STICHTING NORIT PENSIOENFONDS ALGEMEEN PENSIOENREGLEMENT

Transcriptie

1 STICHTING NORIT PENSIOENFONDS ALGEMEEN PENSIOENREGLEMENT INHOUDSOPGAVE Artikel Titel 1. Karakter regeling 2. Deelnemers 3. Informatieverstrekking 4. Omschrijving van de pensioenaanspraken 5. Pensioensalaris 6. Franchise 7. Pensioengrondslag; ploegendienstgrondslag 8. Deelnemersjaren 9. Ouderdomspensioen 10. Nabestaandenpensioen 11. Bijzonder nabestaandenpensioen 12. Wezenpensioen 13. Omzetting pensioensoorten 14. Eerder of later met pensioen 15. Verevening van pensioen bij scheiding 16. Beëindiging deelnemerschap 17. Toeslagen op pensioenen 18. Waarde-overdracht en afkoop 19. Financiering 20. Voortzetting pensioenopbouw bij (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid 21. Voortzetting pensioenopbouw bij niet verwijtbare werkloosheid 22. Eventuele herverzekering van pensioenaanspraken 23. Gezondheidswaarborgen 24. Uitgesloten risico s 25. Wijziging van sociale wetten 26. Uitbetaling van pensioen 27. Belastingen en heffingen 28. Overdracht, inpandgeving van rechten, enz. 29. Slotbepalingen 30. Inwerkingtreding 31. Overgangsbepalingen Korting van pensioenaanspraken en pensioenrechten 1

2 33. Overgangsbepalingen

3 Algemene bepalingen In dit Pensioenreglement, alsmede in eventuele aanvullingen hierop zullen de onderstaande termen de betekenis hebben, die daaraan in dit artikel worden toegekend. het Fonds: de Statuten: het Bestuur: de werkgever: de werknemers: de deelnemers: de gewezen deelnemers: de pensioengerechtigde: de gepensioneerde: de echtgenoot: de partner: de stichting "Stichting Norit Pensioenfonds"; de Statuten van het Fonds; het Bestuur van het Fonds; een aangesloten onderneming als bedoeld in artikel 3 van de Statuten; de werknemers krachtens arbeidsovereenkomst in dienst van de werkgever; Waar in dit reglement in dienst staat vermeld, wordt hiermee in dienst krachtens arbeidsovereenkomst bedoeld. de werknemers die ingevolge artikel 2 als deelnemers zijn toegelaten; de werknemer of gewezen werknemer door wie op grond van een Reglement van het Fonds geen pensioen meer wordt verworven en die bij beëindiging van de deelneming een pensioenaanspraak heeft behouden jegens het Fonds; de persoon voor wie op grond van het pensioenreglement van het Fonds het pensioen is ingegaan; de pensioengerechtigde voor wie het ouderdomspensioen is ingegaan; de echtgeno(o)t(e) van de deelnemer of gewezen deelnemer; één ongehuwde persoon, niet zijnde een bloed- of aanverwant in de rechte lijn, met wie de ongehuwde deelnemer een gezamenlijke huishouding voert, die in een notarieel bekrachtigd samenlevingscontract, is aangewezen als begunstigde van het nabestaandenpensioen en die door de deelnemer bij het Bestuur is aangemeld. De gezamenlijke huishouding moet tenminste een half jaar onafgebroken hebben geduurd. de gescheiden echtgenoot: de gewezen echtgenoot: de gewezen partner: de nabestaande: de echtgenoot van de deelnemer of gewezen deelnemer met wie het huwelijk is geëindigd door echtscheiding of met betrekking tot wiens huwelijk sprake is van scheiding van tafel en bed; de echtgenoot van de deelnemer of gewezen deelnemer met wie het huwelijk is geëindigd door echtscheiding of door ontbinding na scheiding van tafel en bed; de partner van de deelnemer of gewezen deelnemer met wie het samenlevingsverband is geëindigd; de hiervoor omschreven echtgenoot, partner, gewezen 3

4 echtgenoot of gewezen partner na het overlijden van de deelnemer of gewezen deelnemer; de kinderen: arbeidsongeschiktheid: de kinderen van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde die tot deze in familierechtelijke betrekking staan alsmede de pleegkinderen van een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde. Onder pleegkinderen worden verstaan personen die door de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde zowel ten tijde van het einde van zijn deelnemerschap als ten tijde van zijn overlijden als zijn eigen kinderen worden onderhouden en opgevoed, één en ander ter beoordeling van het Bestuur en mits deze personen door de deelnemer als pleegkind bij het Bestuur zijn aangemeld; arbeidsongeschiktheid conform de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) voorzover ontstaan tijdens het dienstverband met de werkgever; de normale pensioendatum: de dag waarop de 67-ste verjaardag van de deelnemer of gewezen deelnemer valt; de pensioeningangsdatum: AOW-gerechtigde leeftijd CAO: doorsneepremie: Uitvoeringsovereenkomst: Pensioenovereenkomst: de datum waarop het ouderdomspensioen van de deelnemer of gewezen deelnemer ingaat; de pensioengerechtigde leeftijd als bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de AOW; collectieve arbeidsovereenkomst van Cabot Norit Nederland B.V.; premie die wordt geheven als vast percentage, onafhankelijk van leeftijd, geslacht en andere factoren; een uitvoeringsovereenkomst die voldoet aan de voorwaarden van hoofdstuk 3 van de Pensioenwet; de in dit reglement vervatte pensioenovereenkomst. 4

5 In de bepalingen in dit reglement wordt gelijkgesteld met: huwelijk: de echtgenoot: de gescheiden echtgenoot: gehuwd: scheiding of echtscheiding: geregistreerd partnerschap; de geregistreerde partner; de geregistreerde partner, van wie het geregistreerde partnerschap is beëindigd anders dan door de dood of vermissing; als partners geregistreerd; beëindiging van het geregistreerd partnerschap anders dan door de dood, vermissing of omzetting van het geregistreerd partnerschap in een huwelijk. Artikel 1. Karakter regeling Dit pensioenreglement betreft de uitvoering van een uitkeringsovereenkomst in de zin van artikel 1 van de Pensioenwet. Artikel 2. Deelnemers 1. Als deelnemer zullen door de werkgever worden aangemeld en door het Bestuur worden toegelaten, de werknemers die bij Collectieve Arbeidsovereenkomst verplicht zijn als deelnemer toe te treden respectievelijk bij arbeidsovereenkomst de verplichting op zich hebben genomen om als deelnemer toe te treden. 2. Het deelnemerschap vangt aan op de dag waarop aan de in lid 1 vermelde voorwaarde is voldaan, doch niet eerder dan op de eerste dag van de maand, waarin de betrokkene de leeftijd van 21 jaar bereikt. 3. Het deelnemerschap eindigt: a. bij overlijden van de deelnemer; b. bij beëindiging van het dienstverband tussen de deelnemer en de werkgever; c. op het tijdstip waarop de onderneming, waarbij betrokkene in dienst is, niet meer als aangesloten onderneming kan worden beschouwd; d. op de datum en voor het deel dat de deelnemer met onbetaald verlof gaat, waarbij de deelneming herleeft per de datum en voor het deel dat het onbetaalde verlof eindigt. 4. In tegenstelling tot het bepaalde in lid 3 wordt het deelnemerschap voortgezet indien de deelnemer ten tijde van de eindiging van het dienstverband (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is; alsdan blijft het deelnemerschap bestaan zolang de (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid voortduurt, uiterlijk tot de normale pensioendatum. Het deelnemerschap blijft ook voortduren indien de deelnemer deelneemt aan een Sociaal Plan van de werkgever, waarin verdere opbouw van het pensioen is opgenomen. Het deelnemerschap blijft gedurende de looptijd van het Sociaal Plan bestaan. Artikel 3. Informatieverstrekking 5

