Woordenschat NT2 op weg naar A1 V1

Transcriptie

1 Auteurs Laatst gewijzigd Licentie Webadres Magda Matoren ; Janneke Rozema 30 april 2017 CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

2 Inhoudsopgave Thema 1 Wie is dat? Oefeningen Thema 2 Hoe spel je dat? Thema 3 Hoeveel? Thema 4 Hoe laat is het? Oefeningen A Oefeningen B Thema 5 Wanneer ben jij jarig? Thema 6 Wanneer zijn de winkels open? Oefeningen A Oefeningen B Thema 7 Kun je dit formulier invullen? Thema 8 Wat doe jij op een dag? Oefeningen A Oefeningen B Thema 9 Ga je mee? Thema 10 Wat is je telefoonnummer? Thema 11 Wat is er aan de hand? Oefeningen A Oefeningen B Thema 12 Eet jij gezond? Thema 13 Wat eten we vandaag? Thema 14 Waar is...? Over dit lesmateriaal Pagina 1

3 Thema 1 Wie is dat? In dit thema leer je de volgende woorden: Zelfstandige naamwoorden de vrouw- de vrouwen de vriend- de vrienden de maand- de maanden de fiets- de fietsen de trein- de treinen het land- de landen het antwoord- de antwoorden de brief- de brieven de man- de mannen de vriendin- de vriendinnen de bus- de bussen de les- de lessen de klas- de klassen de naam- de namen de taal- de talen de week- de weken de vraag- de vragen het jaar- de jaren Let op: Ik woon al twee (2) jaar in Nederland. de jongen- de jongens de tram- de trams de dochter- de dochters de zoon- de zoons/ de zonen de auto- de auto s het kind- de kinderen Werkwoorden heten wonen komen spreken schrijven luisteren (naar) lezen zijn hebben gaan Pagina 2

4 Oefeningen Zoek het goede woord bij het plaatje a. Goedemiddag! b. Goedemorgen! c. Goedenavond! Zoek het goede woord bij het plaatje a. de dochter (zij) b. het meisje (zij) c. de vrouw (zij) d. de jongen (hij) e. de man (hij) f. de zoon (hij) Hoe gaat hij naar de les? Pagina 3

5 a. Hij gaat met de auto. b. Hij gaat met de bus. c. Hij gaat met de fiets. d. Hij gaat lopend. e. Hij gaat met de Trein Vraag met vraagwoord Antwoord Hoe Hoe Hoe Hoe Hoeveel Hoeveel Hoeveel Waar Waar Hoe lang Hoe lang Uit welk land Uit welk land Welke talen Welke talen heet jij? heet je zoon? ga je naar de les? gaat Najma naar de les? talen spreek jij? talen spreekt Najma? kinderen heeft Najma? woon jij? woont Najma? woon jij (al) in Nederland? woont Tahwid (al) in Nederland? kom jij? komt Najma? spreek jij? Spreekt Najma? Lina Omar Met de bus. Lopend. Vier. Vijf. Drie. In Groningen. In Haren. Al vijf jaar. Nog maar 6 maanden. Uit Eritrea. Uit Marokko. Arabisch en Nederlands Arabisch, Nederlands en Engels. Hoe? 1. Hoe gaat zij naar de les? Hoeveel kinderen heeft jouw buurman? Hoe lang woon jij al in Nederland? Hoe laat is het? Hoe lang duurt de pauze? a. b. c. d. e. Het is twaalf uur. Vijftien minuten. Lopend. Hij heeft vier kinderen. Al vijf jaar. Pagina 4

6 Uit welk land komt zij? a. Zij komt uit Eritrea. b. Hij komt uit Eritrea. Hoe gaat zij naar de les? a. Zij gaat met de fiets naar de les. b. Hij gaat met de fiets naar de les. Hoeveel kinderen heeft hij? a. Zij heeft vier kinderen. b. Hij heeft vier kinderen Is Vartan getrouwd? a. Ja, hij is getrouwd. b. Ja, zij is getrouwd. Spreekt Najma Arabisch? a. Ja, hij spreekt Arabisch. b. Ja, zij spreekt Arabisch. Hij en Zij 1. Hoe heet zij? 2. Hoe heet hij? 3. Waar woont zij? 4. Waar woont hij? 5. Uit welk land komt hij? 6. Uit welk land komt zij? 7. Hoe gaat zij naar de les? 8. Hoe gaat hij naar de les? a. b. c. d. e. f. g. h. Hoe gaat hij naar de les? Zij komt uit Marokko. Hij heet Majied. Zij woont in Groningen. Hij gaat met de bus naar de les. Hij woont in Haren. Hij komt uit Syrië. Zij heet Najma. Zoek het goede antwoord. 1. Hoe ga jij naar de les? 2. Waar woon jij? 3. Hoe lang woon jij (al) in Nederland? 4. Hoeveel kinderen heeft hij? 5. Welke talen spreekt zij? Pagina 5

