Gebruikershandleiding

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Gebruikershandleiding"

Transcriptie

1 Gebruikershandleiding Overzicht van het apparaat Papierspecificaties en papier bijvullen Documenten afdrukken Originelen kopiëren Originelen scannen Een fax verzenden en ontvangen Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Het apparaat configureren met hulpprogramma's Het apparaat onderhouden Problemen oplossen Netwerkinstellingen configureren in OS X Bijlage Voor een veilig en juist gebruik, zorg ervoor dat u de "Veiligheidsinformatie" leest voordat u het apparaat gebruikt.

2

3 INHOUDSOPGAVE Informatie opzoeken over bediening en probleemoplossing Bedieningshandleiding (gedrukt) Bedieningshandleiding (digitaal formaat) Help Hoe werkt deze handleiding?...13 Inleiding Symbolen in deze handleiding...13 Modelspecifieke informatie...13 Disclaimer Opmerkingen Opmerking voor de beheerder Het IP-adres...15 Verschillen in prestaties/functies tussen verschillende modellen Overzicht van het apparaat Overzicht van alle apparaatonderdelen Buitenkant Binnenkant Bedieningspaneel Bedieningspaneel Bewerkingsmodi wijzigen...24 Meerdere taken tegelijk uitvoeren...25 Info over Bedieningstoepassingen...27 Een instelling toewijzen aan de snelkoppelingstoets Een instelling toewijzen met behulp van het bedieningspaneel...29 Een instelling toewijzen met behulp van Web Image Monitor De functie openen die toegewezen is aan de snelkoppelingstoets...30 Tekens invoeren Papierspecificaties en papier bijvullen Workflow voor het laden van papier en het configureren van papierformaten en -types Papier plaatsen...35 Papier plaatsen in lade Papier in de handinvoer plaatsen...40 Het papiertype en papierformaat opgeven via het bedieningspaneel

4 Het papiertype opgeven Het standaard papierformaat opgeven...43 Een aangepast papierformaat opgeven...43 Papiertype en -formaat opgeven met Smart Organizing Monitor...45 Een aangepast papierformaat opgeven...46 Papiertype en -formaat opgeven met Web Image Monitor...47 Een aangepast papierformaat opgeven...47 Het papiertype en het papierformaat opgeven met behulp van het printerstuurprogramma Wanneer u Windows gebruikt Wanneer u OS X gebruikt...50 Ondersteund papier...51 Specificatie van papiertypen Niet aanbevolen papiertypen Papier bewaren...55 Afdrukgebied Originelen plaatsen Originelen op de glasplaat leggen...58 Originelen in de automatische documentinvoer plaatsen...59 Originelen Documenten afdrukken Wat u met de printerfunctie kunt doen Het dialoogvenster Afdrukvoorkeuren weergeven Het dialoogvenster met afdrukvoorkeuren weergeven vanuit het menu [Start] Het dialoogvenster met afdrukvoorkeuren weergeven in een toepassing...64 Basiswerking van afdrukken...66 Een afdruktaak annuleren Originelen kopiëren Wat u met de kopieerfunctie kunt doen Het kopieerapparaatscherm Algemene kopieertaken...71 Een kopie annuleren...72 Vergrote of verkleinde kopieën maken Verkleinen/vergroten opgeven

5 Gecombineerde/dubbelzijdige kopieën maken Gecombineerde en dubbelzijdige kopieën opgeven Een ID-kaart kopiëren...81 Scaninstellingen opgeven voor het kopiëren...83 Instelling van de afbeeldingsdichtheid...83 Het documenttype selecteren aan de hand van het origineel Originelen scannen Wat u met de scannerfunctie kunt doen...85 Scannermodusscherm...86 Scanbestemmingen registreren Scanbestemmingen wijzigen Scanbestemmingen verwijderen...93 De transmissie testen...94 Basiswerking van Scannen naar map Het controlevel afdrukken...97 De naam van de gebruiker en de computer bevestigen...98 Een gedeelde map aanmaken op een computer Toegangsprivileges opgeven voor de gedeelde map Een gedeelde map registreren in het adresboek van het apparaat Gescande bestanden direct naar een gedeelde map versturen Basiswerking van scannen naar SMTP- en DNS-instellingen configureren adressen van bestemmingen registreren in het adresboek Gescande documenten verzenden via Basisbewerking van Scannen naar FTP Instellingen van de FTP-server configureren Bestanden naar een FTP-server verzenden De scanbestemming opgeven met de sneltoesten of de [Pauze/Redial]-knop Basisprocedures voor het opslaan van scanbestanden op een USB-geheugen Scannen via Smart Organizing Monitor Scannerinstellingen die u kunt configureren voor Smart Organizing Monitor Basisbewerking voor TWAIN-scannen TWAIN-scanner gebruiken