6 1. Het Fonds verstrekt binnen 3 maanden na aanvang van de deelneming aan deze pensioenregeling aan de deelnemer een startbrief die beantwoordt aan het bepaalde bij en krachtens artikel 21 van de Pensioenwet. 2. Het Fonds verstrekt de deelnemer jaarlijks een overzicht van zijn opgebouwde en te verwerven pensioenaanspraken, van de waardeaangroei die benodigd is voor het vaststellen van een eventuele lijfrentepremieaftrek en informatie over de toeslagverlening. 3. Het Fonds verstrekt de gewezen deelnemer bij het einde van het deelnemerschap en vervolgens eens in de vijf jaar een overzicht van zijn opgebouwde aanspraken en informatie over de toeslagverlening. Daarnaast verstrekt het Fonds bij het einde van het deelnemerschap informatie over zijn recht op waardeoverdracht, een eventuele afkoopmogelijkheid, de gevolgen voor het nabestaanden- en wezenpensioen, de gevolgen van arbeidsongeschiktheid en het eventueel van toepassing zijn van een herstelplan. 4. Het Fonds verstrekt de ex-partner bij scheiding en vervolgens eens in de vijf jaar een overzicht van de opgebouwde aanspraak op bijzonder nabestaandenpensioen en informatie over de toeslagverlening. Daarnaast verstrekt het Fonds bij scheiding informatie over een eventuele afkoopmogelijkheid. 5. Het Fonds verstrekt een pensioengerechtigde bij ingang van het pensioen en vervolgens jaarlijks een overzicht van de opgebouwde aanspraken en informatie over de toeslagverlening. Daarnaast verstrekt het Fonds bij ingang van het pensioen informatie over een eventuele afkoopmogelijkheid. 6. Het Fonds verstrekt een gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of ex-partner, die aanspraak heeft op bijzonder nabestaandenpensioen, binnen 3 maanden na wijziging van het toeslagbeleid informatie over die wijziging. 7. Het Fonds verstrekt de (gewezen) deelnemer, de ex-partner en de pensioengerechtigde op verzoek: a. het voor hem geldende pensioenreglement; b. het jaarverslag en de jaarrekening van het Fonds; c. de uitvoeringsovereenkomst; d. de voor hem relevante informatie over beleggingen; e. een verklaring inzake de beleggingsbeginselen als bedoeld in artikel 145 van de Pensioenwet; f. het eventuele herstelplan als bedoeld in artikel 138 of 140 van de Pensioenwet; g. informatie over de hoogte van de dekkingsgraad; h. andere informatie die op grond van artikel 9 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling moet worden verstrekt. 8. Het Fonds verstrekt de gewezen deelnemer op verzoek een opgave van de hoogte van zijn opgebouwde pensioenaanspraken. 6

7 9. Het Fonds verstrekt de informatie als bedoeld in dit artikel met inachtneming van de regels die daartoe bij en krachtens de Pensioenwet zijn gesteld. 10. Het Fonds zal aan de deelnemer voor wie sprake is van waardeoverdracht, als bedoeld in artikel 8 lid 3, de extra premievrije pensioenaanspraak meedelen. 11. Iedere deelnemer en gewezen deelnemer is verplicht het Fonds in kennis te stellen van wijzigingen in zijn burgerlijke staat, relatie met pensioengerechtigde partner, gezin, adres of graad van arbeidsongeschiktheid. Artikel 4. Omschrijving van de pensioenaanspraken 1. Met inachtneming van de bepalingen van dit Pensioenreglement geeft het deelnemerschap recht op: a. levenslang ouderdomspensioen ten behoeve van de deelnemer of gewezen deelnemer; b. levenslang nabestaandenpensioen ten behoeve van de echtgenoot of partner van de deelnemer of gewezen deelnemer; c. bijzonder nabestaandenpensioen ten behoeve van de gewezen echtgenoot of gewezen partner van de deelnemer of gewezen deelnemer; d. wezenpensioen ten behoeve van de kinderen van de deelnemer of gewezen deelnemer. 2. De deelnemer of gewezen deelnemer heeft het recht om op de pensioeningangsdatum afstand te doen van het tot 1 januari 2006 opgebouwde levenslang nabestaandenpensioen teneinde het ouderdomspensioen te verhogen. Voorts heeft de deelnemer of gewezen deelnemer, het recht om af te zien van de omzetting van het ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen, als bedoeld in artikel Zolang een werknemer nog niet in aanmerking komt voor het deelnemerschap, omdat hij nog niet de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt, geeft het dienstverband met de werkgever aanspraak op nabestaanden- en wezenpensioen. Deze aanspraken worden vastgesteld alsof de werknemer deelnemer zou zijn. Bij beëindiging van het dienstverband voor de aanvang van het deelnemerschap, anders dan door overlijden, vervallen alle aanspraken op pensioen. Artikel 5. Pensioensalaris 1. Voor iedere deelnemer wordt per 1 januari van elk jaar een pensioensalaris vastgesteld. Bij toetreding als deelnemer in de loop van een kalenderjaar wordt het pensioensalaris voor de eerste maal vastgesteld per de datum van toetreding. 2. Het pensioensalaris is gelijk aan 12 maal het maandsalaris, verhoogd met de vakantietoeslag (0,96 maandsalaris) en de pensioengevende dertiende maand (1 maandsalaris) indien deze van toepassing zijn. Onder maandsalaris wordt verstaan het schaalsalaris verhoogd met een eventueel toegekende persoonlijke toeslag. Voor een deelnemer, die minder dan de normale werktijd in dienst is van de werkgever wordt het 7

