Gebruiksaanwijzing Softwarehandleiding

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Gebruiksaanwijzing Softwarehandleiding"

Transcriptie

1 Gebruiksaanwijzing Softwarehandleiding Lees dit eerst Handleidingen voor deze printer...12 Specifieke modelinformatie...13 Deze handleiding lezen...14 Symbolen...14 Gebruik van toetsen...15 Voorbereiden voor afdrukken Snelinstallatie...19 De verbindingsmethode controleren...21 Netwerkverbinding...21 Lokale verbinding...23 De SmartDeviceMonitor-poort gebruiken...25 Installatie van DeskTopBinder-SmartDeviceMonitor for Client...25 Het PCL- of RPCS-printerstuurprogramma(TCP/IP)installeren...26 Het PCL- of RPCS-printerstuurprogramma(IPP)installeren...27 Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows 95/98/Me - TCP/IP)...28 Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows 95/98/Me - IPP)...29 Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows TCP/IP)...31 Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows IPP)...32 Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows XP, Windows Server 2003/2003 R2 - TCP/IP)...33 Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows XP, Windows Server 2003/2003 R2 - IPP) Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows Vista - TCP/IP)...35 DU NL G A G A_1.0 Copyright

2 Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows Vista - IPP)...36 De poortinstellingen wijzigen voor SmartDeviceMonitor for Client...38 De standaard TCP/IP-poort gebruiken...40 Het PCL- of RPCS-printerstuurprogramma installeren...40 Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows 2000)...41 Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows XP, Windows Server 2003/2003 R2)...42 Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows Vista)...43 De LPR-poort gebruiken...45 Het PCL- of RPCS-printerstuurprogramma installeren...45 Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows 2000)...46 Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows XP, Windows Server 2003/2003 R2)...47 Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows Vista)...48 Gebruik als Windows-netwerkprinter...49 Het PCL- of RPCS-printerstuurprogramma installeren...49 Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows 95/98/Me)...50 Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows 2000)...51 Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows XP, Windows Server 2003/2003 R2)...52 Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows Vista)...53 Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows NT 4.0)...54 Gebruiken als de NetWare-afdrukserver/externe printer...55 Wanneer u gebruik maakt van PostScript 3-printerstuurprogramma...56 Paginadoorvoer...57 Scheidingspagina...57 Afdrukken nadat de printer opnieuw is ingesteld...57 Het printerstuurprogramma installeren via USB...58 Windows Me - USB...58 Windows USB...59 Windows XP, Windows Server 2003/2003 R2 - USB...60 Windows Vista - USB...61 Problemen met USB oplossen...63 Afdrukken via een parallelle aansluiting...64 Het PCL- of RPCS-printerstuurprogramma installeren...64 Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows 95/98/Me)...65 Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren(windows 2000)...66 Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows XP/Vista, Windows Server 2003/2003 R2)...66 Afdrukken via een Bluetooth-verbinding

3 Ondersteunde profielen...68 Afdrukken met Bluetooth-aansluiting...68 De instellingen van de beveiligingsmodus opgeven...69 Afdrukken in de beveiligingsmodus...70 Wanneer een Foutmelding wordt weergegeven tijdens de installatie...71 Opties instellen voor de printer...73 Voorwaarden voor bi-directionele communicatie...73 Als Bi-directionele communicatie is uitgeschakeld...74 Het printerstuurprogramma instellen PCL - Toegang tot de Printereigenschappen...76 Windows 95/98/Me - Toegang tot de Printereigenschappen...76 Windows Toegang tot de Printereigenschappen...77 Windows XP, Windows Server 2003/2003 R2 - Toegang tot de Printereigenschappen...78 Windows Vista - Toegang tot de printereigenschappen...79 Windows NT 4.0 Toegang tot de Printereigenschappen...81 RPCS - Toegang tot de Printereigenschappen...83 Windows 95/98/Me Toegang tot de Printereigenschappen...83 Windows 2000 Toegang tot de Printereigenschappen...84 Windows XP, Windows Server 2003/2003 R2 - Toegang tot de Printereigenschappen...85 Windows Vista - Toegang tot de printereigenschappen...87 Windows NT Toegang tot de Printereigenschappen...88 PostScript 3 - Instellen voor afdrukken...91 Windows 95/98/Me - Toegang tot de Printereigenschappen...91 Windows Toegang tot de Printereigenschappen...92 Windows XP, Windows Server 2003/2003 R2 - Toegang tot de Printereigenschappen...93 Windows Vista - Toegang tot de printereigenschappen...94 Windows NT Toegang tot de Printereigenschappen...96 Mac OS - Instellen voor afdrukken...97 Overige afdrukbewerkingen Rechtstreeks een PDF-bestand afdrukken Afdrukmethode Opdrachten gebruiken Ongeautoriseerde kopiecontrole Gebruik van [Gegevensbeveiliging voor kopiëren] Gebruik van [Mask type:] Belangrijke informatie Gebruikmaken van de functie afdruktaak

4 Venster afdruktaak Afdrukken van het venster Afdruktaak Testafdruk Beveiligde afdruk Uitgestelde afdruk Opgeslagen afdruk Afdrukken van het venster gebruiker-id Afdrukken van de geselecteerde afdruktaak Alle afdruktaken afdrukken Paginadoorvoer Afdrukken vanuit een geselecteerde lade Een afdruktaak annuleren Een afdruktaak annuleren Het annuleren van een afdruktaak via het bedieningspaneel Windows - Een afdruktaak annuleren van de computer Mac OS - Een afdruktaak annuleren van de computer Controleren van het Foutenlogboek Sorteren Sorteren Gestaffeld sorteren Spoolafdrukken Spool Printing instellen Gespoolde taken weergeven of verwijderen met Web Image Monitor Voorblad Afdrukken via de Finisher Nieten Perforeren Geheugencapaciteit en papierformaat Enkelzijdig afdrukken ( dpi) Dubbelzijdig afdrukken ( dpi) Rechtstreeks afdrukken vanaf een digitale camera (PictBridge) Wat is PictBridge? PictBridge afdrukken Wat u met deze printer kunt doen Index afdrukken Trimmen Afdrukken van datum en bestandsnaam

5 Papierformaat Afdrukformaat afbeelding Lay-out meerdere afbeeldingen Afdrukkwaliteit Kleurafstemming Specificatie papierformaat Afdrukken pagina Afdrukken cameramemo PictBridge sluiten Als afdrukken met PictBridge niet werkt Andere achtergrondinformatie Printerinstellingen opgeven via het bedieningspaneel Menuoverzicht Status menu geheugen wissen Papierinvoer Het menu Papierinvoer wijzigen Parameters van het menu Papierinvoer Menu Onderhoud Het menu Onderhoud wijzigen Parameters van het menu Onderhoud Menu Lijst/Testafdruk Een configuratiepagina afdrukken De configuratiepagina interpreteren Parameters van het menu Lijst/Testafdruk Menu Systeem Het menu Systeem wijzigen Parameters van het menu Systeem Menu afdrukinstellingen Het menu Afdrukinstellingen wijzigen Parameters van het menu Afdrukinstellingen Menu Veiligheidsopties Wijzigen van het menu Veiligheidsopties Parameters menu Veiligheidsopties Menu Host Interface Het menu Host Interface wijzigen Parameters van het menu Host Interface Menu Taal

6 Het menu Taal wijzigen Parameters van het menu Taal De printer controleren en configureren Met gebruik van Web Image Monitor De bovenste pagina weergeven Als de Gebruikersverificatie is ingesteld Menu's en instellingen Toegang in de Beheerdersmodus Toont Web Image Monitor Help Gebruik van SmartDeviceMonitor for Admin Installeren van SmartDeviceMonitor for Admin Network Interface Board Configuration Menu s vergrendelen op het bedieningspaneel van de printer Het papiertype wijzigen Beheer Gebruikersinformatie Beschikbare functies instellen voor nieuwe gebruikers Configuratie van de energiespaarstand Wachtwoord instellen De Printerstatus Namen en commentaar wijzigen Spoolafdrukkenweergeven en verwijderen Gebruik van SmartDeviceMonitor for Client Printers controleren Controleren van de Printerstatus Gebruik van IPP met SmartDeviceMonitor for Client Printerstatus Melding per Automatische melding melding op verzoek verificatie op verzoek Onderhoud op afstand via telnet telnet gebruiken toegang appletalk autonet bonjour btconfig

7 apparaatnaam dhcp diprint dns domeinnaam help hostname ifconfig info ipp ipv lpr netware wchtwd prnlog route instellen show slp smb snmp sntp spoolsw ssdp ssh status systeemlogboek upnp web wiconfig wins SNMP Printerinformatie ophalen via het netwerk Huidige printerstatus Printerconfiguratie De afgebeelde informatie interpreteren Afdruktaakinformatie

8 Informatie van het afdruklogboek Configuratie van de netwerkinterfacekaart Berichtenlijst Systeemlogboekinformatie Een afdrukserver gebruiken De afdrukserver voorbereiden Melding afdrukken via SmartDeviceMonitor for Client Gebruik van NetWare Installatie als afdrukserver (NetWare 3.x) Installatie als afdrukserver (NetWare 4.x, 5/5.1, 6/6.5) Gebruik van pure IP in de NetWare 5/5.1 of 6/6.5-omgeving Installatie als externe printer (NetWare 3.x) Installatieals een externe printer (NetWare 4.x, 5/5.1, 6/6.5) Speciale bewerkingen onder Windows Bestanden rechtstreeks afdrukken vanuit Windows Setup Een hostnaam gebruiken in plaats van een IPv4-adres Afdrukopdrachten Mac OS-configuratie Mac OS Installatie van het PostScript 3-printerstuurprogramma en PPD-bestand Installatie van PPD-bestanden Een printerpictogram toevoegen aan het bureaublad Configuratie van opties Installatie van de ColorSync-profielen Installatie van Adobe Type Manager Installatie van schermlettertypen Aanpassingen voor EtherTalk Mac OS X Installatie van PPD-bestanden Installatie van PPD-bestand Configuratie van opties Gebruik van de USB-interface Gebruik van Bonjour Aanpassingen voor EtherTalk De printer configureren

9 Gebruik van PostScript Job Type Gebruikerscode Papierformaat Aanpassen aanpapierformaat Papierinvoer Resolutie Gewijzigde richting Dubbelzijdig afdrukken Kleurmodus Gradatie Kleurprofiel Kleurinstelling Toner besparen/kleurniveau Sorteren Papiertype Overdruk zwart Gladstrijken afbeelding Scheiding in CMYK CMYK-simulatieprofiel Rasteren Grijs reproductie Aanpassen kleuren Printer gebruik voor Mac Printergebruik voor Macinstalleren Printergebruik voor Mac starten Printergebruik voor Mac-functies Beveiligingsmaatregelen geleverd bij deze printer Gebruik authenticatie en beheer van gebruikers Voorkomen van informatielekken Beperken en beheren van de toegang Verbeterde netwerkbeveiliging Configureren van SSL-codering Appendix Software en hulpprogramma s op de CD-rom Printerstuurprogramma s voor deze printer SmartDeviceMonitor for Admin

10 DeskTopBinder - SmartDeviceMonitor voor Client Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik van de printer binnen een netwerk Aansluiten van een inbelrouter op het netwerk Gebruik van DHCP Configuratie van de WINS-server Gebruik van de dynamische DNS-functie Installatie van Font Manager Gebruik van Adobe PageMaker versie 6.0, 6.5 of Gebruik van Windows Terminal Service/MetaFrame Besturingssysteem Ondersteunde printerstuurprogramma's Beperkingen Waarschuwingen voor het gebruik van de Bluetooth-interface-eenheid Copyrights expat NetBSD Netatalk(NetBSD)/NetaTalk 1.4b2+asun FreeBSD 4.6.2/netipx Sablotron JPEG LIBRARY SASL Samba(Ver 3.0.4) RSA BSAFE Open SSL Open SSH Open LDAP INDEX

11 Lees dit eerst Lees dit eerst Handleidingen voor deze printer...12 Specifieke modelinformatie...13 Deze handleiding lezen...14 Symbolen...14 Gebruik van toetsen...15 G A_1.0 Copyright

12 Lees dit eerst Handleidingen voor deze printer Raadpleeg de betreffende paragrafen in de handleiding voor informatie over een specifieke functie. Veiligheidsinformatie In deze paragraaf kunt u lezen hoe u dit apparaat op veilige wijze kunt gebruiken. Lees deze informatie zorgvuldig door om beschadiging van het apparaat te voorkomen. Hardwarehandleiding Bevat informatie over papier en handelingen als het installeren van opties, het vervangen van papier en toner, het verhelpen van foutmeldingen en het verwijderen van vastgelopen papier. Softwarehandleiding (deze handleiding) Bevat aanwijzingen voor het gebruik van dit apparaat in een netwerkomgeving, het gebruik van software en het gebruik van beveiligingsfuncties. Informatie voor de beheerder Bevat informatie voor beheerders zoals informatie over verborgen menu's en functies voor het overschrijven van de harde schijf. Beheerders moeten deze handleiding goed bewaren. 12

13 Lees dit eerst Specifieke modelinformatie De volgende gedeeltes van deze handleiding bevatten specifieke informatie over de verschillende printermodellen: : Dit gedeelte bevat informatie over het V printermodel. Lees deze informatie als u dit model heeft gekocht. : Dit gedeelte bevat informatie over het 120 V printermodel. Lees deze informatie als u dit model heeft gekocht. Het printermodel vindt u op het etiket binnenin, zoals afgebeeld. ATU088S 13

14 Lees dit eerst Deze handleiding lezen Symbolen De volgende symbolen worden in deze handleiding gebruikt. Dit symbool geeft belangrijke veiligheidsaanwijzingen aan. Als deze aanwijzingen niet in acht worden genomen, kan dit leiden tot ernstig letsel of de dood. Lees deze aanwijzingen, die u in het gedeelte "Veiligheidsinformatie" vindt, zorgvuldig door. Dit symbool geeft belangrijke veiligheidsaanwijzingen aan. Als deze aanwijzingen niet in acht worden genomen, kan dit leiden tot licht of beperkt beperkt letsel of materiële schade. Lees deze aanwijzingen, die u in het gedeelte "Veiligheidsinformatie" vindt, zorgvuldig door. Geeft punten aan waarop moet worden gelet bij het gebruik van het apparaat en bevat uitleg over waarschijnlijke oorzaken van onjuiste papierinvoer, schade aan originele of gegevensverlies. Lees deze aanwijzingen zorgvuldig door. Biedt aanvullende uitleg over de functies van het apparaat en instructies voor het corrigeren van gebruikersfouten. Dit symbool bevindt zich aan het einde van hoofdstukken. Het geeft aan waar u meer relevante informatie kunt vinden. [ ] Geeft de namen aan van toetsen die worden weergegeven op het display van het apparaat. [ ] Geeft de namen aan van toetsen op het bedieningspaneel van het apparaat. 14

15 Lees dit eerst Gebruik van toetsen In dit gedeelte worden de namen en het gebruik van het bedieningspaneel beschreven. NL ATU049S 1. Weergave Geeft de huidige printerstatus en foutmeldingen weer. 2. Selectietoetsen Correspondeert met de functie-items onderin het scherm. 3. [Escape]-toets Druk op deze toets om terug te keren naar het vorige scherm. 4. Scroll-toetsen Druk om de cursor in elke richting te bewegen. Als de [ ] [ ] [ ] [ ] toets in deze handleiding verschijnt, drukt u de scroll-toets in dezelfde richting. 5. [OK]-toets Gebruik deze toets voor het vaststellen van de instelling en de instellingwaarde, of gebruik shift om naar het volgende niveau te gaan. 6. Data In-indicator Knippert als de printer gegevens ontvangt van een computer. Het Data In-lampje brandt als er gegevens zijn om af te drukken. 7. Waarschuwingslampje Brandt of knippert wanneer een printerfout optreedt. Volg de instructies op het scherm. 8. Aan/Uit-indicator Dit lampje blijft branden als de printer is ingeschakeld. Het brandt niet als de printer uitgeschakeld is of als de Spaarstand is ingeschakeld. 9. [Job Reset]-toets Druk op deze toets om lopende afdruktaken te annuleren als de printer online is. 10. [Menu]-toets Druk op deze toets om de huidige printerinstellingen op te geven en te controleren. 11. Online-indicator/[Online]-toets Geeft aan of het apparaat wel of niet online is. Druk op de toets om het apparaat online of offline te zetten. Als het apparaat online is, is het gereed voor ontvangst van gegevens van de gastcomputer en brandt het lampje. 15

16 Lees dit eerst Als het apparaat offline is, is het niet gereed voor ontvangst van gegevens van de gastcomputer en brandt het lampje niet. Druk op de [Online]-toets bij het configureren van elke instelling om terug te keren naar het beginscherm. 16

17 Voorbereiden voor afdrukken Voorbereiden voor afdrukken Snelinstallatie...19 De verbindingsmethode controleren...21 Netwerkverbinding...21 Lokale verbinding...23 De SmartDeviceMonitor-poort gebruiken...25 Installatie van DeskTopBinder-SmartDeviceMonitor for Client...25 Het PCL- of RPCS-printerstuurprogramma(TCP/IP)installeren...26 Het PCL- of RPCS-printerstuurprogramma(IPP)installeren...27 Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows 95/98/Me - TCP/IP)...28 Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows 95/98/Me - IPP)...29 Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows TCP/IP)...31 Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows IPP)...32 Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows XP, Windows Server 2003/2003 R2 - TCP/IP)...33 Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows XP, Windows Server 2003/2003 R2 - IPP) Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows Vista - TCP/IP)...35 Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows Vista - IPP)...36 De poortinstellingen wijzigen voor SmartDeviceMonitor for Client...38 De standaard TCP/IP-poort gebruiken...40 Het PCL- of RPCS-printerstuurprogramma installeren...40 Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows 2000)...41 Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows XP, Windows Server 2003/2003 R2)...42 Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows Vista)...43 De LPR-poort gebruiken...45 Het PCL- of RPCS-printerstuurprogramma installeren...45 Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows 2000)...46 Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows XP, Windows Server 2003/2003 R2)...47 Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows Vista)...48 Gebruik als Windows-netwerkprinter...49 Het PCL- of RPCS-printerstuurprogramma installeren...49 Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows 95/98/Me)...50 Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows 2000)...51 Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows XP, Windows Server 2003/2003 R2)...52 Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows Vista)...53 Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows NT 4.0)...54 G A_1.0 Copyright

18 Voorbereiden voor afdrukken Gebruiken als de NetWare-afdrukserver/externe printer...55 Wanneer u gebruik maakt van PostScript 3-printerstuurprogramma...56 Paginadoorvoer...57 Scheidingspagina...57 Afdrukken nadat de printer opnieuw is ingesteld...57 Het printerstuurprogramma installeren via USB...58 Windows Me - USB...58 Windows USB...59 Windows XP, Windows Server 2003/2003 R2 - USB...60 Windows Vista - USB...61 Problemen met USB oplossen...63 Afdrukken via een parallelle aansluiting...64 Het PCL- of RPCS-printerstuurprogramma installeren...64 Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows 95/98/Me)...65 Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren(windows 2000)...66 Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows XP/Vista, Windows Server 2003/2003 R2)...66 Afdrukken via een Bluetooth-verbinding...68 Ondersteunde profielen...68 Afdrukken met Bluetooth-aansluiting...68 De instellingen van de beveiligingsmodus opgeven...69 Afdrukken in de beveiligingsmodus...70 Wanneer een Foutmelding wordt weergegeven tijdens de installatie...71 Opties instellen voor de printer...73 Voorwaarden voor bi-directionele communicatie...73 Als Bi-directionele communicatie is uitgeschakeld

19 Voorbereiden voor afdrukken Snelinstallatie Gebruikers van Windows 95/98/ME/2000/XP/Vista en Windows Server 2003/2003 R2 kunnen deze software eenvoudig installeren vanaf de meegeleverde cd-rom. Met Snelinstallatie wordt de TCP/IP-poort ingesteld en worden DeskTopBinder en het PCL- en/of RPCSstuurprogramma geïnstalleerd. Als u het printerstuurprogramma wilt installeren onder Windows 2000/XP Professional/Vista en Windows Server 2003/2003 R2, moet uw account beschikken over de bevoegdheid Printerbeheer. Meld u aan als beheerder. Snelinstallatie is niet beschikbaar als u deze printer met een USB-aansluiting gebruikt. 1. Sluit alle toepassingen die momenteel zijn geopend. 2. Plaats de CD-rom in het CD-romstation. Het installatieprogramma wordt gestart. Het is mogelijk dat Auto Run niet werkt bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem. Als dit gebeurt, start u "Setup.exe" in de map van de CD-rom. 3. Selecteer een interfacetaal en klik dan op [OK]. De standaard interfacetaal is Engels. 4. Klik op [Snelinstallatie]. De softwarelicentie wordt weergegeven in het dialoogvenster Gebruiksrechtovereenkomst. 5. Wanneer u de overeenkomst heeft gelezen, klikt u op [Ik accepteer de overeenkomst.] en vervolgens klikt u op [Volgende >]. 6. Selecteer het printermodel dat u wilt gebruiken in het dialoogvenster [Selecteer Printer]. Voor een netwerkverbinding via TCP/IP selecteert u de printer waarvan het IP-adres wordt weergegeven in [Verbinden met]. Voor een parallelle verbinding, selecteert u de printer waarvan de printerpoort wordt weergegeven in [Verbinden met]. 7. Klik op [Installeren]. De installatie van het printerstuurprogramma wordt gestart. 8. Klik op [Voltooien]. Mogelijk wordt een bericht weergegeven waarin u wordt gevraagd de computer opnieuw te starten. Start de computer opnieuw op om de installatie te voltooien. 9. Klik op [Afsluiten] in het eerste dialoogvenster van het installatieprogramma en verwijder de CDrom uit het station. Als u de installatie van de geselecteerde software wilt stoppen, klikt u op [Annuleren] voordat de installatie is voltooid. Selecteer een printer waarvan het IP-adres wordt weergegeven in [Verbinden met] om SmartDeviceMonitor for Client te installeren als u TCP/IP gebruikt. Download het printerstuurprogramma van de website van de leverancier als u onder Windows NT 4.0 werkt. 19

20 Voorbereiden voor afdrukken Snelinstallatie is alleen beschikbaar als bidirectionele communicatie tussen de printer en de computer is ingeschakeld via een parallelle verbinding. Zie Pag.73 "Opties instellen voor de printer" voor meer informatie over bidirectionele communicatie tussen de printer en de computer. Zie Pag.58 "Het printerstuurprogramma installeren via USB" als u een USB-aansluiting gebruikt. 20

21 Voorbereiden voor afdrukken De verbindingsmethode controleren De printer ondersteunt zowel een netwerkverbinding als een lokale verbinding. Controleer de verbindingsmethode voordat u het printerstuurprogramma installeert. Volg de installatieprocedure voor het stuurprogramma die hoort bij de betreffende verbindingsmethode. Netwerkverbinding Deze printer kan worden gebruikt als een Windows-printerpoort of als netwerkprinter. De printer gebruiken als de Windows-printerpoort Netwerkverbindingen kunnen tot stand worden gebracht via Ethernet en IEEE b. Welke poorten beschikbaar zijn, hangt af van de combinatie van het Windows-besturingssysteem en de gehanteerde verbindingsmethode. Windows 95/98 Ethernet/IEEE b Verbindingsmethode Beschikbare poorten SmartDeviceMonitor for Client-poort Windows Me Ethernet/IEEE b Verbindingsmethode Beschikbare poorten SmartDeviceMonitor for Client-poort 21

22 Voorbereiden voor afdrukken Windows 2000 Verbindingsmethode Beschikbare poorten SmartDeviceMonitor for Client-poort Ethernet/IEEE b Standaard TCP/IP-poort LPR-poort Windows XP Verbindingsmethode Beschikbare poorten SmartDeviceMonitor for Client-poort Ethernet/IEEE b Standaard TCP/IP-poort LPR-poort Windows Vista Verbindingsmethode Beschikbare poorten SmartDeviceMonitor for Client-poort Ethernet/IEEE b Standaard TCP/IP-poort LPR-poort Windows Server 2003/2003 R2 Verbindingsmethode Beschikbare poorten SmartDeviceMonitor for Client-poort Ethernet/IEEE b Standaard TCP/IP-poort LPR-poort Windows NT 4.0 Ethernet/IEEE b Verbindingsmethode Beschikbare poorten SmartDeviceMonitor for Client-poort LPR-poort Zie de uitleg voor de installatie van het printerstuurprogramma per type printerpoort. Voor de SmartDeviceMonitor for Client-poort, zie Pag.25 "De SmartDeviceMonitor-poort gebruiken". Voor de standaard TCP/IP-poort, zie Pag.40 "De standaard TCP/IP-poort gebruiken". Voor de LPR-poort, zie Pag.45 "De LPR-poort gebruiken". 22

23 Voorbereiden voor afdrukken De printer gebruiken als netwerkprinter Deze printer kan worden gebruikt als Windows-netwerkprinter, NetWare-printserver of externe NetWare-printer. Netware-servers kunnen niet worden gebruikt in een IPv6-omgeving. Zie de uitleg over het installeren van het printerstuurprogramma voor elk type netwerkprinter. Voor de Windows-netwerkprinter, zie Pag.49 "Gebruik als Windows-netwerkprinter". Voor de NetWare-printserver en externe printer, zie Pag.55 "Gebruiken als de NetWare-afdrukserver/externe printer". Lokale verbinding Lokale verbindingen kunnen tot stand worden gebracht via een parallelle verbinding, een USB-verbinding en een Bluetooth-verbinding. De versie van uw Windows-besturingssysteem bepaalt welke verbindingsmethoden beschikbaar zijn. Windows 95: Parallelle verbinding Windows 98: Parallelle verbinding Windows 98SE Parallelle verbinding en Bluetooth-verbinding Windows Me: USB, Parallel en Bluetooth Windows 2000: USB, Parallel en Bluetooth Windows XP: 23

24 Voorbereiden voor afdrukken USB, Parallel en Bluetooth Windows Vista: USB, Parallel en Bluetooth Windows Server 2003/2003 R2: USB, Parallel en Bluetooth Windows NT 4.0: Parallelle verbinding Zie de uitleg over het installeren van het printerstuurprogramma voor elke verbindingsmethode. Voor de USB-verbinding, zie Pag.58 "Het printerstuurprogramma installeren via USB". Voor de parallelle verbinding, zie Pag.68 "Afdrukken via een Bluetooth-verbinding". 24

25 Voorbereiden voor afdrukken De SmartDeviceMonitor-poort gebruiken Installatie van DeskTopBinder-SmartDeviceMonitor for Client Om SmartDeviceMonitor for Client te installeren onder Windows 2000/XP Professional/Vista, Windows Server 2003/2003 R2 of Windows NT 4.0, moet uw account beschikken over de bevoegdheid Printerbeheer. Meld u aan als Beheerder. Installeer SmartDeviceMonitor for Client voordat u het printerstuurprogramma installeert als u de SmartDeviceMonitor for Client-poort wilt gebruiken. 1. Sluit alle toepassingen die momenteel zijn geopend. 2. Plaats de CD-rom in het CD-romstation. Het installatieprogramma wordt gestart. 3. Selecteer een interfacetaal en klik dan op [OK]. De standaard interfacetaal is Engels. 4. Klik op [DeskTopBinder-SmartDeviceMonitor for Client]. 5. Selecteer een interfacetaal en klik vervolgens op [Volgende>]. De standaard interfacetaal is Engels. 6. Er verschijnt een bericht dat u alle andere toepassingen moet sluiten. Sluit alle toepassingen en klik op [Volgende >]. 7. Klik op [Ja] 8. Het installatievenster DeskTopBinder Lite verschijnt. Klik op [Volgende >]. 9. De softwarelicentieovereenkomst verschijnt in het dialoogvenster [Gebruiksrechtovereenkomst]. Nadat u de inhoud heeft gelezen, klikt u op [Ja]. 10. Klik op [Volledige installatie] of [Aangepaste installatie]. Bij [Volledige installatie] worden alle vereiste toepassingen geïnstalleerd: DeskTopBinder Lite en SmartDeviceMonitor for Client. Bij [Aangepaste installatie] worden de geselecteerde toepassingen geïnstalleerd. 11. Volg de aanwijzingen op het scherm en klik op [Volgende >] om naar de volgende stap te gaan. 12. Nadat de installatie is voltooid, selecteert u of u de computer nu of later opnieuw wilt opstarten en klikt u op [Voltooien]. Start de computer opnieuw op om de installatie te voltooien. Het is mogelijk dat Auto Run niet werkt bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem. Als dit gebeurt, start u "Setup.exe" in de map van de CD-rom. Als u de installatie van de geselecteerde software wilt stoppen, klikt u op [Annuleren] voordat de installatie is voltooid. 25

26 Voorbereiden voor afdrukken Het PCL- of RPCS-printerstuurprogramma(TCP/IP)installeren Om dit printerstuurprogramma te installeren onder Windows 2000/XP Professional/Vista of Windows Server 2003/2003 R2, moet u over een account met de bevoegdheid Printerbeheer beschikken. Meld u aan als Beheerder of als lid van de Hoofdgebruikersgroep. 1. Sluit alle toepassingen die momenteel zijn geopend. 2. Plaats de CD-rom in het CD-romstation. Het installatieprogramma wordt gestart. 3. Selecteer een interfacetaal en klik dan op [OK]. De standaard interfacetaal is Engels. 4. Klik op [PCL/RPCS-printerstuurprogramma s]. 5. De softwarelicentieovereenkomst wordt weergegeven in het dialoogvenster [Gebruiksrechtovereenkomst]. Wanneer u de overeenkomst heeft gelezen, klikt u op [Ik accepteer de overeenkomst.] en vervolgens klikt u op [Volgende >]. 6. Selecteer het printerstuurprogramma dat u wilt gebruiken in het dialoogvenster [Programma selecteren]. U kunt diverse printerstuurprogramma's selecteren. 7. Klik op [Volgende >]. 8. Selecteer het printermodel dat u wilt gebruiken. De printernaam kan worden gewijzigd in het vak [Instellingen wijzigen voor 'Printernaam']. 9. Dubbelklik op de printernaam om de printerinstellingen weer te geven. De informatie die wordt weergegeven bij [Commentaar:], [Stuurprogramma:] en [Poort:] is afhankelijk van het besturingssysteem, het printermodel en de poort. 10. Klik op [Poort:] en vervolgens op [Toevoegen]. 11. Klik op [SmartDeviceMonitor] en vervolgens op [OK]. 12. Klik op [TCP/IP] en vervolgens op [Zoeken]. Er wordt een lijst weergegeven van printers die gebruik maken van TCP/IP. 13. Selecteer de printer die u wilt gebruiken en klik op [OK]. Alleen printers die reageren op een broadcast van de computer worden weergegeven. Om een printer te gebruiken die hier niet wordt weergegeven, klikt u op [Adres opgeven] en voert u het IP-adres of de hostnaam van de printer in. 14. Controleer of de poort van de geselecteerde printer wordt weergegeven bij [Poort:]. 15. Stel zonodig een Gebruikerscode in. U kunt maximaal 8 cijfers invoeren. U kunt geen letters of symbolen gebruiken. 16. Selecteer het selectievakje [Standaardprinter] om de printer in te stellen als standaardprinter. 17. Klik op [Doorgaan]. De installatie wordt gestart. 26

27 Voorbereiden voor afdrukken 18. Nadat de installatie is voltooid, selecteert u of u de computer nu of later opnieuw wilt opstarten en klikt u op [Voltooien]. Start de computer opnieuw op om de installatie te voltooien. Het is mogelijk dat Auto Run niet werkt bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem. Als dit gebeurt, start u "Setup.exe" in de map van de CD-rom. Onder Windows 95/98/Me is het niet mogelijk om een IPv4-adres toe te voegen dat gedeeltelijk overeenkomt met een adres dat al in gebruik is. Bijvoorbeeld als " " al wordt gebruikt, dan kan " xx" niet worden gebruikt. Ook als " " al wordt gebruikt, dan kan " " niet worden gebruikt. Zo kunnen gebruikers van SmartDeviceMonitor for Admin statistieken weergeven en controleren over het aantal vellen dat per gebruiker wordt afgedrukt. Voor meer informatie, zie Help SmartDeviceMonitor for Admin. Er verschijnt een bericht als er al een nieuwere versie van het printerstuurprogramma is geïnstalleerd. Als dit het geval is, kunt u het printerstuurprogramma niet installeren via Auto Run. Indien u het printerstuurprogramma nog steeds wilt installeren kunt u dit doen met behulp van [Printer toevoegen]. Zie Pag.71 "Wanneer een Foutmelding wordt weergegeven tijdens de installatie". Het PCL- of RPCS-printerstuurprogramma(IPP)installeren Om het printerstuurprogramma te installeren onder Windows 2000/XP Professional/Vista of Windows Server 2003/2003 R2, moet uw account beschikken over de bevoegdheid Printerbeheer. Meld u aan als beheerder of als lid van de Hoofdgebruikersgroep. 1. Sluit alle toepassingen die momenteel zijn geopend. 2. Plaats de CD-rom in het CD-romstation. Het installatieprogramma wordt gestart. 3. Selecteer een interfacetaal en klik dan op [OK]. De standaard interfacetaal is Engels. 4. Klik op [PCL/RPCS-printerstuurprogramma s]. 5. De softwarelicentieovereenkomst wordt weergegeven in het dialoogvenster [Gebruiksrechtovereenkomst]. Wanneer u de overeenkomst heeft gelezen, klikt u op [Ik accepteer de overeenkomst.] en vervolgens klikt u op [Volgende >]. 6. Selecteer in het dialoogvenster [Programma selecteren] het printerstuurprogramma dat u wilt gebruiken. U kunt diverse printerstuurprogramma's selecteren. 7. Selecteer het printermodel dat u wilt gebruiken. De printernaam kan worden gewijzigd in het vak [Instellingen wijzigen voor 'Printernaam']. 8. Dubbelklik op de printernaam om de printerinstellingen weer te geven. De informatie die wordt weergegeven bij [Commentaar:], [Stuurprogramma:] en [Poort:] is afhankelijk van het besturingssysteem, het printermodel en de poort. 9. Klik op [Poort:] en vervolgens op [Toevoegen]. 10. Klik op [SmartDeviceMonitor] en vervolgens op [OK]. 11. Klik op [IPP]. 27

28 Voorbereiden voor afdrukken 12. Voer in het vak [Printer URL] " in als het adres van de printer. Als serververificatie is vereist voert u voor het inschakelen van SSL (een protocol voor gecodeerde communicatie) " in (Internet Explorer 5.01 of een nieuwere versie moet geinstalleerd zijn). (bijvoorbeeld IPv4-adres: ) U kunt "http: //printeradres/ipp" invoeren als het adres van de printer. 13. Voer een naam in voor de printer bij [IPP-poortnaam]. Gebruik geen naam die al is toegewezen aan een bestaande poort. Als hier geen naam wordt opgegeven, wordt het adres dat is ingevoerd bij [Printer URL] de IPP-poortnaam. 14. Klik op [Gedetailleerde instellingen] om de vereiste instellingen op te geven. Voor informatie over de instellingen, zie Help SmartDeviceMonitor for Client. 15. Klik op [OK]. 16. Controleer of de poort van de geselecteerde printer wordt weergegeven bij [Poort:]. 17. Stel zonodig een Gebruikerscode in. U kunt maximaal 8 cijfers invoeren. Er kunnen geen letters of symbolen worden gebruikt. 18. Selecteer het selectievakje [Standaardprinter] om de printer in te stellen als standaardprinter. 19. Klik op [Doorgaan]. De installatie wordt gestart. 20. Nadat de installatie is voltooid, selecteert u of u de computer nu of later opnieuw wilt opstarten en klikt u op [Voltooien]. Start de computer opnieuw op om de installatie te voltooien. Het is mogelijk dat Auto Run niet werkt bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem. Als dit gebeurt, start u "Setup.exe" in de map van de CD-rom. Zo kunnen gebruikers van SmartDeviceMonitor for Admin het aantal vellen dat per gebruiker wordt afgedrukt weergeven en controleren. Voor meer informatie, zie Help SmartDeviceMonitor for Admin. Als u de installatie van de geselecteerde software wilt stoppen, klikt u op [Annuleren] voordat de installatie is voltooid. Er verschijnt een bericht als er al een nieuwere versie van het printerstuurprogramma is geïnstalleerd. Als dit het geval is, kunt u het printerstuurprogramma niet installeren via Auto Run. U kunt het printerstuurprogramma in dit geval installeren via [Printer toevoegen]. Zie Pag.71 "Wanneer een Foutmelding wordt weergegeven tijdens de installatie". Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows 95/98/Me - TCP/IP) 1. Sluit alle toepassingen die momenteel zijn geopend. 2. Plaats de CD-rom in het CD-romstation. Het installatieprogramma wordt gestart. 3. Selecteer een interfacetaal en klik dan op [OK]. De standaard interfacetaal is Engels. 28

29 Voorbereiden voor afdrukken 4. Klik op [PostScript 3-printerstuurprogramma ]. De wizard Printer toevoegen wordt gestart. 5. Klik op [Volgende >]. 6. Klik op [Lokale printer] en klik vervolgens op [Volgende >]. Er verschijnt een dialoogvenster waarin u de fabrikant van de printer en de modelnaam kunt selecteren. 7. Selecteer de naam van de printer waarvan u het stuurprogramma wilt installeren en klik op [Volgende >]. 8. Klik bij [Beschikbare poorten:] op [Printerpoort] en klik op [Volgende >]. 9. Wijzig eventueel de printernaam en klik op [Volgende >]. Selecteer het selectievakje [Ja] om de printer in te stellen als standaardprinter. 10. Geef aan of u wel of geen testpagina wilt afdrukken en klik op [Voltooien]. 11. Ga in het menu [Start] naar [Instellingen] en klik op [Printers]. Het venster [Printers] wordt weergegeven. 12. Klik op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken. Klik in het menu [Bestand] op [Eigenschappen]. 13. Klik in het tabblad [Details] op [Poort toevoegen ]. 14. Klik op [SmartDeviceMonitor] in de lijst [Overige] en klik op [OK]. 15. Klik op [TCP/IP] en vervolgens op [Zoeken]. Er wordt een lijst weergegeven van printers die gebruik maken van TCP/IP. 16. Selecteer de printer die u wilt gebruiken en klik op [OK]. Alleen printers die reageren op een broadcast van de computer worden weergegeven. Om een printer te gebruiken die hier niet wordt weergegeven, klikt u op [Adres opgeven] en voert u het IPv4-adres of de hostnaam van de printer in. U kunt geen IPv4-adres toevoegen dat gedeeltelijk overeenkomt met een adres dat reeds in gebruik is. Als " " bijvoorbeeld al wordt gebruikt, kan " xx" niet worden gebruikt. En als " " al wordt gebruikt, dan kan " " niet worden gebruikt. 17. Klik op [OK]. 18. Controleer of de geselecteerde poort is gemarkeerd bij [Printer op de volgende poort:] en klik op [OK]. 19. Start de computer opnieuw op om de installatie te voltooien. Het is mogelijk dat Auto Run niet werkt bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem. Als dit gebeurt, start u "Setup.exe" in de map van de CD-rom. Na de installatie van het printerstuurprogramma kan een Gebruikerscode worden ingesteld. Zie Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over Gebruikerscodes. Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows 95/98/Me - IPP) IPv6 kan niet worden gebruikt onder Windows 95/98/Me. 29

30 Voorbereiden voor afdrukken 1. Sluit alle toepassingen die momenteel zijn geopend. 2. Plaats de CD-rom in het CD-romstation. Het installatieprogramma wordt gestart. 3. Selecteer een interfacetaal en klik dan op [OK]. De standaard interfacetaal is Engels. 4. Klik op [PostScript 3-printerstuurprogramma ]. De wizard Printer toevoegen wordt gestart. 5. Klik op [Volgende >]. 6. Klik op [Lokale printer] en klik vervolgens op [Volgende >]. Er verschijnt een dialoogvenster waarin u de fabrikant van de printer en de modelnaam kunt selecteren. 7. Selecteer de naam van de printer waarvan u het stuurprogramma wilt installeren en klik op [Volgende >]. 8. Klik bij [Beschikbare poorten:] op [printerpoort] en op [Volgende >]. 9. Wijzig eventueel de printernaam en klik op [Volgende >]. Selecteer het selectievakje [Ja] om de printer in te stellen als standaardprinter. 10. Geef aan of u wel of geen testpagina wilt afdrukken en klik op [Voltooien]. 11. Ga in het menu [Start] naar [Instellingen] en klik op [Printers]. Het venster [Printers] wordt weergegeven. 12. Klik op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken. Klik in het menu [Bestand] op [Eigenschappen]. 13. Klik in het tabblad [Details] op [Poort toevoegen ]. 14. Klik op [SmartDeviceMonitor] in de lijst Overige en klik op [OK]. 15. Klik op [IPP]. 16. Voer bij [Printer URL] " in als het adres van de printer. Als serververificatie is vereist voert u voor het inschakelen van SSL (een protocol voor gecodeerde communicatie) " in (Internet Explorer 5.01 of een nieuwere versie moet geïnstalleerd zijn). (bijvoorbeeld IPv4-adres: ) U kunt " invoeren als het adres van de printer. 17. Voer een naam in voor de printer bij [IPP-poortnaam]. Gebruik geen naam die al is toegewezen aan een bestaande poort. Als hier geen naam wordt opgegeven, wordt het adres dat is ingevoerd bij [Printer URL] de IPP-poortnaam. 18. Klik op [Gedetailleerde instellingen] om de vereiste instellingen op te geven. Voor informatie over de instellingen, zie Help SmartDeviceMonitor for Client. 19. Klik op [OK]. 30

31 Voorbereiden voor afdrukken 20. Controleer of de geselecteerde poort verlicht wordt weergegeven bij [Printer op de volgende poort:] en klik op [OK]. 21. Start de computer opnieuw op om de installatie te voltooien. Het is mogelijk dat Auto Run niet werkt bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem. Als dit gebeurt, start u "Setup.exe" in de map van de CD-rom. Het printerstuurprogramma met de geselecteerde taal wordt geïnstalleerd. Het Engelstalige printerstuurprogramma wordt geïnstalleerd als één van de volgende talen is geselecteerd: Cestina, Magyar, Polski, Portugues, Suomi. Na de installatie van het printerstuurprogramma kan een Gebruikerscode worden ingesteld. Zie Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over Gebruikerscodes. Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows TCP/IP) Voor de installatie van dit printerstuurprogramma is Beheerderstoestemming vereist. Meld u aan met een account dat Beheerderstoestemming heeft. 1. Sluit alle toepassingen die momenteel zijn geopend. 2. Plaats de CD-rom in het CD-romstation. Het installatieprogramma wordt gestart. 3. Selecteer een interfacetaal en klik dan op [OK]. De standaard interfacetaal is Engels. 4. Klik op [PostScript 3-printerstuurprogramma ]. De wizard Printer toevoegen wordt gestart. 5. Klik op [Volgende >]. 6. Klik op [Lokale printer] en klik vervolgens op [Volgende >]. 7. Klik op [Nieuwe poort creëren:]. 8. Klik op [SmartDeviceMonitor], en klik vervolgens op [Volgende >]. 9. Klik op [TCP/IP] en vervolgens op [Zoeken]. Er wordt een lijst weergegeven van printers die gebruik maken van TCP/IP. 10. Selecteer de printer die u wilt gebruiken en klik op [OK]. Alleen printers die reageren op een broadcast van de computer worden weergegeven. Om een printer te gebruiken die hier niet wordt weergegeven, klikt u op [Adres opgeven] en voert u het IPv4-adres of de hostnaam van de printer in. 11. Controleer of de naam van de printer waarvan u het stuurprogramma wilt installeren is geselecteerd en klik op [Volgende >]. 12. Wijzig eventueel de printernaam en klik op [Volgende >]. Selecteer het selectievakje [Ja] om de printer in te stellen als standaardprinter. 13. Geef aan of u de printer wel of niet wilt delen en klik vervolgens op [Volgende >]. 14. Geef op of u wel of geen testpagina wilt afdrukken en klik vervolgens op [Volgende >]. 31

32 Voorbereiden voor afdrukken 15. Klik op [Voltooien]. De installatie van het printerstuurprogramma wordt gestart. Het is mogelijk dat Auto Run niet werkt bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem. Als dit gebeurt, start u "Setup.exe" in de map van de CD-rom. Het printerstuurprogramma met de geselecteerde taal wordt geïnstalleerd. Het Engelstalige printerstuurprogramma wordt geïnstalleerd als één van de volgende talen is geselecteerd: Cestina, Magyar, Polski, Portugues, Suomi. Na de installatie van het printerstuurprogramma kan een Gebruikerscode worden ingesteld. Zie Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over Gebruikerscodes. Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows IPP) Voor de installatie van dit printerstuurprogramma is Beheerderstoestemming vereist. Meld u aan met een account dat Beheerderstoestemming heeft. IPv6 kan niet worden gebruikt onder Windows Sluit alle toepassingen die momenteel zijn geopend. 2. Plaats de CD-rom in het CD-romstation. Het installatieprogramma wordt gestart. 3. Selecteer een interfacetaal en klik dan op [OK]. De standaard interfacetaal is Engels. 4. Klik op [PostScript 3-printerstuurprogramma ]. De wizard Printer toevoegen wordt gestart. 5. Klik op [Volgende >]. 6. Klik op [Lokale printer aangesloten op deze computer] en klik vervolgens op [Volgende >]. 7. Klik op [Nieuwe poort creëren:]. 8. Klik op [DeskTopBinder SmartDeviceMonitor] en klik vervolgens op [Volgende >]. 9. Klik op [IPP]. 10. Voer bij [Printer URL] " in als het adres van de printer. Als serververificatie is vereist voert u voor het inschakelen van SSL (een protocol voor gecodeerde communicatie) " in (Internet Explorer 5.01 of een nieuwere versie moet geïnstalleerd zijn). (bijvoorbeeld IPv4-adres: ) U kunt " invoeren als het adres van de printer. 11. Voer een naam in voor de printer bij [IPP-poortnaam]. Gebruik geen naam die al is toegewezen aan een bestaande poort. Als hier geen naam wordt opgegeven, wordt het adres dat is ingevoerd bij [Printer URL] de IPP-poortnaam. 32

33 Voorbereiden voor afdrukken 12. Klik op [Gedetailleerde instellingen] om de vereiste instellingen op te geven. Voor informatie over de instellingen, zie Help SmartDeviceMonitor for Client. 13. Klik op [OK]. 14. Controleer of de naam van de printer waarvan u het stuurprogramma wilt installeren is geselecteerd en klik op [Volgende >]. 15. Wijzig eventueel de printernaam en klik op [Volgende >]. 16. Klik op [Volgende >]. 17. Geef op of u wel of geen testpagina wilt afdrukken en klik vervolgens op [Volgende >]. 18. Klik op [Voltooien]. De installatie van het printerstuurprogramma wordt gestart. Het is mogelijk dat Auto Run niet werkt bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem. Als dit gebeurt, start u "Setup.exe" in de map van de CD-rom. Het printerstuurprogramma met de geselecteerde taal wordt geïnstalleerd. Het Engelstalige printerstuurprogramma wordt geïnstalleerd als één van de volgende talen is geselecteerd: Cestina, Magyar, Polski, Portugues, Suomi. Na de installatie van het printerstuurprogramma kan een Gebruikerscode worden ingesteld. Zie Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over Gebruikerscodes. Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows XP, Windows Server 2003/2003 R2 - TCP/IP) Voor de installatie van dit printerstuurprogramma is Beheerderstoestemming vereist. Meld u aan met een account dat Beheerderstoestemming heeft. 1. Sluit alle toepassingen die momenteel zijn geopend. 2. Plaats de CD-rom in het CD-romstation. Het installatieprogramma wordt gestart. 3. Selecteer een interfacetaal en klik dan op [OK]. De standaard interfacetaal is Engels. 4. Klik op [PostScript 3-printerstuurprogramma ]. De wizard Printer toevoegen wordt gestart. 5. Klik op [Volgende >]. 6. Klik op [Lokale printer aangesloten op deze computer] en klik vervolgens op [Volgende >]. 7. Klik op [Nieuwe poort creëren:]. 8. Klik op [SmartDeviceMonitor], en klik vervolgens op [Volgende >]. 9. Klik op [TCP/IP] en vervolgens op [Zoeken]. Er wordt een lijst weergegeven van printers die [TCP/IP] gebruiken. 33

34 Voorbereiden voor afdrukken 10. Selecteer de printer die u wilt gebruiken en klik op [OK]. Alleen printers die reageren op een broadcast van de computer worden weergegeven. Om een printer te gebruiken die hier niet wordt weergegeven, klikt u op [Adres opgeven] en voert u het IPv4-adres of de hostnaam van de printer in. 11. Controleer of de naam van de printer waarvan u het stuurprogramma wilt installeren is geselecteerd en klik op [Volgende >]. 12. Wijzig eventueel de printernaam en klik op [Volgende >]. Selecteer het selectievakje [Ja] om de printer in te stellen als standaardprinter. 13. Geef op of u wel of geen testpagina wilt afdrukken en klik vervolgens op [Volgende >]. 14. Klik op [Voltooien]. De installatie van het printerstuurprogramma wordt gestart. Het is mogelijk dat Auto Run niet werkt bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem. Als dit gebeurt, start u "Setup.exe" in de map van de CD-rom. Het printerstuurprogramma met de geselecteerde taal wordt geïnstalleerd. Het Engelstalige printerstuurprogramma wordt geïnstalleerd als één van de volgende talen is geselecteerd: Cestina, Magyar, Polski, Portugues, Suomi. Na de installatie van het printerstuurprogramma kan een Gebruikerscode worden ingesteld. Zie Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over Gebruikerscodes. Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows XP, Windows Server 2003/2003 R2 - IPP) Voor de installatie van dit printerstuurprogramma is Beheerderstoestemming vereist. Meld u aan met een account dat Beheerderstoestemming heeft. 1. Sluit alle toepassingen die momenteel zijn geopend. 2. Plaats de CD-rom in het CD-romstation. Het installatieprogramma wordt gestart. 3. Selecteer een interfacetaal en klik dan op [OK]. De standaard interfacetaal is Engels. 4. Klik op [PostScript 3-printerstuurprogramma ]. De wizard Printer toevoegen wordt gestart. 5. Klik op [Volgende >]. 6. Klik op [Lokale printer aangesloten op deze computer] en klik vervolgens op [Volgende >]. 7. Klik op [Nieuwe poort creëren:]. 8. Klik op [SmartDeviceMonitor], en klik vervolgens op [Volgende >]. 9. Klik op [IPP]. 10. Voer bij [Printer URL] " in als het adres van de printer. Als serververificatie is vereist voert u voor het inschakelen van SSL (een protocol voor gecodeerde communicatie) " in (Internet Explorer 5.01 of een nieuwere versie moet geïnstalleerd zijn). 34

35 Voorbereiden voor afdrukken (bijvoorbeeld IPv4-adres: ) U kunt " invoeren als het adres van de printer. Als u Firefox of Netscape gebruikt onder Windows XP SP 2 of Windows Server 2003, kunt u het IPv6-adres invoeren als " 11. Voer een naam in voor de printer bij [IPP-poortnaam]. Gebruik geen naam die al is toegewezen aan een bestaande poort. Als hier geen naam wordt opgegeven, wordt het adres dat is ingevoerd bij [Printer URL] de IPP-poortnaam. 12. [Gedetailleerde instellingen] voor het opgeven van de vereiste instellingen. Voor informatie over de instellingen, zie Help SmartDeviceMonitor for Client. 13. Klik op [OK]. 14. Controleer of de naam van het printerstuurprogramma dat u wilt installeren is geselecteerd en klik vervolgens op [Volgende >]. 15. Wijzig eventueel de naam van de printer en klik vervolgens op [Volgende >]. Selecteer het selectievakje [Ja] om de printer in te stellen als standaardprinter. 16. Geef op of u wel of geen testpagina wilt afdrukken en klik vervolgens op [Volgende >]. 17. Klik op [Voltooien]. De installatie van het printerstuurprogramma wordt gestart. Het is mogelijk dat Auto Run niet werkt bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem. Als dit gebeurt, start u "Setup.exe" in de map van de CD-rom. Het printerstuurprogramma met de geselecteerde taal wordt geïnstalleerd. Het Engelstalige printerstuurprogramma wordt geïnstalleerd als één van de volgende talen is geselecteerd: Cestina, Magyar, Polski, Portugues, Suomi. Na de installatie van het printerstuurprogramma kan een Gebruikerscode worden ingesteld. Zie Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over Gebruikerscodes. Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows Vista - TCP/IP) Voor de installatie van dit printerstuurprogramma is Beheerderstoestemming vereist. Meld u aan met een account dat Beheerderstoestemming heeft. 1. Sluit alle toepassingen die momenteel zijn geopend. 2. Plaats de CD-rom in het CD-romstation. Het installatieprogramma wordt gestart. 3. Selecteer een interfacetaal en klik dan op [OK]. De standaard interfacetaal is Engels. Het printerstuurprogramma met de geselecteerde taal wordt geïnstalleerd. Het Engelse printerstuurprogramma wordt geïnstalleerd wanneer de volgende taal is geselecteerd: Cestina, Magyar, Polski, Portugues, Suomi, Russian. 35

36 Voorbereiden voor afdrukken 4. Klik op [PostScript 3-printerstuurprogramma ]. De wizard Printer toevoegen wordt gestart. 5. Klik op [Lokale printer aangesloten op deze computer]. 6. Klik op [Nieuwe poort creëren:]. 7. Klik op [DeskTopBinder - SmartDeviceMonitor] en daarna op [Volgende >]. 8. Klik op [TCP/IP] en klik vervolgens op [Zoeken]. Er wordt een lijst weergegeven van printers die gebruik maken van TCP/IP. 9. Selecteer de printer die u wilt gebruiken en klik vervolgens op [OK]. Alleen printers die reageren op een broadcast van de computer worden weergegeven. Om een printer te gebruiken die hier niet wordt weergegeven, klikt u op [Adres opgeven] en voert u het IP-adres of de hostnaam van de printer in. 10. Controleer of de naam van de printer waarvan u het stuurprogramma wilt installeren is geselecteerd en klik op [Volgende >]. 11. Wijzig eventueel de printernaam en klik op [Volgende >]. Selecteer het selectievakje [Ja] om de printer in te stellen als standaardprinter. 12. Geef aan of u de printer wel of niet wilt delen en klik op [Voltooien]. De installatie van het printerstuurprogramma wordt gestart. Bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem werkt Auto Run mogelijk niet. Start in dit geval "Setup.exe" vanaf het cd-romstation. Na de installatie van het printerstuurprogramma kan een Gebruikerscode worden ingesteld. Raadpleeg de Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over Gebruikerscodes. Er verschijnt een bericht als een recentere versie van het printerstuurprogramma al is geïnstalleerd. In dit geval kunt u het printerstuurprogramma niet installeren met Automatisch uitvoeren. Als u het printerstuurprogramma toch wilt installeren, dient u [Printer toevoegen] te gebruiken. Zie "Als een bericht verschijnt tijdens de installatie". Pag.71 "Wanneer een Foutmelding wordt weergegeven tijdens de installatie" Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows Vista - IPP) Voor de installatie van dit printerstuurprogramma is Beheerderstoestemming vereist. Meld u aan met een account dat Beheerderstoestemming heeft. 1. Sluit alle toepassingen die momenteel zijn geopend. 2. Plaats de CD-rom in het CD-romstation. Het installatieprogramma wordt gestart. 3. Selecteer een interfacetaal en klik dan op [OK]. De standaard interfacetaal is Engels. Het printerstuurprogramma met de geselecteerde taal wordt geïnstalleerd. Het Engelse printerstuurprogramma wordt geïnstalleerd wanneer de volgende taal is geselecteerd: Cestina, Magyar, Polski, Portugues, Suomi, Russian. 36

37 Voorbereiden voor afdrukken 4. Klik op [PostScript 3-printerstuurprogramma ]. De wizard Printer toevoegen wordt gestart. 5. Klik op [Lokale printer aangesloten op deze computer]. 6. Klik op [Nieuwe poort creëren:]. 7. Klik op [DeskTopBinder - SmartDeviceMonitor] en daarna op [Volgende >]. 8. Klik op [IPP]. 9. Voer in het vak [Printer URL] " of hostnaam van printer)/printer" in als het adres van de printer. Als serververificatie is vereist, voert u voor het inschakelen van SSL (een protocol voor gecodeerde communicatie) " of hostnaam van printer/printer" in (Internet Explorer 5.01 of hoger moet zijn geïnstalleerd). (bijvoorbeeld IP-adres: ) U kunt " of hostnaam van printer/ipp" invoeren als het adres van de printer. Als het adres " " is, moet dit invoeren als " " om verbinding te maken met de printer. 10. Voer een naam in voor de printer bij [IPP-poortnaam]. Gebruik geen naam die al is toegewezen aan een bestaande poort. Als hier geen naam wordt opgegeven, wordt het adres dat in het vak [Printer URL] is ingevoerd gebruikt als naam van de IPP-poort. 11. Klik op [Gedetaill. instellingen] om de benodigde instellingen op te geven. 12. Klik op [OK]. 13. Controleer of de naam van het printerstuurprogramma dat u wilt installeren is geselecteerd en klik op [Volgende >]. 14. Wijzig eventueel de naam van de printer en klik op [Volgende >]. Selecteer het selectievakje [Ja] om de printer in te stellen als standaardprinter. 15. Geef aan of u de printer wel of niet wilt delen en klik op [Voltooien]. De installatie van het printerstuurprogramma wordt gestart. Bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem werkt Auto Run mogelijk niet. Start in dit geval "Setup.exe" vanaf het cd-romstation. Na de installatie van het printerstuurprogramma kan een Gebruikerscode worden ingesteld. Raadpleeg de Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over Gebruikerscodes. Er verschijnt een bericht als een recentere versie van het printerstuurprogramma al is geïnstalleerd. In dit geval kunt u het printerstuurprogramma niet installeren met Automatisch uitvoeren. Als u het printerstuurprogramma toch wilt installeren, dient u [Printer toevoegen] te gebruiken. Zie "Als een bericht verschijnt tijdens de installatie". Pag.71 "Wanneer een Foutmelding wordt weergegeven tijdens de installatie" 37

38 Voorbereiden voor afdrukken De poortinstellingen wijzigen voor SmartDeviceMonitor for Client Volg onderstaande procedure voor het wijzigen van de SmartDeviceMonitor for Client-instellingen, zoals TCP/ IP-timeout, herstel-/parallel afdrukken en printergroepen. Windows 95/98: 1. Open het venster [Printers] in het menu [Start]. 2. Klik in het venster [Printers] op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken. Klik in het menu [Bestand] op [Eigenschappen]. 3. Klik op het tabblad [Details] en klik op [Poortinstellingen...]. Het dialoogvenster [Poortinstellingen] wordt weergegeven. Windows 2000/Windows NT 4.0: 1. Open het venster [Printers] in het menu [Start]. 2. Klik in het venster [Printers] op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken. Klik in het menu [Bestand] op [Eigenschappen]. 3. Klik in het tabblad [Poorten] op [Poort configureren...]. Het dialoogvenster [Poortconfiguratie] wordt weergegeven. Windows XP, Windows Server 2003/2003 R2: 1. Open het venster [Printers en faxapparaten] in het menu [Start]. Het venster [Printers en faxapparaten] wordt weergegeven. 2. Klik op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken. Klik in het menu [Bestand] op [Eigenschappen]. De printereigenschappen worden weergegeven. 3. Klik op het tabblad [Poorten] en dan op [Poort configureren...]. Het dialoogvenster [Poortconfiguratie] wordt weergegeven. Windows Vista: 1. Klik in het menu [Start] op [Bedieningspaneel]. Het scherm [Bedieningspaneel] wordt weergegeven. 2. Klik op [Printer]. Het venster [Printers] wordt weergegeven. 3. Klik met de rechter muisknop op het printerpictogram en klik vervolgens op [Eigenschappen]. 4. Klik op het tabblad [Poorten] en dan op [Poort configureren]. Het dialoogvenster [Poortconfiguratie:] wordt weergegeven. 38

39 Voorbereiden voor afdrukken Voor TCP/IP kan een time-out instelling worden geconfigureerd. Voor IPP kunnen instellingen voor gebruikers, proxyservers en time-outs worden geconfigureerd. Als er geen instellingen beschikbaar zijn op het tabblad [Herstel/Parallel afdrukken] volgt u onderstaande procedure. 1. Klik op [Annuleren] om het dialoogvenster [Poortconfiguratie:] te sluiten. 2. Start SmartDeviceMonitor for Client en klik met de rechtermuisknop op het SmartDeviceMonitor for Client-pictogram in de taakbalk. 3. Selecteer [Eigenschappen] en klik op [Uitgebreide functie-instellingen]. 4. Selecteer het selectievakje [Herstel/Parallel afdrukken voor iedere poort instellen]. 5. Klik op [OK] om het dialoogvenster [Uitgebreide functie-instellingen] te sluiten. Zie de Help-functie van SmartDeviceMonitor for Client voor meer informatie over deze instellingen. 39

40 Voorbereiden voor afdrukken De standaard TCP/IP-poort gebruiken Het PCL- of RPCS-printerstuurprogramma installeren Om het printerstuurprogramma te installeren onder Windows 2000/XP Professional/Vista of Windows Server 2003/2003 R2, moet uw account beschikken over de bevoegdheid Printerbeheer. Meld u aan als beheerder of als lid van de Hoofdgebruikersgroep. In een IPv6-omgeving kunt u de standaard TCP/IP-poort niet gebruiken. Gebruik de SmartDeviceMonitor -poort 1. Sluit alle toepassingen die momenteel zijn geopend. 2. Plaats de CD-rom in het CD-romstation. Het installatieprogramma wordt gestart. 3. Selecteer een interfacetaal en klik dan op [OK]. De standaard interfacetaal is Engels. 4. Klik op [PCL/RPCS-printerstuurprogramma s]. 5. De softwarelicentieovereenkomst wordt weergegeven in het dialoogvenster [Gebruiksrechtovereenkomst]. Wanneer u de overeenkomst heeft gelezen, klikt u op [Ik accepteer de overeenkomst.] en vervolgens klikt u op [Volgende >]. 6. Selecteer in het dialoogvenster [Programma selecteren] het printerstuurprogramma dat u wilt gebruiken. U kunt diverse printerstuurprogramma's selecteren. 7. Klik op [Volgende >]. 8. Selecteer het printermodel dat u wilt gebruiken. De printernaam kan worden gewijzigd in het vak [Instellingen wijzigen voor 'Printernaam']. 9. Dubbelklik op de printernaam om de printerinstellingen weer te geven. De informatie die wordt weergegeven bij [Commentaar:], [Stuurprogramma:] en [Poort:] is afhankelijk van het besturingssysteem, het printermodel en de poort. 10. Klik op [Poort:] en vervolgens op [Toevoegen]. 11. Klik op [Standaard TCP/IP-poort] en klik op [OK]. Configureer de standaard TCP/IP-poortinstellingen en raadpleeg Help van Windows als [Standaard TCP/ IP-poort] niet wordt weergegeven. 12. Klik op [Volgende >] in het dialoogvenster [Wizard standaard TCP/IP-printerpoort toevoegen]. 13. Voer de printernaam of het IPv4-adres in, in het dialoogvenster [Printernaam of IP-adres]. In het tekstvak [Poortnaam] wordt automatisch een poortnaam ingevuld. Wijzig deze naam eventueel. Wanneer het scherm voor apparaatselectie wordt weergegeven, selecteert u "RICOH NetworkPrinter Driver C Model". 14. Klik op [Volgende >]. 40

41 Voorbereiden voor afdrukken 15. Klik op [Voltooien] in het dialoogvenster [Wizard standaard TCP/IP-printerpoort toevoegen]. Het dialoogvenster voor het starten van de installatie wordt opnieuw geopend. 16. Controleer of de poort van de geselecteerde printer wordt weergegeven bij [Poort:]. 17. Configureer de standaardprinter zoals gewenst. 18. Klik op [Doorgaan]. De installatie van het printerstuurprogramma wordt gestart. 19. Nadat de installatie is voltooid, selecteert u of u de computer nu of later opnieuw wilt opstarten en klikt u op [Voltooien]. Start de computer opnieuw op om de installatie te voltooien. Het is mogelijk dat Auto Run niet werkt bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem. Als dit gebeurt, start u "Setup.exe" in de map van de CD-rom. Als u de installatie van de geselecteerde software wilt stoppen, klikt u op [Annuleren] voordat de installatie is voltooid. Er verschijnt een bericht als er al een nieuwere versie van het printerstuurprogramma is geïnstalleerd. Als dit het geval is, kunt u het printerstuurprogramma niet installeren via Auto Run. U kunt het printerstuurprogramma in dit geval installeren via [Printer toevoegen]. Zie Pag.71 "Wanneer een Foutmelding wordt weergegeven tijdens de installatie". Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows 2000) Voor de installatie van dit printerstuurprogramma is Beheerderstoestemming vereist. Meld u aan met een account dat Beheerderstoestemming heeft. In een IPv6-omgeving kunt u de standaard TCP/IP-poort niet gebruiken. Gebruik de SmartDeviceMonitor -poort. 1. Sluit alle toepassingen die momenteel zijn geopend. 2. Plaats de CD-rom in het CD-romstation. Het installatieprogramma wordt gestart. 3. Selecteer een interfacetaal en klik dan op [OK]. De standaard interfacetaal is Engels. 4. Klik op [PostScript 3-printerstuurprogramma ]. De wizard Printer toevoegen wordt gestart. 5. Klik op [Volgende >]. 6. Klik op [Lokale printer] en klik vervolgens op [Volgende >]. 7. Klik op [Nieuwe poort creëren:]. 8. Klik op [Standaard TCP/IP-poort] en klik vervolgens op [Volgende >]. 9. Klik op [Volgende >] in het dialoogvenster [Wizard standaard TCP/IP-printerpoort toevoegen]. 10. Voer de printernaam of het IPv4-adres in, in het dialoogvenster [Printernaam of IP-adres] en klik vervolgens op [Volgende >]. Wanneer het scherm voor apparaatselectie wordt weergegeven, selecteert u "RICOH NetworkPrinter Driver C Model". 41

42 Voorbereiden voor afdrukken 11. Klik op [Voltooien] in het dialoogvenster [Wizard standaard TCP/IP-printerpoort toevoegen]. 12. Controleer of de naam van de printer waarvan u het stuurprogramma wilt installeren is geselecteerd en klik op [Volgende >]. 13. Wijzig eventueel de printernaam en klik op [Volgende >]. Selecteer het selectievakje [Ja] om de printer in te stellen als standaardprinter. 14. Klik op [Volgende >]. 15. Geef op of u wel of geen testpagina wilt afdrukken en klik vervolgens op [Volgende >]. 16. Klik op [Voltooien]. De installatie van het printerstuurprogramma wordt gestart. Het is mogelijk dat Auto Run niet werkt bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem. Als dit gebeurt, start u "Setup.exe" in de map van de CD-rom. Het printerstuurprogramma in de geselecteerde taal wordt geïnstalleerd. Het Engelstalige printerstuurprogramma wordt geïnstalleerd als één van de volgende talen is geselecteerd: Cestina, Magyar, Polski, Portugues, Suomi. Na de installatie van het printerstuurprogramma kan een Gebruikerscode worden ingesteld. Zie Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over Gebruikerscodes. Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows XP, Windows Server 2003/2003 R2) Voor de installatie van dit printerstuurprogramma is Beheerderstoestemming vereist. Meld u aan met een account dat Beheerderstoestemming heeft. In een IPv6-omgeving kunt u de standaard TCP/IP-poort niet gebruiken. Gebruik de SmartDeviceMonitor -poort. 1. Sluit alle toepassingen die momenteel zijn geopend. 2. Plaats de CD-rom in het CD-romstation. Het installatieprogramma wordt gestart. 3. Selecteer een interfacetaal en klik dan op [OK]. De standaard interfacetaal is Engels. 4. Klik op [PostScript 3-printerstuurprogramma ]. De wizard Printer toevoegen wordt gestart. 5. Klik op [Volgende >]. 6. Klik op [Lokale printer die op deze computer is aangesloten] en klik vervolgens op [Volgende >]. 7. Klik op [Nieuwe poort creëren:]. 8. Klik op [Standaard TCP/IP-poort] bij [Nieuwe poort creëren] en klik vervolgens op [Volgende >]. 9. Klik op [Volgende >] in het dialoogvenster [Wizard standaard TCP/IP-printerpoort toevoegen]. 10. Voer de printernaam of het IPv4-adres in, in het dialoogvenster [Printernaam of IP-adres]. In het tekstvak [Poortnaam] wordt automatisch een poortnaam ingevuld. Wijzig deze naam eventueel. Wanneer het scherm voor apparaatselectie wordt weergegeven, selecteert u "RICOH NetworkPrinter Driver C Model". 42

43 Voorbereiden voor afdrukken 11. Klik op [Volgende >]. 12. Klik op [Voltooien] in het dialoogvenster [Wizard standaard TCP/IP-printerpoort toevoegen]. 13. Controleer of de naam van de printer waarvan u het stuurprogramma wilt installeren is geselecteerd en klik op [Volgende >]. 14. Wijzig eventueel de printernaam en klik op [Volgende >]. Selecteer het selectievakje [Ja] om de printer in te stellen als standaardprinter. 15. Klik op [Volgende >]. 16. Geef op of u wel of geen testpagina wilt afdrukken en klik vervolgens op [Volgende >]. 17. Klik op [Voltooien]. De installatie van het printerstuurprogramma wordt gestart. Het is mogelijk dat Auto Run niet werkt bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem. Als dit gebeurt, start u "Setup.exe" in de map van de CD-rom. Het printerstuurprogramma met de geselecteerde taal wordt geïnstalleerd. Het Engelstalige printerstuurprogramma wordt geïnstalleerd als één van de volgende talen is geselecteerd: Cestina, Magyar, Polski, Portugues, Suomi. Na de installatie van het printerstuurprogramma kan een Gebruikerscode worden ingesteld. Zie Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over Gebruikerscodes. Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows Vista) Voor de installatie van dit printerstuurprogramma is Beheerderstoestemming vereist. Meld u aan met een account dat Beheerderstoestemming heeft. In een IPv6-omgeving kunt u de standaard TCP/IP-poort niet gebruiken. Gebruik de poort DeskTop Binder-SmartDeviceMonitor. 1. Sluit alle toepassingen die momenteel zijn geopend. 2. Plaats de CD-rom in het CD-romstation. Het installatieprogramma wordt gestart. 3. Selecteer een interfacetaal en klik dan op [OK]. De standaard interfacetaal is Engels. Het printerstuurprogramma in de geselecteerde taal wordt geïnstalleerd. Het Engelstalige printerstuurprogramma wordt geïnstalleerd als één van de volgende talen is geselecteerd: Suomi, Magyar, Cestina, Polski, Portugues, Russian, Catala, Turkce. 4. Klik op [PostScript 3-printerstuurprogramma ]. De wizard Printer toevoegen wordt gestart. 5. Klik op [Lokale printer aangesloten op deze computer]. 6. Klik op [Nieuwe poort creëren:]. 7. Klik op [Standaard TCP/IP-poort] in [Nieuwe poort creëren] en klik vervolgens op [Volgende >]. 8. Klik op [Volgende >] in het dialoogvenster [Wizard standaard TCP/IP-printerpoort toevoegen]. 9. Voer de printernaam of het IP-adres in het dialoogvenster [Printernaam of IP-adres] in. In het tekstvak [Poortnaam] wordt automatisch een poortnaam ingevuld. Wijzig deze naam eventueel. 43

44 Voorbereiden voor afdrukken Wanneer het scherm voor het selecteren van het apparaat wordt weergegeven, selecteert u "RICOH NetworkPrinter Driver C Model". 10. Klik op [Volgende >]. 11. Klik op [Voltooien] in het dialoogvenster [Wizard standaard TCP/IP-printerpoort toevoegen]. 12. Controleer of de naam van de printer waarvan u het stuurprogramma wilt installeren is geselecteerd en klik op [Volgende >]. 13. Wijzig eventueel de printernaam en klik op [Volgende >]. Selecteer het selectievakje [Ja] om de printer in te stellen als standaardprinter. 14. Geef aan of u wel of geen testpagina wilt afdrukken en klik op [Voltooien]. De installatie van het printerstuurprogramma wordt gestart. Na de installatie van het printerstuurprogramma kan een Gebruikerscode worden ingesteld. Raadpleeg de Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over Gebruikerscodes. Bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem werkt Auto Run mogelijk niet. Start in dit geval "Setup.exe" vanaf het cd-romstation. 44

45 Voorbereiden voor afdrukken De LPR-poort gebruiken Het PCL- of RPCS-printerstuurprogramma installeren Om dit printerstuurprogramma te installeren onder Windows 2000/XP Professional/Vista, Windows Server 2003/2003 R2 of Windows NT 4.0, moet u over een account beschikken met de bevoegdheid Printerbeheer. Meld u aan als Beheerder of als lid van de Hoofdgebruikersgroep. In een IPv6-omgeving kunt u de LPR-poort niet gebruiken. Gebruik de SmartDeviceMonitor -poort. 1. Sluit alle toepassingen die momenteel zijn geopend. 2. Plaats de CD-rom in het CD-romstation. Het installatieprogramma wordt gestart. 3. Selecteer een interfacetaal en klik dan op [OK]. De standaard interfacetaal is Engels. 4. Klik op [PCL/RPCS-printerstuurprogramma s]. 5. De softwarelicentieovereenkomst wordt weergegeven in het dialoogvenster [Gebruiksrechtovereenkomst]. Wanneer u de overeenkomst heeft gelezen, klikt u op [Ik accepteer de overeenkomst.] en vervolgens klikt u op [Volgende >]. 6. Selecteer in het dialoogvenster [Programma selecteren] het printerstuurprogramma dat u wilt gebruiken. U kunt diverse printerstuurprogramma's selecteren. 7. Selecteer het printermodel dat u wilt gebruiken. De printernaam kan worden gewijzigd in het vak [Instellingen wijzigen voor 'Printernaam']. 8. Dubbelklik op de printernaam om de printerinstellingen weer te geven. De informatie die wordt weergegeven bij [Commentaar:], [Stuurprogramma:] en [Poort:] is afhankelijk van het besturingssysteem, het printermodel en de poort. 9. Klik op [Poort:] en vervolgens op [Toevoegen]. 10. Klik op [LPR-poort] en klik op [OK]. Als [LPR-poort] niet wordt weergegeven, raadpleeg dan Help van Windows om de poort te installeren. 11. Voer het IPv4-adres van de printer in, in het dialoogvenster [Naam of adres van lpd-server]. 12. Voer "lp" in bij [Naam van printer of afdrukwachtrij op die server] en klik op [OK]. De poort wordt toegevoegd. 13. Controleer of de poort van de geselecteerde printer wordt weergegeven bij [Poort:]. 14. Configureer de standaardprinter zoals gewenst. 15. Klik op [Voltooien]. De installatie van het printerstuurprogramma wordt gestart. 45

46 Voorbereiden voor afdrukken 16. Nadat de installatie is voltooid, selecteert u of u de computer nu of later opnieuw wilt opstarten en klikt u op [Voltooien]. Start de computer opnieuw op om de installatie te voltooien. Het is mogelijk dat Auto Run niet werkt bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem. Als dit gebeurt, start u "Setup.exe" in de map van de CD-rom. Als u de installatie van de geselecteerde software wilt stoppen, klikt u op [Annuleren] voordat de installatie is voltooid. Er verschijnt een bericht als er al een nieuwere versie van het printerstuurprogramma is geïnstalleerd. Als dit het geval is, kunt u het printerstuurprogramma niet installeren via Auto Run. U kunt het printerstuurprogramma in dit geval installeren via [Printer toevoegen]. Zie Pag.71 "Wanneer een Foutmelding wordt weergegeven tijdens de installatie". Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows 2000) Voor de installatie van dit printerstuurprogramma is Beheerderstoestemming vereist. Meld u aan met een account dat Beheerderstoestemming heeft. In een IPv6-omgeving kunt u de LPR-poort niet gebruiken. Gebruik de SmartDeviceMonitor -poort. 1. Sluit alle toepassingen die momenteel zijn geopend. 2. Plaats de CD-rom in het CD-romstation. Het installatieprogramma wordt gestart. 3. Selecteer een interfacetaal en klik dan op [OK]. De standaard interfacetaal is Engels. 4. Klik op [PostScript 3-printerstuurprogramma ]. De wizard Printer toevoegen wordt gestart. 5. Klik op [Volgende >]. 6. Klik op [Lokale printer] en klik vervolgens op [Volgende >]. 7. Klik op [Nieuwe poort creëren:]. 8. Klik op [LPR-poort] en klik vervolgens op [Volgende >]. 9. Voer het IPv4-adres van de printer in, in het dialoogvenster [Poortnaam] en klik op [OK]. 10. Controleer of de naam van de printer waarvan u het stuurprogramma wilt installeren is geselecteerd en klik op [Volgende >]. 11. Wijzig eventueel de printernaam en klik op [Volgende >]. Selecteer het selectievakje [Ja] om de printer in te stellen als standaardprinter. 12. Geef aan of u de printer wel of niet wilt delen en klik vervolgens op [Volgende >]. 13. Geef op of u wel of geen testpagina wilt afdrukken en klik vervolgens op [Volgende >]. 14. Klik op [Voltooien]. De installatie van het printerstuurprogramma wordt gestart. Het is mogelijk dat Auto Run niet werkt bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem. Als dit gebeurt, start u "Setup.exe" in de map van de CD-rom. 46

47 Voorbereiden voor afdrukken Het printerstuurprogramma met de geselecteerde taal wordt geïnstalleerd. Het Engelstalige printerstuurprogramma wordt geïnstalleerd als één van de volgende talen is geselecteerd: Cestina, Magyar, Polski, Portugues, Suomi. Na de installatie van het printerstuurprogramma kan een Gebruikerscode worden ingesteld. Zie Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over Gebruikerscodes. Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows XP, Windows Server 2003/2003 R2) Voor de installatie van dit printerstuurprogramma is Beheerderstoestemming vereist. Meld u aan met een account dat Beheerderstoestemming heeft. In een IPv6-omgeving kunt u de LPR-poort niet gebruiken. Gebruik de SmartDeviceMonitor -poort. 1. Sluit alle toepassingen die momenteel zijn geopend. 1. Plaats de CD-rom in het CD-romstation. Het installatieprogramma wordt gestart. 2. Selecteer een interfacetaal en klik dan op [OK]. De standaard interfacetaal is Engels. 3. Klik op [PostScript 3-printerstuurprogramma ]. De wizard Printer toevoegen wordt gestart. 4. Klik op [Volgende >]. 5. Klik op [Lokale printer aangesloten op deze computer] en klik vervolgens op [Volgende >]. 6. Klik op [Nieuwe poort creëren:]. 7. Klik op [LPR-poort] bij [Nieuwe poort creëren] en klik vervolgens op [Volgende >]. 8. Voer het IP-adres van de printer in, in het dialoogvenster [Naam of adres van lpd-server]. 9. Voer "lp" in bij [Naam van printer of afdrukwachtrij op die server] en klik op [OK]. 10. Controleer of de naam van de printer waarvan u het stuurprogramma wilt installeren is geselecteerd en klik op [Volgende >]. 11. Wijzig eventueel de printernaam en klik op [Volgende >]. Selecteer het selectievakje [Ja] om de printer in te stellen als standaardprinter. 12. Klik op [Volgende >]. 13. Geef op of u wel of geen testpagina wilt afdrukken en klik vervolgens op [Volgende >]. 14. Klik op [Voltooien]. De installatie van het printerstuurprogramma wordt gestart. Het is mogelijk dat Auto Run niet werkt bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem. Als dit gebeurt, start u "Setup.exe" in de map van de CD-rom. Het printerstuurprogramma met de geselecteerde taal wordt geïnstalleerd. Het Engelstalige printerstuurprogramma wordt geïnstalleerd als één van de volgende talen is geselecteerd: Cestina, Magyar, Polski, Portugues, Suomi. Na de installatie van het printerstuurprogramma kan een Gebruikerscode worden ingesteld. Zie Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over Gebruikerscodes. 47

48 Voorbereiden voor afdrukken Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows Vista) Voor de installatie van dit printerstuurprogramma is Beheerderstoestemming vereist. Meld u aan met een account dat Beheerderstoestemming heeft. In een IPv6-omgeving kunt u de LPR-poort niet gebruiken. Gebruik de poort DeskTop Binder-SmartDeviceMonitor. 1. Sluit alle toepassingen die momenteel zijn geopend. 2. Plaats de CD-rom in het CD-romstation. Het installatieprogramma wordt gestart. 3. Selecteer een interfacetaal en klik dan op [OK]. De standaard interfacetaal is Engels. Het printerstuurprogramma in de geselecteerde taal wordt geïnstalleerd. Het Engelstalige printerstuurprogramma wordt geïnstalleerd als één van de volgende talen is geselecteerd: Suomi, Magyar, Cestina, Polski, Portugues, Russian, Catala, Turkce. 4. Klik op [PostScript 3-printerstuurprogramma ]. De wizard Printer toevoegen wordt gestart. 5. Klik op [Lokale printer aangesloten op deze computer]. 6. Klik op [Nieuwe poort creëren:]. 7. Klik op [LPR-poort] in [Nieuwe poort creëren] en klik vervolgens op [Volgende >]. 8. Voer het IP-adres van de printer in, in het dialoogvenster [Naam of adres van lpd-server]. 9. Voer "Ip" in in het servervenster [Printernaam of afdrukwachtrij] en klik vervolgens op [OK]. 10. Controleer of de naam van de printer waarvan u het stuurprogramma wilt installeren is geselecteerd en klik op [Volgende >]. 11. Wijzig eventueel de printernaam en klik op [Volgende >]. Selecteer het selectievakje [Ja] om de printer in te stellen als standaardprinter. 12. Geef aan of u wel of geen testpagina wilt afdrukken en klik op [Voltooien]. De installatie van het printerstuurprogramma wordt gestart. Na de installatie van het printerstuurprogramma kan een Gebruikerscode worden ingesteld. Raadpleeg de Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over Gebruikerscodes. Bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem werkt Auto Run mogelijk niet. Start in dit geval "Setup.exe" vanaf het cd-romstation. 48

49 Voorbereiden voor afdrukken Gebruik als Windows-netwerkprinter Het PCL- of RPCS-printerstuurprogramma installeren Als u de printserver wilt gebruiken, installeert u het printerstuurprogramma door "Netwerk printerserver" te selecteren en selecteert u vervolgens de gedeelde Windows 2000/XP/Vista- of Windows Server 2003/2003 R2-printer. In dit gedeelte wordt aangenomen dat u de client al geconfigureerd heeft om te communiceren met een Windows 2000/XP/Vista- of Windows Server 2003/2003 R2-printerserver. Begin niet aan de volgende procedure voordat de client is ingesteld en op de juiste manier is geconfigureerd. Als u het printerstuurprogramma wilt installeren onder Windows 2000/XP/Vista of Windows Server 2003/2003 R2, moet uw account beschikken over een machtiging om printers te beheren. Meld u aan als Beheerder of als lid van de Groep Hoofdgebruikers. Als u afdrukt met een afdrukserver die via de SmartDeviceMonitor-poort op de printer is aangesloten, kunt u vanaf deze client de functies herstelafdrukken en parallel afdrukken niet gebruiken. Als u afdrukt met een Windows XP/Vista- of Windows Server 2003/2003 R2-printserver, zijn de meldingsfuncties van SmartDeviceMonitor mogelijk niet beschikbaar voor de client. U kunt het printerstuurprogramma installeren vanaf de bij deze printer geleverde cd-rom, of dit van de website van de leverancier downloaden. Als uw besturingssysteem Windows XP Pro x64 of Windows Server 2003/2003 R2 x64 is, moet u het printerstuurprogramma downloaden van de website van de fabrikant. Selecteer deze printer en het besturingssysteem dat u gebruikt en download het stuurprogramma. 1. Sluit alle toepassingen die momenteel zijn geopend. 2. Plaats de CD-rom in het CD-romstation. Het installatieprogramma wordt gestart. 3. Selecteer een interfacetaal en klik dan op [OK]. De standaard interfacetaal is Engels. 4. Klik op [PCL/RPCS-printerstuurprogramma s]. 5. De softwarelicentieovereenkomst wordt weergegeven in het dialoogvenster [Gebruiksrechtovereenkomst]. Wanneer u de overeenkomst heeft gelezen, klikt u op [Ik accepteer de overeenkomst.] en vervolgens klikt u op [Volgende >]. 6. Selecteer in het dialoogvenster [Programma selecteren] het printerstuurprogramma dat u wilt gebruiken. U kunt diverse printerstuurprogramma's selecteren. 7. Klik op [Volgende >]. 8. Selecteer de printermodellen die u wilt gebruiken. De printernaam kan worden gewijzigd in het vak [Instellingen wijzigen voor 'Printernaam']. 9. Dubbelklik op de printernaam om de printerinstellingen weer te geven. De informatie die wordt weergegeven bij [Commentaar:], [Stuurprogramma:] en [Poort:] is afhankelijk van het besturingssysteem, het printermodel en de poort. 10. Klik op [Poort:] en vervolgens op [Toevoegen]. 49

