De aanvaardbare termijn bij ondertoezichtstelling en de gezagsbeëindigende maatregel

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De aanvaardbare termijn bij ondertoezichtstelling en de gezagsbeëindigende maatregel"

Transcriptie

1 De aanvaardbare termijn bij ondertoezichtstelling en de gezagsbeëindigende maatregel Een juridisch onderzoek naar de invulling van de aanvaardbare termijn bij de maatregel van ondertoezichtstelling en de gezagsbeëindigende maatregel. Auteur: Sophie de Boon Administratienummer: Studierichting: Master Rechtsgeleerdheid Accent: privaatrecht Datum: 14 oktober 2016 Scriptiebegeleidster: mr. Y. Bogaers

2 Inhoudsopgave Voorwoord...3 Lijst met afkortingen Inleiding Kinderbeschermingsmaatregelen in het internationale kader Inleiding Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens Het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind Tussenconclusie Gezagsbeperkende en gezagsbeëindigende maatregelen voor de inwerkingtreding van de Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen Inleiding Uitgangspunten De ondertoezichtstelling tot 1 januari De mogelijkheid tot uithuisplaatsing Gezagsontnemende maatregelen De verhouding tussen de ondertoezichtstelling en de ontheffing en ontzetting van het gezag Tussenconclusie De Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen Inleiding Kritiek op de kinderbeschermingswetgeving vóór 1 januari De Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen De aanvaardbare termijn Tussenconclusie De invulling van het begrip aanvaardbare termijn in de praktijk Inleiding De Richtlijn Pleegzorg voor jeugdhulp en jeugdbescherming De aanvaardbare termijn in de praktijk Knelpunten in de praktijk Tussenconclusie Conclusie en aanbevelingen...41 Literatuurlijst...46 Bijlage Bijlage

3 Voorwoord Voor u ligt mijn scriptie ter afronding van mijn master Rechtsgeleerdheid met het accent privaatrecht aan Tilburg University. Bij het bepalen van het onderwerp voor mijn scriptie werd mijn aandacht direct getrokken door kinderbeschermingsmaatregelen. Dit komt mede door het feit dat ik altijd met veel plezier de vakken op het gebied van personen- en familierecht heb gevolgd. Tevens gaat mijn interesse uit naar onderwerpen en problemen die dichtbij de mens staan, zoals jeugdbescherming en gezondheidsrechtelijke onderwerpen. Al snel kwam ik erachter dat ik mijn scriptie wilde schrijven over de Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen, die vanaf 1 januari 2015 inwerking is getreden. Mijn begeleidster, Mevrouw mr. Y. Bogaers, attendeerde mij op het nieuw geïntroduceerde begrip aanvaardbare termijn en het feit dat hier tot op heden nog weinig onderzoek naar verricht is. Ik zag het doen van onderzoek naar dit begrip als een grote uitdaging en ben direct aan de slag gegaan. Het schrijven van deze scriptie heeft mij veel geleerd. De opgedane vaardigheden, zoals het doen van een uitgebreid literatuur- en jurisprudentieonderzoek en het uitbrengen van een concreet juridisch advies, zullen mij zeker helpen bij mijn verdere juridische loopbaan. Ik wil mijn scriptiebegeleidster Mevrouw Bogaers bedanken voor haar begeleiding tijdens dit proces. Ik ben erg te spreken geweest over haar adviezen en feedback. Daarnaast wil ik mijn ouders, mijn vriend en vriendinnen bedanken voor hun steun tijdens mijn studie. Sophie de Boon Tilburg, oktober

4 Lijst met afkortingen BW EHRM EVRM IVRK UN Burgerlijk Wetboek Europees Hof voor de Rechten van de Mens Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind United Nations 4

5 1. Inleiding Op 1 januari 2015 is de Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen inwerking getreden. Met de invoering van deze wet zijn de kinderbeschermingsmaatregelen in Nederland ingrijpend gewijzigd. De maatregel van ondertoezichtstelling heeft een aantal belangrijke wijzigingen ondergaan en de vroegere kinderbeschermingsmaatregelen van ontheffing en ontzetting uit het ouderlijk gezag hebben plaats gemaakt voor één gezagsbeëindigende maatregel (artikel 1:266 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW)). De Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen heeft tot gevolg gehad dat de ondertoezichtstelling en de gezagsbeëindigende maatregel beter op elkaar aansluiten, waardoor het gezag van de ouders sneller dan voorheen kan worden beëindigd. Indien de verwachting niet gerechtvaardigd is dat de ouders binnen een aanvaardbaar te achten termijn deze verantwoordelijkheid weer volledig kunnen dragen, is een gezagsbeëindiging aan de orde. 1 Tezamen met de nieuwe gezagsbeëindigende maatregel heeft een nieuw begrip zijn intrede gedaan, namelijk het begrip aanvaardbare termijn. 2 Dit begrip doet echter een aantal vragen rijzen. Onder andere de vraag wanneer er sprake is van overschrijding van deze termijn, of de vraag welke factoren worden gebruikt bij het vaststellen van de termijn. De wetgever stelt dat de aanvaardbare termijn bepaalt kan worden aan de hand van een zogenaamd ijkpunt. Dit ijkpunt is de periode, waarin het kind in onzekerheid verkeerd omtrent de vraag in welk gezin hij of zij verder zal opgroeien, die overbrugd kan worden zonder dat het kind ernstige schade oploopt in zijn of haar ontwikkeling. 3 Er kunnen geen precieze termijnen worden gegeven, omdat de bepaling van het ijkpunt maatwerk vereist. De aanvaardbare termijn is onder andere afhankelijk van de leeftijd en ontwikkeling van het kind. Of tot een gezagsbeëindigende maatregel wordt overgegaan, bepaalt de rechter aan de hand van de omstandigheden van het geval. 1 M.R. Bruning, Herziening van de kinderbeschermingsmaatregelen: wanneer is de overheid aan zet, in: I. Weijers, Parens patriae en prudentie; grondslagen van jeugdbescherming (oratie Utrecht), Amsterdam: SWP Uitgeverij 2012, p Zie de artikelen 1:255 lid 1 en 1:266 lid 1 BW. 3 Kamerstukken II 2008/09, , nr. 3, p

6 Onderzoeksdoel Bovengenoemde aanwijzingen van de wetgever bieden vooralsnog onvoldoende duidelijkheid omtrent de invulling van het begrip aanvaardbare termijn in de praktijk. Het doel van dit onderzoek is het uitbrengen van een advies omtrent de invulling van dit begrip, zoals bedoeld in artikel 1:266 BW. Dit doel wordt bereikt door middel van het analyseren van wet- en regelgeving en jurisprudentie, zowel voor als na de inwerkingtreding van de Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen. Met behulp van de verzamelde resultaten wordt getracht tot beantwoording van de onderzoeksvraag te komen. Onderzoeksvraag Op welke manier dient het begrip aanvaardbare termijn, met betrekking tot de ondertoezichtstelling en de gezagsbeëindigende maatregel, in de praktijk te worden ingevuld? Theoretisch kader Dit onderzoek bevindt zich binnen de kaders van het internationale en nationale civiele jeugdrecht, meer specifiek op het terrein van kinderbeschermingsmaatregelen. In internationale regelgeving kan een legitimatie gevonden worden voor de oplegging van een kinderbeschermingsmaatregel, maar zij kan ook een beperking vormen voor het ingrijpen in het gezinsleven van het kind en de ouders. Er zal worden ingegaan op de mogelijkheden om over te gaan tot de oplegging van kinderbeschermingsmaatregelen binnen het Nederlandse recht, meer specifiek zal er worden ingezoomd op de mogelijkheid tot oplegging van een ondertoezichtstelling en de nieuw geïntroduceerde gezagsbeëindigende maatregel. Vervolgens wordt getracht om met behulp van de bestaande nationale regelgeving, de doelen en uitgangspunten in de parlementaire geschiedenis van de Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen en de jurisprudentie onduidelijkheden omtrent de invulling van het begrip aanvaardbare termijn op te helderen. Methodologische verantwoording Om de centrale onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden worden diverse onderzoeksmethoden toegepast. Allereerst zal er literatuuronderzoek plaatsvinden. Het literatuuronderzoek vangt aan met de bestudering van internationale regelgeving, waaronder het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM) en Internationaal 6

7 Verdrag voor de Rechten van het Kind (hierna: IVRK), omdat deze verdragen een belangrijke invloed hebben op het Nederlandse jeugdbeschermingssysteem. Vervolgens wordt de wet, de parlementaire geschiedenis en literatuur met betrekking tot kinderbeschermingsmaatregelen geraadpleegd. Op deze manier kan worden achterhaald hoe vóór 1 januari 2015 de termijn met betrekking tot de ontheffing en ontzetting werd ingevuld. Vervolgens zal de parlementaire geschiedenis van de Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen worden bestudeerd om te zien welke veranderingen plaats hebben gevonden ten aanzien van de ondertoezichtstelling en de gezagsbeëindigende maatregel (meer specifiek: de aanvaardbare termijn), en tevens om te achterhalen met welk doel deze veranderingen hebben plaatsgevonden. Bovengenoemde resultaten worden aangevuld met relevante informatie en standpunten uit de literatuur. Wanneer dieper wordt ingezoomd op de aanvaardbare termijn zal voornamelijk jurisprudentieonderzoek plaatsvinden. Dit jurisprudentieonderzoek zal zich niet enkel richten op situaties waarin een verzoek aan de rechter wordt gedaan tot oplegging van een gezagsbeëindigende maatregel, maar ook op situaties waarin de rechter bewust kiest voor de maatregel van ondertoezichtstelling. Om de centrale vraag te beantwoorden zal meer specifiek aandacht worden besteed aan de vraag binnen welke termijn door de rechter tot gezagsbeëindiging wordt overgegaan en welke reden hiervoor wordt aangedragen, en de redenen voor het toe- of afwijzen van een verzoek tot gezagsbeëindiging. Maatschappelijke relevantie Een nieuwe gezagsbeëindigende maatregel is niet enkel van invloed op de rechtspraktijk, maar ook op de positie van ouders en kind. Om die reden is meer inzicht en duidelijkheid gewenst omtrent de toepassing van het nieuwe artikel 1:266 BW in de praktijk. Dit onderzoek spitst zich toe op de onduidelijkheden met betrekking tot de invulling van het begrip aanvaardbare termijn. Dit nieuw geïntroduceerde begrip roept op dit moment nog te veel vragen op. Hierbij valt te denken aan de vragen wat deze termijn precies inhoudt, wanneer deze termijn begint te lopen, wanneer de termijn is verstreken, en welke feiten en omstandigheden in overweging moeten worden genomen bij het bepalen van de termijn. Meer duidelijkheid met betrekking tot de invulling van dit begrip zal toepassing in de rechtspraktijk vergemakkelijken en zal leiden tot meer transparantie en zekerheid voor ouders en kinderen (meer algemeen: burgers), en professionals (o.a. rechters, advocaten, Raad voor de 7