8 maandsalaris vastgesteld uitgaande van de bij de werkgever geldende normale werktijd. Artikel 6. Franchise 1. Per 1 januari van elk jaar wordt voor het komende kalenderjaar door het bestuur een franchise vastgesteld. 2. De franchise is per 1 januari 2015 gelijk aan euro. Uitgangspunt voor de jaarlijkse aanpassing is de salarisstijging van het voorgaande jaar, zoals vastgelegd in de CAO. Daarnaast wordt rekening gehouden met de beschikbare premiebijdrage, als bedoeld in artikel 19, lid 2 en lid 3. Artikel 7. Pensioengrondslag; ploegendienstgrondslag 1. De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioensalaris verminderd met de franchise. 2. De ploegendienstgrondslag is gelijk aan 12 maal het maandbedrag aan ploegentoeslag (respectievelijk consignatietoeslag) per 1 januari van het betreffende jaar, verhoogd met de vakantietoeslag (0,96 maandbedrag) en de pensioengevende dertiende maand (1 maandbedrag) indien deze van toepassing zijn. Bij toetreding als deelnemer in de loop van een kalenderjaar wordt de ploegendienstgrondslag voor de eerste maal vastgesteld per de datum van toetreding. 3. Voor vaststelling van de pensioengrondslag en ploegendienstgrondslag tezamen zal, bij een volledige arbeidstijd, maximaal een pensioensalaris (inclusief ploegendienstgrondslag) ter grootte van het maximale pensioengevend loon in de zin van artikel 18ga van de Wet op de loonbelasting 1964 in aanmerking worden genomen (Per 1 januari 2015: euro). Voor een deeltijdwerker geldt deze grens naar rato van de deeltijdfactor. Indien de salarisgrens overschreden zou worden, wordt eerst de ploegendienstgrondslag verminderd, alvorens de pensioengrondslag wordt aangepast. Artikel 8. Deelnemersjaren 1. Als deelnemersjaren tellen mee alle in ononderbroken dienstverband bij de werkgever doorgebrachte jaren vanaf de datum van aanvang van het deelnemerschap tot en met de datum van beëindiging van het deelnemerschap. De aanspraken volgend uit deelnemersjaren vóór 1 januari 2015 zijn beschreven in de in artikel 33 beschreven Overgangsbepalingen Indien een deelnemer in enig jaar minder dan de normale werktijd in dienst is (geweest) van de werkgever, zal het betreffende deelnemersjaar slechts in aanmerking worden genomen in de verhouding van de werkelijke werktijd tot de normale werktijd. 3. Het Fonds registreert de deelnemersjaren. Artikel 9. Ouderdomspensioen 8

9 1. Het jaarlijkse levenslange ouderdomspensioen is per deelnemersjaar vanaf 1 januari 2015 gelijk aan 1,85% van de pensioengrondslag van het betreffende deelnemersjaar, met in achtneming van hetgeen bepaald in artikel Indien voor de deelnemer met betrekking tot het betreffende deelnemersjaar een ploegendienstgrondslag is vastgesteld wordt het in lid 1 bedoelde ouderdomspensioen per deelnemersjaar verhoogd met het in lid 1 genoemde opbouwpercentage van de voor het betreffende deelnemersjaar geldende ploegendienstgrondslag. Voor deelnemers, die op grond van voorgaande reglementen afstand hebben gedaan van pensioenopbouw van ouderdomspensioen over de ploegendienstgrondslag, wordt het opbouwpercentage hierover gesteld op 0,72%, in plaats van het in lid 1 genoemde opbouwpercentage.. 3. Het ouderdomspensioen voor deelnemersjaren tot 1 januari 2015 is beschreven in Overgangsbepalingen 2015 (artikel 33). 4. Het ouderdomspensioen gaat in op de pensioeningangsdatum en wordt in maandelijkse termijnen uitbetaald tot en met de maand van overlijden van de pensioengerechtigde. 5. Het opbouwpercentage kan in enig jaar lager vastgesteld worden, als de situatie beschreven in artikel 19, lid 4, ontstaat. Artikel 10. Nabestaandenpensioen 1. Het jaarlijkse levenslange nabestaandenpensioen bedraagt 70% van het volgens artikel 9 leden 1 en 2 vastgestelde ouderdomspensioen, met in achtneming van artikel 31, lid 2. Het ouderdomspensioen wordt hierbij vastgesteld in de veronderstelling dat de deelnemer tot de normale pensioendatum zou hebben deelgenomen in de pensioenregeling met de laatstelijk voor hem vastgestelde pensioengrondslag en de laatstelijk voor hem geldende werktijd. Bij overlijden van een deelnemer, voor wie ten tijde van zijn overlijden een ploegendienstgrondslag is vastgesteld, zal de in artikel 9 lid 2 bedoelde verhoging van het ouderdomspensioen worden vastgesteld in de veronderstelling dat de deelnemer tot het bereiken van de normale pensioendatum deze ploegendienstgrondslag zou zijn blijven genieten. 2. Er vindt geen opbouw plaats van nabestaandenpensioen. De verzekering betreft een risicoverzekering en vervalt zonder waarde bij beëindiging van het deelnemerschap. 3. Het nabestaandenpensioen voor deelnemersjaren tot 1 januari 2015 is beschreven in Overgangsbepalingen 2015 (artikel 33). 4. Het nabestaandenpensioen gaat in op de dag volgend op de maand van overlijden van de (gewezen) deelnemer en wordt in maandelijkse termijnen uitbetaald tot en met de maand van overlijden van de pensioengerechtigde. 5. Gedurende een periode van tussen de werkgever en de deelnemer overeengekomen onbetaald verlof houdt de deelnemer gedurende maximaal 18 maanden aanspraak op het 9

