Montagehandleiding AP-150 Vacuum Cruise Control. Postbus BP Almere Tel Fax

Transcriptie

1 Montagehandleiding AP-15 Vacuum Cruise Control Postbus BP Almere Tel Fax

2 John Gold International B.V. Kweekgrasstraat BT ALMERE Nederland Tel : Verkoop Fax : Verkoop Tel : Technische dienst Fax : Technische dienst S.E. & O. c Copyright 1999 John Gold International B.V.

3 Veiligheidsaanwijzingen De AP-15 Cruise Control van John Gold is een hoogwaardig kwaliteitsproduct dat met grote zorg ontworpen en gefabriceerd is. Bij het maken van deze handleiding is ervan uit gegaan dat de inbouwer op de hoogte is van de hedendaagse autotechniek en ervaring heeft met het werken aan moderne automobielen. Uitleg gebruikte symbolen: Let op! Dit symbool wordt gebruikt voor een mogelijk gevaarlijke situatie. Bij een gevaarlijke situatie is er kans op dood, zware en lichte verwondingen, materiële schade aan product en auto of milieuschade. Voorwaarden voor de inbouw: - Boordspanning is 12V met minpool aan carrosserie. - Gebruik geen testlamp of spanningszoeker, maar altijd een ledtester, Voltmeter of Ohmmeter. - Neem altijd de accupool los. Let op: Verlies van gegevens mogelijk van radio, boordcomputer en andere vluchtige elektronische gegevens. Let op! Veranderingen en/of technische manipulaties aan de Cruise Control kunnen de veiligheid ervan ernstig beïnvloeden. Een AP-15 Cruise Control mag daarom nooit veranderd of gemanipuleerd worden. Let op! Dit symbool wordt gebruikt bij een gebruiksadvies. Het niet naleven van dit advies kan materiële schade veroorzaken aan de motor of het product zelf. Werkingsprincipe Cruise Control: Het vacuumservo trekt m.b.v. twee kleppen en een kabel de gasinrichting aan, die de benodigde gasklepstand regelt om de ingestelde snelheid te behouden. De elektronica ontvangt en verwerkt de signalen die komen van de bediening en het snelheidssignaal. Met deze signalen stuurt de elektronica vervolgens het servo aan. Let op! Dit regelen kan uiteraard uitsluitend geschieden binnen de grenzen van het beschikbare motorvermogen. Bedieningsfuncties: Let op! Wanneer de AP-15 Cruise Control wordt ingebouwd en/of aangesloten door niet gekwalificeerde personen kan dit (zwaar) persoonlijk letsel, materiële schade of milieuschade tot gevolg hebben. Geef de bedieningsfuncties op pagina 15 altijd aan de klant mee wanneer de auto wordt afgeleverd, teneinde misverstanden over de werking te voorkomen. De klant dient erop gewezen te worden dat indien er gebruik wordt gemaakt van een snelheidssignaal, de Cruise Control niet zal uitschakelen bij het intrappen van de koppeling. Indien de klant dit wel wenst, kan er een optionele koppelingsschakelaar gemonteerd te worden. Let op! Bij afdalingen zal de Cruise Control uitsluitend gas terugnemen, een Cruise Control remt dus niet af. e-keur ISO 9 QS 9 ABE/KBA 3

4 Servo en vacuumaansluiting Het servo dient in de motorruimte aan de carrosserie gemonteerd te worden. Let op! Nooit aan de motor monteren! De montage moet aan de volgende voorwaarden voldoen: - De vacuumaansluiting van het servo moet afwaterend gemonteerd worden, nooit naar boven gericht. - Het servo dient tenminste 3 cm vanaf de volgende delen gemonteerd te worden: - Elektrische stoorbronnen zoals dynamo, ontsteking en accu. - Hitte afgevende delen zoals uitlaatsysteem en radiateur. Let op! Plaats het servo minimaal 3 cm vanaf elektrische stoorbronnen en hitte afgevende delen. Voor een juiste montage van het servo, kan de bevestigingsbeugel op verschillende manieren aan het servo gemonteerd worden. Zie onderstaande afbeelding. De vacuumaansluiting kan worden gemaakt m.b.v. de bijgeleverde T-stukjes, deze altijd vastzetten met slangklemmen! De vacuumaansluiting moet aan de volgende voorwaarden voldoen: - Goede constante vacuumbron. - Gebruik nooit het vacuum van motormanagement zoals ontstekingvervroeging en map-sensor. - Houd de vacuumslang vrij van scherpe en/of hete onderdelen. 4 Let op! Controleer of alle losgenomen slangen weer goed vastgezet zijn. Tip: In de meeste gevallen wordt het vacuum aangesloten op de slang van de rembekrachtiger. Indien in deze slang een terugslagklep aanwezig is, dan vacuum aansluiten tussen deze klep en de rembekrachtiger.

