Boekjaar 2013 VERSLAG VAN DE RAAD VAN BESTUUR AAN DE ALGEMENE VERGADERING VAN AANDEELHOUDERS VAN 11 JUNI Inhoud

Transcriptie

1 VERSLAG VAN DE RAAD VAN BESTUUR AAN DE ALGEMENE VERGADERING VAN AANDEELHOUDERS VAN 11 JUNI 2014 Boekjaar Inhoud 1. BELANGRIJKE GEBEURTENISSEN KERNCIJFERS VERRICHTINGEN VAN HET BOEKJAAR UITSPLITSING VAN DE PORTEFEUILLE PER REGIO, PER SECTOR EN PER ACTIVA PROMOTIE EN SAMENWERKING MET ANDERE ONTWIKKELINGSINSTELLINGEN BEHEER EN MEDEWERKERS BIJKOMENDE TOELICHTINGEN EN BESTEMMING VAN HET RESULTAAT... 14

2 2 1. BELANGRIJKE GEBEURTENISSEN BLIJVENDE NOOD AAN ONDERSTEUNING VOOR DE INTERNATIONALISERING VAN BELGISCHE KMO s Daar waar de groei van de wereldeconomie in 2012 haast uitsluitend te danken was aan de groei gerealiseerd in de opkomende landen en de ontwikkelingslanden, werd 2013 gekenmerkt door een haast synchrone groeivertraging in verschillende BRICS-landen (China, Brazilië, Rusland, India, Zuid-Afrika) alsook in Turkije. De impact hiervan op de groei van de wereldeconomie was aanzienlijk omdat de opkomende landen gezamenlijk goed zijn voor bijna 60% van de wereldeconomie. In de traditionele industrielanden daarentegen heeft de afnemende financiële- & beleidsonzekerheid de bedrijfs-investeringen doen toenemen wat vooral in de tweede helft van 2013 heeft bijgedragen tot een beperkte economische heropleving. De wereld van vandaag wordt meer dan ooit gekenmerkt door onderlinge verbondenheid met een gestage toename in de internationalisering van de economische activiteiten en dit hoofdzakelijk via buitenlandse investeringen van ondernemingen. De onderliggende motieven voor deze investeringen geven aan hoe de internationale activiteiten van de ondernemingen cruciaal geworden zijn in de ontwikkeling en het behoud van hun concurrentiekracht. Gekenmerkt door een zeer open en concurrentiële omgeving kan het Belgische bedrijfsleven, waarin KMO s een sleutelrol spelen, moeilijk ontsnappen aan dit gegeven en worden zij dan ook aangezet, indien niet gedwongen, tot een grotere internationale spreiding van hun activiteiten. Gelet op de voortdurend wijzigende economische context hebben Belgische bedrijven nood aan een stabiele lange termijn partner, zoals BMI, bij de financiering van hun internationale projecten. De kernopdracht van BMI is immers het co-financieren op middellange of lange termijn van buitenlandse investeringen door Belgische bedrijven, hoofdzakelijk ten behoeve van voornamelijk KMO s die zich in een expansiefase bevinden of die een belangrijk groeipotentieel vertonen. Door al meer dan 4 decennia lang financiering aan te bieden die concreet gericht is op de internationale expansie van de Belgische bedrijven, beantwoordt BMI aan een specifieke doch wezenlijke vraag vanwege onze bedrijven die, geconfronteerd met een almaar toenemende mondialisering van de wereldeconomie, verplicht zijn om te groeien en dit vaak via een vestiging in het buitenland ten einde hun marktpositie te handhaven. Deze inplantingen in het buitenland gaan vaak eveneens gepaard met een groei op het niveau van het Belgische moederbedrijf en hebben aldus een positief multiplicatoreffect op de Belgische economie, onder meer via de uitvoer van Belgische uitrustingsgoederen en diensten. Om deze kernopdracht ten aanzien van de Belgische KMO s te vervullen beschikt BMI over eigen middelen van ongeveer 36,2 miljoen. Deze financiële middelen worden in bepaalde gevallen aangevuld met externe fondsen, zo onder meer de Dotaties van de federale overheid (voor investeringen in Centraal- en Oost-Europa enerzijds en Azië anderzijds) alsook via middelen die ter beschikking worden gesteld door de regio s (via de ParticipatieMaatschappij Vlaanderen ( PMV ) enerzijds en via AWEX / SOFINEX anderzijds voor het cofinancieren van buitenlandse investeringen van Vlaamse, respectievelijk Waalse bedrijven). Tenslotte kan BMI ook beroep doen op de samenwerking die ruim twintig jaar geleden werd opgestart met verschillende Europese ontwikkelingsinstellingen die lid zijn van de European Development Finance Institutions ( EDFI ), of meer recent, via European Financing Partners ( EFP ), een financieringsstructuur opgezet door de EDFI-Leden samen met de Europese Investeringsbank ( EIB ).