7 a. b. c. d. e. Nog maar één jaar. Nederlands en Engels. Met de bus. Twee In Haren Sleep de woorden in de tekst. 1. Maila in Amsterdam. 2. Vartan vier kinderen. 3. Ik twee kinderen. 4. Hanaa Arabisch. 5. woon jij? 6. Heb jij? Ja, ik heb twee dochters. 7. Nee, ik heb kinderen. 8.Maila is een vrouw. Vartan is een. 9. Veertien dagen is twee. 10. Waar woon jij? woon in Groningen. 11. Hoe woont Naima in Nederland? Vijf jaar. 12. Uit land kom jij? Beschikbare keuzes: lang, geen, weken, spreekt, heb, heeft, waar, welk, woont, ik, kinderen, man Pagina 6

8 Thema 2 Hoe spel je dat? kn.nu/ww.6424fb7 (youtube.com) Pagina 7

9 Thema 3 Hoeveel? kn.nu/ww.c4721d1 (youtube.com) Pagina 8

10 Thema 4 Hoe laat is het? Het is uur elf uur uur tien over elf uur kwart over elf uur tien voor half twaalf uur half twaalf uur tien over half twaalf uur kwart voor twaalf uur tien voor twaalf uur twaalf uur Hoe laat is het? Hoe laat ga jij naar de les? Het is 5 uur. Om 5 uur. kn.nu/ww.5447c3b (youtu.be) Oefeningen A Hoe laat is het? Pagina 9

11 a. Het is vijf voor half één. b. Het is kwart over negen. c. Het is tien voor half negen. d. Het is zes uur. e. Het is tien over half elf. f. Het is kwart voor drie. g. Het is half zes. h. Het is vijf voor zes. Hoe laat is het? uur uur uur 8.45 uur uur uur uur uur uur uur a. b. c. d. e. f. g. h. i. j. tien over drie half twaalf tien uur vijf over vijf vijf voor negen tien over half tien kwart voor negen tien voor acht kwart over twaalf vijf voor half 7 s'ochtends, s'middags, s'avonds, s'nachts. Pagina 10

12 a. b. c. d. e. f. g. h uur uur 6.20 uur uur uur uur uur 1.25 uur Tien voor half vijf s'middags. Kwart over drie 'smiddags. Vijf over drie s'middags Vijf voor half twee 's nachts. Vijf voor half 2 s'middags. Tien voor half zeven 's avonds. Vijf over drie 's nachts. Tien voor half zeven s'ochtends. Hoe laat is het? Het is. Hoe laat is het? Het is. Hoe laat is het? Het is. Pagina 11

13 Hoe laat is het?. Oefeningen B Hoe laat vertrekt de bus? Vertrekt lijn 25 A om 7.20 uur vanaf P+R Haren? a. ja b. nee Vertrekt lijn 25 A om uur vanaf het Martini Ziekenhuis? a. ja b. nee Vertrekt lijn 25 B om uur vanaf de gasunie? a. nee b. ja Vertekt lijn 25 B om uur vanaf het Martini Ziekenhuis? a. ja b. nee Pagina 12

14 Thema 5 Wanneer ben jij jarig? Pagina 13

15 Thema 6 Wanneer zijn de winkels open? In dit thema leer je de volgende woorden. Zelfstandig naamwoord de weekdag- de weekdagen de dagen van de week maandag dinsdag de werkdag- de werkdagen het weekend- weekends woensdag donderdag vrijdag zaterdag zondag Kerstmis de feestdag- de feestdagen nieuwjaar Pasen Suikerfeest de sluitingsdag = de dag in de week waarop de winkel gesloten is de hele dag open doorlopend open de middagpauze/ tussen de middag gesloten de winkel is open van 9.00 uur tot uur (van 9.00 s morgens tot 8 uur s avonds) geopend van 9.00 uur tot uur (van 9.00 s morgens tot 8 uur s avonds) alleen / s ochtends/ s middags/ s avonds open op afspraak op zondag gesloten Oefeningen A Open en gesloten. Pagina 14

16 a. De jas is open. b. De deur is dicht. c. Het raam gaat open. d. De gordijnen gaan dicht. e. De deur is open. f. Het raam gaat dicht. Zet de goede zin bij het plaatje a. De deur is gesloten. b. De weg is afgesloten. c. De poort is open. d. De deur is op slot. e. De winkel is geopend. Zoek de tegenstellingen. 1. gesloten s'avonds op afspraak in het weekend s'avonds gesloten tussen de middag gesloten a. b. c. d. e. f. s'ochtends van uur tot uur open s'avonds open op werkdagen zonder afspraak open Pagina 15