5 Gasaanhechting Bij het bevestigen van de servokabel, dient op de volgende punten gelet te worden: - De bocht die de servokabel maakt, moet minimaal een diameter hebben van 4 cm. - De servokabel moet een minimale afstand hebben ten opzichte van bewegende delen en het uitlaatsysteem van 3 cm. - De slag die de servokabel maakt, moet bij benzinemotoren tussen de 38 mm en 5 mm zijn en bij dieselmotoren tussen de 38 mm en 42 mm. (zie hiervoor pagina 7) - Het afstellen van de servokabel moet met warme motor gebeuren i.v.m. eventueel aanwezige koudestart inrichting. Let op! Controleer altijd door met de voet en met de hand het gasmechanisme te bedienen, of de gasklep, gaskabel en de servokabel soepel werken en niet geblokkeerd kunnen raken. Let op! Indien er een stationair contact of kick-down schakelaar achter het gaspedaal is gemonteerd, dient de servokabel direct aan het gaspedaal gemonteerd te worden volgens afbeelding 2 op pagina 6. De gasaanhechting kan met behulp van de volgende onderdelen gemaakt worden: 5

6 Gasaanhechting Hier volgen enkele voorbeelden van verschillende gasaanhechtingconstructies. 3 Let op. zorg dat de slag van de servokabel altijd bij benzinemotoren tussen de 38 en 5 mm valt en bij dieselmotoren tussen de 38 en 42 mm. (zie hiervoor pagina 7) Kabelbinder voor borgen gaskabel 1 Kabelbinder voor borgen gaskabel Kabelbinder voor borgen gaskabel 6

7 Gasaanhechting Afstellen van de servokabelslag. A De servokabel kan een slag maken van 38mm. De aanhechting hiervan moet zodanig zijn dat de slag X van de servokabel ligt tussen de 38 en 5mm (bij dieselmotoren 38 en 42mm) Indien afstand A tussen de 38 en 5 mm ligt (bij dieselmotoren 38 en 42mm). Dient de servokabel aangehecht worden zoals in afbeelding A. B Indien afstand A groter is dan 5 mm (bij dieselmotoren groter dan 42mm). Dient de servokabel bevestigd te worden volgens afbeelding B (gashevel verkleinen). Indien afstand A kleiner is dan 38 mm, dient de servokabel volgens afbeelding C gemonteerd te worden (gashevel vergroten). C bediening Stuurkolom bediening. Deze bediening is te verkrijgen in een linkse en een rechtse uitvoering, montage geschiedt volgens nevenstaande afbeelding. Let op! alleen de gele, oranje en bruine draden worden aangesloten, de groene blijft loos. Pianotoets bediening. Deze kan gemonteerd worden met het montage voetje of met dubbelzijdige tape. Standaard bediening. Deze bediening kan op een aantal manieren gemonteerd worden namelijk: - Op het steuntje. - Met dubbelzijdige tape. - M.b.v. het pookje. Design en infrarood bediening. Voor aansluitingen zie de bij de bediening bijgevoegde handleiding. Let op! Indien bij de standaard bediening de achterkant zonder beugel gemonteerd wordt, dienen de korte schroefjes te worden gebruikt. Stuurkolombediening Pianotoetsbediening Standaardbediening 15 mm 4 mm 1 mm Bevestiging aan stuurkolom. 7

