deze vennen werden gebruikt voor de visvangst en het wassen van schapen. Een deel van de vennen is gedempt, maar er zijn nog een paar vennen overgebleven. Het gaat om de volgende vennen: Lage Veld, Het Eitje en De Bieze. De Hierdense Beek: De Hierdense beek is een laaglandbeek die wordt gevoed met regenwater. Ten behoeve van de ontwatering van de Uddelsche Veen is een aantal watergangen gegraven. In het gebied zijn nog drie sprengkoppen te lokaliseren. Sprengkoppen zijn zijtakken van een beek, die zijn ingegraven in de helling van een heuvel. Door de aanleg van een spreng(kop) werd de watervoerendheid van een natuurlijke beek verhoogd of de bron van een kunstmatige beek gecreëerd. Grafheuvels: In het gebied liggen vijf prehistorische grafheuvels die de status van Rijksmonument hebben. Alle vijf zijn ze duidelijk zichtbaar in het landschap. Hunneschans: De Hunneschans is een vroeg-middeleeuwse ringwalburcht, gelegen aan het Uddelermeer. Uit vondsten is af te leiden dat de plek echter al vele eeuwen eerder bewoond was. De burcht bewaakte waarschijnlijk de noordelijke grens van het ijzerwingebied dat vroeger ten oosten van de Agrarische enclave lag en diende tevens als vluchtburcht. De Hunneschans bestaat uit een omwald terrein van 100 bij 150 meter. De omwalling bestaat uit een 7,5 meter brede en 4 meter hoge aarden wal en is open aan de zijde van het Uddelermeer. Behalve archeologische en cultuurhistorische waarden bezit de Hunneschans ook een historisch-geografische Agrarische Enclave vastgesteld, juni

44 waarde. Wallen: Opvallend in het landschap zijn de grens-, wild- en stuifzandwallen. De wallen liggen verspreid door het gebied. De wallen werden door mensen aangelegd om oude akkers te beschermen tegen wild. De wallen dienden ook ter bescherming tegen stuifzand. Door de stuifzanden is t en zuiden van de Uddelse kampenzone een sterk reliëf ontstaan. In het gebied Caitwickerzand komen tegenwoordig nog kleine oppervlakten open stuifzand voor. Historische wegtracés: In het plangebied is een aantal historische wegtracés nog aanwezig. In de 17 de eeuw zijn jachtwegen aangelegd om koninklijke jachtgebieden te ontsluiten. Van de zogenaamde Koningswegen is de Hofweg, als onverharde weg, nog bewaard gebleven. De Hofweg verbond Paleis Het Loo met het jachthuis Het Hof bij het Uddelermeer. De Amersfoortseweg dateert uit de Napoleontische tijd. De straatweg liep van Amersfoort over Het Loo naar Deventer. Kenmerkend voor de weg zijn de rechte loop en het brede profiel. Daarnaast zijn er diverse andere historische wegen. Voormalig landgoed 't Sol: Dit voormalige landgoed ligt aan de weg Garderen-Uddel. Tot aan de jaren '30 waren de gronden op het landgoed in gebruik als bouwland en heide. In de jaren '60 is een deel van de landbouwgrond bebost en zijn gedeelten van het landgoed ontgrond. Er zijn geen gebouwen meer aanwezig op het grondgebied van 't Sol. Tegenwoordig is een groot gedeelte van het terrein ingericht als natuurgebied en is het in handen van het Geldersch Landschap. Historische bebouwing De historische bebouwing in het gebied bestaat onder andere uit het voormalige landgoed Het Hof, de nederzetting Meerveld, de legerplaats 'Nieuw Milligen' en diverse afzonderlijke oude gebouwen, veelal boerderijen. Het Hof is een landgoed uit de 17 de eeuw, destijds in het bezit van de jonkers Otta en Engelbert Schrassert. Zij waren de secretarissen van Uddel en Meerveld. Later kwam het landgoed in het bezit van de Oranjes. De structuur van het voormalig landgoed wordt gekenmerkt door rechte lanen en door hakhoutwallen omzoomde bouwlanden. De aanwezige jachtopzienerswoning (nu in bezit bij Kroondomeinen), stamt uit het begin van de 20 ste eeuw. Het buurtschap Meerveld dateert uit de Late Middeleeuwen en is ontstaan aan de oostzijde van de Meervelder Enk. Het buurtschap bestaat uit een aantal karakteristieke 18 de /19 de -eeuwse boerderijen en erven langs de Buurtweg. Aan de oostzijde van het buurtschap lagen oorspronkelijk de huiskampen. Dankzij de nog aanwezige houtwallen is het kampenlandschap hier nog duidelijk herkenbaar. Langs de Buurtweg en dwarswegen is een forse wegbeplanting van eiken aanwezig. Meerveld kent daarmee een waardevolle historische stedenbouwkundige structuur, gekenmerkt door de samenhang tussen historische bebouwing, landschaps- en beplantingsstructuur. In de 19 de eeuw werd door Koning Lodewijk Napoleon een legerkamp gesticht. Dit legerkamp aan de straatweg van Apeldoorn naar Amersfoort werd decennia later omgevormd tot een militair oefenkamp, en nog later in een remonte-depot (eerst voor paarden, en later voor voertuigen) en een luchtgevecht-leidingscentrum. De plek staat nu beken d als legerplaats 'Nieuw Milligen'. Het gedeelte van het remonte-depot zal in de komende jaren door defensie worden verlaten, en dus zal er een nieuwe functie voor het terrein moeten worden gezocht. Agrarische Enclave vastgesteld, juni

45 Figuur Woongedeelte van 18 e eeuwse boerderij uit Meerveld Ruimtelijk beeld Het stedenbouwkundige 'beeld' van de Agrarische Enclave wordt mede bepaald door de hierboven beschreven geomorfologische, landschappelijke en cultuurhistorische ontwikkelingen. De verschillende ontwikkelingsperiodes zijn vandaag de dag nog zichtbaar in het gebied. Het bebouwingsbeeld bestaat met name uit losse bebouwing, op enkele plaatsen geclusterd tot de kleinschalige nederzettingen en buurtschappen. Over het algemeen kent de bebouwing in de Agrarische Enclave een traditionele opzet van één laag met een kap. Ruimtelijk van belang is de ook relatie tussen het dorp Uddel (buiten dit bestemmingsplan) en het omringende agrarische gebied. Eeuwenlang was Uddel een geïsoleerde agrarische nederzetting die het hart vormde van een uitgestrekt gebied aan kampen, weidegronden, bos, beken en vennen. Ondanks de schaalvergroting is het dorp ruimtelijk gezien nog steeds een middelpunt in een relatief open landschap. 4.4 Natuur Gebiedsbescherming Natura 2000 Het Natura 2000-gebied De Veluwe is ha groot en bestaat overwegend uit droge bossen, droge en natte heide, vennen en stuifzanden. In de voorlaatste ijstijd, zo'n jaar geleden, duwden de ijslobben van het landijs enorme hoeveelheden door de rivieren aangevoerd zand en grond voor zich uit en opzij en vormden zo de stuwwallen. Hoewel de hoogteverschillen sindsdien door wind en water zijn afgevlakt, reiken de hoogste delen van de Veluwe tot ruim 100 m boven NAP.Tot 1900 was de Noord-Veluwe één uitgestrekt stuifzandgebied. Tegenwoordig is er in totaal nog 1400 hectare stuifzand op de Veluwe. Bij Kootwijk is één van de grootste actieve stuifzandgebieden van Europa. Plaatselijk komen in de heiden natte of droge heischrale graslanden, jeneverbesstruwelen, vennen, natte heide en hoogveenkernen voor. In het beekdal van de Hierdense en Staverdense Beek worden schraallanden aangetroffen. Langs de randen van de Veluwe ontspringen de (sprengen)beken, waar beekvegetaties en zeer plaatselijk bronbossen voorkomen. In Europees opzicht vormen de zandverstuivingen één van de belangrijkste natuurwaarden op de Veluwe. Ook wat betreft de droge heide is de Veluwe verreweg het belangrijkste gebied in ons land. Agrarische Enclave vastgesteld, juni

46 Wanneer er activiteiten plaatsvinden (zowel in of nabij het gebied), die een negatief effect op de Veluwe kunnen hebben, kunnen deze alleen doorgaan als dit effect niet de waarden van het Natura 2000-gebied wezenlijk aantast. Figuur Natura 2000-gebieden Ecologische Hoofdstructuur Door nieuwe natuur te ontwikkelen, kunnen natuurgebieden met elkaar worden verbonden. Zo kunnen planten zich over verschillende natuurgebieden verspreiden en dieren van het ene naar het andere gebied gaan. Het totaal van al deze gebieden en de verbindingen ertussen vormt de Ecologische Hoofdstructuur ( EHS) van Nederland. Bij de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) werken verschillende overheden samen. Het Rijk heeft in 1995 in grote lijnen de grenzen van de EHS vastgesteld. De provincies bepalen om welke gebieden het precies gaat. Deze gebieden zijn in het provinciaal omgevingsplan opgenomen. Binnen de ecologische hoofdstructuur geldt de 'nee, tenzij'-benadering. Dit houdt in dat nieuwe functies in het bestemmingsplan uitsluitend wordt toegestaan als er groot maatschappelijk belang op het spel staat en er geen redelijke alternatieven zijn. De provincie Gelderland heeft de wezenlijke kenmerken en waarden van de gebieden beschreven in de streekplanuitwerking 'Kernkwaliteiten en omgevingscondities van de Gelderse ecologische hoofdstructuur'. Agrarische Enclave vastgesteld, juni

47 Figuur Ecologische Hoofdstructuur Enkele kleine gebieden zijn aangewezen als 'natte landnatuur' in de Toplijst-gebieden (verdrogingsgevoelige gebieden). Het gaat om het Lage Veld en het Bleekemeer. Nationaal Landschap Veluwe De Veluwe is aangewezen als Nationaal Landschap. Het doel van de aanwijzing als Nationaal Landschap is dat de kwaliteit van het landschap wordt behouden en versterkt. Onder het motto 'behoud door ontwikkeling' wordt geïnvesteerd in de cultuurhistorie, in de toegankelijkheid en in het beheer van het landschap. Daarnaast wordt ook ingezet op het versterken van de landbouw. De provincies zijn verantwoordelijk voor de uitwerking van het beleid voor de Nationale Landschappen. De Agrarische Enclave wordt specifiek genoemd. Hier is het voornemen om de bestaande en landschapskwaliteit te vergroten en de kernkwaliteiten te verbeteren. Het plangebied valt geheel binnen het Nationaal Landschap Veluwe Soortbescherming Op grond van de Flora- en faunawet is iedere handeling verboden die schade kan toebrengen aan de op grond van de wet beschermde planten en dieren en/of hun leefgebied. Op grond van artikel 75 van de wet kan ontheffing van het verbod worden verleend en op grond van de ex artikel 75 vastgestelde AMvB gelden enkele ontheffingen van het verbod. Het systeem werkt als volgt. algemene soorten: Voor de (met naam genoemde) algemene soorten geldt (onder andere) voor activiteiten die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing van het verbod. overige soorten: Voor de overige (met naam genoemde) soorten geldt (onder andere) voor activiteiten die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing van het verbod, mits die activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Wanneer er geen (goedgekeurde) gedragscode is, is voor die soorten een ontheffing nodig; de Agrarische Enclave vastgesteld, juni

48 ontheffingsaanvraag wordt voor deze soorten getoetst aan het criterium 'doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort'. soorten bijlage IV Habitatrichtlijn/bijlage 1 AMvB: Voor de soorten die zijn genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en bijlage 1 van de AMvB artikel 75 is voor activiteiten in het kader van ruimtelijke ontwikkeling een ontheffing nodig. De ontheffingsaanvraag wordt getoetst aan drie criteria: 1. er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang (daaronder valt de uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling); en 2. er is geen alternatief; en a. doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort. Vogels vormen een aparte groep: activiteiten die verstorend zijn gedurende de broedperiode van voorkomende broedvogels zijn niet toegestaan; een ontheffingsmogelijkheid ontbreekt dan ook. Daarnaast is voor aantasting van vaste verblijfplaatsen van vogels (nesten die jaarlijks terugkerend worden bezocht) buiten de broedperiode een ontheffingsprocedure van belang. Behalve de bescherming van natuurgebieden, zijn bepaalde planten- en diersoorten ook wettelijk beschermd op basis van de Flora en Faunawet. De doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van in het wild levende planten- en diersoorten Bos- en natuurcompensatie Flora wordt ook beschermd door de Boswet en de provinciale richtlijn Bos- en natuurcompensatie uit 1998, die is gericht op de instandhouding van het bos- en natuurareaal in de provincie Gelderland. Voor gronden met de bestemming 'Natuur' die in het kader van ruimtelijke planvorming wordt aangetast, gelden bepaalde compensatieregels. Deze compensatie is afhankelijk van de vervangbaarheid van de aan te tasten natuur of de leeftijd van het te kappen bos: bij bos jonger dan 25 jaar geldt een compensatie van 120%; voor bos van 25 tot 100 jaar 130% en; voor bos ouder dan 100 jaar, 140%. Voor de locatiekeuze van gronden waar compensatie plaats zal vinden gelden de volgende regels: compensatie binnen de gemeente of aangrenzende gemeente; compensatie altijd aansluitend aan een natuur- of boskern van ten minste 5 ha; compensatie bij voorkeur ter versterking van de ecologische hoofdstructuur. In de richtlijn is bepaald dat er in principe fysieke compensatie plaatsvindt: als natuur of bos moet plaatsmaken voor andere vormen van ruimtegebruik moet er op een andere plek natuur of bos voor terugkomen. Er moet dan gelijktijdig met het bestemmingsplan ten gevolge waarvan bos of natuur verdwijnt, een nieuw aan te leggen natuur- of bosgebied worden bestemd, hetzij in het eigen plangebied, hetzij in een ander plangebied. Slechts wanneer fysieke compensatie niet of maar gedeeltelijk mogelijk is dan wel onaanvaardbare vertraging voor het project oplevert, mag financieel gecompenseerd worden. In het geval van financiële compensatie dient die compensatie gelijktijdig met het vaststellen van het bestemmingsplan geregeld te zijn. Dat kan door het vastleggen van een privaatrechtelijke overeenkomst met een initiatiefnemer maar ook door het instellen van een gemeentelijk groenfonds dat is gericht op natuur- en boscompensatie. Agrarische Enclave vastgesteld, juni

49 4.5 Water Grond- en oppervlaktewater De Agrarische Enclave valt onder het stroomgebied van Harderwijk-Nunspeet. De afwatering vindt plaats richting het Veluwemeer. Bepalend voor het watersysteem van de Veluwe is het hoger gelegen Veluwemassief, waar ook het plangebied toe behoord. In de bodem van de stuwwal bevind zich een voorraad schoon grondwater. Dat grondwater stroomt in de richting van de flanken van de Veluwe. Karakteristiek voor de Veluwe zijn de sprengen en beken. De sprengen zijn vanaf de 14 e eeuw gegraven om met waterkracht molens aan te drijven voor de bereiding bewerking van papier, koper en olie. Tegenwoordig functioneren ze niet meer als zodanig. De Hierdense beek, in het plangebied ook wel de Staverdense beek genoemd, is een laaglandbeek en wordt gevoed met regenwater en grondwater. De beek is van belang voor de afwatering van een deel van de noordwestflank van de Veluwe. Daarnaast is de beek ook aangewezen als water van het Hoogste Ecologische Niveau (HEN). Verder bevindt zich in het gebied nog een aantal kleinere beken. Het zijn allemaal aftakkingen van de Hierdense beek. Een aantal van deze beken zijn aangewezen als HEN- (hoogst ecologisch niveau) of SED- water (speciale ecologische doelstelling). Het gaat om de volgende zijbeken: HEN: zijbeek Uddelerveen, zijbeek Blekemeer Zuid, zijbeek Kroondomein, zijbeek Den Broekeld; SED: zijbeek Uddelermeer; zijbeek Blekemeer Noord. Verder zijn de volgende oppervlaktewateren als HEN aangewezen: Uddelermeer, een ven in het Uddelse Buurtveld, een ven in het Lage Veld en een van in De Bieze. Verder zijn het Kleine Zeilmeer en het Grote Zeilmeer aangewezen als SED-water. Voor het tegengaan van vedroging zijn door de provincie Gelderland TOP-lijstgebieden aangewezen. TOP-lijstgebieden zijn gebieden waar met prioriteit gewerkt moet worden aan natuurherstel door met name verdrogingbestrijding. Een deel van het plangebied staat vermeld op de de TOP-lijst. Het Bleeke Meer en het Lage Veld zijn in het Waterplan Gelderland aangemerkt als natte landnatuur. Hierom liggen beschermingszones van 750 respectievelijk 500 meter, waarin nieuwe ontwikkelingen geen negatieve gevolgen mogen hebben voor de natte landnatuur. Het Uddelermeer en Bleeke Meer betreffen pingoruïnes. Het Uddelermeer is in het verleden gebruikt als zwemwater. Dit is tegenwoordig niet meer mogelijk door de eutrofieringsgraad van het water, waardoor bijvoorbeeld blauwalg ontstaat. Het Uddelermeer is langzaam maar zeker aan het dichtslibben, waardoor het water nog maar een paar meter diep is. In de sliblaag is een historisch archief van onder andere stuifmeelpollen aanwezig Afvoer van hemel- en afvalwater In het plangebied en de omgeving daarvan ligt een gemengd rioolstelsel waarmee vuilen hemelwater gezamenlijk worden afgevoerd. De capaciteit van dit riool is voldoende om bij de maatgevende regenbui die eens per twee jaar optreedt, geen wateroverlast te veroorzaken. Het gemeentelijk beleid is er op gericht om bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen de afvoer van hemelwater niet op de riolering aan te sluiten. In de Bouwverordening is bepaald dat het hemelwater dat afkomstig is van daken en verhardingen in principe in de bodem moet worden geïnfiltreerd door middel van een infiltratievoorziening van voldoende capaciteit op eigen terrein. Agrarische Enclave vastgesteld, juni