3 3 GEVOELIGE STIJGING VAN DE PORTEFEUILLE Ondanks de weinig stabiele economische context, zeker wat de eerste jaarhelft van 2013 betreft, en een aantal belangrijke desinvesteringen is de globale portefeuille van BMI gevoelig toegenomen vergeleken met het niveau van vorig jaar (+14%). Bij het afsluiten van het boekjaar 2013, omvatte de globale portefeuille van BMI 25 projecten voor een totaal bedrag van 25,5 miljoen (met inbegrip van de fondsen beheerd voor rekening van derden), voor het merendeel geïnvesteerd onder de vorm van risicodragend kapitaal of quasi-kapitaal in opkomende markten. Het bedrag van de stortingen liep op tot 7,7 miljoen of een stijging met 3,3 miljoen in vergelijking met het vorig boekjaar ( 4,4 miljoen). Anderzijds werden er ook een aantal desinvesteringen gerealiseerd voor een bedrag van nagenoeg 5 miljoen. Voorzichtigheidshalve werden er tevens provisies geboekt voor een totaal bedrag van 0,372 miljoen op een aantal dossiers met een hoog risico-gehalte. De terugnames van waardeverminderingen liepen op hun beurt echter eveneens op tot 0,514 miljoen gezien de positieve kentering in een aantal andere dossiers. Zes projecten, samen goed voor een investeringsbedrag van nagenoeg 5 miljoen, werden ten gronde geanalyseerd en definitief goedgekeurd. Het aantal projecten voorgelegd voor een «preliminary screening» bleef stabiel op 19 en vertegenwoordigen een potentiële gezamenlijke investeringswaarde van meer dan 15 miljoen wat een verdere stijging van de portefeuille laat verhopen. UITSTAP UIT BIO - DE INVESTERINGSARM VAN DE BELGISCHE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING BIO (de Belgische Investeringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden) werd op 8 december 2001 opgericht met een maatschappelijk kapitaal van met als oprichter-aandeelhouders BMI (50%) en de Belgische Staat (50%). Na een periode van twaalf jaar heeft BMI haar deelneming in BIO verkocht. Op 18 december 2013 ondertekenden BMI en de Belgische Staat een Overeenkomst tot overdracht van de BIO-deelneming in het bezit van BMI aan de Belgische Staat. Door deze transactie wordt de Belgische Staat de enige aandeelhouder van BIO dat daarenboven over de jaren heen vanwege de Belgische Staat aanzienlijke bijkomende financiële middelen mocht ontvangen onder de vorm van participatiecertificaten via verschillende vehikels (het Ontwikkelingsfonds, het Lokaal Muntfonds en het KMO-fonds). BIO is financieel en anderszins uitgegroeid tot een volwaardige autonome investeringsinstelling van de Belgische ontwikkelingssamenwerking zodat de rol van BMI bij de uitbouw van dit instrument succesvol kon afgerond worden.

4 4 BMI, FONDSENBEHEERDER BMI beheert nog steeds twee Dotaties van de Belgische Staat, te weten één voor de voormalige Oostbloklanden 1. en één voor bepaalde landen in Azië 2. BMI beheert sinds 1999 eveneens twee soortgelijke fondsen van en voor het Agence Wallonne à l'exportation / SOFINEX (oorspronkelijk elk van 2,23 miljoen). De geografische beperkingen die oorspronkelijk waren ingeschreven in deze fondsen werden versoepeld om beter tegemoet te komen aan de vraag van de Waalse bedrijven. Per eind 2013 genoten vijf buitenlandse projecten van Waalse bedrijven van een tussenkomst via dit kanaal en dit voor een gezamenlijk bedrag van 2,4 miljoen. In 2006 werd ook een samenwerkingsakkoord afgesloten tussen BMI en de ParticipatieMaatschappij Vlaanderen ( PMV ). Dit heeft geleid tot de co-financiering bij de internationale expansie van vier Vlaamse bedrijven, per eind 2013, na de uitstap uit één van deze vier projecten, goed voor een bedrag van 1,13 miljoen. Het samenwerkingsverband met Delcredere is uitdovend en betreft nog slechts één enkel dossier waarvoor de uitstaande bedragen in het kader van deze Delcredere-"Risk Sharing Facility" verder blijven afnemen ( 0,62 miljoen bij het afsluiten van het boekjaar). 1 Opgestart in 1991 met een looptijd van 15 jaar en verlengd in 2006 met 10 jaar tot 16 juli 2016, na terugbetaling aan de Staat van het initiële bedrag van de Dotatie ( ,30) waardoor nu verder geïnvesteerd wordt met de historische opbrengsten van deze Dotatie. 2 Opgestart in 1997 met een looptijd van 15 jaar en verlengd in 2012 met 10 jaar tot 28 maart 2022, na terugbetaling aan de Staat van het initiële bedrag van de Dotatie ( ,87) waardoor nu verder geïnvesteerd wordt met de historische opbrengsten van deze Dotatie.