8 Aansluitingen Oranje draad - Op 12V na contact (15), direct achter het contactslot aansluiten. Groene draad Bruine draden - Op origineel massapunt aansluiten. Gele, blauwe en zwarte draad - Parallel over de remlichtschakelaar op rempedaal aansluiten. Zie voor het aansluiten van de gele draad of de blauwe en zwarte draad van het 2- aderig draadlint het hoofdstuk Aansluiten toerental/ snelheidsignaal op deze pagina. Rode, gele en groene draad Let op! Let op! 3- aderig draadlint 4- aderig draadlint De bruine draden moeten zodanig aangesloten zijn dat er bij het rempedaal in de ruststand, op 1 draad 12V staat via de remlichtzekering en op 1 draad massa via de remlichten. Indien bij het remlichtsysteem gebruik wordt gemaakt van een relais, dient de bruine draad aangesloten te worden op de draad die direct naar de remlichten gaat. - Aansluiting voor het servo, steek de 3 pennetjes in de bijgeleverde stekker en bevestig deze aan het servo. vierkante stekker - Aansluiten op vierkante stekker van de bediening. Let op! Bij stuurkolombediening: Rode draad op oranje draad. De groene draad blijft loos. Aansluiten toerental / snelheidssignaal Keuze van snelheid/toerental signaal in volgorde van belangrijkheid. U dient één van onderstaande mogelijkheden te kiezen! 1e keuze - Origineel snelheidssignaal van auto, of te monteren pulsgever in tellerkabel (Zie pagina 14). Hierbij wordt de blauwe draad van de Cruise Control aangesloten op de signaal draad van de snelheids-pulsgever. 2e keuze - Magneetset op aandrijfas (zie pagina 14). Hierbij worden de blauwe en zwarte draad van de Cruise Control aangesloten op de spoel van de magneetset. (keuze 3, 4 en 5 mag alleen gebruikt worden bij handgeschakelde auto's). Gele draad afknippen en isoleren indien de draad niet gebruikt wordt. 3e keuze - Min-bobine oftewel de oude conventionele ontsteking. Hierbij dient de gele draad van de Cruise Control te worden aangesloten op de min-aansluiting van de bobine of DIS-ontsteking. 4e keuze - Stuursignaal van bobine of toerental sensor (signaal mag nooit hoger zijn dan 12 volt!). Hierbij wordt de blauwe draad van de Cruise Control aangesloten op de signaaldraad van de bobine of de toerentalsensor. 5e keuze - W-aansluiting van de dynamo. Hierbij wordt de blauwe draad van de Cruise Control aangesloten op de W-aansluiting van de dynamo. Indien voor een snelheidssignaal gekozen wordt (keuze 1 en 2), dient er bij handgeschakelde auto's een koppelingschakelaar gemonteerd te worden (optioneel verkrijgbaar). Indien voor een toerental signaal gekozen wordt (keuze 3, 4 en 5), is een koppelingsschakelaar niet nodig. De Cruise Control wordt dan door een elektronische beveiliging uitgeschakeld. Zodra de koppeling wordt ingetrapt zal het toerental iets oplopen en vervolgens wegzakken. Let op! Een toerentalsignaal kan nooit toegepast worden bij auto s met automaat. 8

9 Bedradingsschema Oranje Groen 12V na contact. massa. Voeding Bruin / wit Remlichtschakelaar Basis bediening Bruin Koppelingschakelaar * Standaard bediening Stuurkolom bediening Snelheidsignaal pulsgever ECU Design bediening Blauw Zwart - kant bobine Geel Infrarood bediening Servo *Optioneel verkrijgbaar. Niet nodig bij een toerentalsignaal aansluiting. 9

10 Instellingen brein Het brein wordt ingesteld met de schakelaars die achterin het brein zitten achter een rubberen afdekking. Standaard instelling Keuze signaaldraad M.b.v dipswitch 3. Indien de blauwe signaaldraad gebruikt wordt dient schakelaar 3 op te staan. Indien de gele draad gebruikt wordt dient schakelaar 3 op - te staan. Stand wordt niet gebruikt! Instelling gevoeligheid Zwarte schakelaar Schakelaar 1 en 2 Schakelaar 3 Schakelaar 4 en 5 - instelling pulsaantal. - instelling pulsaantal. - keuze signaaldraad. - instelling gevoeligheid. M.b.v. dipswitch 4 en 5. Zie ook instelling gevoeligheid op volgende pagina. De gevoeligheid kan in de meeste gevallen rond de middenstand blijven staan. Instelling pulsaantal M.b.v. de zwarte schakelaar en dipswitch 1 en 2. Zie ook instelling pulsaantal op volgende pagina. Bij gebruik van een snelheidsignaal staat het pulsaantal op de juiste waarde ingesteld zodra de led op het brein bij 6 km/h 1 keer per seconde knippert oftewel, 1 keer in 1 seconde. Indien de led te snel knippert dient het pulsaantal hoger te worden gezet. Indien de led te langzaam knippert dient het pulsaantal lager te worden gezet. Let op! verzetten van schakelaars altijd met kontakt uit. Bij gebruik van een toerentalsignaal staat het pulsaantal op de juiste waarde ingesteld indien de led op het brein in de derde versnelling bij 6 km/h 1 keer in 1 seconde knippert. Indien bij het inschakelen van de Cruise Control de snelheid eerst toeneemt om vervolgens naar zijn ingestelde snelheid af te zakken dient de gevoeligheid lager gezet te worden. Indien bij het inschakelen van de Cruise Control de snelheid eerst afneemt om vervolgens naar zijn ingestelde snelheid te accelereren dient de gevoeligheid hoger gezet te worden. Wegbouwen van het brein Het brein dient altijd in het interieur gemonteerd te worden. Bouw het brein op een plaats waar geen vocht in het brein kan komen. Let op! Knip indien mogelijk de draden op lengte af, of wikkel ze als een harmonica op. Let op! Indien het ingestelde pulsaantal sterk afwijkt van de benodigde instelling zal het ledje niet gaan knipperen. Let op! Bouw het brein pas weg nadat er een proefrit gemaakt is en alle instellingen goed bevonden zijn. 1 Let op! Het pulsaantal dient zodanig ingesteld te worden dat de Cruise Control pas in werking kan treden vanaf een snelheid van 4 km/h. Let op! Monteer het brein nooit onder de motorkap of op een andere plaats waar hitte,trillingen en vocht voor kunnen komen.