50 Voorbereiden voor afdrukken 11. Klik op [Netwerkprinter] en klik vervolgens op [OK]. 12. Dubbelklik op de computernaam die u als afdrukserver wilt gebruiken in het venster [Printer zoeken]. 13. Selecteer de printer die u wilt gebruiken en klik vervolgens op [OK]. 14. Controleer of de poort van de geselecteerde printer wordt weergegeven bij [Poort:]. 15. Stel eventueel een Gebruikerscode in. Voor een RPCS-printer kan een Gebruikerscode worden ingesteld na de installatie van het printerstuurprogramma. Zie de Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over Gebruikerscodes. 16. Selecteer het selectievakje [Standaardprinter] om de printer in te stellen als standaardprinter. 17. Klik op [Doorgaan]. De installatie van het printerstuurprogramma wordt gestart. 18. Nadat de installatie is voltooid, selecteert u of u de computer nu of later opnieuw wilt opstarten en klikt u op [Voltooien]. Start de computer opnieuw op om de installatie te voltooien. Het is mogelijk dat Auto Run niet werkt bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem. Als dit gebeurt, start u "Setup.exe" in de map van de CD-rom. Als u de installatie van de geselecteerde software wilt stoppen, klikt u op [Annuleren] voordat de installatie is voltooid. Er verschijnt een bericht als er al een nieuwere versie van het printerstuurprogramma is geïnstalleerd. Als dit het geval is, kunt u het printerstuurprogramma niet installeren via Auto Run. U kunt het printerstuurprogramma in dit geval installeren via [Printer toevoegen]. Zie Pag.71 "Wanneer een Foutmelding wordt weergegeven tijdens de installatie". Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows 95/98/Me) Als u afdrukt met een afdrukserver die via de SmartDeviceMonitor-poort op de printer is aangesloten, kunt u vanaf deze client de functies herstelafdrukken en parallel afdrukken niet gebruiken. 1. Sluit alle toepassingen die momenteel zijn geopend. 2. Plaats de CD-rom in het CD-romstation. Het installatieprogramma wordt gestart. 3. Selecteer een interfacetaal en klik dan op [OK]. De standaard interfacetaal is Engels. 4. Klik op [PostScript 3-printerstuurprogramma ]. De wizard Printer toevoegen wordt gestart. 5. Klik op [Volgende >]. 6. Klik op [Netwerkprinter] en klik vervolgens op [Volgende >]. 7. Klik op [Zoeken]. 50

51 Voorbereiden voor afdrukken 8. Dubbelklik op de computernaam die u als afdrukserver wilt gebruiken in het venster [Printer zoeken]. 9. Selecteer de printer die u wilt gebruiken en klik op [OK]. 10. Controleer of de locatie van de geselecteerde printer wordt weergegeven en klik op [Volgende >]. 11. Wijzig eventueel de printernaam en klik op [Volgende >]. Selecteer het selectievakje [Ja] om de printer in te stellen als standaardprinter. 12. Geef aan of u wel of geen testpagina wilt afdrukken en klik op [Voltooien]. 13. Start de computer opnieuw op. Het is mogelijk dat Auto Run niet werkt bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem. Als dit gebeurt, start u "Setup.exe" in de map van de CD-rom. Het printerstuurprogramma met de geselecteerde taal wordt geïnstalleerd. Het Engelstalige printerstuurprogramma wordt geïnstalleerd als één van de volgende talen is geselecteerd: Cestina, Magyar, Polski, Portugues, Suomi. Na de installatie van het printerstuurprogramma kan een Gebruikerscode worden ingesteld. Zie Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over Gebruikerscodes. Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows 2000) Voor het installeren van een printerstuurprogramma is beheerdersmachtiging vereist. Meld u aan via een account met beheerdersmachtiging. Als u afdrukt met een afdrukserver die via de SmartDeviceMonitor-poort op de printer is aangesloten, kunt u vanaf deze client de functies herstelafdrukken en parallel afdrukken niet gebruiken. 1. Sluit alle toepassingen die momenteel zijn geopend. 1. Plaats de CD-rom in het CD-romstation. Het installatieprogramma wordt gestart. 2. Selecteer een interfacetaal en klik dan op [OK]. De standaard interfacetaal is Engels. 3. Klik op [PostScript 3-printerstuurprogramma ]. De wizard Printer toevoegen wordt gestart. 4. Klik op [Volgende >]. 5. Klik op [Netwerkprinter] en klik vervolgens op [Volgende >]. 6. Selecteer de zoekmethode in het scherm [Uw printer zoeken] en klik op [Volgende >]. 7. Dubbelklik op de computernaam die u als afdrukserver wilt gebruiken in het venster [Gedeelde printers:]. 8. Selecteer de printer die u wilt gebruiken en klik op [Volgende >]. 9. De installatie van het printerstuurprogramma wordt gestart. 10. Klik op [Volgende >]. Selecteer het selectievakje [Ja] om de printer in te stellen als standaardprinter. 51

52 Voorbereiden voor afdrukken 11. Klik op [Voltooien]. Start de computer opnieuw op om de installatie te voltooien. Het is mogelijk dat Auto Run niet werkt bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem. Als dit gebeurt, start u "Setup.exe" in de map van de CD-rom. Het printerstuurprogramma met de geselecteerde taal wordt geïnstalleerd. Het Engelstalige printerstuurprogramma wordt geïnstalleerd als één van de volgende talen is geselecteerd: Cestina, Magyar, Polski, Portugues, Suomi. Na de installatie van het printerstuurprogramma kan een Gebruikerscode worden ingesteld. Zie Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over Gebruikerscodes. Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows XP, Windows Server 2003/2003 R2) Voor de installatie van dit printerstuurprogramma is Beheerderstoestemming vereist. Meld u aan met een account dat Beheerderstoestemming heeft. Als u afdrukt met een afdrukserver die via de SmartDeviceMonitor-poort op de printer is aangesloten, kunt u vanaf deze client de functies herstelafdrukken en parallel afdrukken niet gebruiken. Als u afdrukt met een Windows XP- of Windows Server 2003-afdrukserver zijn de waarschuwingsfuncties van SmartDeviceMonitor voor deze client mogelijk niet beschikbaar. 1. Sluit alle toepassingen die momenteel zijn geopend. 1. Plaats de CD-rom in het CD-romstation. Het installatieprogramma wordt gestart. 2. Selecteer een interfacetaal en klik dan op [OK]. De standaard interfacetaal is Engels. 3. Klik op [PostScript 3-printerstuurprogramma ]. De wizard Printer toevoegen wordt gestart. 4. Klik op [Volgende >]. 5. Klik op [Een netwerkprinter of printer die is aangesloten op een andere computer] en klik vervolgens op [Volgende >]. 6. Selecteer [Printer zoeken] en klik op [Volgende >]. 7. Dubbelklik op de computernaam die u als afdrukserver wilt gebruiken in het venster [Gedeelde printers:]. 8. Selecteer de printer die u wilt gebruiken en klik op [Volgende >]. 9. De installatie van het printerstuurprogramma wordt gestart. 10. Klik op [Volgende >]. Selecteer het selectievakje [Ja] om de printer in te stellen als standaardprinter. 11. Klik op [Voltooien]. Start de computer opnieuw op om de installatie te voltooien. Het is mogelijk dat Auto Run niet werkt bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem. Als dit gebeurt, start u "Setup.exe" in de map van de CD-rom. 52

53 Voorbereiden voor afdrukken Het printerstuurprogramma met de geselecteerde taal wordt geïnstalleerd. Het Engelstalige printerstuurprogramma wordt geïnstalleerd als één van de volgende talen is geselecteerd: Cestina, Magyar, Polski, Portugues, Suomi. Na de installatie van het printerstuurprogramma kan een Gebruikerscode worden ingesteld. Zie Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over Gebruikerscodes. Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows Vista) Voor de installatie van dit printerstuurprogramma is Beheerderstoestemming vereist. Meld u aan met een account dat Beheerderstoestemming heeft. Als u afdrukt met een afdrukserver die via de poort DeskTop Binder-SmartDeviceMonitor op de printer is aangesloten, kunt u vanaf deze client de functies herstelafdrukken en parallel afdrukken niet gebruiken. Als u afdrukt met een Windows Vista-afdrukserver, zijn de meldingsfuncties van DeskTop Binder-SmartDeviceMonitor mogelijk niet beschikbaar voor de client. 1. Sluit alle toepassingen die momenteel zijn geopend. 2. Plaats de CD-rom in het CD-romstation. Het installatieprogramma wordt gestart. 3. Selecteer een interfacetaal en klik dan op [OK]. De standaard interfacetaal is Engels. Het printerstuurprogramma in de geselecteerde taal wordt geïnstalleerd. Het Engelstalige printerstuurprogramma wordt geïnstalleerd als één van de volgende talen is geselecteerd: Suomi, Magyar, Cestina, Polski, Portugues, Russian, Catala, Turkce. 4. Klik op [PostScript 3-printerstuurprogramma ]. De wizard Printer toevoegen wordt gestart. 5. Klik op [Een netwerkprinter of een printer die is aangesloten op een andere computer]. 6. Selecteer [Printer zoeken] en klik op [Volgende >]. 7. Dubbelklik op de computernaam die u als afdrukserver wilt gebruiken in het venster [Gedeelde printers:]. 8. Selecteer de printer die u wilt gebruiken en klik op [Volgende >]. 9. De installatie van het printerstuurprogramma wordt gestart. 10. Klik op [Volgende >]. Selecteer het selectievakje [Ja] om de printer in te stellen als standaardprinter. 11. Klik op [Voltooien]. Start de computer opnieuw op om de installatie te voltooien. Na de installatie van het printerstuurprogramma kan een Gebruikerscode worden ingesteld. Raadpleeg de Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over Gebruikerscodes. Bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem werkt Auto Run mogelijk niet. Start in dit geval "Setup.exe" vanaf het cd-romstation. 53

54 Voorbereiden voor afdrukken Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows NT 4.0) Voor de installatie van dit printerstuurprogramma is Beheerderstoestemming vereist. Meld u aan met een account dat Beheerderstoestemming heeft. Als u afdrukt met een afdrukserver die via de poort DeskTop Binder-SmartDeviceMonitor op de printer is aangesloten, kunt u vanaf deze client de functies herstelafdrukken en parallel afdrukken niet gebruiken. Als wilt afdrukken via een Windows NT 4.0-printserver, installeert u het printerstuurprogramma voordat u de printserver aansluit op de printer. U kunt het printerstuurprogramma installeren vanaf de met deze machine meegeleverde cd-rom, of het downloaden van de website van de leverancier. Als uw besturingssysteem Windows NT 4.0 is, moet u het printerstuurprogramma downloaden van de website van de fabrikant. Selecteer deze printer en het besturingssysteem dat u gebruikt en download het stuurprogramma. 1. Het PostScript 3-printerstuurprogramma downloaden van de website van de leverancier Zoek op modelnaam en download vervolgens het PostScript 3-printerstuurprogramma van de website van de leverancier. Sla de informatie op, op een plek die makkelijk is terug te vinden. [Opgeslagen bestand] is een bestand dat vanzelf wordt geselecteerd. U moet het eerst selecteren. De map met [opgeslagen bestanden] wordt nadien aangemaakt. 2. Klik op de map [Opgeslagen bestand] en klik vervolgens op [Disk1]. 3. Dubbelklik op [SETUP.EXE]. De wizard Printer toevoegen wordt gestart. 4. Klik op [Netwerkprinterserver] en vervolgens op [Volgende >]. 5. Dubbelklik op de computernaam die u als afdrukserver wilt gebruiken in het venster [Gedeelde printers:]. 6. Selecteer de printer die u wilt gebruiken en klik vervolgens op [OK]. 7. Geef aan of u wel of niet een standaardprinter wilt instellen en klik vervolgens op [Volgende >]. 8. Geef aan of u wel of geen testpagina wilt afdrukken en klik op [Voltooien]. Start de computer opnieuw op om de installatie te voltooien. Na de installatie van het printerstuurprogramma kan een Gebruikerscode worden ingesteld. Raadpleeg de Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over Gebruikerscodes. 54

55 Voorbereiden voor afdrukken Gebruiken als de NetWare-afdrukserver/externe printer Hieronder wordt uitgelegd hoe u de Windows-computer moet instellen als u deze gebruikt als NetWare-client. Om dit printerstuurprogramma te installeren onder Windows 2000/XP Professional/Vista, Windows Server 2003/2003 R2 of Windows NT 4.0, moet u over een account beschikken met de bevoegdheid Printerbeheer. Meld u aan als Beheerder of als lid van de Hoofdgebruikersgroep. Netware-servers kunnen niet worden gebruikt in een IPv6-omgeving. In dit hoofdstuk wordt ervan uitgegaan dat NetWare Client is geïnstalleerd op de clientcomputer en dat de NetWare-serveromgeving correct is geconfigureerd. Installeer alle vereiste clienttoepassingen voordat u onderstaande procedure gaat uitvoeren. Stel het printerstuurprogramma in tijdens het aanmelden bij de NetWare-bestandsserver. In het voorbeeld worden de volgende waarden gebruikt: Besturingssysteem: Windows 98 NetWare version: 4.1 Naam bestandsserver: CAREE Naam wachtrij: R-QUEUE 1. Plaats de CD-rom in het CD-romstation. Het installatieprogramma wordt gestart. 2. Selecteer een interfacetaal en klik dan op [OK]. De standaard interfacetaal is Engels. 3. Klik op [PCL/RPCS-printerstuurprogramma s]. 4. De softwarelicentieovereenkomst wordt weergegeven in het dialoogvenster [Gebruiksrechtovereenkomst]. Wanneer u de overeenkomst heeft gelezen, klikt u op [Ik accepteer de overeenkomst.] en vervolgens klikt u op [Volgende >]. 5. Selecteer het printerstuurprogramma dat u wilt gebruiken in het dialoogvenster [Programma selecteren]. U kunt diverse printerstuurprogramma's selecteren. 6. Klik op [Volgende >]. 7. Kies het selectievakje [Printernaam] om het printermodel te selecteren dat u wilt gebruiken. De printernaam kan worden gewijzigd in het vak [Instellingen wijzigen voor 'Printernaam']. 8. Dubbelklik op de printernaam om de printerinstellingen weer te geven. De gegevens die worden vermeld in [Opmerking], [Stuurprogramma] en [Poort] verschillen per besturingssysteem, printermodel en poort. 9. Klik op [Poort:] en vervolgens op [Toevoegen]. 10. Klik op [Netwerkprinter] en klik vervolgens op [OK]. 11. Dubbelklik in de netwerkboom op de naam van de NetWare-bestandsserver. De gemaakte wachtrij wordt weergegeven. 55

56 Voorbereiden voor afdrukken 12. Selecteer de afdrukwachtrij en klik vervolgens op [OK]. 13. Controleer of de poort van de geselecteerde printer wordt weergegeven bij [Poort:]. 14. Klik op [Doorgaan]. De installatie van het printerstuurprogramma wordt gestart. 15. Klik op [Voltooien] in het dialoogvenster [Programma selecteren]. 16. Nadat de installatie is voltooid, selecteert u of u de computer nu of later opnieuw wilt opstarten en klikt u op [Voltooien]. Start de computer opnieuw op om de installatie te voltooien. 17. Nadat u de computer opnieuw heeft opgestart, opent u de printereigenschappen vanuit het scherm [Printers en faxen]. Wanneer u Windows 2000, Windows Server 2003 R2 of Windows NT 4.0 gebruikt, opent u het venster [Printers] en vervolgens de printereigenschappen. 18. Klik op het tabblad [NetWare-instellingen]. Wanneer u Windows Vista of Windows Server 2003 R2 gebruikt, schakelt u op het tabblad [Printerinstellingen] de vakken [Paginadoorvoer] en [Scheidingspagina inschakelen] uit. U hoeft deze selectievakjes niet in te schakelen omdat ze automatisch door het printerstuurprogramma worden ingeschakeld. Als u de selectievakjes inschakelt, drukt de printer mogelijk niet goed af. 19. Klik op [OK] om het eigenschappenvenster van de printer te sluiten. Het is mogelijk dat Auto Run niet werkt bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem. Als dit gebeurt, start u "Setup.exe" in de map van de CD-rom. Als u de installatie van de geselecteerde software wilt stoppen, klikt u op [Annuleren] voordat de installatie is voltooid. Het protocol wordt standaard ingesteld op uitgeschakeld. U kunt het inschakelen via Web Image Monitor of Telnet. Wanneer u gebruik maakt van PostScript 3-printerstuurprogramma Volg de onderstaande procedure om het PostScript 3-printerstuurprogramma in te stellen. Netware-servers kunnen niet worden gebruikt in een IPv6-omgeving. 1. Open de printereigenschappen in het venster [Printers] of [Printers en faxapparaten]. 2. Klik op het tabblad [PostScript]. Wanneer u Windows 2000/XP/Vista, Windows Server 2003/2003 R2 of Windows NT 4.0 gebruikt, klikt u op het tabblad [Toestelinstellingen] en schakelt u het selectievakje vervolgens uit. 3. Klik op [Geavanceerd]. 4. Schakel de selectievakjes [CTRL+D verzenden voor taak] en [CTRL+D verzenden na taak] uit en klik vervolgens op [OK]. 5. Klik op [OK] om het eigenschappenvenster van de printer te sluiten. 56

57 Voorbereiden voor afdrukken Paginadoorvoer Gebruik NetWare niet om paginadoorvoer in te stellen. Paginadoorvoer is al ingesteld in het printerstuurprogramma van Windows. Als paginadoorvoer in NetWare wordt ingesteld, werkt de printer mogelijk niet correct. Volg de onderstaande procedure om de paginadoorvoer uit te schakelen conform het gebruikte besturingssysteem: Onder Windows 95/98/Me schakelt u het selectievakje [Paginadoorvoer] uit op het tabblad [Printerinstellingen] in het venster met printereigenschappen. Onder Windows 2000/XP/Vista, Windows Server 2003/2003 R2 of Windows NT 4.0 schakelt u het selectievakje [Paginadoorvoer] uit op het tabblad [NetWare-instellingen] in het dialoogvenster met printereigenschappen. Scheidingspagina Configureer in NetWare geen scheidingspagina. Volg de onderstaande procedure om het gebruik van scheidingspagina's uit te schakelen conform het gebruikte besturingssysteem: Onder Windows 95/98/Me schakelt u het selectievakje [Scheidingspagina inschakelen] uit in het tabblad [Printerinstellingen] in het dialoogvenster printereigenschappen. Onder Windows 2000/XP/Vista, Windows Server 2003/2003 R2 of Windows NT 4.0 schakelt u het selectievakje [Scheidingspagina inschakelen] uit op het tabblad [NetWare-instellingen] in het dialoogvenster met printereigenschappen. Afdrukken nadat de printer opnieuw is ingesteld Nadat de printer opnieuw is ingesteld duurt het 30 tot 40 seconden voordat de verbinding tussen de afdrukserver en de printer is hersteld. Ondertussen kunnen wel taken worden geaccepteerd (afhankelijk van de NetWareinstellingen), maar niet worden afgedrukt. Als u wilt afdrukken nadat de printer opnieuw is ingesteld als de externe printer, controleert u op de afdrukserver of de verbinding met de externe printer is verbroken of wacht u twee minuten voordat u gaat afdrukken. 57

58 Voorbereiden voor afdrukken Het printerstuurprogramma installeren via USB In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u printerstuurprogramma's installeert wanneer u de printer gebruikt via USB. Controleer, voordat u het stuurprogramma installeert, of het besturingssysteem het enige programma is dat op de computer is gestart en of er geen afdruktaken worden uitgevoerd. De printerstuurprogramma's kunnen worden geïnstalleerd vanaf de CD-rom die bij de printer wordt geleverd. Windows Me - USB Installatie via USB is niet mogelijk onder Windows 95/98. Upgrade uw systeem naar Windows Me of hoger. Wanneer het printerstuurprogramma al is geïnstalleerd, wordt Plug-and-Play ingeschakeld en wordt het pictogram van de printer die is aangesloten op de "USB-poort" toegevoegd aan het venster [Printers]. Wanneer USB voor het eerst wordt gebruikt, wordt de Plug-and-Play-functie gestart en verschijnt het dialoogvenster [Nieuwe hardware gevonden], [Wizard Apparaatstuurprogramma] of [Wizard Nieuwe hardware toevoegen], afhankelijk van het besturingssysteem. 1. Download de ondersteuning voor USB-afdrukken van de website van de leverancier. Zoek op modelnaam en download de ondersteuning voor USB-afdrukken van de website van de leverancier. Sla de informatie op, op een plek die makkelijk is terug te vinden. 2. Controleer of de printer is uitgeschakeld. 3. Sluit de printer met de USB-kabel aan op de computer. Sluit de USB-kabel goed aan. 4. Schakel de printer in. De Plug-and-Play-functie wordt gestart en het dialoogvenster [Nieuwe hardware gevonden], [Wizard Apparaatstuurprogramma] of [Wizard Nieuwe hardware toevoegen] wordt weergegeven, afhankelijk van het besturingssysteem. 5. Schakel het selectievakje [Locatie opgeven:] in en klik op [Bladeren...]. Het dialoogvenster [Bladeren naar map] wordt weergegeven. 6. Geef de locatie op waar de ondersteuning voor USB-afdrukken is opgeslagen en klik op [Volgende >]. 7. Controleer de locatie en klik op [Volgende >]. Ondersteuning voor USB-afdrukken wordt geïnstalleerd. 8. Klik op Voltooien. Wanneer het printerstuurprogramma al is geïnstalleerd, wordt Plug-and-Play ingeschakeld en wordt het pictogram van de printer die is aangesloten op de "USB001-poort" toegevoegd aan het venster [Printers]. 9. Plaats het printerstuurprogramma. Klik op [Zoeken naar het meest geschikte stuurprogramma voor uw apparaat. [Aanbevolen]] en klik op [Volgende >]. 10. Schakel het selectievakje [Locatie opgeven:] in en klik op [Bladeren...]. Het dialoogvenster [Bladeren naar map] wordt weergegeven. 58

59 Voorbereiden voor afdrukken 11. Plaats de CD-rom in het CD-romstation. Wanneer Auto Run wordt gestart, klikt u op [Afsluiten]. 12. Geef de locatie op waar de ondersteuning voor USB-afdrukken is opgeslagen en klik op [Volgende >]. Als het CD-rom station D is, zijn de bronbestanden van de ondersteuning voor USB-afdrukken opgeslagen op de volgende locatie: RPCS D:\DRIVERS\RPCS\WIN9X_ME\(Language)\DISK1 PCL 5c D:\DRIVERS\PCL5C\WIN9X_ME\(Taal)\DISK1 PCL 6 D:\DRIVERS\PCL6\WIN9X_ME\(Language)\DISK1 PostScript 3 D:\DRIVERS\PS\WIN9X_ME\(Language)\DISK1 13. Controleer de locatie en klik op [Volgende >]. De wizard Printer toevoegen wordt gestart. 14. Klik op [Voltooien]. De installatie is voltooid. Als de installatie correct is uitgevoerd, wordt het pictogram van de printer die is aangesloten op de "USB001"-poort toegevoegd aan het venster [Printers]. Het getal na "USB" is afhankelijk van het aantal aangesloten printers. Het is niet nodig om Ondersteuning voor USB-afdrukken opnieuw te installeren als u een andere printer aansluit op de USB-poort. Als het printerstuurprogramma na het installeren van Ondersteuning voor USB-afdrukken niet is geïnstalleerd, volgt u de Plug en Playinstructies van de printer. Installeer het printerstuurprogramma vanaf de CD-rom bij de printer. Windows USB Voor het installeren van een printerstuurprogramma is beheerdersmachtiging vereist. Meld u aan via een account met beheerdersmachtiging. Wanneer het printerstuurprogramma al is geïnstalleerd, wordt Plug-and-Play ingeschakeld en wordt het pictogram van de printer die is aangesloten op de "USB-poort" toegevoegd aan het venster [Printers]. Als het printerstuurprogramma niet is geïnstalleerd, volgt u de Plug en Play-instructies van de printer om het stuurprogramma vanaf de meegeleverde CD-rom te installeren. 1. Controleer of de printer is uitgeschakeld. 2. Sluit de printer met de USB-kabel aan op de computer. Sluit de USB-kabel goed aan. 59

60 Voorbereiden voor afdrukken 3. Schakel de printer in. De Wizard Nieuwe hardware gevonden wordt gestart en Ondersteuning voor USB-afdrukken wordt automatisch geïnstalleerd. 4. In het venster Wizard nieuwe hardware gevonden klikt u op [Zoeken naar een geschikt stuurprogramma voor mijn apparaat [aanbevolen]] en vervolgens klikt u op [Volgende >]. 5. Schakel het selectievakje [Locatie opgeven:] in en klik op [Volgende >]. 6. Plaats de CD-rom in het CD-romstation. Wanneer Auto Run wordt gestart, klikt u op [Afsluiten]. 7. Geef de locatie op waar de bronbestanden van het printerstuurprogramma moeten worden opgeslagen. Als het CD-romstation D is, zijn de bronbestanden van het printerstuurprogramma opgeslagen op de volgende locatie: RPCS D:\DRIVES\RPCS\WIN2K_XP\(Language)\DISK1 PCL 5c D:\DRIVES\PCL5C\WIN2K_XP\(Taal)\DISK1 PCL 6 D:\DRIVES\PCL6\WIN2K_XP\(Language)\DISK1 PostScript 3 D:\DRIVES\PS3\WIN2K_XP\(Language)\DISK1 8. Controleer de locatie van het printerstuurprogramma en klik op [OK]. 9. Klik op [Volgende >]. 10. Klik op [Voltooien]. Wanneer het printerstuurprogramma al is geïnstalleerd, wordt Plug-and-Play ingeschakeld en wordt het pictogram van de printer die is aangesloten op de "USB001"-poort toegevoegd aan het venster [Printers]. Om Auto Run uit te schakelen, houdt u tijdens het plaatsen van de CD-rom in het station de linker Shift-toets ingedrukt totdat de computer klaar is met het lezen van de CD-rom. Het getal na "USB" is afhankelijk van het aantal aangesloten printers. Windows XP, Windows Server 2003/2003 R2 - USB Voor het installeren van een printerstuurprogramma is beheerdersmachtiging vereist. Meld u aan via een account met beheerdersmachtiging. Wanneer het printerstuurprogramma al is geïnstalleerd, wordt Plug-and-Play ingeschakeld en wordt het pictogram van de printer die is aangesloten op de "USB-poort" toegevoegd aan het venster [Printers]. De printerstuurprogramma's kunnen worden geïnstalleerd vanaf de CD-rom die bij de printer wordt geleverd. Als het printerstuurprogramma niet is geïnstalleerd, volgt u de Plug en Play-instructies van de printer om het stuurprogramma vanaf de meegeleverde CD-rom te installeren. 60

61 Voorbereiden voor afdrukken 1. Controleer of de printer is uitgeschakeld. 2. Sluit de printer met de USB-kabel aan op de computer. Sluit de USB-kabel goed aan. 3. Schakel de printer in. De Wizard Nieuwe hardware gevonden wordt gestart en Ondersteuning voor USB-afdrukken wordt automatisch geïnstalleerd. 4. In het venster Wizard nieuwe hardware gevonden klikt u op [Zoeken naar een geschikt stuurprogramma voor mijn apparaat [aanbevolen]] en vervolgens klikt u op [Volgende >]. 5. Plaats de CD-rom in het CD-romstation. Als Auto Run wordt gestart, klikt u op [Annuleren] en dan op [Afsluiten]. 6. Schakel het selectievakje [Deze locatie toevoegen aan zoekopdracht] in bij [Zoeken naar het meest geschikte stuurprogramma voor deze locatie] en klik dan op [Bladeren] om de locatie van het printerstuurprogramma te selecteren. Als het CD-romstation D is, zijn de bronbestanden van het printerstuurprogramma opgeslagen op de volgende locatie: RPCS D:\DRIVES\RPCS\WIN2K_XP\(Language)\DISK1 PCL 5c D:\DRIVES\PCL5C\WIN2K_XP\(Taal)\DISK1 PCL 6 D:\DRIVES\PCL6\WIN2K_XP\(Language)\DISK1 PostScript 3 D:\DRIVES\PS3\WIN2K_XP\(Language)\DISK1 7. Controleer de locatie van het printerstuurprogramma en klik op [Volgende >]. 8. Klik op [Doorgaan]. 9. Klik op [Voltooien]. Wanneer de installatie correct is uitgevoerd, wordt het pictogram van de printer die is aangesloten op de "USB001"-poort toegevoegd aan het venster [Printers en faxapparaten]. Om Auto Run uit te schakelen, houdt u tijdens het plaatsen van de CD-rom in het station de linker Shift-toets ingedrukt totdat de computer klaar is met het lezen van de CD-rom. Het getal na "USB" is afhankelijk van het aantal aangesloten printers. Windows Vista - USB Voor het installeren van een printerstuurprogramma is beheerdersmachtiging vereist. Meld u aan via een account met beheerdersmachtiging. Wanneer het printerstuurprogramma al is geïnstalleerd, wordt Plug-and-Play ingeschakeld en wordt het pictogram van de printer die is aangesloten op de "USB-poort" toegevoegd aan het venster [Printers]. 61

62 Voorbereiden voor afdrukken De printerstuurprogramma's kunnen worden geïnstalleerd vanaf de CD-rom die bij de printer wordt geleverd. Als het printerstuurprogramma niet is geïnstalleerd, volgt u de Plug en Play-instructies van de printer om het stuurprogramma vanaf de meegeleverde CD-rom te installeren. 1. Controleer of de printer is uitgeschakeld. 2. Sluit de printer met de USB-kabel aan op de computer. Sluit de USB-kabel goed aan. 3. Schakel de printer in. De Wizard Nieuwe hardware gevonden wordt gestart en Ondersteuning voor USB-afdrukken wordt automatisch geïnstalleerd. 4. In het venster Wizard nieuwe hardware gevonden klikt u op [Zoeken naar een geschikt stuurprogramma voor mijn apparaat [aanbevolen]] en vervolgens klikt u op [Volgende >]. 5. Plaats de CD-rom in het CD-romstation. Als Auto Run wordt gestart, klikt u op [Annuleren] en dan op [Afsluiten]. 6. Schakel het selectievakje [Deze locatie toevoegen aan zoekopdracht] in bij [Zoeken naar het meest geschikte stuurprogramma voor deze locatie] en klik dan op [Bladeren] om de locatie van het printerstuurprogramma te selecteren. Als uw cd-romstation D is, worden de bronbestanden van het printerstuurprogramma opgeslagen op de volgende locaties: RPCS D:\DRIVES\RPCS\WIN2K_XP\(Language)\DISK1 PCL 5c D:\DRIVES\PCL5C\WIN2K_XP\(Taal)\DISK1 PCL 6 D:\DRIVES\PCL6\WIN2K_XP\(Language)\DISK1 PostScript 3 D:\DRIVES\PS3\WIN2K_XP\(Language)\DISK1 7. Controleer de locatie van het printerstuurprogramma en klik op [Volgende >]. 8. Klik op [Doorgaan]. 9. Klik op [Voltooien]. Wanneer de installatie correct is uitgevoerd, wordt het pictogram van de printer die is aangesloten op de "USB001"-poort toegevoegd aan het venster [Printers en faxapparaten]. Om Auto Run uit te schakelen, houdt u tijdens het plaatsen van de CD-rom in het station de linker Shift-toets ingedrukt totdat de computer klaar is met het lezen van de CD-rom. Het getal na "USB" is afhankelijk van het aantal aangesloten printers. 62

63 Voorbereiden voor afdrukken Problemen met USB oplossen Probleem De printer wordt niet automatisch herkend. Windows heeft de USB-instellingen al geconfigureerd. Windows ME en de printer kunnen niet worden aangesloten. Oplossingen Schakel de printer uit, sluit de USB-kabel opnieuw aan en zet de printer weer aan. Open Apparaatbeheer van Windows en verwijder eventuele apparaten die met elkaar in conflict zijn bij [Universal Serial Bus controllers]. Apparaten die met elkaar in conflict zijn, worden aangeduid met een [!] of [?]. Zorg dat u niet per ongeluk de verkeerde apparaten verwijdert. Raadpleeg Help van Windows voor meer informatie. Wanneer u Windows 2000/XP of Windows Server 2003 gebruikt, wordt een foutmelding weergegeven bij [USB Controller] in het dialoogvenster [Apparaatbeheer]. Download ondersteuning voor USB-afdrukken van de website van de leverancier. Zoek op de website naar de naam van het model dat u gebruikt en download ondersteuning voor USBafdrukken. 63

64 Voorbereiden voor afdrukken Afdrukken via een parallelle aansluiting Om een printer te selecteren die is aangesloten via een parallelle interface klikt u op [LPT1] bij de installatie van het printerstuurprogramma. De optionele IEEE 1284-interfacekaart moet op de printer geïnstalleerd zijn. Het PCL- of RPCS-printerstuurprogramma installeren Om dit printerstuurprogramma te installeren onder Windows 2000/XP/Vista, Windows Server 2003/2003 R2 of Windows NT 4.0, moet u over een account beschikken met de bevoegdheid Printerbeheer. Meld u aan als Beheerder of als lid van de Hoofdgebruikersgroep. Wanneer u Windows 2000 gebruikt, kunt u het printerstuurprogramma installeren vanaf de meegeleverde cd-rom of het downloaden van de website van de leverancier. Als uw besturingssysteem Windows XP Pro x64 of Windows Server 2003/2003 R2 x64 is, moet u het printerstuurprogramma downloaden van de website van de fabrikant. Selecteer deze printer en het besturingssysteem dat u gebruikt en download het stuurprogramma. 1. Sluit alle toepassingen die momenteel zijn geopend. 2. Plaats de CD-rom in het CD-romstation. Het installatieprogramma wordt gestart. 3. Selecteer een interfacetaal en klik dan op [OK]. De standaard interfacetaal is Engels. 4. Klik op [PCL/RPCS-printerstuurprogramma s]. 5. De softwarelicentieovereenkomst wordt weergegeven in het dialoogvenster [Gebruiksrechtovereenkomst]. Nadat u de overeenkomst heeft gelezen, klikt u op [Ik accepteer de overeenkomst] en klikt u op [Volgende >]. 6. Selecteer in het dialoogvenster [Programma selecteren] het printerstuurprogramma dat u wilt gebruiken. U kunt diverse printerstuurprogramma's selecteren. 7. Klik op [Volgende >]. 8. Selecteer de printermodellen die u wilt gebruiken. De printernaam kan worden gewijzigd in het vak [Instellingen wijzigen voor 'Printernaam']. 9. Dubbelklik op de printernaam om de printerinstellingen weer te geven. De informatie die wordt weergegeven bij [Commentaar:], [Stuurprogramma:] en [Poort:] is afhankelijk van het besturingssysteem, het printermodel en de poort. 10. Controleer of [LPT1:] wordt weergegeven bij [Poort:]. 11. Selecteer het selectievakje [Standaardprinter] om de printer in te stellen als standaardprinter. 12. Klik op [Voltooien]. De installatie van het printerstuurprogramma wordt gestart. 64

65 Voorbereiden voor afdrukken 13. Nadat de installatie is voltooid, selecteert u of u de computer nu of later opnieuw wilt opstarten en klikt u op [Voltooien]. Het is mogelijk dat Auto Run niet werkt bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem. Als dit gebeurt, start u "Setup.exe" in de map van de CD-rom. Als u de installatie van de geselecteerde software wilt stoppen, klikt u op [Annuleren] voordat de installatie is voltooid. Er verschijnt een bericht als er al een nieuwere versie van het printerstuurprogramma is geïnstalleerd. Als dit het geval is, kunt u het printerstuurprogramma niet installeren via Auto Run. U kunt het printerstuurprogramma in dit geval installeren via [Printer toevoegen]. Zie Pag.71 "Wanneer een Foutmelding wordt weergegeven tijdens de installatie". Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows 95/98/Me) 1. Sluit alle toepassingen die momenteel zijn geopend. 2. Plaats de CD-rom in het CD-romstation. Het installatieprogramma wordt gestart. 3. Selecteer een interfacetaal en klik dan op [OK]. De standaard interfacetaal is Engels. 4. Klik op [PostScript 3-printerstuurprogramma ]. De wizard Printer toevoegen wordt gestart. 5. Klik op [Volgende >]. 6. Klik op [Lokale printer] en klik vervolgens op [Volgende >]. Er verschijnt een dialoogvenster waarin u de fabrikant van de printer en de modelnaam kunt selecteren. 7. Selecteer de naam van de printer waarvan u het stuurprogramma wilt installeren en klik op [Volgende >]. 8. Klik bij [Beschikbare poorten:] op [printerpoort] en op [Volgende >]. 9. Wijzig eventueel de printernaam en klik op [Volgende >]. Schakel het selectievakje Ja in om de printer in te stellen als standaardprinter. 10. Geef aan of u wel of geen testpagina wilt afdrukken en klik op [Voltooien]. 11. Start de computer opnieuw op om de installatie te voltooien. Het is mogelijk dat Auto Run niet werkt bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem. Als dit gebeurt, start u "Setup.exe" in de map van de CD-rom. Het printerstuurprogramma met de geselecteerde taal wordt geïnstalleerd. Het Engelstalige printerstuurprogramma wordt geïnstalleerd als één van de volgende talen is geselecteerd: Cestina, Magyar, Polski, Portugues, Suomi. Na de installatie van het printerstuurprogramma kan een Gebruikerscode worden ingesteld. Raadpleeg de Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over Gebruikerscodes. 65

66 Voorbereiden voor afdrukken Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren(windows 2000) Voor de installatie van dit printerstuurprogramma is Beheerderstoestemming vereist. Meld u aan met een account dat Beheerderstoestemming heeft. 1. Sluit alle toepassingen die momenteel zijn geopend. 2. Plaats de CD-rom in het CD-romstation. Het installatieprogramma wordt gestart. 3. Selecteer een interfacetaal en klik dan op [OK]. De standaard interfacetaal is Engels. 4. Klik op [PostScript 3-printerstuurprogramma ]. De wizard Printer toevoegen wordt gestart. 5. Klik op [Volgende >]. 6. Klik op [Lokale printer] en klik vervolgens op [Volgende >]. Er verschijnt een dialoogvenster waarin u de fabrikant van de printer en de modelnaam kunt selecteren. 7. Selecteer [LPT1] in het dialoogvenster [Printerpoort] en klik op [Volgende >]. 8. Selecteer de naam van de printer waarvan u het stuurprogramma wilt installeren en klik op [Volgende >]. 9. Selecteer of u de printer wel of niet wilt delen en klik vervolgens op [Volgende >]. 10. Geef aan of u wel of geen testpagina wilt afdrukken en klik op [Voltooien]. De installatie van het printerstuurprogramma wordt gestart. 11. Start de computer opnieuw op om de installatie te voltooien. Het is mogelijk dat Auto Run niet werkt bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem. Als dit gebeurt, start u "Setup.exe" in de map van de CD-rom. Het printerstuurprogramma met de geselecteerde taal wordt geïnstalleerd. Het Engelstalige printerstuurprogramma wordt geïnstalleerd als één van de volgende talen is geselecteerd: Cestina, Magyar, Polski, Portugues, Suomi. Na de installatie van het printerstuurprogramma kan een Gebruikerscode worden ingesteld. Raadpleeg de Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over Gebruikerscodes. Het PostScript 3-printerstuurprogramma installeren (Windows XP/Vista, Windows Server 2003/2003 R2) Voor de installatie van dit printerstuurprogramma is Beheerderstoestemming vereist. Meld u aan met een account dat Beheerderstoestemming heeft. 1. Sluit alle toepassingen die momenteel zijn geopend. 2. Plaats de CD-rom in het CD-romstation. Het installatieprogramma wordt gestart. 66

67 Voorbereiden voor afdrukken 3. Selecteer een interfacetaal en klik dan op [OK]. De standaard interfacetaal is Engels. 4. Klik op [PostScript 3-printerstuurprogramma ]. De wizard Printer toevoegen wordt gestart. 5. Klik op [Volgende >]. 6. Klik op [Lokale printer aangesloten op deze computer] en klik vervolgens op [Volgende >]. 7. Selecteer de poort die u wilt gebruiken en klik vervolgens op [Volgende >]. Er verschijnt een dialoogvenster waarin u de fabrikant van de printer en de modelnaam kunt selecteren. 8. Selecteer de naam van de printer waarvan u het stuurprogramma wilt installeren en klik op [Volgende >]. 9. Klik op [Sluiten] om het dialoogvenster [Printerpoort] te sluiten. 10. Klik op [Volgende >]. 11. Wijzig eventueel de printernaam en klik op [Volgende >]. 12. Geef aan of u wel of geen testpagina wilt afdrukken en klik op [Voltooien]. De installatie van het printerstuurprogramma wordt gestart. 13. Start de computer opnieuw op om de installatie te voltooien. Het is mogelijk dat Auto Run niet werkt bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem. Als dit gebeurt, start u "Setup.exe" in de map van de CD-rom. Het printerstuurprogramma met de geselecteerde taal wordt geïnstalleerd. Het Engelstalige printerstuurprogramma wordt geïnstalleerd als één van de volgende talen is geselecteerd: Cestina, Magyar, Polski, Portugues, Suomi. Na de installatie van het printerstuurprogramma kan een Gebruikerscode worden ingesteld. Raadpleeg de Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over Gebruikerscodes. 67

68 Voorbereiden voor afdrukken Afdrukken via een Bluetooth-verbinding Ondersteunde profielen SPP, HCRP BIP Er kunnen maximaal twee Bluetooth -adapters of voor Bluetooth geschikte computers tegelijk op de Bluetooth -interface worden aangesloten: één met SPP en één met HCRP. Wanneer u tegelijk meer dan één Bluetooth -adapter of een voor Bluetooth geschikte computer aansluit, wordt het apparaat geselecteerd dat het eerst de verbinding maakt. Als u de verbinding tussen andere apparaten selecteert moet u de eerst gemaakte verbinding annuleren. Voorwaarden voor bidirectionele communicatie Een SPP-aansluiting ondersteunt geen bidirectionele communicatie. Een HCRP-aansluiting ondersteunt wel bidirectionele communicatie. Voor een BIP-verbinding dient een module met PostScript 3 in de computer geïnstalleerd te worden. Er kan slechts één Bluetooth-adapter of één voor Bluetooth geschikte computer via BIP worden aangesloten. Met BIP kunnen alleen JPEG-afbeeldingen worden afgedrukt. De gebruikerscodes zijn met BIP niet beschikbaar. Als de afdrukfuncties zijn beperkt, kunt u niet afdrukken. Sommige printers ondersteunen geen BIP. Deze handleiding verwijst naar afdrukken met gebruik van SPP. Zie de Help-functie van de Bluetooth adapter die u gebruikt om af te drukken met gebruik van HCRP of BIP. Afdrukken met Bluetooth-aansluiting Voor het installeren van het printerstuurprogramma volgt u de procedure die ook wordt gebruikt bij een parallelle interface. Om het printerstuurprogramma te installeren onder Windows 2000/XP Professional/Vista, Windows Server 2003/2003 R2 of Windows NT 4.0, moet u over een account beschikken met de bevoegdheid Printerbeheer. Meld u aan als Beheerder of als lid van de Hoofdgebruikersgroep. 1. Start de 3Com Bluetooth Connection Manager. 2. Controleer of de printer die u wilt gebruiken, wordt vermeld in de 3Com Bluetooth Connection Manager. 3. Klik in het menu [Tool] op [COM port]. 4. Controleer of het bericht "Bluetooth wordt weergegeven onder Client Ports (COMx)". (X staat voor het nummer van de COM-poort die Bluetooth gebruikt.) 68

69 Voorbereiden voor afdrukken 5. Klik op [Afsluiten]. 6. Ga in het menu [Start] naar [Instellingen] en klik op [Printers]. Het venster [Printers] wordt weergegeven. 7. Klik op het pictogram van de printer dat u wilt gebruiken. 8. Klik in het menu [Bestand] op [Eigenschappen]. 9. Klik op de tab [Poorten]. 10. Selecteer [COMx:] onder [Poort] X is het nummer van de COM-poort die wordt gebruikt door Bluetooth. 11. Klik op [OK]. Sluit het venster [Printers]. De systeemvereisten variëren, afhankelijk van de Bluetooth-standaard en -specificaties. Zie voor meer details de handleidingen van elk product. Voor informatie over het instellen van Bluetooth onder andere besturingssystemen of voor het gebruik met andere programma's, verwijzen we u naar de handleidingen bij deze besturingssystemen of programma's. Als u altijd dezelfde printer gebruikt, schakelt u het selectievakje [Altijd deze verbinding gebruiken] in. Als een dialoogvenster wordt weergegeven tijdens het versturen van een afdruktaak, brengt u de netwerkverbinding als volgt opnieuw tot stand: 1. Selecteer de printer die u wilt gebruiken in het vak [Printers en faxapparaten]. 2. Klik op [Verbinding]. Voor meer informatie verwijzen we u naar de handleidingen die zijn geleverd bij de Bluetooth-adapter of de Bluetooth-computer. De instellingen van de beveiligingsmodus opgeven Dit gedeelte beschrijft het configureren van de beveiligingsinstellingen. 1. Start de 3Com Bluetooth Connection Manager. 2. Klik in het menu [Tool] op [Beveiligingsmodus]. Het dialoogvenster [Beveiligingsmodus] wordt weergegeven. 3. Selecteer de gewenste beveiligingsmodus in de lijst [Beveiligingsmodus:]. Als u op [Hoog] of [Aangepast] klikt en [Link] opgeeft in het dialoogvenster [Aangepaste instellingen], dient u Bluetooth wachtwoord in te voeren. Zie voor meer informatie over het wachtwoord Pag.70 "Afdrukken in de beveiligingsmodus". Voor alle andere beveiligingsinstellingen en aangepaste instellingen is geen wachtwoord vereist. Meer informatie over de verschillende instellingen kunt u vinden in de handleidingen die bij het programma zijn geleverd. 4. Klik op [OK]. Sluit het dialoogvenster [Beveiligingsmodus]. Voor informatie over de beveiligingsmodus, zie de 3Com Bluetooth Connection Manager Help. Voor informatie over het opgeven van het vereiste wachtwoord voor het versturen van afdruktaken verwijzen we u naar het volgende gedeelte. 69

70 Voorbereiden voor afdrukken Afdrukken in de beveiligingsmodus In dit gedeelte wordt beschreven hoe u kunt afdrukken in de beveiligingsmodus. 1. Stuur de afdruktaak naar de printer die wordt gebruikt. Afhankelijk van de computerconfiguratie, wordt mogelijk het dialoogvenster [Connect] weergegeven. Gebruik dit voor het vaststellen van de netwerkverbinding. Het dialoogvenster [Verificatie] wordt weergegeven. 2. Voer het Bluetooth-wachtwoord in en klik vervolgens op [OK]. Voer als Bluetooth -wachtwoord de laatste vier cijfers van het serienummer van de printer in. U vindt het serienummer op het etiket aan de achterkant van de printer. Als het serienummer bijvoorbeeld 00A is, is het Bluetooth -wachtwoord De afdruktaak is verstuurd. Het Bluetooth-wachtwoord van elke printer is uniek en kan niet worden veranderd. 70

71 Voorbereiden voor afdrukken Wanneer een Foutmelding wordt weergegeven tijdens de installatie Foutmeldingen nummer 58 en 34 geven aan dat het printerstuurprogramma niet kan worden geïnstalleerd via Auto Run. Installeer het printerstuurprogramma via [Printer toevoegen] of [Printer installeren]. Voor Windows 95/98/Me, Windows 2000 en Windows NT 4.0: 1. Ga in het Start menu naar [Instellingen], en klik vervolgens op [Printers]. 2. Dubbelklik op het pictogram Printer toevoegen. 3. Volg de instructies in Wizard Printer toevoegen. Als het printerstuurprogramma zich op een cd-rom bevindt, dan is de locatie van het RPCS-printerstuurprogramma \DRIVERS\RPCS \WIN9X_ME of \DRIVERS\RPCS\WIN2K_XP. Als de installatietoepassing start, klikt u op [Annuleren] om deze te verlaten. Voor Windows XP Professional en Windows Server 2003/2003 R2: 1. Klik in het Start menu op [Printers en Faxapparaten]. 2. Klik op [Printer toevoegen]. 3. Volg de instructies in Wizard Printer toevoegen. Wanneer u een printerstuurprogramma vanaf een CD-rom installeert, is de locatie van het RPCS-printerstuurprogramma \DRIVERS \RPCS\WIN2K_XP. Zodra het installatieprogramma wordt gestart, klikt u op [Annuleren] om te stoppen. Voor Windows XP Home Editions: 1. Klik in het Start menu op [Bedieningspaneel]. 2. Klik op [Printers en overige hardware]. 3. Klik op [Printers en faxapparaten]. 4. Klik op [Printer installeren]. 5. Volg de instructies in Wizard Printer toevoegen. Wanneer u een printerstuurprogramma vanaf een CD-rom installeert, is de locatie van het RPCS-printerstuurprogramma \DRIVERS \RPCS\WIN2K_XP. Zodra het installatieprogramma wordt gestart, klikt u op [Annuleren] om te stoppen. Voor Windows Vista: 1. Klik in het menu [Start] op [Bedieningspaneel]. 2. Klik op [Hardware- en geluidsapparaten]. 3. Klik op [Printers]. 4. Klik op [Printer toevoegen]. 5. Volg de instructies in Wizard Printer toevoegen. Wanneer u een printerstuurprogramma vanaf een CD-ROM installeert, is de locatie van het printerstuurprogramma \DRIVERS\(RPCS, PCL6, of PCL5C)\WIN2K_XP\(language)\DISK1. Zodra het installatieprogramma wordt gestart, klikt u op [Annuleren] om te stoppen. 71

72 Voorbereiden voor afdrukken 6. Specificeer een poort. De beschikbare poorten hangen af van uw Windows-besturingssysteem of van het type interface. Raadpleeg "De poort SmartDeviceMonitor gebruiken", "De standaard TCP/IP-poort gebruiken" of "De LPR-poort gebruiken" voor meer informatie. Pag.25 "De SmartDeviceMonitor-poort gebruiken" Pag.40 "De standaard TCP/IP-poort gebruiken" Pag.45 "De LPR-poort gebruiken" 72

73 Voorbereiden voor afdrukken Opties instellen voor de printer U kunt in het printerstuurprogramma opties voor de printer instellen als bi-directionele communicatie is ingeschakeld. Voorwaarden voor bi-directionele communicatie Bi-directionele communicatie maakt het mogelijk informatie over de instellingen voor papierformaat en invoerrichting automatisch naar de printer te sturen. U kunt de printerstatus vanaf de computer controleren. Bi-directionele communicatie wordt ondersteund door Windows 95/98/Me/2000/XP/Vista, Windows Server 2003/2003 R2 en Windows NT 4.0. Als u in Windows 2000 het RPCS-printerstuurprogramma gebruikt en bi-directionele communicatie is ingeschakeld, is het tabblad [Opties wijzigen] niet beschikbaar. Het RPCS-printerstuurprogramma ondersteunt bi-directionele communicatie en werkt de printerstatus automatisch bij. Het PCL-printerstuurprogramma ondersteunt bi-directionele communicatie. U kunt de printerstatus handmatig bijwerken. Het PostScript 3-printerstuurprogramma ondersteunt geen bi-directionele communicatie. Bi-directionele communicatie kan alleen worden ondersteund als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: Bij een verbinding met parallelle kabels De computer moet bi-directionele communicatie ondersteunen. De printer moet bi-directionele communicatie ondersteunen. De interfacekabel moet bi-directionele communicatie ondersteunen. De printer moet zijn aangesloten op de computer met een standaard parallelle interfacekabel en parallelle connector. In Windows 2000 moet [Bi-directionele ondersteuning toestaan] geselecteerd zijn en [Printerpooling inschakelen] moet niet zijn ingeschakeld in het tabblad [Poorten] bij het RPCS-printerstuurprogramma. Bij een netwerkverbinding De printer moet bi-directionele communicatie ondersteunen. SmartDeviceMonitor for Client, meegeleverd op de cd-rom, moet zijn geïnstalleerd en TCP/IP moet worden gebruikt. Onder Windows 2000/XP/Vista en Windows Server 2003/2003 R2 moet met het RPCSprinterstuurprogramma [Bi-directionele ondersteuning inschakelen] worden geselecteerd en moet [Printerpooling inschakelen] niet worden geselecteerd op het tabblad [Poort]. Afgezien van het bovenstaande, moet ook aan een van de volgende voorwaarden worden voldaan: De SmartDeviceMonitor for Client-poort en het TCP/IP-protocol moeten worden gebruikt. De standaard TCP/IP-poort moet worden gebruikt zonder de standaardpoortnaam (voor Windows 2000/XP/Vista en Windows Server 2003/2003 R2) te wijzigen. Het IPv4-adres voor Microsoft TCP/IP-afdrukken moet zijn opgegeven voor gebruik (voor Windows NT 4.0). Het IPv4-adres moet deel uitmaken van de IPP-poortnaam wanneer het IPP-protocol wordt gebruikt. 73

74 Voorbereiden voor afdrukken Bij een USB-verbinding De printer moet zijn aangesloten op de USB-poort van de computer met behulp van de USB-interfacekabel. De computer moet bi-directionele communicatie ondersteunen. Installeer SmartDeviceMonitor for Client vanaf de meegeleverde cd-rom. Als Bi-directionele communicatie is uitgeschakeld Optie-instellingen bij uitgeschakelde bi-directionele communicatie. Onder Windows 2000/XP/Vista en Windows Server 2003/2003 R2 is de bevoegdheid Printerbeheer vereist voor het wijzigen van de printereigenschappen in de map [Printers]. Meld u aan als Beheerder of als lid van de Hoofdgebruikersgroep. In Windows NT 4.0 is volledige machtiging vereist voor het wijzigen van de printereigenschappen in de map [Printers]. Meld u aan als Beheerder of als Hoofdgebruiker. 1. Ga in het Start menu naar [Instellingen], en klik vervolgens op [Printers]. Het venster [Printers] wordt weergegeven. Wanneer u Windows 2000 gebruikt, gaat u in het [Start]-menu naar [Instellingen] en klikt u vervolgens op [Printers]. Het scherm [Printers] wordt weergegeven. Wanneer u Windows Vista gebruikt, gaat u in het [Start]-menu naar [Bedieningspaneel] en klikt u vervolgens op [Printers]. Het scherm [Printers] wordt weergegeven. 2. Klik op het pictogram van de printer dat u wilt gebruiken. 3. Klik in het menu Bestand op [Eigenschappen]. Klik bij gebruik van Windows Vista met de rechtermuisknop op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken en klik vervolgens op [Eigenschappen]. 4. Klik op het tabblad [Accessoires wijzigen]. Als de opties in het tabblad [Accessoires wijzigen] niet beschikbaar zijn, is bi-directionele communicatie ingeschakeld. In dit geval is het niet nodig om de optie-instellingen te wijzigen. Als u het RPCS-printerstuurprogramma gebruikt, klikt u op het tabblad [Opties wijzigen]. Als u het PS-printerstuurprogramma gebruikt, klikt u op het tabblad [Apparaatinstellingen]. 5. Selecteer de geïnstalleerde opties in het gebied Optie en maak de vereiste instellingen. 6. Selecteer de totale hoeveelheid geheugen bij [Totaal geheugen:] als de optionele SDRAM-module is toegevoegd. 7. Bij [Papierlade-instellingen:] klik op de lade die u wilt gebruiken en selecteer het gewenste formaat, de stand en het type papier voor die lade. Schakel het selectievakje [Ladevergrendeling] in om de lade uit te sluiten voor automatische ladeselectie. 8. Klik op [OK] om het dialoogvenster met printereigenschappen te sluiten. 74

75 Het printerstuurprogramma instellen Het printerstuurprogramma instellen PCL - Toegang tot de Printereigenschappen...76 Windows 95/98/Me - Toegang tot de Printereigenschappen...76 Windows Toegang tot de Printereigenschappen...77 Windows XP, Windows Server 2003/2003 R2 - Toegang tot de Printereigenschappen...78 Windows Vista - Toegang tot de printereigenschappen...79 Windows NT 4.0 Toegang tot de Printereigenschappen...81 RPCS - Toegang tot de Printereigenschappen...83 Windows 95/98/Me Toegang tot de Printereigenschappen...83 Windows 2000 Toegang tot de Printereigenschappen...84 Windows XP, Windows Server 2003/2003 R2 - Toegang tot de Printereigenschappen...85 Windows Vista - Toegang tot de printereigenschappen...87 Windows NT Toegang tot de Printereigenschappen...88 PostScript 3 - Instellen voor afdrukken...91 Windows 95/98/Me - Toegang tot de Printereigenschappen...91 Windows Toegang tot de Printereigenschappen...92 Windows XP, Windows Server 2003/2003 R2 - Toegang tot de Printereigenschappen...93 Windows Vista - Toegang tot de printereigenschappen...94 Windows NT Toegang tot de Printereigenschappen...96 Mac OS - Instellen voor afdrukken...97 G A_1.0 Copyright

76 Het printerstuurprogramma instellen PCL - Toegang tot de Printereigenschappen Windows 95/98/Me - Toegang tot de Printereigenschappen Het dialoogvenster [Printereigenschappen] kan op twee manieren worden geopend. Standaard printerinstellingen opgeven Voor het opgeven van standaard printerinstellingen opent u het dialoogvenster [Printereigenschappen] in het venster [Printers]. U kunt de standaard printerinstellingen niet per gebruiker wijzigen. Instellingen die zijn opgegeven in het dialoogvenster [Printereigenschappen] zijn van toepassing op alle gebruikers. 1. Ga in het menu [Start] naar [Instellingen] en klik op [Printers]. Het venster [Printers] wordt weergegeven. 2. Klik op het pictogram van de printer dat u wilt gebruiken. 3. Klik in het menu [Bestand] op [Eigenschappen]. 4. Geef de nodige instellingen op en klik op [OK]. Bij sommige toepassingen worden niet de instellingen van het printerstuurprogramma gebruikt, maar de standaardinstellingen van de desbetreffende toepassing. Raadpleeg voor meer informatie over instellingen de Help-functie van het printerstuurprogramma. Printerinstellingen opgeven vanuit een toepassing U kunt printerinstellingen opgeven vanuit een specifieke toepassing. Hiervoor opent u het dialoogvenster [Printereigenschappen] in de desbetreffende toepassing. In het volgende gedeelte wordt uitgelegd hoe u instellingen kunt opgeven vanuit de toepassing WordPad die is meegeleverd bij Windows 95/98/Me. 1. Klik in het menu [Bestand] op [Afdrukken]. Het dialoogvenster [Afdrukken] wordt weergegeven. 2. Selecteer de printer die u wilt gebruiken in de lijst [Naam] en klik op [Eigenschappen]. Het dialoogvenster [Printereigenschappen] wordt weergegeven. 3. Geef de nodige instellingen op en klik op [OK]. 4. Klik op [OK] om het afdrukken te starten. De procedure voor het openen van [Printereigenschappen] is afhankelijk van de toepassing. Raadpleeg voor meer informatie de handleiding van de toepassing die u gebruikt. Bij sommige toepassingen worden niet de instellingen van het printerstuurprogramma gebruikt, maar de standaardinstellingen van de desbetreffende toepassing. De instellingen die u tijdens onderstaande procedure opgeeft, zijn alleen geldig voor de huidige applicatie. 76

77 Het printerstuurprogramma instellen Algemene gebruikers kunnen de eigenschappen wijzigen die worden weergegeven in het dialoogvenster [Afdrukken] van een toepassing. De instellingen die hier worden opgegeven worden standaard gebruikt voor het afdrukken vanuit deze toepassing. Raadpleeg voor meer informatie over instellingen de Help-functie van het printerstuurprogramma. Windows Toegang tot de Printereigenschappen Standaard printerinstellingen opgeven - Printereigenschappen Als u de standaard printerinstellingen wilt wijzigen inclusief de instellingen voor de optieconfiguraties, moet u zich aanmelden met een account met machtiging voor het beheren van printers. Leden van de Administrators (Beheerders) en Hoofdgebruikers zijn standaard gemachtigd om printers te beheren. U kunt de standaard printerinstellingen niet per gebruiker wijzigen. Instellingen die zijn opgegeven in het dialoogvenster [Printereigenschappen] zijn van toepassing op alle gebruikers. 1. Ga in het menu [Start] naar [Instellingen] en klik op [Printers]. Het venster [Printers] wordt weergegeven. 2. Klik op het pictogram van de printer dat u wilt gebruiken. 3. Klik in het menu [Bestand] op [Eigenschappen]. Het dialoogvenster [Printereigenschappen] wordt weergegeven. 4. Geef de nodige instellingen op en klik op [OK]. Instellingen die u hier opgeeft, worden standaard voor alle applicaties gebruikt. Geef geen instellingen op bij [Toewijzing van formaat aan papierlade]. Raadpleeg voor meer informatie over instellingen de Help-functie van het printerstuurprogramma. Standaard printerinstellingen opgeven - Voorkeursinstellingen voor afdrukken U kunt de standaard printerinstellingen niet per gebruiker wijzigen. Instellingen die zijn opgegeven in het dialoogvenster [Printereigenschappen] zijn van toepassing op alle gebruikers. 1. Ga in het menu [Start] naar [Instellingen] en klik op [Printers]. Het venster [Printers] wordt weergegeven. 2. Klik op het pictogram van de printer dat u wilt gebruiken. 3. Klik in het menu [Bestand] op [Voorkeursinstellingen voor afdrukken...]. Het dialoogvenster [Voorkeursinstellingen voor afdrukken...] wordt weergegeven. 4. Geef de nodige instellingen op en klik op [OK]. Instellingen die u hier opgeeft, worden standaard voor alle applicaties gebruikt. 77

78 Het printerstuurprogramma instellen Raadpleeg voor meer informatie over instellingen de Help-functie van het printerstuurprogramma. Printerinstellingen opgeven vanuit een toepassing U kunt printerinstellingen opgeven vanuit een specifieke toepassing. Hiervoor opent u het dialoogvenster [Voorkeursinstellingen voor afdrukken] in de desbetreffende toepassing. In het volgende gedeelte wordt uitgelegd hoe u instellingen kunt opgeven vanuit de toepassing WordPad die is meegeleverd bij Windows Klik in het menu [Bestand] op [Afdrukken...]. Het dialoogvenster [Afdrukken] wordt weergegeven. 2. Selecteer de printer die u wilt gebruiken in de lijst [Printer selecteren]. 3. Geef de nodige instellingen op en klik op [Afdrukken] om het afdrukken te starten. De procedure voor het openen van [Voorkeursinstellingen voor afdrukken] is afhankelijk van de toepassing. Raadpleeg voor meer informatie de handleiding van de toepassing die u gebruikt. De instellingen die u tijdens onderstaande procedure opgeeft, zijn alleen geldig voor de huidige applicatie. Algemene gebruikers kunnen de eigenschappen wijzigen die worden weergegeven in het dialoogvenster [Afdrukken] van een toepassing. De instellingen die hier worden opgegeven worden standaard gebruikt voor het afdrukken vanuit deze toepassing. Raadpleeg voor meer informatie over instellingen de Help-functie van het printerstuurprogramma. Windows XP, Windows Server 2003/2003 R2 - Toegang tot de Printereigenschappen Standaard printerinstellingen opgeven - Printereigenschappen Als u de standaard printerinstellingen wilt wijzigen inclusief de instellingen voor de optieconfiguraties, moet u zich aanmelden met een account met machtiging voor het beheren van printers. Leden van de Administrators (Beheerders) en Hoofdgebruikers zijn standaard gemachtigd om printers te beheren. U kunt de standaard printerinstellingen niet per gebruiker wijzigen. Instellingen die zijn opgegeven in het dialoogvenster [Printereigenschappen] zijn van toepassing op alle gebruikers. 1. Klik in het menu [Start] op [Printers en faxapparaten]. Het venster [Printers en faxapparaten] wordt weergegeven. 2. Klik op het pictogram van de printer dat u wilt gebruiken. 3. Klik in het menu [Bestand] op [Eigenschappen]. Het dialoogvenster [Printereigenschappen] wordt weergegeven. 4. Geef de nodige instellingen op en klik op [OK]. Instellingen die u hier opgeeft, worden standaard voor alle applicaties gebruikt. Geef geen instellingen op bij [Toewijzing van formaat aan papierlade]. Raadpleeg voor meer informatie over instellingen de Help-functie van het printerstuurprogramma. 78

79 Het printerstuurprogramma instellen Standaard printerinstellingen opgeven - Voorkeursinstellingen voor afdrukken U kunt de standaard printerinstellingen niet per gebruiker wijzigen. Instellingen die zijn opgegeven in het dialoogvenster [Printereigenschappen] zijn van toepassing op alle gebruikers. 1. Klik in het menu [Start] op [Printers en faxapparaten]. Het venster [Printers en faxapparaten] wordt weergegeven. 2. Klik op het pictogram van de printer dat u wilt gebruiken. 3. Klik in het menu [Bestand] op [Voorkeursinstellingen voor afdrukken...]. Het dialoogvenster [Voorkeursinstellingen voor afdrukken...] wordt weergegeven. 4. Geef de nodige instellingen op en klik op [OK]. Instellingen die u hier opgeeft, worden standaard voor alle applicaties gebruikt. Raadpleeg voor meer informatie over instellingen de Help-functie van het printerstuurprogramma. Printerinstellingen opgeven vanuit een toepassing U kunt printerinstellingen opgeven vanuit een specifieke toepassing. Hiervoor opent u het dialoogvenster [Voorkeursinstellingen voor afdrukken] in de desbetreffende toepassing. In het volgende gedeelte wordt uitgelegd hoe u instellingen kunt opgeven vanuit de toepassing WordPad die is meegeleverd bij Windows XP. 1. Klik in het menu [Bestand] op [Afdrukken...]. Het dialoogvenster [Afdrukken] wordt weergegeven. 2. Selecteer de printer die u wilt gebruiken in de lijst [Printer selecteren] en klik op [Voorkeuren]. 3. Geef de nodige instellingen op en klik op [Afdrukken] om het afdrukken te starten. De procedure voor het openen van [Voorkeursinstellingen voor afdrukken] is afhankelijk van de toepassing. Raadpleeg voor meer informatie de handleiding van de toepassing die u gebruikt. De instellingen die u tijdens onderstaande procedure opgeeft, zijn alleen geldig voor de huidige applicatie. Algemene gebruikers kunnen de eigenschappen wijzigen die worden weergegeven in het dialoogvenster [Afdrukken] van een toepassing. De instellingen die hier worden opgegeven worden standaard gebruikt voor het afdrukken vanuit deze toepassing. Raadpleeg voor meer informatie over instellingen de Help-functie van het printerstuurprogramma. Windows Vista - Toegang tot de printereigenschappen Standaardprinterinstellingen opgeven - printereigenschappen Als u de standaardprinterinstellingen wilt wijzigen (inclusief de instellingen voor de optieconfiguraties), moet u zich aanmelden met een account met machtiging voor het beheren van printers. Leden van de Beheerders- en Hoofdgebruikersgroep zijn standaard gemachtigd om printers te beheren. 79

80 Het printerstuurprogramma instellen U kunt de standaardprinterinstellingen niet per gebruiker wijzigen. Instellingen die zijn opgegeven in het dialoogvenster [Printereigenschappen] zijn van toepassing op alle gebruikers. 1. Klik in het menu [Start] op [Bedieningspaneel]. Het scherm [Bedieningspaneel] wordt weergegeven. 2. Klik in "Hardware- en geluidsapparaten" op [Printer]. 3. Klik met de rechter muisknop op het printerpictogram en klik vervolgens op [Eigenschappen]. Het dialoogvenster [Printereigenschappen] wordt weergegeven. 4. Maak de nodige instellingen en klik op [OK]. Instellingen die u hier opgeeft, worden standaard voor alle toepassingen gebruikt. Meer informatie kunt u vinden in de Help-functie van het printerstuurprogramma. Standaardprinterinstellingen opgeven - Voorkeursinstellingen voor afdrukken U kunt de standaardprinterinstellingen niet per gebruiker wijzigen. Instellingen die zijn opgegeven in het dialoogvenster [Printereigenschappen] zijn van toepassing op alle gebruikers. 1. Klik in het menu [Start] op [Bedieningspaneel]. Het scherm [Bedieningspaneel] wordt weergegeven. 2. Klik in "Hardware- en geluidsapparaten" op [Printer]. 3. Klik met de rechter muisknop op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken en klik vervolgens op [Afdrukvoorkeuren...]. Het dialoogvenster [Voorkeursinstellingen voor afdrukken...] wordt weergegeven. 4. Maak de nodige instellingen en klik op [OK]. Instellingen die u hier opgeeft, worden standaard voor alle toepassingen gebruikt. Meer informatie kunt u vinden in de Help-functie van het printerstuurprogramma. Printerinstellingen opgeven vanuit een toepassing U kunt printerinstellingen opgeven voor een specifieke toepassing. U kunt printerinstellingen opgeven vanuit een specifieke toepassing. Hiervoor opent u het dialoogvenster [Voorkeursinstellingen voor afdrukken] in de desbetreffende toepassing. In het volgende gedeelte wordt uitgelegd hoe u instellingen kunt opgeven voor een specifieke toepassing met behulp van Windows Vista Wordpad als voorbeeld. 1. Klik in het menu [Bestand] op [Afdrukken...]. Het dialoogvenster [Afdrukken] wordt weergegeven. 2. Selecteer de printer die u wilt gebruiken in de lijst [Printer selecteren]. 3. Klik op [Voorkeursinstellingen]. Het dialoogvenster [Voorkeursinstellingen voor afdrukken...] wordt weergegeven. 4. Maak de nodige instellingen en klik op [OK]. 80

81 Het printerstuurprogramma instellen De procedure voor het openen van het dialoogvenster [Voorkeursinstellingen voor afdrukken] is afhankelijk van de toepassing. Raadpleeg voor meer informatie de handleiding van de toepassing die u gebruikt. De instellingen die u tijdens onderstaande procedure opgeeft, zijn alleen geldig voor de huidige toepassing. Algemene gebruikers kunnen de eigenschappen wijzigen die worden weergegeven in het dialoogvenster [Afdrukken] van een toepassing. De instellingen die hier worden opgegeven worden standaard gebruikt voor het afdrukken vanuit deze toepassing. Meer informatie kunt u vinden in de Help-functie van het printerstuurprogramma. Windows NT 4.0 Toegang tot de Printereigenschappen Standaard printerinstellingen opgeven - Printereigenschappen Als u de standaard printerinstellingen wilt wijzigen inclusief de instellingen voor de optieconfiguraties, moet u zich aanmelden met een account met volledige machtiging. Leden van de groepen Beheerders, Server Operators, Print Operators en Hoofdgebruikers zijn standaard volledig gemachtigd. U kunt de standaard printerinstellingen niet per gebruiker wijzigen. Instellingen die zijn opgegeven in het dialoogvenster [Printereigenschappen] zijn van toepassing op alle gebruikers. 1. Ga in het menu [Start] naar [Instellingen] en klik op [Printers]. Het venster [Printers] wordt weergegeven. 2. Klik op het pictogram van de printer dat u wilt gebruiken. 3. Klik in het menu [Bestand] op [Eigenschappen]. Het dialoogvenster [Printereigenschappen] wordt weergegeven. 4. Geef de nodige instellingen op en klik op [OK]. Instellingen die u hier opgeeft, worden standaard voor alle applicaties gebruikt. Geef geen instellingen op bij [Toewijzing van formaat aan papierlade]. Raadpleeg voor meer informatie over instellingen de Help-functie van het printerstuurprogramma. Standaardprinterinstellingen opgeven - Standaard Als u de standaard printerinstellingen wilt wijzigen inclusief de instellingen voor de optieconfiguraties, moet u zich aanmelden met een account met volledige machtiging. Leden van de groepen Beheerders, Server Operators, Print Operators en Hoofdgebruikers zijn standaard volledig gemachtigd. U kunt de standaard printerinstellingen niet per gebruiker wijzigen. Instellingen die zijn opgegeven in het dialoogvenster [Printereigenschappen] zijn van toepassing op alle gebruikers. 1. Ga in het menu [Start] naar [Instellingen] en klik op [Printers]. Het venster [Printers] wordt weergegeven. 2. Klik op het pictogram van de printer dat u wilt gebruiken. 81

82 Het printerstuurprogramma instellen 3. Klik in het menu [Bestand] op [Standaardwaarden document...]. Het dialoogvenster [Standaard] wordt weergegeven. 4. Geef de nodige instellingen op en klik op [OK]. Instellingen die u hier opgeeft, worden standaard voor alle applicaties gebruikt. Raadpleeg voor meer informatie over instellingen de Help-functie van het printerstuurprogramma. Printerinstellingen opgeven vanuit een toepassing U kunt printerinstellingen opgeven vanuit een specifieke toepassing. Hiervoor opent u het dialoogvenster [Printereigenschappen] in de desbetreffende toepassing. In het volgende gedeelte wordt uitgelegd hoe u instellingen kunt opgeven vanuit de toepassing WordPad die is meegeleverd bij Windows NT Klik in het menu [Bestand] op [Afdrukken...]. Het dialoogvenster [Afdrukken] wordt weergegeven. 2. Selecteer de printer die u wilt gebruiken in de lijst [Naam] en klik op [Eigenschappen]. Het dialoogvenster [Printereigenschappen] wordt weergegeven. 3. Geef de nodige instellingen op en klik op [OK]. 4. Klik op [OK] om het afdrukken te starten. De procedure voor het openen van [Printereigenschappen] is afhankelijk van de toepassing. Raadpleeg voor meer informatie de handleiding van de toepassing die u gebruikt. Bij sommige toepassingen worden niet de instellingen van het printerstuurprogramma gebruikt, maar de standaardinstellingen van de desbetreffende toepassing. De instellingen die u tijdens onderstaande procedure opgeeft, zijn alleen geldig voor de huidige applicatie. Algemene gebruikers kunnen de eigenschappen wijzigen die worden weergegeven in het dialoogvenster [Afdrukken] van een toepassing. De instellingen die hier worden opgegeven worden standaard gebruikt voor het afdrukken vanuit deze toepassing. Raadpleeg voor meer informatie over instellingen de Help-functie van het printerstuurprogramma. 82

83 Het printerstuurprogramma instellen RPCS - Toegang tot de Printereigenschappen Windows 95/98/Me Toegang tot de Printereigenschappen Er bestaan twee typen [Printereigenschappen] dialoogvensters. In deze handleiding wordt het "Multi-tab"- dialoogvenster als voorbeeld gebruikt. Raadpleeg de Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over het wijzigen van het type dialoogvenster. Multi-tab Dit type dialoogvenster is bedoeld voor gebruikers die vaak de afdrukinstellingen wijzigen om verschillende soorten afdrukbewerkingen te kunnen uitvoeren. Algemene instelling Dit type dialoogvenster is bedoeld voor gebruikers die de afdrukinstellingen zelden wijzigen. De inhoud van dit dialoogvenster is afhankelijk van de geïnstalleerde opties. Standaard printerinstellingen opgeven Voor het opgeven van standaard printerinstellingen opent u het dialoogvenster [Printereigenschappen] in het venster [Printers]. U kunt de standaard printerinstellingen niet per gebruiker wijzigen. Instellingen die zijn opgegeven in het dialoogvenster [Printereigenschappen] zijn van toepassing op alle gebruikers. 1. Ga in het menu [Start] naar [Instellingen] en klik op [Printers]. Het venster [Printers] wordt weergegeven. 2. Klik op het pictogram van de printer dat u wilt gebruiken. 3. Klik in het menu [Bestand] op [Eigenschappen]. Als u eerst het dialoogvenster [Printereigenschappen] opent nadat u het RPCS-printerstuurprogramma heeft geïnstalleerd, verschijnt er een bevestigingsbericht. Als u op [OK] klikt, wordt het dialoogvenster [Printereigenschappen] weergegeven. 4. Geef de nodige instellingen op en klik op [OK]. Bij sommige toepassingen worden niet de instellingen van het printerstuurprogramma gebruikt, maar de standaardinstellingen van de desbetreffende toepassing. Raadpleeg voor meer informatie over instellingen de Help-functie van het printerstuurprogramma. Printerinstellingen opgeven vanuit een toepassing U kunt printerinstellingen opgeven vanuit een specifieke toepassing. Hiervoor opent u het dialoogvenster [Printereigenschappen] in de desbetreffende toepassing. In het volgende gedeelte wordt uitgelegd hoe u instellingen kunt opgeven vanuit de toepassing WordPad die is meegeleverd bij Windows 95/98/Me. 83

84 Het printerstuurprogramma instellen 1. Klik in het menu [Bestand] op [Afdrukken...]. Het dialoogvenster [Afdrukken] wordt weergegeven. 2. Selecteer de printer die u wilt gebruiken in de lijst [Naam:] en klik op [Eigenschappen...]. Het dialoogvenster [Printereigenschappen] wordt weergegeven. 3. Geef de nodige instellingen op en klik op [OK]. 4. Klik op [OK] om het afdrukken te starten. De procedure voor het openen van [Printereigenschappen] is afhankelijk van de toepassing. Raadpleeg voor meer informatie de handleiding van de toepassing die u gebruikt. Bij sommige toepassingen worden niet de instellingen van het printerstuurprogramma gebruikt, maar de standaardinstellingen van de desbetreffende toepassing. De instellingen die u tijdens onderstaande procedure opgeeft, zijn alleen geldig voor de huidige applicatie. Algemene gebruikers kunnen de eigenschappen wijzigen die worden weergegeven in het dialoogvenster [Afdrukken] van een toepassing. De instellingen die hier worden opgegeven worden standaard gebruikt voor het afdrukken vanuit deze toepassing. Raadpleeg voor meer informatie over instellingen de Help-functie van het printerstuurprogramma. Windows 2000 Toegang tot de Printereigenschappen In dit gedeelte wordt de toegang tot de eigenschappen van het printerstuurprogramma beschreven. Standaard printerinstellingen opgeven - Printereigenschappen Als u de standaard printerinstellingen wilt wijzigen inclusief de instellingen voor de optieconfiguraties, moet u zich aanmelden met een account met machtiging voor het beheren van printers. Leden van de Administrators (Beheerders) en Hoofdgebruikers zijn standaard gemachtigd om printers te beheren. U kunt de standaard printerinstellingen niet per gebruiker wijzigen. Instellingen die zijn opgegeven in het dialoogvenster [Printereigenschappen] zijn van toepassing op alle gebruikers. 1. Ga in het menu [Start] naar [Instellingen] en klik op [Printers]. Het venster [Printers] wordt weergegeven. 2. Klik op het pictogram van de printer dat u wilt gebruiken. 3. Klik in het menu [Bestand] op [Eigenschappen]. Het dialoogvenster [Printereigenschappen] wordt weergegeven. Als u eerst het dialoogvenster [Printereigenschappen] opent nadat u het RPCS-printerstuurprogramma heeft geïnstalleerd, verschijnt er een bevestigingsbericht. Als u op [OK] klikt, wordt het dialoogvenster [Printereigenschappen] weergegeven. 4. Geef de nodige instellingen op en klik op [OK]. Instellingen die u hier opgeeft, worden standaard voor alle applicaties gebruikt. Geef geen instellingen op bij [Toewijzing van formaat aan papierlade]. Raadpleeg voor meer informatie over instellingen de Help-functie van het printerstuurprogramma. 84

85 Het printerstuurprogramma instellen Standaard printerinstellingen opgeven - Voorkeursinstellingen voor afdrukken U kunt de standaard printerinstellingen niet per gebruiker wijzigen. Instellingen die zijn opgegeven in het dialoogvenster [Printereigenschappen] zijn van toepassing op alle gebruikers. 1. Ga in het menu [Start] naar [Instellingen] en klik op [Printers]. Het venster [Printers] wordt weergegeven. 2. Klik op het pictogram van de printer dat u wilt gebruiken. 3. Klik in het menu [Bestand] op [Voorkeursinstellingen voor afdrukken...]. Het dialoogvenster [Voorkeursinstellingen voor afdrukken...] wordt weergegeven. 4. Geef de nodige instellingen op en klik op [OK]. Instellingen die u hier opgeeft, worden standaard voor alle applicaties gebruikt. Raadpleeg voor meer informatie over instellingen de Help-functie van het printerstuurprogramma. Printerinstellingen opgeven vanuit een toepassing U kunt printerinstellingen opgeven vanuit een specifieke toepassing. Hiervoor opent u het dialoogvenster [Voorkeursinstellingen voor afdrukken] in de desbetreffende toepassing. In het volgende gedeelte wordt uitgelegd hoe u instellingen kunt opgeven vanuit de toepassing WordPad die is meegeleverd bij Windows Klik in het menu [Bestand] op [Afdrukken...]. Het dialoogvenster [Afdrukken] wordt weergegeven. 2. Selecteer de printer die u wilt gebruiken in de lijst [Printer selecteren]. 3. Geef de nodige instellingen op en klik op [Afdrukken] om het afdrukken te starten. De procedure voor het openen van [Voorkeursinstellingen voor afdrukken] is afhankelijk van de toepassing. Raadpleeg voor meer informatie de handleiding van de toepassing die u gebruikt. De instellingen die u tijdens onderstaande procedure opgeeft, zijn alleen geldig voor de huidige applicatie. Algemene gebruikers kunnen de eigenschappen wijzigen die worden weergegeven in het dialoogvenster [Afdrukken] van een toepassing. De instellingen die hier worden opgegeven worden standaard gebruikt voor het afdrukken vanuit deze toepassing. Raadpleeg voor meer informatie over instellingen de Help-functie van het printerstuurprogramma. Windows XP, Windows Server 2003/2003 R2 - Toegang tot de Printereigenschappen Standaard printerinstellingen opgeven - Printereigenschappen Als u de standaard printerinstellingen wilt wijzigen inclusief de instellingen voor de optieconfiguraties, moet u zich aanmelden met een account met machtiging voor het beheren van printers. Leden van de Administrators (Beheerders) en Hoofdgebruikers zijn standaard gemachtigd om printers te beheren. 85