50 4.5.3 Watertoets De watertoets is ingesteld om het aspect water in een vroeg stadium mee te nemen bij ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets is wettelijk verplicht en heeft als doel om gezamenlijk met de waterbeheerders de waterhuishoudkundige doelstellingen in een zo vroeg mogelijk stadium in ruimtelijke ontwikkelingen op te nemen. De gemaakte afspraken worden in de waterparagraaf van het bestemmingsplan opgenomen. Het waterschap Veluwe krijgt in klankbordgroepverband de mogelijkheid om in een vroegtijdig stadium te reageren op het bestemmingsplan. 4.6 Landbouw In deze paragraaf is voor een analyse van de landbouwsector gebruik gemaakt van gegevens van het CBS en het rapport 'Bedrijfseconomische ontwikkelingen in de agrarische sector, Bestemmingsplannen Buitengebied gemeente Apeldoorn' (Alterra, 2010). Omdat niet alle gegevens op het schaalniveau van het plangebied bekend zijn, bestaat een deel van deze paragraaf uit gegevens op gemeenteniveau. Net als in andere delen van Nederland neemt het aantal landbouwbedrijven in de gemeente Apeldoorn gestaag af. Het totaal aantal bedrijven is sinds 2001 van 430 afgenomen naar 342 in Akkerbouw Tuinbouw open grond Tuinbouw onder glas Graasdierbedrijven Hokdierbedrijven Figuur Aantal landbouwbedrijven in de gemeente Apeldoorn (Bron: CBS-Statline) Op basis van gegevens uit het gemeentelijke milieuvergunningenbestand kan nog specifiek over het plangebied het volgende worden vermeld: Soort agrarische activiteit: Aantal bedrijven in plangebied: Fokken en houden van rundvee 53 Fokken en houden van varkens 6 Akkerbouw en fruitteelt 2 Fokken en houden van legkippen 2 Fokken en houden van nertsen en vossen 2 Fokken en houden van paarden 3 Fokken en houden van pluimvee: eenden en ganzen 2 Visteeltbedrijf 1 Hobbymatig houden van vee 5 Figuur Type agrarische activiteiten in het plangebied (bron: gemeentelijk milieuvergunningenbestand 2010) Bijzonder aan het plangebied is dat er een aantal specialistische agrarische productietakken aanwezig zijn, waaronder graszodenkwekers, een nertsenfokkerij en een viskwekerij. Uit het onderzoeksrapport van Alterra is gebleken dat in het deelgebied 'Omgeving Uddel' de intensieve veehouderij bedrijven het meest talrijk zijn. Het gaat vooral om kalvermesterijbedrijven, zoals in tabel 3.6 is opgenomen % verschil aantal NGE/bedrijf aantal NGE/bedrij aantal NGE/bedrijf f Melkveehouderij % -8% Intensieve veehouderij % +50% Ov. graasdierhouderij % -89% Ov.bedrijfstypen % -30% Agrarische Enclave vastgesteld, juni

51 Totaal bedrijven % +2% Figuur Ontwikkeling aantal bedrijven per bedrijfstype en gemiddelde bedrijfsomvang tussen 1999 en 2008, deelgebied omgeving Uddel (bron:alterra, 2010) In het deelgebied 'Omgeving Uddel' was sprake van een relatief sterke afname van het aantal melkvee en intensieve veehouderbedrijven. Voor het laatste bedrijfstype was sprake van een sterke toename van de gemiddelde bedrijfsomvang. Het geeft aan dat vooral de kleinere bedrijven van dit type zijn gestopt. Melkveehouderij lijkt in dit deelgebied een aflopende zaak. De nog 6 resterende melkveebedrijven zijn klein en het afgelopen decennium zijn ze niet gegroeid. In vergelijking met andere Apeldoornse deelgebieden blijkt in deelgebied 'Omgeving Uddel' de agrarische productieomvang het minst af te nemen. Dit is het gevolg van de intensieve veehouderij tak die er in omvang iets toenam. De productieomvang van de melkveehouderij liep hier juist sterk terug. De omvang van de overige graasdierhouderij nam er nog sterker af. In het deelgebied 'Omgeving Uddel' is sprake van een toename van het aantal bedrijven met een recreatieve neventak. Het aantal bedrijven met agrarisch natuurbeheer is er sterk afgenomen. Aantal NGE: Aantal bedrijven < 10 NGE NGE NGE NGE NGE 13 > 100 NGE 11 Totaal 76 Figuur Aantal bedrijven naar bedrijfsomvang in de gemeente Apeldoorn voor het deelgebied Omgeving Uddel (bron: Alterra, 2010) Uit figuur 3.7 blijkt tenslotte dat er verhoudingsgewijs veel hobbymatige landbouw plaatsvindt (< 10 NGE), maar ook dat er diverse agrarische bedrijven zijn met goede toekomstperspectieven (>70 NGE). 4.7 Wonen en werken In het plangebied zijn diverse burgerwoningen aanwezig. Een deel van deze woningen ligt aan de Meervelderweg en in buurtschap Meerveld, aan de rand van de Meervelder Enk, en aan de Amersfoortseweg. Ook ligt een groot deel van de bebouwing rond het dorp Uddel. De burgerwoningen bestaan veelal uit voormalige boerderijen. Ook zijn in het plangebied diverse niet-agrarische bedrijven aanwezig, die al dan niet gelieerd zijn aan de agrarische sector. Het gaat daarbij om bijvoorbeeld groothandelsbedrijven en bouwbedrijven. Een bijzonderheid is de aanwezigheid van diverse defensieterreinen, in gebruik door de land- en luchtmacht. Er zijn kazernes, garages en opslagplaatsen. Het oefenterrein Garderense Veld wordt gebruikt voor een groot scala aan oefeningen voor de opleiding van militairen, inclusief gebruik van (rups) voertuigen en/of geschut. Voor helikopters is er de mogelijkheid om te stijgen en te landen. Woningbouw Uddel In het in november 2012 door de raad vastgestelde woningbouwprogramma wordt terughoudend omgegaan met nieuwe woningbouwinitiatieven. Het woningbouwprogramma vormt het vertrekpunt voor toevoeging van woningen de komende jaren. Gedurende deze periode zullen ontwikkelingen op de woningmarkt actief gevolgd worden. Dit kan leiden tot bijstelling van het programma. Agrarische Enclave vastgesteld, juni

52 Bovenstaande heeft ook tot gevolg dat de woningbouwlocatie de Veenkamp, die is opgenomen in de structuurvisie Uddel, nu niet meer is opgenomen in het woningbouwprogramma en dus ook geen vertaling krijgt in dit bestemmingsplan. 4.8 Recreatie Op het gebied van recreatie biedt de Agrarische Enclave veel mogelijkheden. Er is volop gelegenheid om te wandelen en te fietsen door de bossen of langs de heidevelden. Er zijn diverse mogelijkheden voor verblijfsrecreatie, bijvoorbeeld in de vorm van bed & breakfast, recreatieparken of recreatiewoningen. De grotere recreatieparken zijn 'Uddelermeer', 'Caitwickerzand' en "Noord Riezen'. 4.9 Infrastructuur Langs de zuidgrens van het plangebied loopt de A1 van Apeldoorn richting Amersfoort. Parallel aan de rijksweg A1 ligt de spoorlijn richting Apeldoorn-Amersfoort. Drie andere grote wegen doorkruizen de Agrarische Enclave. Dit zijn de N302 (Meervelderweg, Flevoweg), de N344 (Amersfoortseweg) en de N310 (Garderenseweg). Via de Gardenseweg is het dorp Uddel te bereiken. De kleinere doorgaande wegen, zoals de Kampweg, Vossen en de Uddelermeerweg, sluiten aan op de N-wegen. In de 17 e eeuw zijn jachtwegen aangelegd om jachtgebieden te ontsluiten. Van de zogenaamde Koningswegen is de Hofweg, als onverharde weg, nog bewaard gebleven. De Hofweg verbond Paleis Het Loo met het jachthuis Het Hof en het Uddelermeer. Figuur De Hofweg De Amersfoortseweg is van oorsprong een straatweg. De straatweg liep van Amersfoort over Het Loo naar Deventer. Kenmerkend voor de weg zijn de rechte loop en het brede profiel. Aan weerszijdes van de weg zijn wallen beplant met eiken. Ook de Garderenseweg en de Meervelderweg zijn straatwegen. Daarnaast zijn er nog diverse onverharde wegen. Het betreft onder andere de Kampweg, de Garderense Molenweg en de Einderweg Nutsvoorzieningen In het plangebied komen diverse kabels, leidingen en verbindingen voor: er is een ondergrondse 50 kv hoogspanningsleiding aanwezig tussen Nunspeet, Elspeet, Uddel en Kootwijk. Er geldt een contractstrook van 10 m breed aan Agrarische Enclave vastgesteld, juni

53 weerszijden van de leiding; vanuit Uddel loopt via Elspeet een riool(transport)leiding naar Nunspeet. Bij Uddel en Elspeet is daartoe een rioolgemaal gevestigd. Agrarische Enclave vastgesteld, juni

54 Agrarische Enclave vastgesteld, juni

55 5 MILIEUASPECTEN 5.1 Inleiding Op grond van artikel van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. 5.2 Bodem Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen in de regel niet ouder dan 5 jaar oud zijn. Uitzondering hierop zijn de plannen waar de bodem niet verdacht is op bodemverontreiniging en/of bodemonderzoeken de bodemkwaliteit voldoende weergeven en er geen onoverkomelijke problemen te verwachten zijn bij de bestemmingsplanwijziging. Indien er sprake is van bouwactiviteiten, is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. Deze bodemonderzoeken mogen wettelijk niet ouder zijn dan 5 jaar. Hiernaast geldt dat de gemeente Apeldoorn bevoegd gezag is in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. In het Besluit bodemkwaliteit wordt hergebruik van licht verontreinigde grond mogelijk gemaakt. De gemeente Apeldoorn heeft hiervoor beleid opgesteld dat is vastgelegd in bodemkwaliteitskaarten en een bodembeheersplan. Op basis van het gemeentelijk Bodeminformatiesysteem is een inventarisatie gemaakt van de bodemkwaliteitgegevens (de dorpskern Uddel is hierin buiten beschouwing gebleven). Hierin is onderscheid gemaakt in: historisch verdachte locaties: op basis van vroegere activiteiten op de locatie kunnen verontreinigingen in de bodem zijn ontstaan. Er is tot op heden geen bodemonderzoek uitgevoerd; locaties waarvan de kwaliteit van de bodem op basis van bodemonderzoek is vastgesteld. Uit de inventarisatie is het volgende geconcludeerd: er zijn 17 historisch verdachte locaties; er zijn 5 locaties waarvan de bodem in meerdere mate verontreinigd is (matig tot ernstig verontreinigd). Voor een aantal locaties is voor een verdere afperking van de verontreiniging nog aanvullend bodemonderzoek noodzakelijk. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt is (of geschikt te maken is) voor de nieuwe bestemming. In het kader van een aanvraag van een bouwvergunning (omgevingsvergunning) moet een onderzoek worden uitgevoerd naar de mogelijke bodemverontreiniging. Agrarische Enclave vastgesteld, juni

56 5.3 Milieuzonering Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen: het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies; het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen. Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de dichtst daarbij gelegen situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is. Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weining verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden. De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer. milieucategorie richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk 1 10 m 2 30 m m m m m 5.1 t/m m tot m Het systeem van richtafstanden gaat uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussen bedrijfslocatie en omgevingstype rustige woonwijk Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwet- en regelgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving en de veiligheidsregelgeving. Deze regelgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen. Agrarische Enclave vastgesteld, juni

57 In zijn algemeenheid hebben bedrijven tot en met categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten weinig invloed op hun omgeving. Deze bedrijven zijn dan ook vanuit milieuoverwegingen inpasbaar in het plangebied. Voor bedrijven in een hogere milieucategorie wordt een maatbestemming opgenomen. 5.4 Geluidhinder Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. In het plangebied is geen sprake van industrielawaai Wegverkeerslawaai: geluidgevoelige bestemmingen nabij bestaande wegen Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone terzake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting. Op grond van artikel 74 Wgh heeft iedere weg van rechtswege een geluidzone, met uitzondering van: wegen die liggen binnen een tot woonerf bestemd gebied; wegen waarop een wettelijke snelheid geldt van ten hoogste 30 kilometer per uur. De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging van de weg in binnen- of buitenstedelijk gebied. Wanneer woningen worden geprojecteerd binnen een geluidzone moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de geluidsbelasting op de gevels van die woningen. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 48 db. Bij een hogere geluidbelasting moet worden gekeken of er maatregelen getroffen kunnen worden om de geluidbelasting te reduceren. Indien maatregelen onvoldoende effect geven en/of onmogelijk zijn en de geluidsbelasting niet hoger is dan de maximale grenswaarde van db (Lden, inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh) kunnen burgemeester en wethouders een hogere waarde vaststellen. De voorwaarde die de gemeente Apeldoorn daaraan stelt is dat daarvoor een grond aanwezig is. Die gronden zijn vastgelegd in de gemeentelijke beleidsregel voor de voorkeurswaarden en de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting. Het plangebied ligt in de zones van verschillende wegen zoals de Aardhuisweg, de Harderwijkerweg, Markveldweg en de Garderenseweg. Van woningen die binnen deze zone worden geprojecteerd moet de geluidsbelasting worden bepaald. Indien alle nieuwe woningen binnen het vlak van de vigerende woonbestemming worden geprojecteerd is geen nadere procedure nodig. Indien het vlak van een nieuwe woonbestemming dichter bij de weg wordt geprojecteerd én de voorkeurswaarde van 48 db wordt overschreden, dienen maatregelen te worden beschouwd en/of dient een hogere waarden procedure te worden gevolgd. In het kader van een goede ruimtelijke ordening moeten in een akoestisch onderzoek ook de wegen zonder geluidzone worden beschouwd. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de kaders van de Wgh.Verder zal in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook onderzoek moeten worden gedaan naar de akoestische effecten op de bestaande woonomgeving van plannen met een toename van verkeer over bestaande wegen. Bij het te zijner tijd indienen van de bouwvergunningaanvraag kan het, afhankelijk van de geluidsbelasting, nodig zijn een onderzoek naar de geluidwering te overleggen. Agrarische Enclave vastgesteld, juni

58 5.4.2 Wegverkeerslawaai: nieuwe weg nabij bestaande geluidgevoelige bestemming Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een nieuwe weg nabij nieuwe en bestaande woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Het bestemmingsplan maakt echter geen nieuwe wegen mogelijk Spoorweglawaai: geluidgevoelige bestemmingen nabij bestaande spoorwegen Op grond van de Wgh hebben spoorlijnen van rechtswege een geluidzone. Het traject Apeldoorn-Amersfoort heeft een geluidzone van 300 meter. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen zo'n geluidzone moeten terzake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde woningen (en andere geluidsgevoelige bestemmingen) de grenswaarden uit het Besluit geluidhinder spoorwegen in acht genomen worden. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 55 db. Bij een hogere geluidbelasting moet worden gekeken of er maatregelen getroffen kunnen worden om de geluidbelasting te reduceren. Indien maatregelen onvoldoende effect geven en/of onmogelijk zijn en de geluidsbelasting niet hoger is dan de maximale grenswaarde van 68 db (Lden) kunnen burgemeester en wethouders een hogere waarde vaststellen. De voorwaarde die de gemeente Apeldoorn daaraan stelt is dat daarvoor een grond aanwezig is. Die gronden zijn vastgelegd in de gemeentelijke beleidsregel voor de voorkeurswaarden en de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting. In het plangebied bevinden zich géén geluidgevoelige bestemmingen binnen de geluidzone van de spoorweg. 5.5 Luchtkwaliteit In de Wet milieubeheer zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De belangrijkste stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Aan de grenswaarden voor de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Apeldoorn al jaren voldaan. Dit blijkt uit de jaarlijkse monitoringsrapporten over luchtkwaliteit. De gemeenteraad kan een bestemmingsplan dat gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat: het bestemmingsplan niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden; de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft; het bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen. Bij ministeriële regeling (de Regeling niet in betekenende mate bijdragen) zijn categorieën van gevallen aangewezen, waarin (o.a.) het vaststellen van een bestemmingsplan in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder de categorieën van gevallen is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren. De categorieën van gevallen zijn: woningbouwlocaties met niet meer dan nieuwe woningen en één ontsluitingsweg; woningbouwlocaties met niet meer dan woningen en twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling; kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan m 2 en één ontsluitingsweg; kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan m 2 en Agrarische Enclave vastgesteld, juni