11 Dipswitch instelling pulsaantal gevoeligheid Bij gebruik gele draad op - 4 hoog Bij gebruik blauwe draad op midden laag Let op! zwarte schakelaar omhoog zetten. LET OP! schakelaars altijd verzetten met contact uit! 11

12 Zelfdiagnose Activeer de zelfdiagnose voor piano- (basis), standaard- en stuurkolombediening als volgt: 1 - zorg dat het contact helemaal uit staat. 2 - zet de schakelaar op bediening op On. 3 - druk de Set/Acc knop in en houd deze ingedrukt. 4 - zet het contact aan. 5 - laat de Set/Acc knop los. Activeer de zelfdiagnose voor designbediening en infrarood (IR) afstandsbediening als volgt: 1 - zet het contact aan. 2 - druk de Set/Acc knop in en houd deze ingedrukt. 3 - zet de aan/uit schakelaar op aan zodat het ledje groen oplicht. 4 - laat de Set/Acc knop los. Test 1 Test 2 Testen servo, bediening en remlichtaansluiting. Testen vacuum en snelheid / toerentalsignaal. Druk de Set/Acc knop in, nu moet het servo hoorbaar / voelbaar tikken. Werkt niet, zie tabel 1. Activeer de zelfdiagnose zoals hierboven beschreven echter dient bij punt 4 de motor gestart te worden. Druk de Res/Dec knop in, nu moet het servo hoorbaar / voelbaar tikken (zachter dan bij Set/Acc knop!) Trap op het rempedaal, nu moet de led op de bediening (aan/uit schak. bij IR bed.) en het brein gaan branden. LET OP. Op de pianotoets bediening zit geen led. Werkt goed, ga naar Test 2 Werkt niet, zie tabel 1. Werkt niet, zie tabel 3. Druk op de Set/Acc knop totdat het motortoerental op loopt, laat nu de knop los en wacht even, nu moet het toerental constant blijven. Ga in de zelfdiagnose minimaal 3 km/h rijden, nu moet de led op de bediening (aan/uit schak. bij IR bed.) en het brein gaan knipperen. LET OP. Op de pianotoets bediening zit geen led. Werkt niet, zie tabel 2. Werkt niet, zie tabel 4. Controleer pulsaantal en gevoeligheids instelling als aangegeven op pagina 1 Uitschakelen zelfdiagnose Zet het contact helemaal uit. 12

13 Zelfdiagnose Tabel 1. Tabel 2. Controleer of de led op het brein gaat branden zodra de Set/Acc knop wordt ingedrukt. Controleer dit ook bij de Res/Dec knop. Controleer of voeding van Cruise Control (oranje draad) aangesloten is op 12V na contact. (15) Controleer of bij de 3-polige stekker van het servo de pennetjes er goed inzitten en de draden kleur bij kleur zitten. Werkt niet. Controleer of de draden van de 4-polige stekker naar de bediening kleur bij kleur zitten en goed vast in de stekker zitten. Controleer of de bediening op On staat. Controleer de voeding en massa aansluiting. Neem de servokabel los en start de motor. Neem de stekker van het servo los en verbind de gele en groene draad uit het servo met de massa. Verbind de rode draad met 12V, nu moet de servokabel in ± 2 sec geheel ingetrokken worden. Werkt goed, brein defect. Werkt niet goed. Controleer of er voor een goede vacuumbron gekozen is. Servo defect. Ga naar tabel 2. Trap op het rempedaal. Controleer of led op brein gaat branden. Indien niet, ga naar tabel 3. Anders bediening defect. Tabel 3. Tabel 4. Controleer of de bruine draden parallel over de remlichtschakelaar zitten. Controleer verbinding en juistheid van de signaaldraadaansluiting. Controleer of op 1 draad 12 V staat en op de andere massa via de remlampen. (bij rempedaal in rust!) Is goed,brein defect. Is niet goed. Controleer remlicht zekering, remlampen en aansluiting bruine draden. Controleer of schakelaar 3 op - staat als de gele draad gebruikt wordt en op indien de blauwe draad gebruikt wordt. Controleer instelling pulsaantal. Zie pagina 1. Brein defect. 13