8 Kinderbescherming, Gecertificeerde instellingen, etc.). Dit zal tevens tot meer rechtszekerheid leiden. Wetenschappelijke relevantie Ook in de wetenschap roept het begrip aanvaardbare termijn nog veel vragen op. Dit onderzoek zal iets nieuws toevoegen aan de wetenschap door de leemte op te vullen die op dit moment bestaat bij de oplegging van de gezagsbeëindigende maatregel en de invulling van het begrip aanvaardbare termijn. Op dit moment wordt in de rechtspraktijk en de literatuur weinig tot geen aandacht besteed aan (de invulling van) het nieuw geïntroduceerde begrip aanvaardbare termijn. In sommige gevallen wordt zelfs geheel aan deze termijn voorbij gegaan. Wellicht komt dit voort uit het feit dat er nog veel onduidelijkheden bestaan omtrent de invulling van het begrip. Dit onderzoek beoogt de wetenschappelijke en juridische kennis op dit gebied te verbreden. Plan van aanpak Dit onderzoek zal aanvangen met een analyse van kinderbeschermingsmaatregelen en de invulling van de aanvaardbare termijn in het internationale kader, meer specifiek in het licht van het EVRM en IVRK. Vervolgens zal in het tweede hoofdstuk aandacht worden besteed aan de maatregelen van ondertoezichtstelling en ontheffing en ontzetting van het gezag, zoals deze zijn vorm gegeven voor de Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen. In de laatste paragraaf van dit hoofdstuk zal ingezoomd worden op de aanvaardbare termijn, zoals deze toentertijd werd gehanteerd. Deze informatie en kennis zal later in het onderzoek worden gebruikt om een vergelijking te maken met de (nieuwe) kinderbeschermingsmaatregelen onder de Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen, die in hoofdstuk drie aan de orde komen. Tenslotte zal in hoofdstuk vier worden ingezoomd op het begrip aanvaardbare termijn, waarin wordt geprobeerd aan de hand van rechtspraak een antwoord te geven op de vraag hoe dit begrip, zoals bedoeld in artikel 1:266 BW, dient te worden ingevuld. Het onderzoek wordt afgesloten met een conclusie, waarbij antwoord wordt gegeven op de centrale onderzoeksvraag, en de daarbij behorende aanbevelingen. 8

9 2. Kinderbeschermingsmaatregelen in het internationale kader 2.1 Inleiding De legitimatie voor het ingrijpen van de overheid door middel van een kinderbeschermingsmaatregel kan niet enkel gevonden worden in nationale wet- en regelgeving, maar heeft tevens een grondslag in internationale regelgeving. Om die reden zal in dit hoofdstuk het internationale kader met betrekking tot kinderbeschermingsmaatregelen geschetst worden. Achtereenvolgend zullen het EVRM en IVRK aan bod komen. Beide verdragen schetsen een internationaal kader betreffende kinderbeschermingsmaatregelen. Diverse rechten ter bescherming van het kind zullen aan bod komen. Kinderen vormen een kwetsbare groep in de hedendaagse samenleving en dienen derhalve extra bescherming van de Staat te genieten. Meer specifiek zal ingezoomd worden op de verschillende eisen die door internationale wet- en regelgeving, en internationale rechtspraak worden gesteld aan de oplegging, en het onderscheid en de verhouding tussen diverse kinderbeschermingsmaatregelen. 2.2 Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens In het EVRM zijn geen specifieke bepalingen met betrekking tot de rechten van het kind opgenomen. Echter, in de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) is wel de nodige bescherming voor de rechten van het kind ontwikkeld. Dit heeft tot gevolg dat uit de mensenrechten in het EVRM diverse specifieke rechten van het kind kunnen worden afgeleid. 4 Tevens heeft het EHRM door zijn rechtspraak diverse bepalingen uit het IVRK ingebed in het EVRM. 5 Dit heeft ertoe geleid dat bepalingen uit het EVRM meer specifiek toegepast kunnen worden op situaties waar het de rechten van het kind betreft. De uitoefening van het ouderlijk gezag 4 C. Forder, Gaat het voorontwerp van de Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen te ver of juist niet ver genoeg? Het voorontwerp getoetst aan het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, in: M.R. Bruning en J. Kok, Herziening kinderbeschermingsmaatregelen (FJRcongresbundel), Deventer: Kluwer 2008, p C. Forder, Gaat het voorontwerp van de Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen te ver of juist niet ver genoeg? Het voorontwerp getoetst aan het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, in: M.R. Bruning en J. Kok, Herziening kinderbeschermingsmaatregelen (FJRcongresbundel), Deventer: Kluwer 2008, p

10 De uitoefening van het ouderlijk gezag wordt gezien als een fundamenteel onderdeel van het familie- en gezinsleven, dat is neergelegd in artikel 8 van het EVRM. 6 Uit artikel 8 vloeien zowel negatieve verplichtingen als enkele positieve verplichtingen voor de Staat voort. Positieve verplichtingen kunnen deels gevonden worden in de verplichting van de Staat om ouders bijstand te verlenen en ondersteuning te bieden bij hun ouderlijke taken. Andere positieve verplichtingen ontstaan wanneer er sprake is van een inbreuk op het recht op familie- en gezinsleven. Zo dient de Staat maatregelen te nemen om ouders en kind te herenigen, wanneer zij van elkaar zijn gescheiden. 7 Dit wordt ook wel de herenigingsdoelstelling genoemd. 8 In de zaak Möser t. Oostenrijk oordeelde het EHRM dat kinderen er het meest bij gebaat zijn wanneer zij bij hun ouders kunnen zijn. 9 Het genieten van elkaars gezelschap wordt als een van de fundamentele elementen van het gezinsleven gezien. 10 Het EHRM is van oordeel dat in beginsel voorrang verleend moet worden aan het recht van de ouders tot uitoefening van het ouderlijk gezag en de daarbij behorende ondersteuning van de opvoedingscapaciteiten door de Staat. Ouders en kind mogen slechts worden gescheiden indien het kind op geen andere manier beschermd kan worden. 11 Met andere woorden, ouders komt het recht toe om zonder inmenging van het openbaar gezag voor hun kinderen te zorgen, tenzij bepaalde in de wet vastgelegde belangen worden geschaad. Hieruit volgt een negatieve verplichting voor de Staat. Deze negatieve verplichting houdt in dat de Staat zich dient te onthouden van inmenging in de ouder-kindrelatie en de opvoeding van het kind. 12 Kinderbeschermingsmaatregelen tasten het recht uit het eerste lid van artikel 8 aan door een inbreuk te maken op het gezinsleven van ouders en kind. Om van een gerechtvaardigde inmenging te kunnen spreken, dient aan drie voorwaarden, zoals bedoeld in artikel 8 tweede lid, te zijn voldaan: de inmenging dient bij wet voorzien te zijn, een legitiem doel te dienen en noodzakelijk te zijn in een democratische samenleving. 6 EHRM 28 november 1988, appl. nr /84 (Nielsen t. Denemarken) 61. Zie ook: EHRM 8 juli 1987, appl. nr /83 (R. t. Verenigd Koninkrijk) EHRM 22 juni 1989, appl. nr /85 (Eriksson t. Zweden) 71; EHRM 19 september 2000, appl. nr /98, p. 441 (Gnahoré t. Frankrijk); EHRM 8 april 2004, appl. nr /02 (Haase t. Duitsland) M. Angius, Family life in spagaat, FJR 2015/14, 3. 9 EHRM 29 september 2006, appl. nr /02 (Möser t. Oostenrijk). 10 EHRM 22 juni 1989, appl. nr /85 (Eriksson t. Zweden) EHRM 24 maart 1988, appl. nr /83 (Olsson I t. Zweden), 78-81; EHRM 22 juni 1989, appl. nr /85 (Eriksson t. Zweden), C. Forder, Gaat het voorontwerp van de Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen te ver of juist niet ver genoeg? Het voorontwerp getoetst aan het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, in: M.R. Bruning en J. Kok, Herziening kinderbeschermingsmaatregelen (FJRcongresbundel), Deventer: Kluwer 2008, p

11 Staten hebben bij de beoordeling van de noodzaak tot inmenging een zekere margin of appreciation. 13 Dit betekent dat Staten een zekere beoordelingsruimte wordt gelaten om te beoordelen of in concrete gevallen een kinderbeschermingsmaatregel noodzakelijk wordt geacht. De beoordelingsruimte is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waaronder de ernst en de aard van de belangen die op het spel staan. Bij de bepaling van de noodzaak tot inmenging dient door Staten rekening te worden gehouden met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Met betrekking tot de proportionaliteitseis heeft het EHRM geoordeeld dat: the notion of necessity implies that the interference corresponds to a pressing social need and, in particular, that it is proportionate to the legitimate aim pursued. 14 Dit houdt in dat de inmenging in redelijke verhouding dient te staan tot het doel dat wordt nagestreefd. In dezelfde zaak oordeelde het EHRM dat op basis van artikel 8 EVRM gesteld kan worden dat een uithuisplaatsing dient te worden aangemerkt als een tijdelijke maatregel. De beslissing tot een dergelijke maatregel dient in overeenstemming te zijn met het doel, in dit geval: hereniging van het gezin. 15 Dit werd door het EHRM nogmaals herhaald in de zaak K. en T. t. Finland: the public care of a child should in principle be regarded as a temporary measure, to be discontinued as soon as circumstances permitted. Any measures implementing such temporary care should be consistent with the ultimate aim of reuniting the natural parents and the child. The positive duty to take measures to facilitate family reunification as soon as reasonably feasible became more pressing the longer the period of care lasted, subject always to its being balanced against the duty to consider the best interests of the child. 16 Het beginsel van subsidiariteit brengt met zich dat te allen tijde geoordeeld moet worden of het beoogde resultaat eventueel met een alternatieve (lichtere) maatregel bereikt kan worden. 17 Scheiding tussen ouders en kind mag pas plaatsvinden indien de fysieke en/of psychische integriteit van het kind niet op een andere manier kan worden gewaarborgd EHRM 7 augustus 1996, appl. nr /90 (Johansen t. Noorwegen) EHRM 24 maart 1988, appl. nr /83 (Olsson I t. Zweden), EHRM 24 maart 1988, appl. nr /83 (Olsson I t. Zweden), 81. Zie ook: EHRM 22 juni 1989, appl. nr /85 (Eriksson t. Zweden). 16 EHRM 12 juli 2001, appl. nr /94 (K. en T. t. Finland), EHRM 29 september 2006, appl. nr /02 (Möser t. Oostenrijk). 18 EHRM 8 april 2004, appl. nr /02 (Haase t. Duitsland). 11