10 nabestaandenpensioen dat voor hem was verzekerd onmiddellijk voorafgaand aan het onbetaald verlof. Voorzover dit nabestaandenpensioen uitgaat boven het nabestaandenpensioen dat de gewezen deelnemer bij het einde van het deelnemerschap heeft behouden, gaat dit nabestaandenpensioen uitsluitend in als de gewezen deelnemer gedurende de periode van onbetaald verlof, doch uiterlijk binnen 18 maanden na ingang van het onbetaald verlof, overlijdt.. Artikel 11. Bijzonder nabestaandenpensioen 1. Het bijzonder nabestaandenpensioen is gelijk aan de premievrije aanspraak op nabestaandenpensioen die aan de deelnemer zou zijn toegekend, indien het deelnemerschap zou zijn beëindigd op de datum van ontbinding van het huwelijk dan wel op de datum waarop het samenlevingsverband is geëindigd. Indien ontbinding van het huwelijk dan wel beëindiging van het samenlevingsverband plaatsvindt na beëindiging van het deelnemerschap is het bijzonder nabestaandenpensioen gelijk aan de bij beëindiging van het deelnemerschap toegekende premievrije aanspraak op nabestaandenpensioen. De toekenning van bijzonder nabestaandenpensioen heeft uitsluitend betrekking op deelnemersjaren gelegen voor 1 januari 2006 en het eventuele nabestaandenpensioen uit omzetting, conform artikel 13, lid 1 en 16, lid Het bijzonder nabestaandenpensioen gaat in op de dag volgend op de maand van overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en wordt in maandelijkse termijnen uitbetaald tot en met de maand van overlijden van de pensioengerechtigde. 3. Het bepaalde in lid 1 vindt geen toepassing, indien de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en de echtgenoot dan wel partner bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding anders overeenkomen. De overeenkomst is slechts geldig indien er een verklaring van het Fonds aan is gehecht, dat het bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken. 4. De gewezen partner heeft het recht een aanspraak op bijzonder nabestaandenpensioen te vervreemden aan een andere (gewezen) partner van de overleden (gewezen) deelnemer, mits: a. het Fonds bereid is een eventueel uit die overdracht voortvloeiende wijziging van het risico te dekken; b. de vervreemding onherroepelijk is; en c. dit wordt overeengekomen bij notarieel verleden akte. Artikel 12. Wezenpensioen 1. Het jaarlijkse wezenpensioen bedraagt 14% van het volgens artikel 9 leden 1 en 2 vastgestelde ouderdomspensioen, met in achtneming van artikel 31, lid 2. Het ouderdomspensioen wordt hierbij vastgesteld in de veronderstelling dat de deelnemer tot de normale pensioendatum zou hebben deelgenomen in de pensioenregeling met de laatstelijk voor hem vastgestelde pensioengrondslag en de laatstelijk voor hem geldende werktijd. Bij overlijden van een deelnemer, voor wie ten tijde van zijn overlijden een ploegendienstgrondslag is vastgesteld, zal de in artikel 9 lid 2 bedoelde verhoging van het 10

11 ouderdomspensioen worden vastgesteld in de veronderstelling dat de deelnemer tot het bereiken van de normale pensioendatum deze ploegendienstgrondslag zou zijn blijven genieten 2. Er vindt geen opbouw plaats van wezenpensioen. De verzekering betreft een risicoverzekering en vervalt zonder waarde bij beëindiging van het deelnemerschap. 3. Het aan alle kinderen gezamenlijk uit te keren wezenpensioen zal nimmer meer bedragen dan vijf maal het wezenpensioen per kind. Bij meer dan vijf voor wezenpensioen in aanmerking komende kinderen zal het beschikbare bedrag aan wezenpensioen gelijkelijk over de kinderen worden verdeeld. 4. Het wezenpensioen wordt verdubbeld met ingang van de dag volgend op die waarop de pensioengerechtigde ouderloos wordt. 5. Het wezenpensioen gaat in op de dag volgend op de maand van overlijden van de deelnemer of gewezen deelnemer en wordt in maandelijkse termijnen uitbetaald tot en met de maand waarin het kind de leeftijd van 18 jaar bereikt of, indien het kind eerder overlijdt, tot en met de dag van overlijden van de pensioengerechtigde. Zolang het kind volgens normen van de fiscale of sociale wetgeving studerend is, wordt de uitkering verlengd uiterlijk tot en met de maand waarin het kind de leeftijd van 27 jaar bereikt. 6. Het wezenpensioen voor deelnemersjaren tot 1 januari 2015 is beschreven in Overgangsbepalingen Artikel 13. Omzetting pensioensoorten 1. Op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen, worden de aanspraken van de deelnemer of gewezen deelnemer in principe herschikt. Na herschikking bedraagt de verhouding ouderdomspensioen:nabestaandenpensioen 100:70. Indien een bijzonder nabestaandenpensioen is toegekend, wordt dit voor bepaling van de herschikking als nabestaandenpensioen toegerekend. De herschikking vindt geen toepassing, indien de deelnemer uiterlijk twee maanden voor de ingangsdatum schriftelijk aangeeft hiertegen bezwaar te maken of indien er op de ingangsdatum geen begunstigde voor het nabestaandenpensioen aanwezig is. De herschikking vindt plaats op basis van collectief actuarieel gelijkwaardige grondslagen. Als bijlage 1 bij dit reglement zijn de herschikkingfactoren vermeld en is de geldigheidsduur daarvan opgenomen. 2. Indien op grond van Overgangsbepalingen 2006 een nabestaandenpensioen is toegekend, kan op de pensioeningangsdatum afstand worden gedaan van deze aanspraak. De aanspraak op ouderdomspensioen, toegekend op grond van Overgangsbepalingen 2006, wordt dan met verhoogd. Hiervoor gelden de volgende regels: - de keuze kan éénmalig worden gemaakt op het tijdstip van ingang van het ouderdomspensioen en is onherroepelijk; - de deelnemer of gewezen deelnemer dient een schriftelijke verklaring over te leggen 11

12 waarin hij verklaart afstand te doen van het nabestaandenpensioen en waarin de echtgenoot of partner verklaart met de afstand in te stemmen. Voor deelnemers zonder echtgenoot of partner is deze verklaring niet benodigd; - indien er sprake is van verkregen aanspraken op bijzonder nabestaandenpensioen heeft de keuze van de deelnemer of gewezen deelnemer alleen betrekking op het nabestaandenpensioen van de echtgenoot of partner van de deelnemer of gewezen deelnemer op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen en leidt de keuze tot een evenredig mindere mate van verhoging van het ouderdomspensioen. - het uitgeruilde nabestaandenpensioen kan niet worden gecompenseerd. - de factoren voor uitruil worden door het bestuur vastgesteld op basis van collectieve actuariele gelijkwaardigheid. Als bijlage 1 bij dit reglement zijn de uitruilfactoren vermeld en is de geldigheidsduur daarvan opgenomen Artikel 14. Eerder of later met pensioen 1. Op verzoek van de (gewezen) deelnemer kan het ouderdomspensioen eerder ingaan dan op de normale pensioendatum, voor zover de (gewezen) deelnemer op de gewenste ingangsdatum geen arbeidsovereenkomst meer heeft. De vroegste ingangsdatum van het ouderdomspensioen is de eerste dag van de maand waarin de 55e verjaardag valt. Het ouderdomspensioen kan uitsluitend ingaan op de eerste dag van een maand of de dag van het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd. Een verzoek tot vervroeging van het ouderdomspensioen dient door de (gewezen) deelnemer tenminste zes maanden vóór de door de (gewezen) deelnemer gewenste ingangsdatum van het ouderdomspensioen schriftelijk bij het bestuur te worden ingediend. 2. Ingeval van vervroeging van het ouderdomspensioen wordt het conform artikel 9 berekende ouderdomspensioen door het Fonds op actuarieel neutrale wijze verlaagd. Het bestuur stelt, na advies van de adviserende actuaris van het Fonds, factoren voor actuarieel neutrale verlaging van het ouderdomspensioen vast, welke sekseneutraliteit als uitgangspunt zullen hebben. Als bijlage 2 bij dit reglement zijn de huidige factoren en de geldigheidsduur daarvan opgenomen. 3. Bij vervroeging van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen kan vanaf de ingangsdatum tot de AOW-gerechtigde leeftijd een hogere of lagere uitkering worden ontvangen, door omzetting van het levenslange ouderdomspensioen. Deze tijdelijke uitkering bedraagt maximaal tweemaal de op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen geldende uitkering, inclusief de vakantie-uitkering, voor een gehuwde persoon zonder toeslag als omschreven in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, en zesde lid, van de Algemene ouderdomswet. Indien het opgebouwde tijdelijk ouderdomspensioen vastgesteld op grond van het Flexibel Pensioenreglement per 31 december 2005 hoger was dan voornoemd maximum wordt dit tijdelijk ouderdomspensioen als maximum gehanteerd. Het bestuur stelt, na advies van de actuaris, factoren voor actuarieel neutrale omzetting van het ouderdomspensioen vast, welke sekseneutraliteit als uitgangspunt zullen hebben. Als bijlage 3 bij dit reglement zijn de huidige factoren en de geldigheidsduur daarvan 12