59 twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling. Verder is een bepaalde combinatie van woningen en kantoren zonder nader onderzoek mogelijk en is er voor sommige inrichtingen geen onderzoeksplicht. Voor alle andere ontwikkelingen moet worden onderzocht wat het effect op de luchtkwaliteit is. Blijkt uit het onderzoek dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging, dan vormt het onderdeel luchtkwaliteit geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Is de bijdrage wel in betekenende mate maar wordt er geen grenswaarde overschreden, dan is er evenmin een belemmering. Indien de voorgenomen ontwikkeling wel in betekenende mate bijdraagt én de grenswaarde wordt overschreden, kan de ontwikkeling eventueel door projectsaldering of opname in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit worden gerealiseerd. 5.6 Externe veiligheid Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (verder: Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt. Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe hanteren het Bevi en het externe veiligheidsbeleid ten aanzien van transportassen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op ) bedraagt. het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt tengevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een Bevi-bedrijf geldt een verantwoordingsplicht voor de gemeente voor het toelaten van gevoelige functies. Beleidsvisie Externe Veiligheid Apeldoorn In juli 2008 is de beleidsvisie Externe Veiligheid Apeldoorn vastgesteld. Uitgangspunt van deze beleidsvisie is dat nieuwe risicobronnen alleen nog zijn toegestaan op de grote industrieterreinen, met uitzondering van propaantanks in het buitengebied. Nieuwe risicobedrijven die onder het Bevi vallen kunnen door middel van een afwijking van het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt op de grote industrieterreinen. Als voorwaarde geldt wel dat de PR 10-6 contour (plaatsgebonden risico) zich niet buiten de inrichtingsgrens van het nieuwe bedrijf mag bevinden en dat het invloedsgebied voor het groepsrisico niet verder reikt dan de grens van het industrieterrein. Daarnaast is in de beleidsvisie bepaald dat het groepsrisico ten gevolge van een risicobron niet groter mag zijn dan één maal de oriëntatiewaarde. Agrarische Enclave vastgesteld, juni

60 Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Bevi. Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd. Op het perceel Meervelderweg 143 ligt het tankstation Van Dijk. Dit tankstation heeft een bovengrondse LPG-tank. De risicocontour voor PR 10-6 bedraagt: 120 meter rondom het reservoir; 45 meter rondom het vulpunt en; 15 meter rondom de afleverzuil. Op de plankaart dient de plaatsgebonden risicocontour opgenomen te worden. Binnen deze contour zijn geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten toegestaan. Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg Voor de beoordeling van de risico's vanwege het transport van gevaarlijke stoffen dient op dit moment de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen te worden gehanteerd. Op dit moment wordt echter wel gewerkt aan nieuwe wet- en regelgeving, met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet. Binnen het plangebied vindt vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg plaats. Het gaat om de Garderenseweg (N310) en de Meervelderweg (N302) die aansluit op de A1 richting Amersfoort. Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen In (de nabijheid van) het plangebied bevinden zich geen buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen. 5.7 Elektromagnetische velden 5.8 MER De minister van VROM heeft bij brief van 3 oktober 2005 geadviseerd om bij de vaststelling van nieuwe plannen, zo veel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla (µt). Gelet op het hiervoor genoemde VROM-advies heeft het gemeentebestuur op 6 november 2007 de intentie uitgesproken om op termijn alle bovengrondse hoogspanninglijnen in Apeldoorn ondergronds te brengen. Tot het zover is, zal voor nieuwe ontwikkelingen de lijn van het VROM-advies gevolgd worden. In de nabijheid van de Agrarische Enclave bevinden zich geen bovengrondse hoogspanningslijnen. Wel is een ondergrondse leiding aanwezig Inleiding In het MER bestemmingsplannen buitengebied Apeldoorn is onder andere onderzocht welke milieueffecten te verwachten zijn door de opgenomen ontwikkelingsmogelijkheden in de bestemmingsplannen voor veehouderijen. Hiertoe is in het MER een aantal scenario's beoordeeld. Uit het MER blijkt dat voor een aantal milieuthema's negatieve effecten mogelijk is bij vergroting van veehouderijen. Dit betreft met name de thema's: ammoniak en natuur; fijn stof; Agrarische Enclave vastgesteld, juni

61 bedrijfsvoering; geurhinder; archeologische waarden; aardkundige waarden; en verkeersveiligheid. Daarom is voor de betreffende thema's overwogen of dit aanleiding is om hiervoor specifieke regels op te nemen in het bestemmingsplan Ammoniak en natuur Voor dit thema blijken er negatieve effecten mogelijk bij de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden en de stikstofdepositie op EHS-gebieden. Stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden Hierbij is vooral de Passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbwet) van belang (hoofdstuk 7 van het MER). Hieruit blijkt dat bij alle scenario's sprake kan zijn van significant negatieve effecten met betrekking tot de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden ten opzichte van de feitelijke situatie. Deze effecten kunnen zowel ontstaan bij vergroting van intensieve veehouderijen als bij vergroting van melkveehouderijen. Het bestemmingsplan mag geen ontwikkelingsmogelijkheden voor veehouderijen bevatten, die in strijd zijn met de Nbwet. Dat betekent dat bijzondere aandacht nodig is voor de regeling van de uitbreiding van veehouderijen (bouw van veestallen). Sikstofdepositie op EHS-gebieden Voor alle scenario's is er een stijging te zien ten opzichte van de autonome ontwikkeling van stikstofdepositie op gevoelige Wet ammoniak en veehouderij (Wav) gebieden beschermt. Effecten van stikstofdepositie op gevoelige EHS-gebieden kunnen voor de scenario's op voorhand niet worden uitgesloten. De beperkingen voor de uitbreiding van intensieve veehouderijen op grond van het Reconstructieplan leiden er al toe dat de uitbreidingsmogelijkheden rondom EHS-gebieden voor de intensieve veehouderij beperkt zijn (betreft namelijk extensiveringsgebied). Voor de uitbreiding van grondgebonden veehouderijen wordt verwacht dat hiervan beperkt zal zijn voor de EHS-gebieden, omdat bij de vergroting van een veehouderij ook toename van weidegronden noodzakelijk zal zijn, waardoor vergroting alleen mogelijk is als andere bedrijven in de buurt stoppen. Daarnaast bevatten de wijzigingsbevoegdheden voor vergroting van agrarische bouwvlakken criteria, die aangeven dat de ruimtelijke kwaliteit moet verbeteren. Effecten op de EHS worden hierin meegenomen Fijn stof Vanwege de emissies van agrarische bedrijven kan er bij groei van de veehouderijen mogelijk sprake zijn van negatieve effecten op de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij altijd om problemen dicht bij de bron (hooguit enkele honderden meters). Met behulp van technische maatregelen bij de bron (juiste staluitvoering, toepassing luchtwassers et cetera) en voermaatregelen kunnen negatieve effecten worden voorkomen. Dat komt vooral aan de orde in de omgevingsvergunning voor het onderdeel milieu. Agrarische Enclave vastgesteld, juni

62 5.8.4 Geurhinder Het worstcase scenario leidt gemiddeld tot een lichte daling van de leefbaarheid ten opzichte van de referentiesituatie. Het MER geeft echter aan dat het om een zodanig lichte daling gaat, dat mitigerende maatregelen in het bestemmingsplan niet noodzakelijk zijn. Bovendien kan worden opgemerkt dat de toetsing van uitbreidingen van veehouderijen aan de Wet geurhinder en veehouderij er voldoende zorg voor zal dragen dat er geen milieuproblemen ontstaan Archeologische waarden Het MER geeft aan dat de mate waarin de ontwikkelingen een nadelig effect kunnen hebben op de archeologie, in sterke mate plaatsgebonden is. Over het algemeen geldt dat er weinig bekende waarden liggen rond de locaties met boerderijen zodat mogelijke verstoringen van deze bekende waarden naar verwachting beperkt zullen zijn. Zelfs rond Uddel, waar binnen het deelgebied veel archeologische waarden bekend zijn, liggen deze nauwelijks bij elkaar. Tevens kan hierbij worden opgemerkt dat de archeologische (verwachtings)waarden afdoende zijn geregeld door middel van de archeologische dubbelbestemmingen in het bestemmingsplan. Hiermee kunnen verstoringen afdoende worden voorkomen Aardkundige waarden Het MER constateert dat er negatieve effecten zijn ten aanzien van aardkunde, maar deze zullen heel beperkt zijn. Bij het toekennen van bestemmingen en aanduidingen kan voldoende rekening worden gehouden met aanwezige aardkundige waarden, bijvoorbeeld door het opnemen van een gebiedsaanduiding. Daarmee kan aantasting van aardkundige waarden worden voorkomen. Daarnaast doet het MER de aanbeveling om de aardkundige waarden te vertalen naar beeldkwaliteitsplannen of welstandsnota-uitwerkingen Verkeersveiligheid Door de schaalvergroting in de veehouderij kan er sprake zijn van een toename van met name het vrachtverkeer. Dat kan een licht negatief effect hebben op de verkeersveiligheid. Het MER geeft echter aan dat het om een dermate gering effect gaat, dat mitigerende maatregelen niet noodzakelijk. Agrarische Enclave vastgesteld, juni

63 6 GEBIEDSVISIE 6.1 Inleiding Uit de ruimtelijke en functionele analyse en de milieuanalyse is gebleken dat het plangebied diverse kwaliteiten bevat die behouden en/of ontwikkeld dienen te worden. Het bestemmingsplan kan hier de randvoorwaarden voor bieden. Daarnaast kan ook het beeldkwaliteitplan daar een bijdrage voor leveren. De hoofddoelstelling voor het plangebied is dan ook 'behoud en ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit in het plangebied'. Op basis van deze hoofddoelstelling zijn de volgende beleidsuitgangspunten geformuleerd. Deze worden in dit hoofdstuk nader toegelicht. 6.2 Landbouw Behoud en verduurzaming van de grondgebonden landbouw en de intensieve veehouderij. Behoud en versterking van natuur, landschap en cultuurhistorie. Ongeveer de helft van de gronden in het plangebied worden niet alleen gekenmerkt door het agrarisch grondgebruik, maar kennen ook een diversiteit aan landschappelijke waarden. In lijn met de gemeentelijke methodiek van bestemmen is een bestemming 'Agrarisch' hiervoor het meest passend. De landschappelijke waarden worden niet met een bestemming, maar met een aanduiding opgenomen. Zie hiervoor paragraaf 6.3. Voor de landbouw is uitgegaan van een behoud en verduurzaming van de grondgebonden landbouw en de intensieve veehouderij. De vigerende bestemming vormt het uitgangspunt, waarbij ook de omvang en vorm van de agrarische bouwvlakken ten opzichte van het vigerende plan in principe ongewijzigd blijven. Voor de intensieve veehouderijen geldt dat het Reconstructieplan wel voor beperkingen kan zorgen. Binnen het verwevingsgebied is nieuwvestiging van intensieve veehouderijen uitgesloten, overeenkomstig het Reconstructieplan Veluwe. Bestaande intensieve veehouderijen in het plangebied hebben nog wel in beperkte mate mogelijkheden om uit te breiden tot maximaal 1 ha. Omschakeling van een grondgebonden veehouderij naar een intensieve veehouderij is binnen extensiveringsgebied uitgesloten, om een (te) grote ammoniakbelasting op de natuur te voorkomen. Daarnaast geldt, gelet op de uitkomsten van het planmer, dat in het bestemmingsplan in eerste instantie uitgegaan dient te worden van een afname van de ammoniakemmissie van de agrarische bedrijven in het plangebied. Ook volgt uit de planmer dat de genoemde 1 hectare niet alleen voor stallen gebruikt kan worden. Uitbreidingen van de ammoniakemmissie zijn pas mogelijk als darvoor een brede omgevingstoets is uitgevoerd. Uit paragraaf 4.6 is gebleken dat ook in Apeldoorn het aantal agrarische bedrijven afneemt. Dit betekent dat er sprake zal zijn van vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing (VAB). Over het algemeen blijft het voormalige bedrijfshoofd op de boerderij wonen. De stallen komen veelal leeg te staan of worden gebruikt door derden voor niet agrarische, bedrijfsmatige activiteiten. Omdat dit hergebruik ongewenste neveneffecten kan hebben, zoals een verkeersaantrekkende werking of verrommeling, wordt voorzichtig omgegaan met de mogelijkheden voor hergebruik. Behalve hergebruik van de vrijkomende agrarische bebouwing kan het in sommige gevallen ruimtelijk wenselijk zijn dat de overtollige bebouwing wordt gesloopt. Wanneer een aanzienlijke hoeveelheid bebouwing wordt gesloopt, kan ten compensatie de mogelijkheid worden geboden om een nieuwe burgerwoning op te richtten. Een dergelijke regeling wordt 'Rood voor Rood' genoemd. In paragraaf wordt hier nader op ingegaan. Agrarische Enclave vastgesteld, juni

64 6.3 Landschap Het grondgebruik en de ontginningsgeschiedenis op de Veluwe hebben ervoor gezorgd dat er een variatie aan landschapstypen en bijzondere en kenmerkende landschappelijke waarden is ontstaan. De gemeente wenst deze te behouden en wanneer de kans zich voordoet te versterken. De gemeente wil de schoonheid van het landschap vergroten, de verschillende identiteiten versterken, visuele en functionele samenhang in het landschap creëren, de toegankelijkheid voor mens en dier verbeteren en de opnamecapaciteit van het landschap vergroten, waardoor bestaande elementen beter worden ingepast en toekomstige ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Dit betekent ook nieuwe landschappen. In het Groot Apeldoorns Landschapskookboek (Buro Harro en Uitgeverij Blauwdruk, juli 2011) is deze ambitie van de gemeente vastgelegd in een landschapsvisie. Voor de Agrarische enclave geldt het beeld van de verschillende landschappen en bijbehorende landschappelijke waarden zoals dat in paragraaf 2.3 Landschappelijke kwaliteiten en identiteiten en bijbehorende landschapstabel is beschreven, als leidraad voor het bereiken van het gewenste beeld, de gebiedsvisie. Een bestemmingsplan kent verschillende mogelijkheden om de landschappelijke waarden te beschermen. Via een eigen bestemming op de verbeelding: Karakteristieke landschapselementen en landschapsstructuren zoals houtwallen, singels of bosjes worden bestemd als 'Groen Landschapselement'. Via een aanduiding op de plankaart: Typerende landschappelijke kenmerken als de kleinschaligheid van het kampenlandschap, maar ook de karakteristieke openheid van de enken, de broeklanden en lokaal het kamerstructurenlandschap, alsmede de waardevolle zandwegen zullen middels een gebiedsaanduiding worden beschermd. Om de landschappelijke waarden te behouden en het gewenste landschapsbeeld te realiseren, voorkomt het bestemmingsplan ontwikkelingen die daaraan afbreuk doen. In paragraaf 7.3 wordt hier nader op ingegaan. Tevens is voor het plangebied een beeldkwaliteitsplan gemaakt. Hierin is de gewenste beeldkwaliteit voor het plangebied vastgelegd. Het beeldkwaliteitsplan is zo gemaakt dat het, naast het bestemmingsplan, bijdraagt aan het bereiken van de ambities op het gebied van landschap. Het streven is dat de uitgangspunten en randvoorwaarden van het bestemmingsplan en het beeldkwaliteitsplan zodanig op elkaar aansluiten, dat ze elkaar versterken. Zo kan het beeldkwalitetisplan gaan dienen als hulpmiddel bij het bepalen van de wenselijkheid van het toepassen van de afwijkingsbevoegdheden in het bestemmingsplan en maakt het bestemmingsplan niet zondermeer ontwikkelingen mogelijk die het beeldkwaliteitsplan niet altijd gewenst acht. Het beeldkwaliteitsplan zal gaan dienen als gebiedsgericht welstandsbeleid. Tevens bevat het bestemmingsplan handreikingen om nieuwe ontwikkelingen goed af te stemmen op de aanwezige en gewenste kwaliteit van het landschap. Agrarische Enclave vastgesteld, juni

65 Figuur: streefbeelden per landschapstype 6.4 Cultuurhistorie en archeologie Het bestemmingsplan dient te voorkomen dat de diverse cultuurhistorische en archeologische waarden in het plangebied verloren kunnen gaan. Overigens worden archeologie en cultuurhistorie niet alleen met behulp van het bestemmingsplan beschermd, maar ook via sectorale wet- en regelgeving. Behoud van de cultuurhistorische en archeologische waarden via het bestemmingsplan is gebeurd door in de planregels voor de bescherming van deze waarden te zorgen (voorzover dit geen deel uitmaakt van andere wettelijke regelingen). De gemeente heeft een Cultuur Historische Analyse (CHA) laten uitvoeren. In de analyse is aangegeven welke cultuurhistorische en archeologische waarden zich in het plangebied bevinden (zie ook paragraaf 4.3). Cultuurhistorie Agrarische Enclave vastgesteld, juni