86 Het printerstuurprogramma instellen U kunt de standaard printerinstellingen niet per gebruiker wijzigen. Instellingen die zijn opgegeven in het dialoogvenster [Printereigenschappen] zijn van toepassing op alle gebruikers. 1. Klik in het menu [Start] op [Printers en faxapparaten]. Het venster [Printers en faxapparaten] wordt weergegeven. 2. Klik op het pictogram van de printer dat u wilt gebruiken. 3. Klik in het menu [Bestand] op [Eigenschappen]. Het dialoogvenster [Printereigenschappen] wordt weergegeven. Als u eerst het dialoogvenster [Printereigenschappen] opent nadat u het RPCS-printerstuurprogramma heeft geïnstalleerd, verschijnt er een bevestigingsbericht. Als u op [OK] klikt, wordt het dialoogvenster [Printereigenschappen] weergegeven. 4. Geef de nodige instellingen op en klik op [OK]. Instellingen die u hier opgeeft, worden standaard voor alle applicaties gebruikt. Geef geen instellingen op bij [Toewijzing van formaat aan papierlade]. Raadpleeg voor meer informatie over instellingen de Help-functie van het printerstuurprogramma. Standaard printerinstellingen opgeven - Voorkeursinstellingen voor afdrukken U kunt de standaard printerinstellingen niet per gebruiker wijzigen. Instellingen die zijn opgegeven in het dialoogvenster [Printereigenschappen] zijn van toepassing op alle gebruikers. 1. Klik in het menu [Start] op [Printers en faxapparaten]. Het venster [Printers en faxapparaten] wordt weergegeven. 2. Klik op het pictogram van de printer dat u wilt gebruiken. 3. Klik in het menu [Bestand] op [Voorkeursinstellingen voor afdrukken...]. Het dialoogvenster [Voorkeursinstellingen voor afdrukken...] wordt weergegeven. 4. Geef de nodige instellingen op en klik op [OK]. Instellingen die u hier opgeeft, worden standaard voor alle applicaties gebruikt. Raadpleeg voor meer informatie over instellingen de Help-functie van het printerstuurprogramma. Printerinstellingen opgeven vanuit een toepassing U kunt printerinstellingen opgeven vanuit een specifieke toepassing. Hiervoor opent u het dialoogvenster [Voorkeursinstellingen voor afdrukken] in de desbetreffende toepassing. In het volgende gedeelte wordt uitgelegd hoe u instellingen kunt opgeven vanuit de toepassing WordPad die is meegeleverd bij Windows XP. 1. Klik in het menu [Bestand] op [Afdrukken...]. Het dialoogvenster [Afdrukken] wordt weergegeven. 2. Selecteer de printer die u wilt gebruiken in de lijst [Printer selecteren]. 86

87 Het printerstuurprogramma instellen 3. Geef de nodige instellingen op en klik op [Afdrukken] om het afdrukken te starten. De procedure voor het openen van [Voorkeursinstellingen voor afdrukken] is afhankelijk van de toepassing. Raadpleeg voor meer informatie de handleiding van de toepassing die u gebruikt. De instellingen die u tijdens onderstaande procedure opgeeft, zijn alleen geldig voor de huidige applicatie. Algemene gebruikers kunnen de eigenschappen wijzigen die worden weergegeven in het dialoogvenster [Afdrukken] van een toepassing. De instellingen die hier worden opgegeven worden standaard gebruikt voor het afdrukken vanuit deze toepassing. Raadpleeg voor meer informatie over instellingen de Help-functie van het printerstuurprogramma. Windows Vista - Toegang tot de printereigenschappen Standaardprinterinstellingen opgeven - printereigenschappen Als u de standaardprinterinstellingen wilt wijzigen (inclusief de instellingen voor de optieconfiguraties), moet u zich aanmelden met een account met machtiging voor het beheren van printers. Leden van de Beheerders- en Hoofdgebruikersgroep zijn standaard gemachtigd om printers te beheren. U kunt de standaardprinterinstellingen niet per gebruiker wijzigen. Instellingen die zijn opgegeven in het dialoogvenster [Printereigenschappen] zijn van toepassing op alle gebruikers. 1. Klik in het menu [Start] op [Bedieningspaneel]. Het scherm [Bedieningspaneel] wordt weergegeven. 2. Klik in "Hardware- en geluidsapparaten" op [Printer]. 3. Klik met de rechter muisknop op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken en klik vervolgens op [Eigenschappen]. Het dialoogvenster [Printereigenschappen] wordt weergegeven. Als u voor het eerst het dialoogvenster [Printereigenschappen] opent nadat u het RPCSprinterstuurprogramma heeft geïnstalleerd, verschijnt er een bevestigingsbericht. Als u op [OK] klikt, wordt het dialoogvenster [Printereigenschappen] weergegeven. 4. Maak de nodige instellingen en klik op [OK]. Instellingen die u hier opgeeft, worden standaard voor alle toepassingen gebruikt. Meer informatie kunt u vinden in de Help-functie van het printerstuurprogramma. Standaardprinterinstellingen opgeven - Voorkeursinstellingen voor afdrukken U kunt de standaardprinterinstellingen niet per gebruiker wijzigen. Instellingen die zijn opgegeven in het dialoogvenster [Printereigenschappen] zijn van toepassing op alle gebruikers. 1. Klik in het menu [Start] op [Bedieningspaneel]. Het scherm [Bedieningspaneel] wordt weergegeven. 2. Klik in "Hardware- en geluidsapparaten" op [Printer]. 87

88 Het printerstuurprogramma instellen 3. Klik met de rechter muisknop op de printer die u wilt gebruiken en klik vervolgens op [Voorkeursinstellingen voor afdrukken...]. Het dialoogvenster [Voorkeursinstellingen voor afdrukken...] wordt weergegeven. 4. Maak de nodige instellingen en klik op [OK]. Instellingen die u hier opgeeft, worden standaard voor alle toepassingen gebruikt. Meer informatie kunt u vinden in de Help-functie van het printerstuurprogramma. Printerinstellingen opgeven vanuit een toepassing U kunt printerinstellingen opgeven voor een specifieke toepassing. U kunt printerinstellingen opgeven vanuit een specifieke toepassing. Hiervoor opent u het dialoogvenster [Voorkeursinstellingen voor afdrukken] in de desbetreffende toepassing. In het volgende gedeelte wordt uitgelegd hoe u instellingen kunt opgeven voor een specifieke toepassing met behulp van Windows Vista Wordpad als voorbeeld. 1. Klik in het menu [Bestand] op [Afdrukken...]. Het dialoogvenster [Afdrukken] wordt weergegeven. 2. Selecteer de printer die u wilt gebruiken in de lijst [Printer selecteren]. 3. Klik op [Voorkeursinstellingen]. Het dialoogvenster [Voorkeursinstellingen voor afdrukken...] wordt weergegeven. 4. Maak de nodige instellingen en klik op [OK]. De procedure voor het openen van het dialoogvenster [Voorkeursinstellingen voor afdrukken] is afhankelijk van de toepassing. Raadpleeg voor meer informatie de handleiding van de toepassing die u gebruikt. De instellingen die u tijdens onderstaande procedure opgeeft, zijn alleen geldig voor de huidige toepassing. Algemene gebruikers kunnen de eigenschappen wijzigen die worden weergegeven in het dialoogvenster [Afdrukken] van een toepassing. De instellingen die hier worden opgegeven worden standaard gebruikt voor het afdrukken vanuit deze toepassing. Meer informatie kunt u vinden in de Help-functie van het printerstuurprogramma. Windows NT Toegang tot de Printereigenschappen Standaardprinterinstellingen opgeven - Printereigenschappen Als u de standaard printerinstellingen wilt wijzigen inclusief de instellingen voor de optieconfiguraties, moet u zich aanmelden met een account met volledige machtiging. Leden van de groepen Beheerders, Server Operators, Print Operators en Hoofdgebruikers zijn standaard volledig gemachtigd. U kunt de standaard printerinstellingen niet per gebruiker wijzigen. Instellingen die zijn opgegeven in het dialoogvenster [Printereigenschappen] zijn van toepassing op alle gebruikers. 1. Ga in het menu [Start] naar [Instellingen] en klik op [Printers]. Het venster [Printers] wordt weergegeven. 2. Klik op het pictogram van de printer dat u wilt gebruiken. 88

89 Het printerstuurprogramma instellen 3. Klik in het menu [Bestand] op [Eigenschappen]. Het dialoogvenster Printereigenschappen wordt weergegeven. Als u eerst het dialoogvenster [Printereigenschappen] opent nadat u het RPCS-printerstuurprogramma heeft geïnstalleerd, verschijnt er een bevestigingsbericht. Als u op [OK] klikt, wordt het dialoogvenster [Printereigenschappen] weergegeven. 4. Geef de nodige instellingen op en klik op [OK]. Instellingen die u hier opgeeft, worden standaard voor alle applicaties gebruikt. Geef geen instellingen op bij [Toewijzing van formaat aan papierlade]. Raadpleeg voor meer informatie over instellingen de Help-functie van het printerstuurprogramma. Standaard printerinstellingen opgeven - Standaard Als u de standaard printerinstellingen wilt wijzigen inclusief de instellingen voor de optieconfiguraties, moet u zich aanmelden met een account met volledige machtiging. Leden van de groepen Beheerders, Server Operators, Print Operators en Hoofdgebruikers zijn standaard volledig gemachtigd. U kunt de standaard printerinstellingen niet per gebruiker wijzigen. Instellingen die zijn opgegeven in het dialoogvenster [Printereigenschappen] zijn van toepassing op alle gebruikers. 1. Ga in het menu [Start] naar [Instellingen] en klik op [Printers]. Het venster [Printers] wordt weergegeven. 2. Klik op het pictogram van de printer dat u wilt gebruiken. 3. Klik in het menu [Bestand] op [Standaardwaarden document...]. Het dialoogvenster [Standaard] wordt weergegeven. 4. Geef de nodige instellingen op en klik op [OK]. Instellingen die u hier opgeeft, worden standaard voor alle applicaties gebruikt. Raadpleeg voor meer informatie over instellingen de Help-functie van het printerstuurprogramma. Printerinstellingen opgeven vanuit een toepassing U kunt printerinstellingen opgeven vanuit een specifieke toepassing. Hiervoor opent u het dialoogvenster [Printereigenschappen] in de desbetreffende toepassing. In het volgende gedeelte wordt uitgelegd hoe u instellingen kunt opgeven vanuit de toepassing WordPad die is meegeleverd bij Windows NT Klik in het menu [Bestand] op [Afdrukken...]. Het dialoogvenster [Afdrukken] wordt weergegeven. 2. Selecteer de printer die u wilt gebruiken in de lijst [Naam] en klik op [Eigenschappen]. Het dialoogvenster [Printereigenschappen] wordt weergegeven. 3. Geef de nodige instellingen op en klik op [OK]. 89

90 Het printerstuurprogramma instellen 4. Klik op [OK] om het afdrukken te starten. De procedure voor het openen van [Printereigenschappen] is afhankelijk van de toepassing. Raadpleeg voor meer informatie de handleiding van de toepassing die u gebruikt. Bij sommige toepassingen worden niet de instellingen van het printerstuurprogramma gebruikt, maar de standaardinstellingen van de desbetreffende toepassing. De instellingen die u tijdens onderstaande procedure opgeeft, zijn alleen geldig voor de huidige applicatie. Algemene gebruikers kunnen de eigenschappen wijzigen die worden weergegeven in het dialoogvenster [Afdrukken] van een toepassing. De instellingen die hier worden opgegeven worden standaard gebruikt voor het afdrukken vanuit deze toepassing. Raadpleeg voor meer informatie over instellingen de Help-functie van het printerstuurprogramma. 90

91 Het printerstuurprogramma instellen PostScript 3 - Instellen voor afdrukken Windows 95/98/Me - Toegang tot de Printereigenschappen Het dialoogvenster [Printereigenschappen] kan op twee manieren worden geopend. Standaard printerinstellingen opgeven Voor het opgeven van standaard printerinstellingen opent u het dialoogvenster [Printereigenschappen] in het venster [Printers]. U kunt de standaard printerinstellingen niet per gebruiker wijzigen. Instellingen die zijn opgegeven in het dialoogvenster [Printereigenschappen] zijn van toepassing op alle gebruikers. 1. Ga in het menu [Start] naar [Instellingen] en klik op [Printers]. Het venster [Printers] wordt weergegeven. 2. Klik op het pictogram van de printer dat u wilt gebruiken. 3. Klik in het menu [Bestand] op [Eigenschappen]. Het dialoogvenster [Printereigenschappen] wordt weergegeven. 4. Geef de nodige instellingen op en klik op [OK]. Bij sommige toepassingen worden niet de instellingen van het printerstuurprogramma gebruikt, maar de standaardinstellingen van de desbetreffende toepassing. Raadpleeg voor meer informatie over instellingen de Help-functie van het printerstuurprogramma. Printerinstellingen opgeven vanuit een toepassing U kunt printerinstellingen opgeven vanuit een specifieke toepassing. Hiervoor opent u het dialoogvenster [Printereigenschappen] in de desbetreffende toepassing. In het volgende gedeelte wordt uitgelegd hoe u instellingen kunt opgeven vanuit de toepassing WordPad die is meegeleverd bij Windows 95/98/Me. 1. Klik in het menu [Bestand] op [Afdrukken...]. Het dialoogvenster [Afdrukken] wordt weergegeven. 2. Selecteer de printer die u wilt gebruiken in de lijst [Naam...] en klik op [Eigenschappen...]. Het dialoogvenster [Printereigenschappen] wordt weergegeven. 3. Geef de nodige instellingen op en klik op [OK]. 4. Klik op [OK] om het afdrukken te starten. De procedure voor het openen van [Printereigenschappen] is afhankelijk van de toepassing. Raadpleeg voor meer informatie de handleiding van de toepassing die u gebruikt. Bij sommige toepassingen worden niet de instellingen van het printerstuurprogramma gebruikt, maar de standaardinstellingen van de desbetreffende toepassing. 91

92 Het printerstuurprogramma instellen De instellingen die u tijdens onderstaande procedure opgeeft, zijn alleen geldig voor de huidige applicatie. Algemene gebruikers kunnen de eigenschappen wijzigen die worden weergegeven in het dialoogvenster [Afdrukken] van een toepassing. De instellingen die hier worden opgegeven worden standaard gebruikt voor het afdrukken vanuit deze toepassing. Raadpleeg voor meer informatie over instellingen de Help-functie van het printerstuurprogramma. Windows Toegang tot de Printereigenschappen Standaard printerinstellingen opgeven - Printereigenschappen Als u de standaard printerinstellingen wilt wijzigen inclusief de instellingen voor de optieconfiguraties, moet u zich aanmelden met een account met machtiging voor het beheren van printers. Leden van de Administrators (Beheerders) en Hoofdgebruikers zijn standaard gemachtigd om printers te beheren. U kunt de standaard printerinstellingen niet per gebruiker wijzigen. Instellingen die zijn opgegeven in het dialoogvenster [Printereigenschappen] zijn van toepassing op alle gebruikers. 1. Ga in het menu [Start] naar [Instellingen] en klik op [Printers]. Het venster [Printers] wordt weergegeven. 2. Klik op het pictogram van de printer dat u wilt gebruiken. 3. Klik in het menu [Bestand] op [Eigenschappen]. Het dialoogvenster [Printereigenschappen] wordt weergegeven. 4. Geef de nodige instellingen op en klik op [OK]. Instellingen die u hier opgeeft, worden standaard voor alle applicaties gebruikt. Geef geen instellingen op bij [Toewijzing van formaat aan papierlade]. Raadpleeg voor meer informatie over instellingen de Help-functie van het printerstuurprogramma. Standaard printerinstellingen opgeven - Voorkeursinstellingen voor afdrukken U kunt de standaard printerinstellingen niet per gebruiker wijzigen. Instellingen die zijn opgegeven in het dialoogvenster [Printereigenschappen] zijn van toepassing op alle gebruikers. 1. Ga in het menu [Start] naar [Instellingen] en klik op [Printers]. Het venster [Printers] wordt weergegeven. 2. Klik op het pictogram van de printer dat u wilt gebruiken. 3. Klik in het menu [Bestand] op [Voorkeursinstellingen voor afdrukken...]. Het dialoogvenster [Voorkeursinstellingen voor afdrukken...] wordt weergegeven. 4. Geef de nodige instellingen op en klik op [OK]. Instellingen die u hier opgeeft, worden standaard voor alle applicaties gebruikt. 92

93 Het printerstuurprogramma instellen Raadpleeg voor meer informatie over instellingen de Help-functie van het printerstuurprogramma. Printerinstellingen opgeven vanuit een toepassing U kunt printerinstellingen opgeven vanuit een specifieke toepassing. Hiervoor opent u het dialoogvenster [Voorkeursinstellingen voor afdrukken] in de desbetreffende toepassing. In het volgende gedeelte wordt uitgelegd hoe u instellingen kunt opgeven vanuit de toepassing WordPad die is meegeleverd bij Windows Klik in het menu [Bestand] op [Afdrukken...]. Het dialoogvenster [Afdrukken] wordt weergegeven. 2. Selecteer de printer die u wilt gebruiken in de lijst [Printer selecteren]. 3. Geef de nodige instellingen op en klik op [Afdrukken] om het afdrukken te starten. De procedure voor het openen van [Voorkeursinstellingen voor afdrukken] is afhankelijk van de toepassing. Raadpleeg voor meer informatie de handleiding van de toepassing die u gebruikt. De instellingen die u tijdens onderstaande procedure opgeeft, zijn alleen geldig voor de huidige applicatie. Algemene gebruikers kunnen de eigenschappen wijzigen die worden weergegeven in het dialoogvenster [Afdrukken] van een toepassing. De instellingen die hier worden opgegeven worden standaard gebruikt voor het afdrukken vanuit deze toepassing. Raadpleeg voor meer informatie over instellingen de Help-functie van het printerstuurprogramma. Windows XP, Windows Server 2003/2003 R2 - Toegang tot de Printereigenschappen Standaard printerinstellingen opgeven - Printereigenschappen Als u de standaard printerinstellingen wilt wijzigen inclusief de instellingen voor de optieconfiguraties, moet u zich aanmelden met een account met machtiging voor het beheren van printers. Leden van de Administrators (Beheerders) en Hoofdgebruikers zijn standaard gemachtigd om printers te beheren. U kunt de standaard printerinstellingen niet per gebruiker wijzigen. Instellingen die zijn opgegeven in het dialoogvenster [Printereigenschappen] zijn van toepassing op alle gebruikers. 1. Klik in het menu [Start] op [Printers en faxapparaten]. Het venster [Printers en faxapparaten] wordt weergegeven. 2. Klik op het pictogram van de printer dat u wilt gebruiken. 3. Klik in het menu [Bestand] op [Eigenschappen]. Het dialoogvenster [Printereigenschappen] wordt weergegeven. 4. Geef de nodige instellingen op en klik op [OK]. Instellingen die u hier opgeeft, worden standaard voor alle applicaties gebruikt. Geef geen instellingen op bij [Toewijzing van formaat aan papierlade]. Raadpleeg voor meer informatie over instellingen de Help-functie van het printerstuurprogramma. 93

94 Het printerstuurprogramma instellen Standaard printerinstellingen opgeven - Voorkeursinstellingen voor afdrukken U kunt de standaard printerinstellingen niet per gebruiker wijzigen. Instellingen die zijn opgegeven in het dialoogvenster [Printereigenschappen] zijn van toepassing op alle gebruikers. 1. Klik in het menu [Start] op [Printers en faxapparaten]. Het venster [Printers en faxapparaten] wordt weergegeven. 2. Klik op het pictogram van de printer dat u wilt gebruiken. 3. Klik in het menu [Bestand] op [Voorkeursinstellingen voor afdrukken...]. Het dialoogvenster [Voorkeursinstellingen voor afdrukken...] wordt weergegeven. 4. Geef de nodige instellingen op en klik op [OK]. Instellingen die u hier opgeeft, worden standaard voor alle applicaties gebruikt. Raadpleeg voor meer informatie over instellingen de Help-functie van het printerstuurprogramma. Printerinstellingen opgeven vanuit een toepassing U kunt printerinstellingen opgeven vanuit een specifieke toepassing. Hiervoor opent u het dialoogvenster [Voorkeursinstellingen voor afdrukken] in de desbetreffende toepassing. In het volgende gedeelte wordt uitgelegd hoe u instellingen kunt opgeven vanuit de toepassing WordPad die is meegeleverd bij Windows XP. 1. Klik in het menu [Bestand] op [Afdrukken...]. Het dialoogvenster [Afdrukken] wordt weergegeven. 2. Selecteer de printer die u wilt gebruiken in de lijst [Printer selecteren]. 3. Geef de nodige instellingen op en klik op [Afdrukken] om het afdrukken te starten. De procedure voor het openen van [Voorkeursinstellingen voor afdrukken] is afhankelijk van de toepassing. Raadpleeg voor meer informatie de handleiding van de toepassing die u gebruikt. De instellingen die u tijdens onderstaande procedure opgeeft, zijn alleen geldig voor de huidige applicatie. Algemene gebruikers kunnen de eigenschappen wijzigen die worden weergegeven in het dialoogvenster [Afdrukken] van een toepassing. De instellingen die hier worden opgegeven worden standaard gebruikt voor het afdrukken vanuit deze toepassing. Raadpleeg voor meer informatie over instellingen de Help-functie van het printerstuurprogramma. Windows Vista - Toegang tot de printereigenschappen Standaardprinterinstellingen opgeven - printereigenschappen Als u de standaard printerinstellingen wilt wijzigen inclusief de instellingen voor de optieconfiguraties, moet u zich aanmelden met een account met volledige machtiging. Leden van de groepen Beheerders, Server Operators, Print Operators en Hoofdgebruikers zijn standaard volledig gemachtigd. 94

95 Het printerstuurprogramma instellen U kunt de standaard printerinstellingen niet per gebruiker wijzigen. Instellingen die zijn opgegeven in het dialoogvenster [Printereigenschappen] zijn van toepassing op alle gebruikers. 1. Ga in het menu [Start] naar [Instellingen] en klik op [Printers]. Het venster [Printers] wordt weergegeven. 2. Klik op het pictogram van de printer dat u wilt gebruiken. 3. Klik in het menu [Bestand] op [Eigenschappen]. Het dialoogvenster [Printereigenschappen] wordt weergegeven. 4. Geef de nodige instellingen op en klik op [OK]. Instellingen die u hier opgeeft, worden standaard voor alle applicaties gebruikt. Geef geen instellingen op bij [Toewijzing van formaat aan papierlade]. Raadpleeg voor meer informatie over instellingen de Help-functie van het printerstuurprogramma. Standaardprinterinstellingen opgeven - Standaard Als u de standaard printerinstellingen wilt wijzigen inclusief de instellingen voor de optieconfiguraties, moet u zich aanmelden met een account met volledige machtiging. Leden van de groepen Beheerders, Server Operators, Print Operators en Hoofdgebruikers zijn standaard volledig gemachtigd. U kunt de standaard printerinstellingen niet per gebruiker wijzigen. Instellingen die zijn opgegeven in het dialoogvenster [Printereigenschappen] zijn van toepassing op alle gebruikers. 1. Ga in het menu [Start] naar [Instellingen] en klik op [Printers]. Het venster [Printers] wordt weergegeven. 2. Klik op het pictogram van de printer dat u wilt gebruiken. 3. Klik in het menu [Bestand] op [Standaardwaarden document...]. Het dialoogvenster [Standaard] wordt weergegeven. 4. Geef de nodige instellingen op en klik op [OK]. Instellingen die u hier opgeeft, worden standaard voor alle applicaties gebruikt. Raadpleeg voor meer informatie over instellingen de Help-functie van het printerstuurprogramma. Printerinstellingen opgeven vanuit een toepassing U kunt printerinstellingen opgeven vanuit een specifieke toepassing. Hiervoor opent u het dialoogvenster [Printereigenschappen] in de desbetreffende toepassing. In het volgende gedeelte wordt uitgelegd hoe u instellingen kunt opgeven vanuit de toepassing WordPad die is meegeleverd bij Windows Vista. 1. Klik in het menu [Bestand] op [Afdrukken]. Het dialoogvenster [Afdrukken] wordt weergegeven. 2. Selecteer de printer die u wilt gebruiken in de lijst [Naam:] en klik op [Eigenschappen]. Het dialoogvenster [Printereigenschappen] wordt weergegeven. 3. Geef de nodige instellingen op en klik op [OK]. 95

96 Het printerstuurprogramma instellen 4. Klik op [OK] om het afdrukken te starten. De procedure voor het openen van [Printereigenschappen] is afhankelijk van de toepassing. Raadpleeg voor meer informatie de handleiding van de toepassing die u gebruikt. Bij sommige toepassingen worden niet de instellingen van het printerstuurprogramma gebruikt, maar de standaardinstellingen van de desbetreffende toepassing. De instellingen die u tijdens onderstaande procedure opgeeft, zijn alleen geldig voor de huidige applicatie. Algemene gebruikers kunnen de eigenschappen wijzigen die worden weergegeven in het dialoogvenster [Afdrukken] van een toepassing. De instellingen die hier worden opgegeven worden standaard gebruikt voor het afdrukken vanuit deze toepassing. Raadpleeg voor meer informatie over instellingen de Help-functie van het printerstuurprogramma. Windows NT Toegang tot de Printereigenschappen Standaard printerinstellingen opgeven - Printereigenschappen Als u de standaard printerinstellingen wilt wijzigen inclusief de instellingen voor de optieconfiguraties, moet u zich aanmelden met een account met volledige machtiging. Leden van de groepen Beheerders, Server Operators, Print Operators en Hoofdgebruikers zijn standaard volledig gemachtigd. U kunt de standaard printerinstellingen niet per gebruiker wijzigen. Instellingen die zijn opgegeven in het dialoogvenster [Printereigenschappen] zijn van toepassing op alle gebruikers. 1. Ga in het menu [Start] naar [Instellingen] en klik op [Printers]. Het venster [Printers] wordt weergegeven. 2. Klik op het pictogram van de printer dat u wilt gebruiken. 3. Klik in het menu [Bestand] op [Eigenschappen]. Het dialoogvenster [Printereigenschappen] wordt weergegeven. 4. Geef de nodige instellingen op en klik op [OK]. Instellingen die u hier opgeeft, worden standaard voor alle applicaties gebruikt. Geef geen instellingen op bij [Toewijzing van formaat aan papierlade]. Raadpleeg voor meer informatie over instellingen de Help-functie van het printerstuurprogramma. Standaard printerinstellingen opgeven - Standaard Als u de standaard printerinstellingen wilt wijzigen inclusief de instellingen voor de optieconfiguraties, moet u zich aanmelden met een account met volledige machtiging. Leden van de groepen Beheerders, Server Operators, Print Operators en Hoofdgebruikers zijn standaard volledig gemachtigd. U kunt de standaard printerinstellingen niet per gebruiker wijzigen. Instellingen die zijn opgegeven in het dialoogvenster [Printereigenschappen] zijn van toepassing op alle gebruikers. 1. Ga in het menu [Start] naar [Instellingen] en klik op [Printers]. Het venster [Printers] wordt weergegeven. 2. Klik op het pictogram van de printer dat u wilt gebruiken. 96

97 Het printerstuurprogramma instellen 3. Klik in het menu [Bestand] op [Standaardwaarden document...]. Het dialoogvenster [Standaard] wordt weergegeven. 4. Geef de nodige instellingen op en klik op [OK]. Instellingen die u hier opgeeft, worden standaard voor alle applicaties gebruikt. Raadpleeg voor meer informatie over instellingen de Help-functie van het printerstuurprogramma. Printerinstellingen opgeven vanuit een toepassing U kunt printerinstellingen opgeven vanuit een specifieke toepassing. Hiervoor opent u het dialoogvenster [Printereigenschappen] in de desbetreffende toepassing. In het volgende gedeelte wordt uitgelegd hoe u instellingen kunt opgeven vanuit de toepassing WordPad die is meegeleverd bij Windows NT Klik in het menu [Bestand] op [Afdrukken]. Het dialoogvenster [Afdrukken] wordt weergegeven. 2. Selecteer de printer die u wilt gebruiken in de lijst [Naam:] en klik op [Eigenschappen]. Het dialoogvenster [Printereigenschappen] wordt weergegeven. 3. Geef de nodige instellingen op en klik op [OK]. 4. Klik op [OK] om het afdrukken te starten. De procedure voor het openen van [Printereigenschappen] is afhankelijk van de toepassing. Raadpleeg voor meer informatie de handleiding van de toepassing die u gebruikt. Bij sommige toepassingen worden niet de instellingen van het printerstuurprogramma gebruikt, maar de standaardinstellingen van de desbetreffende toepassing. De instellingen die u tijdens onderstaande procedure opgeeft, zijn alleen geldig voor de huidige applicatie. Algemene gebruikers kunnen de eigenschappen wijzigen die worden weergegeven in het dialoogvenster [Afdrukken] van een toepassing. De instellingen die hier worden opgegeven worden standaard gebruikt voor het afdrukken vanuit deze toepassing. Raadpleeg voor meer informatie over instellingen de Help-functie van het printerstuurprogramma. Mac OS - Instellen voor afdrukken Papierinstellingen opgeven vanuit een toepassing 1. Open het bestand dat u wilt afdrukken. 2. Klik in het menu [Bestand] op [Pagina-instelling]. 3. Controleer of de printer die u wilt gebruiken, wordt weergegeven bij [Printer:] en selecteer het papierformaat dat u wilt gebruiken bij [Papier:]. In Mac OS X selecteert u het papierformaat bij [Papierformaat]. Wanneer de printer die u wilt gebruiken niet wordt weergegeven bij [Printer:] selecteert u de printer die u wilt gebruiken. 97

98 Het printerstuurprogramma instellen 4. Pas de instellingen aan en klik op [OK]. De inhoud van het dialoogvenster [Pagina-instelling] is afhankelijk van de toepassing die u gebruikt. Zie de handleiding van het betreffende Mac besturingssysteem voor meer informatie. Instellen voor afdrukken vanuit een toepassing 1. Open het bestand dat u wilt afdrukken. 2. Klik in het menu [Bestand] op [Afdrukken]. 3. Controleer of de printer is geselecteerd in de lijst [Printer] en geef de printerinstellingen op. 4. Pas de instellingen aan en klik op [OK]. 98

99 Overige afdrukbewerkingen Overige afdrukbewerkingen Rechtstreeks een PDF-bestand afdrukken Afdrukmethode Opdrachten gebruiken Ongeautoriseerde kopiecontrole Gebruik van [Gegevensbeveiliging voor kopiëren] Gebruik van [Mask type:] Belangrijke informatie Gebruikmaken van de functie afdruktaak Venster afdruktaak Afdrukken van het venster Afdruktaak Testafdruk Beveiligde afdruk Uitgestelde afdruk Opgeslagen afdruk Afdrukken van het venster gebruiker-id Afdrukken van de geselecteerde afdruktaak Alle afdruktaken afdrukken Paginadoorvoer Afdrukken vanuit een geselecteerde lade Een afdruktaak annuleren Een afdruktaak annuleren Het annuleren van een afdruktaak via het bedieningspaneel Windows - Een afdruktaak annuleren van de computer Mac OS - Een afdruktaak annuleren van de computer Controleren van het Foutenlogboek Sorteren Sorteren Gestaffeld sorteren Spoolafdrukken Spool Printing instellen Gespoolde taken weergeven of verwijderen met Web Image Monitor Voorblad Afdrukken via de Finisher Nieten Perforeren Geheugencapaciteit en papierformaat G A_1.0 Copyright

100 Overige afdrukbewerkingen Enkelzijdig afdrukken ( dpi) Dubbelzijdig afdrukken ( dpi)

101 Overige afdrukbewerkingen Rechtstreeks een PDF-bestand afdrukken U kunt rechtstreeks PDF-bestanden naar deze printer verzenden zonder de PDF-toepassing te openen. De functie kan alleen worden gebruikt met authentieke Adobe PDF-bestanden. Deze functie ondersteunt PDF-versie 1.3, 1.4 en 1.5. PDF-bestanden die zijn gemaakt met de transparantfunctie van PDF-versie 1.4 kunnen niet worden afgedrukt. PDF-bestanden die zijn gemaakt met Crypt Filter en/of de 16bit kleurenafbeeldingfunctie van PDF versie 1.5 kunnen niet worden afgedrukt. PDF-bestanden van versie 1.6 (Acrobat 7.0) die zijn gemaakt zonder gebruik van functies die uitsluitend deel uitmaken van PDF-versie 1.6 kunnen worden afgedrukt. Sommige typen "High Compression" PDF-bestanden kunnen mogelijk niet worden afgedrukt. Bij het afdrukken op aangepaste papierformaten kunnen papierstoringen ontstaan. Afdrukmethode In het volgende gedeelte worden de twee methoden uitgelegd voor het rechtstreeks afdrukken van PDF-bestanden - via DeskTopBinder Lite of door het invoeren van opdrachten. Via DeskTopBinder Lite DeskTopBinder Lite installeren 1. Sluit alle toepassingen die momenteel zijn geopend. 2. Plaats de CD-rom in het CD-romstation. Het installatieprogramma wordt gestart. 3. Selecteer een interfacetaal en klik dan op [OK]. 4. Klik op [DeskTopBinder - SmartDeviceMonitor for Client] en klik op [Volgende >]. 5. Volg de instructies op het scherm om DeskTopBinder Lite te installeren. Start de computer opnieuw op na de installatie van DeskTopBinder Lite als u hierom wordt gevraagd en ga verder met de configuratie. Bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem werkt Auto Run mogelijk niet. Start in dit geval "Setup.exe" vanaf het CD-romstation. DeskTopBinder Lite: uitgebreide functies 1. Klik in het menu [Start] op [Programma's], [DeskTopBinder] en [Wizard uitgebreide functies]. 2. Als de [Wizard uitgebreide functies] wordt weergegeven, selecteert u [Start] en klikt u net zo lang op [Volgende >] totdat het scherm [Afdrukfuncties2] wordt weergegeven. 3. In het scherm [Afdrukfuncties2] klikt u op [Toevoegen...] om [Eigenschappen PDF Direct Print] weer te geven. 101

102 Overige afdrukbewerkingen 4. Selecteer het stuurprogramma voor deze printer, klik op [OK] en klik op [Volgende >] totdat [Voltooid] wordt weergegeven. Klik op [Voltooien]. Function Palette 1. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram dat aan de taakbalk is toegevoegd en klik op [Eigenschappen...] om het scherm met eigenschappen weer te geven. 2. Klik op het tabblad [Inhoud] en schakel het middelste selectievakje [PDF Direct Print] in en klik op [OK]. Het scherm [Eigenschappen] wordt gesloten en het pictogram van [PDF Direct Print] wordt toegevoegd aan het Function Palette. Het Function Palette bevat knoppen voor functies die zijn ingesteld bij de uitgebreide functies van DeskTopBinder Lite. Met deze knoppen kunt u Windows-bestanden afdrukken, afdrukvoorbeelden bekijken, afbeeldingen converteren en scanners registreren voor documenten, zonder DeskTopBinder Lite te openen. U kunt deze functies ook gebruiken door een doelbestand naar de knop van de desbetreffende functie te slepen en neer te zetten. PDF Direct Print 1. Sleep het PDF-bestand dat u wilt afdrukken naar het pictogram PDF Direct Printing dat zich in het Function Palette bevindt en laat het daar los. 2. [Lijst uitvoerbestanden- PDF Direct Print] wordt weergegeven. Markeer de PDF-bestanden die u wilt afdrukken en klik op [OK]. Het PDF-bestand wordt afgedrukt. Het afdrukken van PDF-bestanden die met een wachtwoord zijn beveiligd 1. Klik in het Windows [Start]-menu op [Programma's], [DeskTopBinder] en [Wizard Uitgebreide functies]. 2. Als de [Wizard uitgebreide functies] wordt weergegeven, selecteert u [Start] en klikt u net zo lang op [Volgende >] totdat het scherm [Afdrukfuncties2] wordt weergegeven. 3. In het scherm [Afdrukfuncties2] klikt u op [Eigenschappen...] om [Eigenschappen PDF Direct Print] weer te geven. 4. Schakel rechts onder in het scherm het selectievakje [PDF wachtwoord gebruiken] in en klik op [OK]. Klik op [Volgende >] totdat [Voltooid] wordt weergegeven. Klik op [Voltooien] om het scherm [Wizard uitgebreide functies] te sluiten. 5. Sleep het PDF-bestand dat u wilt afdrukken naar het pictogram PDF Direct Print dat zich in het Function Palette bevindt en laat het daar los. 6. [Lijst uitvoerbestanden - PDF Direct Print] wordt weergegeven. Selecteer het PDF-bestand dat u wilt uitvoeren en klik op [OK]. 7. Het scherm [Eigenschappen PDF Direct Print] wordt geopend. Voer het wachtwoord in voor het PDF-bestand dat u wilt afdrukken in het veld [PDF wachtwoord] rechts onder in het scherm en klik op [OK]. 102

103 Overige afdrukbewerkingen Het met een wachtwoord beveiligde PDF-bestand wordt afgedrukt. Voordat u een bestand dat door een wachtwoord is beveiligd af kunt drukken, dient u één van de volgende acties uit te voeren: Voer het wachtwoord in van het PDF-bestand dat u wilt afdrukken in het dialoogvenster [Eigenschappen PDF Direct Print], Geef een wachtwoord voor het PDF-bestand op door [PDF wachtwoord wijzigen] te selecteren in het [PDF menu] op het bedieningspaneel van de printer. Wanneer een [PDF-groepswachtwoord] voor het [PDF menu] is opgegeven via DeskTopBinder Lite of het bedieningspaneel van de printer, moet hetzelfde groepswachtwoord ook op het andere bedieningspaneel worden ingesteld. Eigenschappen PDF Direct Print NL ATU400S 1. Naam instellen: Geeft de configuratienaam van de plugin weer (maximaal 63 tekens van 1 byte) 2. Pictogram wijzigen... Wijzig het pictogram op de werkbalk. 3. Printer: Geeft een lijst weer van RPCS-stuurprogramma's die PDF Direct Print afdrukken ondersteunen. 4. Duplex Afdrukken aan beide zijden van vellen. 5. Lay-out Meerdere pagina's op een enkel vel afdrukken. 6. Perforeren Gaten perforeren in uitvoer. 7. Nietjes Uitvoer aan elkaar nieten. 8. Dit dialoogvenster weergeven voor afdrukken Verschijnt in modus PDF Direct Print als dit selectievakje is geselecteerd. 9. Afdrukrichting Geef de afdrukrichting van het origineel op. 10. Aantal exemplaren Geef het aantal af te drukken kopieën op. 103

104 Overige afdrukbewerkingen 11. Sorteren Gebruik deze om afdrukken te sorteren. 12. Bereik Geef voor elke pagina het afdrukgebied op. 13. Resolutie Geef een afdrukresolutie op. 14. PDF-wachtwoord Als het PDF-bestand met een wachtwoord is beveiligd dient u in dit veld het wachtwoord op te geven. Anders kan het bestand niet worden afgedrukt. 15. Groepswachtwoord: Wanneer een groepswachtwoord is toegewezen aan DeskTopBinder Lite en aan deze printer dan moet het groepswachtwoord in dit veld worden ingevoerd. Anders kan niet worden afgedrukt. Opdrachten gebruiken In Windows en in UNIX kunt u rechtstreeks PDF-bestanden afdrukken via opdrachten als "ftp", "sftp" en "lpr". Zie Pag.295 "Bestanden rechtstreeks afdrukken vanuit Windows" voor meer informatie over het afdrukken via opdrachten in Windows. Meer informatie over UNIX-opdrachten kunt u vinden in het UNIX Supplement. 104

105 Overige afdrukbewerkingen Ongeautoriseerde kopiecontrole U kunt patronen en tekst toevoegen onder de afgedrukte tekst om ongeautoriseerde kopieën van het document te voorkomen. Ongeautoriseerde kopiecontrole bestaat uit twee functies: [Gegevensbeveiliging voor kopiëren] en [Mask type:]. Deze functie is bedoeld om het kopiëren van vertrouwelijke documenten te ontmoedigen; ongeautoriseerd gebruik van informatie wordt hier echter niet mee voorkomen. Het venster Ongeautoriseerde kopiecontrole openen 1. Open het venster [Voorkeursinstellingen voor afdrukken...] in het RPCS- printerstuurprogramma. 2. Klik op [Aang. instellingen wijzigen/toevoegen... ]. 3. Schakel het selectievakje [Ongeautoriseerde kopie...] in. 4. Klik op [Instellingscontrole...]. 5. Er wordt een bevestigingsbericht weergegeven. Klik op [OK]. Het venster Ongeautoriseerde kopiecontrole wordt weergegeven. Meer informatie kunt u vinden in de Help-functie van het printerstuurprogramma. Gebruik van [Gegevensbeveiliging voor kopiëren] U kunt een patroon toevoegen door dit in het printerstuurprogramma in te stellen. [Gegevensbeveiliging voor kopiëren] instellen in het printerstuurprogramma. Schakel het selectievakje [Gegevensbeveiliging voor kopiëren] in. U kunt ook tekst invoeren in het vak [Tekst:]. U kunt niet tegelijkertijd het selectievakje [Mask type:] inschakelen. Om een document af te drukken dat is beveiligd met een grijze overdruk moet de printer correct zijn ingesteld. Raadpleeg de beheerder. 105

106 Overige afdrukbewerkingen Een document afdrukken en kopiëren met [Gegevensbeveiliging voor kopiëren] g No Cop ng No Copying N ying No Copying No C pying No Copying No pying No Copying N opying No Copying Copying No Copying Copying No Copyin ying No Copy No Cop AJL030S 1. Het patroon en de tekst die u heeft ingesteld, worden afgedrukt. 2. Het document wordt gekopieerd op het kopieerapparaat/multifunctionele apparaat waarop een optionele unit voor gegevensbeveiliging voor kopiëren van de fabrikant is geïnstalleerd. 3. Het document wordt door een grijze overdruk onzichtbaar gemaakt. Wanneer u een document afdrukt dat is ingesteld via [Gegevensbeveiliging voor kopiëren] is installatie van de optionele unit voor gegevensbeveiliging voor kopiëren niet nodig op de printer. De optionele unit is alleen vereist voor het kopiëren of opslaan van documenten die zijn beveiligd door middel van een grijze overdruk. Alleen het RPCS-printerstuurprogramma wordt ondersteund. U kunt niet gedeeltelijk een patroon en tekst in een document toevoegen. Gebruik mm (7 1 / / 2 in.) of een groter papierformaat. Gebruik gewoon papier of kringlooppapier met een witheid van minimaal 70%. Dubbelzijdig afdrukken kan met deze functie een probleem vormen doordat de tekst en de patronen door het papier heen zichtbaar kunnen zijn. De optionele unit voor gegevensbeveiliging voor kopiëren is ontworpen voor kopieerapparaten/multifunctionele apparaten van de fabrikant. De unit kan niet op deze printer worden geïnstalleerd. Zie voor meer informatie over het instellen van [Gegevensbeveiliging voor kopiëren] de Help van het printerstuurprogramma. Gebruik van [Mask type:] U kunt patronen en tekst in een document toevoegen door dit in het printerstuurprogramma in te stellen om ongeautoriseerd kopiëren te voorkomen. 106

107 Overige afdrukbewerkingen [Mask type:] instellen in het printerstuurprogramma. Selecteer een patroon bij [Mask type:] en voer de tekst in bij [Tekst:]. U kunt de afdrukkleur selecteren uit [Zwart], [Cyaan], of [Magenta] in de [Kleuren:] lijst. U kunt [Tekst:] afzonderlijk instellen, maar [Mask type:] en [Tekst:] moeten samen worden ingesteld. Een document afdrukken en kopiëren met [Mask type] AJL031S 1. Het patroon en de ingestelde tekst worden vaag afgedrukt. 2. Het document wordt gekopieerd op een kopieerapparaat/multifunctioneel apparaat. 3. Het patroon en de tekst die zijn ingesteld worden duidelijk weergegeven. Alleen het RPCS-printerstuurprogramma wordt ondersteund. U kunt niet gedeeltelijk patronen en teksten in een document toevoegen. Om het onderliggende patroon duidelijk weer te geven moet u de tekengrootte instellen op ten minste 50 pt (bij voorkeur op 70 tot 80 pt) en moet u de tekenhoek instellen tussen de 30 en 40 graden. Afdrukken met achtergrondpatronen en tekst kan trager zijn dan normaal afdrukken. Zie voor meer informatie over de instelling [Mask type:] de Help-functie van het printerstuurprogramma. Belangrijke informatie De fabrikant kan de afdrukkwaliteit van patronen en andere afbeeldingen voor het beveiligen van kopieën niet garanderen. De afdrukkwaliteit van de patronen en de prestaties van Ongeautoriseerde kopiecontrole zijn afhankelijk van de papierkwaliteit, het printermodel en de printerinstellingen. 107

108 Overige afdrukbewerkingen De fabrikant kan niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele schade die verband houdt met het gebruik of onmogelijke gebruik van de afdrukpatronen van de functie Ongeautoriseerde kopiecontrole. 108

109 Overige afdrukbewerkingen Gebruikmaken van de functie afdruktaak Hier wordt beschreven hoe bestanden die opgeslagen zijn op de printer kunnen worden afgedrukt of verwijderd. Er zijn de volgende soorten afdrukbestanden: testafdrukbestanden, beveiligde afdrukbestanden, uitgestelde afdrukbestanden en opgeslagen afdrukbestanden. Afdrukbestanden die van computers worden verstuurd kunnen worden opgeslagen op de harde schijf van de printer. Door gebruik te maken van de functie Afdruktaak kunt u deze afdrukbestanden afdrukken of verwijderen. Venster afdruktaak Als de printer wordt aangezet, wordt het volgende venster weergegeven. Als u [Afdrukopdr.] indrukt op het beginscherm, wordt een venster weergegeven dat vraagt naar de selectie van het type afdruktaak. Nadat u een type heeft geselecteerd, kunt u afdrukbestanden in de lijst selecteren door te drukken op: [Taaklijst] Het venster Taaklijst wordt weergegeven. [Gebruiker-ID] Het venster Gebruiker-ID wordt weergegeven. Als u testafdrukbestand, beveiligd afdrukbestand en bestanden die wachten op afdrukken selecteert, dan worden de afdrukbestanden uit de printer verwijderd nadat het afdrukken voltooid is. Als u opgeslagen afdrukbestanden selecteert, blijven de afdrukbestanden in de printer nadat het afdrukken voltooid is. Venster Taaklijst NL AQC501S 1. Het type afdruktaken Toont het type afdruktaak dat u geselecteerd heeft. 109

110 Overige afdrukbewerkingen 2. Paginanummer Toont het huidige paginanummer. Iedere keer dat de [ ] of [ ] -toets ingedrukt wordt, verspringt het scherm. 3. Weergave gebruiker-id, datum/tijd en bestandsnaam De gebruiker-id toont de ID van de gebruiker zoals ingesteld door het printerstuurprogramma. De datum en tijd tonen het tijdstip waarop de afdruktaak in de printer is opgeslagen. De bestandsnaam toont de naam van het bestand. Indien het een beveiligde afdrukbestand betreft wordt **** getoond in plaats van de bestandsnaam. 4. [Afdrukken] Drukt een geselecteerd bestand af. 5. [Wijzigen] Wijzigt of verwijdert het wachtwoord van een bestand indien een wachtwoord wordt ingesteld. Druk op [Wijzigen] om het wachtwoord te wijzigen van een beveiligde of opgeslagen afdruktaak, voer het bestaande wachtwoord in en voer vervolgens het nieuwe wachtwoord in op het bevestigingsvenster. Druk op [Wijzigen] om het wachtwoord te verwijderen, laat het vakje voor invoer/bevestiging van het nieuwe wachtwoord leeg en druk vervolgens op de [OK] -toets. U kunt ook wachtwoorden instellen voor de opgeslagen afdrukbestanden die momenteel geen wachtwoord hebben. 6. [Verwijderen] Verwijdert een geselecteerd bestand. Indien u [Wijzigen] gebruikt om een wachtwoord te wijzigen of te verwijderen, moet u eerst het bestaande wachtwoord invoeren. Als het wachtwoord dat u invoert niet juist is, kunt u geen bestaande wachtwoorden wijzigen of verwijderen. U kunt [Wijzigen] gebruiken om wachtwoorden in te stellen of te verwijderen alleen opgeslagen afdrukbestanden worden bewaard door de printer. Venster Gebruiker-ID NL AQC502S 1. Het type afdruktaken Toont het type afdruktaak dat u selecteert 2. Paginanummer Toont het huidige paginanummer. Iedere keer dat de [ ] of [ ] -toets ingedrukt wordt, verspringt het scherm. 3. Gebruiker ID Gebruiker-ID toont het ID van de gebruiker die de geselecteerde bestandtypen heeft opgeslagen. Het Gebruiker-ID zoals ingesteld door de printer wordt getoond. 4. [Alles afdrukken] Drukt alle opgeslagen bestanden af van de geselecteerde Gebruiker-ID. 5. [Taaklijst] Het venster verspringt naar het [Taaklijst] venster. Toont alleen de afdruktaken van de geselecteerde gebruiker. 110

111 Overige afdrukbewerkingen Om het selecteren van een bestand te annuleren, drukt u op de [Job Reset] -toets. Het scherm wordt niet bijgewerkt als een nieuw bestand wordt opgeslagen terwijl de lijst met opgeslagen bestanden wordt getoond. Druk op de [Menu] toets om terug te keren naar het beginscherm, en druk vervolgens weer op [Afdr.taken] om het scherm bij te werken. Als er een groot aantal afdruktaken zijn opgeslagen op de printer, kan de verwerking tijdelijk langzamer verlopen, afhankelijk van de gebruikte functies. Voor meer informatie over het afdrukken van ieder type afdruktaak, zie: Pag.112 "Testafdruk" Pag.114 "Beveiligde afdruk" Pag.118 "Uitgestelde afdruk" Pag.120 "Opgeslagen afdruk" 111

112 Overige afdrukbewerkingen Afdrukken van het venster Afdruktaak Dit gedeelte geeft instructies over Testafdruk, Beveiligde afdruk, Uitgestelde afdruk en Opgeslagen afdruk. Testafdruk Met deze functie kunt u alleen de eerste set afdrukken van een afdruktaak die uit meerdere sets bestaat. Nadat u het resultaat heeft gecontroleerd, kunnen de resterende sets via het bedieningspaneel van de printer worden afgedrukt of geannuleerd. Zo kunnen foutieve afdrukken worden beperkt. Een testafdrukbestand kan niet worden opgeslagen als: het totaal aantal testafdrukbestanden, beveiligde afdrukbestanden, uitgestelde afdrukbestanden en opgeslagen afdrukbestanden in de printer meer dan 100 bedraagt. (Het maximum aantal is afhankelijk van de hoeveelheid gegevens die de bestanden bevatten). het bestand bestaat uit meer dan 1000 pagina s. verzonden of opgeslagen bestanden in de printer bevatten in totaal meer dan 9000 pagina s. Als een testafdruk niet goed is opgeslagen, controleer dan het foutenlogboek op het bedieningspaneel. Zelfs nadat u de printer heeft uitgeschakeld, blijven er opgeslagen documenten achter in de printer. De instellingen [Tijd. aut. verw] of [Opsl. aut. verw] worden echter eerst toegepast. Als de toepassing een sorteeroptie heeft, zorg er dan voor dat deze optie uitgeschakeld is voordat u de afdruktaak verstuurt. Testafdrukbestanden worden standaard automatisch gesorteerd door het printerstuurprogramma. Als de sorteeroptie is geselecteerd in het dialoogvenster van de toepassing worden er mogelijk meer afdrukken gemaakt dan verwacht. Als de eerst set testafdrukken niet voldoet aan uw verwachtingen en u de resterende sets niet wilt afdrukken, kunt u het bestand met testafdrukken verwijderen via het bedieningspaneel. Als u de resterende sets afdrukt, wordt de taak in de printer automatisch verwijderd. Testafdrukbestanden die zijn afgedrukt of verwijderd met Web Image Monitor, nadat u [Testafdruk] heeft geselecteerd op het bedieningspaneel, worden op het bedieningspaneel weergegeven. Er wordt echter een foutmelding weergegeven als u deze testafdrukbestanden probeert af te drukken of te verwijderen. Wanneer opgeslagen bestanden lange namen hebben die op elkaar lijken, kan het moeilijk zijn om het bestand dat u wilt afdrukken te herkennen op het bedieningspaneel. Druk het bestand af door het gebruiker-id of het tijdstip waarop het bestand is verzonden te controleren of wijzig de bestandsnaam in een naam die gemakkelijk te herkennen is. Voor meer informatie over het foutenlogboek op het bedieningspaneel zie Pag.131 "Controleren van het Foutenlogboek". Voor meer informatie over [Tijd. aut. verw ] en [Opsl. aut. verw] zie Pag.177 "Menu Systeem". Afdrukken van afdrukbestand In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een testafdrukbestand kunt afdrukken in het PCL 6/5c-, RPCS- en PostScript 3 printerstuurprogramma Toepassingen met een eigen stuurprogramma, zoals PageMaker, ondersteunen deze functie niet. 1. Vanuit een toepassing selecteert u een opdracht voor afdrukken. Het dialoogvenster Afdrukken wordt weergegeven. 2. Selecteer de printer die u wilt gebruiken in de [Naam] -lijst, en klik vervolgens op [Eigenschappen]. Het dialoogvenster Printereigenschappen wordt weergegeven. 112

113 Overige afdrukbewerkingen 3. In het vak [Job Type:] klikt u op [Testafdruk]. Als u afdrukt vanuit het PostScript 3-printerstuurprogramma klikt u op [Testafdruk] in het vak [Job Type:] in het tabblad [Job Log]. 4. Voer bij [Gebruiker-ID:] een gebruiker-id in van maximaal acht alfanumerieke tekens. Hiermee kan de gebruiker worden herkend. U kunt een gebruiker-id van maximaal acht alfanumerieke tekens (a-z, A-Z, 0-9) invoeren. 5. Klik op [Details...] en voer een gebruiker-id in bij [Gebruiker-ID:]. Hiermee kan de gebruiker worden herkend. U kunt een gebruiker-id van maximaal acht alfanumerieke tekens (a-z, A-Z, 0-9) invoeren. 6. Voer een opdracht voor afdrukken uit. Stel meer dan twee kopieën in. De testafdruk wordt naar de printer gestuurd en de eerste set wordt afgedrukt. 7. Druk op [Afdr.taken]op het bedieningspaneel van de printer. 8. Selecteer [Testafdruktaken] met de [ ] of [ ] -toets, en druk vervolgens op [Taaklijst]. Er wordt een lijst met testafdrukbestanden weergegeven die zijn opgeslagen in de printer. Sommige afdruktaken worden, afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, mogelijk niet weergegeven. U kunt ook bestanden afdrukken door op [Gebruiker-ID] te drukken. 9. Selecteer het bestand dat u wilt afdrukken met de [ ] of [ ] toets, en druk vervolgens op [Afdrukken]. Stel het nieuwe aantal sets in met de scroll-toetsen. U kunt maximaal 999 sets invoeren. Druk op de [Escape]-toets om een verkeerde invoer te corrigeren. 10. Druk op [Afdrukken]. De resterende sets worden afgedrukt. Druk op [Annuleren] om het afdrukken te annuleren. 113

114 Overige afdrukbewerkingen Wanneer het aantal sets wordt gewijzigd, wordt het gewijzigde aantal toegepast op alle geselecteerde bestanden. Nadat het afdrukken is voltooid, wordt het opgeslagen bestand verwijderd. Om het afdrukken na aanvang te onderbreken, drukt u op [Taak reset]. Het bestand wordt dan verwijderd. Voor meer informatie over [Gebruiker-ID ] zie Pag.124 "Afdrukken van het venster gebruiker-id". Testafdrukbestanden verwijderen Als u niet tevreden bent over de testafdruk kunt u het testafdrukbestand verwijderen, wijzigen en opnieuw afdrukken, net zolang totdat u wel tevreden bent. 1. Druk op [Afdr.taken]. 2. Selecteer [Testafdruktaken] met de [ ] of [ ] -toets, en druk vervolgens op [Taaklijst]. Er wordt een lijst met testafdrukbestanden weergegeven die zijn opgeslagen in de printer. Sommige afdruktaken worden, afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, mogelijk niet weergegeven. 3. Selecteer het bestand dat u wilt verwijderen met de [ ] of [ ] toets, en druk vervolgens op [Verwijderen]. Het bevestigingsvenster voor verwijderen wordt weergegeven. 4. Druk op [Verwijderen]. Het geselecteerde bestand wordt verwijderd. Druk op [Annuleren] als u het bestand niet wilt verwijderen. Beveiligde afdruk Met deze functie kunt u vertrouwelijke documenten beveiligen op een printer die is aangesloten op een netwerk. Normale bestanden kunnen worden afgedrukt via het bedieningspaneel als ze eenmaal zijn opgeslagen op deze 114

115 Overige afdrukbewerkingen printer. Beveiligde afdrukken kunnen niet worden afgedrukt tenzij een wachtwoord wordt ingevoerd in het bedieningspaneel van de printer. Uw vertrouwelijke documenten kunnen zo niet door anderen worden ingezien. Een beveiligd afdrukbestand kan niet worden opgeslagen als: het totaal aantal testafdrukbestanden, beveiligde afdrukbestanden, uitgestelde afdrukbestanden en opgeslagen afdrukbestanden in de printer meer dan 100 bedraagt. (Het maximum aantal is afhankelijk van de hoeveelheid gegevens die de bestanden bevatten). het bestand bestaat uit meer dan 1000 pagina s. verzonden of opgeslagen bestanden in de printer bevatten in totaal meer dan 9000 pagina s. Als een beveiligde afdruk niet goed is opgeslagen, controleer dan het foutenlogboek op het bedieningspaneel. Zelfs nadat u de printer heeft uitgeschakeld, blijven er opgeslagen documenten achter in de printer. De instellingen [Tijd. aut. verw] of [Opsl. aut. verw] worden echter eerst toegepast. Als de toepassing over een sorteeroptie beschikt, controleer dan of deze optie is uitgeschakeld voordat u een afdruktaak verzendt. Beveiligde afdrukken worden namelijk standaard automatisch gesorteerd door het printerstuurprogramma. Wanneer de sorteeroptie is geselecteerd in het dialoogvenster [Afdrukken] van de toepassing kunnen er onbedoeld te veel afdrukken worden gemaakt. Nadat het beveiligde afdrukbestand is afgedrukt, wordt de taak automatisch uit de printer verwijderd. Beveiligde afdrukbestanden, die zijn afgedrukt of verwijderd met Web Image Monitor, nadat u [Bev. afdr.] heeft geselecteerd op het bedieningspaneel, worden op het bedieningspaneel weergegeven. Er wordt echter een foutmelding weergegeven als u deze beveiligde afdrukbestanden probeert af te drukken of te verwijderen. Voor meer informatie over het foutenlogboek op het bedieningspaneel zie Pag.131 "Controleren van het Foutenlogboek". Voor meer informatie over [Tijd. aut. verw ] en [Opsl. aut. verw] zie Pag.177 "Menu Systeem". Afdrukken van een Beveiligd afdrukbestand In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een beveiligd afdrukbestand kunt afdrukken in het PCL 6/5c-, RPCS- en PostScript 3 printerstuurprogramma. Toepassingen met een eigen stuurprogramma, zoals PageMaker, ondersteunen deze functie niet. 1. Configureer het beveiligd afdrukbestand in de eigenschappen van het printerstuurprogramma. Zie de Help van de printerstuurprogramma s voor meer informatie over de configuratie van de printerstuurprogramma s. 2. Begin met afdrukken vanuit het dialoogvenster afdrukken van de toepassing. De taak Beveiligd afdrukken wordt naar de printer gestuurd. 3. Druk op [Afdr.taken]op het bedieningspaneel van de printer. 115

116 Overige afdrukbewerkingen 4. Selecteer [Beveiligde afdruktaken] met de [ ] of [ ] -toets, en druk vervolgens op [Taaklijst]. Er wordt een lijst weergegeven met de beveiligde afdrukbestanden die opgeslagen zijn in de printer. Sommige afdruktaken worden, afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, mogelijk niet weergegeven. U kunt ook bestanden afdrukken door op [Gebruiker-ID] te drukken. 5. Selecteer het bestand dat u wilt afdrukken met de [ ] of [ ] toets, en druk vervolgens op [Afdrukken]. Het wachtwoordscherm wordt weergegeven. 6. Voer het wachtwoord in via de [ ], [ ],[ ] of [ ] -toets, en druk vervolgens op de [OK] -toets. Het afdrukbevestigingsscherm wordt weergegeven. Er wordt een bevestigingsscherm weergegeven als het wachtwoord niet juist is ingevoerd. Druk op [Wissen] om het wachtwoord nogmaals in te voeren. Neem contact op met de netwerkbeheerder als u uw wachtwoord bent vergeten. 7. Druk op [Afdrukken]. De resterende sets worden afgedrukt. Druk op [Annuleren] om het afdrukken te annuleren. Nadat het afdrukken is voltooid, wordt het opgeslagen bestand verwijderd. Om het afdrukken na aanvang te onderbreken, drukt u op [Taak reset]. Het bestand wordt dan verwijderd. Voor meer informatie over [Gebruiker-ID ] zie Pag.124 "Afdrukken van het venster gebruiker-id". 116

117 Overige afdrukbewerkingen Beveiligde afdrukbestanden verwijderen 1. Druk op [Afdr.taken]. 2. Selecteer [Beveiligde afdruktaken] met de [ ] of [ ] -toets, en druk vervolgens op [Taaklijst]. Er wordt een lijst weergegeven met de beveiligde afdrukbestanden die opgeslagen zijn in de printer. Sommige afdruktaken worden, afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, mogelijk niet weergegeven. 3. Selecteer het bestand dat u wilt verwijderen met de [ ] of [ ] toets, en druk vervolgens op [Verwijderen]. Het wachtwoordscherm wordt weergegeven. 4. Voer het wachtwoord in via de [ ], [ ],[ ] of [ ] -toets, en druk vervolgens op de [OK] -toets. Het bevestigingsscherm voor verwijdering wordt weergegeven. Er wordt een bevestigingsscherm weergegeven als het wachtwoord niet juist is ingevoerd. Druk op [Wissen] om het wachtwoord nogmaals in te voeren. Neem contact op met de netwerkbeheerder als u uw wachtwoord bent vergeten. 5. Druk op [Verwijderen]. Het geselecteerde bestand wordt verwijderd. Druk op [Annuleren] als u het bestand niet wilt verwijderen. 117

118 Overige afdrukbewerkingen Uitgestelde afdruk Met deze functie kunt u een bestand tijdelijk opslaan in de printer om het op een later tijdstip af te drukken vanaf de computer of via het bedieningspaneel van de printer. Een Uitgesteld afdrukbestand kan niet worden opgeslagen als: het totaal aantal testafdrukbestanden, beveiligde afdrukbestanden, uitgestelde afdrukbestanden en opgeslagen afdrukbestanden in de printer meer dan 100 bedraagt. (Het maximum aantal is afhankelijk van de hoeveelheid gegevens die de bestanden bevatten). het bestand bestaat uit meer dan 1000 pagina s. verzonden of opgeslagen bestanden in de printer bevatten in totaal meer dan 9000 pagina s. Als een uitgesteld afdrukbestand niet goed is opgeslagen, controleer dan het foutenlogboek op het bedieningspaneel. Zelfs nadat u de printer heeft uitgeschakeld, blijven er opgeslagen documenten achter in de printer. De instellingen [Tijd. aut. verw] of [Opsl. aut. verw] worden echter eerst toegepast. Als de toepassing over een sorteeroptie beschikt, controleer dan of deze optie is uitgeschakeld voordat u een afdruktaak verzendt. Uitgestelde afdrukbestanden worden namelijk standaard automatisch gesorteerd door het printerstuurprogramma. Wanneer de sorteeroptie is geselecteerd in het dialoogvenster [Afdrukken] van de toepassing kunnen er onbedoeld te veel afdrukken worden gemaakt. Uitgestelde afdrukbestanden die zijn afgedrukt of verwijderd met Web Image Monitor, nadat u [Uitgestelde afdr] heeft geselecteerd op het bedieningspaneel, worden op het bedieningspaneel weergegeven. Er wordt echter een foutmelding weergegeven als u de uitgestelde afdrukbestanden probeert af te drukken of te verwijderen. Opgeslagen bestanden met lange namen die op elkaar lijken, kunnen moeilijk van elkaar te onderscheiden zijn op het bedieningspaneel. Controleer vóór het afdrukken het gebruiker-id of het tijdstip waarop het bestand is verzonden of wijzig de bestandsnaam in een naam die gemakkelijk te herkennen is. Als u de documentnaam invoert bij [Details...] in het printerstuurprogramma wordt deze naam op het bedieningspaneel weergegeven. Het is mogelijk maar niet verplicht om een bestandsnaam of wachtwoord in te stellen voor een afdrukbestand dat wacht op afdrukken. Voor meer informatie over het foutenlogboek op het bedieningspaneel zie Pag.131 "Controleren van het Foutenlogboek". Voor meer informatie over [Tijd. aut. verw ] en [Opsl. aut. verw] zie Pag.177 "Menu Systeem". Bestanden die wachten op afdrukken In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een afdrukbestand in de wacht kunt afdrukken in het PCL 6/5c-, RPCSen PostScript 3 printerstuurprogramma. Voor meer informatie over het afdrukken van afdrukbestanden in de wacht met het PostScript 3-printerstuurprogramma zie het Postscript 3 Supplement. Toepassingen met een eigen stuurprogramma, zoals PageMaker, ondersteunen deze functie niet. 1. Configureer het uitgestelde afdrukbestand in de eigenschappen van het printerstuurprogramma. Zie de Help van de printerstuurprogramma s voor meer informatie over de configuratie van de printerstuurprogramma s. 2. Klik op [Details...] en voer een gebruiker-id in bij [Gebruiker-ID:]. U kunt ook een bestandsnaam instellen. De bestandsnaam die u instelt wordt getoond op het taaklijstscherm van de printer. 3. Begin met afdrukken vanuit het dialoogvenster afdrukken van de toepassing. Het uitgestelde afdrukbestand wordt naar de printer gestuurd en opgeslagen. 118

119 Overige afdrukbewerkingen 4. Druk op [Afdr.taken]op het bedieningspaneel van de printer. 5. Selecteer [Afdruktaken in de wacht] met de [ ] of [ ] toets, en druk vervolgens op [Taaklijst]. Er wordt een lijst weergegeven met de beveiligde afdrukbestanden die wachten op afdrukken in de printer. Sommige afdruktaken worden, afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, mogelijk niet weergegeven. U kunt ook bestanden afdrukken door op [Gebruiker-ID] te drukken. 6. Selecteer het bestand dat u wilt afdrukken met de [ ] of [ ] toets, en druk vervolgens op [Afdrukken]. Het bevestigingsscherm wordt weergegeven. 7. Druk op [Afdrukken]. Het uitgestelde afdrukbestand wordt afgedrukt. Druk op [Annuleren] om het afdrukken te annuleren. Nadat het afdrukken is voltooid, wordt het opgeslagen bestand verwijderd. Om het afdrukken na aanvang te onderbreken, drukt u op [Taak reset]. Het bestand wordt dan verwijderd. Zie de Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over het instellen van printerstuurprogramma s. U kunt uitgestelde afdrukbestanden ook afdrukken vanuit Web Image Monitor. Zie de Help van Web Image Monitor voor meer informatie. Voor meer informatie over [Gebruiker-ID ] zie Pag.124 "Afdrukken van het venster gebruiker-id". 119

120 Overige afdrukbewerkingen Bestanden die wachten op afdrukkenverwijderen 1. Druk op [Afdr.taken]. 2. Selecteer [Afdruktaken in de wacht] met de [ ] of [ ] toets, en druk vervolgens op [Taaklijst]. Er wordt een lijst weergegeven met de beveiligde afdrukbestanden die wachten op afdrukken in de printer. Sommige afdruktaken worden, afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, mogelijk niet weergegeven. 3. Selecteer het bestand dat u wilt verwijderen met de [ ] of [ ] toets, en druk vervolgens op [Verwijderen]. Het bevestigingsscherm wordt weergegeven. 4. Druk op [Verwijderen]. Het geselecteerde bestand wordt verwijderd. Druk op [Annuleren] als u het bestand niet wilt verwijderen. Opgeslagen afdruk Met deze functie kunt u documenten opslaan in de printer en op een later tijdstip afdrukken vanaf de computer of via het bedieningspaneel van de printer. De taken worden niet verwijderd nadat ze zijn afgedrukt, daarom hoeft u ze niet opnieuw naar de printer te sturen wanneer u meerdere exemplaren wilt afdrukken. Een afdrukbestand kan niet worden opgeslagen als: het totaal aantal testafdrukbestanden, beveiligde afdrukbestanden, uitgestelde afdrukbestanden en opgeslagen afdrukbestanden in de printer meer dan 100 bedraagt. (Het maximum aantal is afhankelijk van de hoeveelheid gegevens die de bestanden bevatten). het bestand bestaat uit meer dan 1000 pagina s. verzonden of opgeslagen bestanden in de printer bevatten in totaal meer dan 9000 pagina s. 120

121 Overige afdrukbewerkingen Als een opgeslagen afdrukbestand niet goed is opgeslagen, controleer dan het foutenlogboek op het bedieningspaneel. Zelfs nadat u de printer heeft uitgeschakeld, blijven er opgeslagen documenten achter in de printer. De instellingen [Tijd. aut. verw] of [Opsl. aut. verw] worden echter eerst toegepast. Als de toepassing over een sorteeroptie beschikt, controleer dan of deze optie is uitgeschakeld voordat u een afdruktaak verzendt. Opgeslagen afdrukbestanden worden namelijk standaard automatisch gesorteerd door het printerstuurprogramma. Wanneer de sorteeroptie is geselecteerd in het dialoogvenster Afdrukken van de toepassing kunnen er onbedoeld te veel afdrukken worden gemaakt. Opgeslagen afdrukbestanden die worden afgedrukt of verwijderd met Web Image Monitor nadat u [Opgesl. afdr.] heeft geselecteerd op het bedieningspaneel worden weergegeven op het bedieningspaneel. Er wordt echter een foutmelding weergegeven als u de opgeslagen afdrukbestanden probeert af te drukken of te verwijderen. Wanneer opgeslagen bestanden lange namen hebben die op elkaar lijken, kan het moeilijk zijn om het bestand dat u wilt afdrukken te herkennen op het bedieningspaneel. Druk het bestand af door het gebruiker-id of het tijdstip waarop het bestand is verzonden te controleren of wijzig de bestandsnaam in een naam die gemakkelijk te herkennen is. Als u de documentnaam invoert bij [Details...], in het printerstuurprogramma wordt deze naam op het bedieningspaneel weergegeven. Voor meer informatie over het foutenlogboek op het bedieningspaneel zie Pag.131 "Controleren van het Foutenlogboek". Voor meer informatie over [Tijd. aut. verw ] en [Opsl. aut. verw] zie Pag.177 "Menu Systeem". Afdrukken van een Opgeslagen afdrukbestand In dit gedeelte wordt beschreven hoe u opgeslagen afdrukbestanden kunt afdrukken in het PCL 6/5c- en RPCSprinterstuurprogramma. Voor meer informatie over het afdrukken van opgeslagen afdrukbestanden met het PostScript 3-printerstuurprogramma zie het Postscript 3 Supplement. Toepassingen met een eigen stuurprogramma, zoals PageMaker, ondersteunen deze functie niet. 1. Configureer de opgeslagen afdrukbestanden in de eigenschappen van het printerstuurprogramma. Er zijn twee manieren om afdrukbestanden op te slaan: [Opgesl.afdr.] Slaat het bestand op in de printer zodat het op een later tijdstip kan worden afgedrukt via het bedieningspaneel van de computer. [Opsl. en Normaal afdr.] (of [Opslaan en Afdrukken]) Drukt het bestand meteen af en slaat het tegelijkertijd op in de printer. Zie de Help van de printerstuurprogramma s voor meer informatie over de configuratie van de printerstuurprogramma s. 2. Klik op [Details...] en voer een gebruiker-id in bij [Gebruiker-ID:]. U kunt ook een wachtwoord instellen. Dit is het wachtwoord dat moet worden ingevoerd om bestanden af te drukken en te verwijderen. U kunt ook een bestandsnaam instellen. De bestandsnaam die u instelt wordt getoond op het taaklijstscherm van de printer. 3. Begin met afdrukken vanuit het dialoogvenster afdrukken van de toepassing. Het opgeslagen afdrukbestand wordt naar de printer gestuurd. 121

122 Overige afdrukbewerkingen 4. Druk op [Afdr.taken]op het bedieningspaneel van de printer. 5. Selecteer [Opgeslagen afdruktaken] met de [ ] of [ ] toets, en druk vervolgens op [Taaklijst]. Er wordt een lijst met opgeslagen afdrukbestanden weergegeven. U kunt ook bestanden afdrukken door op [Gebruiker-ID] te drukken. 6. Selecteer het bestand dat u wilt afdrukken met de [ ] of [ ] toets, en druk vervolgens op [Afdrukken]. Het bevestigingsscherm wordt weergegeven. Als u een wachtwoord instelt in het printerstuurprogramma wordt een scherm weergegeven voor het bevestigen van het wachtwoord. Voer het wachtwoord in. 7. Druk op [Afdrukken]. Het opgeslagen afdrukbestand wordt afgedrukt. Druk op [Annuleren] om het afdrukken te annuleren. Wanneer meerdere bestanden worden geselecteerd zonder dat een aantal wordt ingesteld, wordt één set minder dan het minimumaantal van alle instellingen toegepast. Als het laagste aantal één set is, wordt van alle geselecteerde bestanden één set afgedrukt. Wanneer het aantal sets wordt gewijzigd, wordt het gewijzigde aantal toegepast op alle geselecteerde bestanden. Om het afdrukken na aanvang te onderbreken, drukt u op [Job Reset]. Het opgeslagen bestand wordt niet verwijderd, zelfs niet nadat op [Job Reset] is gedrukt. Het opgeslagen afdrukbestand dat naar de printer is gestuurd, wordt niet verwijderd tenzij u het bestand verwijdert of [Opsl. aut. verw] selecteert. U kunt een wachtwoord instellen of verwijderen nadat u de bestanden naar de printer heeft verstuurd. Selecteer het bestand en druk op [Wijzigen] in het scherm Afdruktaaklijst. Om een wachtwoord in te stellen, voert u een nieuw wachtwoord in. Om het wachtwoord te verwijderen laat u het vakje voor het invoeren of bevestigen van het wachtwoord leeg en drukt u op de [OK] -toets. Zie de Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over het instellen van printerstuurprogramma s. U kunt opgeslagen afdrukbestanden ook afdrukken of verwijderen vanuit Web Image Monitor. Zie de Help van Web Image Monitor voor meer informatie. Voor meer informatie over [Opgesl. aut. verw ] zie Pag.177 "Menu Systeem". 122

123 Overige afdrukbewerkingen Voor meer informatie over [Gebruiker-ID ] zie Pag.124 "Afdrukken van het venster gebruiker-id". Opgeslagen afdrukbestanden verwijderen 1. Druk op [Afdr.taken]. 2. Selecteer [Opgeslagen afdruktaken] met de [ ] of [ ] toets, en druk vervolgens op [Taaklijst]. Er wordt een lijst met opgeslagen afdrukbestanden weergegeven. Sommige afdruktaken worden, afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, mogelijk niet weergegeven. 3. Selecteer het bestand dat u wilt verwijderen met de [ ] of [ ] toets, en druk vervolgens op [Verwijderen]. Het bevestigingsvenster voor verwijderen wordt weergegeven. Als u een wachtwoord heeft ingesteld in het printerstuurprogramma, voer dan het wachtwoord in om het bestand te verwijderen. Neem contact op met de netwerkbeheerder als u uw wachtwoord bent vergeten. 4. Druk op [Verwijderen]. Het geselecteerde bestand wordt verwijderd. Druk op [Annuleren] als u het bestand niet wilt verwijderen. 123

124 Overige afdrukbewerkingen Afdrukken van het venster gebruiker-id Hier wordt beschreven hoe u de bestanden kunt afdrukken die opgeslagen zijn in de printer vanuit het venster Gebruiker-ID. Afdrukken van de geselecteerde afdruktaak Als u testafdrukbestand, beveiligd afdrukbestand en bestanden die wachten op afdrukken afdrukt, dan worden de afdrukbestanden uit de printer verwijderd nadat het afdrukken voltooid is. 1. Druk op [Afdr.taken] op het beginscherm. 2. Druk op [Gebruiker-ID]. Er wordt een lijst weergegeven met gebruiker-id s van wie de bestanden zijn opgeslagen in de printer. 3. Selecteer het gebruiker-id van wie u het bestand wilt afdrukken door te drukken op [ ] of [ ] toets, en druk vervolgens op [Taaklijst]. Er wordt een lijst weergegeven met afdruktaken van de geselecteerde gebruiker-id s. 4. Selecteer het bestand dat u wilt afdrukken met de [ ] of [ ] -toets, en druk vervolgens op [Afdrukken]. Het bevestigingsscherm wordt weergegeven. 124

125 Overige afdrukbewerkingen 5. Druk op [Afdrukken]. Het geselecteerde bestand is afgedrukt. Druk op [Annuleren] om het afdrukken te annuleren. Voor meer informatie over het afdrukken van ieder type afdruktaak, zie: Pag.112 "Testafdruk" Pag.114 "Beveiligde afdruk" Pag.118 "Uitgestelde afdruk" Pag.120 "Opgeslagen afdruk" Alle afdruktaken afdrukken 1. Druk op [Afdr.taken] op het beginscherm. 2. Selecteer een type afdruktaak dat u wilt afdrukken met de [ ] of [ ] toets, en druk vervolgens op [Gebruiker- ID]. Er wordt een lijst weergegeven met gebruiker-id s van wie de bestanden zijn opgeslagen in de printer. 3. Selecteer de gebruiker-id wiens bestand u wilt afdrukken met de [ ] of [ ] -toets, en druk vervolgens op [Alles afdrukken]. Het bevestigingsscherm wordt weergegeven. 4. Druk op [Afdrukken]. De geselecteerde bestanden worden afgedrukt. Druk op [Annuleren] om het afdrukken te annuleren. Nadat het afdrukken voltooid is, worden de testafdrukbestanden, de beveiligde afdrukbestanden en de uitgestelde afdrukbestanden, verwijderd. U kunt geen afdruktaak selecteren die niet is opgeslagen onder het geselecteerde gebruiker-id. 125

126 Overige afdrukbewerkingen Wanneer meerdere testafdrukbestanden worden afgedrukt zonder dat een aantal wordt ingesteld op het bevestigingsscherm, wordt één set minder dan het minimumaantal van alle instellingen toegepast voor alle geselecteerde documenten. Als het laagste aantal "1" is, wordt van alle geselecteerde bestanden één set afgedrukt. Wanneer meerdere opgeslagen afdrukbestanden worden afgedrukt zonder dat een aantal wordt ingesteld op het bevestigingsscherm, wordt één set minder dan het minimumaantal van alle instellingen toegepast voor alle geselecteerde documenten. Voer het juiste wachtwoord in als u [Beveiligde afdruk] selecteert. Als er meerdere wachtwoorden zijn drukt de printer alleen de bestanden af die overeenkomen met het ingevoerde wachtwoord. Als u opgeslagen afdrukbestanden selecteert, en sommige hiervan hebben een wachtwoord nodig dan drukt de printer alleen de bestanden af die overeenkomen met het ingevoerde wachtwoord en de bestanden die geen wachtwoord nodig hebben. Voor meer informatie over het afdrukken van ieder type afdruktaak, zie: Pag.112 "Testafdruk" Pag.114 "Beveiligde afdruk" Pag.118 "Uitgestelde afdruk" Pag.120 "Opgeslagen afdruk" 126

127 Overige afdrukbewerkingen Paginadoorvoer Dit gedeelte bevat aanwijzingen voor het gebruik van de printer wanneer geen lade voor het geselecteerde papierformaat of -type beschikbaar is of wanneer het papier in de printer op is. De lade kan niet worden gewijzigd als de volgende functies zijn ingesteld: Duplexafdrukken naar een lade die geen duplexafdrukken ondersteunt Voorblad Tussenblad Als paginadoorvoer is geselecteerd voor een lade met de volgende instellingen kunt u de lade wijzigen door de instellingen te annuleren: Duplex afdrukken Nieten Als [Automatisch doorgaan] is geselecteerd, wordt het papier dat is ingevoerd via paginadoorvoer na een bepaalde interval afgedrukt. Zie Pag.177 "Menu Systeem". Afdrukken vanuit een geselecteerde lade Als de printer geen lade heeft voor het geselecteerde papierformaat of -type of wanneer het geselecteerde papier op is, wordt een waarschuwing weergegeven. Als deze melding verschijnt, voert u de volgende stappen uit. 1. Druk op [Paginadoorvoer] als het waarschuwingsbericht verschijnt. Er wordt een bevestigingsbericht weergegeven. 2. Druk op de [OK]-toets. 3. Selecteer de lade voor paginadoorvoer met de [ ] of [ ] toets die op het bedieningspaneel worden weergegeven en druk vervolgens op [OK]. De printer drukt af via de geselecteerde lade. Wanneer een lade met een kleiner papierformaat wordt geselecteerd, wordt de afdruktaak mogelijk afgebroken of kunnen zich andere problemen voordoen. 127

128 Overige afdrukbewerkingen Een afdruktaak annuleren Volg deze procedure om de afdruktaak te annuleren als het bericht voor paginadoorvoer wordt weergegeven. 1. Druk op [JobReset]. 2. Druk op [Huidig]. Er wordt een bevestigingsbericht weergegeven. Druk op [Hervatten] om de afdruktaken te hervatten. 3. Druk op [Ja] om de afdruktaak te annuleren. Druk op [Nee] om terug te gaan naar het vorige scherm. Wanneer de printer is aangesloten op meerdere computers, moet u ervoor zorgen dat u niet per ongeluk de afdruktaken van een ander annuleert. Onder Windows kunnen afdruktaken geannuleerd worden, indien de printer verbonden is met de computer via een parallelle kabel, als [TaakReset] ingedrukt wordt terwijl "Wachten..." wordt weergegeven op het bedieningspaneel. Nadat de in [I/O Timeout] vastgestelde interval in Printereigenschappen verstreken is, kan de volgende afdruktaak verstuurd worden. In dit geval wordt een afdruktaak die vanaf een andere computer wordt verstuurd niet geannuleerd. U kunt het afdrukken niet stoppen als de afdrukgegevens al zijn verwerkt. Hierdoor kan het afdrukken van een aantal pagina s nog doorgaan nadat u op [JobReset] heeft gedrukt. Het kan even duren voordat een afdruktaak met een grote hoeveelheid gegevens is gestopt. Zie Pag.129 "Een afdruktaak annuleren" om met het afdrukken van de gegevens te stoppen. 128

129 Overige afdrukbewerkingen Een afdruktaak annuleren U kunt een afdruktaak annuleren vanaf de printer of vanaf een clientcomputer. Omdat de procedure voor het annuleren van taken afhankelijk is van de status van de afdruktaak moet u eerst de status van de taak controleren voordat u de taak gaat annuleren. Het annuleren van een afdruktaak via het bedieningspaneel. 1. Druk op [JobReset]. Er wordt een bevestigingsbericht weergegeven. 2. Druk op [Huidig]. Druk op [Hervatten] om de afdruktaken te hervatten. 3. Druk op [Ja] om de afdruktaak te annuleren. Druk op [Nee] om terug te gaan naar het vorige scherm. Windows - Een afdruktaak annuleren van de computer U kunt een afdruktaak annuleren vanaf de computer indien de overdracht van de afdruktaken nog niet is voltooid. 1. Dubbelklik op het printerpictogram op de Windows-taakbalk. Er wordt een venster weergegeven met alle afdruktaken die momenteel in de afdrukwachtrij staan. Controleer de huidige status van de taak die u wilt annuleren. 2. Selecteer de naam van de taak die u wilt annuleren. 3. Klik in het menu [Bestand] op [Afdrukken annuleren]. Wanneer de printer is aangesloten op meerdere computers, moet u ervoor zorgen dat u niet per ongeluk de afdruktaken van een ander annuleert. Indien de printer verbonden is met de computer via een parallelle kabel, kunnen afdruktaken geannuleerd worden als [JobReset] ingedrukt wordt terwijl "Wachten..." wordt weergegeven op het bedieningspaneel. Nadat de in [I/O Timeout] vastgestelde interval in Printereigenschappen verstreken is, kan de volgende afdruktaak verstuurd worden. In dit geval wordt een afdruktaak die vanaf een andere computer wordt verstuurd niet geannuleerd. In Windows XP/Vista, Windows Server 2003/2003 R2 en Windows NT 4.0, klik op [Annuleren] in het menu [Document]. 129