12 2.3 Het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind Het internationale Kinderrechtenverdrag is een breed geaccepteerd mensenrechtenverdrag, dat op 2 september 1990 inwerking is getreden. 19 Het ligt buiten de inhoud van deze bijdrage om het gehele verdrag te bespreken dus daarom zullen enkel de aspecten die een belangrijke rol vervullen bij de oplegging van de maatregelen van ondertoezichtstelling en gezagsbeëindiging, meer specifiek het onderscheid en de verhouding tussen beide maatregelen, aan bod komen. Het belang van het kind Blijkens artikel 4 hebben Staten de vrijheid hun nationale jeugdbeschermingssysteem naar eigen inzicht in te richten en te organiseren. 20 Hierbij dienen verschillende rechten en plichten gewaarborgd te worden die neergelegd zijn in het verdrag. Artikel 3 is van fundamenteel belang voor wat betreft de interpretatie en implementatie van alle artikelen in het IVRK. Artikel 3 bevat het algemene beginsel van het belang van het kind. Het belang van het kind speelt onder andere een cruciale rol bij het bepalen van de noodzaak tot oplegging van een kinderbeschermingsmaatregel. In de zaak Johanson t. Noorwegen heeft het EHRM besloten dat het belang van het kind in alle gevallen de eerste overweging dient te zijn. 21 Op grond van artikel 7 lid 1 komt kinderen het recht toe om door de eigen ouders verzorgd te worden. Kinderbeschermingsmaatregelen tasten dit recht en het ouderlijk gezag aan. Op grond van artikel 18 hebben ouders de primaire verantwoordelijkheid voor de opvoeding en ontwikkeling van hun kind. Het belang van het kind is hun allereerste zorg. De rechten en plichten van ouders die hieruit voortvloeien, dienen door de overheid gerespecteerd te worden, aldus artikel 5. De oplegging van een kinderbeschermingsmaatregel impliceert de beperking of ontneming van de ouderlijke verantwoordelijkheid. 22 Artikel 18 lid 2 legitimeert het ingrijpen van de overheid middels een kinderbeschermingsmaatregel. Wanneer ouders te kort schieten in de opvoeding en verzorging van het kind dienen Staten die partij zijn bij het verdrag passende bijstand, bij de uitoefening van verantwoordelijkheden die de opvoeding van het kind betreffen, aan de ouders te verlenen en waarborgen zij de ontwikkeling van instellingen, voorzieningen en diensten voor kinderzorg. Wanneer ouders zich (kunnen) 19 J.E. Doek en P. Vlaardingerbroek, Jeugdrecht en jeugdzorg, Amsterdam: Elsevier juridisch 2009, p J.E. Doek, De herziening jeugdbescherming: IVRK-proof?, in: M.R. Bruning en J. Kok, Herziening kinderbeschermingsmaatregelen (FJR-congresbundel), Deventer: Kluwer 2008, p EHRM 7 augustus 1996, appl. nr /90 (Johanson t. Noorwegen). 22 J.E. Doek, Kinderbescherming in de context van het IVRK, in: M.R. Bruning en T. Liefaard, Ondertoezichtstelling 90 jaar versleten of vitaal?, Den Haag: Sdu Uitgevers 2013, p

13 herpakken met betrekking tot de opvoeding en verzorging van het kind, moet het ouderlijk gezag weer aan hen worden toevertrouwd. 23 De ouders dienen hiertoe voldoende mogelijkheid te krijgen. 24 Scheiding van ouders en kind Indien dit noodzakelijk wordt geacht in het belang van het kind, kan bescherming van het kind door de Staat leiden tot scheiding van ouders en kind, zo bepaalt artikel 9. Om verschillende redenen komt het voor dat kinderen niet langer bij de ouders kunnen verblijven. Kinderen hebben in een dergelijke situatie extra bescherming nodig, omdat zij een kwetsbare groep in de samenleving vormen. In geval van een dergelijke scheiding van ouders en kind dienen Staten een andere vorm van zorg voor het kind te waarborgen, zo stelt het tweede lid van artikel 20. Dit wordt, volgens de terminologie van het IVRK, ook wel alternative care genoemd. Hiervoor is een speciale richtlijn opgesteld, genaamd de UN-Guidelines for the alternative care of children 25, waarin diverse eisen voor het gebruik van alternative care zijn neergelegd. De richtlijn bevat gedetailleerde aanwijzingen ter voorkoming van uithuisplaatsingen. 26 Als algemeen beginsel geldt dat een uithuisplaatsing een ultimum remedium dient te zijn. 27 Echter, uithuisplaatsing is in sommige gevallen niet te voorkomen. Indien het kind dermate ernstig wordt bedreigd in zijn lichamelijke of geestelijke ontwikkeling of gezondheid kan een uithuisplaatsing in het belang van het kind noodzakelijk worden geacht. Wanneer een uithuisplaatsing aan de orde is, dient gezinshereniging waar mogelijk het uitgangspunt te zijn. In de zaak Eriksson tegen Zweden heeft het EHRM geoordeeld dat de Staat maatregelen dient te nemen to facilitate family reunification as soon as reasonably feasible. 28 Er zal een belangenafweging gemaakt moeten worden tussen de belangen van de ouders en de belangen van het kind. Hierbij staan de ontwikkeling en gezondheid van het kind voorop. 29 Het EHRM heeft tevens geoordeeld dat een verderstrekkende maatregel slechts overwogen mag worden 23 EHRM 24 maart 1988, appl. nr /83 (Olsson I t. Zweden); EHRM 8 april 2004, appl. nr /02 (Haase t. Duitsland). 24 B. de Smet, Jeugdbeschermingsrecht in hoofdlijnen, Antwerpen: Intersentia 2010, p Algemene Vergadering van de VN, UN-Guidelines for the alternative care of children, UN Doc. A/RES/64/142, 24 februari Zie de artikelen van de UN-Guidelines for the alternative care of children; Algemene Vergadering van de VN, UN-Guidelines for the alternative care of children, UN Doc. A/RES/64/142, 24 februari S. Meuwese, M. Blaak en M. Kaandorp, Handboek Internationaal Jeugdrecht, Nijmegen: Ars Aequi Libri 2005, p EHRM 22 juni 1989, appl. nr /85 (Eriksson t. Zweden), EHRM 8 april 2004, appl. nr /02 (Haase t. Duitsland),

14 indien er voldoende is geïnvesteerd in de relatie tussen ouders en kind, teneinde thuisplaatsing te bewerkstelligen. 30 De ontwikkeling en gezondheid van het kind, meer algemeen het belang van het kind, maken dat er de afgelopen jaren een verschuiving merkbaar is geweest betreffende de doelstelling van kinderbeschermingsmaatregelen. 31 De nadruk is komen te liggen op de continuïteit van de verzorging en opvoeding, in plaats van op de hereniging van het kind met zijn ouders. Dit neemt niet weg dat het EHRM de hereniging van het gezin nog steeds als ideaal ziet. Dit blijkt onder andere uit het feit dat het EHRM heeft geoordeeld dat ontneming van het gezag alleen in zeer uitzonderlijke gevallen is toegestaan, nadat de mogelijkheden tot thuisplaatsing zorgvuldig en frequent zijn geëvalueerd. 32 De continuïteit en stabiliteit in de opvoeding en verzorging van het kind is gewaarborgd in artikel 20, derde lid. Het feit dat het EHRM steeds meer aansluiting zoekt bij deze zogenaamde continuïteitsdoelstelling sluit aan bij het feit dat er internationaal gezien steeds meer aandacht is voor het belang van het kind. Dit kan in specifieke gevallen tot gevolg hebben dat het wenselijk is om een uithuisplaatsing (langdurig) te laten voortduren. Het belang van het kind prevaleert aldus boven het belang van de ouders (om met het kind te worden herenigd). 33 Voor een kind is het van wezenlijk belang dat hij opgroeit in een gezonde en veilige leefomgeving. 34 Het gaat daarbij onder andere om een stabiele opvoedomgeving. 35 Het kind is tevens gebaat bij zekerheid met betrekking tot zijn opvoedsituatie. Er kan in een dergelijk geval gekozen worden om een kind niet terug te laten keren naar de ouders, indien het bij de pleegouders alle ruimte heeft en krijgt om een positieve ontwikkeling door te maken Tussenconclusie In de internationale rechtspraak is het belang van het kind steeds meer voorop komen te staan. Het belang van het kind, en met name de continuïteit en stabiliteit in de opvoeding en ontwikkeling van het kind, vormen veelal de eerste overweging bij de oplegging van kinderbeschermingsmaatregelen. Toch zitten de internationale rechters niet in alle gevallen op één lijn. Dit komt mede door het feit dat de verhouding tussen de diverse kinderbeschermingsmaatregelen vaag is. In de internationale wet- en regelgeving en 30 Zie o.a. EHRM 12 juli 2001, appl. nr /94 (K. en T. t. Finland). 31 M. Angius, Family life in spagaat, FJR 2015/14, 1 en EHRM 6 oktober 2015, appl. nr /13 (N.P. t. Moldavië) Zie o.a. EHRM 7 augustus 1996, appl. nr /90 (Johansen t. Noorwegen). 34 EHRM 6 juli 2010, appl. nr /07 (Neulinger en Shuruk t. Zwitserland). 35 EHRM 24 september 2010, appl. nr /06 (Levin t. Zweden) M. Angius, Family life in spagaat, FJR 2015/14,

15 rechtspraak wordt niet over termijnen gesproken. Het is aan de nationale wetgever om het jeugdbeschermingssysteem naar eigen inzicht in te richten en te organiseren. Dit betekent dat bij de invulling van een nationaal begrip zoals aanvaardbare termijn, Staten een ruime margin of appreciation wordt gelaten. Echter, Staten dienen hierbij wel rekening te houden met de algemene uitgangspunten, zoals deze zijn neergelegd in het EVRM en het IVRK. De belangrijkste uitgangspunten die rol een spelen bij de bepaling van de aanvaardbare termijn, waar dit onderzoek zich op richt, zijn het belang van het kind, de continuïteit en stabiliteit in de opvoeding en het proportionaliteits- en subsidiariteitsbeginsel. Deze uitgangspunten zijn van wezenlijk belang voor de oplegging en de verhouding tussen de diverse nationale kinderbeschermingsmaatregelen. 15