17 Oefeningen B De Ikea is de hele week open. a. waar b. niet waar Openingstijden kapsalon De kapsalon is maandag open van uur tot a. waar b. niet waar De kapsalon is dinsdag open van 9.30 uur tot Pagina 16

18 a. waar b. niet waar De kapsalon is woensdag om half 6 gesloten. a. waar b. niet waar De kapsalon is zaterdag open van uur. a. waar b. niet waar De kapsalon is de hele week open. a. waar b. niet waar De kapsalon is dinsdag tussen de middag gesloten. a. waar b. niet waar De kapsalon is vrijdag open van 9.00 uur tot uur. a. waar b. niet waar De kapsalon is maandagochtend open. a. waar b. niet waar De kapsalon is op alle werkdagen open. a. waar b. niet waar De kapsalon is in het hele weekend open. a. waar b. niet waar Zoek de goede zinnen bij elkaar. 1. De winkel is de hele dag open De winkel is tussen de middag gesloten. De bibliotheek is alleen s'middags open. De bibliotheek is in het weekend gesloten. De winkel is s'avonds gesloten. De bibliotheek is op werkdagen open. De winkel is op feestdagen gesloten. Pagina 17

19 a. b. c. d. e. f. g. De bibliotheek is zaterdag en zondag gesloten. De winkel is open van 9.00 uur uur. De winkel is gesloten op nieuwjaarsdag. De winkel is open van 9.00 uur tot uur en van uur tot uur. De bibliotheek is open van maandag t/m vrijdag. De bibliotheek is open van uur tot uur. De winkel is open van 9.00 uur tot Aldi, Jachtlaan 2 Openingstijden maandag - vrijdag zaterdag De Aldi is dinsdag geopend van a. waar b. niet waar De Aldi is woensdagavond gesloten. a. waar b. niet waar De Aldi is zondag gesloten a. waar b. niet waar Sleep de woorden in de tekst. Pagina 18

20 1. Een heeft zeven dagen. 2. Zaterdag en zondag is het. 3. Kerstmis is een december is. 5. De dag na woensdag is. 6. De dag voor zondag is. 7. Het is vandaag maandag, morgen is het. 8. Het is vandaag zaterdag, gisteren was het. 9. Op zondag is de winkel. 10. Ik heb op maandag een met de dokter. 11. De kinderen hoeven op woensdag alleen naar school. 12. In Nederland eten we vaak een broodje. Beschikbare keuzes: donderdag, week, gesloten, nieuwjaarsdag, dinsdag, tussen de middag, vrijdag, s'ochtends, zaterdag, weekend, afspraak, feestdag Openingstijden Onderstaand vindt u de openingstijden voor het zwembad. Maandag 7:30-10:30 11:00-13:30 18:00-18:30 Dinsdag 7:30-13:30 18:00-21:00 Woensdag 7:30-13:30 Gesloten Donderdag 7:30-13:30 18:00-18:30 Vrijdag 7:30-13:30 18:00-19:00* 19:00-21:00 Zaterdag 13:00-15:00 Zondag 10:00-13:00 Pagina 19

21 * het zwembad is op vrijdagavond tussen 18:00 en 19:00 uur 1 uur lang geopend voor banenzwemmers. Daarna volgt de jeugdavond. Tijdens recreatieve uren zal altijd minimaal een baan voorzien zijn van een lijn zodat (snellere) banenzwemmers hier kunnen zwemmen. In deze baan zal geen speelmateriaal gebruikt worden. Waar of niet waar. Het zwembad is dinsdag open van half 8 tot half twee. a. waar b. niet waar Het zwembad is maandagavond gesloten a. waar b. niet waar Het wedstrijdbad is zaterdag van half 8 tot half 2 open. a. waar b. niet waar Het zwembad is woensdagavond gesloten. a. waar b. niet waar Het zwembad is zondag gesloten. a. waar b. niet waar Bijzondere openingstijden dit najaar Zoals elk jaar zijn er ook dit jaar een aantal bijzonderheden deze zijn hieronder benoemd. 11 november 2016 : Geen zwemlessen, 's avonds wel open 05 december 2016 : Geen zwemlessen, 's avonds wel open 24 december 2016 : Zwembad geopend volgens regulieren openingstijden 25 december 2016 : Zwembad gesloten 26 december 2016 : Zwembad gesloten 31 decemver 2016 : Zwembad geopend volgens regulieren openingstijden 01 januari 2017 : Zwembad gesloten Wanneer is het zwembad gesloten? Pagina 20

22 a. 11 november 2016 b. 24 december 2016 c. 25 december 2016 d. 26 december 2016 e. 31 december 2016 f. 1 januari 2017 Pagina 21