130 Overige afdrukbewerkingen In Windows 95/98/Me/2000 of Windows NT 4.0 kunt u ook het venster Afdrukwachtrij openen door te dubbelklikken op het printerpictogram in het printervenster [Printers] (het venster [Printers en Faxapparaten] onder Windows XP en Windows Server 2003/2003 R2). U kunt het afdrukken niet stoppen als de afdrukgegevens al zijn verwerkt. Hierdoor kan het afdrukken van een aantal pagina s nog doorgaan nadat u op [JobReset] heeft gedrukt. Het kan even duren voordat een afdruktaak met een grote hoeveelheid gegevens is gestopt. Mac OS - Een afdruktaak annuleren van de computer 1. Dubbelklik op het printerpictogram op het bureaublad. Er wordt een venster weergegeven met alle afdruktaken die momenteel in de afdrukwachtrij staan. Controleer de huidige status van de taak die u wilt annuleren. Onder Mac OS X start u Print Center. 2. Selecteer de naam van de taak die u wilt annuleren. 3. Klik op het pauze-pictogram en vervolgens op het prullenbak-pictogram. Wanneer de printer is aangesloten op meerdere computers, moet u ervoor zorgen dat u niet per ongeluk de afdruktaken van een ander annuleert. Indien de printer verbonden is met de computer via een parallelle kabel, kunnen afdruktaken geannuleerd worden als [JobReset] ingedrukt wordt terwijl "Wachten..." wordt weergegeven op het bedieningspaneel. Nadat de in [I/O Timeout] vastgestelde interval in Printereigenschappen verstreken is, kan de volgende afdruktaak verstuurd worden. In dit geval wordt een afdruktaak die vanaf een andere computer wordt verstuurd niet geannuleerd. U kunt het afdrukken niet stoppen als de afdrukgegevens al zijn verwerkt. Hierdoor kan het afdrukken van een aantal pagina s nog doorgaan nadat u op [JobReset] heeft gedrukt. Het kan even duren voordat een afdruktaak met een grote hoeveelheid gegevens is gestopt. 130

131 Overige afdrukbewerkingen Controleren van het Foutenlogboek Als bestanden als gevolg van afdrukfouten niet kunnen worden opgeslagen, kunt u de oorzaak van de fout achterhalen in het foutenlogboek op het bedieningspaneel. De 30 recentste fouten worden opgeslagen in het foutenlogboek. Als er een nieuwe fout wordt toegevoegd aan de 30 opgeslagen fouten, wordt de oudste fout verwijderd. Maar als de oudste fout van een van de volgende afdruktaken is, wordt de fout niet verwijderd. De fout wordt apart opgeslagen tot er 30 fouten zijn opgeslagen. U kunt deze afdruktaken controleren op foutloginformatie. Testafdruk Beveiligde afdruk Uitgestelde afdruk Opgeslagen afdruk Als de hoofdschakelaar is uitgeschakeld, wordt het logboek gewist. 1. Druk op [Optie]. 2. Selecteer [Toon foutenlogboek] met de [ ] of [ ] -toets, en druk vervolgens op de [OK] -toets. 3. Selecteer het bestand dat u wilt afdrukken met de [ ] of [ ] toets en druk vervolgens op de [OK]- toets. Als u [Alles] selecteert worden alle foutenlogboeken weergegeven. 4. Selecteer de foutenlogboeken die u wilt controleren met de [ ] of [ ] toets. Druk na het controleren van de log op de [Menu] toets tot het beginscherm wordt weergegeven. Om de bestanden die in het foutenlogboek worden weergegeven af te drukken, verzendt u deze opnieuw nadat de opgeslagen bestanden zijn afgedrukt of verwijderd. 131

132 Overige afdrukbewerkingen Sorteren Met de functie Sorteren kunt u afdrukken maken tijdens het sorteren van afdrukken in sets op paginavolgorde, bijvoorbeeld tijdens het afdrukken van meerdere kopieën van documentatie voor een vergadering. U kunt maximaal 1000 pagina's sorteren. Sorteren De afdrukken kunnen worden samengevoegd tot opeenvolgende gesorteerde sets. Als Automatisch doorgaan is ingeschakeld bij de eerste set dan wordt het sorteren geannuleerd. Als geforceerd afdrukken is ingeschakeld bij de eerste set dan wordt het sorteren geannuleerd. Let bij het instellen van Sorteren in het printerstuurprogramma op dat geen sorteeroptie is geselecteerd bij de afdrukinstellingen van de toepassing. Wanneer een sorteeroptie is geselecteerd, zullen problemen ontstaan tijdens het afdrukken. Raadpleeg voor meer informatie over de afdrukmethode de Help-functie van het printerstuurprogramma. Gestaffeld sorteren Voor deze functie moet de optionele finisher geïnstalleerd zijn. De staffellade van de finisher verplaatst zich voorwaarts en achterwaarts wanneer een afdruktaak wordt geplaatst of uitgevoerd, zodat de volgende taak verplaatst wordt uitgevoerd en de taken eenvoudig van elkaar kunnen worden gescheiden. AEU018S 132

133 Overige afdrukbewerkingen Spoolafdrukken Bij spoolafdrukken worden de afdrukgegevens vóór het afdrukken opgeslagen op de harde schijf. U kunt deze functie instellen in het menu. Zie Pag.225 "Onderhoud op afstand via telnet". Met de telnet-opdracht "spoolsw clear job" kunt u een gespoolde afdruktaak wissen. Schakel de printer of de computer niet uit tijdens het spoolen van een afdruktaak, wanneer het lampje Data In knippert. Afdruktaken die op deze manier worden onderbroken, blijven op de harde schijf van de printer staan en worden verder afgedrukt als de printer weer wordt ingeschakeld. De functie Spoolafdrukken is beschikbaar voor gegevens die zijn ontvangen via diprint, lpr, ipp, ftp en sftp (TCP/IP (IPv6)). Wanneer u diprint gebruikt, kunt u de functie Spoolafdrukken niet gebruiken bij bi-directionele communicatie. Het domein dat is gereserveerd voor spoolafdrukken is ongeveer 1 GB. Wanneer spoolafdrukken is ingeschakeld, mag de omvang van één afdruktaak niet meer dan 500 MB bedragen. Wanneer de printer taken van meerdere computers ontvangt, kunnen maximaal tien lpr-taken en slechts een diprint-, ipp, ftp-, sftp- of smb-taak worden gespoold. Wanneer de spoolcapaciteit van de printer wordt overschreden, kunnen recentere taken niet worden afgedrukt. Wacht in dat geval met het verzenden van nieuwe taken. Het afdrukken van de eerste pagina via spoolafdrukken duurt langer. Wanneer grote hoeveelheden gegevens worden gespoold, heeft de computer minder tijd nodig om afdrukken te verwerken. Opgeslagen spooltaken kunnen worden weergegeven of worden verwijderd met Web Image Monitor. De lijst met spooltaken kan niet worden weergegeven op het bedieningspaneel van de printer. Voor meer informatie over de telnet-opdracht "spoolsw clear job", zie Pag.225 "Onderhoud op afstand via telnet". Spool Printing instellen Instellingen voor Spoolafdrukken kunnen worden gemaakt met telnet of Web Image Monitor. Web Image Monitor gebruiken Klik in [Systeem], in het menu [Configuratie] op [Inschakelen] bij [Spoolafdrukken]. telnet gebruiken Voer "spoolsw spool on" in. Voor meer informatie over Web Image Monitor, zie de Help van Web Image Monitor. Voor meer informatie over "spoolsw spool on", zie Pag.225 "Onderhoud op afstand via telnet". Gespoolde taken weergeven of verwijderen met Web Image Monitor Volg onderstaande procedure om spooltaken met Web Image Monitor te controleren of te verwijderen. 1. Open een webbrowser. 2. Voer in de adresbalk " in voor toegang tot de printer waarvan u de instellingen wilt wijzigen. De bovenste pagina van Web Image Monitor verschijnt. 3. Klik op [Inloggen]. Het dialoogvenster voor het opgeven van uw gebruikersnaam en wachtwoord wordt weergegeven. 133

134 Overige afdrukbewerkingen 4. Geef de gebruikersnaam en het wachtwoord op en klik op [OK]. Neem contact op met de beheerder voor meer informatie over de instellingen. 5. Klik in het menugedeelte op [Taak]. Er wordt een submenu weergegeven. 6. Klik in het menu [Printer] op [Spoolafdrukken]. Er verschijnt een lijst met gespoolde taken. 7. Als u een taak wilt verwijderen, schakelt u het selectievakje in van de desbetreffende taak en klikt u op [Verwijderen]. De geselecteerde taak wordt verwijderd. 8. Klik op [Uitloggen]. 9. Sluit Web Image Monitor af. Zie voor meer informatie de Help-functie van Web Image Monitor. 134

135 Overige afdrukbewerkingen Voorblad Met deze functie kunt u een voorblad of een achterblad invoegen afkomstig van een andere lade dan die van het andere papier, en hierop afdrukken. Als u deze functie wilt gebruiken, moet u eerst de optie Sorteren instellen. De voorbladen moeten hetzelfde formaat en dezelfde afdrukstand hebben als het normale papier. Als Automatische ladekeuze is ingesteld als de papierinvoerlade voor het normale papier, is het papier afkomstig van een lade met papier in de staande afdrukstand. Als voor voorbladpapier de liggende afdrukstand wordt ingesteld, hebben het normale papier en het voorblad een andere afdrukstand. Raadpleeg de Help-functie van het printerstuurprogramma voor meer informatie. 135

136 Overige afdrukbewerkingen Afdrukken via de Finisher U kunt afgedrukt papier nieten of perforeren met de optionele finisher. Neem eerst onderstaande voorzorgsmaatregelen zorgvuldig door voordat u de finisher gaat gebruiken. Stel opties voor de printer in via het printerstuurprogramma als bidirectionele communicatie is uitgeschakeld. Stel het papierformaat en de invoerrichting in met behulp van het printerstuurprogramma als u de functies duplexafdrukken, nieten en perforeren gebruikt. Als het afdrukken wordt hervat na het verwijderen van vastgelopen papier kan de afdrukstand afwijken, afhankelijk van de locatie van de papierstoring. Wanneer papier is vastgelopen in de optionele finisher wordt het afdrukken hervat vanaf de pagina met de gegevens die op dat moment worden afgedrukt of vanaf de pagina die is vastgelopen. Als het papier is vastgelopen in de printer wordt het afdrukken hervat vanaf de vastgelopen pagina. Zelfs wanneer het papier is vastgelopen in de printer wordt de fout pas hersteld nadat het paneel van de finisher is geopend en gesloten. Raadpleeg de Hardwarehandleiding voor meer informatie over de optionele finisher. Nieten Als de optionele Booklet Finisher SR3000 of Finisher SR3030 is geïnstalleerd kunnen sets bij het afdrukken van meerdere sets afzonderlijk worden geniet. Nietpositie De opgegeven nietpositie is afhankelijk van het papierformaat, de papiersoort, het aantal vellen en de invoerrichting. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de mogelijke nietposities: 136

137 Overige afdrukbewerkingen Nietpositie NL ATU401S Indien dubbelzijdig afdrukken is geselecteerd, stelt u de afdrukpositie in op de bindrichting. Indien u tegelijkertijd perforeert, geeft u dezelfde zijde op. Nietcapaciteit (Booklet Finisher SR3000) Papierformaat A3, B4 JIS, 11 17, 8 1 / 2 14, 8 13, 8 1 / 2 13, 8 1 / 4 13, 8K Nietcapaciteit 30 A4, B5 JIS, 8 1 / 2 11, 7 1 / / 2, 16K Boekje nieten: A3, B4 JIS, A4, B5 JIS, 11 17, 8 1 / 2 14, 8 1 / Nietcapaciteit (Finisher SR3030) Papierformaat A3, B4 JIS, 11 17, 8 1 / 2 14, 8 13, 8 1 / 2 13, 8 1 / 4 13, 8K A4, B5 JIS, Letter, 7 1 / / 2, 16K Nietcapaciteit

138 Overige afdrukbewerkingen Gemengd formaat (Finisher SR3030) Gemengd papierformaat Nietcapaciteit A3 en A4 30 B4 JIS en B5 JIS en 8 1 / Raadpleeg de Help-functie van het printerstuurprogramma voor meer informatie. Voorzorgsmaatregelen voor de nietfunctie Afdrukken kunnen uitsluitend worden geniet als de optionele finisher is geïnstalleerd. In de volgende gevallen wordt het nieten geannuleerd: Als het aantal te nieten pagina's het maximum aantal overschrijdt. Als een papierformaat wordt geselecteerd dat niet kan worden geniet. Als een papiertype wordt geselecteerd dat niet kan worden geniet. Als een andere positie wordt opgegeven dan de ingestelde nietposities. Als de invoerrichting bij duplexafdrukken en de nietpositie niet samengaan. Als de invoerrichting van briefhoofdpapier en de nietpositie niet samengaan. Als de nietjes op zijn en Automatisch doorgaan is ingesteld (De printer gaat verder met afdrukken zonder te nieten nadat het bericht is weergegeven). Als de nietjes op zijn nadat slechts één pagina is afgedrukt. Als verschillende papierformaten worden ingevoerd nadat een ander papierformaat is opgegeven tijdens een afdruktaak. Bij het afdrukken op briefpapier wordt mogelijk niet in de opgegeven positie geniet. Wanneer de finisher is geïnstalleerd en u geen instellingen voor nieten kunt opgeven, is het mogelijk dat de opties niet correct zijn ingesteld in het printerstuurprogramma. Pas de optie-instellingen aan in het printerstuurprogramma. Zie de Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie. Als duplexafdrukken is geselecteerd, stelt u de nietposities in op de bindrichting. In sommige softwareprogramma's worden de afdrukinstellingen mogelijk niet opgeslagen en kan het afdrukresultaat anders zijn dan verwacht. Als u Nieten instelt in het printerstuurprogramma moet u controleren of de sorteeroptie is uitgeschakeld bij de afdrukinstellingen van de toepassing. Wanneer de sorteeroptie is geselecteerd in de toepassing kan het afdrukresultaat anders zijn dan verwacht. Als u overtrekpapier gebruikt dan is de verticale/horizontale positie van de nietjes tegengesteld aan de verticale/horizontale positie die is opgegeven in het printerstuurprogramma. Ook de nietjes op het voorblad worden aan de andere zijde geniet. Perforeren Met een optionele perforeereenheid bij een optionele finisher, Booklet Finisher SR3000 of Finisher SR3030, kunnen de afdrukken worden geperforeerd. 138

139 Overige afdrukbewerkingen Perforeerpositie De opgegeven perforeerpositie is afhankelijk van de papierinvoerrichting en de afdrukrichting. De volgende tabel geeft een overzicht van de mogelijke perforeerposities: Perforeerpositie NL AST201S Perforeerposities kunnen per pagina iets van elkaar afwijken omdat ieder vel afzonderlijk wordt geperforeerd: Raadpleeg de Help-functie van het printerstuurprogramma voor meer informatie. Perforatietype (Booklet Finisher SR3000 en Finisher SR3030) Type Papierformaat 2 gaten 3 gaten EU 4 gaten Noord-EU 4 gaten A3, B4 JIS, A4, B5 JIS, A5, 11 17, 8 1 / 2 14, 8 1 / 2 11, 7 1 / / 2, 8 1 / 2 13, 8 1 / 4 13, 8 13, 8K, 16K A3, B4, A4, B5 JIS, 11 17, 8 1 / 2 11, 7 1 / / 2, 8K, 16K A3, B4, A4, B5 JIS, 11 17, 8 1 / 2 11, 7 1 / / 2, 8K, 16K A3, B4 JIS, A4, B5 JIS, A5, 11 17, 8 1 / 2 14, 8 1 / 2 11, 7 1 / / 2, 8 13, 8 1 / 2 13, 8 1 / 4 13, 8K, 16K Voorzorgsmaatregelen voor perforeren Neem onderstaande voorzorgsmaatregelen in acht bij het gebruik van de perforeerfunctie. 139

140 Overige afdrukbewerkingen Om deze functie te kunnen gebruiken, moeten een optionele finisher en een perforeereenheid in de printer zijn geïnstalleerd. In de volgende gevallen wordt het perforeren van afdrukken geannuleerd: Als een papiertype wordt geselecteerd dat niet kan worden geperforeerd. Als een papierformaat wordt geselecteerd dat niet kan worden geperforeerd. Als een andere positie wordt opgegeven dan de ingestelde perforeerposities. Als de richting bij duplexafdrukken en de perforeerpositie niet samengaan. Als de richting van briefhoofdpapier en de perforeerpositie niet samengaan. Als de perforatoropvangbak vol is en Automatisch doorgaan is ingesteld (De printer gaat verder met afdrukken zonder te perforeren nadat het bericht is weergegeven). Bij gebruik met de nietfunctie als de nietpositie en de perforeerpositie niet samengaan. Bij het afdrukken op briefhoofdpapier wordt mogelijk niet in de opgegeven positie geperforeerd. Wanneer de finisher is geïnstalleerd en u geen instellingen voor perforeren kunt opgeven, is het mogelijk dat de opties niet correct zijn ingesteld in het printerstuurprogramma. Pas de optie-instellingen aan in het printerstuurprogramma. Zie de Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie. Indien dubbelzijdig afdrukken is geselecteerd, stelt u de perforatiepositie in op de bindrichting. Bij gelijktijdig gebruik van de nietfunctie moet u de perforeerpositie net zo instellen als de nietpositie. Bij gebruik van de perforeerfunctie moet u het papierformaat en de richting instellen in het printerstuurprogramma. In sommige toepassingen worden de afdrukinstellingen mogelijk niet ingeschakeld en kan het afdrukresultaat anders zijn dan verwacht. Als u Perforeren instelt in het printerstuurprogramma moet u controleren of de sorteeroptie is uitgeschakeld bij de afdrukinstellingen van de toepassing. Wanneer de sorteeroptie is geselecteerd in de toepassing kan het afdrukresultaat anders zijn dan verwacht. Als u overtrekpapier gebruikt dan is de verticale/horizontale perforeerpositie tegengesteld aan de verticale/horizontale positie die is opgegeven in het printerstuurprogramma. 140

141 Overige afdrukbewerkingen Geheugencapaciteit en papierformaat Afhankelijk van het papierformaat en het type gegevens is het mogelijk dat naast het standaard geheugen extra geheugen nodig is. Indien voor het afdrukken een handinvoer wordt gebruikt, worden alle duplexinstructies teruggezet ongeacht de geheugencapaciteit, en wordt het document vervolgens enkelzijdig afgedrukt. Enkelzijdig afdrukken ( dpi) 256 MB (standaard) 12" 18", A3, B4, A4, B5 JIS, A5, 11" 17", 8 1 / 2 " 14", 8 1 / 2 " 11" en papier van briefkaartformaat kan worden afgedrukt. Afhankelijk van de afdrukgegevens is het mogelijk dat het papierformaat 305 mm 600 mm (12.2 in. 24 in.) en 305 mm 1260 mm (12.2 in in.) niet kan worden afgedrukt. 384 MB (standaard en 128 MB) 12" 18", A3, B4, A4, B5 JIS, A5, 11" 17", 8 1 / 2 " 14", 8 1 / 2 " 11", papier van briefkaartformaat en papier van 305 mm 600 mm (12.2 in. 24 in.) kan worden afgedrukt. Afhankelijk van de afdrukgegevens is het mogelijk dat het papierformaat 305 mm 1260 mm (12.2 in in.) niet kan worden afgedrukt. 512 MB (standaard en 256 MB) 12" 18", A3, B4, A4, B5 JIS, A5, 11" 17", 8 1 / 2 " 14", 8 1 / 2 " 11", papier van briefkaartformaat en papier van 305 mm 600 mm (12.2 in. 24 in.) en van 305 mm 1260 mm (12.2 in in.) kan worden afgedrukt. Dubbelzijdig afdrukken ( dpi) 256 MB (standaard) A4, B5 JIS, A5, en 8 1 / 2 " 11" kan worden afgedrukt. Afhankelijk van de afdrukgegevens kan A3, B4, en 8 1 / 2 " 14" mogelijk niet worden afgedrukt. 384 MB (standaard en 128 MB) A3, B4, A4, B5 JIS, A5, 8 1 / 2 " 14", en 8 1 / 2 " 11" kunnen worden afgedrukt. 512 MB (standaard en 256 MB) A3, B4, A4, B5 JIS, A5, 8 1 / 2 " 14", en 8 1 / 2 " 11" kunnen worden afgedrukt. 141

142 Rechtstreeks afdrukken vanaf een digitale camera (PictBridge) Rechtstreeks afdrukken vanaf een digitale camera (PictBridge) Wat is PictBridge? PictBridge afdrukken Wat u met deze printer kunt doen Index afdrukken Trimmen Afdrukken van datum en bestandsnaam Papierformaat Afdrukformaat afbeelding Lay-out meerdere afbeeldingen Afdrukkwaliteit Kleurafstemming Specificatie papierformaat Afdrukken pagina Afdrukken cameramemo PictBridge sluiten Als afdrukken met PictBridge niet werkt Andere achtergrondinformatie G A_1.0 Copyright

143 Rechtstreeks afdrukken vanaf een digitale camera (PictBridge) Wat is PictBridge? U kunt een digitale camera die geschikt is voor PictBridge met een USB-kabel aansluiten op deze printer. Hiermee kunt u rechtstreeks met de digitale camera gemaakte foto's afdrukken. ASZ051S Voordat u deze functie kunt gebruiken zijn voor de printer de volgende opties nodig: USB-host-interfacekaart Kaart voor rechtstreeks afdrukken met de camera Controleer of uw digitale camera geschikt is voor PictBridge. Met een afdruktransactie kunt u maximaal 999 afbeeldingen versturen vanaf de digitale camera. Indien geprobeerd wordt meerdere afbeeldingen te zenden, wordt er een foutboodschap naar de camera gestuurd en kan er niet worden afgedrukt. Omdat de afdrukvoorwaarden in de digitale camera zijn gespecificeerd, hangt de instelbaarheid van de parameters af van de desbetreffende digitale camera. Zie voor meer informatie de handleiding van uw digitale camera. Deze functie is geschikt voor USB

144 Rechtstreeks afdrukken vanaf een digitale camera (PictBridge) PictBridge afdrukken Volg de onderstaande procedure om met deze printer met PictBridge af te drukken. Maak de USB-kabel niet los tijdens het verzenden van gegevens. Als u dit toch doet kunt u geen afdrukken maken. De USB host-interfacekaart heeft een USB-kabel en een haak waar u de kabel opgerold aan op kunt hangen. 1. Controleer of de printer en de digitale camera zijn ingeschakeld. 2. Sluit de digitale camera met een USB-kabel op de optionele USB-host-interfacekaart van de printer aan. Het Data In-lampje op de printer knippert enkele seconden en op de printer wordt PctBrdg weergegeven. Dit geeft aan dat de printer de digitale camera heeft herkend. 3. Selecteer op uw digitale camera de afbeeldingen die u wilt afdrukken en geef de afdrukvoorwaarden op. 4. De printer krijgt van de digitale camera de instellingen en begint met afdrukken. Omdat de afdrukvoorwaarden in de digitale camera zijn gespecificeerd, hangt de instelbaarheid van de parameters af van de desbetreffende digitale camera. Zie voor meer informatie de handleiding van uw digitale camera. Voor sommige digitale camera's zijn instellingen nodig voor handmatige PictBridge-bediening. Zie voor meer informatie de handleiding van uw digitale camera. Raadpleeg de Hardwarehandleiding voor meer aansluitinstructies. Zie Pag.129 "Een afdruktaak annuleren" om het afdrukken te annuleren. 144

145 Rechtstreeks afdrukken vanaf een digitale camera (PictBridge) Wat u met deze printer kunt doen Met PictBridge kunnen op het apparaat de volgende functies worden uitgevoerd. De beschikbare instellingen voor deze functies zijn als volgt: Afdrukken van één afbeelding Afdrukken van geselecteerde afbeeldingen Afdrukken van alle afbeeldingen Index-afdrukken Trimmen Het afdrukken van data en bestandnamen Papierformaat Afgedrukt beeldformaat Lay-out meerdere afbeeldingen Afdrukkwaliteit Kleurafstemming Specificatie van de papiersoort Afdrukken van formulieren Afdrukken van cameramemo's Deze printer ondersteunt de volgende instellingen niet: DPOF-afdrukken Afdrukken met minder marges De instelparameters en de namen ervan kunnen variëren, afhankelijk van de digitale camera. Zie voor meer informatie de handleiding van uw digitale camera. Index afdrukken A3 (297 x 420) Horizontale afbeeldingen verticale afbeeldingen (in) Afdrukrichting papier A4 ( ) Horizontale afbeeldingen verticale afbeeldingen (in) Afdrukrichting papier

146 Rechtstreeks afdrukken vanaf een digitale camera (PictBridge) A5 ( ) Horizontale afbeeldingen verticale afbeeldingen (in) Afdrukrichting papier Letter (8 1 / 2 " 11") Horizontale afbeeldingen verticale afbeeldingen (in) Afdrukrichting papier Index-afdrukken variëren afhankelijk van de afdrukrichting van het papier zoals geplaatst op de lade van het aangegeven formaat. Afhankelijk van de digitale camera is het mogelijk dat een paginadoorvoer wordt ingevoegd als één set afbeeldingingen die bij één type hoort wordt beëindigd. Het aantal afbeeldingen op elk formaat papier staat vast. Trimmen Met deze functie drukt u alleen de binnenkant af van een aangepast gedeelte zoals aangegeven op de digitale camera. AGZ007S -- geeft het trimgedeelte aan. Afdrukken van datum en bestandsnaam Met deze functie kunt u de datum en/of de bestandsnaam zoals vermeld onder de afbeelding afdrukken. 146

147 Rechtstreeks afdrukken vanaf een digitale camera (PictBridge) AGZ005S In de bovenstaande afbeelding staat "aaaaa" voor een bestandsnaam en "bbbbb" voor de datum. Papierformaat Met deze functie kunt u op het in de digitale camera opgegeven papierformaat afdrukken. Naam papierformaat Feitelijke grootte Briefkaart 148 mm 100 mm Letter (8 1 / 2 " 11") mm 216 mm (8 1/2 11) A3 A4 A5 A6 B4 B5 B6 420 mm 297 mm 297 mm 210 mm 210 mm 148 mm 148 mm 105 mm 257 mm 364 mm 257 mm 182 mm 182 mm 128 mm Zie Hardware-gids voor meer informatie over standaard formaten. Afdrukformaat afbeelding Met deze functie kunt u met het in de digitale camera opgegeven formaat afbeeldingen afdrukken. 147

148 Rechtstreeks afdrukken vanaf een digitale camera (PictBridge) AGZ008S geeft de formaatgrootte zoals opgegeven in de camera U kunt de volgende beeldafdrukformaten opgeven: Vast formaat 3.25" 2.5" 5" 2.5" 6" 4" 7" 5" 10" 8" 254 mm 178 mm 110 mm 74 mm 89 mm 55 mm 148 mm 100 mm 8 cm 6 cm 10 cm 7 cm 13 cm 9 cm 15 cm 10 cm 18 cm 13 cm 21 cm 15 cm 24 cm 18 cm Als het opgegeven formaat groter is dan het feitelijke papierformaat, verschijnt er een foutmelding. Lay-out meerdere afbeeldingen Met deze functie kunt u meerdere pagina's afdrukken op het aangegeven papier. 148

149 Rechtstreeks afdrukken vanaf een digitale camera (PictBridge) AGZ002S Het aantal afbeeldingen dat kan worden afgedrukt op één pagina is als volgt: Papierformaat Aantal afbeeldingen dat kan worden opgegeven Briefkaart 2, 4 Letter (8 1 / 2 " 11") 2, 4, 8, 9, 16, 25, 32 A3 2, 4, 8, 9, 16, 25, 32, 36, 49, 64 A4 2, 4, 8, 9, 16, 25, 32 A5 2, 4, 8, 9, 16 A6 2, 4, 8 B4 2, 4, 8, 9, 16, 25, 32, 36, 49 B5 2, 4, 8, 9, 16, 25 B6 2, 4, 8, 9 Het aantal en de indeling van de afbeeldingen die kunnen worden opgegeven zijn als volgt: Aantal afbeeldingen Horizontale afbeeldingen verticale afbeeldingen (in) Afdrukrichting papier

150 Rechtstreeks afdrukken vanaf een digitale camera (PictBridge) Aantal afbeeldingen Horizontale afbeeldingen verticale afbeeldingen (in) Afdrukrichting papier Afhankelijk van de in gebruik zijnde digitale camera is het mogelijk een paginadoorvoer in te voegen. Afhankelijk van de opgave van het aantal afbeeldingen dat moet worden afgedrukt, is het mogelijk dat niet op de aangegeven wijze kan worden afgedrukt. Afdrukkwaliteit Met deze functie kunt u afbeeldingen afdrukken op de geselecteerde afdrukkwaliteit. Als u [Standaard] of [Normaal] selecteert, drukt de printer af in normale kwaliteit; als u [Beste] selecteert, drukt de printer af in de beste kwaliteit. Kleurafstemming Met deze functie kunt u bij het afdrukken van afbeeldingen de kleuren optimaliseren. Als u [Standaard] of [UIT] selecteert, geeft de printer voor kleurafstemming de voorkeur aan gradatie, als u [AAN] selecteert, geeft de printer de voorkeur aan verzadiging. Specificatie papierformaat Deze functie stuurt de informatie over het papierformaat van de printer naar de digitale camera. De namen van de papierformaten op het scherm van de digitale camera verschillen van de namen op de printer. Gebruik de onderstaande tabel om de papierformaten overeen te laten komen. Gebruik het bedieningspaneel van de printer om het papierformaat van de printer correct in te stellen zodat de naam van het papierformaat correct op het scherm van de digitale camera wordt weergegeven. Het papierformaat gedetecteerd door de digitale camera. Standaard Normaal papier Snel fotopapier Het papierformaat van de printer. Alle papierformaten Normaal of gerecycled papier Grof papier Afdrukken pagina Met deze functie kunt u afbeeldingen op een vooraf ingesteld lay-outformaat afdrukken. 150

151 Rechtstreeks afdrukken vanaf een digitale camera (PictBridge) AGZ009S Afdrukken cameramemo Met deze functie kunt u tekstgegevens samen met een afbeelding afdrukken, indien deze bij de afbeelding zijn bijgevoegd. 151

152 Rechtstreeks afdrukken vanaf een digitale camera (PictBridge) PictBridge sluiten Volg de onderstaande procedure om PictBridge te verlaten. Maak de USB-kabel niet los als er nog data naar de printer wordt gestuurd. Als u dit doet kunt u niet afdrukken. 1. Controleer dat "Gereed" wordt weergegeven op het bedieningspaneel van de printer. 2. Maak de USB-kabel los van de printer. 152

153 Rechtstreeks afdrukken vanaf een digitale camera (PictBridge) Als afdrukken met PictBridge niet werkt In dit gedeelte worden de waarschijnlijke oorzaken en mogelijke oplossingen gegeven voor problemen die kunnen ontstaan bij het afdrukken met PictBridge. Probleem Oorzaak Oplossing PictBridge is niet beschikbaar. Indien meer dan één digitale camera wordt aangesloten, zal de printer de tweede en volgende digitale camera niet herkennen. Afdrukken is uitgeschakeld. Afdrukken is uitgeschakeld. Afdrukken is uitgeschakeld. Er is een probleem met de USBverbinding of de PictBridgeinstellingen. U heeft meerdere digitale camera s aangesloten. Het aantal pagina s overschrijdt het maximale aantal pagina s dat per keer kan worden afgedrukt. Er is geen papier meer van het gespecificeerde formaat. Het ingestelde papierformaat voor deze lade kan niet worden afgedrukt op de printer. Gebruik de volgende procedure om de verbinding en de instellingen te controleren: 1. Maak de USB-kabel los en sluit deze vervolgens weer aan. 2. Controleer of de PictBridgeinstellingen ingeschakeld zijn. 3. Maak de USB-kabel los en zet de printer uit. Zet de printer weer aan. Sluit de USB-kabel opnieuw aan als de printer helemaal is opgestart. Sluit niet meer dan één digitale camera aan. Sluit niet meer dan één digitale camera aan. Het maximale aantal pagina's is 999. Pas het aantal aan naar maximaal 999 en druk opnieuw af. Er is geen papier meer van het gespecificeerde formaat. Gebruik de paginadoorvoer als u papier moet gebruiken van een ander formaat. Gebruik Taak annuleren om het afdrukken te annuleren. Selecteer het papierformaat dat kan worden afgedrukt op de printer. 153

154 Rechtstreeks afdrukken vanaf een digitale camera (PictBridge) Andere achtergrondinformatie Voor meer gegevens over het afdrukken op dit apparaat kunt u de volgende informatie raadplegen: Raadpleeg de Hardware-handleiding voor meer informatie over de papiertypes die in de verschillende lades kunnen worden geplaatst. 154

155 Printerinstellingen opgeven via het bedieningspaneel Printerinstellingen opgeven via het bedieningspaneel Menuoverzicht Status menu geheugen wissen Papierinvoer Het menu Papierinvoer wijzigen Parameters van het menu Papierinvoer Menu Onderhoud Het menu Onderhoud wijzigen Parameters van het menu Onderhoud Menu Lijst/Testafdruk Een configuratiepagina afdrukken De configuratiepagina interpreteren Parameters van het menu Lijst/Testafdruk Menu Systeem Het menu Systeem wijzigen Parameters van het menu Systeem Menu afdrukinstellingen Het menu Afdrukinstellingen wijzigen Parameters van het menu Afdrukinstellingen Menu Veiligheidsopties Wijzigen van het menu Veiligheidsopties Parameters menu Veiligheidsopties Menu Host Interface Het menu Host Interface wijzigen Parameters van het menu Host Interface Menu Taal Het menu Taal wijzigen Parameters van het menu Taal G A_1.0 Copyright

156 Printerinstellingen opgeven via het bedieningspaneel Menuoverzicht In dit gedeelte wordt beschreven hoe de standaardinstellingen van de printer kunnen worden gewijzigd. Hier vindt u tevens informatie over de parameters in elk menu. Status Geheugen wissen Geeft de status weer van de gegevens in het geheugen. Dit menu kan alleen worden geselecteerd als de optionele beveiligingskaart is geïnstalleerd. Papierinvoer Menu Papierformaat: lade voor handinvoer Papierformaat: Lade 2 Papierformaat: Lade 3 Papierformaat: Lade 4 Papierformaat: Lade 5 Papiertype: Lade voor handinvoer Papiertype: Lade 1 Papiertype: Lade 2 Papiertype: Lade 3 Papiertype: Lade 4 Papiertype: Lade 5 Aut. ladekeuze Ladevoorkeur Onderhoud Menu Onderhoud kwaliteit Algemene instellingen Timer-instellingen HD-Beheer 156

157 Printerinstellingen opgeven via het bedieningspaneel Lijst/Prfafdr. Menu Mrd. lijsten Conf.pag. Foutenlogboek Netwerk samenv. Weergeven infolijst onderdelen Menu lijst Kleurendemo pagina PCL-Config. / Lettertype pagina PS-Config./Lettertype pagina PDF-Config./Lettertype pagina Hex Dump Proefbewerking Systeem Menu Foutrapport afdrukken Autom. doorg. Geheug.overl. Printertaal Subpap.form. Standaard printertaal Energiespaarstand 1 Energiespaarstand 2 Geh. gebr. Z&W paginadetectie Spoolafdrukken Bericht per 157

158 Printerinstellingen opgeven via het bedieningspaneel Afdrukinstellingen Menu Apparaatmodus PCL menu PS Menu PDF Menu Beveiligingsopties Menu Uitgebreide veiligheid Beveiliging servicemodus Firmware Versie Netwerk beveiligingsniveau Instelling Automatisch geheugen wissen Geheugen wissen Transfer logboekinstelling Beveiliging servicemodus wordt mogelijk niet weergegeven, afhankelijk van de instelling van de printer. Instelling Automatisch geheugen wissen en Geheugen wissen worden weergegeven als de optionele beveiligingskaart is geïnstalleerd. Host Interface Menu I/O Buffer I/O Timeout Netwerk IEEE b USB-instelling IEEE b wordt weergegeven als de optionele IEEE b -interface is geïnstalleerd. 158

159 Printerinstellingen opgeven via het bedieningspaneel Taal Menu Engels Français Deutsch Italiano Español Nederlands Norsk Dansk Svenska Polski Português Magyar Čeština Suomi *1 *1 Alleen Chinees 159

160 Printerinstellingen opgeven via het bedieningspaneel Status menu geheugen wissen Geeft de status weer van de gegevens in het geheugen. Het menu Geheugen wissen wordt alleen weergegeven als de optionele beveiligingskaart is geïnstalleerd. 1. Druk op de toets [Menu]. NL ATU050S Het menuvenster wordt weergegeven. 2. Druk op [ ] of [ ] toets om [Status geheugen wissen] weer te geven, en druk vervolgens op de [OK] -toets. 3. Geeft [Overgebleven gegevens om te wissen] weer als er gegevens in het geheugen staan, geeft [Momenteel geen gegevens te wissen] weer als het geheugen leeg is en geeft [Gegevens wissen...] weer als de gegevens worden gewist. 4. Druk op de [OK]-toets. Het menuvenster wordt weergegeven. 5. Druk op de toets [Online]. Het eerste scherm wordt weergegeven. 160

161 Printerinstellingen opgeven via het bedieningspaneel Papierinvoer In dit gedeelte worden de papierinstellingen besproken van het menu Papierinvoer, zoals papierformaten en papiertypes voor elke lade. Het menu Papierinvoer wijzigen Automatische ladekeuze Volg de onderstaande procedure om de instelling voor de automatische selectie voor de lade te wijzigen. 1. Druk op de toets [Menu]. NL ATU050S Het menuvenster wordt weergegeven. 2. Druk op de [ ] of de [ ] toets om [Papierinvoer] weer te geven, en druk vervolgens op de [OK]- toets. 3. Druk op de [ ] of de [ ] toets om [Automatische ladekeuze] weer te geven, en druk vervolgens op de [OK]-toets. 4. Druk op de [ ] of op de[ ] toets om de lade weer te geven die u wilt selecteren en druk vervolgens op de [OK]-toets. 5. Druk op de [ ] of de [ ] toets om [AAN] weer te geven, en druk vervolgens op de [OK]-toets. Wacht even. Het scherm [Automatische ladekeuze] wordt weergegeven. 6. Druk op de toets [Online]. Het eerste scherm wordt weergegeven. Ladevoorkeur Volg de onderstaande procedure om de ladevoorkeur te wijzigen. 161

162 Printerinstellingen opgeven via het bedieningspaneel 1. Druk op de toets [Menu]. NL ATU050S Het menuvenster wordt weergegeven. 2. Druk op de [ ] of de [ ] toets om [Papierinvoer] weer te geven, en druk vervolgens op de [OK]- toets. 3. Druk op de [ ] of op de [ ] toets om [Ladevoorkeur] weer te geven en druk vervolgens op de [OK]-toets. 4. Druk op de [ ] of op de[ ] toets om de lade te selecteren die u wilt gebruiken en druk op vervolgens op de [OK]-toets. Wacht even. Het scherm [Papierinvoer] wordt weergegeven. 5. Druk op de toets [Online]. Het eerste scherm wordt weergegeven. Parameters van het menu Papierinvoer In dit gedeelte worden de parameters besproken die u kunt instellen via het menu Papierinvoer. Papierformaat: lade voor handinvoer U kunt het papierformaat opgeven voor handinvoer. : Autodetectie, A4, A5, B4 JIS, B5 JIS, B6 JIS, C5 Env., C6 Env., DL Env., 12 18, 11 17, 8 1 / 2 14, 8 1 / 2 13, 8 1 / 2 11, 8 1 / 4 13, 8 13, 7 1 / / 2, 7 1 / / 2, 5 1 / / 2, 4 1 / / 2, 3 7 / / 2, 8K, 16K, Custom Size : Autodetectie, 12 18, 8 1 / 2 14, 8 1 / 2 13, 8 1 / 2 11, 8 1 / 4 13, 8 13, 7 1 / / 2, 4 1 / / 2, 3 7 / / 2, A3, A4, A5, A6, B4 JIS, B5 JIS, B6 JIS, C5 Env., C6 Env., DL Env., 8K, 16K, Custom Size Standaard: : Autodetectie : Autodetectie Papierformaat: Lade 2 tot 5 U kunt het papierformaat opgeven voor lade 2 tot 5. : Autodetectie, 11 17, 8 1 / 2 14, 8 1 / 2 13, 8 1 / 2 11, 8 1 / 4 13, 8 13, 7 1 / / 2, 8K, 16K, Custom Size 162

163 Printerinstellingen opgeven via het bedieningspaneel : Auto Detect, 8 1 / 2 13, 8 1 / 4 13, 8 13, 7 1 / / 2, A3, A4, B4, B5 JIS, 8K, 16K, Custom Size Standaard: : Autodetectie : Autodetectie Papiertype: Lade voor handinvoer Geen venster (normaal papier), Gerecycled papier, Speciaal papier 1, Speciaal papier 2, Speciaal papier 3, Gekleurd papier, Briefhoofd, Etiketten, OHP (doorzichtig), Envelop, Glanspapier, Gecoat papier, Voorgedrukt papier, Bankpost, Cardstock-papier, Dun papier, Medium dik, Dik papier 1, Dik papier 2, Dik papier 3, Dik 1: Dup.achterkant, Dik 2: Dup.achterkant, Dik 3:Dup.achterkant Standaard: Geen weergave (normaal papier) Raadpleeg de Hardware-handleiding voor meer informatie over de papiertypes die in de verschillende lades kunnen worden geplaatst. Stel het papiertype altijd in via het bedieningspaneel. Als u dit niet doet, voldoet het afdrukresultaat mogelijk niet aan uw verwachtingen. Papiertype: Lade 1 tot 5 Geen venster (normaal papier), Gerecycled papier, Speciaal papier 1, Speciaal papier 2, Speciaal papier 3, Gekleurd papier, Briefhoofd, Glanspapier, Gecoated papier, Voorgedrukt papier, Bankpost, Cardstockpapier, Dun papier, Medium dik, Dik papier 1, Dik papier 2, Dik 1:Dup.achterkant, Dik 2:Dup.achterkant Standaard: Geen weergave (normaal papier) Raadpleeg de Hardware-handleiding voor meer informatie over de papiersoorten die in de verschillende lades kunnen worden geplaatst. Stel het papiertype altijd in via het bedieningspaneel. Als u dit niet doet, voldoet het afdrukresultaat mogelijk niet aan uw verwachtingen. Automatische ladekeuze U kunt de afzonderlijke lades zo instellen dat ze automatisch het papierformaat en het papiertype afdrukken die zijn opgegeven in het printerstuurprogramma. Standaard: Aan Als u papier met een aangepast formaat gebruikt en de ladeselectie is ingeschakeld, dan heeft het formaat dat is geselecteerd via het bedieningspaneel voorrang. Als deze instelling uitgeschakeld is, dan heeft het formaat dat is geselecteerd in het printerstuurprogramma voorrang. Alleen de geïnstalleerde laden worden op het bedieningspaneel weergegeven. U kunt meerdere lades selecteren. Als u een lade wilt vergrendelen, moet u de desbetreffende lade zowel in het printerstuurprogramma als via het bedieningspaneel selecteren. Ladevoorkeur U kunt een lade instellen die als eerste gecontroleerd moet worden als de automatische ladeselectie is ingeschakeld in het printerstuurprogramma. De lade die hier wordt geselecteerd, wordt gebruikt als er geen lade is geselecteerd voor een afdruktaak. Standaard: Lade 1 Alleen de geïnstalleerde laden worden op het bedieningspaneel weergegeven. 163

164 Printerinstellingen opgeven via het bedieningspaneel Het wordt aanbevolen om het papierformaat en de afdrukrichting die u het meest gebruikt in de lade te plaatsen die u bij deze instelling heeft geselecteerd. JIS staat voor "Japanese Industrial Standard". 164

165 Printerinstellingen opgeven via het bedieningspaneel Menu Onderhoud U kunt afdrukinstellingen zoals dichtheid en calibratie aanpassen en printerbeheer uitvoeren, zoals het wissen van tijdelijke afdruktaken van de harde schijf. Het menu Onderhoud wijzigen In dit gedeelte wordt aan de hand van voorbeelden besproken hoe u het menu Onderhoud kunt wijzigen. Automatisch verwijderen van tijdelijke taken van de harde schijf. Volg de onderstaande procedure voor het instellen van het automatisch verwijderen van tijdelijke taken opgeslagen op de harde schijf. 1. Druk op de toets [Menu]. NL ATU050S Het menuvenster wordt weergegeven. 2. Druk op de [ ] of de [ ] toets om [Onderhoud] weer te geven, en druk vervolgens op de [OK]- toets. 3. Druk op de [ ] of op de[ ] toets om [HD-Beheer] weer te geven en druk vervolgens op de [OK]- toets. 4. Druk op de [ ] of de [ ] toets om [Automatisch verwijderen tijdelijke taken] weer te geven en druk vervolgens op de [OK] -toets. 5. Druk op de [ ] of de [ ] toets om [Aan] te selecteren en druk vervolgens op de [OK] -toets. 6. Druk op de [ ] of de [ ] toets om de timer in te stellen voor automatisch verwijderen in uren van 1 tot Druk op de [OK]-toets. Wacht even. Het scherm voor beheer van de harde schijf verschijnt. 8. Druk op de toets [Menu]. Het eerste scherm wordt weergegeven. 165

166 Printerinstellingen opgeven via het bedieningspaneel Parameters van het menu Onderhoud In dit gedeelte worden de parameters besproken die u kunt instellen via het menu Onderhoud. Kwaliteitsonderhoud Kleurregistratie De kleurregistratie kan automatisch worden aangepast. Kleurregistratie U kunt de gradatie van lichte (gearceerde gedeelten) en medium gedeelten (middelste gedeelten) aanpassen voor het afdrukken. Auto. dichtheid aanpassen U kunt de gradatie van de automatische dichtheid afdrukken. Afdrukken blad 1 U kunt het correctieblad van de afdrukgradatie afdrukken. Afdrukken blad 2 U kunt het correctieblad 2 van de afdrukgradatie afdrukken. Instelling resetten U kunt de correctiewaarde van de gradatie instellen als standaard. Zie de Hardwarehandleiding voor meer informatie Registratie U kunt de startpositie aanpassen voor het afdrukken op de pagina. Afdrukken testpagina U kunt de pagina van de registratietest afdrukken. Lade 3, Lade 4, Lade 5 Alleen de geïnstalleerde laden worden op het bedieningspaneel weergegeven. Aanpassing Hiermee kunt u de startpositie voor het afdrukken op een pagina selecteren. Horizontaal:Lade3, Horizontaal:Lade4, Horizontaal:Lade5 Alleen de geïnstalleerde laden worden op het bedieningspaneel weergegeven. 4-kleuren grafische modus Deze modus past het niveau van de toner aan voor kleuroverlapping. Indien tekens of regels vaag zijn, kan een tekstvoorkeur ze duidelijker maken. Zet de instelling onder normale omstandigheden op fotovoorkeur. Tekstvoorkeur Fotovoorkeur 166

167 Printerinstellingen opgeven via het bedieningspaneel Standaard: Fotovoorkeur Afbeeldingsgebied Hier kunt u instellen of u een afbeelding wel of niet wilt vergroten tot de papierrand. Niet vergroten Vergroten Standaard: Niet vergroten Algemene instellingen Instelling dik papier 3 U kunt het soort dik papier 3 selecteren. Dik papier 3 Dik papier 3 (langer) Standaard: Dik papier 3 Instelling briefhoofd Hier kunt u de modus voor het afdrukken van briefpapier selecteren. Lade 1 Briefhoofd 1, Briefhoofd 2, Briefhoofd 3 Lade 2 Briefhoofd 1, Briefhoofd 2, Briefhoofd 3 Lade 3 Briefhoofd 1, Briefhoofd 2, Briefhoofd 3 Lade 4 Briefhoofd 1, Briefhoofd 2, Briefhoofd 3 Lade 5 Briefhoofd 1, Briefhoofd 2, Briefhoofd 3 Handinvoer Briefhoofd 1, Briefhoofd 2, Briefhoofd 3 Standaard: Briefhoofd 1 Instelling glanspapier Hier kunt u de modus voor het afdrukken van glanspapier selecteren. Lade 1 Glanspapier 1, Glanspapier 2 Lade 2 167

168 Printerinstellingen opgeven via het bedieningspaneel Glanspapier 1, Glanspapier 2 Lade 3 Glanspapier 1, Glanspapier 2 Lade 4 Glanspapier 1, Glanspapier 2 Lade 5 Glanspapier 1, Glanspapier 2 Handinvoer Glanspapier 1, Glanspapier 2 Standaard: Glanspapier 1 Instelling gecoated papier Hier kunt u de modus voor het afdrukken van gecoated papier selecteren. Lade 1 Gecoated papier 1, Gecoated papier 2, Gecoated papier 3, Gecoated papier 4, Gecoated papier 5, Gecoated papier 6, Gecoated papier 7 Lade 2 Gecoated papier 1, Gecoated papier 2, Gecoated papier 3, Gecoated papier 4, Gecoated papier 5, Gecoated papier 6, Gecoated papier 7 Lade 3 Gecoated papier 1, Gecoated papier 2, Gecoated papier 3, Gecoated papier 4, Gecoated papier 5, Gecoated papier 6, Gecoated papier 7 Lade 4 Gecoated papier 1, Gecoated papier 2, Gecoated papier 3, Gecoated papier 4, Gecoated papier 5, Gecoated papier 6, Gecoated papier 7 Lade 5 Gecoated papier 1, Gecoated papier 2, Gecoated papier 3, Gecoated papier 4, Gecoated papier 5, Gecoated papier 6, Gecoated papier 7 Handinvoer Gecoated papier 1, Gecoated papier 2, Gecoated papier 3, Gecoated papier 4, Gecoated papier 5, Gecoated papier 6, Gecoated papier 7 Standaard: Gecoated papier 1 Instelling etiketten Hier kunt u de modus voor het afdrukken van etiketten selecteren. Etiket 1, Etiket 2, Etiket 3 Standaard: Etiket 1 168

169 Printerinstellingen opgeven via het bedieningspaneel Instelling enveloppen Hier kunt u de modus voor het afdrukken van enveloppen. Handinvoer Envelop 1, Envelop 2, Envelop 3 Standaard: Envelop 1 Waarschuwing vervanging Gebruik deze functie om de timer in te stellen die de gebruiker waarschuwen als onderdelen vervangen dienen te worden. De instellingen kunnen apart worden gedaan voor de fotoconductoreenheid, intermediaire transfereenheid en de fuseereenheid. Fotoconductoreenheid Eerder waarschuwen, Normaal, Later waarschuwen Standaard: Normaal Intermediaire transfereenheid Eerder waarschuwen, Normaal, Later waarschuwen Standaard: Normaal Fuseereenheid Eerder waarschuwen, Normaal, Later waarschuwen Optie onderdelen Standaard: Normaal Met deze functie kunt u aangeven of u door wilt gaan met afdrukken als de volgende onderdelen aan vervanging toe zijn: fotoconductoreenheid, intermediaire transfereenheid, fuseereenheid. Doorgaan met afdrukken Stoppen met afdrukken Standaard: Doorgaan met afdrukken Weergeven infolijst onderdelen Met deze functie kunt u aangeven of u de hoeveelheid toner op het beginscherm wilt weergeven. Aan Uit Standaard: Aan Menubeveiliging Met deze functie kunt u aangeven of u het menu wilt beveiligen. Als u deze instelling inschakelt, dient u het beveiligingsniveau aan te geven. Level 1 169

170 Printerinstellingen opgeven via het bedieningspaneel Level 2 Uit Standaard: Niveau 2 Schakel de instelling uit of zet de instelling op Niveau 1 als u het beveiligingsniveau wilt verlagen. Afhankelijk van de printerinstellingen is het mogelijk dat u deze instelling niet kunt wijzigen. Beveiligde Lijst/Testafdruk Hier kunt u instellen of u het afdrukken van een lijst/test wilt verbieden. Aan Uit Standaard: Uit Afhankelijk van de printerinstellingen is het mogelijk dat u deze instelling niet kunt wijzigen. Meeteenheid Hier kunt u de meeteenheid opgeven in mm of inch voor het aangepaste papierformaat. mm inch Standaard: : mm : inch Geluid paneeltoetsen Hier kunt u instellen of u een geluid wilt horen als het bedieningspaneel wordt ingedrukt. Aan Uit Standaard: Uit Opwarmingsgeluid Hier kunt u instellen of u een geluid wilt horen als de printer klaar is met opwarmen. Aan Uit Standaard: Aan Schermcontrast Hier kunt u de belichting van het scherm instellen. Toetsherhaling U kunt instellen of het vensterpaneel moet scrollen als de [ ] of de [ ] toets ingedrukt worden. Als u deze instelling inschakelt, moet u de scroll-snelheid opgeven. (Als de herhaaltijd op "Lang" wordt ingesteld, neemt de scroll-snelheid af.) Niet herhalen 170

171 Printerinstellingen opgeven via het bedieningspaneel Normaal Herhaaltijd: Medium Herhaaltijd: Lang Standaard: Uit Timer-instellingen Autom. reset timer Hier kunt u opgeven of gemaakte instellingen geannuleerd moeten worden als er gedurende een bepaalde periode geen handeling is verricht en de configuratie is gewijzigd met het bedieningspaneel. Geef hier ook de tijdsperiode op waarna de printer de configuratie moet resetten. Aan Uit Standaard: Aan Datum instellen U kunt de datum van de interne klok van de printer instellen met de [ ] of de [ ] -toets. Tijd instellen U kunt de tijd van de interne klok van de printer instellen met de [ ] of de [ ] -toets. HD-Beheer Specificeer de instellingen voor het wissen van gegevens op de harde schijf. Alle tijdelijke taken wissen Met deze functie kunt u alle tijdelijk opgeslagen documenten tegelijk verwijderen (testafdrukken, beveiligde afdrukken en bestanden die wachten op afdrukken). Alle opgeslagen taken wissen Met deze functie kunt u alle opgeslagen afdrukbestanden op de harde schijf tegelijk verwijderen. Autom. verwijderen tijdelijke taken Hier kunt u opgeven of tijdelijke documenten automatisch moeten worden verwijderd van de harde schijf (testafdrukken, beveiligde afdrukken en bestanden die wachten op afdrukken). Geef hier ook de tijdsperiode op waarna de documenten moeten worden verwijderd. Aan Uit Standaard: Uit Geef de tijd op in uren als u deze instelling inschakelt. (Standaard: 8 uur) Autom. verwijderen opgeslagen taken Hier kunt u opgeven of opgeslagen afdrukgegevens automatisch moeten worden verwijderd van de harde schijf. Geef hier ook de tijdsperiode op waarna de documenten moeten worden verwijderd. 171

172 Printerinstellingen opgeven via het bedieningspaneel Aan Uit Standaard: Aan Geef de tijd op in dagen als u deze instelling inschakelt. (Standaard: 3 dagen) 172

173 Printerinstellingen opgeven via het bedieningspaneel Menu Lijst/Testafdruk U kunt lijsten met de printerconfiguratie en andere informatie afdrukken. Bovendien kunt u de typen en tekens controleren van alle afdrukbare lettertypen. Een configuratiepagina afdrukken Volg de onderstaande procedure om de configuratiepagina af te drukken. De configuratiepagina wordt afgedrukt op A4- of Letter-formaat (8 1 / 2 " 11") papier. Plaats deze formaten dus in dezelfde papierlade. 1. Druk op de toets [Menu]. NL ATU050S Het menuvenster wordt weergegeven. 2. Druk op de [ ] or [ ] -toetskey om [Lijst/Testafdruk] weer te geven en druk vervolgens op de [OK]-toets. 3. Druk op de [ ] of de [ ] toets om de [Config.pagina] weer te geven en druk vervolgens op de [OK]-toets. Het menuscherm Lijst/Testafdruk wordt opnieuw weergegeven als het afdrukken van de configuratiepagina is voltooid. 4. Druk op de toets [Online]. Het eerste scherm wordt weergegeven. De configuratiepagina interpreteren Systeem Referentie Eenheidnummer Hier wordt het serienummer weergegeven dat door de fabrikant aan de kaart is toegewezen. Afgedrukte pagina s Hier wordt het totale aantal pagina s weergegeven dat tot dan toe is afgedrukt op de printer. Firmware Versie Printer 173

174 Printerinstellingen opgeven via het bedieningspaneel Hier wordt het versienummer weergegeven van de firmware van de printercontroller. Engine Hier wordt het versienummer weergegeven van de firmware van de enginecontroller. NIB Hier wordt het versienummer weergegeven van de netwerkinterfacekaart. Apparaatverbinding Hier worden de namen weergegeven van de geïnstalleerde apparatuuropties in de printer. HDD: font/macro download Hier wordt de status van de harde schijf weergegeven. Printertaal Hier wordt het versienummer weergegeven van de printertaal. Verbindingsmateriaal Hier worden de opties weergegeven die verbonden zijn met de printer. Papierinvoer Hier worden de huidige papierinstellingen weergegeven. Onderhoud Voor meer informatie, zie Pag.161 "Papierinvoer". Hier worden de huidige onderhoudsinstellingen weergegeven. Systeem Voor meer informatie, zie Pag.165 "Menu Onderhoud". Hier worden de huidige systeeminstellingen weergegeven. Voor meer informatie, zie Pag.177 "Menu Systeem". Apparaatmodus Hier worden de huidige apparaatinstellingen weergegeven. PCL menu Voor meer informatie, zie Pag.181 "Menu afdrukinstellingen". Hier worden de huidige PCL-instellingen weergegeven. PS Menu Voor meer informatie, zie Pag.181 "Menu afdrukinstellingen". Hier worden de huidige PS-instellingen weergegeven. Voor meer informatie, zie Pag.181 "Menu afdrukinstellingen". 174

175 Printerinstellingen opgeven via het bedieningspaneel PDF Menu Hier worden de huidige PDF-instellingen weergegeven. Voor meer informatie, zie Pag.181 "Menu afdrukinstellingen". Host Interface Hier worden de huidige gastinterface-instellingen weergegeven. Wanneer DHCP actief is op het netwerk, worden het IPv4-adres, het subnetmasker en het gateway-adres tussen haakjes op de configuratiepagina weergegeven. Voor meer informatie, zie Pag.192 "Menu Host Interface". Interface informatie Interface-informatie wordt weergegeven. Parameters van het menu Lijst/Testafdruk In dit gedeelte worden de parameters besproken die u kunt instellen in het menu Lijst/Testafdruk. Mrd. lijsten U kunt de configuratiepagina, het foutenlogboek en een netwerksamenvatting afdrukken. Conf.pag. U kunt de huidige configuratie van de printer afdrukken. Foutenlogboek U kunt een foutrapport afdrukken. Netwerk samenv. U kunt de status van het netwerkapparaat afdrukken. Weergeven infolijst onderdelen U kunt de status van de onderdelen afdrukken. Menu lijst U kunt een menulijst afdrukken met alle beschikbare menu's. Demopagina Kleur U kunt een pagina voor kleurendemonstratie afdrukken. PCL Conf.pag. U kunt de huidige configuratie en de geïnstalleerde PCL-lettertypenlijst afdrukken. PS Config.pag. U kunt de huidige configuratie en de geïnstalleerde PostScript-lettertypenlijst afdrukken. PDF Config.pag U kunt de huidige configuratie en de geïnstalleerde PDF-lettertypenlijst afdrukken. Hex Dump U kunt de gegevens afdrukken die via Hex Dump door de computer zijn verzonden. 175

176 Printerinstellingen opgeven via het bedieningspaneel Proefbewerking Gebruik deze optie om de werking van de printer en printeropties te controleren, zoals papierinvoer en - uitvoer, perforeren en nieten. Alleen de instellingen van geïnstalleerde opties worden weergegeven. Als een opgegeven functie niet goed werkt, geeft de printer een bericht weer en wordt het afdrukken onderbroken. Als alle onderdelen goed werken geeft de printer een zwart frame weer. 176

177 Printerinstellingen opgeven via het bedieningspaneel Menu Systeem In het menu Systeem kunt u de basisfuncties van de printer instellen. U kunt uiteraard met de standaardinstellingen van de printer werken, maar u kunt de instellingen ook aanpassen aan uw speciale afdrukbehoeften. Wijzigingen van instellingen blijven van kracht nadat de stroom van de printer is uitgeschakeld. Het menu Systeem wijzigen Volg de onderstaande procedure als u de instelling van de energiebesparingsfunctie wilt wijzigen. 1. Druk op de toets [Menu]. NL ATU050S Het menuvenster wordt weergegeven. 2. Druk op de [ ] of de [ ] toets om [Systeem] weer te geven, en druk vervolgens op de [OK]-toets. 3. Druk op de [ ] of de [ ] toets om [Energiespaarstand 2] weer te geven, en druk vervolgens op de [OK]-toets. 4. Druk op de [ ] of de [ ] toets om [Energiespaarstand timer] weer te geven, en druk vervolgens op de [OK]-toets. 5. Druk op [ ] of op [ ] om de tijdsperiode te selecteren om naar de energiespaarstand te schakelen. 6. Druk op de [OK]-toets. Wacht even. Het scherm energiespaarstand 2 wordt weergegeven. 7. Druk op de toets [Online]. Het eerste scherm wordt weergegeven. Parameters van het menu Systeem In dit gedeelte worden de parameters besproken die u kunt instellen via het menu Systeem. Foutrapport afdrukken U kunt hier selecteren of u een foutrapport wilt afdrukken wanneer een printerfout of geheugenfout optreedt. Uit Aan 177

178 Printerinstellingen opgeven via het bedieningspaneel Standaard: Uit Autom. doorg. Hier kunt u instellen of u wilt doorgaan met afdrukken nadat een systeemfout is opgetreden. Als u deze instelling inschakelt, dient u op te geven hoe lang de printer de fout moet tonen alvorens door te gaan met afdrukken. Uit Direct 1 minuut 5 minuten 10 minuten 15 minuten Standaard: Uit Als deze instelling is ingeschakeld, is het mogelijk dat de taak tijdens het afdrukken wordt geannuleerd als een fout optreedt. Wanneer een taak als gevolg van een fout wordt geannuleerd, begint de printer automatisch aan de volgende taak in de wachtrij. Geheug.overl. U kunt opgeven of u een foutrapport over geheugenoverloop wilt afdrukken. Niet afdrukken Foutrapport Standaard: Niet afdrukken Printertaal Hiermee kunt u de printertaal opgeven. Auto PCL PS PDF Standaard: Auto Subpap.form. U kunt selecteren of de printer automatisch een ander papierformaat moet gebruiken als het opgegeven papier niet in de printer aanwezig is. Als deze instelling is uitgeschakeld, gebruikt de printer een willekeurig papierformaat in de opgegeven papierlade. Auto Uit Standaard: Uit 178

179 Printerinstellingen opgeven via het bedieningspaneel Standaard printertaal Selecteer welke printertaal u wilt gebruiken als de printer de printertaal niet kan detecteren. PCL PS PDF Standaard: PCL Energiespaarstand 1 Hier kunt u opgeven of u naar de Energiespaarstand 1 wilt gaan. Aan Uit Standaard: Uit Als deze instelling is ingeschakeld schakelt de printer over op Energiespaarstand 1 nadat het afdrukken is voltooid. Het stroomverbruik is groter dan in Energiespaarstand 2 maar de printer schakelt na 10 seconden over op de Gereed-stand. Energiespaarstand 2 In de Energiespaarstand verbruikt de printer minder stroom. Energiespaarstand Aan/Uit Hier kunt u instellen of u wilt overschakelen naar Energiespaarstand 2. Aan Uit Standaard: Aan Wanneer de printer overschakelt op de Energiespaarstand 2, gaat het Aan/Uit-lampje uit, terwijl het Online-lampje blijft branden. Energiespaarstand timer Hier kunt u de benodigde wachttijd selecteren voor het overschakelen op de Energiespaarstand. 1 minuut 5 minuten 15 minuten 30 minuten 45 minuten 60 minuten Standaard: 5 minuten Geh. gebr. U kunt het te gebruiken geheugen selecteren bij "Lettertype voorkeur" of "Kader voorkeur". Lettert. voork. Kader voorkeur 179

180 Printerinstellingen opgeven via het bedieningspaneel Standaard: Kader voorkeur Z&W paginadetectie Geef aan of zwart-wit afbeeldingen per pagina of per document moeten worden herkend. Gebruik de functie voor zwart-wit-herkenning om alle monochrome afbeeldingen in de monochrome stand af te drukken, ook als afdrukken in kleur is opgegeven. Per pagina Per taak Standaard: Per taak Spoolafdrukken Hier kunt u opgeven of gegevens moeten worden opgeslagen op de harde schijf voordat u gaat afdrukken. Aan Uit Standaard: Uit Bij spooling wordt een verzonden afdruktaak tijdelijk opgeslagen in de printer, waarna deze wordt afgedrukt. Bericht per Hier kunt u aangeven of u een foutmelding wilt verzenden naar een vooraf ingesteld adres wanneer zich een fout voordoet in de printer. Uit Aan Na het wijzigen van de instelling zet u de printer even uit en vervolgens weer aan. Standaard: Aan Zie voor meer informatie de Help-functie van Web Image Monitor. 180

181 Printerinstellingen opgeven via het bedieningspaneel Menu afdrukinstellingen In het menu Systeem kunt u de afdrukvoorwaarden instellen. Het menu Afdrukinstellingen wijzigen Volg de onderstaande procedure om de ladevoorkeur te wijzigen. 1. Druk op de toets [Menu]. NL ATU050S Het menuvenster wordt weergegeven. 2. Druk op de [ ] of de [ ] toets om de [afdrukinstellingen] weer te geven en druk vervolgens op de [OK]-toets. 3. Druk op de [ ] of de [ ] toets om de [Apparaatstand] weer te geven en druk vervolgens op de [OK]-toets. 4. Druk op de [ ] of op de [ ] toets om [Ladevoorkeur] weer te geven en druk vervolgens op de [OK]-toets. 5. Druk op de [ ] of de [ ] toets voor het selecteren van de gewenste instelling, en druk vervolgens op de [OK]-toets. Wacht even. Het menuscherm Apparaatstand wordt weergegeven. 6. Druk op de toets [Menu]. Het eerste scherm wordt weergegeven. Parameters van het menu Afdrukinstellingen In dit gedeelte worden de parameters besproken die u kunt instellen in het menu Afdrukinstellingen. Apparaatmodus Kopieën Geef het aantal af te drukken kopieën op. Deze instelling wordt uitgeschakeld als het aantal af te drukken pagina s wordt opgegeven via een opdracht of via het printerstuurprogramma. 1 tot

182 Printerinstellingen opgeven via het bedieningspaneel Paginaformaat Hiermee kunt u het standaardpapierformaat selecteren. : A3, A4, A5, A6, B4 JIS, B5 JIS, B6 JIS, C5 Env., C6 Env., DL Env., 12 18, 11 17, 8 1 / 2 14, 8 1 / 2 13, 8 1 / 2 11, 8 1 / 4 13, 8 13, 7 1 / / 2, 5 1 / / 2, 4 1 / / 2, 3 7 / / 2, 8K, 16K, Aangepast formaat : 12 18, 11 17, 8 1 / 2 14, 8 1 / 2 13, 8 1 / 2 11, 8 1 / 4 13, 8 13, 7 1 / / 2, 5 1 / / 2, 4 1 / / 2, 3 7 / / 2, A3, A4, A5, A6, B4 JIS, B5 JIS, B6 JIS, C5 Env., C6 Env., DL Env., 8K, 16K, Aangepast formaat Standaard: : A4 : 8 1 / 2 11 Het standaard papierformaat wordt toegepast wanneer het papierformaat niet is opgegeven in de afdrukgegevens. Afdrukken zonder marge Hier kunt u opgeven of u het hele papier wilt bedrukken, zonder witranden. Uit Aan Duplex Standaard: Uit Hier kunt u opgeven of op beide zijden van een vel moet worden afgedrukt. Zo ja, geef de bindmethode op. Uit Lange zijde bnd Korte zijde bnd Uitvoerlade Standaard: Uit Geef de uitvoerlade op die door ladevoorkeur is geselecteerd, wanneer de uitvoerlade niet is gespecificeerd. Standaard lade Finisher bovenuitvoer Finisher staffeluitvoer Standaard: Standaard lade Finisher-lades verschijnen alleen wanneer een optionele finisher geïnstalleerd is. Taakscheiding Geef aan of de functie voor taakscheiding gebruikt moet worden als papier wordt uitgevoerd via een uitvoerlade die geschikt is voor taakscheiding. Aan 182

183 Printerinstellingen opgeven via het bedieningspaneel Uit Standaard: Uit 180 graden draaien Hier kunt u instellen of u een afbeelding wel of niet 180 graden wilt draaien tijdens het afdrukken. Aan Uit Standaard: Uit Afdrukken blanco pagina Hier kunt u opgeven of u blanco pagina s wilt afdrukken. Aan Uit Standaard: Aan Instelling briefhoofd Hier kunt u de modus voor het afdrukken van briefpapier selecteren. Uit Autodetectie Aan (Altijd) Standaard: Uit Ladevoorkeur Wanneer verschillende papierformaten of -soorten zijn opgegeven via het stuurprogramma en de printer, kunt u aangeven welke instelling gebruikt moet worden. Stuurprogramma/Opdracht Apparaatinstellingen Standaard: Stuurprogramma/Opdracht Lade wisselen U kunt selecteren of de printer automatisch een andere lade moet gebruiken als de instelling voor de huidige lade niet past bij het papierformaat of het papiertype zoals opgegeven door het printerstuurprogramma. Uit Aan PCL menu Standaard: Uit U kunt instellingen opgeven voor het gebruik van PCL bij het afdrukken. 183

184 Printerinstellingen opgeven via het bedieningspaneel Afdrukrichting Selecteer de invoerrichting van het papier. Staand Liggend Standaard: Staand Regels per pag. Stel het aantal regels per pagina in tussen 5 en 128. Standaard: : 60 : 64 Het standaard papierformaat wordt toegepast wanneer het papierformaat niet is opgegeven in de afdrukgegevens. Lettertype Selecteer de locatie van het standaardlettertype. Resident RAM HDD SD Standaard: Resident Wanneer u RAM selecteert, kunt u alleen lettertypen selecteren die in het RAM-geheugen van de printer opgeslagen zijn. Wanneer u HDD selecteert, kunt u alleen lettertypen selecteren die zijn gedownload naar de optionele harde schijf. Wanneer u SD selecteert, kunt u alleen lettertypen selecteren die zijn gedownload naar de SD-kaart. Lettertype nr Geef de ID van het standaardlettertype op dat u wilt gebruiken. 0 t/m 63 (intern) 1 to X (Download; X staat voor het nummer van de gedownloade lettertypen). Standaard:0 Tekengrootte Hier kunt u de puntgrootte opgeven die u wilt gebruiken voor het standaardlettertype. U kunt een waarde opgeven tussen 4 en 999,75 in stappen van 0,25. Font Pitch Standaard: 12,00 punten Deze instelling is alleen van toepassing op lettertypen met een variabele breedte. Hier kunt u het aantal tekens per inch opgeven die u wilt gebruiken voor het standaardlettertype. U kunt een waarde opgeven tussen 0,44 en 99,99 in stappen van 0,01. Standaard: 10,00 pitch 184

185 Printerinstellingen opgeven via het bedieningspaneel Deze instelling is alleen van toepassing op lettertypen met een vaste breedte. Symbolen Set Hier kunt u de tekenset voor het standaardlettertype opgeven. U kunt kiezen uit de volgende sets: Roman-8, ISO L1, ISO L2, ISO L5, PC-8, PC-8 D/N, PC-850, PC-852, PC8-TK, Win L1, Win L2, Win L5, Desktop, PS Text, VN Intl, VN US, MS Publ, Math-8, PS Math, VN Math, Pifont, Legal, ISO 4, ISO 6, ISO 11, ISO 15, ISO 17, ISO 21, ISO 60, ISO 69, Win 3.0 Standaard: PC-8 Courier-lettertype Selecteer het Courier-lettertype. Normaal Donker Standaard: Normaal Max. A4 breedte Selecteer of u de breedte van het afdrukbare gebied voor A4-vellen wilt vergroten, waarbij de marges aan weerszijden worden verkleind. Aan Uit Standaard: Uit Van CR naar LF Geef aan of een CR-code moet worden toegevoegd aan elke LF-code om tekstgegevens duidelijk af te drukken. Uit Aan Standaard: Uit Resolutie U kunt de afdrukresolutie opgeven in dots per inch. 300 dpi 600dpi Snel 600dpi Standaard 600dpi Hoge kwaliteit PS Menu Standaard: 600 dpi Standaard U kunt instellingen opgeven voor het gebruik van PostScript bij het afdrukken. 185

186 Printerinstellingen opgeven via het bedieningspaneel Gegevensformaat Selecteer het gegevensformaat van Binaire gegevens of TBCP. Deze instelling is van toepassing wanneer u een parallelle, USB- of EtherTalk-verbinding gebruikt. Wanneer u een parallelle of USB-verbinding gebruikt, wordt de afdruktaak geannuleerd wanneer binaire gegevens worden verzonden via het printerstuurprogramma. Wanneer u een Ethernet-verbinding gebruikt, wordt de afdruktaak geannuleerd wanneer: De gegevensindeling van het printerstuurprogramma is TBCP en de gegevensindeling die is geselecteerd via het bedieningspaneel is Binaire gegevens. De gegevensindeling van het printerstuurprogramma is Binaire gegevens en de gegevensindeling die is geselecteerd via bedieningspaneel is TBCP. Standaard: TBCP Resolutie Selecteer de resolutie 600dpi Snel 600dpi Standaard 600dpi Hoge kwaliteit Standaard: 600 dpi Standaard Kleurinstelling Specificeer de RGB-instelling. Geen Fijn Extra-fijn Standaard: Extra-fijn Kleurprofiel Specificeer het kleurprofiel. Auto Presentatie Vaste kleuren Fotografisch Gebruikersinstelling PDF Menu Standaard: Auto U kunt voorwaarden opgeven voor het gebruik van PDF-afdrukken. 186

187 Printerinstellingen opgeven via het bedieningspaneel PDF-wachtwoord wijzigen Geef het wachtwoord op voor het PDF-bestand voor het uitvoeren van PDF Direct Print. Als u geen PDF-wachtwoord instelt, wordt dit menu niet weergegeven. Het wachtwoord kan worden ingesteld met Web Image Monitor, maar moet dan via het netwerk worden verzonden. Voor een betere beveiliging gebruikt u dit menu op het bedieningspaneel en stelt u het wachtwoord rechtstreeks in. PDF-groepswachtwoord: Specificeer een groepswachtwoord via DeskTopBinder Lite. Resolutie Als u geen PDF-groepswachtwoord instelt, wordt dit menu niet weergegeven. Als u een groepswachtwoord gebruikt, moet de optionele beveiligingseenheid geïnstalleerd zijn. Het wachtwoord kan worden ingesteld met Web Image Monitor, maar moet dan via het netwerk worden verzonden. Voor een betere beveiliging gebruikt u dit menu op het bedieningspaneel en stelt u het wachtwoord rechtstreeks in. Standaard: geen wachtwoord ingesteld Geef de resolutie op voor het PDF-bestand voor het uitvoeren van PDF Direct Print. 600dpi Snel 600dpi Standaard 600dpi Hoge kwaliteit Standaard: 600 dpi Standaard Kleurinstelling Geef de RGB-instelling op voor het PDF-bestand voor het uitvoeren van PDF Direct Print. Geen Fijn Extra-fijn Standaard: Extra-fijn Kleurprofiel Geef het kleurprofiel op voor het PDF-bestand voor het uitvoeren van PDF Direct Print. Auto Presentatie Vaste kleuren Fotografisch Gebruikersinstelling Standaard: Auto 187

188 Printerinstellingen opgeven via het bedieningspaneel Menu Veiligheidsopties In het menu Systeem kunt u de afdrukvoorwaarden instellen. Wijzigen van het menu Veiligheidsopties Volg de onderstaande procedure om de gegevens in het geheugen te wissen. Deze instelling wordt alleen weergegeven als de optionele beveiligingskaart is geïnstalleerd. 1. Druk op de toets [Menu]. NL ATU050S Het menuvenster wordt weergegeven. 2. Druk op de [ ] of de [ ] -toets om de [Veiligheidsopties] weer te geven en druk vervolgens op de [OK]-toets. 3. Druk op de [ ] of de [ ] -toets om de [Uitgebreide veiligheid] weer te geven en druk vervolgens op de [OK]-toets. 4. Druk op de [ ] of de [ ] -toets voor het selecteren van [Alle geheugen wissen], en druk vervolgens op de [OK]-toets. 5. Druk op de [ ] of de [ ] -toets voor het selecteren van de wismethode, en druk vervolgens op de [OK]-toets. Geef het aantal overschrijvingen in bij het selecteren van [Willekeurige getallen]. Al het geheugen wordt gewist. 6. Druk op de toets [Afsluiten] als het bevestigingsscherm verschijnt. 7. Zet de printer uit. Parameters menu Veiligheidsopties. In dit gedeelte worden de parameters besproken die u kunt instellen via het menu Veiligheidsopties. Uitgebreide veiligheid Afhankelijk van de instellingen van de printer is het mogelijk dat sommige van de onderstaande instellingen niet worden weergegeven. 188

189 Printerinstellingen opgeven via het bedieningspaneel Coderingssleutel stuurprogramma Specificeer de coderingssleutel van het stuurprogramma. Adresboek coderen Selecteer of de gegevens van het adresboek van de printer al dan niet moeten worden gecodeerd. Aan Uit Standaard: Uit Beperkte weergave gebruikersinfo Selecteer of u gebruikersinformatie wilt tonen als ******** bij het controleren van taakinformatie zonder controle van de gebruikersverificatie. Aan Uit Standaard: Uit Vergroten bestandsbeveiliging Selecteer of u afdrukbestanden die zijn beschermd met een wachtwoord automatisch wilt vergrendelen als 10 keer een fout wachtwoord is ingevoerd. Als een bestand is vergrendeld, kunt u dit niet selecteren zelfs niet als het juiste wachtwoord wordt ingevoerd. Aan Uit Standaard: Uit Instellingen door SNMP v1 en v2 Selecteer of u het wijzigen van de printerinstellingen door toegang met SNMPv1, v2 protocol wilt verbieden. Verbieden Niet verbieden Standaard: Niet verbieden Eenvoudige codering Selecteer of u eenvoudige of beperkte codering wilt gebruiken als enhanced codering niet gebruikt kan worden. Beperkt Niet beperken Standaard: Niet beperken 189

190 Printerinstellingen opgeven via het bedieningspaneel Authenticeren huidige taak Selecteer of verificatie nodig is voor handelingen als het annuleren van taken. Als de instelling op Loginprivilege wordt gezet, kunnen alleen geautoriseerde gebruikers of beheerders de printer bedienen. Als de instelling wordt gezet op Toegang-privilege, kunnen gebruikers die een afdruktaak versturen of de beheerder de printer bedienen. Log-in privilege Toegangsprivilege Uit Standaard: Uit Wachtwoordbeleid Specificeer het formaat van de wachtwoorden: te gebruiken tekens en minimale lengte. Geldige tekens voor wachtwoorden zijn hoofdletters, kleine letters, decimale getallen en symbolen zoals #. Indien de complexiteit staat ingesteld op Niveau 1, moet het wachtwoord twee van deze tekensoorten gebruiken; en in het geval van Niveau 2, drie tekensoorten. Instelling complexiteit Niveau 1, Niveau 2, Niet beperken Standaard: Niet beperken Minimale aantal karakters Tussen 0 en 3 Standaard:0 Als 0 wordt ingesteld is er geen minimale lengte Service Selecteer of u Service wilt verbieden. Verbieden Niet verbieden Standaard: Niet verbieden Neem contact op met uw onderhoudstechnicus als u de instelling op Verbieden wilt zetten. Beveiliging servicemodus Selecteer of u de Servicemodus wilt verbieden. Aan Uit Standaard: Uit Afhankelijk van de instelling van de printer is het mogelijk dat deze instelling niet wordt weergegeven. Firmware Versie Hier wordt de firmwareversie weergegeven van de printer. 190

191 Printerinstellingen opgeven via het bedieningspaneel Netwerk beveiligingsniveau Specificeer het netwerkbeveiligingsniveau. Level 0 Level 1 Level 2 Standaard: Level 0 Instelling Automatisch geheugen wissen Selecteer of het geheugen automatisch gewist moet worden. Stel ook de wismethode in. Specificeer ook de overschrijftijden als de wismethode Willekeurige cijfers is. Aan Uit HD-wismethode: NSA, DoD, Willekeurige cijfers Aantal overschrijvingen: Tussen 1 en 9 Standaard: Uit Deze instelling wordt alleen weergegeven als de optionele beveiligingskaart is geïnstalleerd. Geheugen wissen Selecteer of alle gegevens in het geheugen gewist moet worden. Stel ook de wismethode in. Specificeer ook de overschrijftijden als de wismethode Willekeurige cijfers is. HD-wismethode NSA, DoD, Willekeurige cijfers Aantal overschrijvingen Tussen 1 en 9 Deze instelling wordt alleen weergegeven als de optionele beveiligingskaart is geïnstalleerd. Transfer logboekinstelling U kunt selecteren of u de loginformatie naar de server wilt sturen voor verzameling van de logs. Aan (Alleen beschikbaar van de server voor verzameling van logs) Uit Standaard: Uit 191

192 Printerinstellingen opgeven via het bedieningspaneel Menu Host Interface U kunt de configuratie van netwerkverbindingen en communicatie instellen bij gebruik van een parallelle verbinding tussen de printer en de computer. De gewijzigde configuratie blijft ook van kracht nadat de printer is uitgeschakeld. Het menu Host Interface wijzigen Volg de onderstaande procedure om de instelling van I/O Timeout te wijzigen. 1. Druk op de toets [Menu]. NL ATU050S Het menuvenster wordt weergegeven. 2. Druk op de [ ] or [ ] -toetskey om [Hostinterface] weer te geven en druk vervolgens op de [OK]- toets. 3. Druk op de [ ] of [ ] toets om [I/O Timeout] weer te geven, en druk vervolgens op de [OK] - toets. 4. Druk op de [ ] or [ ] toets om de wachttijd op te geven voor het voltooien van een afdruktaak en druk vervolgens op de [OK]-toets. Wacht even. Het menu Hostinterface wordt weergegeven. 5. Druk op de toets [Menu]. Het eerste scherm wordt weergegeven. Parameters van het menu Host Interface In dit gedeelte worden de parameters besproken die u kunt instellen via het menu Host Interface. I/O Buffer Selecteer de omvang van de I/O-buffer. Normaal gesproken is het niet nodig om deze instelling te wijzigen. 128 KB 256 KB Standaard: 128 KB 192

193 Printerinstellingen opgeven via het bedieningspaneel I/O Timeout Stel het aantal seconden in dat de computer moet wachten om een afdruktaak te voltooien. Wanneer het afdrukken regelmatig wordt onderbroken door gegevens van andere poorten kunt u de time-out periode verlengen. 10 seconden 15 seconden 20 seconden 25 seconden 60 seconden Netwerk Standaard: 15 seconden Hier kunt u instellingen met betrekking tot het netwerk opgeven. Dit menu verschijnt alleen wanneer de optionele IEEE b interface-eenheid geïnstalleerd is. Zie de Hardwarehandleiding voor meer informatie Apparaat IPv4-adres Geef op of het IPv4-adres automatisch of handmatig moet worden ingesteld. Automatisch (DHCP)/Specificeer (Standaard: Automatisch (DHCP)) Als DHCP is ingeschakeld, kan het IPv4, subnetmaskeradres en gateway-adres niet worden gewijzigd. Schakel DHCP uit om dit te wijzigen. Neem contact op met de beheerder voor meer informatie over de netwerkconfiguratie. IP-adr. Stel het IPv4-adres handmatig in. Standaardinstelling: Subnet M Stel het subnetmasker handmatig in. Standaard: Gateway Stel het gateway-adres handmatig in. Standaard: IPv6-instelling Selecteer of u IPv6 wilt in- of uitschakelen Actief Inactief 193