6 TWAIN-scannen Instellingen die u in het TWAIN-dialoogvenster kunt configureren: Basisbewerking voor WIA-scannen SANE-scannen gebruiken Scaninstellingen opgeven voor het scannen Het scanformaat opgeven aan de hand van het formaat van het origineel Afbeeldingsbelichting aanpassen Resolutie opgeven Een fax verzenden en ontvangen Wat u met de faxfunctie kunt doen Workflows voor het instellen van de fax Faxapparaatscherm Datum en tijd instellen Faxbestemmingen registreren Faxbestemmingen registreren met het bedieningspaneel Faxbestemmingen registreren met Web Image Monitor Een fax verzenden Verzendingsmodus selecteren Basisbewerking voor het versturen van een fax De faxbestemming opgeven Handige verstuurfuncties De scaninstellingen opgeven om te faxen De faxfunctie vanaf een computer gebruiken (LAN-fax) Basisbewerkingen voor het versturen van faxen vanaf een computer Verzendinstellingen configureren Het adresboek van LAN-fax configureren Een voor-/achterblad van een fax bewerken Een fax ontvangen Ontvangstmodus selecteren Faxen doorsturen of in het geheugen opslaan Lijsten/Rapporten met betrekking tot Fax Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Basisbediening

7 Menuoverzicht Instellingen van de kopieerfunctie Scaninstellingen Instellingen voor de faxfunctie Instellingen voor het adresboek Systeeminstellingen Instellingen papierlade Beheerdersinstellingen Lijsten/rapporten afdrukken De configuratiepagina afdrukken Types lijsten/rapporten Netwerkinstellingen Wi-Fi-installatiewizard Het apparaat configureren met hulpprogramma's Instellingenfuncties die beschikbaar zijn in Web Image Monitor en Smart Organizing Monitor Web Image Monitor gebruiken De bovenste pagina weergeven De taal van de interface wijzigen De systeeminformatie controleren Tabblad Status Tabblad Teller Tabblad Apparaatinformatie De systeeminstellingen configureren Tabblad Geluidsvolume aanpassen Tabblad Papierlade-instellingen Tabblad Kopieerapparaat Tabblad Fax Tabblad Tonerbeheer Tabblad interface Tabblad Shortcut naar functie Bestemmingen registreren De netwerkinstellingen configureren Network Tabblad Netwerkstatus

8 Tabblad IPv6-configuratie Tabblad Netwerkapplicatie Tabblad DNS Tabblad Automatische meldingen Tabblad SNMP Tabblad SMTP Tabblad POP Tabblad Draadloos Tabblad Google Cloud De IPsec-instellingen configureren Tabblad Algemene IPsec-instellingen Tabblad IPsec-beleidslijst Lijsten/rapporten afdrukken Beheerdersinstellingen configureren Tabblad Beheerder Tabblad Instellingen resetten Tabblad Instellingen back-uppen Tabblad Instellingen herstellen Tabblad Datum/tijd instellen Tabblad Energiespaarstand Smart Organizing Monitor gebruiken Het dialoogvenster Smart Organizing Monitor Dialog weergeven Status informatie controleren De apparaatinstellingen configureren Documenten scannen Het apparaat onderhouden Printcartridge vervangen Voorzorgsmaatregelen voor het reinigen Binnenkant apparaat schoonmaken De glasplaat reinigen De automatische documentinvoer schoonmaken Het apparaat verplaatsen en vervoeren Het apparaat weggooien

9 Waar kan ik meer informatie krijgen? Problemen oplossen Fout- en statusmeldingen op het scherm Fout- en statusmeldingen in Smart Organizing Monitor Papierstoringen oplossen Vastgelopen papier uit lade 1 verwijderen Vastgelopen papier uit de handinvoer verwijderen De achterklep openen om vastgelopen papier te verwijderen Vastgelopen papier in de scanner verwijderen Wanneer u geen testpagina kunt afdrukken Problemen met papierinvoer Problemen met de afdrukkwaliteit De status van het apparaat controleren De instellingen van het printerstuurprogramma controleren Problemen met de printer Afdrukposities komen niet met het computerscherm overeen Problemen met kopiëren Problemen met de scanner Wanneer het scannen niet naar wens verloopt Problemen met faxen Als er een foutcode op het faxjournaal of het verzendingsstatusrapport wordt weergegeven Veelvoorkomende problemen Netwerkinstellingen configureren in OS X Het apparaat aansluiten op een bedraad netwerk Een USB-kabel gebruiken Een Ethernet-kabel gebruiken Het apparaat aansluiten op een draadloos netwerk Het printerstuurprogramma installeren Smart Organizing Monitor installeren Met behulp van de Wi-Fi-installatiewizard Met behulp van de knop WPS Met behulp van een pincode