16 3. Gezagsbeperkende en gezagsbeëindigende maatregelen voor de inwerkingtreding van de Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen 3.1 Inleiding Het is de taak van Staten om het nationale jeugdbeschermingssysteem in te richten en te organiseren. In dit hoofdstuk zal allereerst aandacht worden besteed aan de uitgangspunten die van belang zijn bij de oplegging van en de keuze tussen de verschillende kinderbeschermingsmaatregelen. Vervolgens zal het juridische kader, voor de inwerkingtreding van de Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen, met betrekking tot kinderbeschermingsmaatregelen worden geschetst. Achtereenvolgend zullen de ondertoezichtstelling, de uithuisplaatsing en de gezagsontnemende maatregelen aan bod komen, waarbij specifiek zal worden ingegaan op hun onderlinge verhouding. Vervolgens zal aandacht worden besteed aan nationale rechtspraak met betrekking tot deze onderlinge verhouding. 3.2 Uitgangspunten Hoewel de Nederlandse wet- en regelgeving geen algemene uitgangspunten formuleert met betrekking tot kinderbeschermingsmaatregelen, kunnen er uit internationale wet- en regelgeving, de rechtspraak van het EHRM en de praktijk toch enkele zogenaamde basisbeginselen worden gekristalliseerd. Deze beginselen vervullen en belangrijke rol bij de oplegging van kinderbeschermingsmaatregelen en kunnen tevens van wezenlijk belang zijn bij de invulling van het begrip aanvaardbare termijn. Belang van het kind Uit internationale wet- en regelgeving, en de rechtspraak van het EHRM is af te leiden dat de overheid enkel mag ingrijpen in het gezinsleven van ouders en kind, indien het belang van het kind dit noodzakelijk maakt. Onder andere artikel 3 en artikel 9 van het IVRK verwijzen naar het belang van het kind als a primary consideration. 37 Dit houdt in dat het belang van het kind in alle gevallen de eerste overweging dient te zijn. 37 M. Bruning, T. Liefaard en P. Vlaardingerbroek, Jeugdrecht en jeugdhulp, Amsterdam: Reed Business 2016, p

17 Ultimum remedium In tegenstelling tot het belang van het kind is het ultimum remedium beginsel niet met zoveel woorden in internationale wet- en regelgeving opgenomen. Dit beginsel is af te leiden uit artikel 8 EVRM en de rechtspraak van het EHRM. In artikel 8 EVRM wordt gesteld dat een inbreuk op het gezinsleven door de overheid enkel gerechtvaardigheid is als deze bij wet is voorzien, een legitiem doel dient en noodzakelijk is in een democratische samenleving. In dit laatste vereisten liggen twee algemene beginselen besloten, namelijk de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. 38 Dit houdt in dat er sprake moet zijn van een dringende maatschappelijke behoefte en dat de inbreuk in redelijke verhouding moet zijn met het beoogde doel. Hiertoe dienen eerst lichtere maatregelen overwogen te worden om het beoogde doel te bereiken. Zo kort en licht mogelijk ingrijpen Dit uitgangspunt houdt in dat een lichte maatregel de voorkeur heeft boven een zwaardere maatregel. Met andere woorden, een ondertoezichtstelling heeft in beginsel de voorkeur boven gezagsontneming. Het opleggen van een zwaardere maatregel is enkel gerechtvaardigd indien dit noodzakelijk is ten aanzien van het doel dat met de ingreep wordt beoogd. 39 De hulp en steun die door de overheid geboden wordt (in de vorm van kinderbeschermingsmaatregelen), dient er zoveel mogelijk op gericht te zijn de ouders de verantwoordelijkheid voor de opvoeding en verzorging van hun kind te laten behouden. 40 Het ingrijpen door de overheid dient van een zo kort mogelijke duur te zijn. Dit betekent dat te lang ingrijpen er niet toe mag leiden dat de situatie waarin het kind zich bevindt verslechtert als gevolg van het te lang aanhouden van dezelfde maatregel (bijvoorbeeld de ondertoezichtstelling met machtiging uithuisplaatsing in plaats van de ontneming van het gezag) M. Bruning, T. Liefaard en P. Vlaardingerbroek, Jeugdrecht en jeugdhulp, Amsterdam: Reed Business 2016, p M. Bruning, T. Liefaard en P. Vlaardingerbroek, Jeugdrecht en jeugdhulp, Amsterdam: Reed Business 2016, p Artikel 1:257 lid 2 BW (oud). 41 M. Bruning, T. Liefaard en P. Vlaardingerbroek, Jeugdrecht en jeugdhulp, Amsterdam: Reed Business 2016, p

18 Continuïteit en stabiliteit in de opvoeding Zowel in artikel 20, derde lid, van het IVRK en de Richtlijn voor Alternatieve Zorg voor kinderen wordt bijzonder belang gehecht aan de continuïteit en stabiliteit in de opvoeding van het kind. Indien een kind op jeugdige leeftijd van de ouders wordt gescheiden, dient de vraag zich aan naar het opvoedings- en toekomstperspectief van dit kind. Continuïteit en stabiliteit in de opvoedingssituatie zijn essentieel voor de ontwikkeling van het kind. Om die reden dient hieraan zwaarwegende betekenis te worden toegekend. 3.3 De ondertoezichtstelling tot 1 januari 2015 In 1992 is in Nederland de ondertoezichtstelling ingevoerd. De ondertoezichtstelling is een gezagsbeperkende maatregel met een preventief karakter. De maatregel voorziet in de begeleiding van ouders bij de opvoeding en verzorging van hun kind, teneinde te voorkomen dat de kinderrechter meer ingrijpende maatregelen dient te nemen ter bescherming van het kind (in Nederland: gezagsontnemende maatregelen). 42 Het doel van de ondertoezichtstelling is gelegen in het wegnemen van de ernstige bedreiging van de zedelijke of geestelijke belangen of gezondheid van het kind. Op 1 november 1995 is de ondertoezichtstelling herzien. 43 Tezamen met de Wet op de jeugdzorg van 1 januari 2005 heeft deze herziening tot een aantal wijzigingen geleid met betrekking tot de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Op grond van artikel 1:254, eerste lid, BW (oud) kon de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen indien er sprake was van een ernstige bedreiging van zijn zedelijke of geestelijke belangen of gezondheid. Een dergelijke bedreiging werd door de kinderrechter beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval. Er diende tevens aannemelijk te worden gemaakt dat naar alle waarschijnlijkheid andere middelen ter afwending van de ernstige bedreiging zouden falen of reeds hadden gehaald. Het te kort schieten van de ouders in de opvoeding en verzorging van het kind was geen expliciet wettelijk criterium, maar was in veel gevallen wel de reden dat er sprake was van een ernstige bedreiging van de zedelijke of geestelijke belangen of gezondheid van het kind. Op grond van artikel 1:258 BW (oud) had Bureau Jeugdzorg de bevoegdheid om aan de ouders of het kind schriftelijke aanwijzingen te geven. Ouders en 42 Zie artikel 1:257 lid 2 BW (oud). 43 Wet van 26 april 1995 (Stb. 1995, 255) tot herziening van ondertoezichtstelling van minderjarigen. 18

19 kind waren verplicht deze aanwijzingen op te volgen. Indien dit niet gebeurde, kon de rechter het kind uit huis plaatsen of de ouders ontzetten uit het gezag. 44 De duur van de ondertoezichtstelling werd bepaald door de kinderrechter. In eerste instantie kon een ondertoezichtstelling opgelegd worden met de duur van ten hoogste één jaar. 45 Vervolgens was het mogelijk om de maatregel telkens met maximaal één jaar te verlengen. De kinderrechter had deze mogelijkheid alleen op verzoek van Bureau jeugdzorg of van degene die ook het verzoek tot ondertoezichtstelling had ingediend. De kinderrechter mocht de ondertoezichtstelling zo vaak als nodig verlengen, totdat de minderjarige de leeftijd van 18 jaar had bereikt. 3.4 De mogelijkheid tot uithuisplaatsing De ondertoezichtstelling kon (en kan nog steeds) gepaard gaan met een uithuisplaatsing. Hierbij kan onderscheid gemaakt worden tussen een vrijwillige uithuisplaatsing en de gedwongen uithuisplaatsing. In geval van een vrijwillige uithuisplaatsing bleef de ouderlijke verantwoordelijkheid over het kind bij de gezaghebbende ouders. 46 Voor een vrijwillige uithuisplaatsing was geen machtiging van de kinderrechter nodig. Indien een uithuisplaatsing niet vrijwillig plaatsvond, kon door de kinderrechter een machtiging uithuisplaatsing wordt afgegeven. Een dergelijke gedwongen uithuisplaatsing kon door de kinderrechter worden uitgesproken, indien dit in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige noodzakelijk was, of indien onderzoek naar de lichamelijke of geestelijke gesteldheid van de minderjarige nodig werd geacht. 47 Met de herziening van de ondertoezichtstelling in 1995 werd de maximale termijn (twee jaar) voor de uithuisplaatsing verlaten, omdat men deze termijn in de praktijk niet wenselijk achtte. Net als de ondertoezichtstelling kon de uithuisplaatsing steeds met maximaal één jaar verlengd worden. Let wel, een uithuisplaatsing kon (en kan nog steeds) enkel verlengd worden in combinatie met de ondertoezichtstelling en indien gewerkt werd aan de thuisplaatsing van het kind. In de praktijk had dit tot gevolg dat de uithuisplaatsing vele jaren achter elkaar verlengd werd. De ondertoezichtstelling had als doel de met het gezag belaste ouder zoveel mogelijk de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van het kind 44 Artikel 1:269 lid 1 sub d BW (oud). 45 Artikel 1:256 lid 1 BW (oud). 46 Artikel 1:258 lid 3 BW (oud). 47 Artikel 1:261 BW (oud). 19

20 te doen behouden. 48 Om die reden kon de maatregel van ondertoezichtstelling niet worden gebruikt om de uithuisplaatsing keer op keer te verlengen, indien niet werd gewerkt aan de thuisplaatsing van het kind. Indien voor de verlenging van de uithuisplaatsing een kinderbeschermingsmaatregel nodig was, diende de rechter tot een verderstrekkende maatregel over te gaan. 49 Hier komt de verhouding tussen de ondertoezichtstelling en de verderstrekkende maatregel van ontheffing van het gezag aan de orde. In zijn uitspraak van 4 april 2008 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een duurzame bereidverklaring tot acceptatie van de geboden hulp niet in de weg staat aan een gedwongen ontheffing. 50 De gedwongen ontheffing zal verderop in dit hoofdstuk uitgebreider aan bod komen. 3.5 Gezagsontnemende maatregelen In sommige gevallen, waarin er sprake is van een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van het kind, zal een ondertoezichtstelling (met uithuisplaatsing) niet volstaan. Er is dan direct een meer ingrijpende maatregel nodig. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als de ondertoezichtstelling niet op een zinvolle manier kan worden ingevuld. 51 Het Gerechtshof s- Hertogenbosch stelt dat de ondertoezichtstelling met uithuisplaatsing slechts op een zinvolle manier kan worden ingevuld indien de ouders op korte termijn, nadat de rechter de ondertoezichtstelling heeft uitgesproken, een redelijke kans wordt geboden tot thuisplaatsing van het kind. Er dient binnen die termijn in ieder geval een onderzoek plaats te vinden naar de mogelijkheden hiertoe. 52 Indien een ondertoezichtstelling, om welke reden ook, niet volstaat, kan als uiterste redmiddel het gezag van de ouders worden ontnomen. Voor de inwerkingtreding van de Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen kenden wij in Nederland twee gezagsontnemende maatregelen, te weten de ontheffing en ontzetting van het gezag. Beide maatregelen konden op basis van verschillende gronden worden opgelegd, maar hadden wel dezelfde consequentie, namelijk: de ouders verloren hierdoor het gezag over hun kind. De ontneming van het gezag had in de meeste gevallen een definitief karakter, maar er was wel een 48 Artikel 1:257 lid 2 BW (oud). 49 Zie Rechtbank Breda 22 april 1991, ECLI:NL:RBBRE:1991:AD1388 en Rechtbank Utrecht 20 november 1996, ECLI:NL:RBUTR:1996:AD HR 4 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC J.E. Doek, Jeugdrecht en jeugdzorg, Amsterdam: Elsevier juridisch 2009, p Gerechtshof s-hertogenbosch 20 juni 1996, ECLI:NL:GHSHE:1996:AD