5 5 2. KERNCIJFERS TOTAAL BEHEERDE PORTEFEUILLE VAN 25,5 MILJOEN (In k ) Beheerde portefeuille Portefeuille gefinancierd met eigen middelen Portefeuille derden Beschikbare middelen In 2013 liep het bedrag van de stortingen op tot 7,7 miljoen, een gevoelige stijging ten opzichte van het vorig boekjaar ( 4,4 miljoen in 2012) gespreid over zes dossiers, waaronder drie projecten met nieuwe partners die overwegend gesitueerd zijn in landen die nog niet (Mexico en Rusland) of niet meer (Polen) in de portfolio van BMI waren opgenomen. Verder werden ook met een aantal bestaande klanten nieuwe projecten opgezet wat een indicator is van de tevredenheid van deze bedrijven inzake de samenwerking met BMI. Met uitzondering van één kapitaalsparticipatie (VSA) gebeurden de overige investeringen onder de vorm van achtergestelde (en/of participatieve) leningen. Het bedrag aan desinvesteringen (m.n. aflopende kapitaaltransacties en vermindering van uitstaande leningsaldo s) lag gevoelig hoger dan de vorige boekjaren ( 5,5 miljoen tegenover 3,5 miljoen in 2012). Het betreft hier enerzijds de gefaseerde, geplande uitstap als aandeelhouder uit een aantal buitenlandse kapitaalprojecten en in één geval de volledige vervroegde succesvolle uittrede als aandeelhouder. Daarnaast betreft het de contractueel voorziene afbouw van lopende leningen met in 2013 uitzonderlijk ook een vervroegde terugbetaling in het kader van een erg succesvol project. Voormelde desinvesteringen betroffen hoofdzakelijk de terugbetaling van leningen (voor een totaal bedrag van 4,5 miljoen) alsook de verkoop van en/of verdere afbouw van een aantal kapitaalsparticipaties voor een totaal bedrag van circa 1 miljoen. Het door BMI steeds gehanteerde voorzichtigheidsprincipe gaf aanleiding tot een aantal waardeverminderingen op bepaalde projecten voor een bedrag van 0,37 miljoen (tegenover 0,44 miljoen in 2012). Deze waardeverminderingen situeren zich voor het overgrote deel onder het luik «quasi kapitaal». Waardeverminderingen die in het verleden voorzichtigheidshalve werden geboekt laten echter soms toe dat in de toekomst alsnog een deel kan gerecupereerd worden. Zo afficheert de post terugname van waardeverminderingen in 2013, net zoals in de twee voorgaande boekjaren, een positief bedrag, in casu van 0,514 miljoen, gezien de positieve evolutie in de gerelateerde dossiers. Hierdoor bedraagt de totale beheerde portefeuille bij het afsluiten van het boekjaar 25,5 miljoen, een gevoelige toename tegenover vorig boekjaar ( 22,4 miljoen) ofwel een stijging met 14%. Ten gevolge van voormelde activiteiten en transacties is de liquiditeitspositie van BMI enigszins gedaald van 19,8 miljoen (eind 2012) naar 18,2 miljoen per 31 december Dit niveau moet toelaten om de eerstvolgende jaren een normaal investeringsritme aan te houden, wat niet wegneemt dat een eventuele 2 3 Gedefinieerd als de netto-boekwaarde van de investeringen verricht met eigen middelen, verhoogd met de netto-boekwaarde van de investeringen verricht met de middelen verstrekt door derden (Dotaties Belgische Staat, AWEX/SOFINEX, en co-financieringen PMV. Betreft enkel de eigen thesauriemiddelen van BMI, zonder fondsen van derden.

6 6 kapitaalsverhoging zou toelaten om dit ritme gevoelig op te drijven en de ondersteuning van haar doelcliënteel te verbreden door ook iets grotere projecten/financieringen aan te kunnen/bieden. INKOMSTEN COURANTE INKOMSTEN Opbrengsten uit financiële vaste activa Dividenden Interesten op niet geherfinancierde leningen Interesten op geherfinancierde leningen Andere (inclusief wisselkoersverschillen) Opbrengsten uit verstrekte diensten Inkomsten uit thesauriebeleggingen MEERWAARDEN BIJ DE REALISATIE VAN FINANCIELE VASTE ACTIVA WAARDEVERMINDERINGEN EN MINDERWAARDEN TERUGNAME VAN WAARDEVERMINDERINGEN UITZONDERLIJKE OPBRENGSTEN TOTALE OPBRENGSTEN KOSTEN BEDRIJFSKOSTEN Organen en medewerkers Andere administratiekosten Kosten op geherfinancierde investeringen Andere bedrijfskosten en -taksen Financiële kosten (inclusief wisselkoersverschillen) UITZONDERLIJKE KOSTEN - - TOTALE KOSTEN RESULTAAT VOOR AFSCHRIJVINGEN EN BELASTINGEN Afschrijvingen Belastingen NETTO RESULTAAT