23 Thema 7 Kun je dit formulier invullen? Pagina 22

24 Thema 8 Wat doe jij op een dag? In dit thema leer je devolgende woorden: zelfstandig naamwoord de muziek het werk het huishouden de sport- de sporten de school- de scholen de boodschap- de boodschappen Wanneer? s morgens/s ochtends, s middags, s avonds doordeweeks (= op werkdagen) op maandag, dinsdag,.. Werkwoord ontbijten drinken strijken fietsen winkelen stofzuigen kijken naar werken computeren ik ontbijt drink strijk fiets winkel stofzuig kijk naar werk computer slapen koken eten spelen leren lezen nemen tennissen ik slaap kook eet speel leer lees neem tennis Pagina 23

25 zwemmen voetballen wassen hardlopen schoonmaken thuiskomen ik zwem voetbal was loop hard maak schoon kom thuis ga naar de film gaan ik naar huis uit eten slapen doe boodschappen doen ik de was het huishouden aan sport uitgaan opstaan ik ga sta uit op zijn ik ben huisvrouw docent naar school brengen ik breng de kinderen naar school van school halen haal de kinderen van school hebben ik heb heb werk geen werk graag/leuk Najma luistert graag naar muziek. Majied vindt uitgaan leuk. niet graag/ niet leuk Najma leest niet graag de krant. Majied vindt strijken niet leuk. Wat doe jij graag? Ik speel graag viool. Vind jij koken leuk? Ja, ik vind koken leuk. Wat doe jij niet graag? Ik doe niet graag de was. Vind jij stofzuigen niet leuk? Nee, ik vind stofzuigen niet leuk. Oefeningen A Activiteiten Sleep de juiste woorden naar de plaatjes. Pagina 24

26 a. Huishouden b. Ontspannen c. Uitgaan d. Sporten Sport a. sjoelen b. schaatsen c. zwemmen d. hardlopen e. fietsen f. fitnessen g. tennissen h. basketbal i. voetballen j. tafeltennis Huishouden doen. Pagina 25

27 a. stofzuigen b. afwassen c. schoonmaken d. wassen e. strijken f. boodschappen doen g. was ophangen h. koken i. opruimen ontspannen a. slapen b. kwartetten c. sjoelen d. TV kijken e. lezen f. douchen uitgaan Pagina 26

28 a. naar de bioscoop gaan b. iets gaan drinken op het terras c. naar het café gaan d. uit eten gaan Welke activiteiten horen bij sporten? a. voetballen b. strijken c. naar het café gaan d. tafeltennissen e. douchen f. fitnessen g. fietsen Welke activiteiten horen bij huishouden doen? a. strijken b. stofzuigen c. fietsen d. douchen e. tv kijken f. wassen g. slapen h. stofzuigen Welke activiteiten horen bij ontspannen? a. tv kijken b. wassen c. stofzuigen d. voetballen e. een boek lezen f. slapen g. fietsen h. schoon maken Welke activiteiten horen bij uitgaan? Pagina 27

29 a. iets gaan drinken op het terras b. stofzuigen c. uit eten gaan d. wassen e. voetballen f. naar de bioscoop gaan g. douchen h. tv kijken Welk woord hoort niet bij het huishouden. a. schoonmaken b. stofzuigen c. krant lezen d. strijken Welk woord hoort niet bij sporten? a. tennissen b. zwemmen c. hard lopen d. computeren Vul in: Ik sta s'ochtends om 8 uur op. Ik ga eerst. Daarna eet ik mijn. Dan doe ik het. Eerst ga ik afwassen en dan stofzuigen. Als ik klaar ben ga ik naar de supermarkt en doe ik. Als ik weer thuis ben ga ik eten maken. Ik vandaag rijst met groente. Dat vind ik erg lekker. Daarna ga ik de pannen. Als ik klaar ben ga ik op de bank. Ik ben erg moe. Om 11 uur ga ik. Beschikbare keuzes: kook, tv kijken, slapen, huishouden, douchen, ontbijt, afwassen, boodschappen Oefeningen B Pagina 28

30 Voorbeeld: Hoe laat kijk jij tv? Om 8 uur. Ik kijk tv om 8 uur. Hoe laat sta jij op? Hoe laat onbijt jij? Hoe laat lunch jij? Hoe laat ga jij naar bed? Voorbeeld: Vind jij zwemmen leuk? Ja, ik vind zwemmen leuk. Nee, ikvind zwemmen niet leuk. Vind jij stofzuigen leuk? Vind jij voetballen leuk? Pagina 29