66 Voor de beschermenswaardige cultuurhistorische elementen, zoals deze in de CHA zijn aangegeven, is een beschermende regeling opgenomen. Een deel van de aanbevelingen uit de CHA behoort echter niet tot de werkingssfeer van het bestemmingsplan (bijvoorbeeld omdat dit beter past binnen het beeldkwaliteitplan). Het bestemmingsplan regelt echter de volgende zaken wel ruimtelijk-juridisch: Oude akkergronden in de vorm van kampen krijgen een agrarische bestemming en worden open gehouden middels de gebiedsaanduidingen 'kleinschaligheid'. Waardevolle houtopstanden worden in het kampenlandschap beschermd middels de bestemmingen 'Natuur' en 'Groen Landschapselement'. De typerende openheid van de enken, wordt beschermd via de aanduiding 'open landschap'. Oude wild- en stuifwallen aan de rand van oude akkergronden worden beschermd door middel van de gebiedsaanduiding 'reliëf'. Cultuurhistorisch waardevolle waterlopen en sprengen worden beschermd middels de voor Apeldoorn gebruikelijke dubbelbestemming 'Waarde - Beken en sprengen'. Ook landschapswaarden van waterlopen worden hiermee beschermd. Het Uddeleren Bleke Meer en de diverse vennen hebben de bestemming Water gekregen. Oude wegen van betekenis blijven behouden. Grotendeels middels de bestemmingslegging 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Cultuurhistorisch en landschappelijk waardevolle onverharde wegen krijgen een aanduiding waardoor het onverharde karakter behouden blijft. De laanbeplanting langs de Hofweg is van wezenlijke, cultuurhistorisch belang. Via de aanduiding 'laanbeplanting' wordt dit beschermd. De twee (voormalige) historische landgoederen Het Hof en 't Sol zijn in het bestemmingsplan qua structuur beschermd via de bestemmings- en bouwvlakken. Het waardevolle historische verkavelingspatroon rond de pingoruïne Het Broekeld word beschermd middels de gebiedsaanduiding 'waardevol verkavelingspatroon'. De zichtlijn vanaf landgoed 't Sol op de Garderense krijgt geen planologische bescherming. Het bestemmingsplan is daarvoor niet het juiste instrument. Waardevolle cultuurhistorische objecten Voor objecten die zijn aangewezen als Rijks- of gemeentelijk monument geldt dat deze op basis van bestaande wet- en regelgeving al een bescherming kennen. Daarom is geen regeling in het bestemmingsplan opgenomen. Er zijn echter ook andere cultuurhistorisch waardevolle objecten die geen formele status als rijks- of gemeentelijk monument kennen. Deze gebouwen zijn door hun cultuurhistorische en ruimtelijke waarde van groot belang voor het karakteristieke beeld van de Agrarische Enclave. Die waarden komen onder andere tot uitdrukking in de gebiedseigen typologie, markante ligging, bijdrage aan het typische beeld van de enclave en/of de bijzondere vorm en functie. Voorbeelden van zulke panden zijn de oude boerderijen die nog een duidelijk herkenbare herinnering vormen aan het agrarische verleden van het gebied. Deze waardevolle panden hebben in het bestemmingsplan een aanduiding gekregen met daaraan gekoppeld een vergunningplicht, waarin is bepaald dat de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden moeten worden meegewogen in het geval van gedeeltelijke of gehele sloop van het betreffende bouwwerk. Archeologie Voor de gebieden die op basis van de Cultuurhistorische Analyse een hoge en middelhoge archeologische verwachtingswaarde hebben gekregen betekent dit dat deze door middel van een dubbelbestemming op de verbeelding (plankaart) en bijbehorende regels zijn beschermd. Voor de gebieden met een lage archeologische verwachtingswaarde is met een algemene gebruiksregel zorg gedragen voor het uitvoeren van archeologisch onderzoek. Naast gebieden met een bepaalde archeologische verwachting, zijn ook enkele gebieden, zoals bijvoorbeeld enkele grafheuvels en de Hunneschans, binnen de Agrarische Enclave, Agrarische Enclave vastgesteld, juni

67 aangemerkt als beschermd archeologisch rijksmonument. Deze gebieden zijn niet als zodanig overgenomen op de plankaart, omdat zij een sectorale bescherming via de Monumentenwet 1988 kennen. Water De (grotere) historische wateren met een kunstmatig (gegraven of opgeleid/bedijkt) karakter, zoals de beken en andere sprengen en wijers, zijn aangegeven als 'Water', 'ecologisch water' en/of 'Waarde-beken en sprengen'. Via een specifieke bestemming of aanduiding zijn de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarde beschermd. 6.5 Natuur De aanwezige waardevolle natuurgebieden in het plangebied dienen te blijven bewaard en waar mogelijk te worden versterkt. De Veluwe - en daarmee een groot deel van het plangebied - is aangewezen als Natura 2000-gebied en EHS en dus belangrijk voor flora en fauna. Aangezien de delen van het plangebied die binnen de zonering van Natura 2000 en de EHS vallen grotendeels uit bos, natuur en grotere landschapselementen bestaan, zijn deze gronden bestemd voor 'Natuur'. Het gaat dan om bestaande natuurgebieden en/of gebieden waarvan vast staat dat deze binnen de planperiode worden omgezet naar de hoofdfunctie natuur. In het vigerende bestemming was nog sprake van verschillende 'natuurbestemmingen', zoals 'Natuurgebied', 'Bos met natuur- en landschapswaarden' en 'Bos met meervoudige doelstelling'. Een dergelijke indeling is, gelet op de huidige standaarden voor digitaal vergelijkbare bestemmingsplannen, niet meer van deze tijd. Voor alle natuurbestemmingen geldt dat de instandhouding van de natuur- en landschapswaarden voorop staat. Daarom is volstaan met één bestemming: Natuur. Het oprichten van bijvoorbeeld nieuwe woningen of agrarische bedrijven in of nabij dit gebied is strijdig met het natuurbeleid en is daarom niet worden toegestaan (tenzij er bijvoorbeeld sprake is van een groot maatschappelijk belang). Het gaat daarbij niet alleen om het oprichten van gebouwen, maar ook om de activiteiten die binnen of buiten de gebouwen plaatsvinden. Te denken valt aan de invloed van bijvoorbeeld de emissie van stikstof- en ammoniakdeposities door vee, een ongewenste toename van het aantal verkeersbewegingen, het verdwijnen van duisternis door (erf)verlichting en het verstoren van rustplaatsen door geluid vanuit bedrijven en woningen. Het uitbreiden van agrarische bedrijven in de nabijheid van het Natura 2000-gebied is door de externe werking ervan doorgaans ook geen mogelijkheid, tenzij kan worden aangetoond dat er geen (significante) aantasting van de natuurwaarden plaatsvindt. De gemeente heeft een MER-onderzoek uitgevoerd om hier meer inzicht in te krijgen. In paragraaf wordt hier nader op ingegaan. Naast de Natura 2000-zonering is een deel van het plangebied ook aangewezen voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Er vindt overlap plaats met de Natura 2000-zonering, maar de EHS omvat een groter gebied, waaronder de (gronden langs de) Hierdensche Beek. Aan deze gronden is de dubbelbestemming 'Waarde - Beken en sprengen' toegekend, waarmee ontwikkelingen die de natuurwaarden significant zouden kunnen aantasten, worden tegengegaan en er ruimte wordt gecreëerd voor eventuele versterking en ontwikkeling. Dit maakt een aparte aanduiding 'ecologische verbindingszone' overbodig. Gebieden die zijn aangewezen voor 'EHS verweving' krijgen geen aparte natuurbestemming, maar behouden hun vigerende bestemming ('Agrarisch'). Natuurontwikkeling is mogelijk gemaakte door een wijzigingsbevoegdheid, waarmee de bestemming van agrarische gebieden gelegen binnen de EHS gewijzigd kan worden naar de bestemming 'Natuur' of 'Water'. Het Beheerplan Natura 2000-gebied Veluwe wordt momenteel opgesteld. Dit plan bevat Agrarische Enclave vastgesteld, juni

68 de wijze waarop betrokken partijen de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000 willen gaan realiseren. Daarnaast vormt het plan het toetsingskader voor vergunningen ingevolgde de Natuurbeschermingswet. Voor nieuwe activiteiten zal duidelijk worden gemaakt onder welke condities een vergunning nodig is. De bedoeling is bestaande activiteiten die voor een bepaalde peildatum al bestonden, te vrijwaren van de vergunningsplicht. 6.6 Burgerwoningen, niet-agrarische bedrijven en maatschappelijke functies Voor wonen en bedrijvigheid is de huidige bestemming, inclusief de bestaande rechten, zoveel mogelijk overgenomen. Burgerwoningen zijn bestemd als 'Wonen', de niet-agrarische bedrijven als 'Bedrijf' en locaties ten behoeve van het maatschappelijk nut, zoals een verpleeginrichting en een begraafplaats hebben een specifieke bestemming 'Maatschappelijk'. Het defensieterrein (bestaande uit de drie verschillende terreinen Nieuw-Milligen, Lombok en Garderense Veld) heeft een eigen bestemming 'Maatschappelijk - Militaire zaken' gekregen. Hoewel zich veel natuur op het terrein bevindt, vormen militaire doeleinden het hoofdgebruik van de gronden. De bestemming zoals deze in het vigerende plan is opgenomen, past niet binnen de huidige (digitale) standaarden. Het gehele terrein heeft daarom de bestemming 'Maatschappelijk - Militaire zaken' gekregen, waarbinnen zowel de functies 'kazerne', 'militair oefenterrein' als 'militaire zaken' mogelijk zijn. Voor de bouw- en gebruiksmogelijkheden is aangesloten bij het vigerende bestemmingsplan. 6.7 Recreatie Het plangebied is door de aanwezige natuurgebieden, cultuurhistorische elementen, rust en ruimte zeer geschikt voor recreatieve activiteiten. Vooral het extensieve recreatie medegebruik van bos, natuur en (zand)wegen speelt een grote rol, waarbij te denken valt aan de diverse fiets- en wandelroutes door het plangebied. Waar mogelijk is extensief recreatief medegebruik dan ook binnen de bestemmingen toegestaan. Voor diverse verblijfsrecreatieve functies in het plan is een specifieke recreatieve bestemming opgenomen. De bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' is toegekend aan de verschillende campings in het plangebied, zoals bijvoorbeeld camping Uddelermeer. 6.8 Plankaart Alhoewel het vigerende bestemmingsplan de leidraad vormt, zal deze niet in alle gevallen exact overeen komen met de nieuwe bestemmingsplankaart. Dit heeft met een aantal factoren te maken: de ondergrond; de wijze van tekenen van de plankaart (overeenkomstig de IMRO-standaard); de schaal (het detailniveau) van de plankaart. Verschillen ten opzichte van de feitelijke en/of vergunde situatie (bijvoorbeeld gebouwen die deels buiten een bouwvlak staan) zijn gecorrigeerd waar mogelijk en wenselijk. Daarnaast zijn naar aanleiding van inspraakreacties en zienswijzen diverse zaken aangepast. Verder zijn ontwikkelingen waarvoor de gemeente in het verleden formeel toestemming heeft verleend, in dit bestemmingsplan en op de plankaart verwerkt. Agrarische Enclave vastgesteld, juni

69 7 VERTALING GEBIEDSVISIE NAAR REGELS 7.1 Inleiding In het vorige hoofdstuk is aangegeven hoe de keuze voor de meest voorkomende bestemmingen is gemaakt. De naamgeving van de bestemming is echter niet bepalend voor de gebruiks- en bouwmogelijkheden. Daarom wordt in dit hoofdstuk een nadere invulling van de bestemmingen gegeven. Het bestemmingsplan zal in principe een 'conserverend' karakter hebben: de waarden van de Agrarische Enclave dienen te worden behouden. Het geldende recht uit het huidige bestemmingsplan en de artikel 30-herziening wordt in principe overgenomen, tenzij er ruimtelijke argumenten zijn om hiervan af te wijken. 7.2 Landbouw Agrarische bestemmingen Het plangebied vervult van oorsprong een belangrijke agrarische functie. Delen van het plangebied hebben daarom de bestemming 'Agrarisch' gekregen. Binnen deze bestemming staat het behoud en de ontwikkeling van de agrarische sector voorop, met inachtname van de Reconstructieregelgeving, Natura 2000 / Ecologische Hoofdstructuur en de kenmerkende landschapswaarden Agrarische productietakken Binnen de agrarische bestemming Agrarisch zijn diverse vormen van agrarische bedrijvigheid toegestaan: I. Grondgebonden veehouderij: veehouderij is de tak van landbouw waarbij men vee houdt voor het verkrijgen van melk, eieren, vlees of bont. Wanneer de productie hoofdzakelijk afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende gronden, spreekt men van een grondgebonden veehouderij. Deze bedrijven hebben een agrarische bestemming gekregen. Onder een grondgebonden veehouderij worden ook paardenhouderijbedrijven verstaan, die zich richten op het voortbrengen van agrarische producten door middel van het fokken van paarden en/of pony's. Het gaat dan veelal om paardenfokkerijen, opfokbedrijven en stoeterijen. Deze paardenfokkerijen maken onderdeel uit van de agrarische bestemming en krijgen daarom geen aparte aanduiding op de plankaart gekregen. II. Intensieve veehouderijen: Het betreft het houden van vee zoals dat in de Wet Milieubeheer staat aangegeven. Het gaat dan vooral om het houden van slacht-, fok-, of legdieren in gebouwen zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de grond als productiemiddel. Ook pelsdierhouderijen vallen hieronder. Voor intensieve veehouderijen geldt het beleid zoals dat in het Reconstructieplan en de planuitwerking voor de Agrarische Enclave Uddel Elspeet is opgenomen. III. Akkerbouw: Akkerbouw is het bedrijfsmatig (op commerciële basis) telen van gewassen. Het bedrijf is afhankelijk van de grond als productiefactor. Voorbeeldden van akkerbouwgewassen zijn suikerbieten, aardappelen, graansoorten, snijmaïs, vezelvlas, koolzaad en cichorei. Voor akkerbouwbedrijven geldt hetzelfde beleid als voor grondgebonden veehouderijen. IV. Tuinbouw (kwekerij): Tuinbouw is het bedrijfsmatig (op commerciële basis) telen van groenten, (sier)bloemen, -planten, -bomen, -struiken, bollen, graszoden of zaden. Binnen de vollegrondstuinbouw worden tuinbouwgewassen, groenten, snijbloemen, Agrarische Enclave vastgesteld, juni

70 fruit of bloembollen buiten (in de volle grond) geteeld. Hoveniersbedrijven en tuincentra zijn géén tuinbouwbedrijven. Een hovenier is immers hoofdzakelijk bezig met het ontwerpen, aanleggen en onderhouden van tuinen. Een tuincentrum is vooral gericht op de verkoop van (elders gekweekt) plantmateriaal. Kwekerijen worden (buiten het bouwvlak) niet bij recht toegestaan. Vanwege de landschappelijke impact is een afwijkingsregeling opgenomen. Via de afwijking kunnen de gevolgen voor de aanwezige landschaps- en natuurwaarden worden afgewogen. Dit is vooral van toepassing op gebieden waarvan de openheid belangrijk is. Wanneer er bijvoorbeeld sprake is van plantmateriaal met een beperkte groeihoogte, kan de kwekerij alsnog worden toegelaten. In de glastuinbouw wordt in een kas geteeld. Het gaat dan vaak om de teelt van groenten, snijbloemen of potplanten. Voor glastuinbouwbedrijven geldt dat de landschappelijke impact groot is. Daarom is het provinciale beleid opgenomen dat nieuwvestiging van glastuinbouwbedrijven in principe alleen in concentratiegebieden is toegestaan (buiten het plangebied). Het bestemmingsplan maakt glastuinbouw niet mogelijk, dus ook niet nieuwvestiging of het doorgroeien van glastuinbouw als neventak naar hoofdtak. V. Onder een intensieve kwekerij wordt een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf verstaan waar, buiten gebouwen, gewassen worden geteeld (anders dan een reguliere kwekerij) of dieren worden gekweekt (anders dan vee) In het geval van het telen van gewassen wordt geen danwel nagenoeg geen gebruik gemaakt van daglicht. Voorbeelden hiervan zijn de kweek van champignons, witlof, vis, wormen en maden. Voor intensieve kwekerijen geldt dat er geen ruimtelijke en/of milieuargumenten aanwezig zijn om deze bij voorbaat uit te sluiten. Intensieve kwekerijen zijn daarom in het kader van het bestemmingsplan niet bezwaarlijk, voor zover het kweken niet in de open lucht plaatsvindt. Als dat wel in de open lucht geschiedt is een nadere toets op de omgevingsfactoren nodig. In het plangebied is een wormenkwekerij in de open lucht aanwezig. Die is specifiek aangeduid op de plankaart Reconstructieplan en intensieve veehouderij Het Reconstructieplan Veluwe en de bijbehorende planuitwerking Agrarische Enclave Uddel-Elspeet (zie paragraaf 3.4.3) heeft voor wat betreft het aspect intensieve veehouderij een rechtstreekse doorwerking in het bestemmingsplan. Dit betekent dat alle veehouderijen met een intensieve hoofd- of neventak onder de regels van het Reconstructieplan vallen. De in het Reconstructieplan vastgelegde zonering (verwevingsgebied, extensiveringsgebied) is bepalend voor de regeling van intensieve veehouderij in het bestemmingsplan. Deze zonering wordt op de verbeelding weergegeven door middel van de aanduidingen specifieke vorm van agrarisch intensieve veehouderij verwevingsgebied en specifieke vorm van agrarisch intensieve veehouderij extensiveringsgebied. In figuur 6.1 is aangegeven welke regels in het bestemmingsplan voor intensieve veehouderijen van toepassing zijn. Regeling intensieve veehouderij in Extensiveringsgebied bestemminsplan Nieuwvestiging (op nieuw Nee agrarisch bouwvlak Hervestiging (op bestaand Nee agrarisch bouwvlak Uitbreiding intensieve bedrijfsbebouwing (op bestaand agrarisch bouwvlak) Nee, tenzij dit noodzakelijk is om aa de wettelijke eisen voor dierenwelzijn te voldoen en het aantal dierplaatsen niet toeneemt Verwevingsgebied Nee Ja Ja, mits dit aantoonbaar noodzakelijk is voor een doelmatige en duurzame agrarische bedrijfsvoering (uitbreiding bouwvlak tot maximaal 1 ha) Agrarische Enclave vastgesteld, juni

71 Vergroten agrarisch bouwvlak Nee Ja, mist de uitbreiding noodzakelijk is om intensieve veehouderijtakken te concentreren op één locatie, de intensieve takken elders worden beëindigd, dit aantoonbaar noodzakelijk is voor een doelmatige en duurzame agrarische bedrijfsvoering, er veterinaire en/of bedrijfseconomisch voordelen zijn en de ruimtelijke kwaliteit in zijn totaliteit verbeterd (uitbreiding bouwvlak tot maximaal 1,5 ha). Figuur Regeling voor intensieve veehouderijen Agrarische Enclave vastgesteld, juni