13 opgenomen. 4. Indien herschikking plaatsvindt, als bedoeld in artikel 13, lid 1, dan wordt deze herschikking toegepast vóór de in lid 2 beschreven vervroeging en na de in lid 3 beschreven omzetting. De keuze voor vervroeging van het ouderdomspensioen heeft vervolgens geen invloed op de hoogte van het nabestaanden- en wezenpensioen en op de eventueel vóór de ingangsdatum van het ouderdomspensioen reeds verkregen aanspraken op bijzonder nabestaandenpensioen. Indien omzetting plaatsvindt, als bedoeld in artikel 13, lid 2, dan kan de verhoogde aanspraak op ouderdomspensioen betrokken worden in de keuzemogelijkheden van lid 1 tot en met Op verzoek van de (gewezen) deelnemer kan het ouderdomspensioen later ingaan dan op de normale pensioendatum, voor zover de (gewezen) deelnemer op de gewenste ingangsdatum nog een arbeidsovereenkomst heeft. De uiterste ingangsdatum van het ouderdomspensioen is de datum gelegen 5 jaar na de AOW-gerechtigde leeftijd van de (gewezen) deelnemer of de eerdere datum waarop het ouderdomspensioen gelijk is aan het maximale ouderdomspensioen in de zin van artikel 18a van de Wet op de loonbelasting Het ouderdomspensioen kan uitsluitend ingaan op de eerste dag van een maand. Tijdens de periode van uitstel vindt geen pensioenopbouw plaats. Een verzoek tot uitstel van het ouderdomspensioen dient door de (gewezen) deelnemer tenminste zes maanden vóór de door de (gewezen) deelnemer gewenste ingangsdatum van het ouderdomspensioen schriftelijk bij het bestuur te worden ingediend. 6. Ingeval van uitstel van het ouderdomspensioen wordt het conform artikel 9 berekende ouderdomspensioen door het Fonds op actuarieel neutrale wijze verhoogd. Het bestuur stelt, na advies van de adviserende actuaris van het Fonds, factoren voor actuarieel neutrale verhoging van het ouderdomspensioen vast, welke sekseneutraliteit als uitgangspunt zullen hebben. Als bijlage 2 bij dit reglement zijn de huidige factoren en de geldigheidsduur daarvan opgenomen. 7. Indien herschikking plaatsvindt, als bedoeld in artikel 13, lid 1, dan wordt deze herschikking toegepast vóór het in lid 5 en 6 beschreven uitstel. De keuze voor uitstel van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen heeft vervolgens geen invloed op de hoogte van het nabestaanden- en wezenpensioen en op de eventueel vóór de ingangsdatum van het ouderdomspensioen reeds verkregen aanspraken op bijzonder nabestaandenpensioen. Indien omzetting plaatsvindt, als bedoeld in artikel 13, lid 2, dan kan de verhoogde aanspraak op ouderdomspensioen betrokken worden in de keuzemogelijkheden van lid 5 en De minimale vervroegingsduur bedraagt één maand. Bij toepassing van de factoren wordt de vervroegingsduur op hele maanden afgerond. Bij de afronding wordt een duur van minder dan 16 dagen verwaarloosd en een resterende duur vanaf 16 dagen als volle maand gerekend. 13

14 Artikel 15. Verevening van pensioen bij scheiding 1. Indien het huwelijk van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde op of na 1 mei 1995 eindigt door echtscheiding dan wel in geval van scheiding van tafel en bed heeft de gescheiden echtgenoot een aanspraak jegens het Fonds op rechtstreekse uitbetaling van een deel van het aan de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde toekomende ouderdomspensioen. Dit deel is gelijk aan de helft van het ouderdomspensioen dat zou gelden indien: a. de tot verevening verplichte deelnemer uitsluitend zou hebben deelgenomen gedurende de deelnemersjaren gelegen tussen de datum van huwelijk en het tijdstip van de echtscheiding of de scheiding van tafel en bed, en b. hij op het tijdstip van scheiding zijn deelnemerschap zou hebben beëindigd anders dan door pensionering of overlijden. Indien het tijdstip van de beëindiging van het deelnemerschap ligt vóór het tijdstip van de echtscheiding of de scheiding van tafel en bed heeft de gescheiden echtgenoot een rechtstreekse aanspraak jegens het Fonds op de helft van het ouderdomspensioen, dat zou gelden indien de tot verevening verplichte gewezen deelnemer of gepensioneerde uitsluitend zou hebben deelgenomen gedurende de deelnemersjaren gelegen tussen de datum van huwelijk en het tijdstip van beëindiging van het deelnemerschap. 2. De aanspraak op verevening van het ouderdomspensioen geldt niet of vindt plaats volgens een andere dan de in lid 1 bedoelde verdeling, indien de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en de gescheiden echtgenoot dit bij schriftelijke overeenkomst in verband met de scheiding zijn overeengekomen of dit reeds bij huwelijkse voorwaarden waren overeengekomen. Ten bewijze hiervan dient een gewaarmerkt afschrift of uittreksel van de afwijkende overeenkomst aan het Fonds te worden overgelegd. 3. Zolang de uitkering aan de gescheiden echtgenoot toekomt wordt deze in mindering gebracht op het ouderdomspensioen van de gepensioneerde. De uitkering van het aan de gescheiden echtgenoot toegerekende ouderdomspensioen vervalt op de laatste dag van de maand waarin de gepensioneerde overlijdt, dan wel, indien eerder, op de laatste dag waarop de gescheiden echtgenoot overlijdt. 4. Met inachtneming van het in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding terzake bepaalde kunnen het in de voorgaande leden van dit artikel bedoelde ouderdomspensioen en het in artikel 11 bedoelde bijzonder nabestaandenpensioen worden omgezet in ouderdomspensioen uitsluitend op het leven van de gescheiden echtgenoot. Zowel de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde als de gescheiden echtgenoot dienen met de omzetting in te stemmen. 5. Bij de toepassing van dit artikel zullen de bepalingen van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding steeds in acht worden genomen. Artikel 16. Beëindiging deelnemerschap 14