31 vind jij uit eten gaan leuk? Pagina 30

32 Thema 9 Ga je mee? Pagina 31

33 Thema 10 Wat is je telefoonnummer? Pagina 32

34 Thema 11 Wat is er aan de hand? In dit thema leer je de volgende woorden: Het lichaam- de lichamen de arm- de armen de hand- de handen de voet- de voeten de tand- de tanden de buik- de buiken het hoofd- de hoofden de knie- de knieën de neus- de neuzen de kies- de kiezen de rug- de ruggen het oog- de ogen de teen de tenen het oor- de oren het been- de benen de schouder- de schouders de vinger de vingers Ik moet hoesten Ik moet niezen. Ik heb buikpijn. Ik heb oorpijn. Ik heb rugpijn. Ik heb tandpijn/kiespijn. Ik heb keelpijn. Ik heb hoofdpijn. Ik ben verkouden. Ik heb koorts. Ik heb 38,5⁰ Ik heb pijn aan mijn schouder. Ik heb pijn aan mijn arm. Ik heb pijn aan mijn voet. Ik heb pijn aan mijn been. Ik heb pijn aan mijn knie. De dokter- de dokters de verwijsbrief- de verwijsbrieven de afspraak- de afspraken het spreekuur- de spreekuren Pagina 33

35 het recept- de recepten op afspraak zonderafspraak op recept zonder recept De dokter- de dokters de verwijsbrief- de verwijsbrieven de afspraak- de afspraken het spreekuur- de spreekuren het recept- de recepten op afspraak zonderafspraak op recept zonder recept Hoe vaak.? Een/Twee/Drie keer per dag. Twee à drie uur. Om de twee à drie uur. Om de acht uur. Maximaal vier tabletjes per dag. Wanneer? Voor de maaltijd. Tijdens de maaltijd. Na de maaltijd. Werkwoord hoesten niezen inademen uitademen uitdoen uitsteken nemen innemen Oefeningen A ik hoest ik nies ik adem ik adem ik doe mijn bovenkleding ik steek mijn tong in uit uit uit Pagina 34

36 Wijs de buik aan. Wijs de keel aan. Wijs de neus aan Wijs mond aan. Pagina 35

37 Pas op!! Wijs de schouders aan. (2) Wijs de handen aan. (2) Wijs de voeten aan (2) Wijs de ogen aan (2) Waar heb je pijn? Pagina 36

38 a. Ik heb keelpijn. b. Ik heb oorpijn. c. Ik heb buikpijn. d. Ik heb kiespijn. e. Ik ben verkouden. f. Ik heb pijn aan mijn been. g. Ik moet hoesten. Bekijk het filmpje over de dokter. Welk antwoord is goed. De dokter vraagt: Wat zijn de klachten? a. Ik heb pijn in mijn keel. b. Drie maal daags een tablet. c. Gelukkig. De dokter vraagt: Wat kan ik voor u doen? a. Drie maal daag een tablet. b. Ik heb een verstopte neus. c. Gelukkig. De dokter vraagt: Waar hebt u last van? Pagina 37

39 a. Twee maal daag een capsule. b. Ik heb hoofdpijn. c. Ik woon in Haren. Oefeningen B Naar de dokter Ik voel me ziek. Ik maak bij de dokter. Ik moet op komen. De dokter vraagt: 'Wat zijn?' Ik zag: 'Ik ben al drie weken. Ik heb en moet veel. Mijn temperatuur is 38,5⁰. Ik heb. De dokter zegt, ik wil even luisteren naar uw longen. Wilt u uw bovenkleding doen? Ik moet eerst. Dan adem ik. De dokter zegt: 'U hebt een ontsteking. Ik geef u. U moet één tablet voor. De dokter schrijft. Hij zegt:' U moet de kuur afmaken, dan bent u volgende week weer '. Ik ga naar de apotheek om de medicijnen op te halen. Daarna ga ik naar huis, want ik ben erg. Eerst neem ik mijn medicijnen. Dan ga ik. Beschikbare keuzes: antibiotica, de maaltijd, koorts, slapen, inademen, moe, in, verkouden, een recept, uit, beter, een afspraak, uit, de klachten, het spreekuur, innemen, hoesten, drie keer per dag, hoofdpijn Pagina 38

40 Thema 12 Eet jij gezond? Een appel is gezond. a. goed b. fout Een bruine boterham is gezond. a. goed b. fout Bier is gezond. a. goed b. fout Sla is gezond. a. goed b. fout Cola is gezond a. goed b. fout Patat is gezond. a. goed b. fout Ik elke ochtend en drink een kop. Ik eet een met. Om 10 uur eet ik een. Ik lunch. 's Avonds eet ik vaak met bonen. Beschikbare keuzes: appel, ontbijt, boterham, kaas, thee, tussen de middag, rijst Wat eet jij s'morgens? Pagina 39