194 Printerinstellingen opgeven via het bedieningspaneel Standaard: Actief Type frame NW Stel het frametype in voor NetWare. Autom. select. Ethernet II Ethernet Ethernet Ethernet SNAP Standaard: Autom. select. Actief protocol Stel het actieve protocol in. IPv4 Actief, Inactief IPv6 Standaard: Actief Actief, Inactief Standaard: Inactief NetWare Actief, Inactief SMB Standaard: Actief Actief, Inactief Standaard: Actief AppleTalk Actief, Inactief Standaard: Actief Ethernet snelh. Stel de netwerksnelheid in voor de bediening van de printer. Autom. select. 10Mbps Half Duplex 10Mbps Full Duplex 194

195 Printerinstellingen opgeven via het bedieningspaneel 100Mbps Half Duplex 100Mbps Full Duplex Standaard: Autom. select. LAN Type Selecteer Ethernet of IEEE b als LAN Type. Ethernet IEEE b IEEE b Standaard: Ethernet Dit menu verschijnt alleen wanneer de optionele b interface-eenheid geïnstalleerd is. Geef de instellingen op voor wireless LAN. Dit menu wordt alleen weergegeven als de optionele b interface is geïnstalleerd. Communicatiemodus Selecteer de transmissiemodus voor IEEE b Ad hoc Infrastructuur Ad hoc Standaard: Ad hoc De transmissiemodus kan ook worden ingesteld met een Web Image Monitor. Zie voor meer informatie de Help-functie van Web Image Monitor. SSID-instelling Stel het SSID in in de infrastructuurmodus en in de Ad hoc-modus. Kanaal Standaard: leeg (ASSID) Selecteer [?] om [/] in te voeren voor het SSID. Ook als [ ] verschijnt bij het afdrukken van de configuratiepagina, moet u dit lezen als [/]. De gebruikte tekens zijn ASCII 0x20-0x7e (32 bytes). Een SSID wordt automatisch ingesteld op het dichtstbijzijnde toegangspunt als er geen SSID is ingesteld. Als er geen SSID is ingesteld voor de Ad hoc -modus, wordt een SSID automatisch ingesteld en wordt dezelfde SSID gebruikt voor de Ad hoc -modus en de infrastructuurmodus. Als blanco is opgegeven in SSID voor b Ad hoc-modus of Ad hoc-modus, wordt ASSID weergegeven. Een SSID kan ook worden ingesteld met Web Image Monitor. Zie voor meer informatie de Help-functie van Web Image Monitor. Selecteer kanalen: 1-13 ( )/1-11 ( ). Standaard: 11 ( en ) 195

196 Printerinstellingen opgeven via het bedieningspaneel Beveiligingstype Selecteer of u de codering wilt in- of uitschakelen. Selecteer ook het beveiligingstype als codering is ingeschakeld. Uit WEP Hex:10/26,ASCII:5/13 tekens WPA Coderingsmethode (TKIP, CCMP(AES), Authenticatiemethode (WPA-PSK, WPA(802.1x)) Standaard: Uit De WEP-sleutel kan worden ingevoerd met een hexadecimaal getal of een ASCII-tekenreeks. De WPA-PSK-sleutel kan worden ingevoerd met een ASCII-tekenreeks. Wanneer een 64-bits WEP wordt gebruikt, kunnen maximaal 10 hexadecimale tekens of 5 ASCII-tekens worden ingevoerd. Wanneer een 128-bits WEP wordt gebruikt, kunnen maximaal 26 hexadecimale tekens of 13 ASCII-tekens worden ingevoerd. De WEP-sleutel kan ook worden ingesteld met Web Image Monitor. Zie voor meer informatie de Help van Web Image Monitor. Wireless LAN-signaal U kunt de signaalsterkte controleren wanneer u draadloos LAN gebruikt. Communicatiesnelheid Selecteer de transmissiesnelheid voor IEEE b. Auto 11 Mbps 5.5 Mbps 2 Mbps 1 Mbps Standaard: Auto Standaardinstellingen herstellen Hiermee kunt u het wireless LAN terugzetten naar de standaardwaarde. USB-instelling Selecteer de snelheid voor USB-interface. Auto Volledige snelheid Standaard: Auto 196

197 Printerinstellingen opgeven via het bedieningspaneel Menu Taal U kunt de taal instellen waarin het menu wordt weergegeven. Het menu Taal wijzigen Volg de onderstaande procedure om de interface-taal te wijzigen. 1. Druk op de toets [Menu]. NL ATU050S Het menuvenster wordt weergegeven. 2. Druk op de [ ] of de [ ] toets om [Taal] weer te geven, en druk vervolgens op de [OK]-toets. 3. Druk op de [ ] of de [ ] toets voor het selecteren van de taal, en druk vervolgens op de [OK]- toets. Wacht even. Het menuscherm Taal wordt weergegeven. 4. Druk op de toets [Menu]. Het eerste scherm wordt weergegeven. Parameters van het menu Taal Hier kunt u de taal selecteren die u wilt gebruiken. De volgende talen zijn beschikbaar: Engels, Duits, Frans, Italiaans, Nederlands, Zweeds, Noors, Deens, Spaans, Fins, Portugees, Tsjechisch, Pools, Hongaars, Russisch, Chinees*1. *1 Alleen Chinees Standaard: Engels 197

198 De printer controleren en configureren De printer controleren en configureren Met gebruik van Web Image Monitor De bovenste pagina weergeven Als de Gebruikersverificatie is ingesteld Menu's en instellingen Toegang in de Beheerdersmodus Toont Web Image Monitor Help Gebruik van SmartDeviceMonitor for Admin Installeren van SmartDeviceMonitor for Admin Network Interface Board Configuration Menu s vergrendelen op het bedieningspaneel van de printer Het papiertype wijzigen Beheer Gebruikersinformatie Beschikbare functies instellen voor nieuwe gebruikers Configuratie van de energiespaarstand Wachtwoord instellen De Printerstatus Namen en commentaar wijzigen Spoolafdrukkenweergeven en verwijderen Gebruik van SmartDeviceMonitor for Client Printers controleren Controleren van de Printerstatus Gebruik van IPP met SmartDeviceMonitor for Client Printerstatus Melding per Automatische melding melding op verzoek verificatie op verzoek Onderhoud op afstand via telnet telnet gebruiken toegang appletalk autonet bonjour btconfig apparaatnaam dhcp G A_1.0 Copyright

199 De printer controleren en configureren diprint dns domeinnaam help hostname ifconfig info ipp ipv lpr netware wchtwd prnlog route instellen show slp smb snmp sntp spoolsw ssdp ssh status systeemlogboek upnp web wiconfig wins SNMP Printerinformatie ophalen via het netwerk Huidige printerstatus Printerconfiguratie De afgebeelde informatie interpreteren Afdruktaakinformatie Informatie van het afdruklogboek Configuratie van de netwerkinterfacekaart

200 De printer controleren en configureren Berichtenlijst Systeemlogboekinformatie

201 De printer controleren en configureren Met gebruik van Web Image Monitor Met Web Image Monitor kunt u de printerstatus controleren en instellingen wijzigen. Beschikbare bewerkingen De volgende bewerkingen kunnen op afstand vanaf een clientcomputer worden uitgevoerd met Web Image Monitor. De printerstatus of -instellingen weergeven De status of historie van afdruktaken controleren Actieve afdruktaken onderbreken De printer opnieuw instellen Het adresboek beheren Printerinstellingen opgeven De instellingen voor meldingen opgeven De instellingen voor netwerkprotocollen opgeven Beveiligingsinstellingen opgeven De printer configureren Voor het uitvoeren van deze bewerkingen met Web Image Monitor is TCP/IP vereist. Wanneer de printer is geconfigureerd voor gebruik met TCP/IP, kunt u de bewerkingen vanaf Web Image Monitor uitvoeren. Aanbevolen webbrowser Windows: Internet Explorer 5.5 SP2 of hoger Firefox 1.0 of hoger Mac OS: Firefox 1.0 of hoger Safari 1.0, 1.2, 2.0(412.2) of hoger Safari kan niet worden gebruikt met Mac OS X Als u een niet aanbevolen versie van een webbrowser gebruikt, of als JavaScript en cookies niet zijn ingeschakeld, kunnen weergaveen bewerkingsproblemen optreden. Als u een proxyserver gebruikt, wijzigt u de instellingen van de webbrowser. Neem contact op met de beheerder voor meer informatie over de instellingen. Als u op de "back" (vorige) knop van de browser drukt en de vorige pagina niet wordt weergegeven, klikt u op de "refresh" (vernieuwen) knop van de browser en probeert u het opnieuw. De printergegevens worden niet automatisch bijgewerkt. Om de gegevens bij te werken, klikt u op [Refresh (vernieuwen)] in het schermgedeelte. Wij raden u aan om Web Image Monitor in hetzelfde netwerk te gebruiken. Buiten de firewall is toegang tot de printer niet mogelijk. Als u de printer met een DHCP gebruikt, wordt het IPv4-adres mogelijk automatisch gewijzigd door de DHCP-serverinstellingen. Schakel de DDNS-instellingen in op de printer en maak verbinding met de hostnaam van de printer. U kunt ook een statisch IPv4-adres instellen op de DHCP-server. Als de HTTP-poort is uitgeschakeld, kan geen verbinding worden gemaakt met de printer via de printer-url. De SSL-instelling moet worden ingeschakeld op deze printer. Neem contact op met de beheerder voor meer informatie. 201

202 De printer controleren en configureren Als u het SSL-coderingsprotocol gebruikt, voert u " in. Internet Explorer moet op uw computer zijn geïnstalleerd. Gebruik de meest recente versie die beschikbaar is. Wij raden het gebruik van Internet Explorer 6.0 of hoger aan. Als u Firefox gebruikt, kunnen de lettertypen, kleuren en de opmaak van tabellen afwijken. De bovenste pagina weergeven In dit gedeelte wordt de bovenste pagina besproken en wordt uitgelegd hoe u Web Image Monitor kunt weergeven. 1. Start uw webbrowser. 2. Voer in de adresbalk van uw webbrowser " in. De bovenste pagina van Web Image Monitor verschijnt. Als de hostnaam van de printer is geregistreerd op de DNS- of WINS-server, kunt u ook deze naam opgeven. Als u SSL (een protocol voor gecodeerde communicatie) instelt in een omgeving waarvoor serververificatie is vereist, voert u " in. Elke pagina van Web Image Monitor is onderverdeeld in de volgende gedeeltes: NL ATU402S 1. Menugedeelte Als u een menu selecteert, wordt de inhoud ervan weergegeven in het weergavegedeelte of in het subgedeelte. 2. Tabbladgedeelte Hier worden de opties van de verschillende menu's weergegeven. 3. Titelgedeelte Hier kunt u schakelen tussen de gebruikersmodus en de beheerdersmodus en het menu van de betreffende modus wordt hier weergegeven. Hier vindt u de koppeling naar de Help-functie en kunt u het dialoogvenster voor zoeken aan de hand van sleutelwoorden openen. 4. Help Gebruik Help om de inhoud van het Help-bestand te bekijken of downloaden. 5. Weergavegedeelte Hier wordt de inhoud weergegeven van het item dat in het menugedeelte is geselecteerd. De apparaatgegevens in het weergavegedeelte worden niet automatisch bijgewerkt. Klik op [Verversen] rechts boven aan het scherm om de apparaatgegevens bij te werken. Klik op de knop [Refresh (vernieuwen)] van de browser om het volledige browserscherm bij te werken. 202

203 De printer controleren en configureren Voor meer informatie over de registratie van de hostnaam van de printer op de DNS- of WINS-server, zie Pag.347 "Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik van de printer binnen een netwerk". Als de Gebruikersverificatie is ingesteld Log-in (met Web Image Monitor) Volg de onderstaande procedure om in te loggen als de gebruikersverificatie is ingesteld. 1. Klik op [Inloggen]. 2. Voer uw gebruikersnaam en wachtwoord in en klik op [Inloggen]. Neem contact op met de beheerder voor meer informatie over uw gebruikersnaam en wachtwoord. Voer voor verificatie van de gebruikerscode een code in bij [Gebruikersnaam], en klik vervolgens op [OK]. Afhankelijk van de gebruikte web browser kan de procedure verschillen. Log uit (met Web Image Monitor) Volg de onderstaande procedure om in te loggen als de gebruikersverificatie is ingesteld. Klik op [Uitloggen] om uit te loggen. Zorg dat u altijd uitlogt nadat u heeft ingelogd en de configuraties heeft gewijzigd. Menu's en instellingen Er zijn twee modi beschikbaar op Web Image Monitor: de gastmodus en de beheerdersmodus. De items die worden weergeven kunnen per printermodel verschillen. De gastmodus In de gastmodus kunt u de printerstatus, de afdrukinstellingen en de status van afdruktaken bekijken, maar kunt u geen printerinstellingen wijzigen NL ATU403S 203

204 De printer controleren en configureren 1. Home Hier worden de tabbladen [Status], [Apparaatinformatie] en [Teller] weergegeven. Meer informatie over het tabbladmenu vindt u in het werkgedeelte. 2. Printer: Afdruktaken Hiermee kunt u een lijst met testafdrukken, beveiligde afdrukken, uitgestelde afdrukken en opgeslagen afdruktaken weergeven. 3. Taak Hiermee kunt u alle afdrukbestanden weergeven. 4. Configuratie Hiermee kunt u de huidige printerinstellingen en de netwerkinstellingen weergeven. Beheerdersmodus In de beheerdersmodus kunt u diverse printerinstellingen configureren NL ATU404S 1. Home Hier worden de tabbladen [Status], [Apparaatinformatie] en [Teller] weergegeven. Meer informatie over het tabbladmenu vindt u in het werkgedeelte. 2. Printer: Afdruktaken Hiermee kunt u een lijst met testafdrukken, beveiligde afdrukken, uitgestelde afdrukken en opgeslagen afdruktaken weergeven. 3. Taak Hiermee kunt u alle afdrukbestanden weergeven. 4. Adresboek Hier kunt u gebruikersgegevens registreren, weergeven, wijzigen en verwijderen. 5. Configuratie Hier kunt u systeeminstellingen voor de printer, interface-instellingen en beveiligingsinstellingen opgeven. 6. Apparaat resetten Klik op deze knop om de instellingen van de printer te herstellen. Als een afdruktaak wordt verwerkt, worden de instellingen van de printer hersteld nadat de afdruktaak is voltooid. Deze knop bevindt zich op de bovenste pagina. 7. Printertaak resetten Klik op deze knop om de instellingen van afdruktaken die worden verwerkt en afdruktaken in de wachtrij te herstellen. Deze knop bevindt zich op de bovenste pagina. 204

205 De printer controleren en configureren Toegang in de Beheerdersmodus Volg onderstaande procedure om Web Image Monitor in de beheerdersmodus te openen. 1. Klik in de bovenste pagina op [Inloggen]. Het dialoogvenster voor het opgeven van uw gebruikersnaam en wachtwoord wordt weergegeven. 2. Voer uw gebruikersnaam en wachtwoord in en klik op [Inloggen]. Neem contact op met de beheerder voor meer informatie over uw gebruikersnaam en wachtwoord. Toont Web Image Monitor Help Als u de Help-functie voor het eerst gebruikt, klikt u op [Help] in het titelgedeelte of op het "?" pictogram in het weergavegedeelte om onderstaand scherm weer te geven, waarin u de Help-functie op de volgende twee manieren kunt weergeven: Help op onze website bekijken Help downloaden naar uw computer Help downloaden en bekijken U kunt de Help downloaden naar uw computer. Voor het weergeven van de Help zonder verbinding te maken met het Internet voert u in de adresbalk van de browser het pad in naar uw lokale Help-bestanden. Als u op [Help] klikt in het titelgedeelte wordt de inhoud van Help weergegeven. U kunt de Help-informatie van een bepaalde instelling weergeven door op "?" (Help-pictogram) te klikken in het weergavegedeelte. Help downloaden 1. Selecteer het besturingssysteem in de lijst [Besturingssysteem]. 2. Selecteer de taal in de lijst [Taal]. 3. Klik op [Downloaden]. 4. Volg de instructies op het scherm om de Help-bestanden te downloaden. 5. Sla het gecomprimeerde bestand op en pak het bestand vervolgens uit. Als u de gedownloade Help-informatie van Web Image Monitor wilt bekijken, geeft u het pad op naar de locatie waar u het gedecomprimeerde bestand heeft opgeslagen. De URL van het Help-bestand koppelen aan de knop Help. U kunt de URL van het Help-bestand op een computer of een webserver koppelen aan de knop [Help]. 1. Meld u aan bij Web Image Monitor in de beheerdersmodus. 2. Klik in het menugedeelte op [Configuratie]. 3. Klik op [Webpagina]. 205

206 De printer controleren en configureren 4. Voer in het vak [URL] de URL in van het Help-bestand. Wanneer u het bestand bijvoorbeeld heeft opgeslagen op een webserver en de URL van het bestand " a.b.c.d/help/en/index.html" is, voert u " in. 5. Klik op [OK]. 206

207 De printer controleren en configureren Gebruik van SmartDeviceMonitor for Admin Met SmartDeviceMonitor for Admin kunt u de netwerkprinters controleren. Daarnaast kunt u via TCP/IP of IPX/ SPX de configuratie van de netwerkinterfacekaart wijzigen. IPv6 kan niet worden gebruikt met deze functie. Protocolstack behorende bij besturingssysteem Windows 95/98/Me TCP/IP IPX/SPX NetWare NetWare Client32 voor Windows 95 IntraNetWare Client voor Windows 95 Novell Client voor Windows 95/98/Me Windows 2000 TCP/IP IPX/SPX NetWare Novell Client voor Windows NT/2000/XP Windows Server 2003 TCP/IP IPX/SPX Windows XP TCP/IP IPX/SPX Novell Client voor Windows NT/2000/XP Windows NT 4.0 TCP/IP IPX/SPX Client Service voor NetWare NetWare Client32 voor Windows NT IntraNetWare Client voor Windows NT Novell Client voor Windows NT/2000/XP Beschikbare bewerkingen De volgende functies zijn beschikbaar: Printergegevens De netwerkinstellingen en gedetailleerde informatie over de printer weergeven. 207

208 De printer controleren en configureren Het aantal pagina's weergeven dat met elke gebruikerscode is afgedrukt. De status weergeven van afdruktaken die vanaf computers zijn verstuurd. De netwerkinstellingen van de printer wijzigen. Apparaatinstellingen Enkele van de instellingen op het bedieningspaneel vergrendelen, zodat ze niet langer vanaf het bedieningspaneel kunnen worden gewijzigd. Het papiertype selecteren dat in de papierladen is geplaatst. Energiespaarstand De energiespaarstand in- of uitschakelen. Systeemstatus Systeeminformatie weergeven op een computer, zoals papier dat tijdens het afdrukken opraakt. Groepsinformatie Meerdere printers tegelijk controleren. Als er meerdere printers moeten worden beheerd, kunt u groepen maken en de printers indelen in groepen om het beheer te vereenvoudigen. U kunt de printerstatus aanpassen aan deze groepen en een met statusgegevens naar een computer sturen. Installeren van SmartDeviceMonitor for Admin Volg onderstaande procedure om SmartDeviceMonitor for Admin te installeren. 1. Sluit alle toepassingen die momenteel zijn geopend. 2. Plaats de CD-rom in het CD-romstation. Het installatieprogramma wordt gestart. 3. Selecteer een interfacetaal en klik dan op [OK]. De standaard interfacetaal is Engels. 4. Klik op SmartDeviceMonitor for Admin -installatie, en klik vervolgens op [Volgende>]. 5. De softwarelicentieovereenkomst wordt weergegeven in het dialoogvenster [Gebruiksrechtovereenkomst]. Nadat u de inhoud heeft gelezen, klikt u op [Ja] als u ermee instemt en klikt u vervolgens op [Volgende >]. 6. Volg de instructies op het scherm. Er wordt een bericht weergegeven wanneer de installatie is voltooid. 7. Klik op [OK]. Bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem werkt Auto Run mogelijk niet. Start in dit geval "Setup.exe" vanaf het CD-romstation. Start de computer opnieuw na de installatie van SmartDeviceMonitor for Admin als u hierom wordt gevraagd en ga verder met de configuratie. SmartDeviceMonitor for Admin ondersteunt de volgende talen: Tsjechisch, Deens, Duits, Engels, Spaans, Frans, Italiaans, Hongaars, Nederlands, Noors, Pools, Portugees, Fins, Zweeds, Chinees (vereenvoudigd) en Chinees (traditioneel). 208

209 De printer controleren en configureren Network Interface Board Configuration Volg onderstaande procedure om de configuratie van de netwerkinterfacekaart te wijzigen met SmartDeviceMonitor for Admin. 1. Start SmartDeviceMonitor for Admin. 2. Klik in het menu [Groep] op [Apparaat zoeken] en klik op [TCP/IP], [IPX/SPX] of [TCP/IP SNMPv3]. Er wordt een lijst weergegeven met printers die het geselecteerde protocol gebruiken. Selecteer het protocol van de printer waarvan u de configuratie wilt wijzigen. Als u TCP/IP SNMPv3 gebruikt, voert u gebruikersverificatie in. 3. Selecteer in de lijst de printer waarvan u de configuratie wilt wijzigen. 4. Klik in het menu [Extra] op [NIB Setup Tool]. Er wordt een webbrowser geopend en het dialoogvenster voor het opgeven van de gebruikersnaam en het wachtwoord voor de Web Image Monitor -beheerder wordt weergegeven. NIB Setup Tool wordt gestart wanneer de netwerkinterfacekaart standaard is. Volg de aanwijzingen op het scherm. 5. Geef de gebruikersnaam en het wachtwoord op en klik op [OK]. Neem contact op met de beheerder voor meer informatie over uw gebruikersnaam en wachtwoord. 6. Pas de instellingen aan met Web Image Monitor. 7. Klik op [Uitloggen]. 8. Sluit Web Image Monitor af. 9. Sluit SmartDeviceMonitor for Admin af. Voor meer informatie over Web Image Monitor, zie Pag.201 "Met gebruik van Web Image Monitor". Menu s vergrendelen op het bedieningspaneel van de printer Volg onderstaande procedure om menu's te vergrendelen op het bedieningspaneel van de printer. 1. Start SmartDeviceMonitor for Admin. 2. Klik in het menu [Groep] op [Apparaat zoeken] en klik op [TCP/IP], [IPX/SPX] of [TCP/IP SNMPv3] Er wordt een lijst weergegeven met printers die het geselecteerde protocol gebruiken. Selecteer het protocol van de printer waarvan u de configuratie wilt wijzigen. Als u TCP/IP SNMPv3 gebruikt, voert u gebruikersverificatie in. 3. Selecteer een printer. 4. Ga in het menu [Extra] naar [Apparaatinstellingen], en klik op [Menu bedieningspaneel vergrendelen]. Er wordt een webbrowser geopend en het dialoogvenster voor het opgeven van het wachtwoord voor de Web Image Monitor-beheerder wordt weergegeven. 5. Geef de gebruikersnaam en het wachtwoord op en klik op [Inloggen]. Neem contact op met de beheerder voor meer informatie over uw gebruikersnaam en wachtwoord. 209

210 De printer controleren en configureren De pagina [Systeem] van Web Image Monitor wordt weergegeven. 6. Geef de vereiste instellingen op en klik op [OK]. 7. Klik op [Uitloggen]. 8. Sluit Web Image Monitor af. 9. Sluit SmartDeviceMonitor for Admin af. Meer informatie over de instellingen kunt u vinden in de Help bij [Apparaatinstellingen] in de pagina [Configuratie]. Het papiertype wijzigen Volg de onderstaande procedure om het papiertype te wijzigen. 1. Start SmartDeviceMonitor for Admin. 2. Klik in het menu [Groep] op [Apparaat zoeken] en klik op [TCP/IP], [IPX/SPX] of [TCP/IP SNMPv3] Er wordt een lijst weergegeven met printers die het geselecteerde protocol gebruiken. Selecteer het protocol van de printer waarvan u de configuratie wilt wijzigen. Als u TCP/IP SNMPv3 gebruikt, voert u gebruikersverificatie in. 3. Selecteer in de lijst de printer waarvan u de configuratie wilt wijzigen. 4. Ga in het menu [Extra] naar [Apparaatinstellingen], en klik op [Papiertype selecteren]. Er wordt een webbrowser geopend en het dialoogvenster voor het opgeven van het wachtwoord voor de Web Image Monitor-beheerder wordt weergegeven. 5. Geef de gebruikersnaam en het wachtwoord op en klik op [Inloggen]. Neem contact op met de beheerder voor meer informatie over uw gebruikersnaam en wachtwoord. De pagina [Papier] wordt weergegeven. Selecteer een papiertype in de lijst [Papiertype] voor elke lade. 6. Geef de vereiste instellingen op en klik op [OK]. 7. Klik op [Uitloggen]. 8. Sluit Web Image Monitor af. 9. Sluit SmartDeviceMonitor for Admin af. Meer informatie over de instellingen kunt u vinden in de Help bij [Apparaatinstellingen] in de pagina [Configuratie]. Beheer Gebruikersinformatie Volg onderstaande procedure om de gebruikersinformatie te beheren met SmartDeviceMonitor for Admin. Met behulp van gebruikerscodes kunt u afdruktaken beheren en functies beperken. De User Management Tool starten Volg onderstaande procedure om de User Management Tool te starten. 210

211 De printer controleren en configureren 1. Start SmartDeviceMonitor for Admin. 2. Klik in het menu [Groep] op [Apparaat zoeken] en klik op [TCP/IP], [IPX/SPX] of [TCP/IP SNMPv3] Er wordt een lijst weergegeven met printers die het geselecteerde protocol gebruiken. Selecteer het protocol van de printer waarvan u de configuratie wilt wijzigen. Als u TCP/IP SNMPv3 gebruikt, voert u gebruikersverificatie in. 3. Selecteer in de lijst de printer die u wilt beheren. 4. Klik in het menu [Extra] op [User Management Tool]. Het dialoogvenster voor het opgeven van uw gebruikersnaam en wachtwoord wordt weergegeven. 5. Voer uw gebruikersnaam en wachtwoord in en klik op [OK]. Voer dezelfde gebruikersnaam en hetzelfde wachtwoord in als u invoert om in te loggen op de Web Image Monitor. Neem contact op met de beheerder voor meer informatie over uw gebruikersnaam en wachtwoord. De User Management Tool wordt gestart. Voor meer informatie over de User Management Tool, zie de Help van SmartDeviceMonitor for Admin. Het aantal afgedrukte vellen weergeven Volg de onderstaande procedure om het aantal vellen weer te geven dat met elke gebruikerscode is afgedrukt. 1. Start SmartDeviceMonitor for Admin. 2. Klik op het tabblad [Informatie gebruikersteller] van de User Management Tool. Het aantal pagina's dat met elke afzonderlijke gebruikerscode is afgedrukt, wordt weergegeven. 3. Klik op [Afsluiten] in het menu [Bestand] om de User Management Tool af te sluiten. De informatie over het aantal afgedrukte pagina's exporteren. Volg onderstaande procedure om informatie over het aantal afgedrukte pagina's per gebruikerscode te exporteren als ".csv"-bestand. 1. Start SmartDeviceMonitor for Admin. 2. Klik op het tabblad [Informatie gebruikersteller] van de User Management Tool. 3. Klik in het menu [Bestand] op [Gebruikersstatistieken exporteren]. 4. Geef de opslaglocatie en de bestandsnaam op en klik op [Opslaan]. 5. Klik op [Afsluiten] in het menu [Bestand] om de User Management Tool af te sluiten. Het aantal afgedrukte pagina s terugzetten naar 0. Volg de onderstaande procedure om het aantal pagina's dat met elke gebruiker is afgedrukt terug te zetten naar Start SmartDeviceMonitor for Admin. 2. Klik op het tabblad [Informatie gebruikersteller] van de User Management Tool. 211

212 De printer controleren en configureren 3. Klik op de gebruiker wiens gegevens u opnieuw wilt instellen. 4. Klik in het menu [Bewerken] op [Gebruikerstellers resetten]. 5. Schakel de selectievakjes in van de opties die u wilt resetten en klik op [OK]. Er wordt een bevestigingsbericht weergegeven. 6. Klik op [OK]. 7. Klik in het menu [Bewerken] op [Instellingen toepassen]. De wijzigingen worden toegepast op het tabblad [Informatie gebruikersteller]. 8. Klik op [Afsluiten] in het menu [Bestand] om de User Management Tool af te sluiten. Functies beperken Volg de onderstaande procedure om het gebruik van bepaalde functies te beperken. 1. Start SmartDeviceMonitor for Admin. 2. Klik op het tabblad [Informatie gebruikersteller] van de User Management Tool. 3. Klik in het menu [Bewerken] van de User Management Tool op [Apparaattoegang beperken]. 4. Schakel de selectievakjes in van de functies waarvan u het gebruik wilt beperken. 5. Klik op [OK]. Er wordt een bevestigingsbericht weergegeven. 6. Klik op [Ja]. De instellingen worden toegepast. Beschikbare functies instellen voor nieuwe gebruikers Volg de onderstaande procedure voor het toevoegen van nieuwe gebruikers en het instellen van de functies die voor hen beschikbaar zijn. 1. Start SmartDeviceMonitor for Admin. 2. Klik op het tabblad [Toegangscontrolelijst] van de [User Management Tool]. 3. Klik in het menu [Bewerken] op [Nieuwe gebruiker toevoegen]. 4. Voer de gebruikerscode en de gebruikersnaam in. 5. Schakel de selectievakjes in van de functies die van toepassing zijn op de nieuwe gebruiker. Als een selectievakje niet beschikbaar is, geldt er geen beperking voor het gebruik van de betreffende functie. Zie voor meer informatie de Help van SmartDeviceMonitor for Admin. 6. Klik op [OK]. De nieuwe gebruiker wordt toegevoegd. 7. Klik in het menu [Bewerken] op [Instellingen toepassen]. De instellingen worden toegepast. 8. Klik op [Afsluiten] in het menu [Bestand] om de User Management Tool af te sluiten. 212

213 De printer controleren en configureren Zie voor meer informatie over het instellen van beperkingen de Help-functie van SmartDeviceMonitor for Admin. Configuratie van de energiespaarstand Volg de onderstaande procedure voor het configureren van de Energiespaarstand. 1. Start SmartDeviceMonitor for Admin. 2. Klik in het menu [Groep] op [Apparaat zoeken] en klik op [TCP/IP], [IPX/SPX] of [TCP/IP SNMPv3] Er wordt een lijst weergegeven met printers die het geselecteerde protocol gebruiken. Selecteer het protocol van de printer waarvan u de configuratie wilt wijzigen. Als u TCP/IP SNMPv3 gebruikt, voert u gebruikersverificatie in. 3. Selecteer de printer waarvoor u instellingen wilt opgeven. Als u instellingen wilt opgeven voor alle printers in de geselecteerde groep, selecteert u geen printer. 4. Ga in het menu [Groep] naar [Energiespaarstand] en naar [Afzonderlijk instellen] om alleen de instellingen aan te passen van de geselecteerde printer, of ga naar [Per groep instellen] om de instellingen aan te passen voor alle printers in de geselecteerde groep, en klik op [Aan] of [Uit]. 5. Sluit SmartDeviceMonitor for Admin af. Zie voor meer informatie over het instellen van de Energiespaarstand de Help van SmartDeviceMonitor for Admin. Wachtwoord instellen Volg de onderstaande procedure om een wachtwoord in te stellen. 1. Start SmartDeviceMonitor for Admin. 2. Klik in het menu [Groep] op [Apparaat zoeken] en klik op [TCP/IP], [IPX/SPX] of [TCP/IP SNMPv3] Er wordt een lijst weergegeven met printers die het geselecteerde protocol gebruiken. Selecteer het protocol van de printer waarvan u de configuratie wilt wijzigen. Als u TCP/IP SNMPv3 gebruikt, voert u gebruikersverificatie in. 3. Selecteer in de lijst de printer waarvan u de configuratie wilt wijzigen. 4. Klik in het menu [Extra] op [NIB Setup Tool]. Er wordt een webbrowser geopend en het dialoogvenster voor het opgeven van het wachtwoord voor de Web Image Monitor-beheerder wordt weergegeven. NIB Setup Tool wordt gestart wanneer de netwerkinterfacekaart standaard is. Volg de aanwijzingen op het scherm. 5. Geef de gebruikersnaam en het wachtwoord op en klik op [OK]. Neem contact op met de beheerder voor meer informatie over uw gebruikersnaam en wachtwoord. De bovenste pagina van Web Image Monitor verschijnt. 6. Klik op [Configuratie]. 213

214 De printer controleren en configureren 7. Klik op [Apparaatinstellingen], [Beheerder programmeren/wijzigen] en pas de instellingen aan. 8. Klik op [OK]. 9. Sluit Web Image Monitor af. 10. Sluit SmartDeviceMonitor for Admin af. De Printerstatus Volg de onderstaande procedure om de printerstatus te controleren. 1. Start SmartDeviceMonitor for Admin. 2. Klik in het menu [Groep] op [Apparaat zoeken] en klik op [TCP/IP], [IPX/SPX] of [TCP/IP SNMPv3] De status van printers wordt in de lijst aangegeven met een pictogram. Als u TCP/IP SNMPv3 gebruikt, voert u gebruikersverificatie in. 3. Voor het weergeven van statusinformatie klikt u op de printer in de lijst en vervolgens op [Openen] in het menu [Apparaat]. De printerstatus wordt weergegeven in het dialoogvenster. 4. Klik op [Systeem] of op [Printer]. De printerstatus wordt weergegeven in het dialoogvenster. 5. Sluit SmartDeviceMonitor for Admin af. Voor meer informatie over statuspictogrammen en de opties in het dialoogvenster, zie de Help-functie van SmartDeviceMonitor for Admin. Namen en commentaar wijzigen Volg de onderstaande procedure om de namen en opmerkingen van de printer te wijzigen. 1. Start SmartDeviceMonitor for Admin. 2. Klik in het menu [Groep] op [Apparaat zoeken] en klik op [TCP/IP], [IPX/SPX] of [TCP/IP SNMPv3]. Er wordt een lijst weergegeven van printers die het geselecteerde protocol gebruiken. Selecteer het protocol van de printer waarvan u de configuratie wilt wijzigen. De status van printers wordt in de lijst aangegeven met een pictogram. Als u TCP/IP SNMPv3 gebruikt, voert u gebruikersverificatie in. 3. Selecteer een printer in de lijst. 4. Klik in het menu [Extra] op [NIB Setup Tool]. Er wordt een webbrowser geopend en het dialoogvenster voor het opgeven van het wachtwoord voor de Web Image Monitor-beheerder wordt weergegeven. NIB Setup Tool wordt gestart wanneer de netwerkinterfacekaart standaard is. Volg de aanwijzingen op het scherm. 214

215 De printer controleren en configureren 5. Geef de gebruikersnaam en het wachtwoord op en klik op [Inloggen]. De bovenste pagina van Web Image Monitor verschijnt. Neem contact op met de beheerder voor meer informatie over uw gebruikersnaam en wachtwoord. 6. Klik op [Configuratie]. 7. Klik op [Systeem] bij [Apparaatinstellingen] en pas de instellingen aan. 8. Klik op [OK]. Voer bij [Apparaatnaam] een apparaatnaam in voor de printer van maximaal 31 tekens. Voer bij [Commentaar] commentaar in voor de printer van maximaal 31 tekens. 9. Sluit Web Image Monitor af. 10. Sluit SmartDeviceMonitor for Admin af. 215

216 De printer controleren en configureren Spoolafdrukkenweergeven en verwijderen 1. Start SmartDeviceMonitor for Admin. 2. Klik in het menu [Groep] op [Apparaat zoeken] en klik op [TCP/IP], [IPX/SPX] of [TCP/IP SNMPv3] Er wordt een lijst weergegeven met printers die het geselecteerde protocol gebruiken. Selecteer het protocol van de printer waarvan u de configuratie wilt wijzigen. Als u TCP/IP SNMPv3 gebruikt, voert u gebruikersverificatie in. 3. Selecteer een printer in de lijst en klik op [Opdrachtlijst spoolafdrukken (Printer)] in het menu [Extra]. Er wordt een webbrowser geopend en het dialoogvenster voor het invoeren van de gebruikersnaam en het wachtwoord voor de Web Image Monitor-beheerder wordt weergegeven. 4. Geef de gebruikersnaam en het wachtwoord op en klik op [OK]. Neem contact op met de beheerder voor meer informatie over uw gebruikersnaam en wachtwoord. [Opdrachtlijst spoolafdrukken] wordt weergegeven in Web Image Monitor. Om de spoolafdruktaak te verwijderen, selecteert u het document dat u wilt verwijderen en klikt u op [Verwijderen]. Om [Opdrachtlijst spoolafdrukken] weer te geven moet spoolafdrukken vooraf zijn ingesteld op [Inschakelen] in Web Image Monitor. Zie voor meer informatie de Help in het gedeelte [Taaklijst spoolafdrukken]. 216

217 De printer controleren en configureren Gebruik van SmartDeviceMonitor for Client Om met SmartDeviceMonitor for Client de status van de printers te bekijken, congifureert u SmartDeviceMonitor for Client reeds van te voren. Printers controleren Volg onderstaande procedure om de printer te controleren met SmartDeviceMonitor for Client. 1. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van SmartDeviceMonitor for Client, ga naar [Eigenschappen] en klik op [Optie...]. Het dialoogvenster [SmartDeviceMonitor for Client Opties] wordt weergegeven. 2. Selecteer de printer die u wilt controleren en schakel het selectievakje [Controleren] in, in het gedeelte Instellingen controlegegevens. Voor het weergeven van de printerstatus in de taakbalk via het SmartDeviceMonitor for Client-pictogram, schakelt u het selectievakje [Weergave op taakbalk] in. 3. Klik op [OK]. Het dialoogvenster wordt gesloten en de geconfigureerde printer wordt gecontroleerd. Zie de Help van SmartDeviceMonitor for Client voor meer informatie over statuspictogrammen. Controleren van de Printerstatus Volg onderstaande procedure om de printerstatus te controleren met SmartDeviceMonitor for Client. 1. Start SmartDeviceMonitor for Client. 2. Klik met de rechtermuisknop op het SmartDeviceMonitor for Client-pictogram voor statusinformatie en klik op de printer. De printerstatus wordt weergegeven in het dialoogvenster. Zie de Help van SmartDeviceMonitor for Client voor meer informatie over de items in het dialoogvenster. Gebruik van IPP met SmartDeviceMonitor for Client Wanneer u IPP gebruikt met SmartDeviceMonitor for Client dient u op het volgende te letten: De netwerkprinter kan slechts een taak tegelijk ontvangen van SmartDeviceMonitor for Client. Als de netwerkprinter bezig is met afdrukken, kunnen andere gebruikers geen toegang tot de printer krijgen. In dat geval probeert SmartDeviceMonitor for Client toegang te krijgen tot de netwerkprinter totdat het aantal ingestelde pogingen is verstreken. Als SmartDeviceMonitor for Client geen toegang kan krijgen tot de netwerkprinter en een time-out geeft, stopt het programma met het versturen van de afdruktaak. In dat geval moet u de pauzestatus in het venster wachtrij annuleren. SmartDeviceMonitor for Client zal dan de toegang tot de netwerkprinter hervatten. U 217

218 De printer controleren en configureren kunt de afdruktaak uit het venster wachtrij verwijderen, maar het annuleren van een afdruktaak die wordt afgedrukt door de netwerkprinter kan ertoe leiden dat de volgende afdruktaak van een andere gebruiker niet goed wordt afgedrukt. Wanneer een afdruktaak die is verzonden door SmartDeviceMonitor for Client wordt onderbroken en de netwerkprinter de taak annuleert omdat er iets fout is gegaan, verstuurt u de afdruktaak opnieuw. Afdruktaken die worden verstuurd vanaf een andere computer worden niet in het wachtrijvenster weergegeven, ongeacht het gebruikte protocol. Als verschillende gebruikers met SmartDeviceMonitor for Client afdruktaken versturen naar netwerkprinters, worden de taken mogelijk in een andere volgorde afgedrukt dan ze zijn verstuurd. Een IP-adres kan niet worden gebruikt als IPP-poortnaam omdat het IP-adres wordt gebruikt voor de SmartDeviceMonitor for Client-poortnaam. Als u SSL, een protocol voor gecodeerde communicatie, instelt in een omgeving waarvoor serververificatie is vereist, voert u " in. Internet Explorer moet geïnstalleerd zijn op uw computer. Gebruik de hoogste versie. Internet Explorer 6.0 of hoger wordt aanbevolen. Als het dialoogvenster [Beveiligingswaarschuwing] wordt weergegeven als u toegang probeert te krijgen tot de printer via IPP om een IPP-poort te maken of te configureren, of wanneer u afdrukt, installeert u het certificaat. Om de opslaglocatie van het certificaat te selecteren met de Wizard Certificaat importeren klikt u op [Alle certificaten op deze locatie opslaan] en klikt u op [Lokale computer] bij [Betrouwbare Basiscertificeringsinstanties]. 218

219 De printer controleren en configureren Printerstatus Melding per Wanneer een papierlade leegraakt of het papier is vastgelopen, wordt een melding naar het geregistreerde adres gestuurd. U kunt de tijdsinterval en de inhoud instellen van meldingen per . Servicegesprek. De tonercassette is leeg. De tonercassette is bijna leeg. Het papier is vastgelopen. De deksel is open. Een papierlade is leeg. Papierlade is bijna leeg. Er is een fout in de papierlade. De uitvoerlade is vol. Aansluitfout van de eenheid. Fout in de duplexeenheid. De fotogeleidereenheid moet worden vervangen. De fotogeleidereenheid moet binnenkort worden vervangen. De tonerafvalfles is vol. De tonerafvalfles is bijna vol. De nieteenheid heeft geen nietjes meer. De fuseereenheid moet worden vervangen. De fuseereenheid moet binnenkort worden vervangen. De Tussenliggende transfereenheid moet worden vervangen. De Tussenliggende transfereenheid moet binnenkort worden vervangen. De perforatorafvalbak is vol. Bestandsgeheugen is bijna vol. Logboekfout. 1. Open een webbrowser en voer in de adresbalk " in. De bovenste pagina van Web Image Monitor verschijnt. Als SSL, een protocol voor gecodeerde communicatie, is ingesteld in een omgeving waarin serververificatie is toegewezen, voert u " address)/" in. 2. Klik op [Inloggen] op de bovenste pagina van Web Image Monitor. Het dialoogvenster voor het opgeven van uw gebruikersnaam en wachtwoord wordt weergegeven. 3. Geef de gebruikersnaam en het wachtwoord op en klik op [Inloggen]. Neem contact op met de beheerder voor meer informatie over uw gebruikersnaam en wachtwoord. 4. Klik in het menugedeelte op [Configuratie]. 219

220 De printer controleren en configureren 5. Klik bij [Apparaatinstellingen ] op [ ]. 6. Geef de volgende instellingen op: Items in de kolom Ontvangst: geef de instellingen op voor het verzenden en ontvangen van . Items in de kolom SMTP: configureer de SMTP-server. Controleer uw omgeving en geef de nodige instellingen op. U kunt ook verificatie uitvoeren voor de SMTP-server. Items in de kolom POP voor SMTP: configureer de POP-server. Controleer uw omgeving en geef de nodige instellingen op. U kunt ook verificatie uitvoeren voor de POP-server. Items in de kolom POP3/IMAP4: configureer de POP3- of IMAP4-server. Controleer uw e- mailomgeving en geef de nodige instellingen op. Items in de kolom communicatiepoort: configureer de poort die u wilt gebruiken voor toegang tot de server. Items in de kolom meldingacccount: geef deze items op als u gebruik wilt maken van e- mailmeldingen op verzoek. 7. Klik op [OK]. Automatische melding 1. Klik op [Configuratie] in het menugedeelte en klik op [Automatische melding] bij [Apparaatinstellingen]. Het dialoogvenster voor het opgeven van meldingsinstellingen wordt weergegeven. 2. Geef de volgende instellingen op: Items in de kolom Meldingsbericht: u kunt hier instellingen als printerlocatie en dealerinformatie aanpassen aan uw eigen situatie. Items in de kolom Te melden groepen: hier kunnen de adressen voor het versturen van meldingen worden gegroepeerd. Items in de kolom Groepen/Items selecteren om te melden: selecteer groepen voor ieder type melding, zoals printerstatus en fout. Voor het opgeven van gedetailleerde instellingen voor deze items klikt u op [Bewerken] naast [Gedetailleerde instellingen van elk item]. 3. Klik op [OK]. 4. Klik op [Uitloggen]. 5. Sluit Web Image Monitor af. melding op verzoek 1. Klik op [Configuratie] in het menugedeelte en klik op [ melding op verzoek] bij [Apparaatinstellingen]. Het dialoogvenster voor het opgeven van meldingsinstellingen wordt weergegeven. 220

221 De printer controleren en configureren 2. Geef de volgende instellingen op: Meldingsonderwerp: voer hier een tekstregel in die moet worden toegevoegd aan de onderwerpregel van retour s. Items in de kolom Meldingsbericht: u kunt hier instellingen als printerlocatie en dealerinformatie aanpassen aan uw eigen situatie. Items in de kolom Toegangsbeperking voor informatie: selecteer hier of u toegangsbeperking wilt opleggen voor bepaalde categorieën informatie. Items in de kolom Instellingen adres/domeinnaam voor ontvangst: voer hier een adres of domeinnaam in voor het aanvragen van informatie per en om de retour ervan te ontvangen. 3. Klik op [OK]. 4. Klik op [Uitloggen]. 5. Sluit Web Image Monitor af. verificatie U kunt verificatie configureren om te voorkomen dat er illegaal van de mailserver gebruik wordt gemaakt. SMTP-verificatie Geef SMTP-verificatie op. Indien naar de SMTP-server wordt gestuurd, wordt verificatie uitgevoerd via het SMTP AUTH-protocol door de afzender te vragen zijn gebruikersnaam en wachtwoord op te geven. Hiermee wordt illegaal gebruik van de SMTP-server voorkomen. 1. Klik in het menugedeelte op [ ]. 2. Geef de volgende instellingen op: SMTP-verificatie: schakel SMTP-verificatie in of uit. adres SMTP-verificatie: voer het adres in. Gebruikersnaam SMTP-verificatie: voer de SMTP-accountnaam in. Wachtwoord SMTP-verificatie: hier kunt u het wachtwoord voor SMTP-verificatie instellen of wijzigen. Codering SMTP-verificatie: hier kunt u opgeven of u het wachtwoord wilt coderen of niet. 3. Klik op [OK]. [Autom. select.]: als PLAIN, LOGIN, CRAM-MD5, of DIGEST-MD5 de verificatiemethode is. [Inschakelen]: als CRAM-MD5 of DIGEST-MD5 de verificatiemethode is. [Uitschakelen]: als PLAIN of LOGIN de verificatiemethode is. 4. Klik op [Uitloggen]. 5. Sluit Web Image Monitor af. POP voor SMTP verificatie Selecteer of op de POP3-server ingelogd moet worden voordat de wordt verzonden. 1. Klik in het menugedeelte op [ ]. 221

222 De printer controleren en configureren 2. Geef de volgende instellingen op: POP voor SMTP: schakel POP voor SMTP in of uit. POP adres: voer het adres in. POP-gebruikersnaam: voer de POP-accountnaam in. POP-wachtwoord: hier kunt u het POP-wachtwoord instellen of wijzigen. Time-out instellen na POP-verif.: voer hier de tijd in die moet verstrijken voor verbinding met de SMTP-server nadat is ingelogd op de POP-server. 3. Klik op [OK]. 4. Klik op [Uitloggen]. 5. Sluit Web Image Monitor af. op verzoek Om melding op aanvraag te gebruiken, voert u de volgende configuratietaken uit in Web Image Monitor. 1. Klik in het menugedeelte op [ ]. 2. Geef de volgende instellingen op: adres melding: voer hier het adres in (letters en cijfers). melding ontvangen: geef hier op of u gebruik wilt maken van melding op verzoek. Gebruikersnaam melding: voer hier de gebruikersnaam in van de beheerder als afzendernaam. Wachtwoord melding: voer hier het wachtwoord in van de gebruiker van melding. 3. Klik op [OK]. 4. Klik op [Uitloggen]. 5. Sluit Web Image Monitor af. Formaat van berichten op aanvraag Om melding te gebruiken moet u een bericht op verzoek naar deze printer sturen. Voer met uw software het volgende in: Item Onderwerp (Waarnaar wordt verwezen als Onderwerp) Van (Waarnaar wordt verwezen als Van) Beschrijving Voer een verzoek in met betrekking tot het apparaat. Zie onderstaande tabel voor meer informatie. Geef een geldig adres op. De apparaatinformatie wordt naar het adres gestuurd dat hier wordt opgegeven. Het bericht mag niet groter zijn dan 1MB. De kan onvolledig zijn indien deze direct na het inschakelen van de stroom wordt verzonden. Onderwerpveld Indeling: devicestatus?parametername=parameter[&=parameter][& =parameter]

223 De printer controleren en configureren Het veld Onderwerp is niet gevoelig voor hoofdletters of kleine letters. Parameternamen kunnen in willekeurige volgorde worden geschreven. Codeervoorbeelden voor het onderwerpveld Codeervoorbeeld devicestatus?request=sysconfig& format=text& lang=en devicestatus?request=sysconfig Actie De informatie over de systeemconfiguratie van het apparaat wordt in een Engelstalige tekstindeling verzonden. De informatie over de systeemconfiguratie van het apparaat wordt in een vooraf ingestelde indeling en taal verzonden. Parameters Parameter Betekenis Standaard request Te verkrijgen informatie Verplicht format formaat De wordt voor elk e- mailadres in de vooraf ingestelde indeling verzonden. lang Taal voor de hoofdtekst De wordt voor elk e- mailadres in de vooraf ingestelde taal verzonden. Parameters die worden gebruikt voor de te verkrijgen informatie Te verkrijgen informatie Parameter Informatie over de systeemconfiguratie Informatie over de netwerkconfiguratie Informatie over de printerconfiguratie Informatie over de printerbenodigdheden Informatie over de apparaatstatus sysconfig netconfig prtconfig supply status Parameters die worden gebruikt voor het formaat formaat Parameter Tekst HTML text html 223

224 De printer controleren en configureren formaat Parameter XML xml HTML en XML kunnen worden geselecteerd voor een onderwerpveld, maar tekst zonder opmaak wordt uitgevoerd. Parameters die worden gebruikt voor de taal van de hoofdteksten van s Taal voor de hoofdtekst Parameter Engels Frans Duits Italiaans Spaans Nederlands Deens Fins Noors Portugees Zweeds Tsjechisch Pools Hongaars en fr de it es nl da fi no pt sv cs pl hu 224

225 De printer controleren en configureren Onderhoud op afstand via telnet Onderhoud op afstand moet worden beveiligd met een wachtwoord, zodat alleen beheerders toegang kunnen krijgen. Het wachtwoord is hetzelfde als dat van de Web Image Monitor-beheerder. Als het wachtwoord wordt gewijzigd via "mshell" worden andere wachtwoorden ook gewijzigd. Sommige opdrachten zijn niet beschikbaar, afhankelijk van de printer. telnet gebruiken Volg de onderstaande procedure als u telnet wilt gebruiken. Er kan slechts één gebruiker tegelijk zijn aangemeld om onderhoud op afstand uit te voeren. 1. Gebruik het IP-adres of de hostnaam van de printer om telnet te starten. % telnet "IP_address" 2. Geef uw gebruikersnaam en wachtwoord op. Neem contact op met de beheerder voor meer informatie over de instellingen. 3. Geef een opdracht. 4. Sluit telnet af. msh> logout Er wordt een configuratiebericht over het opslaan van de wijzigingen weergegeven. 5. Voer "yes" in om de wijzigingen op te slaan en druk op [OK]. Als u de wijzigingen niet wilt opslaan, voert u "no" in en drukt u op [OK]. Om nog meer wijzigingen aan te brengen, voert u "return" in op de opdrachtregel en drukt u op [OK]. Als het bericht "Can not write NVRAM information" wordt weergegeven, worden de wijzigingen niet opgeslagen. Herhaal bovenstaande procedure. Nadat de wijzigingen zijn opgeslagen, wordt de netwerkinterfacekaart automatisch opnieuw ingesteld op basis van deze wijzigingen. Wanneer de instellingen van de netwerkinterfacekaart worden hersteld, wordt de huidige afdruktaak uitgevoerd. De afdruktaken in de wachtrij worden echter geannuleerd. toegang Gebruik de opdracht "access" voor de weergave en configuratie van toegangscontrole. U kunt ook twee of meer toegangsbereiken opgeven. Instellingen bekijken msh> access IPv4-configuratie msh> access [ ] range "start-address end-address" [ ] staat voor een doelnummer tussen de 1 en de 5. (Er kunnen maximaal vijf bereiken worden geregistreerd en geselecteerd.) 225

226 De printer controleren en configureren Als u bijvoorbeeld toegankelijke IPv4-adressen tussen en wilt opgeven, typt u: msh> access 1 range IPv6-configuratie msh> access [ ] range6 "start-address end-address" [ ] staat voor een doelnummer tussen de 1 en de 5. (Er kunnen maximaal vijf bereiken worden geregistreerd en geselecteerd.) Als u bijvoorbeeld toegankelijke IPv6-adressen tussen 2001:DB8::100 en 2001:DB8::200 wilt opgeven, typt u: msh> access 1 range6 2001:DB8:: :DB8::200 Configuratie van IPv6-access mask msh> access [ ] mask6 "base-address prefixlen" [ ] staat voor een doelnummer tussen de 1 en de 5. (Er kunnen maximaal vijf bereiken worden geregistreerd en geselecteerd.) Als u bijvoorbeeld toegankelijke IPv6-adressen tot 2001:DB8::/32 wilt opgeven, typt u: msh> access 1 mask6 2001:DB8:: 32 Initialisatie toegangscontrole msh> access flush Gebruik de opdracht "flush" om de standaardinstellingen te herstellen zodat alle toegangsbereiken " " worden voor IPv4 en "::" voor IPv6. Het toegangsbereik beperkt de toegang tot het apparaat door computers op basis van het IP-adres. Als u het afdrukken niet wilt beperken, stelt u " " in voor IPv4 en "::" voor IPv6. Een geldig bereik loopt van laag (startadres) naar hoog (eindadres). Als u IPv4 of IPv6 gebruikt, kunt u maximaal vijf bereiken registreren en selecteren. IPv6 kan het bereik en het masker voor ieder toegangsbereik registreren en selecteren. Er kunnen IPv6-masker bereiken tussen de 1 en de 128 worden geselecteerd. Er kunnen maximaal vijf toegangsbereiken worden opgegeven. De invoer is ongeldig als het doelnummer wordt weggelaten. U kunt geen afdruktaken verzenden en geen toegang verkrijgen tot Web Image Monitor vanaf een beperkt IP-adres. appletalk Gebruik de opdracht "appletalk" voor de weergave en configuratie van Appletalk-parameters. Instellingen bekijken msh> appletalk [2] betekent "actief" en [0] betekent "niet actief". De standaardinstelling is [2]. De PAP-time-out configuratie wijzigen msh> appletalk ptimeout value > 0 De time-outwaarde wordt van kracht. msh> appletalk ptimeout value = 0 226

227 De printer controleren en configureren De time-outwaarde is niet langer van kracht. autonet Gebruik de opdracht "autonet" voor de weergave en configuratie van AutoNet-parameters. Instellingen bekijken Met de onderstaande opdracht kunt u de huidige AutoNet-instellingen weergeven: msh> autonet Configuratie U kunt de AutoNet-instellingen configureren. msh> autonet {on off} {on} betekent "actief" en {off} betekent "niet actief". De huidige weergave prioriteitsconfiguratie van de interface msh> autonet priority Prioriteitsconfiguratie van de interface msh> autonet priority "interface_name" U kunt een AutoNet-prioriteitsparameter toekennen aan de interface. Prioriteitsinstellingen zijn beschikbaar wanneer er meerdere interfaces zijn geïnstalleerd. wlan kan alleen worden opgegeven als de IEEE b-interface is geïnstalleerd. Interfacenaam Geconfigureerde interface ether wlan Ethernet-interface IEEE b-interface Als er geen interface is geselecteerd, blijven de huidige interfaceverbindingsinstellingen van kracht. Voor meer informatie over AutoNet verwijzen we u naar de autonet-parameters. bonjour Gebruik de "bonjour" opdracht voor de weergave van de bonjour gerelateerde instellingen. Instellingen bekijken De Bonjour-instellingen worden weergegeven. msh> bonjour Instellen van de Bonjour-service naam U kunt de Bonjour-servicenaam instellen. msh> bonjour cname "computer name" 227

228 De printer controleren en configureren U kunt een computernaam opgeven van maximaal 63 alfanumerieke tekens. Instellen van locatiegegevens van de Bonjour-installatie U kunt informatie opgeven over de locatie waar de printer is geïnstalleerd. msh> bonjour location "location" U kunt informatie over de locatie bestaande uit maximaal 32 alfanumerieke tekens opgeven. De prioriteitsvolgorde voor alle protocollen instellen diprint lpr msh> bonjour diprint [0-99] msh> bonjour lpr [0-99] ipp msh> bonjour ipp [0-99] U kunt de prioriteitsvolgorde opgeven voor "diprint", "lpr" en "ipp". Hoe lager het nummer hoe hoger de prioriteit. IP TTL-instelling msh> bonjour ip ttl {1-255} U kunt de IP TTL (het aantal routers dat een pakket kan passeren) opgeven. De standaardinstelling is 255. De computernaam en de locatiegegevens opnieuw instellen U kunt de computernaam en de locatiegegevens opnieuw instellen. msh> bonjour clear {cname location} cname Herstel de instelling van de computernaam. De standaardcomputernaam wordt weergegeven wanneer de computer opnieuw wordt gestart. location Herstel de instelling van de locatie. De vorige locatiegegevens worden verwijderd. Interface-configuratie msh> bonjour linklocal "interface_name" Als er vele typen interfaces zijn geïnstalleerd, configureert u de interface die communiceert met het linklocal-adres. Als u geen interface opgeeft, wordt automatisch de Ethernet-interface geselecteerd. wlan kan alleen worden opgegeven als de IEEE b-interface is geïnstalleerd. Interface Geconfigureerde interface ether wlan Ethernet-interface IEEE b-interface 228

229 De printer controleren en configureren btconfig Gebruik de "btconfig" opdracht om de Bluetooth-instellingen op te geven. Instellingen bekijken De Bluetooth-instellingen worden weergegeven. msh> btconfig Configuratie van de printernaam U kunt de Bluetooth-bedieningsmodus instellen op "private" of "public". msh> btconfig {private public} Standaard: public Geef voor elke printer een aparte naam op. apparaatnaam Gebruik de opdracht "devicename" om de printernaam weer te geven en te wijzigen. Instellingen bekijken msh> devicename Configuratie van de printernaam msh> devicename name "string" Geef een printernaam op. U kunt maximaal 31 alfanumerieke tekens gebruiken. Geef voor elke printer een aparte naam op. Initialisatie printernaam msh> device name clearname Herstel de standaardprinternaam. dhcp Gebruik de opdracht "dhcp" om de DHCP-instellingen te configureren. Instellingen bekijken Met de onderstaande opdracht kunt u de huidige DHCP-instellingen weergeven. msh> dhcp Configuratie U kunt DHCP configureren. msh> dhcp "interface_name" {on off} Klik op {on} om DHCP in te schakelen. Klik op {off} om DHCP uit te schakelen. Als het serveradres en de domeinmaan van DNS worden verkregen van DHCP, moet u op {on} klikken. wlan kan alleen worden opgegeven als de IEEE b-interface is geïnstalleerd. 229

230 De printer controleren en configureren Interfacenaam Geconfigureerde interface ether wlan Ethernet-interface IEEE b-interface De huidige weergave prioriteitsconfiguratie van de interface msh> dhcp priority Prioriteitsconfiguratie van de interface msh> dhcp priority "interface_name" U kunt opgeven welke interface prioriteit heeft voor DHCP. Prioriteitsinstellingen zijn beschikbaar wanneer er meerdere interfaces zijn geïnstalleerd. Adres DNS-server selecteren msh> dhcp dnsaddr {dhcp static} Geef op of het adres van de DNS-server wordt opgehaald van de DHCP-server of door de gebruiker moet worden ingesteld. Om het DNS-serveradres van de DHCP-server te verkrijgen, geeft u "dhcp" op. Om een adres te gebruiken dat is ingesteld door een gebruiker, geeft u "static" op. Domeinnaam selecteren msh> dhcp domainname {dhcp static} Geef op of de domeinnaam van de DNS-server moet worden opgehaald van de DHCP-server of door de gebruiker moet worden ingesteld. Om de domeinnaam van de DHCP-server te verkrijgen, geeft u "dhcp" op. Om een domeinnaam te gebruiken die is ingesteld door een gebruiker, geeft u "static" op. diprint Via de diprint-afdrukpoort kunt u rechtstreeks afdrukken vanaf een computer die op het netwerk is aangesloten. Gebruik de opdracht "diprint" om de instellingen van de diprint-afdrukpoort te wijzigen. Instellingen bekijken Met de onderstaande opdracht kunt u de huidige instellingen van de poort voor rechtstreeks afdrukken weergeven: msh> diprint Het resultaat is bijvoorbeeld: port 9100 timeout=300(sec) bidirect on con multi apl async Bij "port" staat het poortnummer van de diprint-afdrukpoort. 230

231 De printer controleren en configureren De "bidirect"-instelling geeft aan of de diprint-afdrukpoort bi-directioneel is of niet. Time-out instellen msh> diprint timeout [30~65535] U kunt een time-outinterval opgeven dat door de printer wordt gebruik bij te verwachten gegevens vanuit het netwerk. De standaardinstelling is 300 seconden. Het aantal gelijktijdige aansluitingen specificeren msh> diprint conn {multi single} Met bovenstaande opdracht kunt u het aantal naast elkaar bestaande diprint-aansluitingen opgeven. Geef "multi" op voor meerdere aansluitingen of "single" voor één aansluiting. De standaardinstelling is "multi". De time-outinstellingen en APL-beëindigingsinstellingen opgeven msh> diprint apl {async cync} Met bovenstaande opdracht kunt u opgeven of u of de time-out en APL-beëindiging wilt synchroniseren. dns Gebruik de opdracht "dns" voor de weergave en configuratie van DNS (Domain Name System). Instellingen bekijken Met de onderstaande opdracht kunt u de huidige DNS-instellingen weergeven: msh> dns Configuratie van IPv4-DNS-server Met onderstaande opdracht kunt u het adres van de IPv4-DNS-server in- of uitschakelen: msh> dns "number" server "server address" Met de volgende opdracht kunt u een configuratie weergeven aan de hand van het IP-adres op een DNS 1-server: msh> dns 1 server U kunt het IPv4 DNS-serveradres registreren. U kunt maximaal drie IPv4 DNS-servernummers registreren. U kunt " " niet gebruiken als DNS-serveradres. Configuratie van IPv6 DNS-server Met onderstaande opdracht kunt u het adres van de IPv6 DNS-server in- of uitschakelen: msh> dns "number" server6 "server address" U kunt het IPv6 DNS-serveradres registreren. U kunt maximaal drie IPv6 DNS-servernummers registreren. Instelling dynamische DNS-functie msh> dns "interface_name" ddns {on off} U kunt de dynamische DNS-functie instellen op "actief" of "niet actief". 231

232 De printer controleren en configureren {on} betekent "actief" en {off} betekent "niet actief". wlan kan alleen worden opgegeven als de IEEE b-interface is geïnstalleerd. Interfacenaam Geconfigureerde interface ether wlan Ethernet-interface IEEE b-interface De actie bij overlappende documenten opgeven msh> dns overlap {update add} U kunt opgeven wat er gedaan moet worden wanneer documenten elkaar overlappen. update Gebruik deze parameter als u de oude documenten wilt verwijderen en de nieuwe documenten wilt registreren. add Gebruik deze parameter als u de nieuwe documenten wilt toevoegen en de oude documenten wilt opslaan. Als CNAME overlapt, wordt deze altijd gewijzigd, ongeacht de instellingen. CNAME-registratie msh> dns cname {on off} U kunt opgeven of u CNAME wilt registreren. {on} betekent "actief" en {off} betekent "niet actief". De geregistreerde CNAME is de standaardnaam die begint met rnp. CNAME kan niet worden gewijzigd. A-documenten registreren msh> dns arecord {dhcp own} {dhcp} U kunt opgeven welke registratiemethode voor een A-document moet worden gebruikt wanneer de dynamische DNS-functie is ingeschakeld en DHCP wordt gebruikt. {own} Hierdoor wordt een A-document geregistreerd met de printer als de DNS-client. Het adres en de domeinnaam van de DNS server die reeds zijn toegekend, worden voor de registratie gebruikt. Intervalinstellingen voor het bijwerken van documenten msh> dns interval "time" U kunt opgeven hoe lang moet worden gewacht voordat documenten worden opgeslagen wanneer de dynamische DNS-functie wordt gebruikt. De bijwerkinterval kan per uur worden ingesteld. U kunt maximaal 255 uur opgeven. De standaardinstelling is 24 uur. 232

233 De printer controleren en configureren domeinnaam Gebruik de opdracht "domainname" voor de weergave en configuratie van de domeinnaam. U kunt de Ethernet-interface of IEEE b-interface configureren. Instellingen bekijken Met de onderstaande opdracht kunt u de huidige domeinnaam weergeven: msh> domainname Configuratie interfacedomein msh> domainname "interface_name" De domeinnaam instellen msh> domainname "interface_name" name "domain name" U kunt een domeinnaam van maximaal 63 alfanumerieke tekens opgeven. De Ethernet-interface en de IEEE b-interface hebben dezelfde domeinnaam. wlan kan alleen worden opgegeven als de IEEE b-interface is geïnstalleerd. Interface Interface-set ether wlan Ethernet-interface IEEE b-interface De domeinnaam verwijderen msh> domainname "interface_name" clear "name" help Gebruik de opdracht "help" voor de weergave van de beschikbare opdrachtlijst en de procedures voor het gebruik van deze opdrachten. Opdrachtenlijst weergeven msh> help Procedures voor het gebruik van opdrachten weergeven msh> help "command_name" hostname Gebruik de opdracht "hostname" voor het wijzigen van de printernaam. Instellingen bekijken msh> hostname IPv4-configuratie msh> hostname "interface_name" "printer_name" Geef de printernaam op. U kunt maximaal 63 alfanumerieke tekens gebruiken. 233

234 De printer controleren en configureren U kunt geen printernaam gebruiken die begint met "RNP" of "rnp". De Ethernet-interface en de IEEE b-interface hebben dezelfde printernaam. wlan kan alleen worden opgegeven als de IEEE b-interface is geïnstalleerd. Interfacenaam Geconfigureerde interface ether wlan Ethernet-interface IEEE b-interface De printernaam voor elke interface initialiseren msh>hostname "interface_name" clear "name" ifconfig Gebruik de opdracht "ifconfig" voor de weergave en configuratie van TCP/IP (IP-adres, subnetmasker, broadcastadres, standaard gateway-adres) voor de printer. Instellingen bekijken msh> ifconfig IPv4-configuratie msh> ifconfig "interface_name" "parameter" "address" Als u geen interfacenaam opgeeft, wordt deze automatisch ingesteld op de Ethernet-interface. wlan kan alleen worden opgegeven als de IEEE b-interface is geïnstalleerd. Interfacenaam Geconfigureerde interface ether wlan Ethernet-interface IEEE b-interface In het volgende gedeelte wordt uitgelegd hoe u het IPv4-adres kunt configureren voor een Ethernet-interface. msh> ifconfig ether IPv6-configuratie msh> ifconfig ether inet6 "interface_name" "prefixlen" In het volgende gedeelte wordt uitgelegd hoe u het IPv6-adres 2001:DB8::100 met prefixlengte 64 kunt configureren voor een Ethernet-interface. msh> ifconfig ether inet6 2001:DB8:: Netmask-configuratie msh> ifconfig "interface_name" netmask "address" Hieronder ziet u hoe u het subnetmask kunt configureren voor een Ethernet-interface msh> ifconfig ether netmask

235 De printer controleren en configureren Configuratie broadcast-adres msh> ifconfig "interface_name" broadcast "address" De interface wijzigen msh> ifconfig "interface" up U kunt de Ethernet-interface of de IEEE b-interface opgeven als de optionele IEEE b-interface is geïnstalleerd. Neem voor het verkrijgen van bovenstaand adres contact op met de beheerder. Gebruik de standaardconfiguratie als u deze adressen niet kunt verkrijgen. Het IP-adres, het subnetmask en het broadcast-adres zijn dezelfde als voor de Ethernet-interface en de IEEE b-interface. De TCP/IP-configuratie is voor de Ethernet- en IEEE b-interface gelijk. Als de interfaces worden gewijzigd, gaat de configuratie over op de nieuwe interface. Gebruik "0x" voor de eerste twee letters van een hexadecimaal adres. info Gebruik de opdracht "info" om printerinformatie weer te geven zoals informatie over de papierlade, de uitvoerlade en de printertaal. Printergegevens weergeven msh> info Voor meer informatie over de weergegeven inhoud, zie Pag.256 "Printerinformatie ophalen via het netwerk". ipp Gebruik de opdracht "ipp" voor de weergave en configuratie van de IPP-instellingen. Instellingen bekijken Met de onderstaande opdracht kunt u de huidige IPP-instellingen weergeven: msh> ipp Configuratie IPP-time-out Geef op hoeveel seconden de computer moet wachten voordat een onderbroken afdrukopdracht wordt geannuleerd. U kunt een tijdsinterval van 30 tot seconden opgeven. msh> ipp timeout [ ] Configuratie IPP-gebruikersautorisatie Gebruik IPP-gebruikersautorisatie om het aantal gebruikers te beperken dat afdrukt via IPP. De standaardinstelling is "off". msh> ipp auth {basic digest off} De gebruikersautorisatie-instellingen zijn "basic" en "digest". Gebruik "off" om een gebruikersautorisatie te verwijderen. Als gebruikersautorisatie is opgegeven, moet u een gebruikersnaam registreren. U kunt maximaal 10 gebruikers registreren. 235

236 De printer controleren en configureren IPP-gebruikersconfiguratie Configureer IPP-gebruikers aan de hand van de volgende berichten. msh> ipp user Het volgende bericht wordt weergegeven: msh> Input user number (1 to 10): Geef het nummer, de gebruikersnaam en een wachtwoord op. msh> IPP user name:user1 msh> IPP password:******* Wanneer u de instellingen heeft geconfigureerd, wordt het volgende bericht weergegeven: User configuration changed. ipv6 Gebruik de opdracht "ipv6" voor de weergave en configuratie van IPv6-instellingen. Instelling weergeven msh> ipv6 Staatloos IPv6-adres msh> ipv6 stateless {on off} lpr Gebruik de opdracht "lpr" voor de weergave en configuratie van LPR-instellingen. Instelling weergeven msh> lpr De hostnaam controleren bij het verwijderen van de taak msh> lpr chkhost {on off} netware Gebruik de opdracht "netware" voor de configuratie van NetWare-instellingen zoals de naam van de afdrukserver en de bestandsserver. Namen van Netware-afdrukservers msh> netware pname "character string" Geef de naam van de NetWare-afdrukserver op. U kunt maximaal 47 tekens gebruiken. Namen van Netware-bestandsservers msh> netware fname Geef de naam van de NetWare-bestandsserver op. U kunt maximaal 47 tekens gebruiken. 236

237 De printer controleren en configureren Encap-type msh> netware encap { snap ethernet2 auto} Nummer van externe printer msh> netware rnum {0-254} Time-out msh> netware timeout {3-255} Afdrukservermodus msh> netware mode pserver msh> netware mode ps Externe-printermodus msh> netware mode rprinter msh> netware mode rp NDS-contextnaam msh> netware context "character string" SAP-interval msh> netware "sap_interval" De aanmeldmodus voor de bestandsserver instellen msh> netware login server De aanmeldmodus voor de NDS-structuur instellen msh> netware login tree De aanmeldmodus voor de naam van de NDS-structuur instellen msh> netware tree "NDS name" File transfer protocol msh> netware trans {ipv4pri ipxpri ipv4 ipx} Als u geen protocol opgeeft, wordt de huidige instelling weergegeven. Protocol Protocol instellen ipv4pri ipxpri ipv4 ipx IPv4+IPX(IPv4) IPv4+IPX(IPX) IPv4 IPX wchtwd Gebruik de opdracht "passwd" om het wachtwoord voor onderhoud op afstand te wijzigen. 237

238 De printer controleren en configureren Het wachtwoord wijzigen msh> passwd Geef het huidige wachtwoord op. Geef het nieuwe wachtwoord op. Voer het nieuwe wachtwoord nogmaals in om het te bevestigen. Het wachtwoord van de beheerder wijzigen met de Supervisor msh> passwd {Administrator ID} Geef het nieuwe wachtwoord op. Voer het nieuwe wachtwoord nogmaals in om het te bevestigen. Zorg ervoor dat u het wachtwoord niet vergeet of kwijtraakt. U kunt een wachtwoord van maximaal 32 alfanumerieke tekens invoeren. Wachtwoorden zijn hoofdlettergevoelig. "R" is bijvoorbeeld niet hetzelfde als "r". prnlog Gebruik de opdracht "prnlog" voor het verkrijgen van printerloginformatie. De afdruklogboeken worden weergegeven msh> prnlog Met deze opdracht kunt u de laatste 16 afdruktaken weergeven. msh> prnlog "ID Number" Geef het ID-nummer van een van de vermelde afdruktaken op om meer informatie over de taak weer te geven. Voor meer informatie over de weergegeven inhoud, zie Pag.256 "Printerinformatie ophalen via het netwerk". route Gebruik de opdracht "route" voor de weergave en het beheer van de routeringstabel. Alle routeringsgegevens weergeven msh> route get "destination" Geef het IPv4-adres van de bestemming op. " " kan niet worden opgegeven als bestemming. De opgegeven IPv4-bestemming in- of uitschakelen msh> route active {host net} "destination" {on off} U kunt de opgegeven bestemming in- of uitschakelen. De host wordt de standaardinstelling. Een IPv4-routeringstabel toevoegen msh> route add {host net} "destination" "gateway" 238

239 De printer controleren en configureren Voor het toevoegen van een host of netwerkroute aan "destination" en het gateway-adres aan "gateway" in de tabel. Geef het IPv4-adres van de bestemming en de gateway op. De host wordt de standaardinstelling. De standaard IPv4-gateway instellen msh> route add default gateway De opgegeven IPv4-bestemming verwijderen uit de routeringstabel msh> route delete {host net} "destination" De host wordt de standaardinstelling. U kunt het IPv4-adres van de bestemming opgeven. De standaard IPv6-gateway instellen msh> route add6 default gateway De opgegeven IPv6-bestemming verwijderen uit de routeringstabel msh> route add6 "destination" "prefixlen" "gateway" Geef het IPv6-adres van de bestemming en de gateway op. De opgegeven IPv6-bestemming verwijderen uit de routeringstabel msh> route delete6 "destination" "prefixlen" Geef het IPv6-adres van de bestemming en de gateway op. De opgegeven IPv6-routeringsgegevens weergeven msh> route get6 "destination" Geef het IPv6-adres van de bestemming en de gateway op. De opgegeven IPv6-bestemming in- of uitschakelen msh> route active6 "destination" "prefixlen" {on off} Route-initialisatie msh> route flush Het maximum aantal IPv4-routeringstabellen is 16. Het maximum aantal IPv6-routeringstabellen is 2. Als u communiceert met apparaten op een extern netwerk, moet u een gateway-adres instellen. Alle interfaces maken gebruik van hetzelfde gateway-adres. "Prefixlen" is een getal tussen de 1 en de 128. instellen Gebruik de opdracht "set" om de weergave van protocolinformatie in te stellen op "active" of "inactive". Instellingen bekijken Met de volgende opdracht kunt u protocolgegevens weergeven (actief/inactief). msh> set ipv4 msh> set ipv6 239

240 De printer controleren en configureren msh> set appletalk msh> set netware msh> set smb msh> set protocol Wanneer het protocol is opgegeven, wordt informatie over TCP/IP, Appletalk, Netware SCSI print en SMB weergegeven. msh> set parallel msh> set usb msh> set bluetooth msh> set lpr msh> set lpr6 msh> set ftp msh> set ftp6 msh> set rsh msh> set rsh6 msh> set diprint msh> set diprint6 msh> set web msh> set snmp msh> set ssl msh> set ssl6 msh> set nrs msh> set rfu msh> set rfu6 msh> set ipp msh> set ipp6 msh> set http msh> set http6 msh> set bonjour msh> set nbt msh> set ssdp msh> set ssh msh> set sftp msh> set sftp6 Configuratie Voer "up" in om het protocol in te schakelen en voer "down" in om het protocol uit te schakelen. U kunt het protocol instellen op "actief" of op "niet actief". 240

241 De printer controleren en configureren msh> set ipv4 {up down} Als u IPv4 uitschakelt kunt u de toegang op afstand niet gebruiken nadat u zich heeft afgemeld. Als u het protocol per ongeluk heeft uitgeschakeld, kunt u vanaf het bedieningspaneel de toegang op afstand via IPv4 opnieuw inschakelen. Als u IPv4 uitschakelt, worden lpr, ftp, rsh, diprint, web, snmp, ssl, ipp, http, bonjour en sftp ook uitgeschakeld. msh> set ipv6 {up down} Als u IPv6 uitschakelt kunt u de toegang op afstand niet gebruiken nadat u zich heeft afgemeld. Als u het protocol per ongeluk heeft uitgeschakeld, kunt u vanaf het bedieningspaneel de toegang op afstand via IPv6 opnieuw inschakelen. Als u IPv6 uitschakelt, worden lpr6, ftp6, rsh6, diprint6, ssl6, ipp6, http6 en sftp6 ook uitgeschakeld. msh> set appletalk {up down} msh> set netware {up down} msh> set smb {up down} msh> set lpr {up down} msh> set lpr6 {up down} msh> set ftp {up down} msh> set ftp6 {up down} msh> set rsh {up down} msh> set rsh6 {up down} msh> set diprint {up down} msh> set diprint6 {up down} msh> set web {up down} msh> set snmp {up down} msh> set ssl {up down} msh> set ssl6 {up down} Als de SSL-functie (Secured Sockets Layer: een coderingsprotocol) niet beschikbaar is voor de printer, kunt u de functie niet gebruiken door deze in te schakelen. msh> set nrs {up down} msh> set rfu {up down} msh> set rfu6 {up down} msh> set ipp {up down} msh> set ipp6 {up down} msh> set http {up down} msh> set http6 {up down} msh> set bonjour {up down} msh> set ssh {up down} msh> set ssdp {up down} 241

242 De printer controleren en configureren msh> set nbt {up down} msh> set sftp {up down} msh> set sftp6 {up down} show Gebruik de opdracht "show" voor de weergave van de configuratie-instellingen van de netwerkinterfacekaart. Instellingen bekijken msh> show Als "-p" wordt toegevoegd, kunt u de instellingen één voor één bekijken. Voor meer informatie over de weergegeven inhoud, zie Pag.265 "De afgebeelde informatie interpreteren". slp Gebruik de opdracht "slp" voor de weergave en configuratie van de SLP-instellingen. msh> slp ttl "ttl_val" U kunt de NetWare-server doorzoeken via SLP in de PureIP-omgeving van NetWare 5/5.1 en Netware 6/6.5. Met de opdracht "slp" kunt u de waarde configureren van TTL die kan worden gebruikt door SLP multicast packet. De standaardwaarde van TTL is 1. Er wordt alleen in een lokaal segment gezocht. Als de router multicast niet ondersteunt, zijn de instellingen niet beschikbaar, zelfs niet als de TTL-waarde wordt verhoogd. De TTL-waarde moet tussen 1 en 255 liggen. smb Gebruik de opdracht "smb" voor het configureren of verwijderen van de computer- of werkgroepnaam voor SMB. Computernaam-instellingen msh> smb comp "computer name" Stel een computernaam in van maximaal 15 tekens. U kunt geen namen invoeren die beginnen met "RNP" of "rnp". Werkgroepnaam-instellingen msh> smb group "work group name" Hiermee stelt u de werkgroepnaam in. U kunt maximaal 15 tekens gebruiken. Opmerkingen-instellingen msh> smb comment "comment" U kunt een opmerking bestaande uit maximaal 31 tekens opgeven. Melding van voltooiing afdruktaak msh> smb notif {on off} 242

243 De printer controleren en configureren Om het voltooien van een afdruktaak te melden, geeft u "on" op. Anders geeft u "off" op. Computernaam verwijderen msh> smb clear comp Groepnaam verwijderen msh> smb clear group Opmerking verwijderen msh> smb clear comment Protocolweergave msh> smb protocol snmp Gebruik de opdracht "snmp" voor het weergeven en het bewerken van de SMNP configuratie-instellingen zoals de gebruikersgroepnaam. Instellingen bekijken Display msh> snmp Standaardinstelling 1 voor toegang luidt als volgt: Naam gebruikersgroep: public IPv4-adres: IPv6-adres::: IPX-adres: : Toegangstype: Alleen-lezen Effectief protocol:ipv4/ipv6/ipx Standaardinstelling 2 voor toegang luidt als volgt: Naam gebruikersgroep: admin IPv4-adres: IPv6-adres::: IPX-adres: : Toegangstype: lezen-schrijven Effectief protocol:ipv4/ipv6/ipx Als "-p" wordt toegevoegd, kunt u de instellingen één voor één bekijken. Als u de huidige gebruikersgroep wilt weergeven, moet u het registratienummer opgeven. msh> snmp? Naam gebruikersgroep configureren msh> snmp "number" name "community_name" U kunt SNMP-toegangsinstellingen configureren, van 1 tot

244 De printer controleren en configureren Toegang tot de printer vanuit SmartDeviceMonitor for Admin of SmartDeviceMonitor for Client is niet mogelijk als "public" niet is geregistreerd in nummers Gebruik SmartDeviceMonitor for Admin en SNMP Setup Tool om de gebruikersgroepnaam aan te passen aan de printerinstellingen. U kunt een naam van maximaal 15 tekens opgeven voor de gebruikersgroep. Gebruikersgroepnaam verwijderen msh> snmp "number" clear name Toegangstype configureren msh> snmp "number" type "access_type" Toegangstype Toegangsrechten no read write trap niet toegankelijk alleen lezen lezen en schrijven gebruiker ontvangt trap-berichten Protocolconfiguratie msh> snmp {ipv4 ipv6 ipx} {on off} Gebruik deze opdracht om de protocollen in te stellen op "actief" of "niet actief": als u een protocol instelt op "niet actief" worden alle toegangsinstellingen voor dat protocol uitgeschakeld. Geef "ipv4" op voor IPv4, "ipv6" voor IPv6 of "ipx" voor IPX/SPX. {on} betekent "actief" en {off} betekent "niet actief". Het is niet mogelijk om alle protocollen gelijktijdig uit te schakelen. Protocollen configureren voor elk registratienummer msh> snmp "number" active {ipv4 ipv6 ipx} {on off} Om het protocol van de toegangsinstellingen te wijzigen, gebruikt u de volgende opdracht. Wanneer u echter een protocol heeft uitgeschakeld met bovenstaande opdracht, is het niet mogelijk om het hier te activeren. Toegang configureren msh> snmp "number" {ipv4 ipv6 ipx} "address" U kunt een hostadres configureren conform het gebruikte protocol. De netwerkinterfacekaart accepteert alleen verzoeken van hosts met een IPv4-, IPv6- of IPX-adres met toegangstype "read only" of "read-write". Voer "0" in als u wilt dat de netwerkinterfacekaart verzoeken accepteert van iedere willekeurige host, ongeacht het toegangstype. Voer een host in voor het bezorgen van "trap"-toegangsinformatie. Om IPv4 of IPv6 op te geven, voert u "ipv4" of "ipv6" in gevolgd door een spatie en vervolgens het IPv4- of IPv6-adres. Om IPX/SPX op te geven, voert u "ipx" in gevolgd door een spatie, het IPX-adres gevolgd door een decimaal, en vervolgens het MAC-adres van de netwerkinterfacekaart. 244