14 pulsgever monteren Vinden van het snelheidssignaal Indien er een snelheidsignaal in de auto aanwezig is zal deze opgewekt worden in een pulsgever op de versnellingsbak of differentieel. De pulsgever heeft in het algemeen 3 aansluitingen namelijk 12V na kontakt, de pulsdraad en een massa (soms massa via bak). De pulsdraad is in het algemeen ook weer terug te vinden op de ECU en achter de tellerklok. Monteren van een pulsgever Magneet Dubbelzijdige tape Aandrijfas. Kabelbinder Indien er geen toerental / snelheidsignaal in de auto aanwezig is. Is er voor de meest gangbare auto s een pulsgever verkrijgbaar die tussen de tellerkabel geplaatst wordt. Max. 9 mm Bruin Blauw Geel/Groen 12V na kontakt Zwart Blauw 2-aderig draadlint van Cruise Control Indien het tevens niet mogelijk is een pulsgever te monteren kan de magneetset gemonteerd worden op de aandrijfas of bij achterwielaandrijving op de cardanas. Monteren van een magneetset Aandachtspunten bij montage magneetset. - Minimale diameter van de as is 5 cm. - Afstand tussen magneetjes en opnemer mag nooit variëren door bijvoorbeeld het in- en uitveren. - De afstand tussen de eerste bevestigingsbout van de steun en de opnemer moet zo kort mogelijk worden gehouden (max 6 cm). Pulsaantal. Let op! Zorg dat de 2-aderige pulskabel uit de buurt blijft van magnetische storingen van bijv. dynamo, elektro motoren en dikke kabelbomen. Bij toepassing van de magneetset op voorwielaandrijving kan het pulsaantal op de volgende standen gezet worden: 1 magneet - 6 pulsen. 2 magneten pulsen. 14

15 AP-15 Cruise Control Bedieningsfuncties Deze pagina altijd meegeven aan de eindgebruiker. Aanzetten : Snelheid verlagen : Zet de On/Off knop op On. Inschakelen : Door middel van de Set/Acc knop, vanaf ± 5 km/h. De Cruise Control houdt nu automatisch de ingestelde snelheid vast. Snelheid verhogen : Trapsgewijs : Tijdens het cruisen, doet iedere druk op de Set/Acc knop de snelheid met ca. 1 km/h toenemen. Traploos Let op! Zodra de Cruise Control niet gebruikt wordt, dient de On/Off schakelaar op Off te worden gezet. Let op! Schakel de Cruise Control nooit in indien de versnellingsbak in de vrijstand staat. Let op! Gebruik de Cruise Control nooit op drukke wegen of tijdens slechte weersomstandigheden. : Door tijdens het cruisen de Set/Acc knop in te drukken en vast te houden neemt de snelheid traploos toe, totdat u de knop los laat. Let op! Tijdens het cruisen kan altijd met de voet gas bijgegeven worden. Door het gaspedaal los te laten zakt de snelheid terug naar de voorheen ingestelde snelheid. Trapsgewijs : Tijdens het cruisen, doet iedere druk op de Res/Dec knop de snelheid met ca. 1 km/h afnemen. Traploos Uitschakelen : : Door tijdens het cruisen de Res/Dec knop in te drukken en vast te houden neemt de snelheid traploos af, totdat u de knop los laat. Let op! indien er drastisch in snelheid verlaagd wenst te worden, dient het rempedaal gebruikt te worden. Vergeet nooit, de Cruise Control remt niet bij deceleratie. - Het rempedaal wordt ingetrapt en de remlichten gloeien op. - De On/Off knop op Off wordt gezet. - De auto komt ca. 2 km/uur onder de ingestelde cruise snelheid. - Het kontaktslot wordt uitgezet. - De CST (coast) knop wordt ingedrukt. (Alleen bij de pianotoetsbediening!) Geheugen funktie : Indien tijdens een rit de Cruise-Control is uitgeschakeld, kan de laatst ingestelde cruise-snelheid weer ingesteld worden, d.m.v. een druk op de Res/Des knop. Voorwaarden : - snelheid is hoger dan ± 5 km/h - kontaktslot is tussentijds niet uitgeweest. - Bij design en infrarood is de aan/uit toets niet bediend.! 15