41 Wat eet jij tussen de middag? Wat eet jij s'avonds? Pagina 40

42 Thema 13 Wat eten we vandaag? Wat is het? a. de tros b. de pot c. de zak d. het pak e. het blik f. de fles g. de doos Bekijk het filpmje: Eten Zoek de goede woorden bij het plaatje Pagina 41

43 a. de appel b. de kersen (2) c. de ananas d. de citroen e. de banaan f. de peer g. de sinaasappel h. de druiven (2) Pagina 42

44 Thema 14 Waar is...? Zoek et juiste woord bij het plaatje a. rechtdoor b. parkeren c. het verkeerslicht d. linksaf e. de rotonde f. rechtsaf Kijk naar het filmpje: Op straat. Links of rechts (Nederlands leren - niveau A1) kn.nu/ww.068d81d (youtu.be) 20. Waar is de supermarkt? - Taalklas.nl kn.nu/ww.9cf1b7d (youtu.be) kn.nu/ww.19c8c25 (http) Pagina 43

45 Antwoorden Zoek het goede woord bij het plaatje. 1. b 2. a 3. c Zoek het goede woord bij het plaatje. 1. e 2. b 3. d 4. c 5. f 6. a Hoe gaat hij naar de les? 1. a 2. b 3. c 4. d 5. e Hoe? 1. c 2. d 3. e 4. a 5. b Uit welk land komt zij? 1. Zij komt uit Eritrea. 2. Hij komt uit Eritrea. Hoe gaat zij naar de les? 1. Zij gaat met de fiets naar de les. 2. Hij gaat met de fiets naar de les. Hoeveel kinderen heeft hij? 1. Zij heeft vier kinderen. 2. Hij heeft vier kinderen Is Vartan getrouwd? 1. Ja, hij is getrouwd. Pagina 44

46 2. Ja, zij is getrouwd. Spreekt Najma Arabisch? 1. Ja, hij spreekt Arabisch. 2. Ja, zij spreekt Arabisch. Hij en Zij 1. h 2. c 3. d 4. f 5. g 6. b 7. a 8. e Zoek het goede antwoord. 1. c 2. e 3. a 4. d 5. b Sleep de woorden in de tekst. 1. Maila woont in Amsterdam. 2. Vartan heeft vier kinderen. 3. Ik heb twee kinderen. 4. Hanaa spreekt Arabisch. 5. waar woon jij? 6. Heb jij kinderen? Ja, ik heb twee dochters. 7. Nee, ik heb geen kinderen. 8.Maila is een vrouw. Vartan is een man. 9. Veertien dagen is twee weken. 10. Waar woon jij? ik woon in Groningen. 11. Hoe lang woont Naima in Nederland? Vijf jaar. 12. Uit welk land kom jij? Hoe laat is het? Pagina 45

47 1. a 2. e 3. h 4. c 5. b 6. d 7. g 8. f Hoe laat is het? 1. c 2. i 3. b 4. g 5. f 6. h 7. e 8. d 9. j 10. a s'ochtends, s'middags, s'avonds, s'nachts. 1. g 2. b 3. h 4. a 5. f 6. c 7. e 8. d Hoe laat is het? Het is. Juist antwoord: Hoe laat is het? Het is vijf over half acht (alternatieven: 5 over half 8). Hoe laat is het? Het is. Juist antwoord: Hoe laat is het? Het ishalf twee (alternatieven: half 2). Pagina 46

48 Hoe laat is het? Het is. Juist antwoord: Hoe laat is het? Het is tien over drie (alternatieven: 10 over 3). Hoe laat is het?. Juist antwoord: Hoe laat is het? vijf over half twaalf (alternatieven: 5 over half 12). Hoe laat vertrekt de bus? Vertrekt lijn 25 A om 7.20 uur vanaf P+R Haren? 1. ja 2. nee Vertrekt lijn 25 A om uur vanaf het Martini Ziekenhuis? 1. ja 2. nee Vertrekt lijn 25 B om uur vanaf de gasunie? 1. nee 2. ja Vertekt lijn 25 B om uur vanaf het Martini Ziekenhuis? 1. ja 2. nee Open en gesloten. 1. e 2. b 3. d 4. a 5. f 6. c Zet de goede zin bij het plaatje. Pagina 47

49 1. d 2. e 3. a 4. c 5. b Zoek de tegenstellingen. 1. f 2. a 3. e 4. d 5. c 6. b De Ikea is de hele week open. 1. waar 2. niet waar De kapsalon is maandag open van uur tot waar De kapsalon is maandag open van uur niet waar De kapsalon is dinsdag open van 9.30 uur tot waar 2. niet waar De kapsalon is woensdag om half 6 gesloten. 1. waar 2. niet waar half 6 = uur Pagina 48