7 7 TOELICHTING BIJ DE BELANGRIJKSTE VERSCHILLEN TUSSEN De stijging met 35% van de totale opbrengsten voor het boekjaar 2013 ( tegenover in 2012) is te wijten aan het gecombineerd effect van een hoger bedrag aan meerwaarden, aanzienlijke terugnames van waardeverminderingen en een beperkter bedrag aan waardeverminderingen en minwaarden vergeleken met de voorgaande boekjaren. De courante inkomsten dalen licht (-5%) deels omdat de vernieuwing van de portefeuille trager verloopt dan voorzien en een belangrijk deel van de nieuwe projecten tussenkomsten betrof onder de vorm van quasikapitaal waarvoor de stortingen pas in de tweede jaarhelft vielen en de interesten aldus maar een gedeelte van het jaar liepen. De post intresten op niet geherfinancierde leningen daalde hierdoor licht (-4%). De post opbrengsten uit verstrekte diensten nam licht toe (met circa 0,1 miljoen) en is grotendeels een rechtstreeks gevolg van het hoger bedrag aan stortingen ( 7,7 miljoen) en de daaraan gerelateerde analysevergoedingen, tegenover het vorige boekjaar ( 4,4 miljoen). Door de blijvend lage interestvoeten en de aanzienlijke stortingen in het kader van nieuwe tussenkomsten namen de inkomsten uit thesauriebeleggingen af met Het bedrag van de meerwaarde bij de realisatie van financiële vaste activa neemt gevoelig toe ( tegenover in 2012) wat overwegend te danken is aan de uitstap, 7,5 jaar na intrede, uit een succesvol Braziliaans project. Het bedrag aan waardeverminderingen en minderwaarden ligt lager dan in 2012 en dit deels omdat de afgelopen boekjaren voorzichtigheidshalve al een aantal provisies werden aangelegd. De minder gunstige ontwikkeling in een tweetal projecten noopten niettemin om bijkomend een bedrag aan waardeverminderingen en minderwaarden van vast te leggen. Net zoals de twee vorige boekjaren kon in 2013 echter een deel van eerder aangelegde waardeverminderingen (gedeeltelijk) gerecupereerd worden met in casu een aanzienlijke terugname van zodat er een netto-saldo was van De bedrijfskosten blijven nagenoeg stabiel (daling met of -2%) verdeeld over de verschillende posten, uitgezonderd de post Andere administratiekosten die een verwaarloosbare stijging kent. Aldus sluit het boekjaar 2013 af met een positief nettoresultaat van (tegenover in het vorige boekjaar) en knoopt hierdoor weer aan met het winstniveau van vorige boekjaren. In het kader van de continuïteit van de bedrijfsvoering bleven de waarderingsregels ongewijzigd van toepassing. Daarenboven dient te worden opgemerkt dat de vennootschap sinds 2006 onafgebroken winstgevend is geweest, dit is over een periode van 8 jaar, wat gezien de economische context en in het bijzonder de wereldwijde financiële crisis die tijdens deze periode heeft gewoed toch wel opmerkelijk kan genoemd worden.