21 mogelijkheid tot herstel van het gezag in de wet opgenomen. 53 Dit gebeurde in de praktijk echter maar zelden. De ontheffing van het gezag Op grond van artikel 1:266 BW (oud) konden ouders van het gezag over de minderjarige worden ontheven, indien zij ongeschikt of onmachtig waren om hun verplichting tot de verzorging en opvoeding te vervullen (mits het belang van het kind zich daartegen niet verzette). De ontheffing kon pas door de kinderrechter worden opgelegd indien de ondertoezichtstelling niet het juiste instrument was gebleken om de ernstige bedreiging van het kind weg te nemen. Vereist was wel dat de ouders toestemming verleenden om over te gaan tot (vrijwillige) ontheffing van het gezag. Wanneer door de ouders geen toestemming werd verleend, bestond de mogelijkheid tot gedwongen ontheffing mits zich één van de uitzonderingen van artikel 1:268 lid 2 BW (oud) voordeed. Indien na een ondertoezichtstelling van ten minste zes maanden bleek, of na een uithuisplaatsing van één jaar en zes maanden gegronde vrees bestond, dat deze maatregel onvoldoende was om de bedreiging af te wenden, door de ongeschiktheid of onmacht van de ouders om hun verplichting tot de verzorging en opvoeding van de minderjarige te vervullen, kon zonder toestemming ontheffing van het gezag volgen. 54 De ontzetting van het gezag Naast de ontheffing van het gezag bestond de mogelijkheid tot ontzetting uit het gezag. Beide maatregelen hadden een onbeperkte duur en hadden dezelfde rechtsgevolgen. Het verschil zat erin dat in de ontzetting van het gezag in alle gevallen werd uitgesproken tegen de wil van de ouders. De ouders konden uit het gezag worden ontzet, indien er sprake was van verwijtbaar gedrag of handelen. 55 Het doel van de ontzetting was het wegnemen van de bedreiging van de geestelijke of lichamelijke belangen of gezondheid van het kind. Hoewel de ontzetting van het gezag zelden werd uitgesproken door de kinderrechter, was dit wel het geval in een zaak van het Gerechtshof Amsterdam. In deze zaak werd de moeder van het gezag ontzet nu de kinderen ernstig fysiek waren mishandeld, dan wel getuigen zijn geweest van de 53 Zie de artikelen 1:277 en 278 jo. 335 BW (oud). 54 Zie o.a. Rechtbank Overijssel 6 maart 2015, ECLI:NL:RBOVE:2015: P. Vlaardingerbroek, K. Blankman e.a., Het hedendaagse personen- en familierecht, Deventer: Kluwer 2014, p

22 mishandeling, en zij door ernstige psychische problematiek specifieke hulpverlening nodig hadden. 56 Beide maatregelen zijn maar weinig door de kinderrechter opgelegd. Dit heeft deels te maken met het feit dat de rechtsgronden van beide maatregelen was gericht op het gedrag en de rechten van ouders, en zij niet het belang van het kind centraal stelden. 57 Hierdoor kon het voorkomen dat het kind, de ouders en de pleegouders jarenlang in onzekerheid verkeerden, omdat zij niet wisten of zo ja, wanneer het kind werd teruggeplaatst bij de ouders. 3.6 De verhouding tussen de ondertoezichtstelling en de ontheffing en ontzetting van het gezag Het is aan de kinderrechter om te beslissen welke maatregel noodzakelijk wordt geacht in de omstandigheden van het geval. Wat daarbij opvalt, is dat de lijn tussen de ondertoezichtstelling en de gezagsontnemende maatregelen (de ontheffing en ontzetting van het gezag) erg dun is. Zo heeft het Gerechtshof s-hertogenbosch in zijn uitspraak van 20 juni 1996 geoordeeld dat een ondertoezichtstelling van jonge kinderen, gecombineerd met een uithuisplaatsing, slechts op een zinvolle manier ingevuld kan worden indien de ouders zicht hebben op een snelle thuisplaatsing. De mogelijkheid tot thuisplaatsing dient in ieder geval binnen korte termijn onderzocht te worden. Indien het perspectief op thuisplaatsing ontbreekt, ligt een ontzetting uit het gezag voor de hand. In de onderhavige zaak oordeelde het hof dat er onvoldoende sprake was van een band tussen moeder en kind om binnen korte termijn tot enig opvoedingsperspectief bij de moeder te leiden. 58 De Hoge Raad bevestigde in zijn uitspraak van 7 april 2000 het oordeel van het hof dat de moeder dient te worden ontheven van het ouderlijk gezag, na ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing met instemming. Het hof concludeerde in zijn uitspraak dat de instemming van de moeder met de uithuisplaatsing onvoldoende is om niet te besluiten tot een meer ingrijpende maatregel. Er valt onvoldoende uit te sluiten dat de moeder in de nabije toekomst niet langer met de uithuisplaatsing zal instemmen. Aan de duurzaamheid van de bereidheid van de ouder moeten vergaande eisen worden gesteld indien voortzetting van het verblijf van het kind in een pleeggezin, en de hechting van het kind in het pleeggezin, in het belang van 56 Gerechtshof Amsterdam 5 april 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016: M.R. Bruning & T. Liefaard, De ondertoezichtstelling 90 jaar: versleten of vitaal?, in: M.R. Bruning & T. Liefaard, Ondertoezichtstelling 90 jaar versleten of vitaal?, Den Haag: Sdu Uitgevers 2013, p Gerechtshof s-hertogenbosch 20 juni 1996, ECLI:NL:GHSHE:1996:AD

23 het kind is. 59 De Boer stelt in de noot bij dit arrest dat indien een kind sinds zeer jeugdige leeftijd (de zogenaamde babytijd: leeftijd tot één jaar) langdurig in een pleeggezin verblijft, waardoor het geen hechting heeft met de gezaghebbende ouders en juist wel met de pleegouders, het niet uit zou moeten maken of de gezaghebbende ouders zich gedurende deze periode positief hebben ontwikkeld. Het is in het belang van het kind om definitief in het pleeggezin te verblijven. Het gaat bij de oplegging van een kinderbeschermingsmaatregel niet om de rol of het gedrag van de ouders, maar het belang van het kind dient centraal te staan. Dit wordt onder andere bevestigd in een zaak van de Rechtbank Groningen. In deze zaak worden beide ouders van het gezag ontheven omdat het opvoedingsperspectief van de kinderen bij de pleegouders ligt. De rechtbank overweegt dat de kinderen een positieve ontwikkeling hebben doorgemaakt en inmiddels zijn gehecht aan de pleegouders. De houding van de moeder zorgt tevens voor veel onzekerheid en onrust bij de kinderen. De rechtbank oordeelt dat de kinderen behoefte hebben aan duidelijkheid en dat dit hen geboden kan worden door de ouders van het gezag te ontheffen. Op die manier kunnen de kinderen zich richten op een ongestoorde hechting aan de pleegouders. 60 De Rechtbank Overijssel oordeelt in een specifieke zaak dat ondanks het ontbreken van instemming de ouders van het gezag dienen te worden ontheven. De ouders hebben de wens om met het ouderlijk gezag belast te blijven om op die manier met zekerheid betrokken te blijven bij belangrijke beslissingen betreffende het kind. De rechter gaat aan deze wens voorbij, om zo de situatie te voorkomen dat het kind zich op enig moment ongemakkelijk gaat voelen bij de gedachte dat zij mogelijk haar veilige plaats in het pleeggezin kwijtraakt. 61 Hiermee stelt de rechtbank het belang van het kind voorop. Ook mag niet vergeten worden dat de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing tijdelijke maatregelen zijn en niet bedoeld zijn om van jaar tot jaar te worden verlengd. Dit wordt onder andere bevestigd door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in zijn uitspraak van 30 oktober Het hof stelt dat het kind recht heeft op continuïteit, rust en een ongestoord hechtingsproces en ontwikkeling binnen het pleeggezin. Het hof besluit om die reden tot ontheffing van de ouders uit het gezag. Het belang van het kind om op te groeien in een 59 Hoge Raad 7 april 2000, NJ 2000, 563, m. nt. J. de Boer. 60 Rechtbank Groningen 13 maart 2012, ECLI:NL:RBGRO:2012: Rechtbank Overijssel 6 maart 2015, ECLI:NL:RBOVE:2015:

24 pleeggezin gaat voor het belang van de moeder om het kind in de toekomst weer bij zich te hebben en te kunnen opvoeden. 62 Echter, niet in alle gevallen is dit uitgangspunt van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing als tijdelijke maatregelen, en daarbij het ontbreken van een terugplaatsingsperspectief van het kind naar de ouders als grond voor de ontheffing van het gezag, gehanteerd. Zo heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden geoordeeld dat het belang van het kind zich in dit specifieke geval verzet tegen de ontheffing van de moeder uit het ouderlijk gezag. De moeder heeft gebroken met haar verleden en de daarbij horende problematiek. Zij heeft haar leven inmiddels op orde. Daarnaast is er sprake van een goede samenwerking tussen de moeder en de hulpverlening en de pleegouders, heeft de moeder een goede band met beide kinderen en zijn de kinderen erg op haar gesteld. Het verzoek tot ontheffing van de moeder uit het ouderlijk gezag wordt door het gerechtshof afgewezen. In deze situatie is naar het oordeel van de rechtbank, ondanks het ontbreken van enig terugplaatsingsperspectief van het kind bij de moeder, een ondertoezichtstelling met uithuisplaatsing van de kinderen de aangewezen maatregel Tussenconclusie In de wet was voor de inwerkingtreding van de Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen geen termijn opgenomen waarbinnen de ernstige bedreiging van de zedelijke of geestelijke belangen of de gezondheid van het kind diende te worden weggenomen. Uit de bovengenoemde jurisprudentie is gebleken dat hier door de verschillende kinderrechters anders mee om wordt gegaan, hetgeen ook geldt voor de eerdergenoemde uitgangspunten die gelden bij de oplegging van een kinderbeschermingsmaatregel. In beginsel is de maatregel van ondertoezichtstelling een tijdelijke maatregel. Echter, in de praktijk komt het veelvuldig voor dat de ondertoezichtstelling met uithuisplaatsing jaarlijks wordt verlengd, en het kind duurzaam in een pleeggezin wordt opgevoed, terwijl er geen perspectief is op thuisplaatsing van het kind bij de ouders. De ondertoezichtstelling met uithuisplaatsing is te vaak verlengd zonder nadere motivering. Dit is onder andere het gevolg geweest van het feit dat de ondertoezichtstelling door de kinderrechter zo vaak als nodig mocht worden verlengd. 62 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 30 oktober 2014, ECLI:NL:GHARL:2014: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 26 februari 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:

ECLI:NL:GHAMS:2015:4056 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2015:4056 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2015:4056 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 29-09-2015 Datum publicatie 23-10-2015 Zaaknummer 200.166.964/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen- en

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2015:1824

ECLI:NL:GHARL:2015:1824 ECLI:NL:GHARL:2015:1824 Uitspraak Arrest GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN Civiel recht (personen- en familierecht) Datum uitspraak: 3 maart 2015 zaaknummer 200.156.874/01 (zaaknummer rechtbank Overijssel

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2017:357 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2017:357 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2017:357 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 07-02-2017 Datum publicatie 23-02-2017 Zaaknummer 200.199.846/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen- en

Nadere informatie

VAN GEZAGSBEPERKING NAAR GEZAGSONTNEMING

VAN GEZAGSBEPERKING NAAR GEZAGSONTNEMING VAN GEZAGSBEPERKING NAAR GEZAGSONTNEMING LEGITIMATIE VAN OVERHEIDSINGRIJPEN IN HET FAMILIE- EN GEZINSLEVEN JOYCE DE BRUIJN SEPTEMBER 2012 2 Van gezagsbeperking naar gezagsontneming Legitimatie van overheidsingrijpen

Nadere informatie

Toepassing van de nieuwe rechtsgrond voor gezagsbeëindiging EVRM- proof?

Toepassing van de nieuwe rechtsgrond voor gezagsbeëindiging EVRM- proof? Toepassing van de nieuwe rechtsgrond voor gezagsbeëindiging EVRM- proof? Onderzoek naar de toepassing van de rechtsgrond van gezagsbeëindiging door de gerechtshoven, in het licht van het recht op gezinsleven

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2015:10059

ECLI:NL:RBAMS:2015:10059 ECLI:NL:RBAMS:2015:10059 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 20-10-2015 Datum publicatie 13-06-2016 Zaaknummer C/13/592460 / JE RK 15-996 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ9770

ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ9770 ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ9770 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 09-01-2013 Datum publicatie 14-05-2013 Zaaknummer 200.114.823/01 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken Hoger

Nadere informatie

Jeugdbescherming in Nederland

Jeugdbescherming in Nederland Jeugdbescherming in Nederland Jeugdbescherming in Nederland Mr. drs. Bart de Jong Adviseur Van Montfoort 2 Stelselwijziging Jeugd Wat is Jeugdbescherming? Proces/Actoren Doelgroep en problematiek Maatregelen

Nadere informatie

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht ECLI:NL:GHSHE:2016:416 Instantie Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak 11-02-2016 Datum publicatie 12-02-2016 Zaaknummer 200 180 361_01 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2011:BR0816

ECLI:NL:GHSGR:2011:BR0816 ECLI:NL:GHSGR:2011:BR0816 Instantie Datum uitspraak 04-05-2011 Datum publicatie 08-07-2011 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 200.083.271-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen-

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2016:7682

ECLI:NL:RBAMS:2016:7682 ECLI:NL:RBAMS:2016:7682 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 22-11-2016 Datum publicatie 28-11-2016 Zaaknummer C/13/614102 / FA RK 16-5813 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Leeuwarden. afdeling civiel recht

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Leeuwarden. afdeling civiel recht ECLI:NL:GHARL:2015:6066 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 27-07-2015 Datum publicatie 17-08-2015 Zaaknummer 200.172.365/01 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

Opmerkingen over Hoofdstuk 1. Wijziging van wetten Artikel 1.8, wijziging van het Bw

Opmerkingen over Hoofdstuk 1. Wijziging van wetten Artikel 1.8, wijziging van het Bw Parkstraat 83 Den Haag Correspondentie: Postbus 30137 2500 GC Den Haag Telefoon (070) 361 93 00 Fax algemeen (070) 361 93 10 Fax rechtspraak (070) 361 93 15 Aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2015:3052

ECLI:NL:GHARL:2015:3052 ECLI:NL:GHARL:2015:3052 Instantie Datum uitspraak 23-04-2015 Datum publicatie 07-05-2015 Zaaknummer 200.164.815-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Personen-

Nadere informatie

Congres De ots90 jaar:versleten of vitaal? Workshop: ots, omgang en het belang van het kind

Congres De ots90 jaar:versleten of vitaal? Workshop: ots, omgang en het belang van het kind Congres De ots90 jaar:versleten of vitaal? Workshop: ots, omgang en het belang van het kind Voorzitter: Paul van Teeffelen Inleider: Esther Lam Referent: Sonja de Pauw Gerlings Introductietekst workshop

Nadere informatie

Inhoudsopgave LIJST VAN AFKORTINGEN

Inhoudsopgave LIJST VAN AFKORTINGEN LIJST VAN AFKORTINGEN XIII 1 INLEIDING 1 1.1 Inleiding 1 1.1.1 Definitie van gesloten jeugdhulp 3 1.1.2 Gesloten jeugdhulp en vrijheidsbeneming 5 1.1.3 Gesloten jeugdhulp in cijfers 7 1.1.4 Doelgroep van

Nadere informatie

Verwacht niet van een kind dat het zich zelf opvoedt. het heeft een ouder nodig die dat voor hem doet. lieve ouders nodig, brede schouders nodig

Verwacht niet van een kind dat het zich zelf opvoedt. het heeft een ouder nodig die dat voor hem doet. lieve ouders nodig, brede schouders nodig Masterscriptie Privaatrecht Faculteit der Rechtsgeleerdheid De Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen getoetst aan het EVRM en het IVRK. Is het toekennen van meer rechten aan de pleegouders ten opzichte

Nadere informatie

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Leeuwarden. afdeling civiel recht

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Leeuwarden. afdeling civiel recht ECLI:NL:GHARL:2014:4151 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 24-04-2014 Datum publicatie 27-05-2014 Zaaknummer 200.141.970-01 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

Zorg om het kind - bescherming van minderjarigen en het gezondheidsrecht -

Zorg om het kind - bescherming van minderjarigen en het gezondheidsrecht - Zorg om het kind - bescherming van minderjarigen en het gezondheidsrecht - Prof.mr.drs. Mariëlle R. Bruning Najaarslezing Vereniging voor Gezondheidsrecht, 2 november 2012 Thema Zorgverlening aan en het

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:573 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2016:573 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2016:573 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 16-02-2016 Datum publicatie 24-02-2016 Zaaknummer 200.179.961/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen- en

Nadere informatie

Rapport (verkort) Naar aanleiding van de feitelijke uithuisplaatsing van een zesjarige jongen.

Rapport (verkort) Naar aanleiding van de feitelijke uithuisplaatsing van een zesjarige jongen. Rapport (verkort) Naar aanleiding van de feitelijke uithuisplaatsing van een zesjarige jongen. Oordeel De Kinderombudsman is van mening dat Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant vestiging Oss en de politie Oost-Brabant

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2012:BY4474

ECLI:NL:GHARN:2012:BY4474 ECLI:NL:GHARN:2012:BY4474 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 25-10-2012 Datum publicatie 28-11-2012 Zaaknummer 200.111.854 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken Hoger

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Woord vooraf / 11

Inhoudsopgave. Woord vooraf / 11 Inhoudsopgave Woord vooraf / 11 1 De ondertoezichtstelling 90 jaar: versleten of vitaal? / 13 Mariëlle Bruning & Ton Liefaard 1.1 Inleidende opmerkingen / 13 1.2 De OTS na 1995 / 13 1.3 Aanleiding tot

Nadere informatie

Mr. dr. A. van Montfoort. Presentatie Van casus naar gestructureerd beslissen in de jeugdbescherming

Mr. dr. A. van Montfoort. Presentatie Van casus naar gestructureerd beslissen in de jeugdbescherming Mr. dr. A. van Montfoort Presentatie Van casus naar gestructureerd beslissen in de jeugdbescherming Van casus naar gestructureerd beslissen in de jeugdbescherming Presentatie Themadag jeugdrecht SSR,

Nadere informatie

Leiden de indicaties tot de juiste zienswijze?

Leiden de indicaties tot de juiste zienswijze? Leiden de indicaties tot de juiste zienswijze? Kinderen zijn net als pleisters, wanneer je ze te vaak los trekt, hechten ze niet meer Masterscriptie Rechtsgeleerdheid, privaatrecht Student: Janet van Oirschot

Nadere informatie

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 INTERNET www.cbpweb.nl www.mijnprivacy.nl AAN De Minister van Veiligheid en Justitie

Nadere informatie

Ouder van mijn ouders Van helpen en ondersteunen tot gedwongen hulp en gezagsbeëindiging. Nijkerk, Opstandingskerk. 25 mei 2016

Ouder van mijn ouders Van helpen en ondersteunen tot gedwongen hulp en gezagsbeëindiging. Nijkerk, Opstandingskerk. 25 mei 2016 Ouder van mijn ouders Van helpen en ondersteunen tot gedwongen hulp en gezagsbeëindiging Nijkerk, Opstandingskerk 25 mei 2016 Prof.mr. Paul Vlaardingerbroek Cijfers Jaarlijks worden ca. 119.000 kinderen

Nadere informatie

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Leeuwarden. afdeling civiel recht

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Leeuwarden. afdeling civiel recht ECLI:NL:GHARL:2017:6088 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 13-07-2017 Datum publicatie 26-07-2017 Zaaknummer 200.215.386/01 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 353 Wijziging van enige bepalingen van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het geregistreerd partnerschap, de geslachtsnaam

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2010:BP0682 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2010:BP0682 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2010:BP0682 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 23-12-2010 Datum publicatie 13-01-2011 Zaaknummer 200.075.792 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen- en

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOBR:2015:3690

ECLI:NL:RBOBR:2015:3690 ECLI:NL:RBOBR:2015:3690 Instantie Datum uitspraak 19-06-2015 Datum publicatie 14-07-2015 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Oost-Brabant C/01/280880 / FA RK 14-3596_2

Nadere informatie

In het belang van het kind?