15 1. Indien het deelnemerschap eindigt anders dan wegens (vervroegde) pensionering of overlijden behoudt de gewezen deelnemer recht op premievrij ouderdomspensioen en indien van toepassing (op grond van Overgangsbepalingen 2006) een premievrij nabestaandenpensioen ten behoeve van zijn echtgenoot of partner en premievrij wezenpensioen ten behoeve van zijn kinderen. 2. De in lid 1 bedoelde premievrije pensioenaanspraken worden vastgesteld op basis van de bepalingen van dit reglement, waarbij alleen de volbrachte deelnemersjaren in aanmerking worden genomen. 3. Indien het deelnemerschap eindigt anders dan wegens (vervroegde) pensionering of overlijden heeft de gewezen deelnemer de keuzemogelijkheid om een gedeelte van zijn, aanspraak op ouderdomspensioen om te zetten in nabestaandenpensioen. Na omzetting bedraagt het totale nabestaandenpensioen (met inbegrip van aanspraken op bijzonder nabestaandenpensioen) maximaal 70 procent van het ouderdomspensioen. De gewezen deelnemer moet binnen zes maanden na verzending van de pensioenopgave het Fonds informeren of de omzetting moet plaats vinden. 4. Dit recht op omzetting geldt niet voor aanspraken op ouderdomspensioen waarop een recht op uitbetaling rust als bedoeld in artikel 2 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. 5. De omzetting vindt plaats op basis van sekseneutrale factoren die periodiek door het bestuur worden vastgesteld voor een bepaalde periode. De hoogte en de geldigheidsduur van die factoren is opgenomen in bijlage 4 bij dit pensioenreglement.. Artikel 17 Toeslagen op pensioenen 1. Op de pensioenaanspraken van de deelnemers wordt jaarlijks toeslag verleend van maximaal de CAO verhoging, of maximaal de in lid 2 gehanteerde verhoging indien deze hoger is. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenaanspraken worden aangepast. De voorwaardelijke toeslagverlening wordt uit premies gefinancierd, waarbij premieoverschotten van voorgaande jaren worden betrokken. De deelnemers waarvoor voortzetting plaats vindt op grond van artikel 2, lid 4, kunnen worden uitgezonderd van de in dit lid beschreven verhoging. Indien de premies niet (volledig) toereikend zijn voor de bedoelde toeslagverlening in de eerste alinea, zal het restant van de voorwaardelijke toeslag uit beleggingsrendement worden gefinancierd. De toeslagverlening zal in dit geval gemaximeerd worden, op de procentuele toeslag als bedoeld in het tweede lid. 2. Indien en voorzover de middelen van het Fonds naar het oordeel van het Bestuur dit toelaten, verleent het Bestuur jaarlijks per 1 januari een procentuele toeslag op de volgende pensioenen: a. de verzekerde pensioenrechten van gepensioneerden; b. de verzekerde pensioenaanspraken van gewezen deelnemers; 15

16 c. het bijzonder nabestaandenpensioen, zoals omschreven in artikel 11 lid 1; d. de in uitzicht gestelde pensioenaanspraken van (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten, voor zover voortzetting van pensioenopbouw geldt, zoals omschreven in artikel 20 en er geen verhoging plaats heeft gevonden als bedoeld onder het eerste lid. Er wordt jaarlijks een toeslag verleend van maximaal de afgeleide prijsindex alle huishoudens, over de periode oktober-oktober voorafgaande aan 1 januari, zoals gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd. Artikel 18. Waarde-overdracht en afkoop 1. Een gewezen deelnemer heeft het recht de waarde van zijn premievrije aanspraken op pensioen te doen overdragen naar de pensioenuitvoerder van de pensioenovereenkomst van zijn nieuwe werkgever, mits wordt voldaan aan de voorwaarden die zijn gesteld bij en krachtens de Pensioenwet. 2. Een waarde die het Fonds ontvangt op grond van een waardeoverdracht in de zin van artikel 1 van de Pensioenwet, wordt aangewend ter verwerving van extra aanspraken op ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen en wezenpensioen in een verhouding 100:70:14. De aanspraken op nabestaandenpensioen en wezenpensioen zijn op risicobasis verzekerd. 3. Het Fonds heeft in de in artikelen 66 tot en met 68 van de Pensioenwet genoemde voorwaarden het recht een pensioenrecht of pensioenaanspraak af te kopen indien dit niet uitgaat boven het bedrag als genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet. 4. De afkoopwaarde wordt vastgesteld op basis van sekseneutrale factoren die periodiek door het Bestuur worden vastgesteld voor een bepaalde periode. De hoogte en geldigheidsduur van die factoren is opgenomen in bijlage 5 bij dit pensioenreglement. 5. Het fonds betaalt de uitkering op de dag dat de pensioenaanspraken of pensioenrechten vervallen in verband met de afkoop. Artikel 19. Financiering 1. Jaarlijks wordt door de adviserende actuaris de kostendekkende premie bepaald als de som van : a. De jaarinkoop benodigd voor de in het boekjaar te verkrijgen aanspraken op ouderdomspensioen, als bedoeld in artikel 9, lid 1 tot en met 2, vermeerderd met de risicopremies voor het nabestaandenpensioen, wezenpensioen en het arbeidsongeschiktheidsrisico vermeerderd met een opslag voor uitvoeringskosten b. De koopsom voor verhoging van de opgebouwde aanspraken van de deelnemers, als bedoeld in artikel 17, lid 1. c. De solvabiliteitsopslag. Deze opslag wordt zodanig vastgesteld, dat het wettelijk 16