245 De printer controleren en configureren syslocation configureren msh> snmp location syslocation verwijderen msh> snmp clear location syscontact instellen msh> snmp contact syscontact verwijderen msh> snmp clear contact SNMP v1v2-functie configureren msh> snmp v1v2 {on off} Geef "on" op om in te schakelen en "off" om uit te schakelen. SNMP v3-functie configureren msh> snmp v3 {on off} Geef "on" op om in te schakelen en "off" om uit te schakelen. SNMP TRAP configureren msh> snmp trap {v1 v2 v3} {on off} Geef "on" op om in te schakelen en "off" om uit te schakelen. Autorisatie voor configuratie op afstand configureren msh> snmp remote {on off} Geef "on" op om de SNMP v1v2-instelling in te schakelen en "off" om deze uit te schakelen. SNMP v3 TRAP-configuratie weergeven msh> snmp v3trap msh> snmp v3trap {1-5} Als u een nummer tussen 1 en 5 opgeeft, worden alleen de instellingen voor dat nummer weergegeven. Een verzendadres voor SNMP v3 TRAP configureren msh> snmp v3trap {1-5} {ipv4 ipv6 ipx} "address" Een verzendprotocol voor SNMP v3 TRAP configureren msh> snmp v3trap {1-5} active {ipv4 ipv6 ipx} {on off} Een gebruikersaccount voor SNMP v3 TRAP configureren msh> snmp v3trap {1-5} account "account_name" Geef een accountnaam op. U kunt maximaal 32 alfanumerieke tekens gebruiken. Een SNMP v3 TRAP-gebruikersaccount verwijderen msh> snmp v3trap {1-5} clear account Een coderingsalgoritme voor SNMP v3 configureren msh> snmp v3auth {md5 sha1} SNMP v3-codering configureren msh> snmp v3priv {auto on} 245

246 De printer controleren en configureren Stel "auto" in voor de automatische configuratie van codering. Stel "on" in voor de verplichte configuratie van codering. sntp De printerklok kan worden gesynchroniseerd met een NTP-serverklok via Simple Network Time Protocol (SNTP). Gebruik de opdracht "sntp" om de SNTP-instellingen te wijzigen. Instellingen bekijken msh> sntp Adres NTP-server configureren U kunt het IP-adres van de NTP-server opgeven. msh> sntp server "IP_address" Intervallen configureren msh> sntp interval "polling_time" U kunt opgeven met welke intervallen de printer moet worden gesynchroniseerd met de NTP-server die door de gebruiker is opgegeven. De standaardinstelling is 60 minuten. U kunt een interval opgeven vanaf 0 of tussen de 16 en minuten. Als u 0 opgeeft, wordt de printer alleen met de NTP-server gesynchroniseerd wanneer u de printer aanzet. Hierna wordt de printer niet meer gesynchroniseerd met de NTP-server. Tijdzone configureren msh> sntp timezone "+/-hour_time" U kunt het tijdsverschil tussen de printerklok en de klok van de NTP-server opgeven. De op te geven waarden liggen tussen -12:00 en +13:00. spoolsw Gebruik de opdracht "spoolsw" om de instellingen van de takenwachtrij weer te geven en te configureren. U kunt alleen de protocollen diprint, lpr, ipp, ftp, smb en sftp opgeven. Instellingen bekijken De instellingen van de takenwachtrij worden weergegeven. msh> spoolsw Instelling Job Spooling msh> spoolsw spool {on off} Geef "on" op om de Job Spooling in te schakelen of "off" om deze uit te schakelen. De instellingen van Job Spooling opnieuw instellen msh> spoolsw clear job {on off} Met deze opdracht kunt u instellen of een taak die wordt gespoold wanneer de stroomtoevoer van de printer wordt verbroken, opnieuw moet worden afgedrukt. 246

247 De printer controleren en configureren Protocolconfiguratie msh> spoolsw diprint {on off} msh> spoolsw lpr {on off} msh> spoolsw ipp {on off} msh> spoolsw smb {on off} msh> spoolsw ftp {on off} msh> spoolsw sftp {on off} U kunt de instellingen opgeven voor diprint, lpr, ipp, smb en sftp. ssdp Gebruik de opdracht "ssdp" voor de weergave en configuratie van de SSDP-instellingen. Instellingen bekijken msh> ssdp De effectieve tijd instellen msh> ssdp profile { } De standaardwaarde is seconden. Het adverteerpakket TTL instellen msh> ssdp ttl {1-255} De standaardinstelling is 4. ssh Gebruik de opdracht "ssh" voor de weergave en configuratie van de SSH-instellingen. Instellingen bekijken msh> ssh Instellingen gegevenscompressiecommunicatie msh> ssh compression {on off} De standaardinstelling is "on". Instelling SSH/SFTP-communicatiepoort msh> ssh port {22, } De standaardinstelling is 22. Instelling SSH/SFTP-communicatie time-out msh> ssh timeout { } De standaardinstelling is 300. Instelling log-in time-out SSH/SFTP-communicatie msh> ssh logintimeout { } 247

248 De printer controleren en configureren De standaardinstelling is 300. Een open sleutel instellen voor SSH/SFTP. msh> ssh genkey { } "character string" Een open sleutel maken voor SSH/SFTP-communicatie. ASCII 0x20-0x7e-tekens (32 bytes) behalve "0" kunnen worden gebruikt. De standaard sleutellengte is 1024 en de tekenreeks is blanco. Een open sleutel verwijderen voor SSH/SFTP-communicatie. msh> ssh delkey Als u geen tekenreeks opgeeft, wordt de huidige instelling weergegeven. status Gebruik de opdracht "status" om de printerstatus weer te geven. Berichten msh> status Voor meer informatie, zie Pag.256 "Printerinformatie ophalen via het netwerk". systeemlogboek Gebruik de opdracht "syslog" om de informatie weer te geven die is opgeslagen in het systeemlogboek van de printer. Bericht bekijken msh> syslog Voor meer informatie over de weergegeven inhoud, zie Pag.275 "Berichtenlijst". upnp Gebruik de opdracht "upnp" voor de weergave en configuratie van de universele Plug-and-Play. Openbare URL weergeven msh> upnp url Openbare URL configureren Msh< upnp url "string" Voer de URL als tekenreeks in. 248

249 De printer controleren en configureren web Gebruik de opdracht "web" voor de weergave en configuratie van de parameters in Web Image Monitor. Instellingen bekijken msh> web URL-configuratie U kunt gekoppelde URL s instellen door op URL te klikken in Web Image Monitor. Geef "1" of "2" op voor x als het cijfer dat overeenkomt met de URL. Er kunnen maximaal 2 URL s worden geregistreerd en opgegeven. msh> web url URL or IP address you want to register"/ URL's verwijderen die als gekoppelde bestemming zijn geregistreerd msh> web x clear url Geef "1" of "2" op voor x als het cijfer dat overeenkomt met de URL. Koppelingsnaam configureren U kunt de naam invoeren van de URL die wordt weergegeven in Web Image Monitor. Geef "1" of "2" op voor x als het cijfer dat overeenkomt met de koppelingnaam. msh> web name "Name you want to display" Namen verwijderen van URL s die als gekoppelde bestemming zijn geregistreerd msh> web x clear name Geef "1" of "2" op voor x als het cijfer dat overeenkomt met de URL. Help bij URL-configuratie U kunt gekoppelde URL s instellen door op [Help] of [?] te klikken in Web Image Monitor. msh> web help URL or IP address"/help/ Help bij URL-configuratie verwijderen msh> web clear help wiconfig Gebruik de opdracht "wiconfig" om instellingen op te geven voor IEEE b. Instellingen bekijken msh> wiconfig IEEE b-instellingen bekijken msh> wiconfig cardinfo Als IEEE b niet goed werkt, wordt de betreffende informatie niet weergegeven. Configuratie msh> wiconfig "parameter" 249

250 De printer controleren en configureren Parameter mode {ap adhoc adhoc} ssid "ID value" channel frequency "channel no." key "key value" val { } keyphrase "phrase" val { } Geconfigureerde waarde U kunt de infrastructuurmodus (ap), de ad hocmodus voor (802.11adhoc) of de ad hocmodus (adhoc) instellen. De ad hoc-modus is de standaardinstelling. In de infrastructuurmodus kunt u instellingen voor de SSID opgeven. De toegestane tekens zijn ASCII 0x20-0x7e (32 bytes). Als u geen instelling opgeeft, wordt de SSID-waarde automatisch ingesteld op het dichtstbijzijnde toegangspunt. Als u geen instelling opgeeft voor de ad hoc-modus, wordt automatisch de waarde voor de infrastructuurmodus of een ASSID-waarde ingesteld. De standaardwaarde is blanco. U kunt de WEP-functie in- of uitschakelen. Als u de WEP-functie wilt inschakelen, geeft u [on] op; als u de functie wilt uitschakelen, geeft u [off] op. Om de WEP-functie te starten, voert u de correcte WEP-sleutel in. De standaardwaarde is "11". U kunt de WEP-sleutel opgeven in hexadecimale notatie. Bij een 64-bits WEP, kunt u 10-cijferige hexadecimalen gebruiken. Bij een 128-bits WEP, kunt u 26-cijferige hexadecimalen gebruiken. U kunt maximaal vier WEP-sleutels registreren. Geef de waarde op die u wilt registreren bij "val". Wanneer een WEP is geregistreerd met een sleutel, wordt de WEP die is geregistreerd met een sleutelterm overschreven. Om deze functie te gebruiken, stelt u hetzelfde sleutelnummer en dezelfde WEP-sleutel in voor alle poorten waartussen gegevens worden uitgewisseld. Voer "0x" in vóór de WEP-sleutel. U kunt de nummers weglaten met "val". Het sleutelnummer wordt ingesteld op 1 als de nummers worden weggelaten. De standaardwaarde is blanco. U kunt de WEP-sleutel opgeven in ASCII-tekens. 250

251 De printer controleren en configureren Parameter Geconfigureerde waarde Bij een 64-bits WEP, kunt u 10-cijferige hexadecimalen gebruiken. Bij een 128-bits WEP, kunt u 26-cijferige hexadecimalen gebruiken. U kunt maximaal vier WEP-sleutels registreren. Geef de waarde op die u wilt registreren bij "val". Wanneer een WEP is geregistreerd met een sleutelterm, wordt de WEP die is geregistreerd met een sleutel overschreven. Als u deze functie wilt gebruiken, moet u hetzelfde sleutelnummer en dezelfde WEP-sleutel instellen voor alle poorten die gegevens met elkaar uitwisselen. U kunt de nummers weglaten met "val". Het sleutelnummer wordt ingesteld op 1 als de nummers worden weggelaten. encval { } wepauth [open shared] rate [auto 11m 5.5m 2m 1m] security {none wep wpa} U kunt opgeven welke van de vier WEP-sleutels wordt gebruikt voor pakketcodering. "1" wordt ingesteld als geen nummer wordt opgegeven. U kunt een autorisatiemodus instellen als u WEP gebruikt. Hierbij gaat het om de volgende waarden en autorisatiemodi: open: open systeem geautoriseerd (standaardinstelling) gedeeld: autorisatie op basis van gedeelde sleutels U kunt de verzendsnelheid instellen voor IEEE b. De snelheid die u hier opgeeft, is de snelheid waarmee gegevens worden verzonden. U kunt met iedere willekeurige snelheid gegevens ontvangen. auto: automatisch ingesteld (standaardinstelling) 11m: 11 Mbps vast 5.5m: 5.5 Mbps vast 2m:2 Mbps vast 1m: 1 Mbps vast Hier kunt u de beveiligingsmodus opgeven. none: geen codering(standaard)s wep: WEP-codering wpa: WPA-codering 251

252 De printer controleren en configureren wpaenc {tkip ccmp} Parameter wpaauth {wpapsk wpa} psk "tekenreeks" eap {tls ttls leap peap} {chap mschap mschapv2 pap md5 tls} username "tekenreeks" username2 "tekenreeks" domain "tekenreeks" Geconfigureerde waarde U kunt de WPA-sleutel opgeven voor WPAcodering. tkip: TKIP (standaard) ccmp: CCMP (AES) U kunt de WPA-verificatiemodus opgeven voor WPA-codering. wpapsk: WPA-PSK-verificatie(standaard) wpa: WPA(802.1X)-verificatie Hier kunt u de Pre-Shared sleutel opgeven. Toegestane tekens: ASCII 0x20-0x7e (8 tot 63 bytes). De standaardinstelling is blanco. Hier kunt u het EAP-verificatietype opgeven. tls: EAP-TLS (standaardinstelling) ttls: EAP-TTLS leap: LEAP peap: PEAP chap, mschap, mschapv2, pap, md5 of tls zijn instellingen voor de phase 2-methode en moeten worden ingesteld voor het gebruik van EAP-TTLS of PEAP. Geef deze instellingen niet op als u andere EAPverificatietypen gebruikt. Als u EAP-TTLS selecteert, kunt u chap, mschap, mschapv2, pap of md5 selecteren. Als u PEAP selecteert, kunt u mschapv2 of tls selecteren. Hier kunt u de gebruikersnaam opgeven om in te loggen op de Radius-server. Toegestane tekens: ASCII 0x20-0x7e (31 bytes) behalve "@". De standaardinstelling is blanco. Hier kunt u de phase 2-gebruikersnaam opgeven voor EAP-TTLS/PEAP phase 2-verificatie. Toegestane tekens: ASCII 0x20-0x7e (31 bytes) behalve "@". De standaardinstelling is blanco. Hier kunt u de gebruikersnaam opgeven om in te loggen op de Radius-server. 252

253 De printer controleren en configureren Parameter password "tekenreeks" srvcert {on off} imca {on off} srvid "tekenreeks" Geconfigureerde waarde Toegestane tekens: ASCII 0x20-0x7e (31 bytes) behalve De standaardinstelling is blanco. Hier kunt u de gebruikersnaam opgeven om in te loggen op de Radius-server. Toegestane tekens: ASCII 0x20-0x7e (128 bytes) behalve "@". De standaardinstelling is blanco. Hier kunt u het servercertificaat instellen. De standaardinstelling is "off". U kunt het certificaat in- of uitschakelen wanneer de tussenliggende certificaatbevoegdheid aanwezig is. De standaardinstelling is "off". U kunt het server-id en het subdomein van de certificaatserver instellen. U kunt deze opdracht uitsluitend gebruiken als de IEEE b-interface geïnstalleerd is. wins Gebruik de opdracht "wins" om de instellingen van de WINS-server te configureren. Instellingen bekijken msh> wins Configuratie Als het IPv4-adres dat wordt opgehaald van de DHCP-server afwijkt van het IPv4-adres van de WINSserver, wordt het DHCP-adres als geldig adres gezien. msh> wins "interface_name" {on off} {on} betekent "actief" en {off} betekent "niet actief". Zorg ervoor dat u de interface opgeeft. wlan kan alleen worden opgegeven als de IEEE b-interface is geïnstalleerd. Interfacenaam Geconfigureerde interface ether wlan Ethernet-interface IEEE b-interface Adresconfiguratie Met de volgende opdracht kunt u het IP-adres van een WINS-server configureren: msh> wins "interface_name" {primary secondary} "IP address" Gebruik de opdracht "primary" om een primair IPv4-adres van de WINS-server te configureren. 253

254 De printer controleren en configureren Gebruik de opdracht "secondary" om een secundair IPv4-adres van de WINS-server te configureren. Gebruik " " als het IPv4-adres. Bereik-ID voor NBT (NetBIOS via TCP/IP) selecteren U kunt het bereik-id voor NBT opgeven. msh> wins "interface_name" scope "scope ID" U kunt een bereik-id van maximaal 31 alfanumerieke tekens opgeven. Zorg ervoor dat u de interface opgeeft. wlan kan alleen worden opgegeven als de IEEE b-interface is geïnstalleerd. Interfacenaam Geconfigureerde interface ether wlan Ethernet-interface IEEE b-interface 254

255 De printer controleren en configureren SNMP De SNMP-agent die op UDP en IPX werkt is ingebouwd in de ingebouwde Ethernet-kaart en optionele IEEE b-interface van deze printer. Met de SNMP manager kunt u informatie over de printer opvragen. Als u de gebruikersgroepnaam van de printer heeft gewijzigd, moet u de configuratie van de aangesloten computer dienovereenkomstig wijzigen met de SNMP Setup Tool en de SmartDevice Monitor for Client. Zie voor meer informatie de Help van de SNMP Setup Tool. De standaardnamen voor gebruikersgroepen zijn [public] en [admin]. De SNMP Setup Tool starten Windows 95/98/Me, Windows 2000, Windows NT 4.0: Klik op de knop [Start]. Ga naar SmartDeviceMonitor for Admin in het menu [Programma's]. Klik op [SNMP Setup Tool]. Windows XP/Vista: Klik op de knop [Start]. Ga naar SmartDeviceMonitor for Admin in het menu [Alle Programma's]. Klik op [SNMP Setup Tool]. 255

256 De printer controleren en configureren Printerinformatie ophalen via het netwerk In dit gedeelte vindt u gedetailleerde informatie over alle items die worden weergegeven in de printerstatus en de printerinformatie. Huidige printerstatus Met de volgende opdrachten kunt u de printerstatus controleren: UNIX: gebruik de opdracht "lpq" en de parameters "rsh", "rcp", "ftp" en "sftp". mshell: gebruik de opdracht "status". Berichten Beschrijving Toegang beperkt Vul nietjes bij(boekje: Achter) Vul nietjes bij(boekje: Beide) Vul nietjes bij(boekje: Voor) Bezig met aanpassen... Bel Service Center Geannuleerd Bezig opdracht te annuleren... Kan geen meerdere installaties doen: SD-kaart Geen kaart/teller ingevoerd Geen muntstuk of bedrag ingevoerd Geen muntstuk/sleutelteller ingevoerd Bezig met configureren... Afkoelen Fuseereenheid... Paneel open: Linker Duplexeenheid Paneel open: Rechter Duplexeenheid Paneel open: Duplexeenheid De taak is geannuleerd omdat de gebruiker geen machtiging heeft. De nietjes van de boekjes-finisher (achter) zijn op. De nietjes van de boekjes-finisher zijn op. De nietjes van de boekjes-finisher (voor) zijn op. De printer is bezig met initialiseren of kalibreren. Er is een storing opgetreden in de printer. De taak is gereset. De taak wordt gereset. De SD-kaart die u probeert te installeren is al in een ander apparaat geïnstalleerd. De printer wacht op de invoer van een kopieerkaart of -sleutel. De printer wacht op de invoer van een muntstuk. De printer wacht op invoer van een muntstuk of sleutelteller. De instelling wordt gewijzigd. De fuseereenheid is bezig met afkoelen. Het linkerpaneel van de duplexeenheid is geopend. Het rechterpaneel van de duplexeenheid is geopend. Het paneel van de duplexeenheid is geopend. 256

257 De printer controleren en configureren Berichten Paneel open: Linker Duplexeenheid Paneel open: Rechter Duplexeenheid Paneel open: Finisher Paneel open: Finisher voor Paneel open: Voorpaneel Paneel open: Rechtsboven Duplexeenheid Fout gegevensformaat Leeg: Zwarte toner Leeg: Cyaan toner Leeg: Magenta toner Leeg: Gele toner Energiespaarstand Fout Fout: Adresboek Fout: Transmissie-opdracht Fout: DIMM waarde Fout: Ethernetkaart Fout: HDD kaart Fout: Optioneel lettertype Fout: Optionele RAM Fout: Parallelle I/F Kaart Fout: PDL Fout: Vernieuwing Afstandscertificaat Beschrijving Het linkerpaneel van de duplexeenheid is geopend. Het rechterpaneel van de duplexeenheid is geopend. Het paneel van de Finisher is geopend. Het voorpaneel van de Finisher is geopend. Het voorpaneel is geopend. Het rechterbovenpaneel van de duplexeenheid is geopend. Er is een fout gegevensformaat opgetreden. De cartridge met zwarte toner is bijna leeg. De cartridge met cyaan toner is bijna leeg. De cartridge met magenta toner is bijna leeg. De cartridge met gele toner is bijna leeg. De printer bevindt zich in de Energiespaarstand. Er is een fout opgetreden. Er is een fout opgetreden in de gegevens van het adresboek. Er is een fout opgetreden in de printer. Er is een geheugenfout opgetreden. Er is een fout opgetreden met de Ethernet-kaart. Er is een fout opgetreden met de harde schijfkaart. Er is een fout opgetreden in het lettertypebestand van de printer. Er is een fout opgetreden in de optionele geheugeneenheid. Er is een fout opgetreden in de parallelle interface. Er is een fout opgetreden in de paginabeschrijvingstaal (PDL). Er is een fout opgetreden tijdens het op afstand vernieuwen van het certificaat. 257

258 De printer controleren en configureren Berichten Beschrijving Fout: USB-Kaart Fout: USB Interface Fout: Wireless Kaart Fout: Wireless Card Limiet Boekjes nieten overschrijden Vol: Finisher Vol: Boekje Finisher uitvoer Vol: Finisher staffeluitvoer Vol: Finisher staffeluitvoer 1, 2 Vol: Finisher bovenuitvoer Vol: Perforatoropvangbak Vol: Capaciteit gegevenslogboek Vol: Standaard lade Vol: Verbruikte toner Hex Dump modus Directe trans. niet verbonden Directe transmissie mislukt Directe trans. niet verbonden Toner van onafhankelijke leverancier In gebruik: Finisher In gebruik: Invoerlade In gebruik: Nieteenheid Taken uitgesteld Er is een fout opgetreden in de USB-kaart. Er is een fout opgetreden in de USB-interface. Er is een fout opgetreden in de wireless netwerkkaart. De kaart voor wireless LAN is niet geplaatst bij het opstarten, of de IEEE b interface-eenheid of de kaart voor wireless LAN is verwijderd na het opstarten. De nietjeslimiet van de boekjes-finisher is overschreden bij het afdrukken. De Finisherlade is vol. De boekjeslade van de Finisher is vol. De staffeluitvoer van de finisher is vol. Staffeluitvoer 1 en 2 van de Finisher zijn vol. De bovenuitvoer van de Finisher is vol. De perforatorafvalbak is vol. Capaciteit gegevenslogboek is vol. Standaard uitvoerlade is vol. De resttoneropvang is vol. Hex Dump-modus is actief. Er is geen rechtstreekse verbinding met de andere partij die is betrokken bij de verzending. Er is een fout opgetreden tijdens rechtstreekse verzending. Er is geen rechtstreekse verbinding met de andere partij die is betrokken bij de verzending. Er wordt toner gebruikt die niet is aanbevolen. Andere functies maken gebruik van de Finisher. Andere functies maken gebruik van de invoerlade. Andere functies maken gebruik van de nieteenheid. Alle taken zijn uitgesteld. 258

259 De printer controleren en configureren Berichten Geen sleutelkaart ingevoerd Geen sleutelkaart/-teller ingevoerd. Geen sleutelteller ingevoerd. Toner wordt geladen... Bijna leeg: Zwarte toner Bijna leeg: Cyaan toner Bijna leeg: Magenta toner Bijna op: Toner Bijna leeg: Gele toner Storing: Booklet Processor Storing: Duplexeenheid Storing: Finisher Storing: Bulklade Storing: Uitvoerlade Storing: Perforeereenheid Storing: Nieteenheid Beschrijving De printer wacht op de invoer van een sleutelkaart. De printer wacht op de invoer van een sleutelkaart of een sleutelteller. De printer wacht op de invoer van een sleutelteller. Toner wordt aangevoerd. De zwarte tonercartridge is niet juist geplaatst of de toner is bijna op. De cyaan tonercartridge is niet juist geplaatst of de toner is bijna op. De magenta tonercartridge is niet juist geplaatst of de toner is bijna op. De zwarte tonercartridge is niet juist geplaatst of de toner is bijna op. De gele tonercartridge is niet juist geplaatst of de toner is bijna op. Er is een probleem met de booklet finisher. Er is een probleem met de duplexeenheid. Er is een probleem met de Finisher. Er is een probleem met de bulklade. Er is een probleem met de uitvoerlade. Er is een probleem met de Perforeereenheid. Er is een probleem met de nieteenheid. Storing: Lade 1 Er is een probleem met lade 1. Storing: Lade 2 Er is een probleem met lade 2. Storing: Lade 3 Er is een probleem met lade 3. Storing: Lade 4 Er is een probleem met lade 4. Storing: Lade 5 Er is een probleem met lade 5. Weinig geheugen: Gegevensopslag Overige fouten Er is een tekort aan geheugen opgetreden terwijl de documentgegevens werden verzameld. Er is een andere fout opgetreden. 259

260 De printer controleren en configureren Berichten Foute instelling: Papierformaat Foute instelling: Papierformaat/type Foute instelling: Papiertype Bijna vervangen: Zwarte PCU Bijna vervangen: Kleur-PCU Bijna vervangen: Fuseereenheid Bijna vervangen: Int. Transfer Bijna vol: Capaciteit gegevenslogboek Bijna vol: Verbruikte toner Meer nietjes nodig Papier is op: Bulklade Papier is op: Geselecteerde lade Papier is op: Lade 1 Papier is op: Lade 2 Papier is op: Lade 3 Papier is op: Lade 3 (bulklade) Beschrijving De aangegeven papierlade bevat geen papier van het geselecteerde formaat. De aangegeven papierlade bevat geen papier van het geselecteerde formaat en het geselecteerde type. De aangegeven papierlade bevat geen papier van het geselecteerde type. Bereid de nieuwe zwarte fotogeleidereenheid voor. Bereid de nieuwe kleurenfotogeleidereenheid voor. Bereid de nieuwe fuseereenheid voor. Bereid de nieuwe ontwikkeleenheid voor. De capaciteit van de gegevenslogboek is bijna vol. De tonerafvalfles is bijna vol. De nietjes in de nieteenheid zijn bijna op. De bulklade is leeg. De opgegeven lade is leeg. Lade 1 is leeg. Lade 2 is leeg. Lade 3 is leeg. Er is geen papier in lade 3 (bulklade). Papier is op: Lade 4 Er is geen papier in lade 4. Papier is op: Lade 5 Er is geen papier in lade 5. Niet gedetecteerd: B2-hendel Niet gedetecteerd: Zwarte toner Niet gedetecteerd: Cyaan toner Niet gedetecteerd: Duplex invoereenheid Niet gedetecteerd: Duplexeenheid Niet gedetecteerd: Finisher Niet gedetecteerd: Fuseereenheid De B2-hendel is niet correct ingesteld. De zwarte toner is niet correct ingesteld. De cyaan toner is niet correct ingesteld. De duplexeenheid is niet correct ingesteld. De duplexeenheid is niet correct ingesteld. De Finisher is niet correct ingesteld. De fuseereenheid is niet correct ingesteld. 260

261 De printer controleren en configureren Berichten Niet gedetecteerd: Invoerlade Niet gedetecteerd: Int. Transfer Niet gedetecteerd: Magenta toner Niet gedetecteerd: PCU (C) Niet gedetecteerd: PCU (K) Niet gedetecteerd: PCU (M) Niet gedetecteerd: PCU (G) Niet gedetecteerd: Lade 1 Niet gedetecteerd: Lade 2 Niet gedetecteerd: Lade 3 Niet gedetecteerd: Lade 3 (bulklade) Niet gedetecteerd: Lade 4 Niet gedetecteerd: Lade 5 Niet gedetecteerd: Tonerafvalfles Niet gedetecteerd: Gele toner Niet bereikt, gegevens verwijderd Niet bereikt, gegevens opgeslagen Offline Online Fout in verwerking temperatuur Paneel Uit-modus Papier in Duplexeenheid Papier in Finisher Papier fout ingevoerd: Duplexeenheid Papier vastgelopen: Finisher Beschrijving De papierinvoerlade is niet correct geplaatst. De transfereenheid is niet correct ingesteld. De magenta toner is niet correct ingesteld. De fotogeleidereenheid (cyaan) is niet correct ingesteld. De fotogeleidereenheid (zwart) is niet correct ingesteld. De fotogeleidereenheid (magenta) is niet correct ingesteld. De fotogeleidereenheid (geel) is niet correct ingesteld. Lade 1 is niet correct ingesteld. Lade 2 is niet correct ingesteld. Lade 3 is niet correct ingesteld. Lade 3 (bulklade) is niet correct ingesteld. Lade 4 is niet correct ingesteld Lade 5 is niet correct ingesteld. De tonerafvalfles is niet correct ingesteld. De gele toner is niet correct ingesteld. Niet-bereikte taak is verwijderd. Niet-bereikte taak is bewaard. De printer is offline. Printer is online. Het temperatuurbereik is overschreden. Het apparaat staat in de modus Paneel uit. Er bevindt zich papier in de duplexeenheid. Er bevindt zich papier in de Finisher. Het papier is vastgelopen in de duplexeenheid. Er is papier vastgelopen in de Finisher. 261

262 De printer controleren en configureren Berichten Papier vastgelopen: Invoerlade Papier vastgelopen: Interne/Uitvoer Beschrijving Het papier is vastgelopen in de invoerlade. Er is papier vastgelopen in de printer. Papier op Finisher staffeluitvoer 2 Er bevindt zich papier in Finisher staffeluitvoer 2. Papier op Finisher staffeluitvoer 1, 2 Geen kopieerkaart ingevoerd. Afdrukken voltooid Bezig met afdrukken Bezig met verwerken Proxy adres/poort onjuist Proxy gebruiker/wachtwoord onjuist RC Gate Verbindingsfout Gereed Afstandscertificaat vernieuwen Vervang zwarte PCU Vervang fuseereenheid Vervang PCU Vervang PCU (kleur) SD-kaart verificatie is mislukt SD-kaart is niet ingevoerd Overgeslagen vanwege fout Opslaan voltooid Opslaan mislukt Oproep Voorraadorder is mislukt Fout toets Onderbreken/Hervatten Er bevindt zich papier in Finisher staffeluitvoer 1 en 2. De printer wacht op de invoer van een kopieerkaart. Het afdrukken is voltooid. Er wordt afgedrukt. De gegevens worden verwerkt. Het adres van de proxyserver of het poortnummer is onjuist. De gebruikersnaam of het wachtwoord van de proxyserver is onjuist. De verbinding met RC-poort is mislukt. De printer is klaar om af te drukken. Het afstandscertificaat wordt vernieuwd. De zwarte fotogeleidereenheid moet worden vervangen. De fuseereenheid moet worden vervangen. De fotogeleidereenheid moet worden vervangen. De fotogeleidereenheid (kleur) moet worden vervangen. Verificatie van SD-kaart mislukt. SD-kaart is niet juist ingevoerd Fout overgeslagen. De opslag is voltooid. De opslag is mislukt. De oproep voor het bestellen van verbruiksartikelen is mislukt. De stopknop op de Finisher is ingedrukt. 262

263 De printer controleren en configureren Berichten Verzending afgebroken Verzending voltooid Verzending mislukt Ladestoring: Duplex afdrukken Wachten op uitstellen taak Opwarmen... Beschrijving De verzending is onderbroken. De verzending is voltooid. De verzending is mislukt. De geselecteerde papierlade kan niet worden gebruikt voor dubbelzijdig afdrukken. Alle taken worden uitgesteld. De printer is bezig met opwarmen. Meer informatie over UNIX-opdrachten kunt u vinden in het UNIX Supplement. Controleer de inhoud van de foutmelding op de configuratiepagina. Voor meer informatie over het afdrukken van een configuratiepagina, zie Pag.173 "Menu Lijst/Testafdruk". Printerconfiguratie U kunt de printerconfiguratie configureren via telnet. In dit gedeelte wordt de controleprocedure voor de in-/uitvoerlade en de printertaal uitgelegd. UNIX: gebruik de opdracht "info" en parameters "rsh", "rcp", "ftp" en "sftp". mshell: gebruik de opdracht "info". Invoerlade Item Beschrijving No. Name PaperSize status ID-nummer van de papierlade Naam van de papierlade Het formaat van het papier dat in de papierlade is geplaatst. De huidige status van de papierlade Normal: Normaal NoInputTray: Geen lade PaperEnd: Geen papier Uitvoerlade Item Beschrijving No. Name ID-nummer van de uitvoerlade Naam van de uitvoerlade 263

264 De printer controleren en configureren Item Beschrijving status De huidige status van de uitvoerlade Normal: Normaal PaperExist: Papier aanwezig OverFlow: Papier is vol Error: Andere fouten Emulatie Item Beschrijving No. Name Version Het ID-nummer van de printertaal die door de printer wordt gebruikt. De naam van de printertaal die door de printer wordt gebruikt. De versie van de printertaal. Meer informatie over UNIX-opdrachten en -parameters kunt u vinden in het UNIX Supplement. Voor meer informatie over mshell "info"-opdrachten zie Pag.225 "Onderhoud op afstand via telnet". 264

265 De printer controleren en configureren De afgebeelde informatie interpreteren In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de statusinformatie moet interpreteren die door de netwerkinterfacekaart wordt teruggekoppeld Afdruktaakinformatie Met de volgende opdracht kunt u informatie over de afdruktaak weergeven: UNIX: Gebruik de "info -opdracht en de parameters "rsh", "rcp", en "ftp". mshell: Gebruik de "info -opdracht. Item Beschrijving Rank Owner Job Files Total Size Status van de afdruktaak. Actief Afdrukken of voorbereiden voor afdrukken. Wachten Wachten op verzending naar de printer. Gebruikersnaam van de afdrukopdracht. Nummer van de afdrukopdracht. De naam van het document. De omvang van de gegevens (gespoold). De standaardinstelling is 0 bytes. Meer informatie over UNIX-opdrachten en -parameters kunt u vinden in het UNIX Supplement. Voor meer informatie over mshell "info"-opdrachten zie Pag.225 "Onderhoud op afstand via telnet". Informatie van het afdruklogboek Dit is een document met informatie over de 16 taken die het laatst zijn afgedrukt. Gebruik de volgende opdracht om de informatie van het afdruklogboek weer te geven: UNIX: Gebruik de "prnlog -opdracht en de parameters "rsh", "rcp", en "ftp". telnet: Gebruik de prnlog -opdracht. Zie Pag.225 "Onderhoud op afstand via telnet". Item Beschrijving ID User ID van de afdrukopdracht. Gebruikersnaam van de afdrukopdracht. 265

266 De printer controleren en configureren Item Beschrijving Page Aantal afgedrukte pagina's Resultaat van de afdrukopdracht Resultaat van de communicatie OK Result Time User ID JobName Het afdrukken is voltooid, maar het resultaat is mogelijk niet zoals gewenst omdat er printerproblemen zijn opgetreden. NG Het afdrukken is niet normaal voltooid. Geannuleerd Er is een "rcp"-, "rsh"- of "lpr"-afdrukverzoek geannuleerd door de afdruktoepassing. Niet van toepassing op de opdracht "ftp" of "rprinter". Het tijdstip dat de opdracht is ontvangen. Ontvangsttijdstip van de afdrukopdracht. Door het printerstuurprogramma geconfigureerde Gebruikers-ID. Wordt weergegeven wanneer een ID is opgegeven voor de afdrukopdracht. Naam van het afgedrukte document. Wordt weergegeven wanneer een ID is opgegeven voor de afdrukopdracht. Meer informatie over UNIX-opdrachten en -parameters kunt u vinden in het UNIX Supplement. Zie Pag.225 "Onderhoud op afstand via telnet" voor informatie over mshell prnlog-opdrachten. Configuratie van de netwerkinterfacekaart Met de volgende opdracht kunt u de instellingen van de netwerkinterfacekaart weergeven. telnet : Gebruik het "show" bevel. Item Beschrijving Common Mode Protocol Up/Down Protocolinstellingen 266

267 De printer controleren en configureren Item Beschrijving AppleTalk NetWare SMB SCSI print PictBridge Device Up/Down Apparaatinstellinge n Parallel USB Bluetooth Ethernet-interface Syslog priority NVRAM version Device name Opmerking Location Contact Soft switch AppleTalk AppleTalkinstellingen Mode Net Object Type Zone TCP/IP Mode (IPv4) Mode (IPv6) 267

268 De printer controleren en configureren Item Beschrijving ftp lpr rsh telnet diprint web http ftpc snmp ipp autonet Bonjour ssl nrs rfu nbt ssdp ssh sftp IPv4 TCP/IP-instellingen DHCP Address Netmask Broadcast Gateway IPv6 Stateless Address 268

269 De printer controleren en configureren Item Beschrijving Manual Gateway EncapType Host name DNS-domein Access Control IPv4 Access Entry [X] X kan worden ingesteld tussen de 1 en de 5. IPv6 Access Entry [X] X kan worden ingesteld tussen de 1 en de 5. Time server Tijdinstellingen Time Zone Time server polling time SYSLOG server Toegangscontroleinstellingen Websysinstellingen Home page URL1 Home page link name1 URL van homepage Home page URL2 Home page link name2 Help page URL NetWare EncapType RPRINTER number 269

270 De printer controleren en configureren Item Beschrijving Naam van afdrukserver File server name Context name Switch Mode NDS/Bindery Packet negotiation Login Mode Print job timeout Protocol SAP interval time NDS Tree Name Naam NDSstructuur Transfer Protocol SMB SMB-instellingen Switch Mode Direct print Notification Workgroup name Computernaam Opmerking Share name[1] Protocol SCSI print Bidi IEEE b IEEE b Instellingen 270

271 De printer controleren en configureren Item Beschrijving Host name Communication Mode SSID Channel range Channel TX Rate Security WEP Authentication WEP-nummer coderingssleutel WEPcoderingssleutels[X] X kan worden ingesteld tussen de 1 en de 5. WPA-codering WPA Authentication Gedeelde sleutel User name Domain name EAP Type Wachtwoord Phase 2 user name Fase 2 methode TTLS Fase 2 methode PEAP Server cert. Intermediair CA Server ID DNS DNS-instellingen 271

272 De printer controleren en configureren Item Beschrijving IPv4 Server [X] X kan worden ingesteld tussen de 1 en de 3. Select IPv4 DNS Server IPv6 Server [X] X kan worden ingesteld tussen de 1 en de 3. Domeinnaam ether wlan DDNS ether wlan WINS WINS-instellingen ether Primary WINS Secondary WINS Wlan Primary WINS Secondary WINS Bluetooth Bluetoothinstellingen Bluetooth mode SSDP SSDP-instellingen UUID Profile TTL 272

273 De printer controleren en configureren Item Beschrijving UPnP UPnP-instellingen URL Bonjour Bonjour-instellingen Computer Name Local Hostname Location Voorkeur (diprint) Priority (lpr) Priority (ipp) IP TTL LinkLocal Route for Multi I/F: SNMP SNMP-instellingen SMNPv1v2 SMNPv3 protocol v1trap v2trap v3trap SNMPv1v2- instelling op afstand SNMPv3 Privacy ssh ssh-instellingen Compressie Port Time-out LoginTimeOut AuthFree Authfreeinstellingen 273

274 De printer controleren en configureren Item Beschrijving IPv4 Auth. Vrije toegang [X] X kan worden ingesteld tussen de 1 en de 5. IPv6 Auth. Vrije toegang [X] X kan worden ingesteld tussen de 1 en de 5. Parallel USB LPR Iprm check host Certificate Verificatie Shell-modus Modus van het programma voor onderhoud op afstand 274

275 De printer controleren en configureren Berichtenlijst Dit gedeelte bevat een overzicht van de berichten die worden weergegeven in het systeemlogboek van de printer. Het systeemlogboek kan worden weergegeven met de opdracht "syslog". Systeemlogboekinformatie Met de volgende opdracht kunt u informatie uit het systeemlogboek weergeven: UNIX: gebruik de opdracht "syslog" en de parameters "rsh", "rcp", "ftp" en "sftp". telnet: Gebruik de opdracht "syslog". Bericht Access to NetWare server <file server name> denied. Either there is no account for this print server on the NetWare server or the password was incorrect account is unavailable: Same account name be used. account is unavailable: The authentication password is not set up. account is unavailable: encryption is impossible. add_sess_ipv4: bad trap<ipv4 address>, community:<community name> add_sess_ipv6: bad trap<ipv6 address>, community:<community name> add_sess_ipv4: community<community name> already defined. add_sess_ipv6: community <community name> already defined. add_sess_ipx: bad trap<ipx address>community <community name> Problemen en oplossingen (In de afdrukservermodus) is het inloggen op de bestandsserver mislukt. Controleer of de afdrukserver is geregistreerd op de bestandsserver. Als er een wachtwoord is opgegeven voor de afdrukserver, verwijder dan het wachtwoord. De gebruikersaccount is uitgeschakeld. Dit komt mogelijk doordat de accountnaam gelijk is aan de naam van de beheerdersaccount. De gebruikersaccount is uitgeschakeld. Dit komt mogelijk doordat het verificatiewachtwoord niet is ingesteld en alleen de coderingsaccount is ingesteld. Codering is niet mogelijk en het account is uitgeschakeld. Mogelijke oorzaak: De beveiligingsoptie is niet ingesteld. Het coderingswachtwoord is niet opgegeven. Het IPv4-adres ( ) is niet beschikbaar als het toegangstype voor de gebruikersgroep TRAP is. Geef het IPv4-hostadres op voor de TRAP-bestemming. Het IPv6-adres [::] is niet beschikbaar als het toegangstype voor de gebruikersgroep TRAP is. Geef het IPv6-hostadres op voor de TRAP-bestemming. Deze gebruikersgroepnaam bestaat al. Gebruik een andere naam. Deze gebruikersgroepnaam bestaat al. Gebruik een andere naam. Het IPX-adres (00:00:00:00:00:00) is niet beschikbaar als het toegangstype voor de 275

276 De printer controleren en configureren Bericht add_sess_ipx: community <community name> already defined. Attach FileServer= <file server name> Attach to print queue <print queue name> Authentication mode mismatch< SSID > btd is disabled. centrod is disabled. Cannot create service connection Cannot find rprinter (<print server name>/<printer number>) Change IP address from DHCP Server. child process exec error! (process name) Client password rejected Client tls certificate rejected Problemen en oplossingen gebruikersgroep TRAP is. Geef het IPX-hostadres op voor de TRAP-bestemming. Deze gebruikersgroepnaam bestaat al. Gebruik een andere naam. Er is een verbinding met de bestandsserver als dichtstbijzijnde server gemaakt. Verbonden met de afdrukwachtrij (in de afdrukservermodus). De verificatiemethode komt niet overeen met de AP. Het vereiste SSID is het SSID van het toegangspunt waarmee verbinding wordt gemaakt in de infrastructuurmodus. Communicatie via Bluetooth is niet beschikbaar omdat btd in de veiligheidsstand is uitgeschakeld. Schakel de btd in in de veiligheidsstand. Communicatie via de parallelle aansluitingen is niet beschikbaar omdat centrod in de veiligheidsstand is uitgeschakeld. Schakel centrod in de veiligheidsstand in. (In de externe printermodus) is geen verbinding tot stand gebracht met de bestandsserver. Het aantal servergebruikers overschrijdt mogelijk de maximumcapaciteit van de bestandsserver. De printer waarvan het nummer wordt weergegeven op de afdrukserver bestaat niet. Zorg ervoor dat het printernummer is geregistreerd op de afdrukserver. Het IP-adres wordt gewijzigd als de DHCP-lease wordt verlengd. Als u altijd hetzelfde IP-adres wilt toewijzen, moet u een statisch IP-adres instellen op de DHCPserver. De netwerkservice wordt niet gestart. Schakel de printer uit en weer aan. Als dit niet werkt, neem dan contact op met uw onderhoudstechnicus of dealer. Het wachtwoord van de client is geweigerd. Controleer het wachtwoord. Het TLS-certificaat van de client is geweigerd. Controleer het certificaat. 276

277 De printer controleren en configureren Bericht Connected DHCP Server(<DHCP serveraddress>). Could not attach to FileServer<error number> Could not attach to PServer<print server> Current Interface Speed: xxx Mbps Current IP address <current IP address> Current IPX address<ipx address> DHCP lease time expired. DHCP server not found. dhcpcd start dpsd is disabled. Duplicate IP=<IP address>(from<mac address>). Established SPX Connection with PServer, (RPSocket=<socketnumber>, connid=<connection ID>) exiting Exit pserver Problemen en oplossingen Het IP-adres is succesvol ontvangen van de DHCPserver. (In de externe printermodus) is geen verbinding tot stand gebracht met de bestandsserver. De bestandsserver heeft de verbinding geweigerd. Controleer de configuratie van de bestandsserver. (In de externe printermodus) is geen verbinding tot stand gebracht met de afdrukserver. De afdrukserver heeft de verbinding geweigerd. Controleer de configuratie van de afdrukserver. De snelheid van het netwerk (10 Mbps, 100 Mbps of 1Gbps). Het huidige IPv4-adres. Het huidige IPX-adres De DHCP-leasetermijn is verstreken. De printer probeert de DHCP-server opnieuw te vinden. Het IPadres is voorlopig ongeldig. De DHCP-server is niet gevonden. Controleer of de DHCP-server zich in het netwerk bevindt. De DHCPCD-service (dhcp-clientservice) is gestart. Communicatie via PictBridge is niet beschikbaar omdat PictBridge in de veiligheidsstand is uitgeschakeld. Schakel PictBridge naar de veiligheidsstand. Hetzelfde IP-adres (IPv4 of IPv6) is gebruikt. Ieder IPadres (IPv4 of IPv6) moet uniek zijn. Controleer het adres van het apparaat dat wordt aangegeven in [MAC-adres]. De verbinding met de afdrukserver is gemaakt (in de externe-printermodus). De lpd-service is beëindigd en het systeem is bezig het proces af te sluiten. De afdrukserverfunctie is uitgeschakeld omdat de vereiste afdrukserverinstellingen niet zijn opgegeven (in de afdrukservermodus). 277

278 De printer controleren en configureren Bericht Frametype =<frame typename> httpd start. IEEE b <communication mode> mode inetd start. Interface (interface name): Duplicate IP Address (IP address). Problemen en oplossingen De naam van het frametype is geconfigureerd voor gebruik in een NetWare-omgeving. De httpd-service is gestart. Geeft de IEEE b -communicatiemodus weer. De inetd-service is gestart. Hetzelfde IP-adres (IPv4 of IPv6) is gebruikt. Ieder IPadres moet uniek zijn. Controleer het adres van het apparaat dat wordt aangegeven in [IP-adres]. < Interface > started with IP: < IP address > Het IP-adres (IPv4 of IPv6) is ingesteld voor de interface en werkt. < Interface >: Subnet overlap. Hetzelfde IP-adres (IPv4 of IPv6) en het subnetmasker worden gebruikt door een ander apparaat. IPP cancel-job: permission denied. IPP job canceled. jobid=%d. LeaseTime=<lease time>(sec), RenewTime=<renewtime>(sec). Login to fileserver <file server name> (<IPX IPv4 IPv6>,<NDS BINDERY>) Memory allocate error. Name registration success. WINS Server=<WINS server address> NetBIOS Name=<NetBIOS name> Name registration success in Broadcast name=<netbios Name> Name registration failed. name=<netbios name> nbtd start. nprinter start (Netware) De printer kon de naam van een gebruiker die een taak probeerde te annuleren niet verifiëren. De taak in de wachtrij is geannuleerd vanwege een fout of een opdracht van een gebruiker. De leasetermijn van de bron die ontvangen is van de DHCP-server wordt bij [leasetermijn] weergegeven in seconden. De verlengtermijn wordt weergegeven bij [verlengtermijn] in seconden. Aanmelding bij de bestandsserver in NDS- of BINDERY-modus (in de afdrukservermodus). De gegevens kunnen niet worden verkregen. Maak de USB-kabel los en sluit hem vervolgens weer aan. De naamregistratie van <NetBIOS Name> op <WINS server address> is geslaagd. De naamregistratie van <NetBIOS Name> via Broadcastnaam is geslaagd. De naamregistratie van <NetBIOSName> is mislukt. Wijzig de NetBIOS-naam. De nbtd-service is gestart. De NetWare-service is gestart (in de externeprintermodus). 278

279 De printer controleren en configureren nwstart start. (NetWare) Open log file <file name> Bericht phy release file open failed. Print queue <print queue name> cannot be serviced by printer 0, <print server name> Print server <print server name>has no printer. print session full Printer <printer name> has no queue pserver start. (NetWare) Required file server (<file servername>) not found received EAP Failure restarted. sap enable, saptype=<sap type>, sapname=<sap name> server identity invalid session IPv4 <community name> not defined. session IPv6 <community name> not defined. session <community name> already defined. Problemen en oplossingen De service voor NetWare-protocolstack-instelling is gestart. Het opgegeven logboekbestand is geopend (in de afdrukservermodus). De netwerkinterfacekaart moet worden vervangen. Neem contact op met de dealer. (In de afdrukservermodus) kan geen wachtrij worden gemaakt. Controleer of de afdrukwachtrij bestaat op de opgegeven bestandsserver. (In de afdrukservermodus) wordt de printer niet toegewezen aan de afdrukserver. Wijs de printer toe met NWadmin en start de printer opnieuw. Er kunnen geen afdruktaken meer worden geaccepteerd. (In de afdrukservermodus) wordt de afdrukwachtrij niet toegewezen aan de printer. Wijs de afdrukwachtrij toe aan de printer met NWadmin en start de printer opnieuw. De NetWare-service is gestart (in de afdrukservermodus). De vereiste bestandserver kon niet worden gevonden. EAP-ontvangst mislukt. De lpd-service is gestart. De SAP-functie is gestart. Het SAP-pakket is uitgegeven om de service bekend te maken in de SAP-tabel op de NetWare-server. De server-id is uitgeschakeld. Controleer de serververificatie. De gevraagde gebruikersgroepnaam is niet gedefinieerd. De gevraagde gebruikersgroepnaam is niet gedefinieerd. De gevraagde gebruikersgroepnaam is niet gedefinieerd. 279

280 De printer controleren en configureren Bericht session_ipx <community name> not defined. Set context to <NDS contextname> smbd start. (NETBIOS) SMTPC: failed to get smtp server ip-address. SMTPC: failed to connect smtp server. timeout. SMTPC: refused connect by smtp server. SMTPC: no smtp server. connection close. SMTPC: failed to connect smtp server. Problemen en oplossingen De gevraagde gebruikersgroepnaam is niet gedefinieerd. Er is een NDS-contextnaam ingesteld. De smbd-service is gestart. Het IP-adres van de SMTP-server kon niet worden opgehaald. Mogelijke oorzaak: De opgegeven DNS-server kon niet worden gevonden. Er is geen verbinding met het netwerk gemaakt. De opgegeven DNS-server kon niet worden gevonden. Er is een onjuiste DNS-server opgegeven. Het IP-adres van de opgegeven SMTP-server kon niet worden gevonden op de DNS-server. De verbinding met de SMTP-server is mislukt als gevolg van een time-out. Mogelijk is de opgegeven SMTPnaam onjuist, is geen verbinding tot stand gebracht met het netwerk of is de netwerkconfiguratie onjuist zodat de SMTP-server niet reageert. Controleer de SMTPservernaam of de netwerkverbinding of -configuratie. De verbinding met de SMTP-server is geweigerd. Mogelijk is een andere server dan de SMTP-server opgegeven of is het opgegeven poortnummer van de SMTP-server onjuist. Controleer de servernaam en het poortnummer van de SMTP-server. De verbinding met de SMTP-server is mislukt omdat de SMTP-server niet reageert. Mogelijk is een andere server dan de SMTP-server opgegeven of is het opgegeven poortnummer van de SMTP-server onjuist. Controleer de servernaam en het poortnummer van de SMTP-server. De verbinding met de SMTP-server is mislukt. Mogelijk is geen verbinding gemaakt met het netwerk of is de netwerkconfiguratie onjuist waardoor de server niet reageert of is de opgegeven SMTP-naam onjuist, kon het opgegeven IP-adres van de SMTP-server niet worden gevonden in de DNS-server, is een andere server dan de SMTP-server opgegeven of is het opgegeven poortnummer van de SMTP-server onjuist. 280

281 De printer controleren en configureren Bericht SMTPC: username or password wasn't correct. [response code] (information) Snmp over IPv4 is ready Snmp over IPv6 is ready. Snmp over IPX is ready. snmpd start. started. Started. Terminated. The print server received error <error number> during attempt to log in to the network. Access to the network was denied. Verify that the print server name and password are correct. too many pictures. trap account is unavailable. usbd is disable. WINS name registration: No response to server<wins server address> WINS wrong scopeid=<scope ID> Problemen en oplossingen Controleer het IP-adres van de DNS-server en het IPadres van de SMTP-server, controleer de servernaam en het poortnummer van de SMTP-server of controleer de netwerkverbinding en de netwerkconfiguratie. De verbinding met de SMTP-server is mislukt omdat de opgegeven gebruikersnaam of het opgegeven wachtwoord voor de SMTP-server onjuist is. Controleer de gebruikersnaam en het wachtwoord voor de SMTP-server. Communicatie via IPv4 met snmp is beschikbaar. Communicatie via IPv6 met snmp is beschikbaar. Communicatie via IPX met snmp is beschikbaar. De snmpd-service is gestart. De service voor rechtstreeks afdrukken is gestart. De bonjour-functie is ingeschakeld. De bonjour-functie is uitgeschakeld. Het inloggen op de bestandsserver is mislukt. De afdrukserver is niet geregistreerd of er is een wachtwoord ingesteld. Registreer de afdrukserver zonder een wachtwoord op te geven. PictBridge-afdrukken is mislukt omdat er teveel afbeeldingen worden verstuurd tijdens één afdruktransacatie. Verminder het aantal afbeeldingen per afdruktransactie. v3trap kan niet worden verzonden. Mogelijke oorzaak: de Trap-bestemmingsaccount verschilt van de account die door de printer is opgegeven. Plug en Play en het afdrukken zijn uitgeschakeld omdat usbd in de veiligheidsstand is uitgeschakeld. Schakel usbd naar de veiligheidsstand. De WINS-server reageert niet. Controleer of het adres van de WINS-server juist is en of de WINS-server goed werkt. Er is een ongeldig scope ID gebruikt. Gebruik een geldig scope ID. 281

282 De printer controleren en configureren Bericht wpa authentication Failed wpa authentication started wpa IEEE802.1X started wpa connecting to authenticator wpa link up wpa probe response doesn't have IE. wpa success authenticated wpa success key received wpa waiting for key wpasupd start wpasupd stop Problemen en oplossingen WPA-verificatie is mislukt. Controleer de WPAconfiguratie. WPA-verificatie is gestart. WPA-verificatie is gestart. WPA maakt verbinding met de verificator. Het uitwisselen van de WPA-sleutel is voltooid en de communicatie is beëindigd. WPA-probe respons heeft geen IE. WPA-verificatie geslaagd. De WPA-sleutel is ontvangen. Bezig met wachten op WPA-sleutel. wpasupd is gestart. wpasupd is beëindigd. Zie het UNIX-Supplement voor meer informatie over UNIX-opdrachten en -parameters. Zie Pag.225 "Onderhoud op afstand via telnet" voor meer informatie over de "syslog" opdracht. 282

283 Een afdrukserver gebruiken Een afdrukserver gebruiken De afdrukserver voorbereiden Melding afdrukken via SmartDeviceMonitor for Client Gebruik van NetWare Installatie als afdrukserver (NetWare 3.x) Installatie als afdrukserver (NetWare 4.x, 5/5.1, 6/6.5) Gebruik van pure IP in de NetWare 5/5.1 of 6/6.5-omgeving Installatie als externe printer (NetWare 3.x) Installatieals een externe printer (NetWare 4.x, 5/5.1, 6/6.5) G A_1.0 Copyright

284 Een afdrukserver gebruiken De afdrukserver voorbereiden In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de printer kunt configureren als Windows-netwerkprinter. De printer is geconfigureerd voor gebruik door netwerkclients. Als de netwerkprinter is aangesloten via SmartDeviceMonitor for Client kunt u de meldfunctie instellen waarmee de resultaten van afdruktaken naar de clients worden gestuurd. Als u de printereigenschappen wilt wijzigen in de map [Printer] onder Windows 2000, Windows XP Professional/Vista of Windows Server 2003/2003 R2, heeft u de toegangsbevoegdheid Printerbeheer nodig; onder Windows NT 4.0 heeft u de toegangsbevoegdheid Volledige controle nodig. Meld u aan bij de bestandsserver als beheerder of als lid van de hoofdgebruikersgroep. 1. Open het venster [Printers] in het menu [Start]. Het venster [Printers] wordt weergegeven. Het venster [Printers en faxapparaten] wordt weergegeven. 2. Klik op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken. Klik in het menu [Bestand] op [Eigenschappen]. De printereigenschappen worden weergegeven. 3. Klik in het tabblad [Delen] op [Delen als:]. 4. Om de printer te delen met gebruikers van een andere versie van Windows klikt u op [Meer stuurprogrammas s...]. Als u een ander stuurprogramma heeft geïnstalleerd door [Delen als:] te selecteren tijdens de installatie van het printerstuurprogramma kunt u deze stap overslaan. 5. Klik op [OK] en sluit het venster met printereigenschappen. Melding afdrukken via SmartDeviceMonitor for Client Volg de onderstaande procedure als u de printer wilt configureren voor gebruik van de afdrukmeldingsfunctie van SmartDeviceMonitor for Client. De afdrukserver instellen Als u de printereigenschappen wilt wijzigen in de map [Printer] onder Windows 2000/XP Professional/Vista of Windows Server 2003/2003 R2, heeft u de toegangsbevoegdheid Printerbeheer nodig; onder Windows NT 4.0 heeft u de toegangsbevoegdheid Volledige controle nodig. Meld u aan bij de bestandsserver als beheerder of als lid van de hoofdgebruikersgroep. 1. Ga in het menu [Start] naar [Programma s], DeskTopBinder, SmartDeviceMonitor for Client en klik op [Afdrukserver instellen]. Het dialoogvenster Instelling afdrukserver wordt weergegeven. 2. Schakel het selectievakje [Client pc s een melding sturen met informatie over afdrukken/ gegevensverzending] in en klik op [OK]. Nadat de afdrukserver is ingesteld wordt een dialoogvenster weergegeven. Controleer de inhoud van het dialoogvenster en klik op [OK]. Klik op [Annuleren] om de procedure te onderbreken. 284

285 Een afdrukserver gebruiken Er wordt een dialoogvenster weergegeven waarin u de client kunt instellen. 3. Er wordt een dialoogvenster weergegeven waarin u de clients kunt opgeven. Klik op [OK]. De afdrukserver is ingesteld. Elke client moet afzonderlijk worden ingesteld om afdrukmeldingen te kunnen ontvangen. De huidige afdruktaken worden opnieuw vanaf het begin gestart, nadat de wachtrijfunctie even kort is gestopt. Als de uitbreidingsfunctie niet wordt gebruikt, wordt de functie automatisch ingesteld als beschikbaar. Als u zich aanmeldt met een account zonder beheerdersbevoegdheden wordt mogelijk geen melding naar de clients gestuurd. Een client instellen 1. Ga in het menu [Start] naar [Programma s], DeskTopBinder, SmartDeviceMonitor for Client en klik op [Instellingen van uitgebreide functies]. Er wordt een dialoogvenster weergegeven waarin u de uitbreidingsfunctie kunt instellen. 2. Schakel het selectievakje [Melden van afdrukken/gegevensverzending bij gebruik van afdrukserver] in. 3. Schakel het selectievakje [Melden bij het gebruik van de afdrukserver] in. 4. Klik op [OK]. Het dialoogvenster voor het instellen van de uitbreidingsfunctie wordt gesloten. De instelling van de client is nu voltooid. Stel de afdrukmeldingsfunctie zowel in het printerstuurprogramma als in SmartDeviceMonitor for Client in. 285

286 Een afdrukserver gebruiken Gebruik van NetWare In dit gedeelte wort uitgelegd hoe u netwerkprinters kunt instellen in de NetWare-omgeving. In de NetWareomgeving kunt u de printer aansluiten als "afdrukserver" of als "externe printer". IPv6 kan niet worden gebruikt met deze functie. Instelprocedure Als u de printer wilt gebruiken als afdrukserver: 1. SmartDeviceMonitor for Admin installeren 2. De netwerkinterfacekaart instellen. 3. De printer uit en weer aanzetten. Als u de printer wilt gebruiken als externe printer: 1. Installatie van SmartDeviceMonitor for Admin. 2. De netwerkinterfacekaart instellen. 3. NetWare instellen. 4. De afdrukserver starten. In de volgende procedure wordt ervan uitgegaan dat de omgeving al is voorbereid als normale NetWare-omgeving met de afdrukservice-instelling. De procedure wordt uitgelegd aan de hand van de volgende voorbeeldinstellingen: Naam bestandsserver CAREE Naam afdrukserver PSERV Printernaam R-PRN Naam wachtrij R-QUEUE Gebruik van SmartDeviceMonitor for Admin Als u de printer in een NetWare-omgeving wilt gebruiken, gebruikt u SmartDeviceMonitor for Admin om de NetWare-afdrukomgeving in te stellen. Als u de afdrukomgeving wilt instellen met SmartDeviceMonitor for Admin is in de volgende besturingsomgevingen de NetWareclientsoftware vereist die door Novell wordt geleverd: NDS modus in Windows 95/98/Me NDS- of Bindery-modus in Windows 2000/XP/Vista, Windows NT 4.0 Zie Pag.207 "Gebruik van SmartDeviceMonitor for Admin" voor meer informatie over de installatie van SmartDeviceMonitor for Admin. Printers die in SmartDeviceMonitor for Admin worden vermeld SmartDeviceMonitor for Admin geeft een overzicht van printers die op het netwerk zijn aangesloten. Als u de printer die u wilt configureren niet in deze lijst kunt vinden, drukt u de configuratiepagina af en controleert u de printernaam. 286

287 Een afdrukserver gebruiken Installatie als afdrukserver (NetWare 3.x) Volg de onderstaande procedure om de printer te verbinden als afdrukserver voor gebruik met NetWare 3.x. 1. Start Web Image Monitor. 2. Klik op [Inloggen]. Er wordt een dialoogvenster weergegeven voor het opgeven van de gebruikersnaam en het wachtwoord. 3. Geef de gebruikersnaam en het wachtwoord op en klik op [OK]. Neem contact op met de beheerder voor meer informatie over uw gebruikersnaam en wachtwoord. 4. Klik op [Configuratie] links in het scherm en klik op [NetWare afdrukinstellingen]. Naam afdrukserver: voer de naam in van de NetWare-afdrukserver. Als u de interfacekaart als afdrukserver wilt gebruiken, voert u de naam in van een afdrukserver die niet op de bestandsserver actief is. U kunt maximaal 47 tekens gebruiken. Inlogmodus: Geef op of u een bestandsserver of een NDS-structuur wilt toekennen bij het inloggen op NetWare. Naam bestandsserver: als hier een bestandsserver wordt ingevoerd, wordt uitsluitend naar de opgegeven bestandsserver gezocht. Dit item is verplicht. U kunt maximaal 47 tekens gebruiken. NDS-structuur: Als u de NDS-modus wilt inschakelen, voert u de naam van de NDS-structuur in waarop u wilt inloggen. U kunt maximaal 32 alfanumerieke tekens gebruiken. Naam NDS-context: als u de NDS-modus wilt inschakelen, voert u de context van de afdrukserver in. U kunt maximaal 127 tekens gebruiken. Gebruiksmodus: geef op of u de interfacekaart wilt gebruiken als afdrukserver of als externe printer. Nummer van externe printer: dit item moet worden opgegeven als u de interfacekaart heeft ingesteld als externe printer. Voer hetzelfde nummer in als het nummer van de printer die moet worden aangemaakt op de afdrukserver (0 tot 254 tekens). Taaktime-out: als de interfacekaart wordt gebruikt als externe NetWare-printer kan de printer het voltooien van een afdruktaak niet detecteren. Daarom stopt de printer met afdrukken nadat een bepaalde tijd is verstreken sinds de laatst ontvangen afdrukgegevens (bijv. wanneer gedurende een bepaalde tijd geen afdrukgegevens zijn ontvangen). Geef de tijdsperiode hier op (3 tot 255 seconden). De beginwaarde is 15 (seconden). Frametype: selecteer het frametype dat u wilt gebruiken vanuit het snelkeuzemenu. Afdrukserverprotocol: selecteer het protocol dat u voor NetWare wilt gebruiken vanuit het snelkeuzemenu. NCP-distributieprotocol: selecteer het te gebruiken protocol voor NCP-distributie. 5. Controleer de instellingen en klik vervolgens op [OK]. De configuratie is voltooid. Wacht even voordat u Web Image Monitor opnieuw start. 6. Klik op [Uitloggen]. Typ de volgende opdracht op de opdrachtregel om te controleren of de configuratie correct is uitgevoerd. F:> USERLIST Als de printer werkt zoals u heeft geconfigureerd, wordt de naam van de afdrukserver vermeld als een aangesloten gebruiker. 287

288 Een afdrukserver gebruiken Als u de printer die u wilt configureren niet kunt vinden, drukt u de configuratiepagina af en controleert u de printernaam. Voor meer informatie over het afdrukken van een configuratiepagina zie Pag.173 "Menu Lijst/Testafdruk". Wanneer geen printernamen in de lijst worden weergegeven, stelt u dezelfde IPX/SPX-frametypen in voor de computer en de printer. Wijzig het frametype van de computer in het dialoogvenster [Netwerk] van Windows. Installatie als afdrukserver (NetWare 4.x, 5/5.1, 6/6.5) Volg de onderstaande procedure om de printer te verbinden als afdrukserver voor gebruik met NetWare 4.x, NetWare 5/5.1 of NetWare 6.0. Als u de printer wilt gebruiken als afdrukserver in NetWare 4.x, NetWare 5/5.1 of NetWare 6.0, moet u deze instellen op de NDSmodus. Als u NetWare 5/5.1 of NetWare 6.0 gebruikt, stelt u de printer in als afdrukserver. 1. Start Web Image Monitor. 2. Klik op [Inloggen]. Er wordt een dialoogvenster weergegeven voor het opgeven van de gebruikersnaam en het wachtwoord. 3. Geef de gebruikersnaam en het wachtwoord op en klik op [OK]. Neem contact op met de beheerder voor meer informatie over uw gebruikersnaam en wachtwoord. 4. Klik op [Configuratie] links in het scherm en klik op [NetWare afdrukinstellingen]. Naam afdrukserver: voer de naam in van de NetWare-afdrukserver. Als u de interfacekaart als afdrukserver wilt gebruiken, voert u de naam in van een afdrukserver die niet op de bestandsserver actief is. U kunt maximaal 47 tekens gebruiken. Inlogmodus: Geef op of u een bestandsserver of een NDS-structuur wilt toekennen bij het inloggen op NetWare. Naam bestandsserver: als hier een bestandsserver wordt ingevoerd, wordt uitsluitend naar de opgegeven bestandsserver gezocht. Dit item is verplicht. U kunt maximaal 47 tekens gebruiken. NDS-structuur: Als u de NDS -modus wilt inschakelen, voert u de naam van de NDS-structuur in waarop u wilt inloggen. U kunt maximaal 32 alfanumerieke tekens gebruiken. NDS contextnaam: Als u de NDS-modus wilt inschakelen, voert u de contekst van de afdrukserver in. U kunt maximaal 127 tekens gebruiken. Gebruiksmodus: geef op of u de interfacekaart wilt gebruiken als afdrukserver of als externe printer. Nummer van externe printer: dit item moet worden opgegeven als u de interfacekaart heeft ingesteld als externe printer. Voer hetzelfde nummer in als het nummer van de printer die moet worden aangemaakt op de afdrukserver (0 tot 254 tekens). Taaktime-out: als de interfacekaart wordt gebruikt als externe NetWare-printer kan de printer het voltooien van een afdruktaak niet detecteren. Daarom stopt de printer met afdrukken nadat een bepaalde tijd is verstreken sinds de laatst ontvangen afdrukgegevens (bijv. wanneer gedurende een bepaalde tijd geen afdrukgegevens zijn ontvangen). Geef de tijdsperiode hier op (3 tot 255 seconden). De beginwaarde is 15 (seconden). Frametype: selecteer het frametype dat u wilt gebruiken vanuit het snelkeuzemenu. Afdrukserverprotocol: selecteer het protocol dat u voor NetWare wilt gebruiken vanuit het snelkeuzemenu. 288

289 Een afdrukserver gebruiken NCP-distributieprotocol: Selecteer het te gebruiken protocol voor NCP-distributie. 5. Controleer de instellingen en klik vervolgens op [OK]. De configuratie is voltooid. Wacht even voordat u Web Image Monitor opnieuw start. 6. Klik op [Uitloggen]. Typ de volgende opdracht op de opdrachtregel om te controleren of de configuratie correct is uitgevoerd. F:> NLIST USER/A/B Als de printer werkt zoals u heeft geconfigureerd, wordt de naam van de afdrukserver vermeld als een aangesloten gebruiker. Als u de printer die u wilt configureren niet kunt vinden, drukt u de configuratiepagina af en controleert u de printernaam. Voor meer informatie over het afdrukken van een configuratiepagina zie Pag.173 "Menu Lijst/Testafdruk". Wanneer geen printernamen in de lijst worden weergegeven, stelt u dezelfde IPX/SPX-frametypen in voor de computer en de printer. Wijzig het frametype van de computer in het dialoogvenster [Netwerk] van Windows. Gebruik van pure IP in de NetWare 5/5.1 of 6/6.5-omgeving Volg de onderstaande procedure om de printer als afdrukserver te verbinden in een pure IP-omgeving met NetWare 5/5.1. Als u een afdrukserver met wachtrij wilt aanmaken in een pure IP-omgeving met NetWare 5/5.1 of NetWare 6.0, moet u met NetWare Administrator een afdrukserver aanmaken op de bestandsserver. Deze printer is niet beschikbaar als een externe printer voor gebruik in een pure IP-omgeving. Als u de printer wilt gebruiken in een pure IP-omgeving, moet u deze instellen op TCP/IP. De printer instellen met NWadmin 1. Start NWadmin vanuit Windows. Meer informatie over NWadmin kunt u vinden in de NetWare-handleidingen. 2. Selecteer het object waarin de afdrukwachtrij zich bevindt in de mapstructuur en klik op [Nieuw] in het menu [Object]. 3. Klik in het vak [Nieuwe objectklasse] op [Afdrukwachtrij] en klik op [OK]. 4. Voer bij [Afdrukwachtrij] de naam in van de afdrukwachtrij. 5. Klik bij [Volume afdrukwachtrij] op [Bladeren]. 6. Klik bij [Beschikbare objecten] op het volume waarin de afdrukwachtrij is gemaakt en klik op [OK]. 7. Controleer de instellingen en klik op [Nieuw]. 8. Selecteer het object waarin de printer zich bevindt in de mapstructuur en klik op [Nieuw] in het menu [Object]. 9. Klik in het vak [Nieuwe objectklasse] op [Printer] en klik op [OK]. Voor NetWare 5 klikt u op [Printer (Geen NDPS)]. 10. Voer in het vak [Printernaam] de printernaam in. 11. Schakel het selectievakje [Extra eigenschappen opgeven] in en klik op [Nieuw]. 12. Klik op [Toewijzingen] en klik op [Toevoegen] bij [Toewijzingen]. 13. Klik bij [Beschikbare objecten] op de afdrukwachtrij en klik op [OK]. 14. Klik op [Configuratie], klik op [Parallel] in de lijst [Printertype] en klik op [Communicatie]. 289

290 Een afdrukserver gebruiken 15. Klik op [Handmatig laden] bij [Communicatietype] en klik op [OK]. 16. Controleer de instellingen en klik op [OK]. 17. Selecteer een context die is opgegeven met NIB Setup Tool en klik op [Nieuw] in het menu [Object]. 18. Klik in het vak [Nieuwe objectgroep] op [Afdrukserver] en klik op [OK]. Voor NetWare 5 klikt u op [Afdrukserver (Geen NDPS)]. 19. Voer in het vak [Naam afdrukserver] de naam van de afdrukserver in. Gebruik dezelfde afdrukservernaam die u heeft opgegeven met behulp van NIB Setup Tool. 20. Schakel het selectievakje [Extra eigenschappen opgeven] in en klik op [Nieuw]. 21. Klik op [Toewijzingen] en klik op [Toevoegen] bij [Toewijzingen]. 22. Klik bij [Beschikbare objecten] op de nieuwe afdrukwachtrij en klik op [OK]. 23. Controleer de instellingen en klik op [OK]. 24. Start de afdrukserver door vanaf de console van de NetWare-server de volgende opdracht te typen. Als de afdrukserver in bedrijf is, sluit u de server af en start u deze opnieuw. Om af te sluiten CAREE: unload pserver Om te starten CAREE: load pserver "print_server_name" Installatie via Web Image Monitor 1. Start Web Image Monitor. 2. Klik op [Inloggen]. Er wordt een dialoogvenster weergegeven voor het invoeren van de gebruikersnaam en het wachtwoord. 3. Geef de gebruikersnaam en het wachtwoord op en klik op [OK]. Neem contact op met de beheerder voor meer informatie over uw gebruikersnaam en wachtwoord. 4. Klik op [Configuratie] links in het scherm en klik op [NetWare afdrukinstellingen]. 5. Controleer de instellingen en klik vervolgens op [OK]. De configuratie is voltooid. Wacht even voordat u Web Image Monitor opnieuw start. 6. Klik op [Uitloggen]. Installatie als externe printer (NetWare 3.x) Volg de onderstaande procedure om de printer te gebruiken als externe printer voor gebruik met NetWare 3.x. Installatie via PCONSOLE 1. Voer "PCONSOLE" in bij de opdrachtprompt. F:> PCONSOLE 290

291 Een afdrukserver gebruiken 2. Maak een afdrukwachtrij. Als u een bestaande afdrukwachtrij gebruikt, volgt u de procedure voor het instellen van een printer. 3. Selecteer [Informatie afdrukwachtrij] bij [Beschikbare opties] en druk op [Enter]. 4. Druk op de [Invoegen]-toets en voer een naam in van een afdrukwachtrij. 5. Druk op de [Esc]-toets om terug te keren naar het menu [Beschikbare opties]. 6. Stel de netwerkverbinding voor de printer in. 7. Klik op [Informatie afdrukwachtrij] bij [Beschikbare opties] en druk op [Enter]. 8. Om een nieuwe afdrukserver te maken, drukt u op de [Insert]-toets en voert u de naam in van de nieuwe afdrukserver. Om een opgegeven afdrukserver te selecteren, selecteert u een afdrukserver in de lijst [Afdrukserver]. 9. In het menu [Informatie afdrukserver] selecteert u [Configuratie afdrukserver]. 10. In het menu [Configuratie afdrukserver] selecteert u [Printerconfiguratie]. 11. Selecteer de printer die is aangegeven als [Niet geïnstalleerd]. 12. Geef een nieuwe naam op als u de naam van de printer wilt wijzigen. Een printernaam "Printer x" wordt toegewezen aan de printer. De "x" staat voor het nummer van de geselecteerde printer. 13. Als type selecteert u [Extern parallel, LPT1]. De modi IRQ, Buffer size, Starting form en Queue service worden automatisch geconfigureerd. 14. Druk op de [Esc]-toets en klik op [Ja] in het bevestigingsbericht. 15. Druk op de [Esc]-toets om terug te keren naar het menu [Configuratie afdrukserver]. 16. Wijs afdrukwachtrijen toe aan de gemaakte printer. 17. In het menu [Configuratie afdrukserver] selecteert u [Wachtrijen die worden bediend door de printer]. 18. Selecteer de gemaakte printer. 19. Druk op de [Insert]-toets om een wachtrij te selecteren die wordt bediend door de printer. U kunt meerdere wachtrijen selecteren. 20. Volg de instructies op het scherm om eventuele andere instellingen op te geven. Controleer tijdens deze stappen of de wachtrijen zijn toegewezen. 21. Druk op de [Esc]-toets totdat "Afsluiten?" verschijnt en selecteer [Ja] om PCONSOLE af te sluiten. 22. Start de afdrukserver door vanaf de console van de NetWare-server de volgende opdracht te typen. Als de afdrukserver in bedrijf is, sluit u de server af en start u deze opnieuw. Om af te sluiten CAREE: unload pserver Om te starten CAREE: load pserver "print_server_name" Als de printer volgens de configuratie werkt, wordt het bericht "Bezig met wachten op taak" weergegeven. 291

292 Een afdrukserver gebruiken Installatie via Web Image Monitor 1. Start Web Image Monitor. 2. Klik op [Inloggen]. Er wordt een dialoogvenster weergegeven voor het invoeren van de gebruikersnaam en het wachtwoord. 3. Geef de gebruikersnaam en het wachtwoord op en klik op [OK]. Neem contact op met de beheerder voor meer informatie over uw gebruikersnaam en wachtwoord. 4. Klik op [Configuratie] links in het scherm en klik op [NetWare afdrukinstellingen]. 5. Controleer de instellingen en klik vervolgens op [OK]. De configuratie is voltooid. Wacht even voordat u Web Image Monitor opnieuw start. 6. Klik op [Uitloggen]. Installatieals een externe printer (NetWare 4.x, 5/5.1, 6/6.5) Volg de onderstaande procedure om de printer te gebruiken als externe printer voor gebruik met NetWare 4.x, 5/5.1 en 6. Als u de printer wilt gebruiken als externe printer in NetWare 4.x/5/5.1, moet u deze instellen op de NDS-modus. U kunt de printer niet gebruiken als externe printer als u in een pure IP-omgeving werkt. De printer instellen met NWadmin 1. Start NWadmin vanuit Windows. Meer informatie over NWadmin kunt u vinden in de NetWare-handleidingen. 2. Installeer de netwerkverbinding met een wachtrij. Selecteer het object in de mapstructuur waarin de wachtrij zich bevindt en klik op [Nieuw] in het menu [Object]. 3. Klik in het vak [Nieuwe objectklasse] op [Afdrukwachtrij] en klik op [OK]. 4. Voer bij [Afdrukwachtrij] de naam in van de afdrukwachtrij. 5. Klik bij [Volume afdrukwachtrij] op [Bladeren]. 6. Klik bij [Beschikbare objecten] op het volume waarin de afdrukwachtrij is gemaakt en klik op [OK]. 7. Controleer de instellingen en klik op [Nieuw]. 8. Installeer de netwerkverbinding met een printer. Selecteer het object in de mapstructuur waarin de printer zich bevindt en klik op [Nieuw] in het menu [Object]. 9. Klik in het vak [Nieuwe objectklasse] op [Printer] en klik op [OK]. Voor NetWare 5 klikt u op [Printer (Geen NDPS)]. 10. Voer in het vak [Printernaam] de printernaam in. 11. Schakel het selectievakje [Extra eigenschappen opgeven] in en klik op [Nieuw]. 12. Wijs wachtrijen toe aan de gemaakte printer. Klik op [Toewijzingen] en klik op [Toevoegen] bij [Toewijzingen]. 13. Klik bij [Beschikbare objecten] op de nieuwe afdrukwachtrij en klik op [OK]. 14. Klik op [Configuratie], klik op [Parallel] in de lijst [Printertype] en klik op [Communicatie]. 292

293 Een afdrukserver gebruiken 15. Klik op [Handmatig laden] bij [Communicatietype] en klik op [OK]. Controleer de instellingen en klik op [OK]. 16. Installeer de netwerkverbinding met een afdrukserver. Selecteer een context die is opgegeven met de NIB Setup Tool en klik op [Nieuw] in het menu [Object]. 17. Klik in het vak [Nieuwe objectgroep] op [Afdrukserver] en klik op [OK]. Voor NetWare 5 klikt u op [Afdrukserver (Geen NDPS)]. 18. Voer in het vak [Naam afdrukserver] de naam van de afdrukserver in. Gebruik dezelfde afdrukservernaam die u heeft opgegeven met behulp van NIB Setup Tool. 19. Schakel het selectievakje [Extra eigenschappen opgeven] in en klik op [Nieuw]. 20. Wijs de printer toe aan de gemaakte afdrukserver. Klik op [Toewijzingen] en klik op [Toevoegen] bij [Toewijzingen]. 21. Klik bij [Beschikbare objecten] op de nieuwe afdrukwachtrij en klik op [OK]. 22. Klik bij [Printers] op de printer die u heeft toegewezen en klik op [Printer] [Nummer]. 23. Voer het printernummer in en klik op [OK]. Controleer de instellingen en klik op [OK]. 24. Start de afdrukserver door vanaf de console van de NetWare-server de volgende opdracht te typen. Als de afdrukserver in bedrijf is, sluit u de server af en start u deze opnieuw. Om af te sluiten CAREE: unload pserver Om te starten CAREE: load pserver "print_server_name" 25. Voer de naam van de afdrukserver in als contextnaam en druk op [OK]. 26. Selecteer de printernaam in het contextmenu en druk op [OK]. Installatie via Web Image Monitor 1. Start Web Image Monitor. 2. Klik op [Inloggen]. Er wordt een dialoogvenster weergegeven voor het invoeren van de gebruikersnaam en het wachtwoord. 3. Geef de gebruikersnaam en het wachtwoord op en klik op [OK]. Neem contact op met de beheerder voor meer informatie over uw gebruikersnaam en wachtwoord. 4. Klik op [Configuratie] links in het scherm en klik op [NetWare afdrukinstellingen]. 5. Controleer de instellingen en klik vervolgens op [OK]. De configuratie is voltooid. Wacht even voordat u Web Image Monitor opnieuw start. 6. Klik op [Uitloggen]. 293

294 Speciale bewerkingen onder Windows Speciale bewerkingen onder Windows Bestanden rechtstreeks afdrukken vanuit Windows Setup Een hostnaam gebruiken in plaats van een IPv4-adres Afdrukopdrachten G A_1.0 Copyright

295 Speciale bewerkingen onder Windows Bestanden rechtstreeks afdrukken vanuit Windows U kunt bestanden rechtstreeks afdrukken via Windows-opdrachten. Zo kunt u bijvoorbeeld PostScript-bestanden voor PostScript 3 afdrukken. Windows 95/98/Me U kunt bestanden direct afdrukken met de opdracht "ftp". Windows 2000/XP/Vista, Windows Server 2003/2003 R2, Windows NT 4.0 U kunt bestanden direct afdrukken met de opdracht "lpr", "rcp", of "ftp". Voor het gebruik van de opdracht sftp is een client-software programma vereist dat compatible is met ssh v2. Setup Volg de onderstaande procedure om de netwerkomgeving in te stellen. 1. Schakel TCP/IP in met het bedieningspaneel stel de netwerkomgeving van de printer in voor TCP/ IP, inclusief IP-adressen. TCP/IP is de standaardinstelling voor de printer. 2. Installeer TCP/IP in Windows om de netwerkomgeving in te stellen. Neem contact op met de beheerder voor meer informatie over lokale instellingen. 3. Om af te drukken onder Windows 2000/XP/Vista, Windows Server 2003/2003 R2 of Windows NT 4.0, moet u de netwerktoepassing "Afdrukservice voor UNIX" installeren. Om af te drukken onder Windows NT 4.0 moet u de netwerktoepassing "Microsoft TCP/IP afdrukken" installeren. Meer informatie over het instellen van "IPv4 address"-adressen kunt u vinden in de Hardwarehandleiding. Voor meer informatie over het instellen van "IPv4 address"-adressen van printers via DHCP zie Pag.347 "Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik van de printer binnen een netwerk". Een hostnaam gebruiken in plaats van een IPv4-adres Als een hostnaam is opgegeven, kunt u een printer opgeven met een hostnaam in plaats van een IPv4-adres. De hostnamen zijn afhankelijk van de netwerkomgeving. Als u DNS gebruikt Gebruik de hostnaam die is vastgelegd in het gegevensbestand op de DNS-server. Als u het "IPv4-adres" van een printer instelt met DHCP Gebruik als hostnaam de printernaam die op de configuratiepagina wordt vermeld. Voor meer informatie over het afdrukken van een configuratiepagina, zie Pag.173 "Menu Lijst/Testafdruk". 295