10 12. Bijlage Verzending met IPsec Codering en verificatie door IPsec Security Association Configuratieproces voor instellingen van uitwisseling van coderingssleutel De instellingen opgeven voor de uitwisseling van de coderingssleutel Opgeven van de IPsec-instellingen op de computer IPsec in- en uitschakelen met behulp van het bedieningspaneel Opmerkingen over de toner Specificaties van het apparaat Algemene functie Specificaties Printerfunctiespecificaties Kopieerfunctiespecificaties Specificaties scannerfunctie Faxfunctiespecificaties Verbruiksartikelen Printcartridge Apparaatinformatie Gebruikersinformatie over elektrische en elektronische apparaten (voornamelijk Europa en Azië) Opmerking m.b.t. het batterij-/accusymbool (alleen voor EU-landen) Milieuadviezen voor gebruikers (voornamelijk Europa) Kennisgeving voor gebruikers van een draadloze LAN-interface (voornamelijk Europa) OPMERKINGEN VOOR GEBRUIKERS (NIEUW-ZEELAND) Opmerkingen voor gebruikers in de staat Californië (opmerkingen voor gebruikers in de VS) Opmerkingen voor gebruikers in de Verenigde Staten Opmerkingen voor gebruikers van draadloze apparaten in Canada Opmerkingen voor Canadese gebruikers van de SP 277SFNwX Remarques à l'attention des utilisateurs canadiens du SP 277SFNwX ENERGY STAR-programma Energie besparen Copyrightinformatie over geïnstalleerde toepassingen Apache License

11 dnsmasq GPL Version iperf libharu Libsasl mdnsresponser OpenCV Open SSL WPA Supplicant Handelsmerken INDEX

12 Informatie opzoeken over bediening en probleemoplossing U vindt ondersteuningsinformatie over de bediening van het apparaat en probleemoplossing in de Bedieningshandleiding (gedrukt), de Bedieningshandleiding (digitaal formaat) en Help (online). Bedieningshandleiding (gedrukt) De volgende handleidingen worden meegeleverd met dit apparaat. Veiligheidsinformatie In deze handleiding worden de voorzorgsmaatregelen besproken die steeds in acht moeten worden genomen tijdens het gebruik van het apparaat. Lees deze handleiding door voordat u het apparaat gaat gebruiken. Installatiehandleiding In deze handleiding wordt uitgelegd hoe u het apparaat moet configureren. Er wordt ook in uitgelegd hoe u het apparaat uit de verpakking moet halen en hoe u het moet aansluiten aan een computer. Starthandleiding voor fax (alleen voor SP 221SF, SP 277SFNwX en SP221SFNw) In deze handleiding wordt uitgelegd welke voorbereidingen moeten worden getroffen voor het gebruik van de faxfunctie. Lees deze handleiding voordat u de faxfunctie gebruikt. Bedieningshandleiding (digitaal formaat) U kunt de bedieningshandleiding bekijken via de website van Ricoh of via de meegeleverde cd-rom. Bekijken via een internetbrowser Ga naar het internet via een internetbrowser. Controleer of de computer of het apparaat is aangesloten op het netwerk. Download de bedieningshandleidingen via Bekijken via de meegeleverde cd-rom Bedieningshandleidingen kunnen ook worden bekeken via de meegeleverde cd-rom. Wanneer Windows wordt gebruikt 1. Plaats de cd-rom in het cd-romstation. 2. Klik op [Handleid. lezen] en volg de instructies op het scherm. De handleiding in PDF-formaat wordt geopend. Bij gebruik van OS X 10