8 8 RISICOBEHEERSINGSBELEID Een hoge risicograad is geheel eigen aan de activiteiten van BMI. De belangrijkste risico s zijn de volgende : - het projectrisico : BMI investeert in de overgrote meerderheid van de gevallen aan de zijde van voornamelijk KMO s in nieuwe projecten ( green fields ) die zich, conform haar opdracht, in het buitenland bevinden. Het betreft hier dan ook vaak venture capital, eerder dan louter ontwikkelingskapitaal. BMI tracht dit type van risico in te perken door : - een grondige analyse van het project; - een zorgvuldige keuze van de industriële en financiële partners met een gevestigde reputatie; - het afsluiten van overeenkomsten met aangepaste uitstapformules; - het regelmatig bijwonen van de vergaderingen van de bestuurs- en beheersorganen; - een verscherpte en dynamische opvolging van projecten in moeilijkheden; - het permanent opvolgen van de evolutie van een kapitaalsdeelneming en/of van de onderliggende parameters van toegekende leningen; - het opzetten van samenwerkingsverbanden met soortgelijke ontwikkelingsinstellingen (EDFI); - beroep te doen op ad-hoc dotaties; - het liquiditeitsrisico in hoofde van de partner / debiteur : dit type van risico wordt voornamelijk bij de analyse van het project bekeken. In de mate van het mogelijke wordt gezocht naar de meest geëigende garanties, zonder weliswaar afbreuk te doen aan haar opdracht : het verschaffen van risicokapitaal. - Wat de thesauriemiddelen van BMI betreft, wordt het geheel van de aangegane verbintenissen van BMI gedekt door de daartoe gereserveerde bedragen die met in acht name van strikte voorzichtigheidsprincipes voor het overgrote deel toevertrouwd werden aan grote bankinstellingen, aandeelhouders van BMI, of in Belgische Staatsleningen (zgn. OLO s) ; - het politieke risico, en onder meer het transferrisico. Dit type van risico wordt meestal gedekt door een Delcredere-verzekeringspolis ; - het wisselkoersrisico voor BMI: Het betreft hier hoofdzakelijk het directe en indirecte risico bij investeringen (voornamelijk deelnemingen omdat leningen normaal in Euro worden toegekend) in lokale munt waarvoor BMI niet systematisch beroep doet / kan doen op hedging -technieken, gelet op de lange looptijd van de geïnvesteerde middelen; dit type risico wordt in principe pas actueel op het ogenblik van het aanbreken van de relevante jaren voor de uitstapformule; via de uitstapformule wordt dit risico gedeeltelijk ondervangen door te werken hetzij met historische wisselkoersen, hetzij met gemiddelden van gemiddelde wisselkoersen ; hierdoor heeft dit type risico voor BMI doorgaans een relatief beperkte impact op de globale portefeuille. Overigens werd er in 2007 door een aantal EDFI-Leden een instrument uitgewerkt om dit type van risico te dekken en waarop BMI desgevallend beroep kan doen.

9 9 3. VERRICHTINGEN VAN HET BOEKJAAR Aantal Bedrag (MM ) Preliminary Screening Definitieve Goedkeuringen ,9 5,9 6,2 Tijdens het afgelopen boekjaar werden zes projecten voor een gezamenlijk bedrag van bijna 5 miljoen definitief goedgekeurd. Tevens werden negentien projecten voorgelegd voor een eerste «screening», waarvan er 14 werden geschikt bevonden voor een verdere analyse door de diensten in het kader van een eigen tussenkomst, in voorkomend geval samen met een tussenkomst van derden 4. Het aantal dossiers voorgelegd voor een eerste «screening» handhaaft zich op hetzelfde (vrij hoge) niveau als het vorig boekjaar. Door de verslechtering van het investeringsklimaat in de tweede jaarhelft van 2012 was er eveneens een gevoelige terugval van het aantal aanvragen in de twee eerste kwartalen van 2013 (6 projecten). Die trend kon enigszins worden gekeerd in de twee laatste kwartalen van 2013 (13 nieuwe projecten). Het aantal definitief goedgekeurde projecten bleef derhalve enigszins onder de verwachtingen, zeker ten opzichte van het aantal projecten (14) toegelaten voor analyse, en dit voornamelijk door de timing. De groeivertraging in verschillende BRICS-landen is ook deels verantwoordelijk voor het uitstel van een aantal projecten die door bepaalde Belgische KMO s in deze regio s overwogen werden. De pijplijn van potentieel nieuwe projecten (voor circa 15 miljoen) laat evenwel verhopen dat er in de loop van 2014 een inhaalbeweging kan gebeuren op het ogenblik dat dit vertrouwen zich zal hersteld hebben. Het totale bedrag van de definitief goedgekeurde tussenkomsten bleef beperkt tot 5 miljoen (een daling met 1 miljoen) en deze zes projecten betroffen zowel (uitbreidings)projecten met bestaande partners alsook projecten met nieuwe cliënten. 4 Vermelde bedragen omvatten eveneens de fondsen geïnvesteerd / gestort en/of beheerd voor rekening van de Staat, Awex, PMV en Delcredere