50 De kapsalon is zaterdag open van uur. 1. waar Zaterdag is de kapsalon open van 8.00 uur tot niet waar De kapsalon is de hele week open. 1. waar De kapsalon is zondag gesloten. 2. niet waar De kapsalon is dinsdag tussen de middag gesloten. 1. waar Tussen de middag gesloten = van uur tot uur gesloten 2. niet waar De kapsalon is vrijdag open van 9.00 uur tot uur. 1. waar 2. niet waar De kapsalon is maandagochtend open. 1. waar De kapsalon is open van uur tot uur. s'ochtends is de kapsalon gesloten. 2. niet waar De kapsalon is op alle werkdagen open. 1. waar Werkdagen zijn maandag, dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag. 2. niet waar Werkdagen zijn maandag, dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag. De kapsalon is in het hele weekend open. 1. waar Het weekend is zaterdag en zondag. 2. niet waar Zoek de goede zinnen bij elkaar. 1. b 2. d 3. f 4. a 5. g 6. e 7. c Pagina 49

51 De Aldi is dinsdag geopend van waar 2. niet waar De Aldi is woensdagavond gesloten. 1. waar 2. niet waar De Aldi is zondag gesloten 1. waar 2. niet waar Sleep de woorden in de tekst. 1. Een week heeft zeven dagen. 2. Zaterdag en zondag is het _weekend. 3. Kerstmis is een feestdag december is nieuwjaarsdag. 5. De dag na woensdag is donderdag. 6. De dag voor zondag is zaterdag. 7. Het is vandaag maandag, morgen is het dinsdag. 8. Het is vandaag zaterdag, gisteren was het vrijdag. 9. Op zondag is de winkel gesloten. 10. Ik heb op maandag een afspraak met de dokter. 11. De kinderen hoeven op woensdag alleen s'ochtends naar school. 12. In Nederland eten we tussen de middag vaak een broodje. Waar of niet waar. Het zwembad is dinsdag open van half 8 tot half twee. 1. waar 2. niet waar Het zwembad is maandagavond gesloten 1. waar 2. niet waar Het wedstrijdbad is zaterdag van half 8 tot half 2 open. 1. waar 2. niet waar Het zwembad is woensdagavond gesloten. Pagina 50

52 1. waar 2. niet waar Het zwembad is zondag gesloten. 1. waar 2. niet waar Wanneer is het zwembad gesloten? november december december december december januari 2017 Activiteiten Sleep de juiste woorden naar de plaatjes. 1. a 2. b 3. d 4. c Sport 1. h 2. b 3. d 4. e 5. g 6. i 7. j 8. c 9. a 10. f Huishouden doen. 1. b 2. a 3. c 4. i 5. h 6. e 7. d 8. f 9. g Pagina 51

53 ontspannen 1. f 2. b 3. e 4. a 5. c 6. d uitgaan 1. c 2. d 3. a 4. b Welke activiteiten horen bij sporten? 1. voetballen 2. strijken 3. naar het café gaan 4. tafeltennissen 5. douchen 6. fitnessen 7. fietsen Welke activiteiten horen bij huishouden doen? 1. strijken 2. stofzuigen 3. fietsen 4. douchen 5. tv kijken 6. wassen 7. slapen 8. stofzuigen Welke activiteiten horen bij ontspannen? 1. tv kijken 2. wassen 3. stofzuigen 4. voetballen 5. een boek lezen 6. slapen 7. fietsen 8. schoon maken Welke activiteiten horen bij uitgaan? 1. iets gaan drinken op het terras Pagina 52

54 2. stofzuigen 3. uit eten gaan 4. wassen 5. voetballen 6. naar de bioscoop gaan 7. douchen 8. tv kijken Welk woord hoort niet bij het huishouden. 1. schoonmaken 2. stofzuigen 3. krant lezen 4. strijken Welk woord hoort niet bij sporten? 1. tennissen 2. zwemmen 3. hard lopen 4. computeren Vul in: Ik sta s'ochtends om 8 uur op. Ik ga eerst douchen. Daarna eet ik mijn ontbijt. Dan doe ik het huishouden. Eerst ga ik afwassen en dan stofzuigen. Als ik klaar ben ga ik naar de supermarkt en doe ikboodschappen. Als ik weer thuis ben ga ik eten maken. Ik kook vandaag rijst met groente. Dat vind ik erg lekker. Daarna ga ik de pannen afwassen. Als ik klaar ben ga ik op de bank tv kijken. Ik ben erg moe. Om 11 uur ga ik slapen. Hoe laat sta jij op? Om...uur. Ik sta op om...uur. Hoe laat onbijt jij? Pagina 53