17 vereiste pensioenvermogen van het Fonds, binnen de hiervoor gestelde wettelijke termijn wordt bereikt of gehandhaafd. Er is in de kostendekkende premie geen bijdrage begrepen voor toekomstige indexaties, als bedoeld in artikel 17, lid De werkgever is een doorsneepremie verschuldigd, ter grootte van 19% van de salarissom (inclusief ploegendienstgrondslag) van de deelnemers. Deze bijdrage wordt verschuldigd per 1 januari van een kalenderjaar. De hoogte van de bijdrage van de werkgever is tevens vastgelegd in de tussen het Fonds en de werkgever afgesloten uitvoeringsovereenkomst. De uitvoeringsovereenkomst ligt ter inzage voor de deelnemers. De uitvoeringsovereenkomst wordt op verzoek van de deelnemer verstrekt. 3. De deelnemers zijn een deelnemersbijdrage verschuldigd, ter grootte van 1/3 van een doorsneepremie van 18% van de salarissom (inclusief ploegentoeslag) van de deelnemers. De bijdrage wordt vastgesteld als een percentage van de pensioengrondslag en ploegentoeslag. Per 1 januari 2014 bedraagt dit percentage 9,0% van de pensioengrondslag en 6% van de ploegentoeslag. Voor een deelnemer die in enig jaar minder dan de normale werktijd in dienst is van de werkgever wordt de deelnemersbijdrage gerelateerd aan de verhouding van de werkelijke werktijd tot de normale werktijd. Voor deelnemers met een verlaagd opbouwpercentage over de ploegendienstgrondslag, wordt de bijdrage hiervoor naar rato verlaagd. 4. De doorsneepremie als bedoeld in lid 2 wordt jaarlijks getoetst aan de kostendekkende premie als bedoeld in lid 1. Indien de doorsneepremie hoger is dan de kostendekkende premie, wordt het overschot toegevoegd aan de hiertoe gevormde egalisatiereserve premies. Indien de doorsneepremie lager is dan de kostendekkende premie, wordt het tekort onttrokken aan de egalisatiereserve premies. Indien geen volledige onttrekking van het tekort mogelijk is, zal de inkoop van pensioenaanspraken worden beperkt. Hierbij wordt eerst de aanpassing als beschreven in artikel 17, lid 1, verminderd. Indien dit niet toereikend is, zal de inkoop van pensioenaanspraken voor dat jaar naar rato worden beperkt, door verlaging van het opbouwpercentage. 5. De werkgever behoudt zich bij het sluiten of wijziging van de pensioenovereenkomst, het recht voor de premiebetaling, voorzover deze betrekking heeft op de bijdrage van de werkgever, te verminderen of beëindigen in geval van een ingrijpende wijziging van omstandigheden. Indien de werkgever voornemens is tot vermindering of beëindiging van zijn bijdrage, deelt zij dit onverwijld schriftelijk mede aan het Bestuur en aan degenen, wier pensioen of aanspraak op pensioen daardoor wordt getroffen. In dat geval wordt het Pensioenreglement aangepast en worden de uit dit Pensioenreglement voortvloeiende pensioenaanspraken verminderd, met dien verstande, dat reeds verkregen pensioenaanspraken niet zullen worden aangetast. Artikel 20. Voortzetting pensioenopbouw bij (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid 1. Bij intredende arbeidsongeschiktheid van een deelnemer vindt, zolang de arbeidsongeschiktheid voortduurt maar uiterlijk tot de normale pensioendatum, (gedeeltelijke) 17

18 voortzetting van pensioenopbouw plaats vanaf de datum waarop de uitkering ingevolge de WIA is ingegaan. De voortzetting van pensioenopbouw is gerelateerd aan de graad van arbeidsongeschiktheid. De mate waarin voortzetting van pensioenopbouw plaatsvindt wordt vastgesteld volgens onderstaande tabel: Graad van arbeidsongeschiktheid Mate van voortzetting van pensioenopbouw 0 tot 35% 0% 35 tot 45% 40% 45 tot 55% 50% 55 tot 65% 60% 65 tot 80% 72,5% 80 tot 100% 100% 2. De voortzetting van de pensioenopbouw vindt plaats op basis van het Pensioenreglement en de omstandigheden zoals deze golden op de eerste januari, samenvallend met of direct voorafgaande aan de datum van aanvang van de voortzetting. In afwijking van het voorgaande, gelden latere wijzigingen van dit reglement dienovereenkomstig voor de betreffende arbeidsongeschikte deelnemers. De financiering van de voortzetting van pensioenopbouw komt voor rekening van het Fonds. 3. Zolang in geval van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid het dienstverband van de deelnemer met de werkgever voortduurt, zijn op het deel van de pensioenaanspraken, waarop de voortzetting van pensioenopbouw niet van toepassing is, de bepalingen met betrekking tot minder dan normale werktijd van toepassing. Indien en zodra de graad van arbeidsongeschiktheid zich wijzigt, wijzigt de mate van voortgezette pensioenopbouw dienovereenkomstig. 4. Zodra het dienstverband van de deelnemer met de werkgever wordt verbroken is op het in lid 3 bedoelde deel van de pensioenaanspraken het artikel "Beëindiging van het deelnemerschap" van toepassing. Indien en zodra de graad van arbeidsongeschiktheid wordt verlaagd, wijzigt de mate van voortzetting van pensioenopbouw dienovereenkomstig. Indien en zodra de graad van arbeidsongeschiktheid wordt verhoogd, blijft de mate van voortzetting van de pensioenopbouw ongewijzigd. 5. Indien bij aanvang van het deelnemerschap al sprake is van arbeidsongeschiktheid en/of indien bij uitdiensttreding sprake is van ziekte of arbeidsongeschiktheid vindt (voortzetting van) pensioenopbouw plaats overeenkomstig dit artikel maar met inachtneming van het op 23 januari 2013 gesloten Convenant over dekking van arbeidsongeschiktheidspensioen en premievrijstelling in pensioenregelingen. Artikel 21. Voortzetting pensioenopbouw bij niet verwijtbare werkloosheid Gedurende een periode waarin de gewezen deelnemer aansluitend op het eindigen van het deelnemerschap recht heeft op een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet of recht heeft 18

19 op een werkeloosheidsuitkering van zijn woonland, houdt de gewezen deelnemer recht op nabestaandenpensioen. Het nabestaandenpensioen wordt overeenkomstig artikel 10 vastgesteld, met dien verstande dat uitsluitend de deelnemersjaren tot het einde van het deelnemerschap in aanmerking komen voor de vaststelling van de hoogte van het nabestaandenpensioen. Het nabestaandenpensioen gaat uitsluitend in als de gewezen deelnemer gedurende de periode waarin hij recht heeft op een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet of recht heeft op een werkeloosheidsuitkering van zijn woonland overlijdt. De nabestaande zal moeten aantonen dat de gewezen deelnemer recht had op een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet.. Artikel 22. Eventuele herverzekering van pensioenaanspraken 1. Het Bestuur kan de verplichtingen, welke voortvloeien uit dit Pensioenreglement, dekken door het sluiten van overeenkomsten van levensverzekering met één of meer levensverzekeringsmaatschappijen als bedoeld in artikel 2:27 van de Wet op het Financieel Toezicht. 2. Het Fonds zal als contractant en bevoordeelde op de betreffende polissen worden aangewezen. Het Bestuur heeft echter het recht als bevoordeelde de belanghebbende aan te wijzen. Artikel 23. Gezondheidswaarborgen 1. De werknemer zal bij zijn toetreding als deelnemer zonder nader onderzoek naar zijn gezondheid op normale voorwaarden door het Fonds worden geaccepteerd indien gebleken is dat hij bij zijn indiensttreding volledig arbeidsgeschikt was. Bij een verhoging van de reeds verzekerde pensioenaanspraken na het tijdstip van toetreding als deelnemer, zal deze verhoging eveneens op normale voorwaarden door het Fonds worden geaccepteerd. 2. Met betrekking tot de gezondheidswaarborgen gelden, indien en voor zover de pensioenverplichtingen zijn herverzekerd, de voorwaarden van de verzekeraar. Artikel 24. Uitgesloten risico's 1. Het recht op nabestaanden- en wezenpensioen gaat verloren voor die belanghebbende(n) door wiens grove schuld of opzet de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdt. 2. Met betrekking tot de uitgesloten risico' s gelden, indien en voor zover de pensioenverplichtingen zijn herverzekerd, de voorwaarden van de verzekeraar, behoudens dat het bepaalde in lid 1 te allen tijde van toepassing blijft. Artikel 25. Wijziging van het pensioenreglement 1. De werkgever heeft het recht voorbehouden de pensioenovereenkomst eenzijdig te wijzigen of te beëindigen. De werkgever kan uitsluitend gebruik maken van dit voorbehoud indien hij daarbij een zodanig zwaarwichtig belang heeft dat het belang van 19