10 10 4. UITSPLITSING VAN DE PORTEFEUILLE PER REGIO, PER SECTOR EN PER ACTIVA GEOGRAFISCHE SPREIDING In % West Europa 13,0 15,7 16,1 Noord Amerika 10,2 14,9 21,6 Totaal geïndustrialiseerde landen 23,2 30,6 37,7 Centraal - en Oost Europa 28,3 23,2 17,9 Afrika 2,8 3,8 4,6 Centraal - en Zuid Amerika 12,3 5,1 6,1 Azië 23,5 26,2 22,5 BIO (developing & emerging countries) 9,9 11,1 11,2 Totaal groeilanden 76,8 69,4 62,3 Voor het tweede jaar op rij is er een significante toename met ruim 7% van het aandeel van de tussenkomsten in de groeilanden. Hun aandeel loopt aldus op tot bijna 77% en zij versterken aldus hun overwicht in de portfolio. De daling van het aandeel van de geïndustrialiseerde landen naar 23,2% is overwegend toe te schrijven aan een verdere daling van de regio Noord Amerika (van 14,9% naar 10,2%). Net zoals vorig boekjaar is deze terugval te wijten aan de contractueel vastgelegde uittrede door BMI uit twee belangrijke en succesvolle projecten in deze regio en, anderzijds, de gefaseerde storting in het kader van een nieuwe investering in deze regio waarvan het effect pas volgend boekjaar ten volle zal kunnen wegen. De grootste stijger binnen de cluster van groeilanden is met stip Centraal- en Zuid-Amerika (+7,2%) en dit door een aanzienlijke investering in Mexico en een verdere uitbreidingsinvestering in Brazilië. Zodoende komt deze regio met 12,3% quasi gelijk met West-Europa (13%). Azië (23,5%) zakt een kleine 3% waardoor Centraal- en Oost Europa momenteel de belangrijkste investeringsregio van de BMI-portfolio uitmaakt. Met een drietal nieuwe investeringen (Hongarije, Polen en Rusland), groeide deze regio voor het tweede jaar op rij met ruim 5% tot 28,3%. De belangstelling van onze Belgische KMO s voor Afrika bleef ook in 2013 beperkt doch ondertussen werden wel een aantal nieuwe mogelijke projecten geïdentificeerd. Deze ranking houdt ook geen rekening met de portfolio van BIO voor wie verschillende landen van dit continent prioritair zijn. Door de aanhoudend weinig stabiele economische situatie aanvankelijk door de financieel economische crisis in de traditionele industrielanden en meer recent door de groeivertraging in sommige opkomende (BRICS- )landen nemen vele Belgische bedrijven een afwachtende houding aan om nieuwe projecten op te starten of bestaande buitenlandse projecten uit te breiden. Het (fragiele) economisch herstel kan onze KMO s blijkbaar onvoldoende overtuigen om voluit te investeren in meer afgelegen regio s en voluit te internationaliseren en verklaart mogelijks, ten dele, de (hernieuwde) belangstelling voor de (meer nabije) regio van Centraal- en Oost Europa. Hoe dan ook is het financieren en realiseren van projecten in het buitenland ongeacht de regio waarin dit gebeurt een intensief proces dat bovendien steeds complexer wordt. Door de aanhoudende onzekerheid economisch en recent ook politiek omtrent de evolutie van de wereldeconomie neemt daarenboven het risicoprofiel van buitenlandse projecten gemiddeld toe.

11 11 VERDELING PER SECTOR Vergeleken met het vorige boekjaar zijn de onderlinge verhoudingen tussen de verschillende sectoren weinig gewijzigd. De agro- en voedingsindustrie behoudt de eerste plaats, doch moet, ondanks twee nieuwe investeringen, enkele procentpunten inleveren. Net zoals vorig boekjaar wordt de tweede plaats ingenomen door een (meer heterogene) cluster van sectoren (waaronder ook BIO met 11%) en ook de positie van de farmaceutische, chemische & verpakkingsindustrie blijft quasi ongewijzigd. Alle sectoren vallen wel relatief licht terug omwille van een belangrijke nieuwe investering in de mijnbouw die een aandeel van 9% opeist, gevolgd door de textielsector die ten opzichte van 2012 licht toenam tot 6%. De metaalverwerkende sector & aanverwante nijverheid blijft voor het derde jaar op rij stabiel op 16% van de portefeuille. Bij het afsluiten van het boekjaar 2013 omvatte de portefeuille 25 projecten (tegenover 23 in 2012) die gerealiseerd werden aan de zijde van 22 Belgische industriële partners (waaronder 15 KMO s). De sectorale spreiding van de portefeuille 5 is als volgt : 2013 # % 2012 / 2011 % Agro- & voedingsindustrie / 26 Metaalverwerkende & aanverwante nijverheid / 16 Farmaceutische, chemische & verpakkingsindustrie / 26 Mijnbouw / - Textiel / - Andere (infrastructuur,high tech, financieel, waaronder BIO (11%)) / 32 VERDELING PER SOORT ACTIVA De portefeuille is opgedeeld naar het risicoprofiel van de tussenkomsten onder de vorm van Deelnemingen, Quasi-kapitaal en Senior Loans. Sinds 2010 worden, naast converteerbare leningen ook de achtergestelde leningen ( Subordinated Loans ) met een variabele interestvergoeding onder de rubriek Quasi-kapitaal ondergebracht omdat het telkens tussenkomsten met een niveau van vergoeding betreft dat rechtstreeks afhangt van het succes van het project. Het aandeel van deze (meer) risicodragende tussenkomsten nam andermaal toe in 2013 (een stijging met 6%) zodat tussenkomsten onder de vorm van deelnemingen en/of quasi-kapitaal het leeuwenaandeel van de portefeuille vormen. Samen vertegenwoordigen zij 87% van de portefeuille waarvan 28% (+3%) onder de vorm van Deelnemingen en 59% (+3%) onder de vorm van Quasi-kapitaal. De tussenkomsten onder de vorm van Leningen (Senior Loans) dalen naar 13% (-6%). Deze laatste tussenkomstvorm behoort niet echt tot de core-business van BMI en gaat meestal gepaard met andere (meer risicodragende) tussenkomstvormen vanwege BMI of wordt toegekend in het kader spreiding van betalingen bij uitstapoperaties. De vraag vanwege de Belgische bedrijven naar financiële bijstand onder de vorm van risicodragende tussenkomsten blijft meer dan ooit actueel. 5 hierin begrepen de fondsen geïnvesteerd voor rekening van de Staat, AWEX, PMV en Delcredere.