72 7.2.4 Gebruiksbepalingen in verband met Natura2000 Agrarische Enclave vastgesteld, juni

73 Uit deze passende beoordeling in het planmer is naar voren gekomen dat er sprake is van een overbelaste milieusituatie (ammoniak) in de omliggende Natura2000-gebieden. Zelfs in de huidige situatie is er al een overschrijding van de kritische depositiewaarde (waarde waarboven de kwaliteit van habitattypen significant aangetast kan worden door verzurende en/of vermestende werking van stikstof). Verdere uitbreiding van veehouderijen (zowel intensieve veehouderij- als grondgebonden veehouderijbedrijven) zou kunnen leiden tot een verdere verslechtering van de milieusituatie. Elke uitbreiding van een veehouderij dient daarom zorgvuldig beoordeeld te worden. Het bestemmingsplan moet daarbij op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 zodanig zijn ingericht dat negatieve effecten in de omliggende Natura2000-gebieden voorkomen kunnen worden. In geval van een verzoek voor uitbreiding van de veestapel wordt in het planmer aanbevolen om een brede omgevingstoets uit te voeren, waarbij naast onderzoek naar de effecten van de ammoniakdepositie op Natura 2000 ook wordt getoetst op aspecten als geur, geluid etc.. Daartoe is een regeling in het bestemmingsplan opgenomen waarbij uitbreiding van veehouderijen niet zonder meer mogelijk is. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen bouwen en gebruiken. Bouwen binnen de agrarische bouwvlakken is zonder meer toegestaan. Voor gebruik ligt dit anders. Als recht mogen de aanwezige stallen alleen gebruikt worden conform de bestaande situatie. Daarmee wordt voor de veehouderijen bedoeld: de ammoniakemissie, het oppervlak aan stalruimte en het aantal dierplaatsen per bedrijf dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan volgens de milieuvergunning of -melding maximaal is toegestaan. Het aantal dierplaatsen mag daarbij niet worden vergroot, tenzij er sprake is van een verlaging van de ammoniakemissie. Met een verlaging wordt positief bijgedragen aan de instandhoudingdoelstellingen van de Natura2000-gebieden. Daarvan kan sprake zijn indien bijvoorbeeld een bestaande stal wordt vervangen door een stal met een lagere ammoniakemissiefactor. Eén en ander is in de planregels vastgelegd in zogenaamde specifieke gebruiksregels (3.5.1 en 3.5.2). Voor een beeld van de bestaande bedrijfssituaties is bijlage 7 in de Bijlagen bij de toelichting opgenomen. Verdere uitbreiding van de veehouderijen is mogelijk door gebruik te maken van de in de planregels opgenomen afwijkingsbevoegdheid bij omgevingsvergunning. Daarbij moet een zogenaamde brede omgevingstoets worden gedaan (milieu, landschap). Belangrijk onderdeel van deze toets is dat een ondernemer moet aantonen dat de kwaliteiten van de omliggende Natura2000-gebieden niet worden aangetast, met name ten aanzien van de ammoniakdepositie. In de praktijk wordt dit beoordeeld aan de hand van de door de provincie te verlenen vergunningen op grond van de Natuurbeschermingswet De mogelijkheden bij deze afwijking verschillen per type bedrijf (intensieve veehouderij en grondgebonden veehouderij). In de extensiveringsgebieden wordt via afwijking geen vergroting van het veebestand mogelijk gemaakt. Voor intensieve veehouderijen in verwevingsgebieden kan met deze afwijkingsbevoegdheid max. 0,7 ha. als stalruimte gebruikt worden. Dit is een vertaling van de in het Reconstructieplan opgenomen maximale maat van 1 ha. en de in het planmer gehanteerde bebouwingspercentage van 70%. Als deze oppervlakte in de bestaande situatie aanwezig is, mag de stalruimte nog toenemen met 10% om te voldoen aan de eisen van dierwelzijn. Voor grondgebonden agrarische bedrijven geldt een maximum van 1 ha. (1,5 ha met een bebouwingspercentage van 70%, omdat hiervan in het planmer is uitgegaan). Ook hier geldt dat als deze oppervlakte in de bestaande situatie al aanwezig is, de stalruimte nog mag toenemen met 10% om te voldoen aan de eisen van dierwelzijn. Verdergaande uitbreidingen of nieuwvestigingen (leggen van een bouwvlak waar deze nu nog niet aanwezig is) wordt in het bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt, gelet op de potentiële milieueffecten, met name op het gebied van ammoniak. Dat wil niet zeggen dat de gemeente hieraan niet zou willen meewerken. Dit vergt echter een afzonderlijke beoordeling waarna (bij een positief oordeel) een afzonderlijk bestemmingsplan zal worden opgesteld. Agrarische Enclave vastgesteld, juni

74 7.2.5 Agrarische bouwvlakken Wanneer een agrarisch bouwvlak? Een agrarisch bouwvlak wordt opgenomen als er sprake is van agrarische activiteiten die bedrijfsmatig worden uitgeoefend. Het hobbymatig houden van een beperkte hoeveelheid vee is dus géén agrarisch bedrijf ('hobbyboeren'). Wanneer de agrarische activiteiten een omvang hebben van 10 nge (Nederlands Grootte Eenheid) of minder, is er sprake van het hobbymatig houden van vee. Een agrarische bestemming is dan niet (meer) passend. De hoofdfunctie is dan leidend voor de bestemmingslegging Nieuwe agrarische bouwvlakken (nieuwvestiging) Het bestemmingsplan maakt het niet mogelijk dat agrarische bedrijven op nieuwe, nog onbebouwde locaties worden opgericht. Hier zijn verschillende redenen voor. Wanneer een nieuw grondgebonden agrarisch bedrijf zich in het plangebied wil vestigen, is dit mogelijk op een reeds bestaand agrarisch bouwvlak (hervestiging). Uit ruimtelijk oogpunt is het gewenst zoveel mogelijk gebruik te maken van bestaande opstallen, zodat het buitengebied zo veel mogelijk onbebouwd blijft. Bovendien is het uit agrarisch oogpunt ook wenselijker dat een vrijkomend agrarisch bedrijf wordt benut voor de hervestiging van een agrarisch grondgebonden bedrijf, dan dat zich hier een nieuwe, mogelijk milieugevoelige functie vestigt. Gelet op de beperkingen die het plangebied kent (bijvoorbeeld de nabijheid van het Natura 2000-gebied en de externe werking ervan) is het zeer onwaarschijnlijk dat nieuwe agrarische bedrijven zich in het plangebied willen vestigen Omvang agrarische bouwvlakken Op de verbeelding zijn agrarische bouwvlakken opgenomen. Het bouwen ten behoeve van het agrarisch bedrijf is toegestaan binnen de op de kaart aangegeven agrarische bouwvlakken. In principe dient alle bebouwing en verharding, inclusief mestbassins, sleufsilo's, paardenbakken, opslag van kuilvoer en erfverharding, binnen het bestaande bouwvlak te worden gesitueerd. Voor de omvang van de agrarische bouwvlakken is aangesloten bij de vigerende bestemmingen. Het vergroten van agrarische bouwvlakken is mogelijk tot maximaal 1,5 ha. Voor het vergroten van het agrarisch bouwvlak zal aan de volgende voorwaarden moeten worden voldaan: dit moet aantoonbaar noodzakelijk zijn voor een doelmatige en duurzame agrarische bedrijfsvoering; dit moet de landschappelijke en ecologische waarden niet onevenredig aantasten; er moet geen nadeliger milieuhygiënische situatie ontstaan; er wordt voorzien in een gebiedseigen landschappelijke inpassing (gebiedseigen welstand). Het splitsen van een bouwvlak in twee aparte bouwvlakken wordt niet toegestaan. Een splitsing wordt gezien als het oprichten van een agrarisch bedrijf en zal daarmee aan alle voorwaarden voor nieuwvestiging moeten voldoen. Door splitsing niet mogelijk te maken wordt voorkomen dat mogelijkheden ontstaan om extra bedrijfswoningen op te richten die voor de agrarische bedrijfsvoering niet strikt noodzakelijk zijn. Wel is het mogelijk om met meerdere agrarische bedrijven één bouwvlak te gebruiken. Dit heeft geen invloed op de gebruiksmogelijkheden, zoals deze op basis van het bestemmingsplan mogelijk zijn. Agrarische Enclave vastgesteld, juni

75 7.2.6 Bouwmogelijkheden Agrarische bedrijfswoningen Bij ieder agrarisch bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan met een maximale inhoudsmaat van 700 m³. Bouwvlakken waar geen bedrijfswoning aanwezig is en waar een nieuwe agrarische bedrijfswoning niet is toegestaan, zijn voorzien van een symbool. Bouwvlakken waar twee of meer bedrijfswoningen aanwezig zijn, worden tevens aangeduid met een symbool. Bijgebouwen behorende bij de bedrijfswoning zijn aan een maximale maatvoering gekoppeld en worden apart benoemd. De huidige moderne bedrijfsvoering van het agrarisch bedrijf maakt een tweede agrarische bedrijfswoning steeds minder noodzakelijk. De gemeente maakt dit dan ook niet in haar planregels mogelijk. In specifieke uitzonderingssituaties zal een aparte planologisch procedure moeten worden gevolgd. Daarnaast is ook het beleid voor mantelzorg van toepassing (zie paragraaf 7.5.3) Agrarische bedrijfsgebouwen en voorzieningen Agrarische bedrijfsgebouwen worden binnen het agrarisch bouwvlak rechtsreeks toegestaan. Wel dient men over een omgevingsvergunning te beschikken. Ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering worden ook voedersilo's binnen het bouwvlak bij recht toegestaan. Voor de maatvoering wordt aangesloten bij de Apeldoornse standaardregels. In het bestemmingsplan is voorzien in een regeling voor teeltondersteunende voorzieningen, (zoals tunnel- en boogkassen). Binnen het agrarisch bouwvlak zijn teeltondersteunende voorzieningen rechtstreeks toegestaan. Buiten het agrarisch bouwvlak zijn permanente teeltondersteunende voorzieningen niet toegestaan. Dit omdat permanente voorzieningen in principe binnen het agrarisch bouwvlak dienen te worden opgericht en permanente voorzieningen in strijd zijn met de landschappelijke waarden. Samengevat komt het beleid voor teeltondersteunende voorzieningen op het volgende neer: Teeltondersteunende voorzieningen Agrarisch (A) Permanent: - binnen agr. bouwvlak Ja - buiten agr. bouwvlak Nee Tijdelijk: - binnen agr. bouwvlak Ja - buiten agr. bouwvlak tot 1,5 m Ja - buiten agr. bouwvlak vanaf 1,5 m Via afwijking Figuur 6.2 Regeling teeltondersteunende voorzieningen Omdat tijdelijk teeltondersteunende voorzieningen niet permanent aanwezig zijn (maximaal een aaneengesloten gebruik van 3 maanden per jaar) en deze tot een hoogte van 1,5 m doorzichten niet aantasten, kunnen deze in de bestemming 'Agrarisch' worden toegestaan. Als het om hogere tijdelijke voorzieningen gaat, ligt dit genuanceerder en kan dit in de bestemming 'Agrarisch' via een afwijking worden getoetst op de gevolgen voor de landschappelijke waarden. Agrarische Enclave vastgesteld, juni

76 7.2.7 Nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven Van oudsher zijn agrarische bedrijven gericht op het verkrijgen van een gezinsinkomen door middel van de teelt van gewassen en/of het houden van vee. De laatste jaren richten agrarische bedrijven zich in toenemende mate ook op andere dan deze reguliere agrarische activiteiten. Te denken valt aan een zorgboerderij, agro-toerisme ('kamperen bij de boer', 'plattelandskamers'), detailhandel en bewerking van agrarische producten. Ook kan het gaan om de levering van 'groene' en 'blauwe' diensten ten gunste van natuur en waterbeheer. Tevens wordt met deze nieuwe activiteiten ingespeeld op veranderende wensen van de consument. Dit wordt ook wel landbouw met verbrede doelstelling genoemd en vormt een wezenlijk onderdeel van plattelandsvernieuwing. Door deze verbreding kan de sociaaleconomische basis van de agrarische sector en van het buitengebied over het algemeen worden versterkt. Een neventak hoeft niet per definitie agrarisch gelieerd te zijn. Een neventak kan voor de agrariër een welkome aanvulling betekenen op het inkomen en hem zo in staat stellen om de agrarische activiteiten (de kernactiviteiten) voort te zetten. Nevenactiviteiten die kleinschalig zijn en geen wezenlijke effecten op de omgeving hebben, kunnen rechtstreeks worden toegelaten. Het gaat daarbij om categorie 1 bedrijven van de Lijst van toegelaten nevenactiviteiten. Van overige nevenactiviteiten kan niet bij voorbaat worden gesteld dat deze geen wezenlijk effect op de omgeving hebben. Daarom wordt voor deze nevenactiviteiten een afwijkingsmogelijkheid opgenomen. Aan deze afwijking worden onder meer de volgende voorwaarden verbonden: de hoofdtak dient agrarisch te blijven; de neventak mag niet meer dan 25% van het vloeroppervlak van de hoofdfunctie in beslag nemen, met een maximum van 350 m 2 ; er mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking ontstaan; de belangen van de omliggende functies mogen niet onevenredig worden geschaad; in het geval van dag- en verblijfsrecreatieve activiteiten mag de nevenactiviteit mag niet meer dan 75 m vanaf de rand van het agrarisch bouwvlak plaatsvinden; er moet worden voorzien in een goede landschappelijke inpassing (gebiedseigen welstandsbeleid); Hergebruik vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen (functieverandering) Daarnaast zullen er in het plangebied ook situaties voorkomen waarin agrarische bedrijven zullen stoppen. De vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen raken hun agrarische functie kwijt. Met deze vrijkomende bedrijfsgebouwen (functieverandering) kan als volgt worden omgegaan: de gebouwen komen beschikbaar voor hergebruik door een andere, niet-agrarische functie; de gebouwen worden gesloopt, wanneer er een aanzienlijke hoeveelheid bebouwing wordt gesloopt kan hier een nieuwe burgerwoning voor in de plaats worden opgericht. Voor de Stedendriehoek is hier beleid voor opgesteld in de nota 'Waar de stallen verdwijnen: Oude erven, nieuwe functies' (2008). Uitgangspunt is dat functieveranderingen gerealiseerd worden via aparte bestemmingsplanherzieningen. Wel is het in het kader van dit plan mogelijk gebleken één functieverandering op te nemen, aangezien dat het tijdsverloop en de mate van planuitwerking dat toe liet. Deze functieverandering komt in paragraaf 8.6 aan bod. Agrarische Enclave vastgesteld, juni

77 7.3 Natuur en landschap Natuur- en landschapsbestemmingen De bestaande bos- en natuurgebieden hebben de bestemming 'Natuur' gekregen. Deze bestemming is onder meer opgenomen voor de bos- en natuurgebieden die in eigendom en beheer zijn van natuurbeherende organisaties. Het ruimtelijk beleid is gericht op de instandhouding en beheer van de natuurwaarden. De bestaande landschapselementen (zoals houtwallen en singels, bosschages, randbeplanting) worden bestemd als Groen - landschapselement. De kleinere elementen zijn medebestemd binnen de agrarische bestemming Regeling ter bescherming van de natuur- en landschapswaarden In die situaties dat er binnen de bestemming 'Agrarisch' ook karakteristieke landschapswaarden voorkomen, wordt dit door middel van een gebiedsaanduiding (locatie)specifiek aangegeven. Het gaat om waarden buiten de bouwvlakken, te weten: bijzondere boom: de kenmerkende bomen zoals deze door de gemeente zijn aangewezen; kleinschaligheid: de kampenlandschappen; onverharde wegen: de waardevolle zandwegen; open landschap: de karakteristieke openheid van onder meer de enken, de broeklanden; reliëf: houtwallen, wildwallen, stuifzandwallen; beken en sprengen: beken, sprengen en sprengkoppen Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (voormalige aanlegvergunning) Ter bescherming van de natuur- en landschapswaarden zal een aantal werken en werkzaamheden (buiten het bouwvlak) eerst moeten worden getoetst op hun effect op de natuur- en landschapswaarden. Door een omgevingsvergunning te eisen heeft de gemeente een dergelijk toetsingsmoment. Deze werkzaamheden zijn dus niet bij voorbaat strijdig met de natuur- en landschapswaarden. Wanneer de werkzaamheden geen blijvende, wezenlijke invloed hebben op de natuur- en landschapswaarden, zal een omgevingsvergunning worden verleend. Een omgevingsvergunning hoeft niet te worden aangevraagd wanneer er sprake is van een normaal onderhoud of beheer. Onder normale onderhoudswerkzaamheden worden werkzaamheden verstaan die periodiek moeten worden uitgevoerd ter instandhouding van de binnen een gebied aanwezige functies en waarden, zoals deze blijken uit de opgenomen bestemming Natuurontwikkeling De gemeente streeft naar een verdere versterking van de natuurwaarden en wil in het bestemmingsplan hiervoor de nodige ontwikkelingsruimte opnemen. In de regels van het bestemmingsplan zullen de volgende mogelijkheden worden opgenomen: een algemene wijzigingbevoegdheid voor het omzetten van gronden met een bestemming 'Agrarisch' in de bestemming 'Natuur' of 'Water'. De realisatie kan alleen plaatsvinden met instemming van de betrokken eigenaren. In de voorwaarden bij wijziging zal worden opgenomen dat dit niet de bijzondere waarden mag aantasten (waaronder de openheid van de essen en enken). een dubbelbestemming 'Waarde - Beken en sprengen' voor de beken en de aanliggende gronden. De gronden met deze bestemming zijn mede bestemd voor de instandhouding en ontwikkeling van de natuur- en cultuurhistorische waarden. Realisatie van ecologische verbindingszones kan ook plaatsvinden door middel van het nemen van specifieke beheermaatregelen op agrarische gronden. De agrarische gronden Agrarische Enclave vastgesteld, juni