13 1. Plaats de cd-rom in het cd-romstation. 2. Dubbelklik op het bestand [Manuals. htm] in de hoofdmap van de cd-rom. 3. Selecteer de taal. 4. Klik op [PDF handleidingen lezen]. 5. Klik op de handleiding die u wilt openen. De handleiding in PDF-formaat wordt geopend. Help Gebruik de volgende procedure om de Help-bestanden te openen voor meer informatie over het printerstuurprogramma en de functies van Smart Organizing Monitor. Voor meer informatie over Smart Organizing Monitor, zie Pag. 248 "Smart Organizing Monitor gebruiken". Printerstuurprogramma 1. Klik op [Help] in het dialoogvenster met de afdrukvoorkeuren. Voor de procedure om het dialoogvenster met de afdrukvoorkeuren te openen, zie Pag. 64 "Het dialoogvenster Afdrukvoorkeuren weergeven". DSH250 11

14 Smart Organizing Monitor 1. Klik op [Help] in het scherm [Printer Configuration]. DSH252 12

15 Hoe werkt deze handleiding? Inleiding Deze handleiding bevat gedetailleerde instructies en opmerkingen over de bediening en het gebruik van dit apparaat. Lees voor uw eigen veiligheid deze handleiding zorgvuldig door voordat u het apparaat gaat gebruiken. Bewaar deze handleiding op een handige plaats binnen handbereik. Symbolen in deze handleiding De handleiding gebruikt de volgende symbolen: Geeft punten aan waar u rekening mee moet houden wanneer u het apparaat gebruikt en geeft een uitleg van mogelijke oorzaken voor het vastlopen van papier, schade aan originelen of gegevensverlies. Lees deze uitleg zorgvuldig door. Geeft extra uitleg over de apparaatfuncties en instructies voor het oplossen van gebruikersfouten. [] Geeft de namen van de toetsen aan die op het display verschijnen of refereren naar de (plastic) knoppen op het bedieningspaneel van het apparaat. Modelspecifieke informatie In dit gedeelte wordt uitgelegd tot welke regio uw apparaat behoort. Op de achterkant van het apparaat bevindt zich een sticker op de plaats die hieronder wordt weergegeven. De sticker bevat gegevens waarmee de regio van uw apparaat wordt geïdentificeerd. Lees wat er op de sticker staat. 13

16 DSH101 De volgende informatie is regiospecifiek. Lees de informatie onder het symbool dat overeenkomt met de regio van uw apparaat. (voornamelijk in Europa en Azië) Als de sticker de volgende informatie bevat, is uw apparaat een Regio A-model: CODE XXXX -27, -29, V (voornamelijk in Noord-Amerika) Als de sticker de volgende informatie bevat, is uw apparaat een Regio B-model: CODE XXXX V De afmetingen in deze handleiding worden gegeven in twee meeteenheden: metrisch en inch. Als uw apparaat een model uit regio A is, raadpleegt u de metrische meeteenheid. Als uw apparaat een model uit regio B is, raadpleegt u de meeteenheid in inch. Disclaimer Tot de maximale mate die is omschreven in de betreffende wetten, is de fabrikant in geen enkel geval aansprakelijk voor enige schade die voortvloeit uit storingen van dit product, verlies van opgeslagen gegevens of het gebruik of het niet gebruiken van dit product en de gebruikershandleidingen die zijn meegeleverd. Zorg ervoor dat u altijd een kopie heeft of back-ups maakt van de gegevens die op dit apparaat staan opgeslagen. Documenten of gegevens kunnen mogelijk gewist worden vanwege bedieningsfouten of apparaatstoringen. De fabrikant is in geen enkel geval aansprakelijk voor documenten die door u zijn gemaakt met behulp van dit apparaat of voor de resultaten die voortvloeien uit het gebruik van gegevens door u. Voor een goede afdrukkwaliteit adviseert de fabrikant u om de originele toner van de fabrikant te gebruiken. 14