12 12 5. PROMOTIE EN SAMENWERKING MET ANDERE ONTWIKKELINGSINSTELLINGEN EDFI EUROPEAN DEVELOPMENT FINANCE INSTITUTIONS EDFI of European Development Finance Institutions is een netwerk voor overleg, informatie en harmonisatie van de procedures tussen Europese financiële ontwikkelingsinstellingen alsook een netwerk van cofinanciering. BMI stond samen met vier andere instellingen van de «kleinere» Europese landen aan de wieg van EDFI. Dit aanvankelijk informeel relatienetwerk heeft gaandeweg aan belang gewonnen. De totale portefeuille van de 15 huidige EDFI-Leden bedroeg eind ,1 miljard, dit is een stijging met 2,6 miljard (+8,5%) vergeleken met 2012 en gespreid over projecten (tegenover projecten in 2012). De 4 belangrijkste EDFI-Leden vertegenwoordigen 21,6 miljard van de EDFI-portefeuille, dit is 77% van de totale waarde gespreid over projecten, i.e. ongeveer 59% van het totale aantal. Het betreft hier de «grotere landen», te weten : FMO (Nederland) : 6,6 miljard (24%), verdeeld over 885 projecten (23%); DEG (Duitsland) : 6,2 miljard (22%) verdeeld over 735 projecten (19%) ; CDC (Groot-Brittannië) : 4,5 miljard (15%) verdeeld over 178 projecten (5%); PROPARCO (Frankrijk) : 4,2 miljard (15%) verdeeld over 442 projecten (12%) De andere EDFI-Leden zijn overwegend onder te brengen in twee «clusters» : Een eerste cluster met daarin instellingen met een omvang die schommelt tussen 2% à 4% van de totale portefeuille (Simest, Norfund, Cofides, OeEB, IFU, BIO en FinnFund) voor een totaal bedrag van 5,8 miljard (21%) verdeeld over projecten (36%) ; Een tweede cluster met daarin instellingen met een gemiddelde omvang lager dan 2% van de totale portefeuille (Sifem, Swedfund, BMI en Sofid) voor een totaal bedrag van 744 miljoen (2%) verdeeld over 204 projecten (5%). Deze organisaties hebben vaak een meer beperkte investeringsopdracht vergeleken met bijvoorbeeld BMI die enkel aan de zijde van een Belgische onderneming in directe projecten investeert en dus niet in investeringsfondsen. Deze laatste tussenkomstvorm maakt evenwel een aanzienlijk deel uit van de EDFI-portefeuille. Aldus draagt EDFI, indien niet in rechte dan minstens in feite, de kiem in zich van een Europese Ontwikkelingsmaatschappij, wat daarenboven nog wordt versterkt door haar samenwerking met de EIB en naar de toekomst toe zijn nog verdere ontwikkelingen op dit vlak te verwachten, onder andere in samenwerking met de Europese Commissie. De EDFI leden leggen zich vooral toe op de financiering van middelgrote projecten, een essentiële factor trouwens voor evenwichtige ontwikkeling, daar waar andere instellingen zoals IFC (de privé-sector arm van de Wereldbank) eerder gericht is op projecten van een veel grotere omvang. Daarnaast nemen EDFI-Leden soms samen deel aan gezamenlijke projecten en werken zij ook nauw samen op technisch vlak, o.m. via verscheidene specifieke werkgroepen alsook bij het opstellen van gezamenlijke normen en standaarden, onder meer op ethisch vlak en voor wat het milieu betreft. Een markant voorbeeld van deze samenwerking betreft bijvoorbeeld het nieuwe investeringsproject in Mexico waarbij de Belgische partner niet enkel kon genieten van een achtergestelde lening vanwege BMI maar via BMI ook toegang kreeg tot senior financiering vanwege de Duitse EDFI zusterorganisatie, DEG.