78 worden zo beter geschikt als verspreidingsroute voor planten en dieren. Hiervoor hoeft echter geen regeling in het bestemmingsplan te worden opgenomen, zolang het hoofdgebruik agrarisch (A) blijft. Agrarische gronden worden in de bestemmingsomschrijving mede bestemd voor agrarisch natuurbeheer Natura 2000 Bij de voorbereidingen van de bestemmingsplannen is sprake van de m.e.r.-plicht. Deze plicht geldt voor wettelijk of bestuursrechtelijk verplichte plannen (zoals bestemmingsplannen): waarvoor een passende beoordeling nodig is op grond van de Natuurbeschermingswet; die het kader vormen voor toekomstige m.e.r.-(beoordelings)plichtige besluiten (zoals agrarische bedrijven van een bepaald type en minimale omvang). Op basis van de Natuurbeschermingswet wordt het Natura 2000-gebied 'De Veluwe' beschermd. Wanneer een ingreep gepland is in of nabij een Natura 2000-gebied, dient voor de ingreep onderzocht te zijn of er een significant effect wordt verwacht op de gestelde doelen. Wanneer een dergelijk effect, als gevolg van de ingreep, niet uitgesloten kan worden, dient een vergunning aangevraagd te worden bij de provincie. Het bestemmingsplan kan een degelijke ingreep/ontwikkeling mogelijk maken. Het bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor intensieve veehouderij kan leiden tot extra ammoniakdepositie op de Veluwe. Naast de extra ontwikkelingsruimte voor de intensieve veehouderij is voor de nieuwe bestemmingsplannen voorzien in de uitbreiding van het bouwblok van de overige agrarische bedrijven tot 1,5 ha met een wijzigingbevoegdheid. Deze toename aan ammoniakdepositie kan leiden tot een significant negatief effect op de instandhoudingdoelen van de Natura 2000-gebieden. Daarnaast kan extra ontwikkelingsruimte voor recreatiebedrijven leiden tot een toename aan recreatiedruk op de Natura 2000-gebieden. Ook dit kan leiden tot een significant effect op de instandhoudingdoelen. Dit is onderzocht in het planmer. Agrarische Enclave vastgesteld, juni

79 Figuur Ligging onderzochte buitengebied-bestemmingsplannen (bron: Arcadis, 2010) De relevante ontwikkelingen die getoetst moeten worden aan de instandhoudingdoelen van Natura gebieden of waarvoor het beleidskader toekomstige m.e.r-(beoordelings)plichtige besluiten mogelijk maakt, zijn: de beperkte ontwikkelingsruimte voor (intensieve)landbouw. Deze ruimte kan leiden tot extra ammoniakdepositie op de voor stikstof overgevoelige natuurgebieden (zoals diverse habitats op het Natura 2000-gebied de Veluwe); het eventueel toestaan van nieuwe of het uitbreiden van bestaande terreinen voor (intensieve) verblijfsrecreatie. Dit kan leiden tot extra recreatiedruk op natuurgebieden met soorten gevoelig voor verstoring. De resultaten van het PlanMER zijn doorvertaald in dit bestemmingsplan De doorvertaling van het planmer in de regels heeft ertoe geleid dat uitbreiding, voor zowel grondgebonden agrarische bedrijven, als intensieve veehouderijen alleen mogelijk is onder strikte voorwaarden Ecologisch waardevolle wateren In het plangebied is een aantal beken, meren en sprengkoppen aanwezig met een bijzondere ecologische waarde. Het gaat om de water van het Hoogste Ecologische Niveau, zogenoemde HEN-wateren en water met een Speciale Ecologische Doelstelling, zogenoemde SED-wateren. Voor deze beken zal een gebiedsaanduiding 'ecologisch water' worden opgenomen ter bescherming van de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarde. Oever- en watergebonden faunapassages (zoals vistrappen) zijn rechtstreeks binnen de bestemming 'Water' mogelijk. Agrarische Enclave vastgesteld, juni

Verkavelingspatroon Regelmatige blokverkaveling (door houtwallen omgeven)

Verkavelingspatroon Regelmatige blokverkaveling (door houtwallen omgeven) 4.5 Landduinen Landschapskenmerken Reliëfvorm Mozaïek van hogere zandduinen meestal bebost en lager en vlakker gelegen vennen en schrale graslanden Water Lage grondwaterstanden Bodem Zandgronden Wegenpatroon

Nadere informatie

2 BELEIDSKADER EN WETGEVING

2 BELEIDSKADER EN WETGEVING 2 BELEIDSKADER EN WETGEVING De kern van deze bewonersvisie is dat natuur de belangrijkste beleidsfunctie is van het gebied waarbij de gebiedswaarden rust, stilte en donkerte centraal moeten staan en dat

Nadere informatie

Kamerstructuren. Lanen en houtwallen kunnen op de voormalige heidegronden zorgen voor een robuust landschap met kamers.

Kamerstructuren. Lanen en houtwallen kunnen op de voormalige heidegronden zorgen voor een robuust landschap met kamers. Lanen en houtwallen kunnen op de voormalige heidegronden zorgen voor een robuust landschap met kamers. Kamerstructuren 110 De nieuwe kaart van Apeldoorn Kamerstructuren 111 Door wanden van lanen en houtwallen

Nadere informatie

Esperenweg / Langereyt De Maneschijn / Driehoek. Oostelbeers. Bestaande situatie en analyse LEGENDA. Ruimtelijke elementen.

Esperenweg / Langereyt De Maneschijn / Driehoek. Oostelbeers. Bestaande situatie en analyse LEGENDA. Ruimtelijke elementen. LEGENDA grens onderzoeksgebied agrarisch bedrijf Ruimtelijke elementen Esperenweg/ Langereyt bebouwing bebouwing - storend dorpsrand - hard lint De Maneschijn/ Driehoek bebouwingsconcentratie opgaande

Nadere informatie

Etten-Leur. (Bron: www. nederland-in-beeld.nl)

Etten-Leur. (Bron: www. nederland-in-beeld.nl) Etten-Leur (Bron: www. nederland-in-beeld.nl) Introductie Etten-Leur is een middelgrote gemeente in Brabant, gelegen ten westen van Breda. De gemeente bestaat uit één kern van ruim 40.000 inwoners. Door

Nadere informatie

1. Streekplan Brabant in balans

1. Streekplan Brabant in balans 1. Streekplan Brabant in balans Het plangebied is gelegen in de AHS-landschap; subzone leefgebied dassen en voor een deel (duinrand) binnen de GHS-natuur. De Interimstructuurvisie Noord-Brabant Brabant

Nadere informatie

1.2 landschap, natuur en recreatie. Landschap

1.2 landschap, natuur en recreatie. Landschap 1.2 landschap, natuur en recreatie Landschap Radio Kootwijk vormt een belangrijke schakel in een aaneengesloten open tot halfopen droog tot vochtig stuifzand- en heidegebied dat zich uitstrekt van het

Nadere informatie

HANDREIKINGEN RUIMTELIJKE KWALITEIT EN WELSTANDSKADER BEELDKWALITEITSPLAN AGRARISCHE ENCLAVE

HANDREIKINGEN RUIMTELIJKE KWALITEIT EN WELSTANDSKADER BEELDKWALITEITSPLAN AGRARISCHE ENCLAVE HANDREIKINGEN RUIMTELIJKE KWALITEIT EN WELSTANDSKADER BEELDKWALITEITSPLAN AGRARISCHE ENCLAVE mei 2013 Colofon Uitgave gemeente Apeldoorn, afdeling Stedebouw & Cultuurhistorie Afbeeldingen afbeeldingen

Nadere informatie

Verlengen stal op het perceel Dorpsstraat 74 te Zuidlaarderveen

Verlengen stal op het perceel Dorpsstraat 74 te Zuidlaarderveen Verlengen stal op het perceel Dorpsstraat 74 te Zuidlaarderveen NL.IMRO.1730.ABdorpsstr74zuidlv-0301 Projectgebied Situatie Dorpsstraat 74 Zuidlaarderveen 2 Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Huidige en beoogde

Nadere informatie

College van Burgemeester en Wethouders Gemeente Leudal Postbus ZG Heythuysen. Geacht College,

College van Burgemeester en Wethouders Gemeente Leudal Postbus ZG Heythuysen. Geacht College, Bergs Advies B.V. Leveroyseweg 9a 6093 NE Heythuysen Telefoon (0475) 49 44 07 Fax (0475) 49 23 63 E-mail info@bergsadvies.nl Internet www.bergsadvies.nl BIC code: RABONL2U IBAN: NL76RABO0144217414 K.v.K.

Nadere informatie

Landelijk gebied, percelen rond Kiebergerweg 2

Landelijk gebied, percelen rond Kiebergerweg 2 Landelijk gebied, percelen rond Kiebergerweg 2 NL.IMRO.0037.BP1303-vs01 25 augustus 2014 blz. 2 Gemeente Stadskanaal Inhoudsopgave Toelichting 3 Hoofdstuk 1 Inleiding 5 1.1 Aanleiding 5 1.2 Plangebied

Nadere informatie

WIJZIGINGSPLAN NATUURONTWIKKELING BOSRAND 25 EN OMGEVING, LIESHOUT GEMEENTE LAARBEEK. 30 augustus 2016 vastgesteld

WIJZIGINGSPLAN NATUURONTWIKKELING BOSRAND 25 EN OMGEVING, LIESHOUT GEMEENTE LAARBEEK. 30 augustus 2016 vastgesteld WIJZIGINGSPLAN NATUURONTWIKKELING BOSRAND 25 EN OMGEVING, LIESHOUT 30 augustus 2016 vastgesteld 52-027 GEMEENTE LAARBEEK 2 INHOUDSOPGAVE 1 Inleiding... 5 1.1 Algemeen... 5 1.2 Aanleiding en doel... 5 1.3

Nadere informatie

beeldkwaliteitsplan agrarische enclave handreikingen ruimtelijke kwaliteit en welstandskader concept - 29 oktober 2012

beeldkwaliteitsplan agrarische enclave handreikingen ruimtelijke kwaliteit en welstandskader concept - 29 oktober 2012 beeldkwaliteitsplan agrarische enclave handreikingen ruimtelijke kwaliteit en welstandskader concept - 29 oktober 2012 Colofon Uitgave gemeente Apeldoorn, afdeling Stedebouw & Cultuurhistorie Afbeeldingen

Nadere informatie

Stichting Landschapsbeheer Gelderland

Stichting Landschapsbeheer Gelderland Rosendael 2a 6891 DA Rozendaal www.landschapsbeheergelderland.nl HET PROJECT Programma: 19:30 Opening door Vereniging Landschap en Milieu Hattem Welkom Wethouder Carla Broekhuis 19:40 Presentatie streekeigen

Nadere informatie

Analyse landschappelijke inpassing Recreatiecentrum Zandpol

Analyse landschappelijke inpassing Recreatiecentrum Zandpol Analyse landschappelijke inpassing Recreatiecentrum Zandpol Drs. Ing. L.M. Scholtens in opdracht van: Gemeente Emmen, Dienst Beleid Afdeling Fysiek Ruimtelijke Ontwikkeling December 2009 Het landschap

Nadere informatie

gebiedsvisie beers-vianen Vernieuwd kampenlandschap waarborgt kwalitatieve transformatie van landelijk gebied

gebiedsvisie beers-vianen Vernieuwd kampenlandschap waarborgt kwalitatieve transformatie van landelijk gebied gebiedsvisie beers-vianen Vernieuwd kampenlandschap waarborgt kwalitatieve transformatie van landelijk gebied 4. beplanting 3. erven 2. ontsluiting 1. water en reliëf Gebiedsvisie Beers-Vianen Vernieuwd

Nadere informatie

Bestemmingsplan Buitengebied Zundert, vormverandering agrarisch bouwblok Hazeldonksestraat 2B, Rijsbergen. Toelichting/ ruimtelijke onderbouwing

Bestemmingsplan Buitengebied Zundert, vormverandering agrarisch bouwblok Hazeldonksestraat 2B, Rijsbergen. Toelichting/ ruimtelijke onderbouwing vormverandering agrarisch bouwblok Hazeldonksestraat 2B, Rijsbergen. Toelichting/ ruimtelijke onderbouwing Opgesteld door: Provincie Noord-Brabant 19-05-2016 S.M.Verhaart- Menken Versie: 3_19-05-2016 Inhoud

Nadere informatie

Structuurvisie Losser. Commissie Ruimte 24 april 2012

Structuurvisie Losser. Commissie Ruimte 24 april 2012 Structuurvisie Losser Commissie Ruimte 24 april 2012 Doel en status nwro verplicht gemeenten een structuurvisie op te stellen waarin het ruimtelijk beleid in hoofdzaak vastligt en de samenhang met andere

Nadere informatie

Oud cultuurland. Beplanting begeleidt wegen

Oud cultuurland. Beplanting begeleidt wegen Oud cultuurland Daar waar het IJssellandschap overgaat in het dekzandlandschap ligt op de lijn Hengelo-Keijenborg-Zelhem een groot essencomplex. Aan de randen van het complex komen eenmansessen; kampen

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing. Plattelandswoning Eilandseweg 18 a, Nederhorst den Berg

Ruimtelijke onderbouwing. Plattelandswoning Eilandseweg 18 a, Nederhorst den Berg Ruimtelijke onderbouwing Plattelandswoning Eilandseweg 18 a, Nederhorst den Berg In opdracht van G.C. Nagel december 2013 Ruimtelijke onderbouwing Plattelandswoning Eilandseweg 18 a Nederhorst den Berg

Nadere informatie

Compensatieverordening gemeente Midden-Drenthe

Compensatieverordening gemeente Midden-Drenthe Compensatieverordening gemeente Midden-Drenthe Verordening vastgesteld: 26-06-2003 In werking getreden: 15-09-2003 COMPENSATIEVERPLICHTING Artikel 1 Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan

Nadere informatie

Erftransformatie Munnikhofsestraat 9 Gendt Gemeente Lingewaard. Notitie Uitgangspunten en Randvoorwaarden Februari 2010

Erftransformatie Munnikhofsestraat 9 Gendt Gemeente Lingewaard. Notitie Uitgangspunten en Randvoorwaarden Februari 2010 Erftransformatie Munnikhofsestraat 9 Gendt Gemeente Lingewaard Notitie Uitgangspunten en Randvoorwaarden Februari 2010 Erftransformatie Munnikhofsestraat 9 te Gendt Gemeente Lingewaard COLOFON In opdracht

Nadere informatie

HANDREIKINGEN RUIMTELIJKE KWALITEIT EN WELSTANDSKADER BEELDKWALITEITSPLAN AGRARISCHE ENCLAVE

HANDREIKINGEN RUIMTELIJKE KWALITEIT EN WELSTANDSKADER BEELDKWALITEITSPLAN AGRARISCHE ENCLAVE HANDREIKINGEN RUIMTELIJKE KWALITEIT EN WELSTANDSKADER BEELDKWALITEITSPLAN AGRARISCHE ENCLAVE mei 2013 Colofon Uitgave gemeente Apeldoorn, afdeling Stedebouw & Cultuurhistorie Afbeeldingen afbeeldingen

Nadere informatie

Format Ruimtelijke Onderbouwing (versie 1, aug 2014) INHOUDSOPGAVE

Format Ruimtelijke Onderbouwing (versie 1, aug 2014) INHOUDSOPGAVE Format Ruimtelijke Onderbouwing (versie 1, aug 2014) INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING 1.1. Algemeen 1.2. Aanleiding en doel 1.3. Plangebied 1.4. Leeswijzer 2. PLANBESCHRIJVING 2.1. Bestaande situatie 2.2. Gewenste

Nadere informatie

WIJZIGINGSPLAN ZORGBOERDERIJ BROEK 4, MARIAHOUT GEMEENTE LAARBEEK. 2 februari 2016 vastgesteld

WIJZIGINGSPLAN ZORGBOERDERIJ BROEK 4, MARIAHOUT GEMEENTE LAARBEEK. 2 februari 2016 vastgesteld WIJZIGINGSPLAN ZORGBOERDERIJ BROEK 4, MARIAHOUT 2 februari 2016 vastgesteld 52-007 GEMEENTE LAARBEEK 2 INHOUDSOPGAVE 1 Inleiding... 5 1.1 Algemeen... 5 1.2 Aanleiding en doel... 5 1.3 Plangebied... 6 1.4

Nadere informatie

Landschappelijke inpassing ten behoeve van aanvraag functieverandering Ringweg RX Beltrum

Landschappelijke inpassing ten behoeve van aanvraag functieverandering Ringweg RX Beltrum Landschappelijke inpassing ten behoeve van aanvraag functieverandering Ringweg 9 7156 RX eltrum Familie Groot Severt 10-05-2011 Getekend door ing. J.Collou Aanleiding Aan de Ringweg 9 in eltrum heeft de

Nadere informatie

Bestemmingsplan buitengebied

Bestemmingsplan buitengebied Bestemmingsplan buitengebied Voorontwerp Informatieavond dinsdag 26 juni 2012 Wat is een bestemmingsplan? Plan met regels over het gebruik van de ruimte Waar en hoe mag wat worden gebouwd? Welke functies

Nadere informatie

Begrenzing Primair agrarisch gebied (Primag)

Begrenzing Primair agrarisch gebied (Primag) Begrenzing Primair agrarisch gebied (Primag) 1.1 Inleiding Het buitengebied van de gemeente Deurne, dat behalve de kernen van Deurne, Vlierden, Liessel, Neerkant en Helenaveen, het gehele grondgebied van

Nadere informatie

Bijlage 1. Onderbouwing Zuidrand De Mortel, fase 1 volgens de Verordening Ruimte

Bijlage 1. Onderbouwing Zuidrand De Mortel, fase 1 volgens de Verordening Ruimte Bijlage 1 Onderbouwing Zuidrand De Mortel, fase 1 volgens de Verordening Ruimte Onderbouwing Zuidrand De Mortel, fase 1 volgens Verordening Ruimte, fase 2 In onderstaande tabel geeft de gemeente Gemert-Bakel

Nadere informatie

Bestemmingsplan Bovenkamp II Herziening I gemeente Heerde

Bestemmingsplan Bovenkamp II Herziening I gemeente Heerde Bestemmingsplan Bovenkamp II Herziening I gemeente Heerde Bestemmingsplan Bovenkamp II, Herziening I Betreft Status Bovenkamp II Heerde vastgesteld Datum 30 mei 2011 Bovenkamp II, herziening I, vastgesteld,

Nadere informatie

Aanleiding / Problematiek / Doel

Aanleiding / Problematiek / Doel Dorpsranden een onderzoek naar dorpsranden in het landschap door Lea van Liere, Katarina Noteberg en Maike Warmerdam Aanleiding / Problematiek / Doel Aanleiding rivierverruimende maatregelen langs de IJssel

Nadere informatie

Ruimtelijke ordening. Ruimtelijke Ordening

Ruimtelijke ordening. Ruimtelijke Ordening Ruimtelijke ordening Ruimtelijke Ordening Ruimtelijke ordening (RO) in Nederland Vanuit de geschiedenis is RO al belangrijk in Nederland, denk bijvoorbeeld aan landinrichting en optimaliseren van de waterhuishouding.