55 Om...uur. Ik ontbijt om...uur. Hoe laat lunch jij? Om... uur. Ik lunch om...uur. Hoe laat ga jij naar bed? Om... uur. Ik ga naar bed om...uur. Vind jij stofzuigen leuk? Ja, ik vind stofzuigen leuk. Nee, ik vind stofzuigen niet leuk. Vind jij voetballen leuk? Ja, ik vind voetballen leuk. Nee, ik vind voetballen niet leuk. vind jij uit eten gaan leuk? Ja, ik vind uit eten gaan leuk. Nee, ik vind uit eten gaan niet leuk. Wijs de buik aan. Wijs de keel aan. Wijs de neus aan Wijs mond aan. Pagina 54

56 Pas op!! Wijs de schouders aan. (2) Wijs de handen aan. (2) Wijs de voeten aan (2) Wijs de ogen aan (2) Pagina 55

57 Waar heb je pijn? 1. f 2. g 3. c 4. a 5. b 6. d 7. e Pagina 56

58 Welk antwoord is goed. De dokter vraagt: Wat zijn de klachten? 1. Ik heb pijn in mijn keel. 2. Drie maal daags een tablet. 3. Gelukkig. De dokter vraagt: Wat kan ik voor u doen? 1. Drie maal daag een tablet. 2. Ik heb een verstopte neus. 3. Gelukkig. De dokter vraagt: Waar hebt u last van? 1. Twee maal daag een capsule. 2. Ik heb hoofdpijn. 3. Ik woon in Haren. Naar de dokter Ik voel me ziek. Ik maak een afspraakbij de dokter. Ik moet op het spreekuurkomen. De dokter vraagt: 'Wat zijn de klachten?' Ik zag: 'Ik ben al drie weken verkouden. Ik heb hoofdpijn en moet veel hoesten. Mijn temperatuur is 38,5⁰. Ik heb koorts. De dokter zegt, ik wil even luisteren naar uw longen. Wilt u uw bovenkleding uitdoen? Ik moet eerst inademen. Dan adem ik uit. De dokter zegt: 'U hebt een ontsteking. Ik geef u antibiotica. U moet drie keer per dag één tablet innemen voor de maaltijd. De dokter schrijft een recept. Hij zegt:' U moet de kuur afmaken, dan bent u volgende week weer beter'. Ik ga naar de apotheek om de medicijnen op te halen. Daarna ga ik naar huis, want ik ben ergmoe. Eerst neem ik mijn medicijnen in. Dan ga ik slapen. Een appel is gezond. Pagina 57

59 1. goed 2. fout Een bruine boterham is gezond. 1. goed 2. fout Bier is gezond. 1. goed 2. fout Sla is gezond. 1. goed 2. fout Cola is gezond 1. goed 2. fout Patat is gezond. 1. goed 2. fout Ik ontbijt elke ochtend en drink een kop thee. Ik eet een boterham met kaas. Om 10 uur eet ik een appel. Ik lunch tussen de middag. 's Avonds eet ik vaak rijst met bonen. Wat eet jij s'morgens? Een van de volgende antwoorden kan: Ik eet een boterham met... Ik eet pap. Ik ontbijt niet. Wat eet jij tussen de middag? Pagina 58

60 Ik eet een boterham met pindakaas/ jam/ kaas. Ik eet rijst. Ik eet pasta. Ik eet een pizza. Ik eet aardappelen. Wat eet jij s'avonds? Ik eet een boterham met pindakaas/ jam/ kaas. Ik eet rijst. Ik eet pasta. Ik eet een pizza. Ik eet aardappelen. Wat is het? 1. b 2. e 3. c 4. g 5. a 6. f 7. d Zoek de goede woorden bij het plaatje. 1. e 2. g 3. c 4. d 5. b 6. f 7. h 8. a Zoek et juiste woord bij het plaatje. 1. e 2. d 3. a 4. f 5. b 6. c Pagina 59

61 Over dit lesmateriaal Colofon Auteurs Magda Matoren ; Janneke Rozema Laatst gewijzigd 30 april 2017 om 20:11 Licentie Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Na 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde naamsvermelding vrij bent om: het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te medium of bestandsformaat het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afge maken voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden. Meer informatie over de CC Naamsvermelding 3.0 Nederland lice Aanvullende informatie over dit lesmateriaal Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar: Leerinhoud en doelen Eindgebruiker Moeilijkheidsgraad Trefwoorden Nederlands als tweede taal; leerling/student makkelijk a1, inburgering, nt2 Bronnen Bron Links of rechts (Nederlands leren - niveau A1) Waar is de supermarkt? - Taalklas.nl riaal_678x250/7dagenopen.jpg Type Video Video Video Video Video Link Pagina 60