In het belang van het kind? In het belang van het kind? Een onderzoek naar de wijzigingen van de kinderbeschermingsmaatregelen in Boek 1 BW Auteur: Daphne de Kreij Breda, 26 mei 2014 Opleiding: HBO-Rechten Onderwijsinstelling: Juridische

Nadere informatie

[Appellant 1] en [Appellant 2], beiden wonende te [woonplaats], (hierna: appellanten)

[Appellant 1] en [Appellant 2], beiden wonende te [woonplaats], (hierna: appellanten) LJN: BI3542, Centrale Raad van Beroep, 08/3709 WJZ + 08/3713 WJZ Datum uitspraak: 15-04-2009 Datum publicatie: 12-05-2009 Rechtsgebied: Sociale zekerheid Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie:

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2013:7717

ECLI:NL:RBDHA:2013:7717 ECLI:NL:RBDHA:2013:7717 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 11-06-2013 Datum publicatie 16-07-2013 Zaaknummer 443058 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Eerste aanleg

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:935

ECLI:NL:GHDHA:2014:935 ECLI:NL:GHDHA:2014:935 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 19-03-2014 Datum publicatie 27-03-2014 Zaaknummer 200.138.697/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen- en

Nadere informatie

90 jaar OTS: versleten of vitaal? Werkgroep 1 Verlenging OTS/UHP: dilemma s in de praktijk

90 jaar OTS: versleten of vitaal? Werkgroep 1 Verlenging OTS/UHP: dilemma s in de praktijk 90 jaar OTS: versleten of vitaal? Werkgroep 1 Verlenging OTS/UHP: dilemma s in de praktijk Regelgeving OTS - tegengaan ernstige bedreiging ontwikkeling kind - met als doel: a) de ouder/opvoeder op een

Nadere informatie

Aanbevelingen bij de Beleidsvisie Kind in de Pleegzorg. I. Aanpassing van kinderbeschermingswetgeving

Aanbevelingen bij de Beleidsvisie Kind in de Pleegzorg. I. Aanpassing van kinderbeschermingswetgeving Aanbevelingen bij de Beleidsvisie Kind in de Pleegzorg Toelichting: De aanbevelingen zijn bedoeld om op korte termijn effect te sorteren, maar zijn soms zo ingrijpend dat wetswijziging noodzakelijk is.

Nadere informatie

Als opvoeden een probleem is

Als opvoeden een probleem is Als opvoeden een probleem is Inhoud 3 > Als opvoeden een probleem is 3 > De Raad voor de Kinderbescherming 5 > Maakt u zich zorgen over een kind? 6 > De rol van de Raad 10 > Maatregelen van Kinderbescherming

Nadere informatie

De nieuwe Jeugdwet. position paper prof.mr.drs. Marielle Bruning, afdeling Jeugdrecht, universiteit Leiden. Inleidend

De nieuwe Jeugdwet. position paper prof.mr.drs. Marielle Bruning, afdeling Jeugdrecht, universiteit Leiden. Inleidend De nieuwe Jeugdwet position paper prof.mr.drs. Marielle Bruning, afdeling Jeugdrecht, universiteit Leiden Inleidend In het wetsvoorstel lijken niet zo zeer kinderen en hun rechten centraal te staan, maar

Nadere informatie

Bezwaar en beroep Jeugdwet Betekenis voor gemeenten

Bezwaar en beroep Jeugdwet Betekenis voor gemeenten Bezwaar en beroep Jeugdwet Betekenis voor gemeenten versie 1.0 K2 Brabants Kenniscentrum Jeugd Jos Janssen, Mei 2014 1 Bezwaar en Beroep Jeugdwet Van recht op zorg naar jeugdhulpplicht In het wetsvoorstel

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2016:4103. Uitspraak. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak: Datum publicatie: Zaaknummer:

ECLI:NL:GHARL:2016:4103. Uitspraak. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak: Datum publicatie: Zaaknummer: ECLI:NL:GHARL:2016:4103 Instantie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak: 24-05-2016 Datum publicatie: 08-06-2016 Zaaknummer: 200.179.205/01 Rechtsgebieden: Personen- en familierecht Bijzondere

Nadere informatie

Nieuwtjes augustus 2015

Nieuwtjes augustus 2015 Nieuwtjes augustus 2015 Gelet op de inwerkingtreding van de Jeugdwet en de Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen per 1 januari jl. ligt de focus in deze nieuwsbrief op de gevolgen van de inwerkingtreding

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 27 047 Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het gezamenlijk gezag van rechtswege bij geboorte tijdens een geregistreerd

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2009:BL0577

ECLI:NL:RBSGR:2009:BL0577 ECLI:NL:RBSGR:2009:BL0577 Instantie Datum uitspraak 10-12-2009 Datum publicatie 26-01-2010 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer 09-3292 / 353683 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen-

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2017:1856

ECLI:NL:RVS:2017:1856 ECLI:NL:RVS:2017:1856 Instantie Raad van State Datum uitspraak 12-07-2017 Datum publicatie 12-07-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201608063/1/A2 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZLY:2010:BL6834

ECLI:NL:RBZLY:2010:BL6834 ECLI:NL:RBZLY:2010:BL6834 Instantie Rechtbank Zwolle-Lelystad Datum uitspraak 01-02-2010 Datum publicatie 09-03-2010 Zaaknummer 166958 / JZ RK 10-46 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere

Nadere informatie

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht ECLI:NL:GHSHE:2014:5121 Instantie Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak 04-12-2014 Datum publicatie 05-12-2014 Zaaknummer F 200.154.289_01 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Leeuwarden. afdeling civiel recht

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Leeuwarden. afdeling civiel recht ECLI:NL:GHARL:2016:1434 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 23-02-2016 Datum publicatie 24-02-2016 Zaaknummer 200.183.450/01 en 200.183.450/02 Rechtsgebieden Personen- en familierecht

Nadere informatie

16.002B. Beslissing van het College van Beroep van de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd van 9 november 2016

16.002B. Beslissing van het College van Beroep van de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd van 9 november 2016 16.002B. Beslissing van het College van Beroep van de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd van 9 november 2016 Het College van Beroep, hierna te noemen: het College, is samengesteld als volgt: mr. P.A.J.Th.

Nadere informatie

EEN ONDERZOEK NAAR DE JURIDISCHE WERKING VAN DE

EEN ONDERZOEK NAAR DE JURIDISCHE WERKING VAN DE EEN ONDERZOEK NAAR DE JURIDISCHE WERKING VAN DE AANWIJZINGSBEVOEGDHEID VAN BUREAU JEUGDZORG Te verdedigen tegenover de examencommissie, bestaande uit: Mevrouw mr. V.M. Smits en mevrouw mr. Y. Bogaers Op

Nadere informatie

Rechtsbescherming van uithuisgeplaatsten

Rechtsbescherming van uithuisgeplaatsten juridisch en bestuurskundig onderzoek advies onderwijs Rechtsbescherming van uithuisgeplaatsten Een verkennend onderzoek Groningen, juli 2010 2010 WODC, ministerie van Justitie. Auteursrechten voorbehouden.

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2016:7795

ECLI:NL:RBZWB:2016:7795 ECLI:NL:RBZWB:2016:7795 Instantie Datum uitspraak 30-11-2016 Datum publicatie 21-12-2016 Rechtbank Zeeland-West-Brabant Zaaknummer C/02/323759 / FA RK 16-6853 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Aanpak van het onderzoek

Aanpak van het onderzoek Samenvatting Het onderzoek naar de uitvoering van de gewijzigde jeugdbeschermingswetgeving is een tussenevaluatie. Regioplan heeft in 2015 een evaluatie kader vastgesteld inclusief een indicatorenset,

Nadere informatie

INZICHT IN JEUGDRECHT

INZICHT IN JEUGDRECHT INZICHT IN JEUGDRECHT Ingeborg Galama Juridisch adviseur Raad voor de Kinderbescherming Onderwerpen 1.Doel en grond voor de ondertoezichtstelling 2.Uithuisplaatsing 3.Gesloten jeugdzorg 4.Ontheffing/ontzetting

Nadere informatie

Pleegoudersupport Zeeland

Pleegoudersupport Zeeland Pleegoudersupport Zeeland Voorbeeldbrieven Inleiding Dit document bevat een aantal voorbeeldbrieven die u kunt gebruiken wanneer u gebruik wilt maken van uw blokkaderecht, wanneer u een bijzondere curator

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2017:1318

ECLI:NL:RVS:2017:1318 ECLI:NL:RVS:2017:1318 Instantie Raad van State Datum uitspraak 17-05-2017 Datum publicatie 17-05-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201607764/1/A2 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2013:2142

ECLI:NL:GHDHA:2013:2142 ECLI:NL:GHDHA:2013:2142 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 08052013 Datum publicatie 17102013 Zaaknummer 200.099.466/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen en familierecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBHAA:2012:BY6590

ECLI:NL:RBHAA:2012:BY6590 ECLI:NL:RBHAA:2012:BY6590 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 16-10-2012 Datum publicatie 18-12-2012 Zaaknummer 193036 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen- en familierecht

Nadere informatie

VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN HET KIND (IRVK)

VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN HET KIND (IRVK) VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN HET KIND (IRVK) Artikel 3 IRVK 1. Bij alle maatregelen betreffende kinderen, ongeacht of deze worden genomen door openbare of particuliere instellingen voor maatschappelijk

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2010:BO3762

ECLI:NL:RBUTR:2010:BO3762 ECLI:NL:RBUTR:2010:BO3762 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 05-11-2010 Datum publicatie 12-11-2010 Zaaknummer 295127 / JE RK 10-2574 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen-

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2017:449

ECLI:NL:RBMNE:2017:449 ECLI:NL:RBMNE:2017:449 Instantie Datum uitspraak 02-02-2017 Datum publicatie 06-02-2017 Rechtbank Midden-Nederland Zaaknummer C/16/418623 / FA RK 16-4448 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2013:3850

ECLI:NL:GHDHA:2013:3850 ECLI:NL:GHDHA:2013:3850 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 09-10-2013 Datum publicatie 25-11-2013 Zaaknummer 200.131.418-01 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2012:BY1760 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHLEE:2012:BY1760 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHLEE:2012:BY1760 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 18-10-2012 Datum publicatie 31-10-2012 Zaaknummer 200.110.023/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen-

Nadere informatie

Met deze klacht beoogt verzoekster ertoe bij te dragen dat een andere ouder en kind niet hetzelfde overkomt als haar en haar dochter.