Nadere informatie

Gemeente Renswoude Beleidsvisie Natuur en Landschap

Gemeente Renswoude Beleidsvisie Natuur en Landschap Gemeente Renswoude Beleidsvisie Natuur en Landschap Afdeling milieu September 2007 Inhoudsopgave Inleiding... 3 Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen... 4 1.1. Begripsomschrijvingen... 4 1.2. Werkingssfeer beleidsvisie...

Nadere informatie

Beplantingsplan/inrichtingsplan in het kader van Landschappelijke inpassing Klaverdijk 5 opdrachtgever: De heer J. Roes

Beplantingsplan/inrichtingsplan in het kader van Landschappelijke inpassing Klaverdijk 5 opdrachtgever: De heer J. Roes Beplantingsplan/inrichtingsplan in het kader van Landschappelijke inpassing Klaverdijk 5 opdrachtgever: De heer J. Roes Datum: 04-04-2016 Getekend door ing. J.Collou 1 Aanleiding De familie Roes heeft

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing. Wijziging gebruik van loods voor opslag op het perceel Rinkesfort 13 te Maasbree

Ruimtelijke onderbouwing. Wijziging gebruik van loods voor opslag op het perceel Rinkesfort 13 te Maasbree Ruimtelijke onderbouwing Wijziging gebruik van loods voor opslag op het perceel Rinkesfort 13 te Maasbree 16-08-2011 1. Inleiding Algemeen De heer Wijnen heeft het verzoek gedaan om een loods op het perceel

Nadere informatie

: Ruud Tak. MEMO/Landschappelijke inpassing uitbreiding Roekenbosch te Blitterswijk 1. 1 artikel 3.1. Verordening ruimte provincie Brabant 2014

: Ruud Tak. MEMO/Landschappelijke inpassing uitbreiding Roekenbosch te Blitterswijk 1. 1 artikel 3.1. Verordening ruimte provincie Brabant 2014 Onderwerp : Landschappelijke inpassing uitbreiding Roekenbosch te Blitterswijk Projectnummer : 211x07649 Datum : 22 mei 2015, aangepaste versie van 25 maart 2015. Van : Ruud Tak Bij het toestaan van een

Nadere informatie

Aanvraag om afgifte van een ontheffing op grond van artikel 2.5 (Ruimtelijke Verordening Gelderland)

Aanvraag om afgifte van een ontheffing op grond van artikel 2.5 (Ruimtelijke Verordening Gelderland) Aanvraag om afgifte van een ontheffing op grond van artikel 2.5 (Ruimtelijke Verordening Gelderland) De gemeente Berkelland vraagt voor het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied, Kieftendijk Haaksbergseweg

Nadere informatie

BESTEMMINGSPLAN WESTELIJK BUITENGEBIED, PARTIËLE HERZIENING NIJKERKERSTRAAT 35 - BIJZONDERE PARTICULIERE BEGRAAFPLAATS LANDGOED BIJSTEIN

BESTEMMINGSPLAN WESTELIJK BUITENGEBIED, PARTIËLE HERZIENING NIJKERKERSTRAAT 35 - BIJZONDERE PARTICULIERE BEGRAAFPLAATS LANDGOED BIJSTEIN Zaaknummer *190812* BESTEMMINGSPLAN WESTELIJK BUITENGEBIED, PARTIËLE HERZIENING NIJKERKERSTRAAT 35 - BIJZONDERE PARTICULIERE BEGRAAFPLAATS LANDGOED BIJSTEIN VASTGESTELD TOELICHTING Inleiding In 2007 heeft

Nadere informatie

15003 RO VERPLAATSEN VLAAMSE SCHUUR LANGEREIT 14

15003 RO VERPLAATSEN VLAAMSE SCHUUR LANGEREIT 14 15003 RO VERPLAATSEN VLAAMSE SCHUUR LANGEREIT 14 Ordito b.v. Postbus 94 5126 ZH Gilze E info@ordito.nl T 0161 801 022 I www.ordito.nl KVK 54 811 554 1. Inleiding 3 1.1 Aanleiding 3 1.2 Ligging en begrenzing

Nadere informatie

Visie op Zuid-Holland. Verordening Ruimte. Wijzigingsbesluit behorende bij ontwerpherziening Herijking EHS

Visie op Zuid-Holland. Verordening Ruimte. Wijzigingsbesluit behorende bij ontwerpherziening Herijking EHS Visie op Zuid-Holland Verordening Ruimte Wijzigingsbesluit behorende bij ontwerpherziening Herijking EHS GS 21 mei 2013 ONTWERP VERORDENING TOT WIJZIGING VAN DE VERORDENING RUIMTE Provinciale Staten van

Nadere informatie

Neereind Middelbeers. Bestaande situatie en analyse LEGENDA. Ruimtelijke elementen. Kwaliteiten. grens onderzoeksgebied. agrarisch bedrijf.

Neereind Middelbeers. Bestaande situatie en analyse LEGENDA. Ruimtelijke elementen. Kwaliteiten. grens onderzoeksgebied. agrarisch bedrijf. LEGENDA grens onderzoeksgebied agrarisch bedrijf Ruimtelijke elementen Hoogdijk / Steenfortseweg Neereind bebouwing dorpsrand - hard opgaande beplanting - lijn opgaande beplanting - blok Kwaliteiten gave

Nadere informatie

GEMEENTE OUDE IJSSELSTREEK Plan van wijziging Buitengebied 2000, herziening 2002 Locatie Marmelhorstweg 2a

GEMEENTE OUDE IJSSELSTREEK Plan van wijziging Buitengebied 2000, herziening 2002 Locatie Marmelhorstweg 2a Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Oude IJsselstreek d.d. nr., G.H. Tamminga secretaris J.P.M. Alberse burgemeester GEMEENTE OUDE IJSSELSTREEK Plan van wijziging Buitengebied

Nadere informatie

Referentienummer Datum Kenmerk GM-0055696 16 februari 2012 313182

Referentienummer Datum Kenmerk GM-0055696 16 februari 2012 313182 Notitie Referentienummer Datum Kenmerk GM-0055696 16 februari 2012 313182 Betreft Actualisatie locatieonderzoek natuurwaarden 1 Aanleiding In 2007 is door Grontmij het Locatieonderzoek natuurwaarden Projectlocatiegebied

Nadere informatie

MER - Ambitie Omgevingsplan Buitengebied

MER - Ambitie Omgevingsplan Buitengebied MER - Ambitie Omgevingsplan Buitengebied Figuur 1 Geomorfologie kaart gemeente Rijssen-Holten In de gemeente Rijssen-Holten heeft dankzij de laatste ijstijden een zeer gevarieerde ondergrond (zie figuur

Nadere informatie

Bijlage B Provincie Fryslân 25-11-2014 Toepassing Bro, art. 3.1.1, onder 2 Gevallen waarin wel /geen vooroverleg is vereist.

Bijlage B Provincie Fryslân 25-11-2014 Toepassing Bro, art. 3.1.1, onder 2 Gevallen waarin wel /geen vooroverleg is vereist. Bijlage B Provincie Fryslân 25-11-2014 Toepassing Bro, art. 3.1.1, onder 2 Gevallen waarin wel /geen vooroverleg is vereist. Ten behoeve van de stroomlijning van het vooroverleg over: - voorontwerpbestemmingsplannen

Nadere informatie

ROOD VOOR ROOD GROENRIJK / LANDSCHAPSPLAN EN INRICHTINGSVOORSTEL

ROOD VOOR ROOD GROENRIJK / LANDSCHAPSPLAN EN INRICHTINGSVOORSTEL ROOD VOOR ROOD GROENRIJK / LANDSCHAPSPLAN EN INRICHTINGSVOORSTEL De ontwikkeling van het landschap Het perceel ligt ten oosten van Enschede aan de voet van de stuwwal waarop de stad is gevestigd. De voet

Nadere informatie

HET POORTJE; Toelichting stedenbouwkundige inpassing Datum:

HET POORTJE; Toelichting stedenbouwkundige inpassing Datum: HET POORTJE; Toelichting stedenbouwkundige inpassing Datum: 14-4-2009 Huidige situatie De locatie maakt deel uit van het ontwikkelingsgebied Heerenveen Noordoost; een langgerekt gebied tussen grofweg de

Nadere informatie

Erftransformatie Ottenweg 45 Oldebroek Gemeente Oldebroek. Notitie Uitgangspunten en Randvoorwaarden 2011

Erftransformatie Ottenweg 45 Oldebroek Gemeente Oldebroek. Notitie Uitgangspunten en Randvoorwaarden 2011 Erftransformatie Ottenweg 45 Oldebroek Gemeente Oldebroek Notitie Uitgangspunten en Randvoorwaarden 2011 Erftransformatie Ottenweg 45, Oldebroek Gemeente Oldebroek COLOFON In opdracht van gemeente Oldebroek,

Nadere informatie

Heukelum. Zicht op de Linge

Heukelum. Zicht op de Linge Heukelum Zicht op de Linge Het stadje Heukelum is een van de vijf kernen van de gemeente Lingewaal. Heukelum ligt in de Tielerwaard, aan de zuidoever van de rivier de Linge, in een van de meest westelijke

Nadere informatie

Omgevingsvisie Westvoorne 2030 #WVN2030. Commissie Grondgebied - 12 mei 2015 team Gebiedsontwikkeling, Henk Jan Solle

Omgevingsvisie Westvoorne 2030 #WVN2030. Commissie Grondgebied - 12 mei 2015 team Gebiedsontwikkeling, Henk Jan Solle Omgevingsvisie Westvoorne 2030 #WVN2030 Commissie Grondgebied - 12 mei 2015 team Gebiedsontwikkeling, Henk Jan Solle Opzet presentatie moment in het proces terugblik dialoogavonden toelichting uitwerking

Nadere informatie

Presentatie dorpsraad Lith Bestemmingsplan Buitengebied. Bestemmingsplan Buitengebied. Lith 2013

Presentatie dorpsraad Lith Bestemmingsplan Buitengebied. Bestemmingsplan Buitengebied. Lith 2013 Presentatie dorpsraad Lith Bestemmingsplan Buitengebied Lith 2013 26 januari 2012 Inhoud presentatie 1. Voortraject 2. Wat is een bestemmingsplan? 3. Inhoud van het voorontwerp Bestemmingsplan Buitengebied

Nadere informatie

Herstel boerenerven. Boerenerven Valthe

Herstel boerenerven. Boerenerven Valthe Herstel boerenerven Boerenerven Valthe 1 Colofon Titel Boerenerven Valthe Opdrachtgever Opdrachtnemer Contactpersonen Bert Dijkstra Status Conceptvoorstel Datum 09-11-16 2 3 Inhoudsopgave 1. Inleiding

Nadere informatie

Relevante artikelen Verordening ruimte Noord-Brabant

Relevante artikelen Verordening ruimte Noord-Brabant Bijlage 3 Relevante artikelen Verordening ruimte Noord-Brabant Artikel 2.1 - Zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit 1. Een bestemmingsplan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing

Ruimtelijke onderbouwing Ruimtelijke onderbouwing Vijf onderkomens voor recreatieve overnachtingen bij camping aan Drachtster Heawei 38 De Veenhoop 1 2 RUIMTELIJKE ONDERBOUWING VIJF RECREATIEVE ONDERKOMENS DRACHTSTER HEAWEI 38

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing Schakerpad 5 in Twello

Ruimtelijke onderbouwing Schakerpad 5 in Twello Ruimtelijke onderbouwing Schakerpad 5 in Twello Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding Op 2 november 2010 is door het college van burgemeester en wethouders het principebesluit genomen om medewerking te

Nadere informatie

Omgevingsvisie Westvoorne 2030 #WVN2030. Jeugdraad Westvoorne - 27 mei 2015 team Gebiedsontwikkeling, Henk Jan Solle

Omgevingsvisie Westvoorne 2030 #WVN2030. Jeugdraad Westvoorne - 27 mei 2015 team Gebiedsontwikkeling, Henk Jan Solle Omgevingsvisie Westvoorne 2030 #WVN2030 Jeugdraad Westvoorne - 27 mei 2015 team Gebiedsontwikkeling, Henk Jan Solle Opzet presentatie moment in het proces terugblik gesprekken waar zijn we nu mee bezig?

Nadere informatie

Zuidlaren (gemeente Tynaarlo) (Bron:

Zuidlaren (gemeente Tynaarlo) (Bron: Zuidlaren (gemeente Tynaarlo) (Bron: www.eropuit.nl) Introductie Zuidlaren maakt deel uit van de Drentse gemeente Tynaarlo, en is daarvan met 10.000 inwoners de op een na grootste kern. Zuidlaren is gesitueerd

Nadere informatie

De beleidsopgave vanaf 1990

De beleidsopgave vanaf 1990 1 De beleidsopgave vanaf 1990 Kustzone Slufter in de duinenrij bij Bergen, bij (hoge) vloed kan zeewater in de eerste duinvallei binnenstromen. Dit biedt een geschikt milieu voor veel zeldzame (planten)soorten.

Nadere informatie

ACTUALISATIE STRUCTUURVISIE BLADEL

ACTUALISATIE STRUCTUURVISIE BLADEL ACTUALISATIE STRUCTUURVISIE BLADEL Gemeente Bladel Memo wijzigingen in Ruimtelijk Casco ten opzichte van DRS en Dorpenplan Medio 2004 heeft de gemeenteraad van Bladel de StructuurvisiePlus, bestaande uit

Nadere informatie

Gebiedvisie op het. buitengebied van de. gemeente Drimmelen

Gebiedvisie op het. buitengebied van de. gemeente Drimmelen Gebiedvisie op het buitengebied van de gemeente Drimmelen Door de ZLTO Afdeling Drimmelen Gebiedsvisie voor de gemeente Drimmelen Vanuit de ZLTO-afdeling Drimmelen is het idee gekomen om in navolging van

Nadere informatie

TOELICHTING BESTEMMINGSPLAN RANDWEG WEST

TOELICHTING BESTEMMINGSPLAN RANDWEG WEST TOELICHTING BESTEMMINGSPLAN RANDWEG WEST GEMEENTE BLADEL In opdracht van Opgesteld door Auteur STRI-nummer Projectnummer Datum Status Inhoudsopgave 1. Inleiding... 1 2. Beleidskader... 4 3. Huidige en

Nadere informatie

ONDERZOEK RUIMTELIJKE KWALITEIT Zoektocht Drinkwater Twente. 2e ontwerpatelier. locaties: Goor Lochemseberg Daarle Vriezenveen Sallandse Heuvelrug

ONDERZOEK RUIMTELIJKE KWALITEIT Zoektocht Drinkwater Twente. 2e ontwerpatelier. locaties: Goor Lochemseberg Daarle Vriezenveen Sallandse Heuvelrug ONDERZOEK RUIMTELIJKE KWALITEIT Zoektocht Drinkwater Twente 2e ontwerpatelier locaties: Goor Lochemseberg Daarle Vriezenveen Sallandse Heuvelrug 5 locatiesin beeld Proces Principes waterwinning Bestaande

Nadere informatie

Gemeente Achtkarspelen Projectbesluit Veranderen erf bij de woning Skieppedrifte 5 te Drogeham Ruimtelijke onderbouwing

Gemeente Achtkarspelen Projectbesluit Veranderen erf bij de woning Skieppedrifte 5 te Drogeham Ruimtelijke onderbouwing Gemeente Achtkarspelen Projectbesluit Veranderen erf bij de woning Skieppedrifte 5 te Drogeham Ruimtelijke onderbouwing 1. INLEIDING 1.1 Aanleiding voor het projectbesluit Op 15 januari 2010 is er een

Nadere informatie

Hoofdstuk 1. Hoofdstuk 1. Kies de positie. Kies de positie. Luttenberg. Kies de positie. Kies de positie. Broekland. Mariënheem.