296 Speciale bewerkingen onder Windows In alle overige gevallen Voeg het IPv4-adres en de hostnaam van de netwerkprinter toe aan het bestand met hostnamen op de computer die u voor het afdrukken gebruikt. De methode voor het toevoegen is afhankelijk van het besturingssysteem. Windows 95/98/Me 1. Kopieer \WINDOWS\HOSTS.SAM naar dezelfde map en geef het de naam "HOSTS" zonder extensie. 2. Open het bestand "\WINDOWS\HOSTS" bijvoorbeeld met memopad. 3. Voeg een IP-adres en een hostnaam toe aan het bestand met hostnamen, in de volgende notatie: host # NP " " is het "IPv4-adres", "host" is de hostnaam van de printer en "#NP" wordt vervangen door commentaar. Voeg een spatie of tab in tussen " " en "host" en tussen "host" en "#NP" waarbij u één regel gebruikt voor deze indeling. 4. Sla het bestand op. Windows 2000/XP/Vista, Windows Server 2003/2003 R2, Windows NT Open bijvoorbeeld het bestand met hostnamen in een tekstverwerkingsprogramma. Het hostbestand staat in de volgende map: \WINNT\SYSTEM32\DRIVERS\ETC\HOSTS "\WINNT" is de directory voor installatiebestemmingen van Windows 2000/XP/Vista, Windows Server 2003/2003 R2 en Windows NT Voeg een IPv4-adres en een hostnaam toe aan het bestand met hostnamen, in de volgende indeling: host # NP " " is het "IPv4-adres", "host" is de hostnaam van de printer en "#NP" wordt vervangen door commentaar. Voeg een spatie of tab in tussen " " en "host" en tussen "host" en "#NP" waarbij u één regel gebruikt voor deze indeling. 3. Sla het bestand op. Als u een hostnaam gebruikt in Windows Server 2003 met IPv6-protocol voert u een hostnaamresolutie uit met een externe DNSserver. Het hostbestand kan niet worden gebruikt. Afdrukopdrachten Hieronder wordt uitgelegd hoe u kunt afdrukken met de opdrachten "lpr", "rcp", en "ftp". Voer de opdrachten in na de opdrachtprompt. De locatie van de opdrachtprompt is afhankelijk van het besturingssysteem: Windows 95/98 [Start] - [Programma's] - [MS-DOS-prompt] Windows Me 296

297 Speciale bewerkingen onder Windows [Start] - [Programma's] - [Bureau-accessoires] - [MS] - [DOS-prompt] Windows 2000 [Start] - [Programma's] - [Bureau-accessoires] - [Opdrachtprompt] Windows XP/Vista, Windows Server 2003/2003 R2 [Start] - [Alle programma's] - [Bureau-accessoires] - [Opdrachtprompt] Windows NT 4.0 [Start] - [Programma's] - [Opdrachtprompt] Stem de gegevensindeling van het bestand dat uw wilt afdrukken af op de emulatiemodus van de printer. Als het bericht "afdrukverzoeken vol" wordt weergegeven, kunnen geen afdruktaken meer worden geaccepteerd. Probeer het nogmaals nadat de sessie is voltooid. Voor iedere opdracht wordt het aantal mogelijke sessies als volgt weergegeven: lpr: 10 rcp, rsh: 5 ftp: 3 Geef de bestandsnaam op in een notatie inclusief het pad van de directory van waaruit de opdracht wordt uitgevoerd. De "optie" die wordt opgegeven bij een opdracht is een intrinsieke printeroptie waarvan de syntaxis dezelfde is als bij afdrukken vanuit UNIX. Zie voor meer informatie het UNIX Supplement. lpr Een printer opgeven aan de hand van een IP-adres c:> lpr -Sprinter's IP address [-Poption] [-ol] \pass name\file name Een hostnaam gebruiken in plaats van een IP-adres c:> lpr -Sprinter's host name [-Poption] [-ol] \pass name\file name Bij het afdrukken van een binair bestand voegt u de optie "-ol" toe (kleine letter o en kleine letter l). Als u een printer gebruikt met de hostnaam "host" voor het afdrukken van een PostScript-bestand met de naam "file 1" die zich in de map "C:\PRINT" bevindt, is de opdrachtregel als volgt: c:> lpr -Shost -Pfiletype=RPS -ol C:\PRINT\file1 rcp U moet eerst de hostnaam van de printer registreren in het bestand met hostnamen. c:> rcp [-b] \pass name\file name [pass name\file name...] printer's host name:[option] In bestandsnamen kunnen "*" en "?" worden gebruikt als wildcards. Voor het afdrukken van een binair bestand voegt u de optie "-b" toe. Als u een printer gebruikt met de hostnaam "host" voor het afdrukken van een PostScript-bestand met de naam "file 1" of "file 2" die zich in de map "C:\PRINT" bevindt, is de opdrachtregel als volgt: c:> rcp -b C:\PRINT\file1 C:\PRINT\file2 host:filetype=rps 297

298 Speciale bewerkingen onder Windows ftp Gebruik de opdracht "put" of "mput" afhankelijk van het aantal bestanden dat u wilt afdrukken. Een enkel bestand afdrukken ftp> put \pass name\file name [option] Meerdere bestanden afdrukken ftp> mput \pass name\file name [\pass name\file name...] [option] 1. Formuleer het IP-adres van de printer of de hostnaam van de printer van het hostbestand als argument en gebruik de opdracht "ftp". % ftp printer's IP address 2. Voer de gebruikersnaam en het wachtwoord in en druk op [OK]. Neem contact op met de beheerder voor meer informatie over uw gebruikersnaam en wachtwoord. User: Password: 3. Als u een binair bestand afdrukt, moet u de bestandsmodus instellen op binair. ftp> bin Als u een binair bestand afdrukt in ASCII-modus, wordt het bestand mogelijk niet goed afgedrukt. 4. Geef de bestanden op die u wilt afdrukken. In dit gedeelte worden voorbeelden gegeven van het afdrukken van een PostScript-bestand met de naam "file 1" in de map "C:\PRINT" en van het afdrukken van file 1 en file 2. ftp> put C:\PRINT\file1 filetype=rps ftp> mput C:\PRINT\file1 C:\PRINT\file2 5. Sluit ftp af. ftp> bye "=", ",", "_" en ";" kunnen niet worden gebruikt voor bestandsnamen. Bestandsnamen worden gelezen als optiereeksen. Voor de opdracht "mput" kan geen optie worden opgegeven. Voor de opdracht "mput" kunnen "*" en "?" worden gebruikt als wildcards in bestandsnamen. Als u een binair bestand afdrukt in ASCII-modus, wordt het bestand mogelijk niet goed afgedrukt. 298

299 Mac OS-configuratie Mac OS-configuratie Mac OS Installatie van het PostScript 3-printerstuurprogramma en PPD-bestand Installatie van PPD-bestanden Een printerpictogram toevoegen aan het bureaublad Configuratie van opties Installatie van de ColorSync-profielen Installatie van Adobe Type Manager Installatie van schermlettertypen Aanpassingen voor EtherTalk Mac OS X Installatie van PPD-bestanden Installatie van PPD-bestand Configuratie van opties Gebruik van de USB-interface Gebruik van Bonjour Aanpassingen voor EtherTalk De printer configureren Gebruik van PostScript Job Type Gebruikerscode Papierformaat Aanpassen aanpapierformaat Papierinvoer Resolutie Gewijzigde richting Dubbelzijdig afdrukken Kleurmodus Gradatie Kleurprofiel Kleurinstelling Toner besparen/kleurniveau Sorteren Papiertype Overdruk zwart Gladstrijken afbeelding Scheiding in CMYK G A_1.0 Copyright

300 Mac OS-configuratie CMYK-simulatieprofiel Rasteren Grijs reproductie Aanpassen kleuren Printer gebruik voor Mac Printergebruik voor Macinstalleren Printergebruik voor Mac starten Printergebruik voor Mac-functies

301 Mac OS-configuratie Mac OS In dit gedeelte wordt besproken hoe u een Mac OS kunt configureren voor gebruik met EtherTalk en USB. In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u Mac OS 9.1 kunt configureren. Als u een andere Mac OS-versie dan 9.1 gebruikt, raadpleeg dan de handleiding bij de betreffende versie voor meer informatie Voor Mac OS 8.6 en hoger. (Mac OS X Classic-omgeving wordt ondersteund.) Het PostScript 3-printerstuurprogramma is opgeslagen in de volgende map op de CD-rom. Mac OS 8 and 9:PS Driver:(language):Disk1 Installatie van het PostScript 3-printerstuurprogramma en PPD-bestand Om vanuit Mac OS te kunnen afdrukken, moeten een printerstuurprogramma en PostScript Printer Description (PPD)-bestanden geïnstalleerd zijn. Volg de onderstaande procedure om een printerstuurprogramma en een PPD-bestand te installeren op een Macintosh-computer met Mac OS 8.6 of hoger. PostScript 3-printerstuurprogramma 1. Plaats de CD-rom in het CD-romstation. 2. Dubbelklik op het pictogram van het CD-romstation. 3. Dubbelklik op de map [Mac OS 8 en 9] 4. Dubbelklik op de map [PS-stuurprogramma]. 5. Dubbelklik op de map met de taal die u wilt gebruiken. 6. Open [Disk1] en dubbelklik op het pictogram van het installatieprogramma. 7. Volg de instructies op het scherm. PPD-bestanden 1. Dubbelklik op het pictogram van het CD-romstation. 2. Dubbelklik op de map [Mac OS 8 en 9] 3. Dubbelklik op de map [Printerbeschrijvingen]. 4. Dubbelklik op de map met de taal die u wilt gebruiken. 5. Open de map [Disk1]. 6. Sleep het PPD-bestand en het plug-in bestand naar [Printerbeschrijvingen] bij [Extensie] onder [Systeemmap]. 7. Start de Mac OS opnieuw. 301

302 Mac OS-configuratie Installatie van PPD-bestanden Zorg ervoor dat de printers zijn aangesloten op een AppleTalk-netwerk voordat u de volgende procedure uitvoert. 1. Klik in het menu [Apple] op [Kiezer]. 2. Klik op het Adobe PS-pictogram. 3. Klik in de lijst [PostScript-printer selecteren:] op de naam van de printer die u wilt gebruiken. 4. Klik op [Nieuw]. 5. Klik op de printer die u wilt gebruiken en klik op [Selecteren]. 6. Het PPD-bestand is geconfigureerd en het Adobe PS-symbool wordt links van de printernaam in de lijst weergegeven. Een printerpictogram toevoegen aan het bureaublad Zorg ervoor dat er een printer is aangesloten op de USB-poort voordat u de volgende procedure uitvoert. Om een printer te gebruiken die via een USB-poort is aangesloten, moet u een symbool voor een bureaubladprinter maken. 1. Dubbelklik op [Desktop Printer Utility] in de map [AdobePS-onderdelen]. 2. Klik op [AdobePS] bij [Met], klik op [Printer (USB)] bij [Toevoegen aan bureaublad] en klik op [OK]. 3. Klik op [Wijzigen] bij [USB-printer selecteren]. 4. Selecteer het model dat u gebruikt bij [USB-printer selecteren] en klik op [OK]. 5. Klik op [Nieuw]. 6. Voer de printernaam in en klik op [Opslaan]. 7. Sluit de Desktop Printer Utility af. Configuratie van opties 1. Klik in het menu [Apple] op [Kiezer]. 2. Klik op het Adobe PS-pictogram. 3. Klik in de lijst [PostScript-printer selecteren:] op de naam van de printer die u wilt gebruiken en klik op [Installatie...]. 4. Klik op [Configureren]. Een lijst met opties verschijnt. 5. Selecteer de optie die u wilt configureren en geef vervolgens de gewenste instelling op. 6. Klik op [OK]. De lijst met opties wordt gesloten. 302

303 Mac OS-configuratie 7. Klik op [OK]. Het dialoogvenster [Kiezer] wordt weergegeven. 8. Sluit het dialoogvenster [Kiezer]. Als de optie die u wilt selecteren niet wordt weergegeven, worden de PPD-bestanden mogelijk niet goed geconfigureerd. Om de configuratie te voltooien controleert u of de naam van het PPD-bestand wordt weergegeven in het dialoogvenster. Installatie van de ColorSync-profielen ColorSync-profielen worden door de printer gebruikt om kleuren zodanig af te drukken dat ze zo veel mogelijk overeenkomen met de kleuren op het beeldscherm van de computer. Om deze functie te gebruiken moet u het ColorSync-profiel installeren. Volg de onderstaande procedure om ColorSync-profielen te installeren. 1. Start het Mac OS. 2. Dubbelklik op het symbool van de harde schijf en open de map waarin de ColorSync-profielen zijn opgeslagen. De locatie van deze map kan per Mac OS-versie verschillen. Dit zijn enige voorbeelden: Systeem: Voorkeuren: ColorSync-profielen Systeem: ColorSync-profielen 3. Plaats de CD-rom in het CD-romstation. Het pictogram van het CD-romstation wordt weergegeven. 4. Dubbelklik op het pictogram van het CD-romstation. De inhoud van de CD-rom wordt weergegeven. 5. Dubbelklik op de map [Mac OS 8 en 9] 6. Dubbelklik op de map [ColorSync-profielen]. 7. Sleep het bestand naar de map [ColorSync-profielen] onder [Systeemmap]. De ColorSync-profielen worden geïnstalleerd. De ColorSync-profielen komen overeen met de kleurkenmerken die door het International Color Consortium (ICC) zijn gedefinieerd. Voor sommige beeldschermen moeten bepaalde instellingen door ColorSync worden gemaakt. Zie voor meer informatie de handleiding van uw computerscherm. Installatie van Adobe Type Manager Sluit alle geopende toepassingen voordat u met de installatie begint. Installeer ATM nadat u de computer opnieuw heeft opgestart. 1. Start het Mac OS. 2. Plaats de CD-rom in het CD-romstation. 3. Dubbelklik op het symbool van het CD-romstation. 303

304 Mac OS-configuratie 4. Dubbelklik op de map [Mac OS 8 en 9] 5. Dubbelklik op de map [ATM]. 6. Dubbelklik op het pictogram van het ATM installatieprogramma. 7. Volg de instructies op het scherm. 8. Start na het uitvoeren van deze procedure de computer opnieuw op. ATM is pas volledig geïnstalleerd nadat u de computer opnieuw heeft opgestart. 9. Open in het menu [Apple] het [Configuratiescherm] en klik op [~ATM]. Het bedieningspaneel ATM wordt geopend. Meer informatie over de installatie kunt u vinden in de Gebruiksaanwijzing in de map ATM. Installatie van schermlettertypen Volg de onderstaande procedure om schermlettertypen te installeren. Onderstaande schermlettertypen kunnen worden gevonden in de map [Lettertypen] op de CD-rom. 1. Start het Mac OS. 2. Plaats de CD-rom in het CD-romstation. Het pictogram van het CD-romstation wordt weergegeven. 3. Dubbelklik op het pictogram van het CD-romstation. De inhoud van de CD-rom wordt weergegeven. 4. Dubbelklik op de map [Mac OS 8 en 9] 5. Dubbelklik op de map [Lettertypen]. 6. Dubbelklik op de map [Schermlettertypen]. 7. Dubbelklik op de map [TrueType] of [Type1]. Selecteer het lettertype dat u wilt gebruiken. 8. Kopieer de lettertypen die u wilt installeren bij Lettertypen in de map [Systeem]. 9. Er wordt een bevestigingsbericht weergegeven. 10. Klik op [OK]. De lettertypen worden geïnstalleerd. 11. Start de Mac OS opnieuw. Aanpassingen voor EtherTalk Voer de onderstaande procedure uit om het Mac OS te configureren voor EtherTalk. 1. Open [Configuratiescherm] en dubbelklik op het AppleTalk-pictogram. 2. Klik in het snelkeuzemenu [Aansluiten via:] op [Ethernet]. 3. Als u de zone wijzigt, selecteert u een naam en klikt u op [OK] in het snelkeuzemenu. 304

305 Mac OS-configuratie 4. Sluit het AppleTalk-bedieningspaneel. 5. Start de computer opnieuw op. De procedure voor het configureren van Mac OS is afhankelijk van het versienummer. In dit gedeelte wordt de configuratie van Mac OS 9.1 beschreven. Als u een andere versie heeft geïnstalleerd, gebruikt u de onderstaande procedures ter referentie en raadpleegt u de handleidingen die bij uw versie van het Mac OS zijn geleverd. Bevestig de verbinding met de printer via TCP/IP. Raadpleeg de handleidingen bij uw Mac OS voor meer informatie over het installeren van de vereiste applicaties voor EtherTalk. 305

306 Mac OS-configuratie Mac OS X In dit gedeelte wordt besproken hoe u Mac OS X kunt configureren voor gebruik met EtherTalk en USB. Volg onderstaande procedure voor de configuratie van Mac OS X Als u een andere versie dan Mac OS X 10.1 gebruikt, raadpleeg dan de handleiding bij de betreffende Mac OS X-versie voor meer informatie. Voor Mac OS X 10.1 en hoger. De PPD-bestanden staan in de volgende map op de CD-rom. Mac OS X:PPD Installer Installatie van PPD-bestanden Volg de onderstaande procedure om een PPD-bestand voor afdrukken vanuit Mac OS X te installeren. U heeft een beheerdersnaam en een wachtwoord (zin) nodig. Neem contact op met de beheerder voor meer informatie. 1. Plaats de CD-rom in het CD-romstation. 2. Dubbelklik op het pictogram van het CD-romstation. 3. Dubbelklik op de map [Mac OS X]. 4. Dubbelklik op de map [MacOSX PPD Installer]. 5. Dubbelklik op het pictogram van het installatieprogramma. 6. Volg de instructies op het scherm. Installatie van PPD-bestand 1. Start de Printer Setup Utility. 2. Klik op [Toevoegen]. Mac OS X 10.4 of hoger Klik op [Meer printers...]. Selecteer vervolgens de zone in het tweede snelkeuzemenu. Overige Mac OS X Klik op [AppleTalk] in het eerste snelkeuzemenu. Als de zone is ingesteld, moet u de zone in het tweede venstermenu selecteren. 3. Selecteer de printer en selecteer dan de fabrikant in het snelkeuzemenu [Printermodel:]. In Mac OS X 10.4 of hoger selecteert u de printer die u gebruikt in het snelkeuzemenu [Afdrukken met]. Een lijst met printertypen wordt weergegeven. 4. Selecteer het PPD-bestand voor het model dat u gebruikt en klik op [Toevoegen]. 5. Sluit de Printer Setup Utility af. 306

307 Mac OS-configuratie Configuratie van opties 1. Start Systeemvoorkeuren. 2. Klik op [Afdrukken & Faxen]. 3. Klik in de lijst [Printer] op de naam van de printer die u wilt gebruiken en klik op [Printerconfiguratie...]. 4. Selecteer de optie die u wilt configureren en geef vervolgens de gewenste instelling op. 5. Klik op [Wijzigingen toepassen]. Als de optie die u wilt selecteren niet wordt weergegeven, worden de PPD-bestanden mogelijk niet goed geconfigureerd. Om de configuratie te voltooien controleert u of de naam van het PPD-bestand wordt weergegeven in het dialoogvenster. Gebruik van de USB-interface Volg de onderstaande procedure om een USB-verbinding in te stellen. 1. Start de Printer Setup Utility. 2. Klik op [Toevoegen]. Mac OS X 10.4 of hoger Klik op een printer waarbij "USB" is weergegeven in de kolom "Aansluiting". Overige Mac OS X Klik op [USB] in het snelkeuzemenu. De aangesloten printer wordt weergegeven. 3. Selecteer de printer en selecteer dan de fabrikant in het snelkeuzemenu [Printermodel:]. In Mac OS X 10.4 of hoger selecteert u de printer die u gebruikt in het snelkeuzemenu [Afdrukken met]. Een lijst met printertypen wordt weergegeven. 4. Selecteer de aangesloten printer in de lijst met printermodellen en klik op [Toevoegen]. 5. Sluit de Printer Setup Utility af. Als u via een USB-aansluiting afdrukt vanaf een Macintosh-computer wordt de printertaal niet automatisch gewijzigd. Via het bedieningspaneel van deze printer kunt u de printertaal wijzigen in [Autodetectie] of [PS] voorafgaand aan het afdrukken. USB 2.0 kan alleen worden gebruikt met Mac OS X of hoger. Gebruik van Bonjour Volg onderstaande procedure om te kunnen afdrukken met Bonjour onder Mac OS X of hoger. Ook Ethernet en wireless LAN-verbindingen kunnen worden gebruikt. 1. Start de Printer Setup Utility. 307

308 Mac OS-configuratie 2. Klik op [Toevoegen]. Mac OS X 10.4 of hoger Klik op een printer waarbij "Bonjour" is weergegeven in de kolom "Aansluiting". Overige Mac OS X Klik op [Rendezvous] in het snelkeuzemenu. 3. Selecteer de naam van de aangesloten printer in de lijst met printermodellen en klik op [Toevoegen]. In Mac OS X 10.4 of hoger wordt het venster Installeerbare opties weergegeven. Selecteer de optie die u wilt configureren en druk na de configuratie op [Doorgaan]. 4. Sluit de Printer Setup Utility af. Als u via een Rendezvous-aansluiting afdrukt vanaf een Macintosh-computer wordt de printertaal niet automatisch gewijzigd. Via het bedieningspaneel van deze printer kunt u de printertaal wijzigen in [Autodetectie] of [PS] voorafgaand aan het afdrukken. Aanpassingen voor EtherTalk Voer de onderstaande procedure uit om Mac OS X te configureren voor EtherTalk. U heeft een beheerdersnaam en een wachtwoord (zin) nodig. Neem contact op met de beheerder voor meer informatie. 1. Open [Systeemvoorkeuren] en klik op het Netwerkpictogram. 2. Klik op [Ingebouwde Ethernet] in de lijst [Tonen:]. 3. Klik op het tabblad [AppleTalk]. 4. Schakel het selectievakje [AppleTalk activeren] in. 5. Voor het wijzigen van AppleTalk-zones selecteert u een naam in het snelkeuzemenu [AppleTalkzone:]. 6. Als u klaar bent met het opgeven van instellingen klikt u op [Nu toepassen]. 7. Sluit [Systeemvoorkeuren] af. Raadpleeg de handleidingen bij uw Mac OS voor meer informatie over het installeren van de vereiste programma's voor EtherTalk. 308

309 Mac OS-configuratie De printer configureren Gebruik het bedieningspaneel om AppleTalk in te schakelen. (De standaardinstelling is actief.) 309

310 Mac OS-configuratie Gebruik van PostScript 3 Job Type Gebruik deze functie om het type afdruktaak te selecteren. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de tabbladen en menu's waarin u deze functie kunt selecteren. Mac OS Mac OS X [Job Type:] bij [Taaklogboek] in het afdrukdialoogvenster. [Job Type:] bij [Taaklogboek] in het afdrukdialoogvenster. U kunt de volgende items instellen: Normale afdruk Selecteer deze optie om normaal af te drukken. De afdruktaak wordt gestart direct nadat de afdrukopdracht is gegeven. Testafdruk Gebruik deze functie om alleen de eerste set van een uit meerdere sets bestaande afdruktaak af te drukken. De overige sets worden opgeslagen op de printer. De opgeslagen taak kan worden afgedrukt via het bedieningspaneel van de printer. U kunt de opgeslagen taak ook verwijderen. Bev.afdr. Het "Gebruiker-ID:" kan uit maximaal acht alfanumerieke tekens bestaan (a- z, A- Z, 0-9). Met een "Gebruiker-ID:" kunt u uw afdruktaken onderscheiden van die van anderen. Met deze functie kunt u documenten met een wachtwoord opslaan in het printergeheugen en de documenten naar wens bewerken en afdrukken. Het "Gebruiker-ID:" kan uit maximaal acht alfanumerieke tekens bestaan (a- z, A- Z, 0-9). Het "Wachtwoord" moet uit 4 tot 8 cijfers bestaan. Met een "Gebruiker-ID:" kunt u uw afdruktaken onderscheiden van die van anderen. Uitgestelde afdr Met deze functie kunt u een bestand tijdelijk opslaan in de printer om het op een later tijdstip af te drukken vanaf de computer of via het bedieningspaneel van de printer. Opgesl. afdr. Het "Gebruiker-ID:" kan uit maximaal acht alfanumerieke tekens bestaan (a- z, A- Z, 0-9). De "Bestandsnaam:" kan uit maximaal zestien alfanumerieke tekens bestaan (a- z, A- Z, 0-9). Met een "Gebruiker-ID:" kunt u uw afdruktaken onderscheiden van die van anderen. Met deze functie kunt u documenten opslaan in de printer en op een later tijdstip afdrukken vanaf de computer of via het bedieningspaneel van de printer. 310

311 Mac OS-configuratie Het "Gebruiker-ID:" kan uit maximaal acht alfanumerieke tekens bestaan (a- z, A- Z, 0-9). Het "Wachtwoord" moet uit 4 tot 8 cijfers bestaan. De "Bestandsnaam:" kan uit maximaal zestien alfanumerieke tekens bestaan (a- z, A- Z, 0-9). U kunt aan een opgeslagen document een wachtwoord toekennen, maar dit is niet verplicht. Met een "Gebruiker-ID:" kunt u uw afdruktaken onderscheiden van die van anderen. Opslaan en Afdrukken Met deze functie kunt u alle bestanden tegelijk afdrukken en opslaan in de printer. Het "Gebruiker-ID:" kan uit maximaal acht alfanumerieke tekens bestaan (a- z, A- Z, 0-9). Het "Wachtwoord" moet uit 4 tot 8 cijfers bestaan. De "Bestandsnaam:" kan uit maximaal zestien alfanumerieke tekens bestaan (a- z, A- Z, 0-9). U kunt aan een opgeslagen document een wachtwoord toekennen, maar dit is niet verplicht. Met een "Gebruiker-ID:" kunt u uw afdruktaken onderscheiden van die van anderen. Testafdruk gebruiken Voor deze functie is Mac OS X v10.2 of hoger vereist. Het aantal pagina s dat in de printer kan worden opgeslagen is afhankelijk van de inhoud van de afdrukbestanden. De printer kan maximaal 100 taken of 9000 pagina s opslaan voor de functies Testafdruk, Beveiligde afdruk, Wacht met afdrukken en Opgeslagen afdruk. Testafdrukbestanden worden niet in het bedieningspaneel weergegeven als deze al zijn uitgevoerd of verwijderd met de webbrowser voordat u [Testafdruk] selecteert vanaf het bedieningspaneel. Testafdrukbestanden die worden afgedrukt of verwijderd met Web Image Monitor nadat u [Testafdruk] heeft geselecteerd op het bedieningspaneel worden weergegeven op het bedieningspaneel. Er wordt echter een foutmelding weergegeven als u de testafdrukbestanden probeert af te drukken of te verwijderen. Als de toepassing beschikt over een sorteerfunctie, moet u deze functie uitschakelen voordat u een afdruktaak verstuurt. Testafdrukken worden standaard automatisch gesorteerd door het printerstuurprogramma. Als de sorteeroptie is geselecteerd in het dialoogvenster van de toepassing worden er mogelijk meer afdrukken gemaakt dan verwacht. In de volgende gevallen worden afdruktaken niet opgeslagen op de harde schijf. Voor taken die niet worden opgeslagen kunt u het foutenlogboek raadplegen. Als er 100 testafdrukbestanden, beveiligde afdrukbestanden, uitgestelde afdrukbestanden en opgeslagen bestanden zijn opgeslagen op de harde schijf. Als het totale aantal pagina s dat op de harde schijf is opgeslagen meer dan 9000 bedraagt. 1. Klik in het menu [Bestand] van de toepassing op [Afdrukken]. Het dialoogvenster [Afdrukken] wordt weergegeven. 2. Stel het aantal kopieën in op twee of meer. Het testafdrukbestand wordt naar de printer gestuurd en de eerste set wordt afgedrukt. 3. Klik op [Taaklogboek] in het snelkeuzemenu. 4. Selecteer [Testafdruk ] in het snelkeuzemenu [Job Type:]. 5. Voer bij [Gebruiker-ID:] een gebruiker-id in van maximaal acht alfanumerieke tekens (a-z, A-Z, 0-9). Aan de hand van een gebruiker-id kunnen gebruikers worden geassocieerd met hun afdruktaken. 6. Controleer de afdrukken om na te gaan of de instellingen correct zijn. Als de instellingen correct zijn, volgt u onderstaande stappen om de resterende sets af te drukken. 311

312 Mac OS-configuratie Zie Pag.112 "Testafdruk" als u een opgeslagen taak wilt verwijderen. 7. Druk op [Afdr.taken]op het bedieningspaneel van de printer. 8. Selecteer [Testafdruktaken] en druk vervolgens op [Taaklijst]. Er wordt een lijst met opgeslagen afdrukbestanden weergegeven. Ook gebruiker-id, datum/tijd en bestandsnaam worden weergegeven. 9. Selecteer het bestand dat u wilt afdrukken door er op te drukken. Er wordt een lijst met opgeslagen afdrukbestanden weergegeven. 10. Druk op [Afdrukken] om het aantal af te drukken sets te wijzigen. 11. Stel het nieuwe aantal sets in met de numerieke toetsen. Voer de volgende stappen uit als u het aantal sets niet wilt wijzigen. U kunt maximaal 999 sets invoeren. Druk op de [Escape]-toets om een verkeerde invoer te corrigeren. 12. Druk op [Afdrukken]. De resterende sets worden afgedrukt. Druk op [Annuleren] om het afdrukken te annuleren. Nadat het afdrukken is voltooid, wordt het opgeslagen bestand verwijderd. Om het afdrukken na aanvang te onderbreken, drukt u op [Job Reset]. Het bestand wordt dan verwijderd. Als er nog een afdruktaak wacht wordt deze voor de testafdruktaak afgedrukt. Een testafdrukbestand verwijderen 1. Druk op [Afdr.taken]. Er wordt een lijst met opgeslagen afdrukbestanden weergegeven. 2. Selecteer [Testafdruktaken] en druk vervolgens op [Taaklijst]. Er wordt een lijst met opgeslagen afdrukbestanden weergegeven. 3. Selecteer het bestand dat u wilt verwijderen door er op te drukken. Druk weer op de gehighlighte taken om de selectie te annuleren. Er kan maar één taak tegelijkertijd worden geselecteerd. 4. Druk op [Verwijderen]. Het bevestigingsscherm wordt weergegeven. 5. Druk op [Verwijderen] om het bestand te verwijderen. Nadat het bestand is verwijderd, wordt het printerscherm weergegeven. Druk op [Annuleren] om het annuleringsverzoek te verwijderen. Beveiligde afdruk gebruiken Voor deze functie is Mac OS X v10.2 of hoger vereist. 312

313 Mac OS-configuratie Het aantal pagina s dat in de printer kan worden opgeslagen is afhankelijk van de inhoud van de afdrukafbeeldingen. De printer kan maximaal 100 taken of 9000 pagina s opslaan voor de functies Testafdruk, Beveiligde afdruk en Uitgestelde afdruk. Beveilige afdrukbestanden worden niet weergegeven op het bedieningspaneel als ze al afgedrukt of verwijderd zijn met Web Image Monitor voordat u [Beveiligde afdruk] selecteert met het bedieningspaneel. Beveiligde afdrukbestanden die worden afgedrukt of verwijderd met Web Image Monitor nadat u [Bev. afdr.] heeft geselecteerd op het bedieningspaneel worden weergegeven op het bedieningspaneel. Er wordt echter een foutmelding weergegeven als u de beveiligde afdrukbestanden probeert af te drukken of te verwijderen. Als de toepassing beschikt over een sorteerfunctie, moet u deze functie uitschakelen voordat u een afdruktaak verstuurt. Beveiligde afdrukken worden standaard automatisch gesorteerd door het printerstuurprogramma. Als de sorteeroptie is geselecteerd in het dialoogvenster van de toepassing worden er mogelijk meer afdrukken gemaakt dan verwacht. In de volgende gevallen worden afdruktaken niet opgeslagen op de harde schijf. Voor taken die niet worden opgeslagen kunt u het foutenlogboek raadplegen. Als er 100 testafdrukbestanden, beveiligde afdrukbestanden, uitgestelde afdrukbestanden en opgeslagen bestanden zijn opgeslagen op de harde schijf. Als het totale aantal pagina s dat op de harde schijf is opgeslagen meer dan 9000 bedraagt. 1. Klik in het menu [Bestand] van de toepassing op [Afdrukken]. Het dialoogvenster [Afdrukken] wordt weergegeven. 2. Klik op [Taaklogboek] in het snelkeuzemenu. 3. Klik op [Bev.afdr.] in het snelkeuzemenu [Job Type:]. 4. Voer bij [Gebruiker-ID:] een gebruiker-id in van maximaal acht alfanumerieke tekens (a-z, A-Z, 0-9) en voer in het vak [Wachtwoord:] een wachtwoord in van vier tot acht cijfers. Aan de hand van een gebruiker-id kunnen gebruikers worden geassocieerd met hun afdruktaken. 5. Nadat u de instellingen heeft opgegeven, drukt u op [Afdrukken]. Het documentbestand wordt opgeslagen in de printer. Volg onderstaande stappen om het document af te drukken. Zie Pag.114 "Beveiligde afdruk" als u het document wilt verwijderen. 6. Druk op [Afdr.taken]op het bedieningspaneel van de printer. 7. Selecteer [Beveiligde afdruktaken] en druk vervolgens op [Taaklijst]. Er wordt een lijst weergegeven met de beveiligde afdrukbestanden in de printer. Ook gebruiker-id, datum/tijd en bestandsnaam worden weergegeven. 8. Selecteer het bestand dat u wilt afdrukken door er op te drukken. Er wordt een lijst met opgeslagen afdrukbestanden weergegeven. 9. Druk op [Afdrukken]. Het wachtwoordscherm wordt weergegeven. 10. Voer het wachtwoord in met de scroll-toetsen en druk vervolgens op [OK]. Het bevestigingsscherm wordt weergegeven. Als het wachtwoord niet correct is ingevoerd, wordt een bevestigingsscherm weergegeven. Druk op [OK] om het wachtwoord nogmaals in te voeren. 11. Druk op [Afdrukken]. Het beveiligde bestand wordt afgedrukt. Druk op [Annuleren] om het afdrukken te annuleren. Nadat het afdrukken is voltooid, wordt het opgeslagen bestand verwijderd. 313

314 Mac OS-configuratie Om het afdrukken na aanvang te onderbreken, drukt u op [Job Reset]. Het bestand wordt dan verwijderd. Een Beveiligd afdrukken-bestand verwijderen 1. Druk op [Afdr.taken]. Er wordt een lijst met opgeslagen afdrukbestanden weergegeven. 2. Selecteer [Beveiligde afdruktaken] en druk vervolgens op [Taaklijst]. Er wordt een lijst weergegeven met de beveiligde afdrukbestanden in de printer. 3. Selecteer het bestand dat u wilt verwijderen door er op te drukken. Druk weer op de gehighlighte taken om de selectie te annuleren. Er kan maar één taak tegelijkertijd worden geselecteerd. 4. Druk op [Verwijderen]. Er wordt een wachtwoordvenster weergegeven. 5. Voer het wachtwoord in met de scroll-toetsen en druk vervolgens op [OK]. Het bevestigingsscherm wordt weergegeven. Als het wachtwoord niet correct is ingevoerd, wordt een bevestigingsscherm weergegeven. Druk op [Wissen] om het wachtwoord nogmaals in te voeren. De printer verwijdert bestanden die overeenkomen met het ingevoerde wachtwoord. Het aantal bestanden dat wordt verwijderd, wordt weergegeven in het bevestigingsscherm. 6. Druk op [Verwijderen]. Nadat het bestand is verwijderd, wordt het printerscherm weergegeven. Druk op [Annuleren] om het annuleringsverzoek te verwijderen. Uitgestelde afdruk gebruiken Voor deze functie is Mac OS X v10.2 of hoger vereist. Het aantal pagina s dat in de printer kan worden opgeslagen is afhankelijk van de inhoud van de afdrukafbeeldingen. De printer kan maximaal 100 taken of 9000 pagina s opslaan voor de functies Testafdruk, Beveiligde afdruk en Uitgestelde afdruk. Uitgestelde afdrukbestanden worden niet weergegeven op het bedieningspaneel nadat ze zijn afgedrukt of verwijderd met Web Image Monitor voordat u [Uitgestelde afdr] selecteert op het bedieningspaneel. Bestanden die wachten op afdrukken die worden afgedrukt of verwijderd met Web Image Monitor nadat u [Uitgestelde afdr] heeft geselecteerd op het bedieningspaneel worden weergegeven op het bedieningspaneel. Er wordt echter een foutmelding weergegeven als u de bestanden die wachten op afdrukken probeert af te drukken of te verwijderen. Als de toepassing beschikt over een sorteerfunctie, moet u deze functie uitschakelen voordat u een afdruktaak verstuurt. Bestanden die wachten op afdrukken worden standaard automatisch gesorteerd door het printerstuurprogramma. Als de sorteeroptie is geselecteerd in het dialoogvenster van de toepassing worden er mogelijk meer afdrukken gemaakt dan verwacht. In de volgende gevallen worden afdruktaken niet opgeslagen op de harde schijf. Voor taken die niet worden opgeslagen kunt u het foutenlogboek raadplegen. Als er 100 testafdrukbestanden, beveiligde afdrukbestanden, uitgestelde afdrukbestanden en opgeslagen bestanden zijn opgeslagen op de harde schijf. Als het totale aantal pagina s dat op de harde schijf is opgeslagen meer dan 9000 bedraagt. 1. Klik in het menu [Bestand] van de toepassing op [Afdrukken]. Het dialoogvenster [Afdrukken] wordt weergegeven. 314

315 Mac OS-configuratie 2. Klik op [Taaklogboek] in het snelkeuzemenu. 3. Klik op [Uitgestelde afdruk] in het snelkeuzemenu [Job Type:]. 4. Voer bij [Gebruiker-ID:] een gebruiker-id in van maximaal acht alfanumerieke tekens (a-z, A-Z, 0-9). U kunt ook de bestandsnaam instellen. Aan de hand van een gebruiker-id kunnen gebruikers worden geassocieerd met hun afdruktaken. 5. Nadat u de instellingen heeft opgegeven, drukt u op [Afdrukken]. Het documentbestand wordt opgeslagen in de printer. Volg onderstaande stappen om het document af te drukken. Zie Pag.118 "Uitgestelde afdruk" als u het document wilt verwijderen 6. Druk op [Afdr.taken]op het bedieningspaneel van de printer. Er wordt een lijst met opgeslagen afdrukbestanden weergegeven. 7. Selecteer [Uitgestelde afdruktaken] en druk vervolgens op [Taaklijst]. Er wordt een lijst weergegeven met afdrukbestanden in de wacht in de printer. Ook gebruiker-id, datum/tijd en bestandsnaam worden weergegeven. 8. Selecteer het bestand dat u wilt afdrukken door er op te drukken. 9. Druk op [Afdrukken]. Het uitgestelde afdrukbestand wordt afgedrukt. Druk op [Annuleren] om het afdrukken te annuleren. Om het afdrukken na aanvang te onderbreken, drukt u op [Job Reset]. Het bestand wordt dan verwijderd. Nadat het afdrukken is voltooid, wordt het opgeslagen bestand verwijderd. Verwijderen van een uitgesteld afdrukbestand 1. Druk op [Afdr.taken]. Er wordt een lijst met opgeslagen afdrukbestanden weergegeven. 2. Selecteer [Uitgestelde afdruktaken] en druk vervolgens op [Taaklijst]. Er wordt een lijst weergegeven met afdrukbestanden in de wacht in de printer. Sommige afdruktaken worden, afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, mogelijk niet weergegeven. 3. Selecteer het bestand dat u wilt verwijderen door er op te drukken. Druk nogmaals op de gehighlighte taak om een selectie te annuleren. Er kan maar één taak tegelijkertijd worden geselecteerd. 4. Druk op [Verwijderen]. Het bevestigingsscherm wordt weergegeven. 5. Druk op [Verwijderen]. Nadat het bestand is verwijderd, wordt het printerscherm weergegeven. Druk op [Annuleren] om het annuleringsverzoek te verwijderen. 315

316 Mac OS-configuratie Opgeslagen afdrukbestanden gebruiken Voor deze functie is Mac OS X v10.2 of hoger vereist. Opgeslagen afdrukbestanden worden niet weergegeven op het bedieningspaneel nadat ze zijn afgedrukt of verwijderd met Web Image Monitor voordat u [Opgesl.afdr.] selecteert op het bedieningspaneel. Opgeslagen afdrukbestanden die worden afgedrukt of verwijderd met Web Image Monitor nadat u [Opgesl. afdr.] heeft geselecteerd op het bedieningspaneel worden weergegeven op het bedieningspaneel. Er wordt echter een foutmelding weergegeven als u de opgeslagen afdrukbestanden probeert af te drukken of te verwijderen. Als de toepassing beschikt over een sorteerfunctie, moet u deze functie uitschakelen voordat u een afdruktaak verstuurt. Opgeslagen afdrukbestanden worden standaard automatisch gesorteerd door het printerstuurprogramma. Als de sorteeroptie is geselecteerd in het dialoogvenster van de toepassing worden er mogelijk meer afdrukken gemaakt dan verwacht. In de volgende gevallen worden afdruktaken niet opgeslagen op de harde schijf. Voor taken die niet worden opgeslagen kunt u het foutenlogboek raadplegen. Als er 100 testafdrukbestanden, beveiligde afdrukbestanden, uitgestelde afdrukbestanden en opgeslagen bestanden zijn opgeslagen op de harde schijf. Als het totale aantal pagina s dat op de harde schijf is opgeslagen meer dan 9000 bedraagt. 1. Klik in het menu [Bestand] van de toepassing op [Afdrukken]. Het dialoogvenster [Afdrukken] wordt weergegeven. 2. Klik op [Taaklogboek] in het snelkeuzemenu. 3. Klik op [Opgesl.afdr.] of op [Opslaan en Afdrukken] in het snelkeuzemenu [Job Type:]. [Opgesl.afdr.] Slaat het bestand op in de printer zodat het op een later tijdstip kan worden afgedrukt via het bedieningspaneel van de computer. [Opslaan en Afdrukken] Drukt het bestand meteen af en slaat het tegelijkertijd op in de printer. 4. Voer bij [Gebruiker-ID:] een gebruiker-id in van maximaal acht alfanumerieke tekens (a-z, A-Z, 0-9) en voer in het vak [Wachtwoord:] een wachtwoord in van vier tot acht cijfers. U kunt ook de bestandsnaam instellen. Aan de hand van een gebruiker-id kunnen gebruikers worden geassocieerd met hun afdruktaken. U kunt aan een opgeslagen document een wachtwoord toekennen, maar dit is niet verplicht. Het wachtwoord moet worden ingevoerd voor het afdrukken of verwijderen van bestanden. 5. Nadat u de instellingen heeft opgegeven, drukt u op [Afdrukken]. Het documentbestand wordt opgeslagen in de printer. Volg onderstaande stappen om het document af te drukken. Zie Pag.120 "Opgeslagen afdruk" als u het document wilt verwijderen. 6. Druk op [Afdr.taken]op het bedieningspaneel van de printer. Er wordt een lijst met opgeslagen afdrukbestanden weergegeven. 7. Selecteer [Opgeslagen afdruktaken] en druk vervolgens op [Taaklijst]. Er wordt een lijst met opgeslagen afdrukbestanden weergegeven. Ook gebruiker-id, datum/tijd en bestandsnaam worden weergegeven. Sommige afdruktaken worden, afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, mogelijk niet weergegeven. 8. Selecteer het bestand dat u wilt afdrukken door er op te drukken. 316

317 Mac OS-configuratie 9. Druk op [Afdrukken]. Het bevestigingsscherm wordt weergegeven. Ga door met de volgende stap als u al een wachtwoord heeft ingevoerd. 10. Voer het wachtwoord in met de scroll-toetsen en druk vervolgens op [OK]. Het bevestigingsscherm wordt weergegeven. Als het wachtwoord niet correct is ingevoerd, wordt een bevestigingsscherm weergegeven. Druk op [OK] om het wachtwoord nogmaals in te voeren. Ga door met de volgende stap als u nog geen wachtwoord heeft ingesteld. 11. Druk op [Afdrukken]. Het opgeslagen afdrukbestand wordt afgedrukt. Druk op [Annuleren] om het afdrukken te annuleren. Het opgeslagen afdrukbestand dat naar de printer is gestuurd, wordt niet verwijderd tenzij u het bestand in de printer verwijdert of de automatische verwijdering van opgeslagen afdrukbestanden inschakelt. Verwijderen van een opgeslagen afdrukbestand. 1. Druk op [Afdr.taken]. Er wordt een lijst met opgeslagen afdrukbestanden weergegeven. 2. Selecteer [Opgeslagen afdruktaken] en druk vervolgens op [Taaklijst]. Er wordt een lijst met opgeslagen afdrukbestanden weergegeven. 3. Selecteer het bestand dat u wilt verwijderen door er op te drukken. 4. Druk op [Verwijderen]. Het bevestigingsscherm wordt weergegeven. 5. Voer het wachtwoord in met de scroll-toetsen en druk vervolgens op [OK]. Het bevestigingsscherm wordt weergegeven. Als het wachtwoord niet correct is ingevoerd, wordt een bevestigingsscherm weergegeven. Druk op [OK] om het wachtwoord nogmaals in te voeren. 6. Druk op [Verwijderen]. Nadat het bestand is verwijderd, wordt het printerscherm weergegeven. Druk op [Annuleren] om het annuleringsverzoek te verwijderen. Als u een wachtwoord heeft ingesteld in het printerstuurprogramma, voer dan het wachtwoord in om het bestand te verwijderen. Gebruikerscode Gebruik deze functie om een gebruikerscode in te stellen voor logboekdoeleinden. Voer een gebruikerscode in van maximaal acht cijfers. Met een gebruikerscode kunt u per gebruikersgroep het aantal afgedrukte pagina's controleren via SmartDeviceMonitor for Admin. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de tabbladen en menu's waarin u deze functie kunt selecteren. 317

318 Mac OS-configuratie Mac OS Mac OS X Schakel het selectievakje [Gebruikerscode inschakelen] in en voer vervolgens een gebruikerscode in in het vak [Gebruikerscode:] onder [Job Log] in het afdrukvenster. Schakel het selectievakje [Gebruikerscode inschakelen] in en voer vervolgens een gebruikerscode in in het vak [Gebruikerscode:] onder [Job Log] in het afdrukvenster. Papierformaat Gebruik deze functie om het papierformaat te selecteren dat u wilt gebruiken. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de tabbladen en menu's waarin u deze functie kunt selecteren. Mac OS Mac OS X [Papier:] in het tabblad [Paginakenmerken] in het dialoogvenster Pagina-instelling. [Papier:] in het dialoogvenster Pagina-instelling. Raadpleeg de Hardwarehandleiding voor meer informatie over het papierformaat dat door deze printer wordt ondersteund. Aanpassen aanpapierformaat Als het formaat van het document en het papierformaat van elkaar verschillen, kunt u instellen of u het afdrukken wilt aanpassen aan het papierformaat. Mac OS Mac OS X [Aanpassen aan papier] bij [Printerspecifieke opties] in het afdrukvenster. [Aanpassen aan papier] op het tabblad [Functies x] bij [Printereigenschappen] in het afdrukvenster. Gebruikersvragen Het documentformaat wordt ongewijzigd afgedrukt. Dichtstbijzijnde formaat en schalen Als het papierformaat kleiner is dan het geselecteerde papierformaat verkleint het printerstuurprogramma het afdrukformaat. Als het papierformaat groter is dan het geselecteerde papierformaat dan wordt de afdruk niet aangepast aan het papierformaat. Dichtstbijzijnde formaat en bijsnijden Als het papierformaat kleiner is dan het formaat van het document dat moet worden afgedrukt, dan wordt de afdruk aangepast aan het papierformaat. 318

319 Mac OS-configuratie Papierinvoer Gebruik deze functie om de papierbronnen te selecteren. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de tabbladen en menu's waarin u deze functie kunt selecteren. Mac OS Mac OS X [Papierbron:] bij [Algemeen] in het dialoogvenster Afdrukken. [Papierinvoer:] in het dialoogvenster Afdrukken. Raadpleeg de Hardwarehandleiding voor meer informatie over de papierbronnen. Resolutie Gebruik deze functie om de resolutie in te stellen. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de tabbladen en menu's waarin u deze functie kunt selecteren. Mac OS Mac OS X [Resolutie] bij [Printerspecifieke opties] in het dialoogvenster Afdrukken. [Resolutie] bij tabblad [Eigenschappen x] in [Printereigenschappen] in het dialoogvenster Afdrukken. Raadpleeg de Hardwarehandleiding voor meer informatie over de resolutie-instellingen. Gewijzigde richting Gebruik deze functie om de papierrichting in te stellen. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de tabbladen en menu's waarin u deze functie kunt selecteren. Mac OS Mac OS X [Gewijzigde richting] bij [Printerspecifieke opties] in het dialoogvenster Afdrukken. [Gewijzigde richting] op het tabblad [Functiesets: X] in het dialoogvenster [Printerfuncties]. U kunt de volgende items instellen: Uit Liggend Staand 319

320 Mac OS-configuratie Dubbelzijdig afdrukken Met deze functie kunt u dubbelzijdig afdrukken. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de tabbladen en menu's waarin u deze functie kunt selecteren. Mac OS Mac OS X [Afdrukken op beide zijden] in [Layout] in the print dialog box of hoger Het selectievakje [Dubbelzijdig afdrukken] in [Lay-out] in het dialoogvenster. Overige Mac OS X Het selectievakje [Dubbelzijdig afdrukken] in [Duplex] in het dialoogvenster Afdrukken. Geen Dubbelzijdig afdrukken uitschakelen. Omdraaien lange zijde De afdruk wordt liggend op de pagina geplaatst, zodat u bij een set die aan de lange zijde is ingebonden alles goed kunt lezen. Omdraaien korte zijde De afdruk wordt staand op de pagina geplaatst, zodat u bij een set die aan de korte zijde is ingebonden alles goed kunt lezen. Kleurmodus Met deze functie kunt u instellen of het document in kleur of zwart-wit moet worden afgedrukt. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de tabbladen en menu's waarin u deze functie kunt selecteren. Mac OS Mac OS X [Kleurmodus] bij [Printerspecifieke opties] in het dialoogvenster Afdrukken. [Kleurmodus] op het tabblad [Functies x] bij [Printerfuncties] in het dialoogvenster Afdrukken. Kleuren Kleurendocumenten worden in kleur afgedrukt. Afbeeldingen in kleur wordt afgedrukt met de CMYK-toner. Cyaan, Magenta, Geel en Zwart. CMYK vertegenwoordigt de drie primaire subtractieve kleuren. Als u de afdrukkleur wilt aanpassen, gebruikt u de instellingen in het dialoogvenster Geavanceerd, die u kunt openen met de knop Geavanceerd op het tabblad [Afdrukkwaliteit]. 320

321 Mac OS-configuratie Zwart-wit Drukt alles zwart-wit af, ook kleurdocumenten. Zwart-wit is sneller dan Kleur. Als u wilt voorkomen dat zwartwitdelen in een document worden afgedrukt met CMYK-toner, selecteert u [Zwart-wit] zowel in het printerstuurprogramma als in het toepassingsprogramma. Gradatie Met deze functie kunt u het type gradatie selecteren dat het beste aansluit op uw eisen. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de tabbladen en menu's waarin u deze functie kunt selecteren. Mac OS Mac OS X [Printerspecifieke opties] in het dialoogvenster Afdrukken. [Gradatie] op het tabblad [Eigenschappen x] in het dialoogvenster Afdrukken. Snel Het afdrukken verloopt sneller, maar de afdrukkwaliteit is minder. Standaard De afdrukken hebben een goede gradatie. Kleurprofiel Met deze functie kunt u het kleurprofielpatroon selecteren. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de tabbladen en menu's waarin u deze functie kunt selecteren. Mac OS Mac OS X [Kleurprofiel] bij [Printerspecifieke opties] in het dialoogvenster Afdrukken. [Kleurprofiel] op het tabblad [Eigenschappen x] bij [Printereigenschappen] in het dialoogvenster Afdrukken. Auto Met deze instelling kunt u automatisch het beste kleurprofielpatroon configureren op basis van het uiterlijk van het document dat u wilt afdrukken. Fotografisch Deze instelling gebruikt u om de afdrukkwaliteit te verbeteren van foto's en afbeeldingen die middentonen bevatten. Presentatie Gebruik deze functie voor een verbeterde reproductie van documenten die tekst en grafieken bevatten. Deze CRD leent zich het beste voor het afdrukken van gekleurde tabellen, grafieken, presentatiemateriaal etc. Als 321

322 Mac OS-configuratie u deze CRD gebruikt voor het afdrukken van foto s, worden de kleuren en de gradaties mogelijk niet zo goed gereproduceerd. Effen kleuren Gebruik deze instelling als u specifieke kleuren, logo's en dergelijke wilt afdrukken. Gebruikersinstelling Met deze instelling kunt u afbeeldingen afdrukken met een CRD die u heeft gedownload vanuit uw programma. CLP-simulatie Als u deze instelling gebruikt, komen de kleuren op de afdruk zo veel mogelijk overeen met de kleuren op het beeldscherm van de computer. Gebruik deze functie voor het selecteren van een Color Rendering Dictionary (CRD). De CRD wordt geraadpleegd voor het afstemmen van de kleuren en daarom moet u de juiste CRD kiezen voor het document dat u wilt afdrukken. De geselecteerde CRD wordt ook gebruikt als [Fijn] of [Fijn] is geselecteerd als "Kleurinstelling". De volgende opties zijn beschikbaar: [Auto], [Fotografisch], [Presentatie] en [Effen kleuren]. Kleurinstelling Met deze functie kunt u instellen welke correctiemethode moet worden gebruikt voor kleurconversie. De CRD die u heeft geselecteerd in het kleurprofiel, wordt gebruikt. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de tabbladen en menu's waarin u deze functie kunt selecteren. Mac OS Mac OS X [Kleurprofiel] bij [Printerspecifieke opties] in het dialoogvenster Afdrukken. [Kleurprofiel] op het tabblad [Eigenschappen x] bij [Printereigenschappen] in het dialoogvenster Afdrukken. Uit Fijn Geen aanpassing van de kleurinstelling. Selecteer deze instelling om een CMYK-conversie en een kleuraanpassing uit te voeren op basis van de ingebouwde CRD s van de printer. Deze instelling zorgt voor afdrukken met als uitvoerdoel Monitor g = 1.8. Superfijn Selecteer deze instelling als u een CRD wilt gebruiken die overeenkomt met de instelling Fijn en die tevens een levendigere afdruk mogelijk maakt. Gebruik de instelling om lichte kleuren te benadrukken. Deze instelling zorgt voor afdrukken met als uitvoerdoel Monitor g = 2,2. Gebruik deze functie voor het selecteren van een Color Rendering Dictionary (CRD). De CRD wordt geraadpleegd voor het afstemmen van de kleuren en daarom moet u de juiste CRD kiezen voor het document dat u wilt afdrukken. De geselecteerde CRD wordt ook gebruikt als [Fijn] of [Superfijn] is geselecteerd als "Kleurinstelling". De volgende opties zijn beschikbaar: [Auto], [Fotografisch], [Presentatie] en [Effen kleuren]. 322

323 Mac OS-configuratie Toner besparen/kleurniveau Gebruik deze functie om toner te besparen tijdens het afdrukken. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de tabbladen en menu's waarin u deze functie kunt selecteren. Mac OS Mac OS X [Toner besparen] bij [Printerspecifieke opties] in het dialoogvenster Afdrukken. [Toner besparen] bij [Functies: Set x] op het tabblad [Printereigenschappen] in het dialoogvenster Afdrukken. Raadpleeg de Help-functie van het printerstuurprogramma voor meer informatie over deze functie. Sorteren Gebruik deze functie om afdrukken te sorteren. Met deze functie kan de printer documenten die uit meerdere pagina's bestaan sorteren in sets. Zorg ervoor dat de volgende selectievakjes uitgeschakeld zijn. Mac OS Het selectievakje [Sorteren] in het dialoogvenster Afdrukken. Mac OS X Het selectievakje [Sorteren] bij [Kopieën en pagina's] in het dialoogvenster Afdrukken. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de tabbladen en menu's waarin u deze functie kunt selecteren. Mac OS Mac OS X [Sorteren] bij [Printerspecifieke opties] in het dialoogvenster Afdrukken. [Sorteren] bij [Functies: Set x] op het tabblad [Printereigenschappen] in het dialoogvenster Afdrukken. Papiertype Gebruik deze functie om het papiertype te selecteren. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de tabbladen en menu's waarin u deze functie kunt selecteren. Mac OS Mac OS X [Papiertype] bij [Printerspecifieke opties] in het dialoogvenster Afdrukken. [Papiertype] bij [Functiesets: x] op het tabblad [Printereigenschappen] in het dialoogvenster Afdrukken. 323

324 Mac OS-configuratie Raadpleeg de Hardwarehandleiding voor meer informatie over de papiertypen die door deze printer worden ondersteund. Overdruk zwart Selecteer of u bij het afdrukken een zwarte kleur wilt gebruiken voor één van de kleuren. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de tabbladen en menu's waarin u deze functie kunt selecteren. Mac OS Mac OS X [Overdruk zwart] bij [Printerspecifieke opties] in het dialoogvenster Afdrukken. [Overdruk zwart] bij [Functies: Set x] op het tabblad [Printereigenschappen] in het dialoogvenster Afdrukken. Gladstrijken afbeelding Gebruik deze functie om afbeeldingen glad te strijken. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de tabbladen en menu's waarin u deze functie kunt selecteren. Mac OS Mac OS X [Gladstrijken afbeelding] bij [Printerspecifieke opties] in het dialoogvenster Afdrukken. [Gladstrijken afbeelding] bij [Functieset: x] op het tabblad [Printereigenschappen] in het dialoogvenster Afdrukken. Uit Om het gladstrijken van afbeeldingen uit te schakelen. Aan Auto Om afbeeldingen altijd glad te strijken. Voor het automatisch gladstrijken van afbeeldingen met een resolutie van minder dan 25% van de ondersteunde printerresolutie. Minder dan 90 ppi - Minder dan 300 ppi Voor het gladstrijken van afbeeldingen met een resolutie (pixels per inch) die lager is dan de waarde die u in de lijst heeft geselecteerd. Als Auto is geselecteerd, kan het langer duren voordat de gegevens zijn verwerkt. Als [Gladstrijken afbeelding] wordt gebruikt voor een maskerafbeelding dan kan deze functie mogelijk leiden tot een ongewenst afdrukresultaat. 324

325 Mac OS-configuratie Scheiding in CMYK Gebruik deze functie om het type afdrukscheiding te selecteren. U kunt de afdrukgegevens scheiden in CMYK om een specifieke kleurcombinatie te specificeren. Mac OS Mac OS X [Scheiding in CMYK] bij [Printerspecifieke opties] in het dialoogvenster Afdrukken. [Scheiding in CMYK] bij [Functies: Set x] op het tabblad [Printereigenschappen] in het dialoogvenster Afdrukken. CMYK-simulatieprofiel U kunt de kleurtoon van de afdrukinkt simuleren. U kunt standaard afdrukken met inkt in US OffsetPrint, Euroscale, JapanColor en PaletteColor. Mac OS Mac OS X [CMYK-simulatieprofiel] bij [Printerspecifieke opties] in het dialoogvenster Afdrukken. [CMYK-simulatieprofiel] bij [Functies: Set x] op het tabblad [Printereigenschappen] in het dialoogvenster Afdrukken. Rasteren Met deze functie kunt u de modus Afbeeldingsweergave instellen. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de tabbladen en menu's waarin u deze functie kunt selecteren. Mac OS Mac OS X Afbeeldingsweergave: bij Printerspecifieke opties in het dialoogvenster Afdrukken Dithering: bij Functiesets: x op het tabblad Printerfuncties in het dialoogvenster Afdrukken. U kunt de volgende items instellen: Auto Met deze functie kunt u automatisch de beste afbeeldingsweergave instellen op basis van het uiterlijk van het document dat u wilt afdrukken. Fotografisch Tekst Als u deze functie selecteert, wordt de afbeeldingsweergave toegepast die geschikt is voor fotografisch. Als u deze functie selecteert, wordt de afbeeldingsweergave toegepast die geschikt is voor tekst. 325

326 Mac OS-configuratie Gebruikersinstelling Met deze instelling kunt u afbeeldingen afdrukken in halftinten die u heeft gedownload vanuit uw programma. Grijs reproductie Met deze functie kunt u de modus Zwarte kleur selecteren voor tekst en lijntekeningen. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de tabbladen en menu's waarin u deze functie kunt selecteren. Mac OS Mac OS X [Grijs reproducties (Tekst/Fijn)] bij [Printerspecifieke opties] in het dialoogvenster Afdrukken. [Grijs reproducties (Tekst/Fijn] bij [Functies: Set x] op het tabblad [Printereigenschappen] in het dialoogvenster Afdrukken. Zwart door K Selecteer deze instelling als u zwarte toner wilt gebruiken. Zwart/Grijs door K De zwarte delen worden grijs afgedrukt. CMY+K Selecteer deze instelling als u alle kleuren toner wilt gebruiken. Zwart/Grijs (alleen tekst) De zwarte tekst wordt grijs afgedrukt. Zwart (alleen tekst) Drukt tekst af met zwarte toner. Aanpassen kleuren Met deze functie kunt u aangeven of u de kleuren in de documenten wilt aanpassen voordat wordt afgedrukt, zodat de kleuren op de afdruk meer overeenkomen met de kleuren op het scherm. Beheer afbeeldingskleuren Open het dialoogvenster [Kleuren afbeelding aanpassen] en klik vervolgens op deze knop om precies op te geven hoe u de beeldschermkleuren wilt aanpassen voordat wordt afgedrukt. 326

327 Mac OS-configuratie Printer gebruik voor Mac Met Printer Utility for Mac kunt u onder meer lettertypen downloaden en de naam van de printer wijzigen. Als de Macintosh-computer en de printer zijn aangesloten via USB kunt u Printer Utility for Mac niet gebruiken. U kunt Printer Utility for Mac vinden op de CD-rom "Printer Drivers and Utilities". Voor Printer Utility for Mac is Mac OS x, Mac OS X 10.1.x of vereist. Mac OS X 10.0.x en 10.2 worden niet ondersteund. Printergebruik voor Macinstalleren Voer onderstaande stappen uit om Printer Utility for Mac op de printer te installeren. 1. Start de Macintosh-computer. 2. Plaats de CD-rom in het CD-romstation. Het symbool van de CD-rom verschijnt. 3. Dubbelklik op het symbool van de CD-rom. De inhoud van de CD-rom wordt weergegeven. 4. Dubbelklik op het pictogram [Mac OS 8 en 9] om het te openen. In Mac OS X dubbelklikt u op de map [Mac OS X]. 5. Dubbelklik op de map [PS Utility] op de CD-rom en sleep het pictogram [Printer Utility for Mac] naar de harde schijf van Macintosh. 6. Sleep het pictogram van de CD-rom naar de [Prullenbak] om de CD-rom te openen. De Printer Utility for Mac is geïnstalleerd. U kunt Printer Utility for Mac vinden op de CD-rom "Printer Drivers and Utilities". Voor Printer Utility for Mac is Mac OS 8.1 of hoger vereist. (De Mac OS X Classic-omgeving wordt ondersteund.) Printer Utility for Mac kan Mac OS X (native-modus) niet gebruiken. Printergebruik voor Mac starten Mac OS Voordat u Printer Utility for Mac start, moet de printer geselecteerd zijn bij [Kiezer] in het Apple-menu. 1. Dubbelklik op het pictogram Printer Utility for Mac. Het dialoogvenster [Printer Utility for Mac] wordt weergegeven. 2. Klik op [OK]. Printer Utility for Mac zal na enkele seconden starten. 327

328 Mac OS-configuratie Mac OS X 1. Dubbelklik op het pictogram Printer Utility for Mac. Het dialoogvenster [Printer Utility for Mac] wordt weergegeven. 2. Klik op [OK]. 3. In het vak [Beschikbare printers:] selecteert u de printer die u wilt gebruiken. Als u de zone wijzigt, selecteert u een naam bij [Beschikbare netwerkzones:]. Klik op [Printer kiezen...] in het menu Printer Utility for Mac als u de printer wilt wijzigen. 4. Selecteer de printer die u wilt gebruiken. Printer Utility for Mac zal na enkele seconden starten. 5. Klik op [Kiezen]. Printergebruik voor Mac-functies Downloaden PS-lettertypen U kunt de PS-lettertypen downloaden naar het geheugen van de printer of naar de harde schijf. Bij de onderstaande procedure voor het downloaden van lettertypen wordt ervan uitgegaan dat u een systeembeheerder bent. Als u dit niet bent, raadpleeg dan uw systeembeheerder. Tijdens het downloaden mag de stroom niet worden uitgeschakeld, het bedieningspaneel worden gebruikt of het printerpaneel worden geopend of gesloten. Wanneer de printer opnieuw wordt gestart, worden de standaardinstellingen van de printer hersteld. Bevestig dat de Macintosh-computer en de printer via Appletalk met elkaar zijn verbonden. 1. Selecteer [PS-lettertypen downloaden...] in het menu [Bestand]. 2. Klik op [Toevoegen aan lijst]. Het dialoogvenster voor het selecteren van lettertypen wordt weergegeven. 3. Selecteer de gewenste lettertypenlijst en klik op [Openen]. Er wordt een lijst weergegeven met lettertypenamen die u kunt selecteren. 4. Nadat u de lettertypen heeft toegevoegd die u wilt downloaden klikt u op [OK]. Het dialoogvenster met geselecteerde lettertypen die kunnen worden gedownload wordt weergegeven. 5. Klik op [Downloaden]. Het downloaden van de lettertypen wordt gestart en de downloadstatus wordt weergegeven. 6. Wanneer het bericht wordt weergegeven dat het downloaden is voltooid, klikt u op [OK]. 7. Klik op [Annuleren]. Sommige lettertypen kunnen niet worden gedownload. Lees voordat u gaat downloaden de documentatie over de lettertypen die u wilt gebruiken. 328

329 Mac OS-configuratie weergevenprinterlettertypen U kunt de lettertypen die naar de printer zijn gedownload weergeven. De lettertypen in het printergeheugen en op de harde schijf kunnen worden weergegeven. 1. Selecteer [Printerlettertypen weergeven...] in het menu [Bestand]. Er wordt een dialoogvenster weergegeven. 2. Selecteer [Printergeheugen] of [Printerschijf]. 3. Klik op [OK]. De lettertypen die cursief worden weergegeven, zijn de standaardlettertypen. Lettertypen verwijderen U kunt lettertypen uit het geheugen of van de harde schijf van de printer verwijderen. De cursief weergegeven lettertypen kunnen niet worden verwijderd. 1. Selecteer [Printerlettertypen weergeven] in het menu [Bestand]. Er wordt een dialoogvenster weergegeven. 2. Selecteer [Printergeheugen] of [Printerschijf]. 3. Selecteer de lettertypen die u wilt verwijderen. 4. Klik op [Verwijderen]. Er wordt een bevestigingsbericht weergegeven. 5. Bevestig de lettertypen die zullen worden verwijderd en de naam van de printer waarin ze zijn opgeslagen. 6. Klik op [Doorgaan] en klik op [OK]. 7. Klik op [OK]. InitialiserenHarde schijf van de printer Als u de harde schijf van de printer initialiseert, worden alle lettertypen verwijderd die hierop zijn opgeslagen. Controleer voordat u gaat initialiseren de lettertypen op de harde schijf. Als u de harde schijf van de printer vanaf het bedieningspaneel initialiseert, worden alle gegevens verwijderd die hierop zijn opgeslagen. Controleer voordat u gaat initialiseren de gegevens op de harde schijf. Zorg ervoor dat de stroomtoevoer niet wordt uitgeschakeld voordat de initialisatie is voltooid, omdat de harde schijf anders kan worden beschadigd. 1. Selecteer [Printerschijf initialiseren...] in het menu [Bestand]. Het bevestigingsbericht wordt weergegeven. Klik op [Annuleren] om het initialiseren te annuleren. 2. Klik op [Uitvoeren]. De initialisatie wordt gestart. 3. Wanneer het bericht wordt weergegeven dat het downloaden is voltooid, klikt u op [OK]. 329

330 Mac OS-configuratie Pagina-instelling U kunt het paginaformaat instellen voor het afdrukken van "Print Fonts Catalogue" en "Prints Fonts Sample". 1. Selecteer [Pagina-instelling...] in het menu [Bestand]. 2. Selecteer het papierformaat. 3. Klik op [OK]. Lettertypencatalogus afdrukken U kunt de namen afdrukken van de lettertypen die in de printer zijn opgeslagen. 1. Selecteer [Lettertypencatalogus...] in het menu [Bestand]. 2. Klik op [Afdrukken]. Het papier dat is geselecteerd bij [Pagina-instelling] wordt gebruikt. Lettertypenvoorbeeld afdrukken U kunt voorbeelden afdrukken van de lettertypen die op de harde schijf of in het geheugen zijn opgeslagen. 1. Selecteer [Lettertypenvoorbeeld afdrukken...] in het menu [Bestand]. 2. Klik op [Afdrukken]. Druk af op het papier dat is geselecteerd bij [Pagina-instelling]. Printer hernoemen U kunt de printernaam wijzigen die is weergegeven bij Appletalk. Als u meerdere printers aansluit op het netwerk moet u iedere printer een andere naam geven zodat ze van elkaar kunnen worden onderscheiden. Wanneer meerdere printers dezelfde naam hebben, wordt een cijfer na de printernaam weergegeven bij [Kiezer]. U kunt maximaal 31 cijfers en letters voor een printernaam gebruiken. Gebruik geen symbolen zoals "*", ":", "=", "@", "~". Mac OS 1. Klik in het menu [Bestand] op [Printernaam wijzigen...]. 2. Voer bij [Nieuwe naam:] een nieuwe naam in. 3. Klik op [Naam wijzigen]. De printernaam wordt gewijzigd. 4. Klik op [OK]. 5. Klik in het Apple-menu op [Kiezer]. 6. Klik op het [AdobePS]-pictogram. 330

331 Mac OS-configuratie 7. Selecteer de printer waarvan u de naam heeft gewijzigd en sluit het dialoogvenster [Kiezer]. Als er meerdere Appletalk-zones zijn, selecteert u de zone waartoe de printer behoort. Mac OS X 1. Klik in het menu [Bestand] op [Printernaam wijzigen...]. 2. Voer bij [Nieuwe naam:] een nieuwe naam in. 3. Klik op [Naam wijzigen]. De printernaam wordt gewijzigd. 4. Klik op [OK]. 5. Klik in het menu [Printer Utility for Mac] op [Printer kiezen...]. 6. Selecteer in de lijst [Beschikbare netwerkzones:] de zone voor de Macintosh die wordt gebruikt. 7. Selecteer in de lijst [Beschikbare printers:] de printer waarvan u de naam heeft gewijzigd en klik op [Kiezen]. De printer herstarten U kunt de printer opnieuw starten. 1. Selecteer [Printer opnieuw starten] in het menu [Bestand]. 2. Controleer het bericht dat op het scherm wordt weergegeven en klik op [Opnieuw starten]. De printer wordt opnieuw gestart. De lettertypen die naar het geheugen van de printer zijn gedownload, worden verwijderd. Wanneer de printer opnieuw wordt gestart, worden de standaardinstellingen van de printer hersteld. Downloaden PostScript-bestanden U kunt een PostScript-bestand naar de printer downloaden. 1. Selecteer [PostScript-bestand downloaden...] in het menu [Hulpprogramma]. 2. Selecteer de bestandsnaam die u wilt downloaden, klik op de bestandsnaam en klik op [Openen]. 3. Voer een logboekbestandsnaam in en klik op [Opslaan]. Het geselecteerde bestand wordt gedownload. Fouten worden opgeslagen in het logboekbestand. Zone selecteren U kunt de zone wijzigen waartoe de printer in Appletalk behoort. Bevestig dat de Macintosh-computer en de printer via Appletalk met elkaar zijn verbonden. 331

332 Mac OS-configuratie Mac OS 1. Klik in het menu [Hulpprogramma] op [Zone selecteren...]. De zone waartoe de printer behoort wordt weergegeven, evenals de lijst met beschikbare zones. 2. Selecteer de zone waarin u de printer wilt plaatsen en klik op [Wijzigen]. Er wordt een bevestigingsbericht weergegeven. 3. Klik op [Doorgaan]. Er wordt een bevestigingsbericht weergegeven. 4. Klik op [OK]. 5. Klik in het Apple-menu op [Kiezer]. 6. Klik op het [AdobePS]-pictogram. 7. In de lijst [AppleTalk-zone:] selecteert u de zone die u heeft gewijzigd. 8. In de lijst [PostScript-printer selecteren:] selecteert u de printer die u wilt gebruiken. 9. Sluit het dialoogvenster [Kiezer]. Mac OS X 1. Klik in het menu [Hulpprogramma] op [Zone selecteren...]. De zone waartoe de printer behoort wordt weergegeven, evenals de lijst met beschikbare zones. 2. Selecteer de zone waarin u de printer wilt plaatsen en klik op [Wijzigen]. Er wordt een bevestigingsbericht weergegeven. 3. Klik op [Doorgaan]. Er wordt een bevestigingsbericht weergegeven. 4. Klik op [OK]. 5. Klik in het menu [Printer Utility for Mac] op [Printer kiezen...]. 6. In de lijst [Beschikbare netwerkzones:] selecteert u de zone die u heeft gewijzigd. 7. In de lijst [Beschikbare printers:] selecteert u het printermodel dat u gebruikt en klikt u op [Kiezen]. Printerstatus weergeven U kunt de huidige status van de printer weergeven en bevestigen. 1. Selecteer [Printerstatus weergeven...] in het menu [Hulpprogramma]. De huidige status van de printer wordt weergegeven. 2. Bevestig de huidige status van de printer. U kunt de geheugencapaciteit, de virtuele-geheugenruimte, de status van het harde-schijfstation en de beschikbare ruimte op het harde-schijfstation controleren. U kunt ook de zone controleren waartoe de printer behoort. 3. Klik op [OK]. 332

333 Mac OS-configuratie Dialoogconsole starten U kunt een PostScript-bestand dat u wilt gebruiken ook bewerken en vervolgens downloaden naar de printer. "Launch Dialogue Console" is bedoeld voor gebruikers die ervaring hebben met PostScript. U kunt alleen PostScript-bestanden naar de printer downloaden. "Launch Dialogue Console" is voor uw eigen verantwoordelijkheid. 1. Selecteer [Dialoogconsole starten...] in het menu [Hulpprogramma]. Open het bewerkingsscherm. De menubalk van de dialoogconsole wordt weergegeven. 2. Typ de PostScript-opdracht in het bewerkingsvenster. Om een PostScript-bestand te bewerken, selecteert u [Openen] in het menu [Bestand] om het bestand te openen. U kunt tekenreeksen zoeken en vervangen via het menu [Zoeken]. 3. Als u klaar bent met het bewerken van het PostScript-bestand selecteert u [Bovenste venster downloaden] in het menu [Console] om het afdrukken te starten. Het PostScript-bestand wordt naar de printer gestuurd. [Antwoord van printer] wordt geopend, afhankelijk van het verzonden PostScript-bestand. 4. Selecteer [Terug naar hoofdmenu] in het menu [Console] om het PostScript-bestand te sluiten. 333

334 Beveiligingsmaatregelen geleverd bij deze printer Beveiligingsmaatregelen geleverd bij deze printer Gebruik authenticatie en beheer van gebruikers Voorkomen van informatielekken Beperken en beheren van de toegang Verbeterde netwerkbeveiliging Configureren van SSL-codering G A_1.0 Copyright

335 Beveiligingsmaatregelen geleverd bij deze printer Gebruik authenticatie en beheer van gebruikers In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de beveiliging van de printer kunt verbeteren. Deze instelling kan alleen worden gedaan door de beheerder. Authenticatie inschakelen Voer een authenticatie uit van de beheerder en de gebruiker met de gebruikersnamen en wachtwoorden om hun toegang tot de printer te controleren. Om een authenticatie te kunnen uitvoeren moet de authenticatiefunctie ingeschakeld zijn. Opgeven van authenticatie-informatie bij inloggen Gebruikers worden beheerd met gebruikmaking van de persoonlijke informatie die beheerd wordt in het adresboek van de printer. Het inschakelen van gebruikersauthenticatie beperkt het gebruik van de printer van mensen die geregistreerd zijn in het adresboek van de printer. Gebruikers kunnen in het adresboek beheerd worden door de beheerder. Opgeven van de beschikbaarheid van de functies Dit kan worden opgegeven door de beheerder. Geef de beschikbare functies op voor de geregistreerde gebruikers. Door deze instelling te doen kan de beheerder de beschikbare functies voor de gebruiker beperken. 335

336 Beveiligingsmaatregelen geleverd bij deze printer Voorkomen van informatielekken Bescherming tegen ongeautoriseerd kopiëren (Preventie ongeautoriseerd kopiëren) Het gebruik van het printerstuurprogramma, -masker en -patroon kan opgenomen worden in het afgedrukte document. Bescherming tegen ongeautoriseerd kopiëren (Gegevensbeveiliging tegen kopiëren) Als het printerstuurprogramma met gegevensbeveiliging wordt gebruikt voor de kopieerfunctie, kan een document worden afgedrukt met een verborgen tekstpatroon. De optionele unit is alleen vereist voor het kopiëren of opslaan van documenten die zijn beveiligd door middel van een grijze overdruk. Afdrukken van vertrouwelijke bestanden. De beveiligde afdrukbestanden kunnen in de printer worden opgeslagen en worden afgedrukt als vertrouwelijke bestanden. Beveiligde afdrukken kunnen niet worden afgedrukt tenzij een wachtwoord wordt ingevoerd in het bedieningspaneel van de printer. Uw vertrouwelijke documenten kunnen zo niet door anderen worden ingezien. Voorkomen dat gegevens lekken vanwege ongeautoriseerde transmissie U kunt in het adresboek opgeven welke gebruikers bestanden mogen versturen met de scanner of fax. U kunt ook de directe invoer van bestemmingen beperken om te voorkomen dat bestanden verstuurd worden naar bestemmingen die niet geregistreerd zijn in het adresboek. Beschermen van geregistreerde informatie in het adresboek Met deze functie kan de beheerder opgeven welke gebruikers toegang hebben tot de gegevens in het adresboek. De beheerder kan de gegevens in het adresboek ook coderen als bescherming tegen ongeautoriseerd lezen. Beheer van logbestanden De gegevensbeveiliging kan verbeterd worden door de logbestanden die opgeslagen zijn in de printer te verwijderen. Door de logbestanden te verplaatsen kan de beheerder de gegevensgeschiedenis controleren en ongeautoriseerde toegang herkennen. Voor het verplaatsen van de logboekgegevens is de logboekverzamelserver nodig. Gegevens op de harde schijf overschrijven Zorg dat u alle gegevens van de harde schijf verwijdert voordat u de printer afdankt. Voorkomen dat gegevens kunnen uitlekken door de afdruktaken automatisch uit het geheugen te verwijderen. De optionele unit voor gegevensbeveiliging is nodig om de gegevens op de harde schijf te overschrijven. 336

337 Beveiligingsmaatregelen geleverd bij deze printer Beperken en beheren van de toegang Voorkomen van wijziging of verwijdering van opgeslagen gegevens. U kunt de gebruikers die toegang hebben tot de opgeslagen bestanden opgeven. Geef toegang aan geselecteerde gebruikers die opgeslagen bestanden moeten kunnen wijzigen of verwijderen. Voorkomen van wijziging van de printerinstellingen De printerinstellingen die gewijzigd kunnen worden zijn afhankelijk van het type beheerdersaccount. Registreer de beheerders zodat gebruikers de beheerdersinstellingen niet kunnen wijzigen. Beperken van de beschikbare functies Met deze functie kunnen beheerders opgeven welke gebruikers toegang hebben tot de printerfuncties, ter voorkoming van ongeautoriseerd gebruik. 337

338 Beveiligingsmaatregelen geleverd bij deze printer Verbeterde netwerkbeveiliging Voorkomen van ongeautoriseerde toegang Beperkte IP-adressen of beschikbare poorten ter voorkoming van ongeautoriseerde toegang over het netwerk en ter bescherming van het adresboek, opgeslagen bestanden en standaardinstellingen. Coderen van opgegeven wachtwoorden Voorkom dat log-in wachtwoorden, groepswachtwoorden voor PDF-bestanden en IPPverificatiewachtwoorden onthuld worden door ze te coderen. Codeer ook het login-wachtwoord voor beheerdersverificatie en gebruikersverificatie. 338

339 Beveiligingsmaatregelen geleverd bij deze printer Configureren van SSL-codering Voor toegang tot de printer via Web Image Monitor of IPP, kunt u gebruik maken van gecodeerde communicatie via SSL. Voor toegang tot de printer vanuit een toepassing via SmartDeviceMonitor for Admin kunt u gebruik maken van gecodeerde communicatie via SNMPv3 of SSL. Om te voorkomen dat gegevens worden onderschept, gelezen of gewijzigd, kunt u een servercertificaat op de printer installeren, een beveiligde verbinding instellen en gecodeerde gegevens verzenden. SSL (SSL (Secure Sockets Layer)Secure Sockets Layer) AQC899S 1. Voor toegang tot de printer vanaf een gebruikerscomputer moet om een SSL-servercertificaat en een openbare sleutel worden gevraagd. 2. Het servercertificaat en de publieke sleutel worden door de printer naar de gebruikerscomputer gestuurd. 3. Maak een gedeelde sleutel op de gebruikerscomputer en codeer deze met behulp van een openbare sleutel. 4. De gedeelde, gecodeerde sleutel wordt naar de printer gestuurd. 5. De gedeelde, gecodeerde sleutel wordt door het apparaat gedecodeerd met behulp van een privésleutel. 339

340 Beveiligingsmaatregelen geleverd bij deze printer 6. Verstuur de gecodeerde gegevens met behulp van de gedeelde sleutel en decodeer de gegevens op het apparaat voor een veilige gegevensverzending. 340

341 Appendix Appendix Software en hulpprogramma s op de CD-rom Printerstuurprogramma s voor deze printer SmartDeviceMonitor for Admin DeskTopBinder - SmartDeviceMonitor voor Client Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik van de printer binnen een netwerk Aansluiten van een inbelrouter op het netwerk Gebruik van DHCP Configuratie van de WINS-server Gebruik van de dynamische DNS-functie Installatie van Font Manager Gebruik van Adobe PageMaker versie 6.0, 6.5 of Gebruik van Windows Terminal Service/MetaFrame Besturingssysteem Ondersteunde printerstuurprogramma's Beperkingen Waarschuwingen voor het gebruik van de Bluetooth-interface-eenheid Copyrights expat NetBSD Netatalk(NetBSD)/NetaTalk 1.4b2+asun FreeBSD 4.6.2/netipx Sablotron JPEG LIBRARY SASL Samba(Ver 3.0.4) RSA BSAFE Open SSL Open SSH Open LDAP G A_1.0 Copyright

342 Appendix Software en hulpprogramma s op de CD-rom De CD-rom's die met de printer worden meegeleverd, bevatten de volgende software en hulpprogramma's. Font Manager 2000 Voor de installatie van nieuwe schermlettertypen of voor het organiseren en beheren van bestaande lettertypen in het systeem. Raadpleeg voor meer informatie over Font Manager 2000 de handleiding op de CD-rom "Printer Drivers and Utilities". SmartDeviceMonitor for Admin Hiermee kan de systeembeheerder netwerkprinters beheren. De Help van SmartDeviceMonitor for Admin. DeskTopBinder - SmartDeviceMonitor for Client Hiermee kunnen gebruikers de afdrukstatus in het netwerk beheren. De Help van DeskTopBinder - SmartDeviceMonitor for Client. De inhoud van de CD-rom bekijken 1. Plaats de CD-rom in het CD-romstation. Het installatieprogramma wordt gestart. 2. Klik op [Deze CD-ROM doorzoeken]. De Explorer wordt gestart en geeft de inhoud van de CD-rom weer. Printerstuurprogramma s voor deze printer Om te kunnen afdrukken moet een printerstuurprogramma worden geïnstalleerd dat geschikt is voor uw besturingssysteem. De CD-rom die is meegeleverd met de printer bevat de volgende stuurprogramma s. PCL 5c/6-printerstuurprogramma Dit printerstuurprogramma stelt de computer in staat via een printertaal met de printer te communiceren. De volgende besturingssystemen worden ondersteund. Windows 95/98/Me, Windows 2000/XP/Vista en Windows Server 2003/2003 R2 Voor Windows NT 4.0 is Service Pack 6 of hoger vereist. Printerstuurprogramma RPCS Dankzij het printerstuurprogramma kan de computer communiceren met de printer via een printertaal. Naast de gebruikelijke gebruikersinterface wordt een andere vooraf ingestelde gebruikersinterface meegeleverd. De volgende besturingssystemen worden ondersteund. Windows 95/98/Me, Windows 2000/XP/Vista en Windows Server 2003/2003 R2 342