13 13 6. BEHEER EN MEDEWERKERS BELEIDSORGANEN De Raad van Bestuur bestaat uit 15 leden en heeft 8 zittingen gehouden in de loop van het boekjaar De Voorzitter en de Vice-voorzitter ontvangen een vaste vergoeding die door de Algemene Vergadering werd vastgelegd op respectievelijk en per jaar. Elke Bestuurder ontvangt daarenboven 500 per bijgewoonde zitting. Tijdens zijn vergadering van 7 november 2013 heeft de Raad van Bestuur kennis genomen van het ontslag van de Heer Jean-Pierre Smit en heeft beslist om Mevr. Fleur Poets, Expert External Markets Agoria Regulations & Standardisation bij Agoria te coöpteren in opvolging van de heer Smit en dit tot aan de volgende jaarvergadering van 11 juni 2014 die zich zal moeten uitspreken over haar benoeming. De Raad van Bestuur houdt er aan de heer Smit van harte te danken voor zijn competente en gewaardeerde bijdrage gedurende de afgelopen tien jaar. Tijdens zijn vergadering van 18 december 2013 heeft de Raad van Bestuur kennis genomen van het verzoek van Electrabel om opnieuw een bestuurder te mogen laten zetelen bij BMI. Aangezien de beslissing daartoe toekomt aan de Vergadering van Aandeelhouders, beslist de Raad om de heer Bernard Gilliot (Executive Vice-President Strategy & Marketing de Tractebel Engineering) toe te staan de vergaderingen van de Raad voorlopig bij te wonen als waarnemer en dit tot aan de jaarvergadering van 11 juni 2014 die zich alsdan zal moeten uitspreken over zijn benoeming. De mandaten van Mevrouw Colette Vanstraelen en van de heer Franciscus Godts, Bestuurders die de Administratie vertegenwoordigen, lopen af bij de Algemene Vergadering van 11 juni 2014 die zich zal dienen uit te spreken over hun herbenoeming en de looptijd van hun mandaat. COMMISSARIS Het mandaat van de Commissaris, de cvba Klynveld Peat Marwick Goerdeler Bedrijfsrevisoren, vertegenwoordigd door de Heer Eric Clinck, werd goedgekeurd door de Algemene Vergadering van 8 juni 2011 voor een termijn van drie jaar, dit is voor de boekjaren 2011, 2012 en Door dezelfde Vergadering van 8 juni 2011 werd de vergoeding van de Commissaris vastgelegd op 7.500, BTW niet meegerekend en jaarlijks indexeerbaar. Thans dient de Gewone Algemene Vergadering van juni 2014 zich uit te spreken over de (her)benoeming van de Commissaris en over de bezoldiging van dit mandaat. Conform de bepalingen van artikel 134, 2 van het Wetboek van Vennootschappen verklaart BMI dat zij in de loop van het boekjaar 2013 aan de cvba Klynveld Peat Marwick Goerdeler Bedrijfsrevisoren geen bijkomend bedrag aan erelonen heeft betaald.

14 14 MEDEWERKERS In de loop van het boekjaar bleef het personeelsbestand ongewijzigd en op het einde van het boekjaar 2013 had de vennootschap derhalve 6 medewerkers in dienst. Specifieke opleidingen en seminaries in verband met financiële analyse en aanverwante onderwerpen werden gevolgd door een aantal medewerkers. De Raad wenst alle medewerkers te danken voor hun vakkundigheid en toewijding die zij hebben aan de dag gelegd tijdens het afgelopen boekjaar. 7. BIJKOMENDE TOELICHTINGEN EN BESTEMMING VAN HET RESULTAAT Omwille van de aard van de activiteit van de vennootschap werden er in de loop van het boekjaar geen kosten gemaakt inzake onderzoek en ontwikkeling. De Raad van Bestuur verklaart geen kennis te hebben gekregen van gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan na het afsluiten van de jaarrekeningen die op substantiële wijze de financiële toestand van de vennootschap kunnen beïnvloeden. Op 31 december 2013 werd de resultatenrekening afgesloten met een winst van De Raad van Bestuur stelt voor om de winst van het boekjaar toe te wijzen aan de wettelijke reserve die hierdoor gebracht wordt op Het eigen vermogen van BMI dat op het einde van het vorig boekjaar bedroeg zal hierdoor oplopen tot Brussel, 15 mei 2014 Pour le Conseil d Administration, Jean-Claude Fontinoy Voorzitter