Hoofdstuk 1. Hoofdstuk 1. Kies de positie. Kies de positie. Luttenberg. Kies de positie. Kies de positie. Broekland. Mariënheem. B e l e i d s k a d e r R a a l t e Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 1. Kies de positie 14-15 Luttenberg 24-25 Broekland 16-17 Mariënheem 26-27 Heeten 18-19 Nieuw-Heeten 28-29 Heino 2-21 Raalte 3-31 Liederholthuis

Nadere informatie

3. Gewenste ontwikkeling Milieu Planbeschrijving Inspraak Voorschriften 7

3. Gewenste ontwikkeling Milieu Planbeschrijving Inspraak Voorschriften 7 TOELICHTING INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding 3 2. Bestaande situatie 3 2.1 Plangebied 3 2.2 Vigerende bestemmingsplan 3 2.3 bestaande situatie 4 3. Gewenste ontwikkeling 4 4. Milieu 4 5. Planbeschrijving 6 6.

Nadere informatie

ONTWIKKELINGSPLAN LANDSCHAPPELIJKE ELEMENTEN. Gemeente Someren. Project 3: Beekdal van de Aa ten oosten van de Zuid Willemsvaart

ONTWIKKELINGSPLAN LANDSCHAPPELIJKE ELEMENTEN. Gemeente Someren. Project 3: Beekdal van de Aa ten oosten van de Zuid Willemsvaart ONTWIKKELINGSPLAN LANDSCHAPPELIJKE ELEMENTEN Gemeente Someren Datum: 9 november 2001 Project: 119-4 Status: Definitief Opdrachtgever: Gemeente Someren VOORWOORD Door het college van Burgemeester & Wethouders

Nadere informatie

BESTEMMINGSPLAN. Bestemmingsplan Agrarische Enclave. Uitnodiging

BESTEMMINGSPLAN. Bestemmingsplan Agrarische Enclave. Uitnodiging BESTEMMINGSPLAN Bestemmingsplan Agrarische Enclave De gemeente Apeldoorn werkt aan de actualisering van bestemmingsplannen. Sommige bestemmingsplannen zijn verouderd en voldoen niet meer aan de eisen van

Nadere informatie

Wijzigingsplan Landgoed De Horst

Wijzigingsplan Landgoed De Horst Gemeente Leusden Wijzigingsplan Landgoed De Horst Nota zienswijzen Maart 2016 Kenmerk 0327-06-N03 Projectnummer 0327-06 Nota zienswijzen Inhoudsopgave 1. Inleiding 1 2. Ingediende zienswijzen 2 3. Aanpassingen

Nadere informatie

Veldheem Wezep en archeologie

Veldheem Wezep en archeologie Veldheem Wezep en archeologie In opdracht van Delta Wonen heeft de regioarcheoloog van De Regio Noord Veluwe in mei 2011 een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd ten behoeve van de planontwikkelingen

Nadere informatie

memo Recreatiepark Mulligen, bureauonderzoek gebiedsbescherming

memo Recreatiepark Mulligen, bureauonderzoek gebiedsbescherming memo aan: van: Ons kenmerk: Gemeente Oldebroek SAB STOO/HOMV/150463 datum: 17 december 2015 betreft: Recreatiepark Mulligen, bureauonderzoek gebiedsbescherming AANLEIDING EN METHODE Aan de Mulligenweg

Nadere informatie

Levende Beerze. Informatieavond Esche Stroom 9 juni 2009

Levende Beerze. Informatieavond Esche Stroom 9 juni 2009 Levende Beerze Informatieavond Esche Stroom 9 juni 2009 Vanavond: Den Bosch De Levende Beerze structuurvisie planmer Esche Stroom en De Levende Beerze Procedure Bergeijk Waarom aan de slag? Nota Ruimte:

Nadere informatie

Erftransformatie Oostendorperstraatweg 22A Oostendorp Gemeente Elburg. Notitie Uitgangspunten en Randvoorwaarden Februari 2011

Erftransformatie Oostendorperstraatweg 22A Oostendorp Gemeente Elburg. Notitie Uitgangspunten en Randvoorwaarden Februari 2011 Erftransformatie Oostendorperstraatweg 22A Oostendorp Gemeente Elburg Notitie Uitgangspunten en Randvoorwaarden Februari 2011 Erftransformatie Oostendorperstraatweg 22A Oostendorp Gemeente Elburg COLOFON

Nadere informatie

Woesterbergweg 5. Omvormingsplan. Aanpassing agrarische bestemming. Ruimte voor Advies - R. Harleman Deventerstraat 179, 8171 NS Vaassen

Woesterbergweg 5. Omvormingsplan. Aanpassing agrarische bestemming. Ruimte voor Advies - R. Harleman Deventerstraat 179, 8171 NS Vaassen Omvormingsplan Woesterbergweg 5 Aanpassing agrarische bestemming Uitvoering Locatie Ruimte voor Advies - R. Harleman Deventerstraat 179, 8171 NS Vaassen Woesterbergweg 5, Emst Datum 07 oktober 2015 1 PLANBESCHRIJVING

Nadere informatie

Verzoek wijziging bestemmingsplan

Verzoek wijziging bestemmingsplan Verzoek wijziging bestemmingsplan Percelen Rucphen O 225 en O 433 Ruimtelijke onderbouwing kwaliteitsverbetering omgeving Rozenven Inleiding Sinds 2011 is Vereniging Natuurmonumenten eigenaar van natuurgebied

Nadere informatie

HOOFDSTUK 3 Beleid. 3.2 Rijksbeleid. 3.3 Provinciaal beleid

HOOFDSTUK 3 Beleid. 3.2 Rijksbeleid. 3.3 Provinciaal beleid HOOFDSTUK 3 Beleid 3.1 Inleiding De beleidscontext voor het plangebied wordt gevormd door (Europese,) landelijke, provinciale, en gemeentelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante (Europees-,)

Nadere informatie

Tynaarlo. Bron:

Tynaarlo. Bron: Tynaarlo Bron: www.tynaarlobouwt.nl Introductie Tynaarlo is een klein dorp in de gelijknamige Drentse gemeente waarvan o.a. ook Eelde en Zuidlaren deel uitmaken. Er wonen ongeveer 1800 inwoners. In deze

Nadere informatie

percelen cultuurgrond

percelen cultuurgrond percelen cultuurgrond gelegen aan de Cromvoirtsedijk te Cromvoirt, ter grootte van 4.77.90 ha Koopsom: Nader overeen te komen Inhoud Kadastrale informatie Omschrijving Bestemmingsplan Verordening Ruimte

Nadere informatie

Erfadvies Het Witte Veen 14 Klarenbeek Gemeente Apeldoorn. Notitie Uitgangspunten en Randvoorwaarden Definitief 2012

Erfadvies Het Witte Veen 14 Klarenbeek Gemeente Apeldoorn. Notitie Uitgangspunten en Randvoorwaarden Definitief 2012 Erfadvies Het Witte Veen 14 Klarenbeek Gemeente Apeldoorn Notitie Uitgangspunten en Randvoorwaarden Definitief 2012 Erfadvies Het Witte Veen 14, Klarenbeek Gemeente Apeldoorn COLOFON In opdracht van dhr.

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing speelterrein Netersel

Ruimtelijke onderbouwing speelterrein Netersel Ruimtelijke onderbouwing speelterrein Netersel Inleiding en planbeschrijving In Netersel is in de huidige situatie een speelterrein gelegen (zie figuur 1). Dat speelterrein is deels binnen het plangebied

Nadere informatie

4 Groenstructuur 4 GROENSTRUCTUUR

4 Groenstructuur 4 GROENSTRUCTUUR 4 GROENSTRUCTUUR 4 Groenstructuur In dit hoofdstuk is de gewenste groenstructuur binnen de wijken van de gemeente Naarden vastgelegd. Hierbij zijn drie niveaus te onderscheiden, Stadsstructuur, Wijkstructuur

Nadere informatie

ONTWIKKELINGSPLAN LANDSCHAPPELIJKE ELEMENTEN. Gemeente Someren. Project 6: Beekdal Sterkselse Aa

ONTWIKKELINGSPLAN LANDSCHAPPELIJKE ELEMENTEN. Gemeente Someren. Project 6: Beekdal Sterkselse Aa ONTWIKKELINGSPLAN LANDSCHAPPELIJKE ELEMENTEN Gemeente Someren Datum: 9 november 2001 Project: 119-4 Status: Definitief Opdrachtgever: Gemeente Someren VOORWOORD Door het college van Burgemeester & Wethouders

Nadere informatie

Concrete begrenzing EHS en GHS in het plangebied Voorste Stroom te Tilburg

Concrete begrenzing EHS en GHS in het plangebied Voorste Stroom te Tilburg Concrete begrenzing EHS en GHS in het plangebied Voorste Stroom te Tilburg Opdrachtgever: gemeente Tilburg Maart 2009 Antonie van Diemenstraat 20 5018 CW Tilburg 013-5802237 Eac@home.nl Pagina 1 Inhoudsopgave

Nadere informatie

Landschappelijke inpassing nieuwbouw MTS Vroege te Dalen

Landschappelijke inpassing nieuwbouw MTS Vroege te Dalen Landschappelijke inpassing nieuwbouw MTS Vroege te Dalen Landschappelijke inpassing nieuwbouw mts Vroege te Dalen INHOUDSOPGAVE 1 Inleiding 2 Doel en intenties 3 Landschap 4 Huidige erf en zijn rol 5 De

Nadere informatie

Ruimtelijke Onderbouwing. Eikenkamp 5 te Hattemerbroek

Ruimtelijke Onderbouwing. Eikenkamp 5 te Hattemerbroek Ruimtelijke Onderbouwing Eikenkamp 5 te Hattemerbroek Beschrijving van de ontwikkeling Algemeen De initiatiefnemer heeft een stratenmakersbedrijf dat gevestigd is op het perceel aan de Eikenkamp te Hattemerbroek,

Nadere informatie

(ontwerp) ruimtelijke onderbouwing afwijking BP Akenveenweg 1 Tynaarlo

(ontwerp) ruimtelijke onderbouwing afwijking BP Akenveenweg 1 Tynaarlo (ontwerp) ruimtelijke onderbouwing afwijking BP Akenveenweg 1 Tynaarlo Gemeente Tynaarlo Maart 2011 Projectgebied Inhoudsopgave 1. Inleiding... 5 2. Huidige en beoogde situatie... 6 2.1 Beschrijving van

Nadere informatie

bestemmingsplan Ammerzoden herziening 2013, Hoge Heiligenweg 12 datum: 5 september 2013 projectnummer: R.2011 gemeente Maasdriel

bestemmingsplan Ammerzoden herziening 2013, Hoge Heiligenweg 12 datum: 5 september 2013 projectnummer: R.2011 gemeente Maasdriel bestemmingsplan Ammerzoden herziening 2013, Hoge Heiligenweg 12 status: vastgesteld datum: 5 september 2013 projectnummer: 202360R.2011 adviseurs: Jke / Wle gemeente Maasdriel Inhoudsopgave Hoofdstuk

Nadere informatie

VNG. 9 maart 2017 T.E.P.A. Lam

VNG. 9 maart 2017 T.E.P.A. Lam VNG 9 maart 2017 T.E.P.A. Lam Kerntaken provincies Duurzame ruimtelijke ontwikkeling (o.a. waterbeheer) Milieu, energie en klimaat Vitaal platteland, natuurbeheer en ontwikkeling natuurgebieden Regionale

Nadere informatie

Bestemmingsplan Buitengebied Grubbenvorst

Bestemmingsplan Buitengebied Grubbenvorst Bestemmingsplan Buitengebied Grubbenvorst Perceel L 534 NL.IMRO.1507.BPGRBUITENGEBL534 Bestemmingsplan Buitengebied Grubbenvorst, Perceel L 534 Vastgesteld 13 september 2013 NL.IMRO.1507.BPGRBUITENGEBL534-VA01

Nadere informatie

LIK KAART LANDSCHAP IDENTITEIT WESTERHUIZINGERVELD EN OMGEVING

LIK KAART LANDSCHAP IDENTITEIT WESTERHUIZINGERVELD EN OMGEVING LIK LANDSCHAP IDENTITEIT KAART WESTERHUIZINGERVELD EN OMGEVING Nieuwleusen N48 Dedemsvaart Open veenontginningslandschap Besloten veenontginningslandschap Besloten heideontginningslandschap Open heideontginningslandschap

Nadere informatie

Publieksversie. Landschapsbeleidsplan Gemeente Midden-Drenthe Publieksversie. Landschapsbeleidsplan 2012 publieksversie

Publieksversie. Landschapsbeleidsplan Gemeente Midden-Drenthe Publieksversie. Landschapsbeleidsplan 2012 publieksversie Publieksversie Landschapsbeleidsplan 2012 1 Gemeente Midden-Drenthe Publieksversie 2 Inhoudsopgave Samenvatting 4 Ontstaansgeschiedenis 6 Kansen en knelpunten 8 Visie en uitvoeringsprogramma 9 Voorbeeld

Nadere informatie

: Landschappelijke inpassing Karissendijk 4 te Egchel

: Landschappelijke inpassing Karissendijk 4 te Egchel Onderwerp Projectnummer : 211x07059 Datum : 30 januari 2015 : Landschappelijke inpassing Karissendijk 4 te Egchel Van : Esther de Graaf & Ruud Tak BLAD 1 Bij het toestaan van een ruimtelijke ontwikkeling

Nadere informatie

Bijlage: beoordeling duurzame locatie

Bijlage: beoordeling duurzame locatie Bijlage: beoordeling duurzame locatie Het bedrijf is gelegen in een verwevingsgebied. In een verwevingsgebied is een bouwblokvergroting voor intensieve veehouderijen toegestaan indien het bedrijf is gelegen

Nadere informatie

Inrichtingsplan driestweg 14 te Putten

Inrichtingsplan driestweg 14 te Putten Inrichtingsplan driestweg 14 te Putten opdrachtgever: Boerstaete Makelaardij B.V. 8 oktober 2014 amer / ruimtelijke ontwikkeling Driestweg plangebied ligging plangebied Driestweg 14 Inhoud Inleiding 4

Nadere informatie

Geriefbos Gilze-Rijen. Vrij wonen in een geriefbos midden in het brabantse landschap

Geriefbos Gilze-Rijen. Vrij wonen in een geriefbos midden in het brabantse landschap Geriefbos Gilze-Rijen Vrij wonen in een geriefbos midden in het brabantse landschap Geriefbos Vrij wonen in een geriefbos midden in het brabantse landschap Op uitnodiging van de gemeente heeft Buro Lubbers

Nadere informatie

bestemmingsplan natuurcompensatie t Woold

bestemmingsplan natuurcompensatie t Woold project: bestemmingsplan natuurcompensatie t Woold status: datum: projectnummer: auteur: ontwerp 17-09-2009 Ivan Schalk Inhoud Inleiding Aanleiding 1 Ligging plangebied 1 Het vigerende bestemmingsplan

Nadere informatie

Inpassingsplan Zelhemseweg 37, Hummelo. Opdrachtgevers: De heer A.G. Weijers en Mevrouw M.F. Weijers-Robben Zelhemseweg DP Hummelo

Inpassingsplan Zelhemseweg 37, Hummelo. Opdrachtgevers: De heer A.G. Weijers en Mevrouw M.F. Weijers-Robben Zelhemseweg DP Hummelo Inpassingsplan Zelhemseweg 37, Hummelo Opdrachtgevers: De heer A.G. Weijers en Mevrouw M.F. Weijers-Robben Zelhemseweg 37 6999 DP Hummelo Opdrachtnemer: Agrarische Natuurvereniging t Onderholt G.J. de

Nadere informatie

Beeldenboek. landschap & erven. Ermelo & Putten

Beeldenboek. landschap & erven. Ermelo & Putten Beeldenboek landschap & erven Ermelo & Putten Kampenlandschap Jong heideontginningen landschap Enkdorpenlandschap Oud broekontginningenlandschap Zuiderzeepolderlandschap Jong broekontginningen landschap

Nadere informatie

1 Inleiding 2. 2 Ladder voor duurzame verstedelijking 3. 3 Uitgangspunten 5. 4 Marktanalyse Laddertoets 19. Bijlage A 25.

1 Inleiding 2. 2 Ladder voor duurzame verstedelijking 3. 3 Uitgangspunten 5. 4 Marktanalyse Laddertoets 19. Bijlage A 25. Laddertoets De Smaragd Waalre Laddertoets De Smaragd Waalre 1 Inleiding 2 2 Ladder voor duurzame verstedelijking 3 3 Uitgangspunten 5 4 Marktanalyse 11 5 Laddertoets 19 Bijlage A 25 Artikel 4.3 Nieuwbouw

Nadere informatie

Duurzame locatie toets Klotterpeellaan 3, De Rips

Duurzame locatie toets Klotterpeellaan 3, De Rips Duurzame locatie toets Toets duurzame locatie Klotterpeellaam 3, De Rips Projectlocatie Omschrijving project Duurzame locatietoets varkensbedrijf aan de Klotterpeellaan 3 De Rips Projectnummer: TR13.OV01

Nadere informatie

3.2.1 Dorpskarakteristiek

3.2.1 Dorpskarakteristiek 3.2 De Glind Wegbeplanting en bosjes in het kampenlandschap Recreatieve voorzieningen in de kern Oorspronkelijk bestond de Glind uit een verzameling boerderijen Beperkte nieuwbouw vindt plaats waarbij

Nadere informatie