Met deze klacht beoogt verzoekster ertoe bij te dragen dat een andere ouder en kind niet hetzelfde overkomt als haar en haar dochter. Rapport 2 h2>klacht Verzoekster klaagt erover dat Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam het oordeel van de klachtencommissie van 1 december 2008 over haar klacht niet heeft gedeeld en naar aanleiding

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN. 1. Inleiding

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN. 1. Inleiding Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid van de behandeling van zaken betreffende personen- en familierecht MEMORIE VAN

Nadere informatie

ECLI:NL:OGEAA:2017:172

ECLI:NL:OGEAA:2017:172 ECLI:NL:OGEAA:2017:172 Instantie Datum uitspraak 14-03-2017 Datum publicatie 17-03-2017 Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba Zaaknummer EJ nr. 1286 van 2017 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstatc 201106725/1/V1. Datum uitspraak: 3 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ6021

ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ6021 ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ6021 Instantie Datum uitspraak 28-11-2012 Datum publicatie 04-04-2013 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 200.111.882-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen-

Nadere informatie

Met recht pleegouders bij een OTS

Met recht pleegouders bij een OTS Met recht pleegouders bij een OTS Moet de rechtspositie van pleegouders indien sprake is van een OTS worden versterkt, zoals voorgesteld in de wet Herziening kinderbeschermingsmaatregelen, wanneer het

Nadere informatie

Betreft: uitkomsten verkenning problematiek pleegkinderen zonder pleegzorgbegeleiding en -vergoeding

Betreft: uitkomsten verkenning problematiek pleegkinderen zonder pleegzorgbegeleiding en -vergoeding Betreft: uitkomsten verkenning problematiek pleegkinderen zonder pleegzorgbegeleiding en -vergoeding Geachte heer/mevrouw, Als Kinderombudsvrouw heb ik de taak wetgeving, beleid en de uitvoering daarvan

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2016:353

ECLI:NL:GHARL:2016:353 ECLI:NL:GHARL:2016:353 Instantie Datum uitspraak 19-01-2016 Datum publicatie 20-01-2016 Zaaknummer 200.180.786/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Personen-

Nadere informatie

De Minister van Justitie D.t.v. mw. mr. drs. J. Kok Postbus EH Den Haag. Geachte heer Hirsch Ballin,

De Minister van Justitie D.t.v. mw. mr. drs. J. Kok Postbus EH Den Haag. Geachte heer Hirsch Ballin, De Minister van Justitie D.t.v. mw. mr. drs. J. Kok Postbus 20301 2500 EH Den Haag datum 5 juni 2008 van Ontwikkeling contactpersoon Mr. R.H. Kroon doorkiesnummer 070-361 9814 faxnummer 070-361 9746 e-mail

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMAA:2012:BY2805

ECLI:NL:RBMAA:2012:BY2805 ECLI:NL:RBMAA:2012:BY2805 Instantie Rechtbank Maastricht Datum uitspraak 19-04-2012 Datum publicatie 12-11-2012 Zaaknummer 152909 / FA RK 11-238 en 165071 / FA RK 11-1210 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2014:2366

ECLI:NL:RBMNE:2014:2366 ECLI:NL:RBMNE:2014:2366 Instantie Datum uitspraak 23-05-2014 Datum publicatie 20-08-2014 Rechtbank Midden-Nederland Zaaknummer C-16-366100 - JE RK 14-841 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

De beëindiging van uithuisplaatsing

De beëindiging van uithuisplaatsing De beëindiging van uithuisplaatsing Wanneer is beëindiging van de uithuisplaatsing in het kader van een ondertoezichtstelling (art. 1:261 BW) in het belang van het kind en welke verbeteringen zullen in

Nadere informatie

OUDERS IN JEUGDBESCHERMINGSPROCEDURES RECHTSBIJSTAND IN HET LICHT VAN EHRM-JURISPRUDENTIE

OUDERS IN JEUGDBESCHERMINGSPROCEDURES RECHTSBIJSTAND IN HET LICHT VAN EHRM-JURISPRUDENTIE OUDERS IN JEUGDBESCHERMINGSPROCEDURES RECHTSBIJSTAND IN HET LICHT VAN EHRM-JURISPRUDENTIE Mw. Mr. K.E. (Kristien) Hepping (k.e.hepping@uu.nl) UCERF Symposium 11 april 2017 Rechtsbijstand ouders met gezag

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 31 127 Wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met aanpassing van de groep met recht op bijstand bij langer verblijf buiten Nederland

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad van State 201200615/1/V4. Datum uitspraak: 13 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

1 De ondertoezichtstelling 90 jaar: versleten of vitaal?

1 De ondertoezichtstelling 90 jaar: versleten of vitaal? 1 De ondertoezichtstelling 90 jaar: versleten of vitaal? Mariëlle Bruning & Ton Liefaard 1.1 Inleidende opmerkingen Op 1 november 2012 was het precies negentig jaar geleden dat de ondertoezichtstelling

Nadere informatie

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijdemeren,

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijdemeren, Beleidsregels Jeugdhulp gemeente Wijdemeren 2018 Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijdemeren, overwegende dat het wenselijk is beleidsregels vast te stellen voor de uitvoering

Nadere informatie

Aanpassing van wetgeving en vaststelling van overgangsrecht in verband met de herziening van de maatregelen van kinderbescherming

Aanpassing van wetgeving en vaststelling van overgangsrecht in verband met de herziening van de maatregelen van kinderbescherming Aanpassing van wetgeving en vaststelling van overgangsrecht in verband met de herziening van de maatregelen van kinderbescherming MEMORIE VAN TOELICHTING Algemeen 1. Inleiding Op 18 juli 2009 is bij de

Nadere informatie

UNIVERSITEIT LEIDEN. in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum, Ministerie van Veiligheid en Justitie SAMENVATTING

UNIVERSITEIT LEIDEN. in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum, Ministerie van Veiligheid en Justitie SAMENVATTING UNIVERSITEIT LEIDEN Verplichte (na)zorg voor kwetsbare jongvolwassenen? Onderzoek naar de juridische mogelijkheden voor (verplichte) hulp aan kwetsbare jongvolwassenen na kinderbescherming in opdracht

Nadere informatie

Als opvoeden een probleem is

Als opvoeden een probleem is Als opvoeden een probleem is Inhoud 3 > Als opvoeden een probleem is 3 > De Raad voor de Kinderbescherming 4 > Maakt u zich zorgen over een kind? 5 > Opvoedingsproblemen 6 > De rol van de Raad 10 > Maatregelen

Nadere informatie

De ondertoezichtstelling herzien

De ondertoezichtstelling herzien De ondertoezichtstelling herzien Op welke wijze dienen de huidige protocollen van Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant met betrekking tot de ondertoezichtstelling te worden gewijzigd, zodat zij in overeenstemming

Nadere informatie

16.020T Beslissing van het College van Toezicht van Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

16.020T Beslissing van het College van Toezicht van Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ 16.020T Beslissing van het College van Toezicht van Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ Het College van Toezicht, hierna te noemen: het College, heeft in de onderhavige zaak beraadslaagd en

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2013:13810

ECLI:NL:RBDHA:2013:13810 ECLI:NL:RBDHA:2013:13810 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 30-09-2013 Datum publicatie 18-10-2013 Zaaknummer C-09-450866, JE RK 12-2366 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van: Raad vanstatc 201105933/1/V2. Datum uitspraak: 6 september 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen

Nadere informatie

B E L A N G E N B E H A R T I G I N G L E D E N O M / Z M K W A L I T E I T R E C H T S P R A A K

B E L A N G E N B E H A R T I G I N G L E D E N O M / Z M K W A L I T E I T R E C H T S P R A A K Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak De minister van Justitie Mr. E.M.H. Hirsch Ballin Postbus 20301 2500 GH Den Haag Datum: 12 mei 2010 Ons kenmerk: B2.1.10/1796/RO Uw kenmerk: 5644863/10/6 Onderwerp:

Nadere informatie

Family life in spagaat

Family life in spagaat Family life in spagaat Een onderzoek naar de benadering van het EHRM betreffende de rol van het belang van het kind bij de eerbiediging van het recht op gezinsleven in zaken omtrent pleeggezinplaatsingen.

Nadere informatie

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht ECLI:NL:GHSHE:2014:3835 Instantie Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak 25-09-2014 Datum publicatie 30-09-2014 Zaaknummer F 200.150.793-01 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROE:2009:BK5011

ECLI:NL:RBROE:2009:BK5011 ECLI:NL:RBROE:2009:BK5011 Instantie Rechtbank Roermond Datum uitspraak 26-11-2009 Datum publicatie 02-12-2009 Zaaknummer 97364 / JE RK 09-1476 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen-

Nadere informatie

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Arnhem afdeling civiel recht

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Arnhem afdeling civiel recht ECLI:NL:GHARL:2016:7585 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 20-09-2016 Datum publicatie 28-11-2016 Zaaknummer 200.194.462 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van, nr. ;

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van, nr. ; Besluit van, tot wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 in verband met een vergoeding voor de beurtelingse verlening van rechtsbijstand in het kader van politieverhoren Op de voordracht

Nadere informatie

Actiepunten voor de versterking van het Kinderrechtenverdrag Geformuleerd op de juridische deelconferentie van de Kinderrechtentop 2009

Actiepunten voor de versterking van het Kinderrechtenverdrag Geformuleerd op de juridische deelconferentie van de Kinderrechtentop 2009 Actiepunten voor de versterking van het Kinderrechtenverdrag Geformuleerd op de juridische deelconferentie van de Kinderrechtentop 2009 Actiepunten algemeen 1. Rechters moeten in iedere uitspraak waarbij

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2014:8276

ECLI:NL:RBAMS:2014:8276 ECLI:NL:RBAMS:2014:8276 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 05-11-2014 Datum publicatie 09-12-2014 Zaaknummer FA RK 14-7711 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - enkelvoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:5046 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2014:5046 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2014:5046 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 04-11-2014 Datum publicatie 16-12-2014 Zaaknummer 200.148.742-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen- en

Nadere informatie

Ouderschap: Geschikt of Ongeschikt?

Ouderschap: Geschikt of Ongeschikt? Ouderschap: Geschikt of Ongeschikt? Een onderzoek naar preventieve kinderbeschermingsmaatregelen ter voorkoming van onverantwoord ouderschap Datum: 19 september 2012 Naam: Orthe Angela Maria Slaats ANR:

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2014:8157

ECLI:NL:RBDHA:2014:8157 ECLI:NL:RBDHA:2014:8157 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 16-06-2014 Datum publicatie 11-07-2014 Zaaknummer 458241 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - enkelvoudig

Nadere informatie

Preventieve kinderbescherming. Preventieve kinderbescherming in het geval van verstandelijk beperkte ouders

Preventieve kinderbescherming. Preventieve kinderbescherming in het geval van verstandelijk beperkte ouders Preventieve kinderbescherming Preventieve kinderbescherming in het geval van verstandelijk beperkte ouders Studente Mariëlle Vermeij LLB. Datum 28 september 2010 Plaats van verschijnen Tilburg Preventieve

Nadere informatie

Cliënt Onder een cliënt verstaan we de jeugdige, zijn (stief)ouders of wettelijk vertegenwoordigers.

Cliënt Onder een cliënt verstaan we de jeugdige, zijn (stief)ouders of wettelijk vertegenwoordigers. Inleiding D3 werkt vanuit de privacy kaders die door de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) zijn opgelegd. Bij de start van de zorg bij D3 ontvangt de cliënt het privacyreglement. Alle privacygevoelige

Nadere informatie