20 de deelnemer dat door de wijziging zou worden geschaad daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken. 2. Het Fonds zal na wijziging van de pensioenovereenkomst het pensioenreglement aanpassen aan de gewijzigde pensioenovereenkomst met inachtneming van het bepaalde in de uitvoeringsovereenkomst. 3. Ingeval van wijziging van de pensioenovereenkomst worden de voor de aanspraakgerechtigden tot het moment van wijziging opgebouwde pensioenaanspraken niet gewijzigd, behoudens voor zover dit is toegestaan op grond van de Pensioenwet. Artikel 26. Uitbetaling van pensioen 1 De pensioenen zullen worden uitbetaald aan de in artikel 4 lid 1 omschreven pensioengerechtigden, met dien verstande dat het wezenpensioen van het kind dat minderjarig is, zal worden uitbetaald aan de wettelijke vertegenwoordiger van het kind. 2. Uitbetaling van pensioenen geschiedt onder de volgende voorwaarden: a. de pensioengerechtigde dient een behoorlijk bewijs van zijn in leven zijn te overleggen; b. Indien door overlijden van een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde een nabestaanden- en/of wezenpensioen moet worden uitgekeerd, zal moeten worden overgelegd een uittreksel uit het bevolkingsregister, vermeldende de datum van overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en op verzoek van het Bestuur, indien mogelijk, een verklaring van de geneeskundige die de overleden deelnemer of gewezen deelnemer tijdens diens laatste ziekte of na het ongeval, waardoor de deelnemer of gewezen deelnemer overleed, heeft behandeld of van de nagelaten betrekkingen van de deelnemer of gewezen deelnemer betreffende de aard van de ziekte of van het ongeval, dat de dood veroorzaakt heeft; c. Indien het onder b. bedoelde nabestaandenpensioen toekomt aan de partner van een ongehuwde (gewezen) deelnemer of gepensioneerde, dienen stukken te worden overgelegd, waarin ten genoegen van het Bestuur wordt aangetoond dat de gezamenlijke huishouding onmiddellijk voorafgaande aan het overlijden nog bestond; d. Tevens moeten alle andere stukken, welke door het Bestuur of de verzekeraar verlangd worden, worden overgelegd. 3. Alle uitkeringen binnen Nederland geschieden zonder kosten voor de belanghebbenden. 4. Alle uitkeringen zullen geschieden in Nederlandse courant. Artikel 27. Belastingen en heffingen De pensioenuitkeringen zullen worden verminderd met die belastingen en heffingen, welke het Fonds gerechtigd is in te houden en verplicht is af te dragen ingevolge de op het tijdstip van uitkering van kracht zijnde wetten of besluiten. Artikel 28. Overdracht, inpandgeving van rechten, enz. 20

21 De aanspraken ingevolge de in dit reglement neergelegde pensioenregeling kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet. Artikel 29. Slotbepalingen 1. Het Bestuur kan in incidentele gevallen afwijkingen van de bepalingen van dit Pensioenreglement toestaan, indien gronden van redelijkheid en billijkheid naar zijn oordeel aanleiding geven een in het belang van betrokkene afwijkende regeling te treffen, mits hierdoor de belangen van de overige deelnemers niet worden geschaad. 2. In alle gevallen, waarin dit Pensioenreglement strijdig of niet verenigbaar is met een of andere bepaling van collectieve arbeidsovereenkomsten of met welke bepaling van overheidswege ook, zal het Bestuur de bevoegdheid hebben de tegenstrijdigheden te regelen en op te heffen door middel van wijziging van dit reglement. Artikel 30. Inwerkingtreding 1. Dit Pensioenreglement is in werking getreden op 1 januari 2015 en geldt voor werknemers op en na 1 januari Daarnaast is dit reglement van toepassing op (ex- )werknemers die vallen onder een sociaal plan van de werkgever of waarvoor anderszins voortzetting van de pensioenopbouw plaatsvindt, mits deze door het bestuur als deelnemer zijn toegelaten. Het reglement vervangt het voordien geldende (Algemeen) Pensioenreglement en het Flexibel Pensioenreglement. Voor de tot 2015 opgebouwde aanspraken en rechten blijft het voor de (gewezen) deelnemer, ex-partner of pensioengerechtigde op 31 december 2014 geldende pensioenreglement van het fonds van toepassing, met dien verstande dat toeslagen op pensioen vanaf 1 januari 2015 worden verleend op basis van dit vanaf 1 januari 2015 geldende pensioenreglement en de bepalingen omtrent toeslagen van het op 31 december 2014 geldende pensioenreglement zijn vervallen. Artikel 31. Overgangsbepalingen Met betrekking tot het Algemeen Pensioenreglement wordt per 31 december 2005 een premievrij ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen en wezenpensioen bepaald, zoals beschreven onder artikel 17, lid 2, van het toen geldende reglement. De in lid 1 van artikel 17 bedoelde duur van één jaar heeft hierbij geen toepassing. Deze premievrije pensioenaanspraken worden overgedragen naar het vanaf 1 januari 2006 van toepassing zijnde pensioenreglement. De jaarlijkse verhoging van de aanspraken, opgebouwd vanaf 1 januari 2006, is van dienovereenkomstige toepassing op deze premievrije pensioenaanspraken. 2. Met betrekking tot het Flexibel Pensioenreglement wordt per 31 december 2005 een premievrij tijdelijk ouderdomspensioen bepaald, zoals beschreven onder artikel 10 van het toen geldende reglement. De in lid 1 van dit artikel 10 bedoelde duur van één jaar heeft hierbij geen toepassing. Met instemming van de deelnemer zal het premievrije tijdelijk ouderdomspensioen worden overgedragen naar het vanaf 1 januari 2006 van toepassing zijnde reglement en worden omgezet in extra ouderdomspensioen. Deze extra 21