343 Appendix PostScript-printerstuurprogramma's en PPD-bestanden De CD-rom die is meegeleverd met deze printer bevat PostScript-printerstuurprogramma s en PPDbestanden. Dankzij het PostScript-printerstuurprogramma kan de computer communiceren met de printer via een printertaal. Het printerstuurprogramma gebruikt de PPD-bestanden om specifieke printerfuncties in te schakelen. De volgende besturingssystemen worden ondersteund. Windows 95/98/Me, Windows 2000/XP/Vista, Windows Server 2003/2003 R2, Mac OS en Mac OS X. U kunt de PostScript-printerstuurprogramma s en de PPD-bestanden vinden op de CD-rom "Printer Drivers and Utilities". Voor Mac OS is versie 8.6 of hoger vereist. (De Mac OS X Classic-omgeving wordt ondersteund). PPD-bestanden De PPD-bestanden kunt u vinden op de CD-rom die is meegeleverd met deze printer. Het printerstuurprogramma gebruikt de PPD-bestanden om specifieke printerfuncties in te schakelen. SmartDeviceMonitor for Admin SmartDeviceMonitor for Admin is een toepassing die gebruik maakt van TCP/IP en IPX/SPX voor het controleren van netwerkprinters. Deze toepassing kan meerdere netwerkprinters controleren aan de hand van IP-adressen. Deze toepassing is bestemd voor gebruik door beheerders. Bestandspad SmartDeviceMonitor for Admin is opgeslagen in de volgende map op de CD-rom. NETWORK\DEVMON\ADMIN\DISK1 Windows 95/98/Me Besturingssysteem Protocolstack TCP/IP voor Windows 95/98/Me IPX/SPX voor Windows 95/98/Me NetWare Client voor Windows 95/98 Novell Client voor Windows 95/98 Windows 2000 TCP/IP voor Windows 2000 IPX/SPX voor Windows 2000 NetWare Client voor Windows 2000 Novell Client voor Windows 2000 of Windows NT Windows XP Windows Vista TCP/IP voor Windows XP IPX/SPX voor Windows XP NetWare Client voor Windows XP Novell Client voor Windows XP TCP/IP voor Windows Vista 343

344 Appendix Besturingssysteem Protocolstack Novell Client voor Windows Vista Windows Server 2003 TCP/IP voor Windows Server 2003 IPX/SPX voor Windows Server 2003 NetWare Client voor Windows Server 2003 NetWare Client voor Windows Server 2003 Windows NT 4.0 TCP/IP voor Windows NT IPX/SPX voor Windows NT Client Service for NetWare voor Windows NT Novell Client voor Windows 2000 of Windows NT Beschikbare functies SmartDeviceMonitor for Admin controleert de volgende functie: Printervoorraden zoals papier en toner. Het resultaat van afdruktaken die vanaf de computer zijn uitgevoerd. Raadpleeg voor meer informatie over het gebruik van SmartDeviceMonitor for Admin de Help van SmartDeviceMonitor for Admin. DeskTopBinder - SmartDeviceMonitor voor Client SmartDeviceMonitor for Client beschikt over de volgende functies. Wij raden gebruikers aan om deze toepassing te installeren. Afdrukken in een peer-to-peer-netwerk met TCP/IP en IPP vanaf Windows 95/98/Me/2000/XP, Windows Server 2003 en Windows NT 4.0. Voortdurende controle van de status van de apparaten in het netwerk met TCP/IP en IPX/SPX. Bestandspad SmartDeviceMonitor for Client is opgeslagen in de volgende map op de CD-rom. NETWORK\DEVMON\CLIENT\DISK1 Windows 95/98/Me Besturingssysteem Protocolstack TCP/IP voor Windows 95/98/Me IPX/SPX voor Windows 95/98/Me NetBEUI voor Windows 95/98/Me Novell Client voor Windows 95/98/Me Windows 2000 TCP/IP voor Windows 2000 IPX/SPX voor Windows 2000 NetWare Client voor Windows

345 Appendix Besturingssysteem Protocolstack Novell Client voor Windows 2000 of NT Windows XP Windows Vista TCP/IP voor Windows XP IPX/SPX voor Windows XP NetWare Client voor Windows XP Novell Client voor Windows XP TCP/IP voor Windows Vista Novell Client voor Windows Vista Windows Server 2003 TCP/IP voor Windows Server 2003 IPX/SPX voor Windows Server 2003 NetWare Client voor Windows Server 2003 NetWare Client voor Windows Server 2003 Windows NT 4.0 TCP/IP voor Windows NT IPX/SPX voor Windows NT Client Service for NetWare voor Windows NT Novell Client voor Windows 2000 of Windows NT Beschikbare functies SmartDeviceMonitor for Client beschikt over de volgende functies. Peer-to-peer-afdrukfunctie Hiermee kan rechtstreeks op de netwerkprinter worden afgedrukt, zonder dat er gegevens worden verzonden naar een afdrukserver. Hiermee wordt op een alternatieve printer afgedrukt wanneer er op de opgegeven printer te veel taken in de wacht staan of wanneer het afdrukken wordt belemmerd door een fout (Herstelafdrukken). Wijst meerdere afdruktaken toe aan meerdere printers (Parallel afdrukken). Voert een voorafgaande groepsregistratie van printers uit die zijn opgegeven voor herstelafdrukken of parallel afdrukken. Meldingsfunctie Geeft een foutbericht weer wanneer een fout is opgetreden op de opgegeven printer tijdens het overdragen of afdrukken van gegevens. Geeft een melding dat het afdrukken is voltooid. Ook kan een melding worden weergeven over de afdrukstatus, bijvoorbeeld een melding op het moment dat herstelafdrukken worden uitgevoerd. Controlefunctie Controleert de printervoorraden zoals het papier en de toner. Controleert tegelijkertijd meerdere printers in gebruik. Controleert de netwerkinstellingen van de printer en gedetailleerde printerinformatie. 345

346 Appendix Zorgt dat u het logboek van afdruktaken kunt controleren via uw gebruiker-id. Voor het uitvoeren van herstelafdrukken of parallel afdrukken moeten de opties die zijn geïnstalleerd op de oorspronkelijke printer ook op de andere printers geïnstalleerd zijn. Printers waarop de vereiste optie ontbreekt, kunnen niet worden gebruikt voor herstelafdrukken en parallel afdrukken. Voor het uitvoeren van herstelafdrukken of parallel afdrukken moet het papier dat in de oorspronkelijke printer is geplaatst ook in de andere printers geplaatst zijn. Zorg dat in alle printers het papier is geplaatst dat in de lade is geplaatst die is geselecteerd voor afdrukken. De resultaten van herstelafdrukken en parallel afdrukken kunnen afhankelijk van het model van de andere printer en de geïnstalleerde opties variëren. Als u Testafdruk of Beveiligde afdruk selecteert, kunt u Herstel afdrukken en Parallel afdrukken niet selecteren. Raadpleeg voor meer informatie over het gebruik van SmartDeviceMonitor for Client de Help van SmartDeviceMonitor for Client. 346

347 Appendix Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik van de printer binnen een netwerk Aansluiten van een inbelrouter op het netwerk Als de NetWare-bestandsserver en de printer aan weerszijden van een router zijn aangesloten, worden pakketten heen en weer verzonden waarvoor communicatiekosten moeten worden betaald. Omdat pakketverzending een instelling is die in NetWare wordt opgegeven, moet u de configuratie van de router wijzigen. Als u de router op uw netwerk niet kunt configureren, wijzigt u de printerconfiguratie. De router configureren Filter de pakketten zodat ze de inbelrouter niet passeren. Het MAC-adres van de printer die filtert wordt afgedrukt op de configuratiepagina. Zie Pag.173 "Menu Lijst/Testafdruk" voor meer informatie over het afdrukken van een configuratiepagina. Raadpleeg onderstaande aanwijzingen voor meer informatie over het configureren van de printer als configuratie van de router niet mogelijk is. De printer configureren met NetWare 1. Configureer de bestandsserver aan de hand van de configuratiemethode die in een eerder hoofdstuk van deze handleiding is beschreven. 2. Stel het frametype in voor de NetWare-omgeving. Zie Pag.192 "Menu Host Interface" voor meer informatie over het selecteren van een kadertype. De printer configureren zonder NetWare Als u niet afdrukt, verstuurt de netwerkinterfacekaart pakketten via het netwerk. Stel NetWare in op "niet actief". Zie Pag.192 "Menu Host Interface" voor meer informatie over het selecteren van protocollen. Gebruik van DHCP U kunt de printer in een DCHP-omgeving gebruiken. U kunt ook de NetBIOS-naam van de printer registreren op een WINS-server als deze actief is. Let op het volgende als u gelijktijdig een Ethernet-interface installeert. Wanneer statische IPv4-adressen worden ingesteld voor elke interface IPv4-adres: wanneer dezelfde waarden zijn ingesteld, gaat de voorkeur uit naar de Ethernet-interface. Subnetmasker: wanneer waarden elkaar overlappen, gaat de voorkeur uit naar de Ethernet-interface. 347

348 Appendix Gateway-adres: de ingestelde waarde wordt gebruikt. Voor het gateway-adres stelt u het adres in dat zich op het sub-netwerk bevindt dat is ingesteld door de interface. Als de waarde buiten het subnetbereik ligt, werkt het als " ". Wanneer het adres wordt verkregen van de DCHP-server IP-adres, subnetmasker: u kunt adressen configureren die zijn toegewezen door een DHCP-server. Wanneer de IPv4-adressen elkaar overlappen of wanneer dezelfde subnet-ip-adressen worden geselecteerd, dan wordt de effectieve waarde uitsluitend toegewezen aan de voorkeursinterface. Standaard is Ethernet als voorkeursinterface ingesteld. AutoNet: een tijdelijk IPv4-adres dat begint met en dat niet in het netwerk wordt gebruikt, wordt toegewezen aan de voorkeursinterface. Gateway-adres, DNS-serveradres en domeinnaam: u kunt de adressen configureren die zijn toegewezen door de DHCP-server aan de voorkeursinterface. Als het gateway-adres buiten het sub-netbereik ligt dat voor de interface is geselecteerd, gebruikt de printer " ". Standaard is Ethernet als voorkeursinterface ingesteld. Wanneer er statische IPv4-adressen zijn en adressen die zijn toegewezen door de DHCP IPv4-adres, subnetmasker: wanneer het statische IPv4-adres en het adres dat is toegewezen door de DHCP identiek zijn of wanneer het statische subnetmaskeradres en het subnetmaskeradres dat is toegewezen door de DHCP elkaar overlappen, gebruikt de printer het statische IPv4-adres. Standaard is de interface met de DHCP-instelling ingesteld. Gateway-adres: gebruikt het adres dat handmatig is ingevoerd. Wanneer geen statisch adres is geselecteerd of wanneer dit is ingesteld op wordt de interface gebruikt die gebruik maakt van het adres dat is toegewezen door de DHCP. De NetBIOS-naam op een WINS-server moet zijn geconfigureerd voor de WINS-server. Supported DHCP servers are: Windows 2000 Server, Windows Server 2003, and Windows NT 4.0, and the DHCP server included with NetWare and UNIX. Als u de WINS-server niet gebruikt, reserveert u het IPv4-adres van de printer in de DHCP-server, zodat iedere keer hetzelfde IPv4-adres wordt toegewezen. Om de WINS-server te gebruiken, wijzigt u de WINS-serverinstelling in "actief" via het bedieningspaneel. Met de WINS-server kunnen hostnamen worden ingesteld via de externe netwerkprinterpoort. DHCP relay-agent wordt niet ondersteund. Het gebruik van DHCP relay-agent op een netwerk via ISDN leidt tot hogere communicatiekosten. Dit komt doordat uw computer bij elke pakketverzending vanaf de printer verbinding maakt met de ISDN-lijn. Als er meer dan één DHCP-server is, gebruikt u dezelfde instelling voor alle servers. De printer gebruikt de gegevens van de DHCP-server die als eerste reageert. Gebruik van AutoNet Als het IPv4-adres van de printer niet automatisch door een DHCP-server wordt toegewezen, dan kan een tijdelijk IPv4-adres dat begint met en dat niet op het netwerk wordt gebruikt automatisch door de printer worden geselecteerd. U moet deze instelling wijzigen in "aan" om AutoNet te kunnen gebruiken. Het IP-adres dat wordt toegewezen door de DHCP-server heeft een hogere prioriteit dan het adres dat wordt geselecteerd door AutoNet. U kunt het huidige IPv4-adres op de configuratiepagina controleren. 348

349 Appendix Als AutoNet actief is, wordt de NetBIOS-naam niet geregistreerd op de WINS-server. De printer kan niet communiceren met apparaten die niet zijn uitgerust met de AutoNet-functie. Deze printer kan wel communiceren met Macintosh-computers met Mac OS X of hoger. Zie Pag.173 "Menu Lijst/Testafdruk" voor meer informatie over de configuratiepagina. Zie Pag.225 "Onderhoud op afstand via telnet". Configuratie van de WINS-server De printer kan zo worden geconfigureerd dat de NetBIOS-naam wordt geregistreerd op een WINS-server als de printer wordt ingeschakeld. Op deze manier kan de NetBIOS-naam van de printer worden opgegeven in SmartDeviceMonitor for Admin, zelfs in een DHCP-omgeving. In dit gedeelte wordt de configuratie van de WINSserver uitgelegd. WINS-servers met Windows NT 4.0 Server Service Pack 4 of hoger en Windows 2000 Servers WINS Manager worden ondersteund. Zie Windows Help voor meer informatie over de instellingen van de WINS-server. Als de WINS-server niet reageert, wordt de NetBIOS-naam aangemeld via een broadcast. U kunt een servicenaam van maximaal 13 alfanumerieke tekens opgeven. Gebruik van Web Image Monitor 1. Start een webbrowser. 2. Voer in de adresbalk " in voor toegang tot de printer waarvan u de instellingen wilt wijzigen. De bovenste pagina van Web Image Monitor verschijnt. 3. Klik op [Inloggen]. Het dialoogvenster voor het opgeven van uw gebruikersnaam en wachtwoord wordt weergegeven. 4. Geef de gebruikersnaam en het wachtwoord op en klik op [Inloggen]. Neem contact op met de beheerder voor meer informatie over de instellingen. 5. Klik in het linkergebied op [Configuratie] en klik op [Netwerk]. 6. Klik op [TCP/IP]. 7. Controleer of [Inschakelen] is geselecteerd voor [WINS] in de kolom [Ethernet+IEEE b] en voer het IPv4-adres van de WINS-server in bij [Primaire WINS-server] en [Secundaire WINSserver]. 8. Klik op [Toepassen]. 9. Sluit Web Image Monitor af. telnet gebruiken Zie Pag.225 "Onderhoud op afstand via telnet". 349

350 Appendix Gebruik van de dynamische DNS-functie Dynamische DNS is een functie die records (A-records en PTR-records) die worden beheerd door de DNS-server dynamisch bijwerkt (opslaat en verwijdert). Wanneer een DNS-server onderdeel uitmaakt van de netwerkomgeving waarop deze printer, een DNS-client, is aangesloten dan kunnen records dynamisch worden bijgewerkt met deze functie. Bijwerken De bijwerkprocedure hangt af van het type IP-adres van de printer: statisch of verkregen via DHCP. Als de dynamische DNS-functie niet wordt gebruikt moeten de records die worden beheerd door de DNS-server handmatig worden bijgewerkt wanneer het IP-adres van de printer wordt gewijzigd. De instellingen van de DNS-server moeten als volgt zijn om de records via de printer bij te werken: Geen beveiligingsinstellingen. Als er beveiligingsinstellingen worden opgegeven, moet een client met een statisch IP-adres (deze printer) het bijwerken toestaan. Voor een statische IP-instelling De A- en PTR-records worden bijgewerkt wanneer het IP-adres of de hostnaam worden gewijzigd. Als een A-record wordt geregistreerd, wordt CNAME ook geregistreerd. De volgende CNAME-records kunnen worden geregistreerd: Ethernet en IEEE b RNPXXXXXX (XXXXXX staat voor de laatste 3 hexadecimale bytes van het MAC-adres) Voor DHCP-instellingen In plaats van de printer werkt de DHCP-server de record bij. Een van de volgende zaken zal plaatsvinden: Als de printer het IP-adres via de DHCP-server verkrijgt, werkt de DHCP-server de A- en PTR-records bij. Als de printer het IP-adres via de DHCP-server verkrijgt, werkt de printer de A-record en de DHCPserver de PTR-record bij. Als een A-record wordt geregistreerd, wordt CNAME ook geregistreerd. De volgende CNAME-records kunnen worden geregistreerd: Ethernet en IEEE b RNPXXXXXX (XXXXXX staat voor de laatste 3 hexadecimale bytes van het MAC-adres) Het dynamisch bijwerken via berichtverificatie (TSIG, SIG(0)) wordt niet ondersteund. Geschikte DNS-servers Voor statische IP-instelling Microsoft DNS-servers met standaardfuncties van Windows 2000 Server/Windows Server 2003 BIND of hoger Voor DHCP-instelling als de printer de A-record bijwerkt Microsoft DNS-servers met standaardfuncties van Windows 2000 Server/Windows Server

351 Appendix BIND of hoger Voor DHCP-instelling als de DHCP-server de records bijwerkt Microsoft DNS-servers met standaardfuncties van Windows 2000 Server/Windows Server 2003 BIND of hoger DNS servers met standaardfuncties van NetWare 5 (of een hogere versie) Geschikte DHCP-servers De volgende DHCP-servers kunnen in plaats van de printer de A- en PTR-records bijwerken: Microsoft DHCP-servers met een standaardfuncties van Windows 2000 Server (Service Pack 3 of hoger)/ Windows Server 2003 ISC DHCP 3.0 of hoger DHCP-server met standaardfuncties van NetWare 5 De dynamische DNS-functie instellen U kunt instellingen opgeven met telnet met behulp van de opdracht "dns". Zie voor meer informatie Pag.225 "Onderhoud op afstand via telnet". 351

352 Appendix Installatie van Font Manager 2000 In Windows 2000/XP, Windows Server 2003/2003 R2 of Windows NT 4.0 is beheerdersmachtiging vereist voor de installatie van toepassingen via Auto Run. Voor de installatie van een printerstuurprogramma via Auto Run meldt u zich aan via een account met beheerdersmachtiging. 1. Sluit alle toepassingen die momenteel zijn geopend. 2. Plaats de CD-rom in het CD-romstation. Het installatieprogramma wordt gestart. 3. Klik op [Font Manager 2000]. 4. Volg de instructies op het scherm. 352

353 Appendix Gebruik van Adobe PageMaker versie 6.0, 6.5 of 7.0 Voor Windows 95/98/ME/2000/XP, Windows Server 2003/2003 R2 of Windows NT 4.0 met Adobe PageMaker moet u PPD-bestanden kopiëren naar de map van PageMaker. PPD-bestanden zijn bestanden met de extensie.ppd in de map "DRIVERS\PS\WIN9X_ME \(Taal)\DISK1\" op de CD-rom. De map "WIN9X_ME" binnen de map "PS" is bestemd voor Windows 95/98/Me. Gebruik de map voor het besturingssysteem waarmee u werkt. De derde map "(Taal)" kan worden vervangen door de naam van de taal die u gebruikt. Kopieer het.ppd-bestand naar de map van PageMaker. Voor standaardinstallatie van PageMaker 6.0 De directory is "C:\PM6\RSRC\PPD4". Voor standaardinstallatie van PageMaker 6.5 De directory is "C:\PM65\RSRC\USENGLISH\PPD4". De benaming "USENGLISH" is afhankelijk van uw taalkeuze. Voor standaardinstallatie van PageMaker 7.0 De directory is "C:\PM7\RSRC\USENGLISH\PPD4";. De benaming "USENGLISH" is afhankelijk van uw taalkeuze. Als het stuurprogramma niet goed is ingesteld na het kopiëren van het ".ppd"-bestand verloopt het afdrukken mogelijk niet zoals gewenst. Bij gebruik van PageMaker zullen de optionele functies die door het printerstuurprogramma kunnen worden geselecteerd, uitgeschakeld zijn. Volg onderstaande stappen voor het inschakelen van de optionele printerfuncties. 1. Klik in het menu [Bestand] op [Afdrukken]. Het dialoogvenster [Document afdrukken] wordt weergegeven. 2. Pas de instellingen aan in het vak [Functies]. 353

354 Appendix Gebruik van Windows Terminal Service/MetaFrame Hieronder wordt beschreven hoe u Windows Terminal Service en MetaFrame kunt gebruiken. Besturingssysteem De volgende besturingssystemen en MetaFrame-versies worden ondersteund. Windows NT Server 4.0 Terminal Server Edition met SP6 of hoger MetaFrame 1.8 SP3/FR1+SP3/SP4 MetaFrame XP 1.0 SP1/SP2/FR1 Windows 2000 Server /Advanced Server MetaFrame 1.8 SP3/FR1+SP3/SP4 MetaFrame XP 1.0 SP1/SP2/SP3/SP4/FR1/FR2/FR3 MetaFrame Presentation Server 3.0 Citrix Presentation Server 4.0 Windows Server 2003 MetaFrame XP 1.0 FR3 MetaFrame Presentation Server 3.0 Citrix Presentation Server 4.0 Ondersteunde printerstuurprogramma's Wanneer Windows Terminal Service in werking is PCL-printerstuurprogramma s PostScript 3 RPCS-stuurprogramma's Een aantal functies van het RPCS-printerstuurprogramma werken niet als Windows Terminal Service is geïnstalleerd. Beperkingen De volgende beperkingen zijn van toepassing op de Windows Terminal Service-omgeving. Deze beperkingen zijn ingebouwd in Windows Terminal Service of MetaFrame. Windows Terminal Service In een omgeving waarin Windows Terminal Service is geïnstalleerd, zijn sommige printerstuurprogrammafuncties niet beschikbaar, zelfs niet wanneer geen Windows Terminal Service-functies worden gebruikt. Gebruik de installatiemodus voor de installatie van SmartDeviceMonitor for Client in een omgeving waarin Terminal Service wordt gebruikt op een computer met Windows NT Server 4.0 Terminal 354

355 Appendix Server Edition of Windows 2000 Server. In de installatiemodus zijn de volgende twee installatiemethodes beschikbaar: 1. Gebruik [Programma s toevoegen/verwijderen] in het [Configuratiescherm] voor de installatie van SmartDeviceMonitor for Client. 2. Voer in de opdrachtprompt van MS-DOS de volgende opdracht in: CHANGE USER /INSTALL Voer bij de opdrachtprompt van MS-DOS de volgende opdracht in om de installatiemodus af te sluiten: CHANGE USER /EXECUTE Zie Windows Help voor meer informatie. [Automatisch clientprinters aanmaken] van MetaFrame Met de functie [Automatisch clientprinters aanmaken] kunt u een logische printer selecteren die is gemaakt door het kopiëren van de lokale printergegevens van de client naar de MetaFrame-server. Wij raden u met klem aan om deze functie eerst te testen in uw netwerkomgeving voordat u de functie voor uw werk gaat gebruiken. De instellingen voor optionele apparatuur worden niet opgeslagen in de server nadat de apparatuur is losgekoppeld. Elke keer dat de clientcomputer inlogt op de server worden de standaardinstellingen voor optionele apparatuur opnieuw opgeslagen. Wanneer een groot aantal bitmapafbeeldingen wordt afgedrukt of wanneer de server wordt gebruikt in een WAN-omgeving via een inbelverbinding zoals ISDN, kunt u mogelijk niet afdrukken of kunnen er fouten optreden tijdens het afdrukken, afhankelijk van de datasnelheid. Als u MetaFrame XP 1.0 of hoger gebruikt, raden wij u aan om de instellingen bij [Bandbreedte clientprinter] onder [Citrix Management Console] aan te passen aan de omgeving. Wanneer een printerfout optreedt op de server en de afdruktaak of een printer die is gemaakt via [Automatisch clientprinters aanmaken] niet kan worden verwijderd, raden wij u aan om het volgende te doen: MetaFrame 1.8 SP3, MetaFrame XP 1.0 SP1/FR1 Pas de instellingen aan bij [Onvoltooide afdruktaken verwijderen] in het register. Zie het Leesmijbestand van MetaFrame voor meer informatie. MetaFrame XP 1.0 FR2 Pas de instellingen aan bij [Onvoltooide afdruktaken verwijderen bij afmelden] bij [Beheer printereigenschappen] van Citrix Management Console. [Printerstuurprogrammadistributie] van MetaFrame Met [Printerstuurprogrammadistributie] kunt u printerstuurprogramma s bezorgen bij alle servers in een serverfarm. Wij raden u met klem aan om deze functie eerst te testen in uw netwerkomgeving voordat u de functie voor uw werk gaat gebruiken. Als de printerstuurprogramma's niet goed zijn gekopieerd, moet u deze rechtstreeks op elke server installeren. 355

356 Appendix Waarschuwingen voor het gebruik van de Bluetooth-interfaceeenheid De standaardinstelling voor de bedieningsmodus van de optionele Bluetooth interface-eenheid is [Openbaar]. Als de instelling wordt gewijzigd in [Privé], kunnen alleen geregistreerde computers deze printer gebruiken via de Bluetooth interface-eenheid. Controleer de instellingen van de bedieningsmodus met Web Image Monitor of telnet. Voor meer informatie over Web Image Monitor, zie Pag.201 "Met gebruik van Web Image Monitor". Zie Web Image Monitor Help voor meer informatie over de instellingen. Zie Pag.225 "Onderhoud op afstand via telnet" voor meer informatie over het definiëren van bedrijfsmodusinstellingen met telnet. 356

357 Appendix Copyrights expat De software, inclusief controller, enz. (hierna "software" te noemen) die op dit product is geïnstalleerd op dit product, gebruikt de expat onder de hieronder genoemde voorwaarden. De fabrikant van het product stelt zich garant voor en levert productondersteuning voor de toegepaste software, inclusief de expat, en ontslaat de oorspronkelijke ontwikkelaar van de expat van deze verplichtingen. Informatie over de expat vindt u op: Copyright (c) 1998, 1999, 2000 Thai Open Source Software Centre, Ltd. and Clark Cooper. Copyright (c) 2001, 2002 Expat maintainers. Permission is hereby granted, free of charge, to any person obtaining a copy of this software and associated documentation files (the "Software"), to deal in the Software without restriction, including without limitation the rights to use, copy, modify, merge, publish, distribute, sublicense, and/or sell copies of the Software, and to permit persons to whom the Software is furnished to do so, subject to the following conditions: The above copyright notice and this permission notice shall be included in all copies or substantial portions of the Software. THE SOFTWARE IS PROVIDED "AS IS", WITHOUT WARRANTY OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO THE WARRANTIES OF MERCHANTABILITY, FITNESS FOR A PARTICULAR PURPOSE AND NONINFRINGEMENT. IN NO EVENT SHALL THE AUTHORS OR COPYRIGHT HOLDERS BE LIABLE FOR ANY CLAIM, DAMAGES OR OTHER LIABILITY, WHETHER IN AN ACTION OF CONTRACT, TORT OR OTHERWISE, ARISING FROM, OUT OF OR IN CONNECTION WITH THE SOFTWARE OR THE USE OR OTHER DEALINGS IN THE SOFTWARE. NetBSD 1. Copyright Notice of NetBSD For all users to use this product: This product contains NetBSD operating system: For the most part, the software constituting the NetBSD operating system is not in the public domain; its authors retain their copyright. The following text shows the copyright notice used for many of the NetBSD source code. For exact copyright notice applicable for each of the files/binaries, the source code tree must be consulted. A full source code can be found at Copyright (c) 1999, 2000 The NetBSD Foundation, Inc. All rights reserved. Redistribution and use in source and binary forms, with or without modification, are permitted provided that the following conditions are met: 357

358 Appendix 1. Redistributions of source code must retain the above copyright notice, this list of conditions and the following disclaimer. 2. Redistributions in binary form must reproduce the above copyright notice, this list of conditions and the following disclaimer in the documentation and/or other materials provided with the distribution. 3. All advertising materials mentioning features or use of this software must display the following acknowledgment: This product includes software developed by The NetBSD Foundation, Inc. and its contributors. 4. Neither the name of The NetBSD Foundation nor the names of its contributors may be used to endorse or promote products derived from this software without specific prior written permission. THIS SOFTWARE IS PROVIDED BY THE NETBSD FOUNDATION, INC. AND CONTRIBUTORS "AS IS" AND ANY EXPRESS OR IMPLIED WARRANTIES, INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, THE IMPLIED WARRANTIES OF MERCHANTABILITY AND FITNESS FOR A PARTICULAR PURPOSE ARE DISCLAIMED. IN NO EVENT SHALL THE FOUNDATION OR CONTRIBUTORS BE LIABLE FOR ANY DIRECT, INDIRECT, INCIDENTAL, SPECIAL, EXEMPLARY, OR CONSEQUENTIAL DAMAGES (INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, PROCUREMENT OF SUBSTITUTE GOODS OR SERVICES; LOSS OF USE, DATA, OR PROFITS; OR BUSINESS INTERRUPTION) HOWEVER CAUSED AND ON ANY THEORY OF LIABILITY, WHETHER IN CONTRACT, STRICT LIABILITY, OR TORT (INCLUDING NEGLIGENCE OR OTHERWISE) ARISING IN ANY WAY OUT OF THE USE OF THIS SOFTWARE, EVEN IF ADVISED OF THE POSSIBILITY OF SUCH DAMAGE. 2. Authors Name List All product names mentioned herein are trademarks or registered trade-marks of their respective owners. The following notices are required to satisfy the license terms of the software that we have mentioned in this document: This product includes software developed by the University of California, Berkeley and its contributors. This product includes software developed by the NetBSD Foundation. This product includes software developed by The NetBSD Foundation, Inc. and its contributors. This product includes software developed for the NetBSD Project. See for information about NetBSD. This product contains software developed by Ignatios Souvatzis for the NetBSD project. This product contains software written by Ignatios Souvatzis and MichaelL. Hitch for the NetBSD project. This product contains software written by Michael L. Hitch for the NetBSD project. This product includes cryptographic software written by Eric Young(eay@cryptsoft.com) This product includes cryptographic software written by Eric Young(eay@mincom.oz.au) This product includes software designed by William Allen Simpson. This product includes software developed at Ludd, University of Lulea, Sweden and its contributors. This product includes software developed at Ludd, University of Lulea. This product includes software developed at the Information Technology Division, US Naval Research Laboratory. This product includes software developed by Berkeley Software Design, Inc. This product includes software developed by David Jones and Gordon Ross This product includes software developed by Gordon W. Ross and Leo Weppelman. 358

359 Appendix This product includes software developed by Hellmuth Michaelis and Joerg Wunsch This product includes software developed by Internet Research Institute, Inc. This product includes software developed by Leo Weppelman and Waldi Ravens. This product includes software developed by Mika Kortelainen This product includes software developed by Aaron Brown and Harvard University. This product includes software developed by Adam Ciarcinski for the NetBSD project. This product includes software developed by Adam Glass and Charles M.Hannum. Dit product maakt gebruik van software die ontwikkeld is door Adam Glass. This product includes software developed by Advanced Risc Machines Ltd. This product includes software developed by Alex Zepeda, and Colin Wood for the NetBSD Projet. This product includes software developed by Alex Zepeda. This product includes software developed by Alistair G. Crooks. This product includes software developed by Alistair G. Crooks. for the NetBSD project. This product includes software developed by Allen Briggs This product includes software developed by Amancio Hasty and Roger Hardiman This product includes software developed by Berkeley Software Design, Inc. This product includes software developed by Berkeley Software Design, Inc. This product includes software developed by Bill Paul. This product includes software developed by Bodo Moeller. (If available, substitute umlauted o for oe) This product includes software developed by Boris Popov. This product includes software developed by Brad Pepers This product includes software developed by Bradley A. Grantham. This product includes software developed by Brini. This product includes software developed by Causality Limited. This product includes software developed by Charles D. Cranor and Seth Widoff. This product includes software developed by Charles D. Cranor and Washington University. This product includes software developed by Charles D. Cranor, Washington University, and the University of California, Berkeley and its contributors. This product includes software developed by Charles D. Cranor, Washington University, the University of California, Berkeley and its contributors. This product includes software developed by Charles D. Cranor. Dit product maakt gebruik van software die ontwikkeld is door Charles Hannum. This product includes software developed by Charles M. Hannum, by the University of Vermont and State Agricultural College and Garrett A.Wollman, by William F. Jolitz, and by the University of California, Berkeley, Lawrence Berkeley Laboratory, and its contributors. Dit product maakt gebruik van software die ontwikkeld is door Charles M. Hannum. This product includes software developed by Christian E. Hopps, Ezra Story, Kari Mettinen, Markus Wild, Lutz Vieweg and Michael Teske. 359

360 Appendix This product includes software developed by Christian E. Hopps. This product includes software developed by Christian Limpach Dit product maakt gebruik van software die ontwikkeld is door Christopher G. Demetriou t.b.v. het NetBSD Project. Dit product maakt gebruik van software die ontwikkeld is door Christopher G. Demetriou. Dit product maakt gebruik van software die ontwikkeld is door Christos Zoulas. This product includes software developed by Chuck Silvers. This product includes software developed by Colin Wood for the NetBSD Project. This product includes software developed by Colin Wood. This product includes software developed by Cybernet Corporation and Nan Yang Computer Services Limited This product includes software developed by Daishi Kato This product includes software developed by Dale Rahn. This product includes software developed by Daniel Widenfalk and Michael L. Hitch. This product includes software developed by Daniel Widenfalk for the NetBSD Project. This product includes software developed by Darrin B. Jewell This product includes software developed by David Miller. This product includes software developed by Dean Huxley. This product includes software developed by Eduardo Horvath. This product includes software developed by Eric S. Hvozda. This product includes software developed by Eric S. Raymond This product includes software developed by Eric Young This product includes software developed by Eric Young This product includes software developed by Eric Young This product includes software developed by Ezra Story and by Kari Mettinen. This product includes software developed by Ezra Story, by Kari Mettinen and by Bernd Ernesti. This product includes software developed by Ezra Story, by Kari Mettinen, Michael Teske and by Bernd Ernesti. This product includes software developed by Ezra Story, by Kari Mettinen, and Michael Teske. This product includes software developed by Ezra Story. Dit product maakt gebruik van software die ontwikkeld is door Frank van der Linden t.b.v. het NetBSD Project. This product includes software developed by Gardner Buchanan. This product includes software developed by Gary Thomas. This product includes software developed by Gordon Ross This product includes software developed by Gordon W. Ross This product includes software developed by HAYAKAWA Koichi. This product includes software developed by Harvard University and its contributors. This product includes software developed by Harvard University. 360

361 Appendix This product includes software developed by Herb Peyerl. This product includes software developed by Hubert Feyrer for the NetBSD Project. This product includes software developed by Iain Hibbert This product includes software developed by Ian F. Darwin and others. This product includes software developed by Ian W. Dall. This product includes software developed by Ichiro FUKUHARA. This product includes software developed by Ignatios Souvatzis for the NetBSD Project. This product includes software developed by Internet Initiative Japan Inc. This product includes software developed by James R. Maynard III. This product includes software developed by Jared D. McNeill. This product includes software developed by Jason L. Wright This product includes software developed by Jason R. Thorpe for And Com-munications, This product includes software developed by Joachim Koenig-Baltes. This product includes software developed by Jochen Pohl for The NetBSD Project. This product includes software developed by Joerg Wunsch This product includes software developed by John Birrell. This product includes software developed by John P. Wittkoski. This product includes software developed by John Polstra. This product includes software developed by Jonathan R. Stone for the NetBSD Project. Dit product maakt gebruik van software die ontwikkeld is door Jonathan Stone en Jason R. Thorpe t.b.v. het NetBSD Project. Dit product maakt gebruik van software die ontwikkeld is door Jonathan Stone. This product includes software developed by Jukka Marin. This product includes software developed by Julian Highfield. This product includes software developed by Kazuhisa Shimizu. This product includes software developed by Kazuki Sakamoto. This product includes software developed by Kenneth Stailey. This product includes software developed by Kiyoshi Ikehara. This product includes software developed by Klaus Burkert,by Bernd Ernesti, by Michael van Elst, and by the University of California, Berkeley and its contributors. This product includes software developed by LAN Media Corporation and its contributors. This product includes software developed by Leo Weppelman for the NetBSD Project. This product includes software developed by Leo Weppelman. This product includes software developed by Lloyd Parkes. This product includes software developed by Luke Mewburn. This product includes software developed by Lutz Vieweg. This product includes software developed by MINOURA Makoto, Takuya Harakawa. 361

362 Appendix Dit product maakt gebruik van software die ontwikkeld is door Manuel Bouyer. This product includes software developed by Marc Horowitz. This product includes software developed by Marcus Comstedt. This product includes software developed by Mark Brinicombe for the NetBSD project. This product includes software developed by Mark Brinicombe. This product includes software developed by Mark Murray This product includes software developed by Mark Tinguely and Jim Lowe This product includes software developed by Markus Wild. This product includes software developed by Martin Husemann and Wolfgang Solfrank. This product includes software developed by Masanobu Saitoh. This product includes software developed by Masaru Oki. This product includes software developed by Mats O Jansson and Charles D.Cranor. This product includes software developed by Mats O Jansson. This product includes software developed by Matt DeBergalis This product includes software developed by Matthew Fredette. This product includes software developed by Matthias Pfaller. This product includes software developed by Michael Graff for the NetBSD Project. This product includes software developed by Michael Graff. This product includes software developed by Michael L. Hitch. This product includes software developed by Michael Shalayeff. This product includes software developed by Michael Smith. This product includes software developed by Mike Glover and contributors. This product includes software developed by Mike Pritchard. This product includes software developed by Minoura Makoto. This product includes software developed by Nan Yang Computer Services Limited. This product includes software developed by Niels Provos. This product includes software developed by Niklas Hallqvist, Brandon Creighton and Job de Haas. This product includes software developed by Niklas Hallqvist. This product includes software developed by Onno van der Linden. Dit product maakt gebruik van software die ontwikkeld is door Paul Kranenburg. This product includes software developed by Paul Mackerras. This product includes software developed by Per Fogelstrom This product includes software developed by Peter Galbavy. This product includes software developed by Phase One, Inc. This product includes software developed by Philip A. Nelson. This product includes software developed by Philip L. Budne. This product includes software developed by RiscBSD. 362

363 Appendix This product includes software developed by Roar Thronaes. This product includes software developed by Rodney W. Grimes. This product includes software developed by Roger Hardiman This product includes software developed by Roland C. Dowdeswell. This product includes software developed by Rolf Grossmann. This product includes software developed by Ross Harvey for the NetBSD Project. This product includes software developed by Ross Harvey. This product includes software developed by Scott Bartram. This product includes software developed by Scott Stevens. This product includes software developed by Shingo WATANABE. This product includes software developed by Softweyr LLC, the University of California, Berkeley, and its contributors. This product includes software developed by Soren S. Jorvang. This product includes software developed by Stephan Thesing. This product includes software developed by Steve Woodford. This product includes software developed by Takashi Hamada This product includes software developed by Takumi Nakamura. This product includes software developed by Tatoku Ogaito for the NetBSD Project. Dit product maakt gebruik van software die ontwikkeld is door Terrence R. Lambert. This product includes software developed by Tetsuya Isaki. This product includes software developed by Thomas Gerner This product includes software developed by Thomas Klausner for the NetBSD Project. This product includes software developed by Tobias Weingartner. This product includes software developed by Todd C. Miller. This product includes software developed by Tohru Nishimura and Reinoud Zandijk for the NetBSD Project. This product includes software developed by Tohru Nishimura for the NetBSD Project. This product includes software developed by Tohru Nishimura. for the NetBSD Project. Dit product maakt gebruik van software die ontwikkeld is door TooLs GmbH. This product includes software developed by Toru Nishimura. This product includes software developed by Trimble Navigation, Ltd. This product includes software developed by WIDE Project and its contributors. This product includes software developed by Waldi Ravens. This product includes software developed by Wasabi Systems for Zembu Labs, Inc. Dit product maakt gebruik van software die ontwikkeld is door Winning Strategies, Inc. This product includes software developed by Wolfgang Solfrank. This product includes software developed by Yasushi Yamasaki 363

364 Appendix This product includes software developed by Zembu Labs, Inc. This product includes software developed by the Alice Group. This product includes software developed by the Center for Software Science at the University of Utah. This product includes software developed by the Charles D. Cranor, Washington University, University of California, Berkeley and its contributors. This product includes software developed by the Computer Systems Engineering Group at Lawrence Berkeley Laboratory. This product includes software developed by the David Muir Sharnoff. This product includes software developed by the Harvard University and its contributors. This product includes software developed by the Kungliga Tekniska Hogskolan and its contributors. This product includes software developed by the Network Research Group at Lawrence Berkeley Laboratory. This product includes software developed by the OpenSSL Project for use in the OpenSSL Toolkit. ( This product includes software deve Netatalk(NetBSD)/NetaTalk 1.4b2+asun2.1.3 Copyright (c) 1990,1991 Regents of The University of Michigan. All Rights Reserved. FreeBSD 4.6.2/netipx Copyright (c) 1984, 1985, 1986, 1987, 1993 The Regents of the University of California. All rights reserved. Modifications Copyright (c) 1995, Mike Mitchell Modifications Copyright (c) 1995, John Hay Sablotron Sablotron (Version 0.82) Copyright (c) 2000 Ginger Alliance Ltd. All Rights Reserved a) The application software installed on this product includes the Sablotron software Version 0.82 (hereinafter, "Sablotron 0.82"), with modifications made by the product manufacturer. The original code of the Sablotron 0.82 is provided by Ginger Alliance Ltd., the initial developer, and the modified code of the Sablotron 0.82 has been derived from such original code provided by Ginger Alliance Ltd. b) The product manufacturer provides warranty and support to the application software of this product including the Sablotron 0.82 as modified, and the product manufacturer makes Ginger Alliance Ltd., the initial developer of the Sablotron 0.82, free from these obligations. c) The Sablotron 0.82 and the modifications thereof are made available under the terms of Mozilla Public License Version 1.1 (hereinafter, "MPL 1.1"), and the application software of this product constitutes the "Larger Work" as defined in MPL 1.1. The application software of this product except for the Sablotron 0.82 as modified is licensed by the product manufacturer under separate agreement(s). 364

365 Appendix d) The source code of the modified code of the Sablotron 0.82 is available at: services/device/sablot/notice082.html e) The source code of the Sablotron software is available at: f) MPL 1.1 is available at: JPEG LIBRARY De software die op dit product is geïnstalleerd is gedeeltelijk gebaseerd op het werk van de Independent JPEG Group. SASL CMU libsasl Tim Martin Rob Earhart Rob Siemborski Copyright (c) 2001 Carnegie Mellon University. All rights reserved. Redistribution and use in source and binary forms, with or without modification, are permitted provided that the following conditions are met: 1. Redistributions of source code must retain the above copyright notice, this list of conditions and the following disclaimer. 2. Redistributions in binary form must reproduce the above copyright notice, this list of conditions and the following disclaimer in the documentation and/or other materials provided with the distribution. 3. The name "Carnegie Mellon University" must not be used to endorse or promote products derived from this software without prior written permission. For permission or any other legal details, please contact: Office of Technology Transfer Carnegie Mellon University 5000 Forbes Avenue Pittsburgh, PA (412) , fax: (412) Redistributions of any form whatsoever must retain the following acknowledgment: "This product includes software developed by Computing Services at Carnegie Mellon University ( computing/)." CARNEGIE MELLON UNIVERSITY DISCLAIMS ALL WARRANTIES WITH REGARD TO THIS SOFTWARE, INCLUDING ALL IMPLIED WARRANTIES OF MERCHANTABILITY AND FITNESS, IN NO EVENT SHALL CARNEGIE MELLON UNIVERSITY BE LIABLE FOR ANY SPECIAL, INDIRECT OR CONSEQUENTIAL DAMAGES OR ANY DAMAGES WHATSOEVER RESULTING FROM LOSS OF USE, DATA OR PROFITS, WHETHER IN AN 365

366 Appendix ACTION OF CONTRACT, NEGLIGENCE OR OTHER TORTIOUS ACTION, ARISING OUT OF OR IN CONNECTION WITH THE USE OR PERFORMANCE OF THIS SOFTWARE. Samba(Ver 3.0.4) For SMB transmission, this machine uses Samba ver (hereinafter referred to as Samba 3.0.4). Copyright (c) Andrew Tridgell Dit programma is gratis software; het kan opnieuw worden verspreid en/of veranderd onder de voorwaarden gesteld in de GNU General Public License zoals uitgegeven door de Free Software Foundation; zij het versie 2 van de licentie of (de keuze is aan u) een hogere versie. This program is distributed in the hope that it will be useful, but WITHOUT ANY WARRANTY; without even the implied warranty of MERCHANTABILITY or FITNESS FOR A PARTICULAR PURPOSE. See the GNU General Public License along with this program; if not, write to the Free Software Foundation, Inc., 675 Mass Ave, Cambridge, MA 02139, USA. The source code for SMB transmission by this machine can be downloaded from the following website: services/scbs RSA BSAFE This product includes RSA BSAFE (c) cryptographic software from RSA Security Inc. RSA, BSAFE are either registered trademarks or trademarks of RSA Security Inc. in the United States and/or other countries. RSA Security Inc. Alle rechten voorbehouden. Open SSL Copyright (c) The OpenSSL Project. All rights reserved. Redistribution and use in source and binary forms, with or without modification, are permitted provided that the following conditions are met: 1. Redistributions of source code must retain the above copyright notice, this list of conditions and the following disclaimer. 366

Gebruiksaanwijzing Softwarehandleiding

Gebruiksaanwijzing Softwarehandleiding Gebruiksaanwijzing Softwarehandleiding Lees dit eerst Handleidingen voor deze printer...11 Specifieke modelinformatie...12 Aanwijzingen voor het lezen van deze handleiding...13 Symbols...13 Voorbereiden

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing Softwarehandleiding

Gebruiksaanwijzing Softwarehandleiding Gebruiksaanwijzing Softwarehandleiding Lees dit eerst Handleidingen voor deze printer...8 Voorbereiden voor afdrukken Snelinstallatie...9 De verbindingsmethode bevestigen...11 Netwerkverbinding...11 Lokale

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing Softwarehandleiding

Gebruiksaanwijzing Softwarehandleiding Gebruiksaanwijzing Softwarehandleiding Lees dit eerst Handleidingen voor deze printer...11 Aanwijzingen voor het lezen van deze handleiding...12 Symbolen...12 Specifieke modelinformatie...13 Toetsen gebruiken...14

Nadere informatie

PostScript 3 Supplement

PostScript 3 Supplement PostScript 3 Supplement 1 2 3 4 Windows-configuratie Configuratie Mac OS PostScript 3 gebruiken Printer Utility for Mac Lees deze handleiding aandachtig door voordat u dit apparaat in gebruik neemt en

Nadere informatie

PostScript 3 Supplement

PostScript 3 Supplement PostScript 3 Supplement 2 3 4 Windows-configuratie MacOS-configuratie PostScript 3 gebruiken Printer Utility for Mac Lees deze handleiding aandachtig door voordat u dit apparaat in gebruik neemt en bewaar

Nadere informatie

PostScript 3 Supplement

PostScript 3 Supplement PostScript 3 Supplement 1 2 3 4 Windows-configuratie Configuratie Mac OS PostScript 3 gebruiken Printer Utility for Mac Lees deze handleiding aandachtig door voordat u dit apparaat in gebruik neemt en

Nadere informatie

PostScript 3 Supplement

PostScript 3 Supplement PostScript 3 Supplement 1 2 3 4 Windows-configuratie Configuratie Mac OS PostScript 3 gebruiken Printer Utility for Mac Lees deze handleiding aandachtig door voordat u dit apparaat in gebruik neemt en

Nadere informatie

PostScript3 Supplement

PostScript3 Supplement PostScript3 Supplement 1 2 3 4 Windows-configuratie Mac OS-configuratie PostScript 3 gebruiken Printer Utility for Mac Lees deze handleiding aandachtig door voordat u dit apparaat in gebruik neemt en bewaar

Nadere informatie

Voor alle printers moeten de volgende voorbereidende stappen worden genomen: Stappen voor snelle installatie vanaf cd-rom

Voor alle printers moeten de volgende voorbereidende stappen worden genomen: Stappen voor snelle installatie vanaf cd-rom Windows NT 4.x In dit onderwerp wordt het volgende besproken: "Voorbereidende stappen" op pagina 3-21 "Stappen voor snelle installatie vanaf cd-rom" op pagina 3-21 "Andere installatiemethoden" op pagina

Nadere informatie

Windows 2000, Windows XP en Windows Server 2003

Windows 2000, Windows XP en Windows Server 2003 Windows 2000, Windows XP en Windows Server 2003 In dit onderwerp wordt het volgende besproken: Voorbereidende stappen op pagina 3-16 Stappen voor snelle installatie vanaf cd-rom op pagina 3-17 Andere installatiemethoden

Nadere informatie

Voor alle printers moeten de volgende voorbereidende stappen worden genomen: Stappen voor snelle installatie vanaf cd-rom

Voor alle printers moeten de volgende voorbereidende stappen worden genomen: Stappen voor snelle installatie vanaf cd-rom Windows NT 4.x In dit onderwerp wordt het volgende besproken: "Voorbereidende stappen" op pagina 3-24 "Stappen voor snelle installatie vanaf cd-rom" op pagina 3-24 "Andere installatiemethoden" op pagina

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing Installatiehandleiding stuurprogramma

Gebruiksaanwijzing Installatiehandleiding stuurprogramma Gebruiksaanwijzing Installatiehandleiding stuurprogramma Voor een veilig en correct gebruikt, dient u de Veiligheidsinformatie in "Lees dit eerst" te lezen voordat u het apparaat gebruikt. INHOUDSOPGAVE

Nadere informatie

Handleiding voor aansluitingen

Handleiding voor aansluitingen Pagina 1 van 6 Handleiding voor aansluitingen Windows-instructies voor een lokaal aangesloten printer Opmerking: Wanneer u een lokaal aangesloten printer installeert en het besturingssysteem niet wordt

Nadere informatie

Windows 98 en Windows ME

Windows 98 en Windows ME Windows 98 en Windows ME In dit onderwerp wordt het volgende besproken: Voorbereidende stappen op pagina 3-29 Stappen voor snelle installatie vanaf cd-rom op pagina 3-30 Andere installatiemethoden op pagina

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing Installatiehandleiding stuurprogramma

Gebruiksaanwijzing Installatiehandleiding stuurprogramma Gebruiksaanwijzing Installatiehandleiding stuurprogramma Voor een veilig en correct gebruikt, dient u de Veiligheidsinformatie in "Lees dit eerst" te lezen voordat u het apparaat gebruikt. INHOUDSOPGAVE

Nadere informatie

Eigen PostScript- of PCL-printerstuurprogramma voor Windows installeren

Eigen PostScript- of PCL-printerstuurprogramma voor Windows installeren Eigen PostScript- of PCL-printerstuurprogramma voor Windows installeren In dit Leesmij-bestand wordt beschreven hoe u het eigen PostScript-printerstuurprogramma of het PCL-printerstuurprogramma op Windows-systemen

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing Installatiehandleiding stuurprogramma

Gebruiksaanwijzing Installatiehandleiding stuurprogramma Gebruiksaanwijzing Installatiehandleiding stuurprogramma Raadpleeg de online handleidingen die beschikbaar zijn via onze website (http://www.ricoh.com/) of via het bedieningspaneel. Voor een veilig en

Nadere informatie

Installatiehandleiding stuurprogramma

Installatiehandleiding stuurprogramma Gebruiksaanwijzing Installatiehandleiding stuurprogramma Raadpleeg de online handleidingen die beschikbaar zijn via onze website (http://www.ricoh.com/) of via het bedieningspaneel. Voor een veilig en

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing Installatiehandleiding stuurprogramma

Gebruiksaanwijzing Installatiehandleiding stuurprogramma Gebruiksaanwijzing Installatiehandleiding stuurprogramma Voor een veilig en correct gebruikt, dient u de Veiligheidsinformatie in "Lees dit eerst" te lezen voordat u het apparaat gebruikt. INHOUDSOPGAVE

Nadere informatie

Windows Custom PostScript- of PCL-printerstuurprogramma installeren

Windows Custom PostScript- of PCL-printerstuurprogramma installeren Windows Custom PostScript- of PCL-printerstuurprogramma installeren In dit Leesmij-bestand wordt beschreven hoe u het Custom PostScript-printerstuurprogramma of het PCLprinterstuurprogramma op een Windows-systeem

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing Installatiehandleiding stuurprogramma

Gebruiksaanwijzing Installatiehandleiding stuurprogramma Gebruiksaanwijzing Installatiehandleiding stuurprogramma Voor een veilig en correct gebruikt, dient u de Veiligheidsinformatie in "Lees dit eerst" te lezen voordat u het apparaat gebruikt. INHOUDSOPGAVE

Nadere informatie

Installatiehandleiding stuurprogramma

Installatiehandleiding stuurprogramma Gebruiksaanwijzing Installatiehandleiding stuurprogramma Raadpleeg de online handleidingen die beschikbaar zijn via onze website (http://www.ricoh.com/) of via het bedieningspaneel. Voor een veilig en

Nadere informatie

Installatiehandleiding stuurprogramma

Installatiehandleiding stuurprogramma Gebruiksaanwijzing Installatiehandleiding stuurprogramma Raadpleeg de online handleidingen die beschikbaar zijn via onze website (http://www.ricoh.com/) of via het bedieningspaneel. Voor een veilig en

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing Installatiehandleiding stuurprogramma

Gebruiksaanwijzing Installatiehandleiding stuurprogramma Gebruiksaanwijzing Installatiehandleiding stuurprogramma Voor een veilig en correct gebruikt, dient u de Veiligheidsinformatie in "Lees dit eerst" te lezen voordat u het apparaat gebruikt. INHOUDSOPGAVE

Nadere informatie

Installatiehandleiding stuurprogramma

Installatiehandleiding stuurprogramma Gebruiksaanwijzing Installatiehandleiding stuurprogramma Raadpleeg de online handleidingen die beschikbaar zijn via onze website (http://www.ricoh.com/) of via het bedieningspaneel. Voor een veilig en

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing Installatiehandleiding stuurprogramma

Gebruiksaanwijzing Installatiehandleiding stuurprogramma Gebruiksaanwijzing Installatiehandleiding stuurprogramma Lees deze handleiding aandachtig door voordat u het apparaat gaat gebruiken en houd de handleiding binnen handbereik voor toekomstig gebruik. INHOUDSOPGAVE

Nadere informatie

Installatiehandleiding stuurprogramma

Installatiehandleiding stuurprogramma Gebruiksaanwijzing Installatiehandleiding stuurprogramma Raadpleeg de online handleidingen die beschikbaar zijn via onze website (http://www.ricoh.com/) of via het bedieningspaneel. Voor een veilig en

Nadere informatie

Printerhandleiding. Gebruiksaanwijzing

Printerhandleiding. Gebruiksaanwijzing Gebruiksaanwijzing Printerhandleiding 1 2 3 4 5 6 7 Het apparaat voorbereiden Het printerstuurprogramma instellen Andere afdrukbewerkingen GL/2- en TIFF-bestanden afdrukken Opslaan en afdrukken met gebruikmaking

Nadere informatie

Installatiehandleiding stuurprogramma

Installatiehandleiding stuurprogramma Gebruiksaanwijzing Installatiehandleiding stuurprogramma Raadpleeg de online handleidingen die beschikbaar zijn via onze website (http://www.ricoh.com/) of via het bedieningspaneel. Voor een veilig en

Nadere informatie

Handleiding voor netwerkprinten

Handleiding voor netwerkprinten Handleiding voor netwerkprinten 1 2 3 4 5 6 7 Configuratie van Windows 95/98/Me Configuratie van Windows 2000 Configuratie van Windows XP Configuratie van Windows NT 4.0 Configuratie van NetWare Configuratie

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing Installatiehandleiding stuurprogramma

Gebruiksaanwijzing Installatiehandleiding stuurprogramma Gebruiksaanwijzing Installatiehandleiding stuurprogramma Voor een veilig en correct gebruikt, dient u de Veiligheidsinformatie in "Lees dit eerst" te lezen voordat u het apparaat gebruikt. INHOUDSOPGAVE

Nadere informatie

Installatiehandleiding stuurprogramma

Installatiehandleiding stuurprogramma Gebruiksaanwijzing Installatiehandleiding stuurprogramma Raadpleeg de online handleidingen die beschikbaar zijn via onze website (http://www.ricoh.com/) of via het bedieningspaneel. Voor een veilig en

Nadere informatie

Stappen voor snelle installatie vanaf cd-rom

Stappen voor snelle installatie vanaf cd-rom Macintosh In dit onderwerp wordt het volgende besproken: "Vereisten" op pagina 3-31 "Stappen voor snelle installatie vanaf cd-rom" op pagina 3-31 "EtherTalk voor Mac OS 9.x inschakelen en gebruiken" op

Nadere informatie

De Fiery-software installeren voor Windows en Macintosh

De Fiery-software installeren voor Windows en Macintosh 13 De Fiery-software installeren voor Windows en Macintosh Op de cd-rom met gebruikerssoftware bevinden zich softwareinstallatieprogramma s voor Fiery Link. Fiery-hulpprogrammasoftware wordt ondersteund

Nadere informatie

Stappen voor snelle installatie vanaf cd-rom

Stappen voor snelle installatie vanaf cd-rom Macintosh In dit onderwerp wordt het volgende besproken: 'Vereisten' op pagina 3-35 'Stappen voor snelle installatie vanaf cd-rom' op pagina 3-35 'EtherTalk voor Mac OS 9.x inschakelen en gebruiken' op

Nadere informatie

Installatiehandleiding MF-stuurprogramma

Installatiehandleiding MF-stuurprogramma Nederlands Installatiehandleiding MF-stuurprogramma Cd met gebruikerssoftware.............................................................. 1 Informatie over de stuurprogramma s en de software.............................................

Nadere informatie

Printersoftware. De printersoftware. De Epson-software bevat de software voor de printerdriver en EPSON Status Monitor 3.

Printersoftware. De printersoftware. De Epson-software bevat de software voor de printerdriver en EPSON Status Monitor 3. Printersoftware De printersoftware De Epson-software bevat de software voor de printerdriver en EPSON Status Monitor 3. De printerdriver is de software waarmee u via uw computer de printer kunt besturen.

Nadere informatie

Installatiehandleiding software

Installatiehandleiding software Installatiehandleiding software In deze handleiding wordt uitgelegd hoe u de software via een USB- of netwerkverbinding installeert. Netwerkverbinding is niet beschikbaar voor de modellen SP 200/200S/203S/203SF/204SF.

Nadere informatie

BEKNOPTE HANDLEIDING INHOUD. voor Windows Vista

BEKNOPTE HANDLEIDING INHOUD. voor Windows Vista BEKNOPTE HANDLEIDING voor Windows Vista INHOUD Hoofdstuk 1: SYSTEEMVEREISTEN...1 Hoofdstuk 2: PRINTERSOFTWARE INSTALLEREN ONDER WINDOWS...2 Software installeren om af te drukken op een lokale printer...

Nadere informatie

Voor gebruikers van Windows XP

Voor gebruikers van Windows XP Voor gebruikers van Windows XP De machine en de pc instellen om samen te werken Voordat u begint U dient een interfacekabel te kopen die geschikt is voor de interface waarmee u deze machine gaat gebruiken

Nadere informatie

AR-NB2 NETWERK UITBREIDINGS KIT. SOFTWARE-INSTALLATIEGIDS (voor de netwerkprinter) MODEL

AR-NB2 NETWERK UITBREIDINGS KIT. SOFTWARE-INSTALLATIEGIDS (voor de netwerkprinter) MODEL MODEL AR-NB NETWERK UITBREIDINGS KIT SOFTWARE-INSTALLATIEGIDS (voor de netwerkprinter) INLEIDING VOORAFGAAND AAN DE INSTALLATIE INSTALLATIE IN EEN WINDOWS-OMGEVING INSTALLATIE IN EEN MACINTOSH-OMGEVING

Nadere informatie

Printerhandleiding. Gebruiksaanwijzing

Printerhandleiding. Gebruiksaanwijzing Gebruiksaanwijzing Printerhandleiding 1 2 3 4 5 6 7 De machine voorbereiden Het printerstuurprogramma instellen Andere afdrukbewerkingen Direct afdrukken vanaf een digitale camera (PictBridge) Opslaan

Nadere informatie

Handleiding Wi-Fi Direct

Handleiding Wi-Fi Direct Handleiding Wi-Fi Direct Eenvoudige installatie via Wi-Fi Direct Problemen oplossen Appendix Inhoud Hoe werken deze handleidingen?... 2 Symbolen in de handleidingen... 2 Disclaimer... 2 1. Eenvoudige

Nadere informatie

Printerhandleiding. Gebruiksaanwijzing

Printerhandleiding. Gebruiksaanwijzing Gebruiksaanwijzing Printerhandleiding 1 2 3 4 5 6 7 8 Aan de slag De machine voorbereiden Het printerstuurprogramma instellen Andere afdrukbewerkingen Printeigenschappen De Document Server gebruiken De

Nadere informatie

Printer/Scanner Unit Type 3260

Printer/Scanner Unit Type 3260 Printer/Scanner Unit Type 3260 Gebruiksaanwijzing Printerhandleiding 1 2 3 4 5 6 7 8 Aan de slag De machine voorbereiden Het printerstuurprogramma instellen Andere afdrukbewerkingen Printeigenschappen

Nadere informatie

Installeer de C54PSERVU in Windows Vista

Installeer de C54PSERVU in Windows Vista Installeer de C54PSERVU in Windows Vista In dit document wordt beschreven hoe u uw printer in combinatie met de Conceptronic C54PSERVU kan installeren in Windows Vista. 1. Printer installeren Voordat u

Nadere informatie

Printerhandleiding. Gebruiksaanwijzing

Printerhandleiding. Gebruiksaanwijzing Gebruiksaanwijzing Printerhandleiding 1 2 3 4 5 6 Het apparaat voorbereiden Het printerstuurprogramma instellen Andere afdrukbewerkingen Opslaan en afdrukken met gebruik van de Document Server De functie

Nadere informatie

Handleiding instellingen vrijgave van afdrukken

Handleiding instellingen vrijgave van afdrukken Handleiding instellingen vrijgave van afdrukken INHOUDSOPGAVE OVER DEZE HANDLEIDING............................................................................. 2 FUNCTIE AFDRUKVRIJGAVE...........................................................................

Nadere informatie

2 mei 2014. Remote Scan

2 mei 2014. Remote Scan 2 mei 2014 Remote Scan 2014 Electronics For Imaging. De informatie in deze publicatie wordt beschermd volgens de Kennisgevingen voor dit product. Inhoudsopgave 3 Inhoudsopgave...5 openen...5 Postvakken...5

Nadere informatie

Met het oog op een veilig en correct gebruik van dit apparaat dient u de Veiligheidsinformatie in deze gebruikshandleiding te lezen voordat u het

Met het oog op een veilig en correct gebruik van dit apparaat dient u de Veiligheidsinformatie in deze gebruikshandleiding te lezen voordat u het Met het oog op een veilig en correct gebruik van dit apparaat dient u de Veiligheidsinformatie in deze gebruikshandleiding te lezen voordat u het apparaat Copyright 2005. De auteursrechtelijke bescherming

Nadere informatie

Handleiding Wi-Fi Direct

Handleiding Wi-Fi Direct Handleiding Wi-Fi Direct Eenvoudige installatie via Wi-Fi Direct Problemen oplossen Inhoudsopgave Hoe werken deze handleidingen?... 2 Symbolen in de handleidingen... 2 Disclaimer... 2 1. Eenvoudige installatie

Nadere informatie

Fiery Remote Scan. Fiery Remote Scan openen. Postvakken

Fiery Remote Scan. Fiery Remote Scan openen. Postvakken Fiery Remote Scan Met Fiery Remote Scan kunt u scantaken op de Fiery-server en de printer beheren vanaf een externe computer. Met Fiery Remote Scan kunt u het volgende doen: Scans starten vanaf de glasplaat

Nadere informatie

Printer/Scanner Unit Type Printerhandleiding. Gebruiksaanwijzing

Printer/Scanner Unit Type Printerhandleiding. Gebruiksaanwijzing Printer/Scanner Unit Type 2000 Gebruiksaanwijzing Printerhandleiding 1 2 3 4 5 De machine voorbereiden Het printerstuurprogramma instellen Andere afdrukbewerkingen De functie en instellingen van het apparaat

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing Installatiehandleiding stuurprogramma

Gebruiksaanwijzing Installatiehandleiding stuurprogramma Gebruiksaanwijzing Installatiehandleiding stuurprogramma Voor een veilig en correct gebruikt, dient u de Veiligheidsinformatie in "Lees dit eerst" te lezen voordat u het apparaat gebruikt. INHOUDSOPGAVE

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing Installatiehandleiding stuurprogramma

Gebruiksaanwijzing Installatiehandleiding stuurprogramma Gebruiksaanwijzing Installatiehandleiding stuurprogramma Voor een veilig en correct gebruikt, dient u de Veiligheidsinformatie in "Lees dit eerst" te lezen voordat u het apparaat gebruikt. INHOUDSOPGAVE

Nadere informatie

Configuratiesoftware voor NetWare-netwerken

Configuratiesoftware voor NetWare-netwerken Novell NetWare In dit onderwerp wordt het volgende besproken: "Configuratiesoftware voor NetWare-netwerken" op pagina 3-38 "Stappen voor snelle installatie" op pagina 3-38 "Geavanceerde installatie" op

Nadere informatie

Handleiding software-installatie

Handleiding software-installatie Handleiding software-installatie In deze handleiding wordt beschreven hoe de software moet worden geïnstalleerd en geconfigureerd waarmee de machine als printer of scanner voor een computer kan worden

Nadere informatie

Handleiding AirPrint. Informatie over AirPrint. Instelprocedure. Afdrukken. Appendix

Handleiding AirPrint. Informatie over AirPrint. Instelprocedure. Afdrukken. Appendix Handleiding AirPrint Informatie over AirPrint Instelprocedure Afdrukken Appendix Inhoud Hoe werken deze handleidingen?... 2 Symbolen in de handleidingen... 2 Disclaimer... 2 1. Informatie over AirPrint

Nadere informatie

Naslagkaart voor de 5210n / 5310n

Naslagkaart voor de 5210n / 5310n Naslagkaart voor de 5210n / 5310n 1 2 3 4 VOORZICHTIG: Neem zorgvuldig de veiligheidsvoorschriften in de Handleiding voor eigenaren door voordat u de Dell-printer gaat instellen en gebruiken. 5 6 7 8 1

Nadere informatie

Hier beginnen. Inktcartridges uitlijnen zonder een computer

Hier beginnen. Inktcartridges uitlijnen zonder een computer Hier beginnen Inktcartridges uitlijnen zonder een computer Volg de stappen in de installatiehandleiding om de installatie van de hardware te voltooien. Ga door met de volgende stappen om de afdrukkwaliteit

Nadere informatie

Printer- / Scannerhandleiding

Printer- / Scannerhandleiding Gebruiksaanwijzing Printer- / Scannerhandleiding 1 2 3 Gebruik van de Printerfunctie Gebruik van de Scannerfunctie Appendix Lees, voordat u dit apparaat gebruikt, deze handleiding zorgvuldig en bewaar

Nadere informatie

Versienotities voor de klant Fiery EXP4110, versie 1.1SP1 voor Xerox 4110

Versienotities voor de klant Fiery EXP4110, versie 1.1SP1 voor Xerox 4110 Versienotities voor de klant Fiery EXP4110, versie 1.1SP1 voor Xerox 4110 Dit document beschrijft de upgrade van de Fiery EXP4110-printerstuurprogramma s voor ondersteuning van de optie Lade 6 (Extra groot).

Nadere informatie

Uw gebruiksaanwijzing. SHARP AL-1633/1644 http://nl.yourpdfguides.com/dref/1289396

Uw gebruiksaanwijzing. SHARP AL-1633/1644 http://nl.yourpdfguides.com/dref/1289396 U kunt de aanbevelingen in de handleiding, de technische gids of de installatie gids voor. U vindt de antwoorden op al uw vragen over de in de gebruikershandleiding (informatie, specificaties, veiligheidsaanbevelingen,

Nadere informatie

Aansluitingengids. Windows-instructies voor een lokaal aangesloten printer. Voordat u de printersoftware installeert voor Windows

Aansluitingengids. Windows-instructies voor een lokaal aangesloten printer. Voordat u de printersoftware installeert voor Windows Pagina 1 van 5 Aansluitingengids Windows-instructies voor een lokaal aangesloten printer Voordat u de printersoftware installeert voor Windows Een lokaal aangesloten printer is een printer die is aangesloten

Nadere informatie

Printer/Scanner Unit Type Printerhandleiding. Gebruiksaanwijzing

Printer/Scanner Unit Type Printerhandleiding. Gebruiksaanwijzing Printer/Scanner Unit Type 2500 Gebruiksaanwijzing Printerhandleiding 1 2 3 4 De machine voorbereiden Het printerstuurprogramma instellen Andere afdrukbewerkingen Bijlage Lees, voordat u dit apparaat gebruikt,

Nadere informatie

D4600 Duplex Photo Printer

D4600 Duplex Photo Printer KODAK D4000 Duplex Photo Printer D4600 Duplex Photo Printer Handleiding printerstuurprogramma januari 2015 TM/MC/MR-licentie van Eastman Kodak Company: Kodak Kodak Alaris Inc. 2400 Mount Read Blvd., Rochester,

Nadere informatie

Handleiding instellingen vrijgave van afdrukken

Handleiding instellingen vrijgave van afdrukken Handleiding instellingen vrijgave van afdrukken INHOUDSOPGAVE OVER DEZE HANDLEIDING............................................................................. 2 FUNCTIE AFDRUKVRIJGAVE...........................................................................

Nadere informatie

QL-500 QL-560 QL-570 QL-650TD QL-1050

QL-500 QL-560 QL-570 QL-650TD QL-1050 QL-500 QL-560 QL-570 QL-650TD QL-1050 Handleiding voor de installatie van de software Nederlands LB9153001A Inleiding Opties P-touch Editor Printerstuurprogramma P-touch Address Book (uitsluitend Windows

Nadere informatie

AL-1633 AL-1644 DIGITAAL MULTIFUNCTIONEEL SYSTEEM SOFTWARE INSTALLATIE HANDLEIDING

AL-1633 AL-1644 DIGITAAL MULTIFUNCTIONEEL SYSTEEM SOFTWARE INSTALLATIE HANDLEIDING MODEL AL-6 AL-6 DIGITAAL MULTIFUNCTIONEEL SYSTEEM SOFTWARE INSTALLATIE HANDLEIDING INLEIDING SOFTWARE VOOR DE SHARP AL-6/6 VÓÓR DE INSTALLATIE DE SOFTWARE INSTALLEREN AANSLUITEN OP EEN COMPUTER CONFIGUREREN

Nadere informatie

Installatiehandleiding

Installatiehandleiding Laserprinter HL-1030/1240/1250/1270N Installatiehandleiding Lees deze handleiding voordat u de printer gaat gebruiken aandachtig door. U dient eerst de hardware op te stellen en de driver te installeren,

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing Installatiehandleiding stuurprogramma

Gebruiksaanwijzing Installatiehandleiding stuurprogramma Gebruiksaanwijzing Installatiehandleiding stuurprogramma Voor een veilig en correct gebruikt, dient u de Veiligheidsinformatie in "Lees dit eerst" te lezen voordat u het apparaat gebruikt. INHOUDSOPGAVE

Nadere informatie

Praktijkoefening - Het installeren van een printer in Windows Vista

Praktijkoefening - Het installeren van een printer in Windows Vista 5.0 9.3.1.3 Praktijkoefening - Het installeren van een printer in Windows Vista Inleiding Druk dit document af en voer de opdrachten uit; Bij deze praktijkoefening ga je een printer installeren. Je gaat

Nadere informatie

In deze handleiding worden twee maateenheden gebruikt.

In deze handleiding worden twee maateenheden gebruikt. Netwerkhandleiding 1 2 3 4 5 6 7 8 9 Beschikbare printerfuncties via een netwerk De netwerkkabel aansluiten op het netwerk Installatie van het apparaat in een netwerk Windows-configuratie De printerfunctie

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing Installatiehandleiding stuurprogramma

Gebruiksaanwijzing Installatiehandleiding stuurprogramma Gebruiksaanwijzing Installatiehandleiding stuurprogramma Voor een veilig en correct gebruikt, dient u de Veiligheidsinformatie in "Lees dit eerst" te lezen voordat u het apparaat gebruikt. INHOUDSOPGAVE

Nadere informatie

Fiery Remote Scan. Verbinden met Fiery servers. Verbinding maken met een Fiery server bij het eerste gebruik

Fiery Remote Scan. Verbinden met Fiery servers. Verbinding maken met een Fiery server bij het eerste gebruik Fiery Remote Scan Met Fiery Remote Scan kunt u scantaken beheren op de Fiery server en de printer vanaf een externe computer. Met Fiery Remote Scan kunt u het volgende doen: Scans starten vanaf de glasplaat

Nadere informatie

VOORDAT U DE SOFTWARE INSTALLEERT INSTALLATIE IN EEN WINDOWS-OMGEVING INSTALLATIE IN EEN MACINTOSH-OMGEVING PROBLEMEN OPLOSSEN

VOORDAT U DE SOFTWARE INSTALLEERT INSTALLATIE IN EEN WINDOWS-OMGEVING INSTALLATIE IN EEN MACINTOSH-OMGEVING PROBLEMEN OPLOSSEN Handleiding software-installatie VOORDAT U DE SOFTWARE INSTALLEERT INSTALLATIE IN EEN WINDOWS-OMGEVING INSTALLATIE IN EEN MACINTOSH-OMGEVING PROBLEMEN OPLOSSEN Gefeliciteerd met de aanschaf van dit product.

Nadere informatie

Handleiding Google Cloud Print

Handleiding Google Cloud Print Handleiding Google Cloud Print Informatie over Google Cloud Print Afdrukken met Google Cloud Print Appendix Inhoud Hoe werken deze handleidingen?... 2 Symbolen in de handleidingen... 2 Disclaimer... 2

Nadere informatie

Afdrukken vanaf Windowswerkstations

Afdrukken vanaf Windowswerkstations 14 Afdrukken vanaf Windowswerkstations Aan de hand van de volgende instructies kunt u afdrukopties instellen en afdrukken vanaf computers die draaien onder een van de volgende besturingssystemen: Windows

Nadere informatie

MULTIFUNCTIONELE DIGITALE SYSTEMEN. Printerstuurprogramma installeren

MULTIFUNCTIONELE DIGITALE SYSTEMEN. Printerstuurprogramma installeren MULTIFUNCTIONELE DIGITALE SYSTEMEN Printerstuurprogramma installeren Inleiding Zorg ervoor dat voordat met deze installatie wordt begonnen, u het IP adres van de betreffende e-studio heeft. Indien u het

Nadere informatie

AR-M160 AR-M205 DIGITAAL MULTIFUNCTIONEEL SYSTEEM SOFTWARE INSTALLATIE HANDLEIDING

AR-M160 AR-M205 DIGITAAL MULTIFUNCTIONEEL SYSTEEM SOFTWARE INSTALLATIE HANDLEIDING MODEL AR-M60 AR-M05 DIGITAAL MULTIFUNCTIONEEL SYSTEEM SOFTWARE INSTALLATIE HANDLEIDING INLEIDING SOFTWARE VOOR DE SHARP AR-M60/M05 VÓÓR DE INSTALLATIE DE SOFTWARE INSTALLEREN AANSLUITEN OP EEN COMPUTER

Nadere informatie

Windows 2000, Windows XP en Windows Server 2003

Windows 2000, Windows XP en Windows Server 2003 Windows 2000, Windows XP en Windows Server 2003 In dit onderwerp wordt het volgende besproken: "Voorbereidende stappen" op pagina 3-16 "Stappen voor snelle installatie vanaf cd-rom" op pagina 3-17 "Andere

Nadere informatie

DIGITAAL MULTIFUNCTIONEEL SYSTEEM

DIGITAAL MULTIFUNCTIONEEL SYSTEEM MODEL: MX-M850 MX-M950 MX-M1100 DIGITAAL MULTIFUNCTIONEEL SYSTEEM Software-installatiegids VOORDAT U DE SOFTWARE INSTALLEERT INSTALLATIE IN EEN WINDOWS-OMGEVING INSTALLATIE IN EEN MACINTOSH-OMGEVING PROBLEEM

Nadere informatie

Een overzicht van beschikbare lettertypen bekijken

Een overzicht van beschikbare lettertypen bekijken Lettertypen In dit onderwerp wordt het volgende besproken: Typen lettertypen op pagina 1-21 Residente printerlettertypen op pagina 1-21 Een overzicht van beschikbare lettertypen bekijken op pagina 1-21

Nadere informatie

LASERPRINTER. Handleiding software-installatie VOORDAT U DE SOFTWARE INSTALLEERT INSTALLATIE IN EEN WINDOWS-OMGEVING

LASERPRINTER. Handleiding software-installatie VOORDAT U DE SOFTWARE INSTALLEERT INSTALLATIE IN EEN WINDOWS-OMGEVING MODEL: MX-B380P LASERPRINTER Handleiding software-installatie VOORDAT U DE SOFTWARE INSTALLEERT INSTALLATIE IN EEN WINDOWS-OMGEVING INSTALLATIE IN EEN MACINTOSH-OMGEVING PROBLEMEN OPLOSSEN Houd deze handleiding

Nadere informatie

Versienotities voor de klant Xerox EX Print Server, Powered by Fiery voor de Xerox Color 800/1000 Press, versie 1.3

Versienotities voor de klant Xerox EX Print Server, Powered by Fiery voor de Xerox Color 800/1000 Press, versie 1.3 Versienotities voor de klant Xerox EX Print Server, Powered by Fiery voor de Xerox Color 800/1000 Press, versie 1.3 Dit document bevat belangrijke informatie over deze versie. Zorg dat deze informatie

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing Installatiehandleiding stuurprogramma

Gebruiksaanwijzing Installatiehandleiding stuurprogramma Gebruiksaanwijzing Installatiehandleiding stuurprogramma Voor een veilig en correct gebruikt, dient u de Veiligheidsinformatie in "Lees dit eerst" te lezen voordat u het apparaat gebruikt. INHOUDSOPGAVE

Nadere informatie

Printer/Scanner Unit Type Printerhandleiding. Gebruiksaanwijzing

Printer/Scanner Unit Type Printerhandleiding. Gebruiksaanwijzing Printer/Scanner Unit Type 3045 Gebruiksaanwijzing Printerhandleiding 1 2 3 4 5 6 7 8 Aan de slag De machine voorbereiden Het printerstuurprogramma instellen Andere afdrukbewerkingen Printereigenschappen

Nadere informatie

Printer Unit Type40 RCP40

Printer Unit Type40 RCP40 Printer Unit Type40 RCP40 Gebruiksaanwijzing Printerhandleiding 2 3 Aan de slag Het printerstuurprogramma en de software installeren Basisafdruktaken Lees voor een veilig en correct gebruik van het apparaat

Nadere informatie

Geavanceerde opties. Afdrukken op deelpagina's. Phaser 5500-laserprinter. In dit onderwerp wordt het volgende besproken:

Geavanceerde opties. Afdrukken op deelpagina's. Phaser 5500-laserprinter. In dit onderwerp wordt het volgende besproken: Geavanceerde opties In dit onderwerp wordt het volgende besproken: "Afdrukken op deelpagina's" op pagina 2-68 "Meerdere pagina's op één vel papier afdrukken (X op één)" op pagina 2-69 "Brochures afdrukken"

Nadere informatie

DX-C200P. Softwarehandleiding. Gebruiksaanwijzing

DX-C200P. Softwarehandleiding. Gebruiksaanwijzing DX-C200P Gebruiksaanwijzing Softwarehandleiding 1 Voorbereiden voor afdrukken 2 Het printerstuurprogramma instellen 3 Andere afdrukbewerkingen 4 Rechtstreeks afdrukken vanaf een digitale camera (PictBridge)

Nadere informatie

Software-installatiehandleiding

Software-installatiehandleiding Software-installatiehandleiding In deze handleiding wordt uitgelegd hoe u de software via een USB- of netwerkverbinding installeert. Netwerkverbinding is niet beschikbaar voor de modellen SP 200/200S/203S/203SF/204SF.

Nadere informatie

De inhoud van de verpakking controleren

De inhoud van de verpakking controleren De inhoud van de verpakking controleren papiersteun cd-rom met printersoftware & Gebruikershandleiding pakket met cartridges (bevat zowel zwart-wit- als kleurencartridges.) printer Gids voor snelle starters

Nadere informatie

Software voor printerbeheer

Software voor printerbeheer Software voor printerbeheer In dit onderwerp wordt het volgende besproken: CentreWare-software gebruiken op pagina 3-10 Printerbeheerfuncties gebruiken op pagina 3-12 CentreWare-software gebruiken CentreWare

Nadere informatie

Printerhandleiding. Gebruiksaanwijzing

Printerhandleiding. Gebruiksaanwijzing Gebruiksaanwijzing Printerhandleiding 1 2 3 4 5 6 De machine voorbereiden Het printerstuurprogramma instellen Andere afdrukbewerkingen Direct afdrukken via een digitale camera (PictBridge) De functie en

Nadere informatie

Xerox EX Print Server, Powered by Fiery, voor de Xerox D110-125 Kopieermachine-printer. Afdrukken

Xerox EX Print Server, Powered by Fiery, voor de Xerox D110-125 Kopieermachine-printer. Afdrukken Xerox EX Print Server, Powered by Fiery, voor de Xerox D110-125 Kopieermachine-printer Afdrukken 2012 Electronics For Imaging. De informatie in deze publicatie wordt beschermd volgens de Kennisgevingen

Nadere informatie

Handleiding PCL-stuurprogramma

Handleiding PCL-stuurprogramma Handleiding PCL-stuurprogramma PCL5e-stuurprogramma versie 5.0 PCL6-stuurprogramma versie.0 Lees deze handleiding voordat u de apparatuur gebruikt. Bewaar de handleiding nadat u deze hebt gelezen, zodat

Nadere informatie

Printen via het netwerk Zorg ervoor dat het werkt

Printen via het netwerk Zorg ervoor dat het werkt NETWERK PRINT SERVERS ARTIKEL Printen via het netwerk Zorg ervoor dat het werkt Created: June 4, 2005 Last updated: June 4, 2005 Rev:.0 INHOUDSOPGAVE INLEIDING 3 INFRASTRUCTUUR BIJ NETWERK PRINTEN 3. Peer-to-peer-printen

Nadere informatie

Voor gebruikers met netwerkverbindingen via Windows

Voor gebruikers met netwerkverbindingen via Windows Voor gebruikers met netwerkverbindingen via Windows Als de server en de client een verschillend besturingssysteem of verschillende architectuur hebben, is het mogelijk dat de verbinding niet goed werkt

Nadere informatie

HANDLEIDING VOOR SNELLE NETWERKINSTALLATIE

HANDLEIDING VOOR SNELLE NETWERKINSTALLATIE XEROX DOCUPRINT N4525 NETWERK-LASERPRINTER HANDLEIDING VOOR SNELLE NETWERKINSTALLATIE Xerox DocuPrint N4525 Netwerk-Laserprinter Handleiding voor snelle netwerkinstallatie 721P57610 September 2000 2000

Nadere informatie

(2) Handleiding Computer Configuratie voor USB ADSL modem

(2) Handleiding Computer Configuratie voor USB ADSL modem (2) Handleiding Computer Configuratie voor USB ADSL modem Raadpleeg eerst de Quick-Start Guide voor het installeren van uw DSL-aansluiting voordat u deze handleiding leest. Versie 30-08-02 Handleiding

Nadere informatie