17 Opmerkingen De inhoud van deze handleiding kan zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. De fabrikant is niet aansprakelijk voor eventuele schade of kosten die kunnen voortvloeien uit het gebruik van onderdelen voor uw kantoorapparatuur die geen originele onderdelen van de fabrikant zijn. Sommige afbeeldingen in deze handleiding tonen een enigszins andere versie van het apparaat. De afbeeldingen in deze handleiding zijn voor de modellen SP 277SFNwX en SP 221SFNw. Opmerking voor de beheerder Wachtwoord Bepaalde configuraties van dit apparaat zijn mogelijk met een wachtwoord beveiligd om onbevoegde aanpassingen door anderen te voorkomen. We raden u ten zeerste aan meteen uw eigen wachtwoord te maken. De volgende bewerkingen zijn mogelijk met een wachtwoord beveiligd: Het menu [Adresboek], [Netwerkinstellingen], [Wi-Fi-install.wiz.] of [Beheerderstoepassingen] openen via het bedieningspaneel U kunt deze menu's openen zonder wachtwoord. Dit is een fabrieksinstelling. In [Beh. Toepas.] vindt u de instelling voor het maken van een wachtwoord. Het apparaat configureren met Web Image Monitor U kunt het apparaat configureren met Web Image Monitor zonder een wachtwoord te hoeven invoeren. Dit is een fabrieksinstelling. In [Beheerderinstellingen] vindt u de instelling voor het maken van een wachtwoord. Voor meer informatie over het maken van wachtwoorden, zie Pag. 242 "Beheerdersinstellingen configureren". Het IP-adres In deze handleiding verwijst 'IP-adres' naar zowel de IPv4- als de IPv6-omgeving. Lees de instructies door die betrekking hebben op de omgeving die u gebruikt. Verschillen in prestaties/functies tussen verschillende modellen De verschillen in hoofdprestaties/functies van verschillende modellen zijn als volgt: 15

18 SP 221S SP 277SNwX SP 221SNw SP 221SF SP 277SFNwX SP 221SFNw Faxen Niet beschikbaar Niet beschikbaar Beschikbaar (standaard) Beschikbaar (standaard) ADF Niet beschikbaar Beschikbaar (standaard) Beschikbaar (standaard) Beschikbaar (standaard) GDIstuurprogramma Beschikbaar Beschikbaar Beschikbaar Beschikbaar Ethernet-poort (netwerk) Niet beschikbaar Beschikbaar Niet beschikbaar Beschikbaar Draadloos LAN Niet beschikbaar Beschikbaar Niet beschikbaar Beschikbaar Scannen naar e- mail/ftp/map Niet beschikbaar Beschikbaar Niet beschikbaar Beschikbaar Web Image Monitor Niet beschikbaar Beschikbaar Niet beschikbaar Beschikbaar Tonerbeheer (indicatie van tonerniveau) Niet beschikbaar Niet beschikbaar Beschikbaar *1 Beschikbaar *1 Papierloze fax *2 Niet beschikbaar Niet beschikbaar Niet beschikbaar Beschikbaar *1 Afhankelijk van de instelling [Optie toner op] is de functie tonerbeheer (aanduiding tonerniveau) mogelijk niet beschikbaar. Voor meer informatie over [Optie toner op], zie Pag. 188 "Systeeminstellingen". *2 "Papierloze fax" heeft betrekking op de functie waarmee u faxberichten kunt opslaan in het geheugen en kunt selecteren welke faxberichten u wilt afdrukken, waardoor u papier bespaart. "Papierloze fax" verwijst naar [Ontv. bestanden instelling] en [Melding status doorsturen], die kunnen worden opgegeven via het bedieningspaneel van het apparaat en [Ontvangen faxbestand instelling], dat kan worden opgegeven via Web Image Monitor. Voor meer informatie, zie Pag. 179 "Instellingen voor de faxfunctie" en Pag. 221 "De systeeminstellingen configureren". 16

19 1. Overzicht van het apparaat In dit hoofdstuk worden de voorbereidingen voor het gebruik van het apparaat en de gebruiksaanwijzing beschreven. Overzicht van alle apparaatonderdelen In dit deel staan de namen van de verschillende onderdelen van de voor- en achterkant van het apparaat samen met een beschrijving van hun functie. Buitenkant De SP 221S is niet met een automatische documentinvoer (ADF) uitgerust. De SP 221S en SP 221SF zijn niet met een Ethernet-poort uitgerust DSH103 17

20 1. Overzicht van het apparaat Nr. Naam Beschrijving 1 ADF-invoerlade Plaats hier stapeltjes originelen. Ze worden automatisch ingevoerd. De lade kan maximaal 35 vellen normaal papier bevatten. 2 Automatische documentinvoer (glasplaatklep) De ADF is in de klep van de glasplaat geïntegreerd. Open deze klep om originelen op de glasplaat te plaatsen. 3 Lijn- en TEL-poort Bovenste poort: poort voor externe telefoonverbinding. Onderste poort: G3 (analoog) lijn-interface-poort voor telefoonlijnverbinding. 4 USB-poort Voor het aansluiten van het apparaat op een computer met een USB-kabel. 5 Ethernet-poort Voor het aansluiten van het apparaat op een netwerk met een netwerkinterface-kabel. 6 Achterpaneel Open deze klep om vastgelopen papier te verwijderen. 7 Ladeklep Bevestig deze klep als u de lade eruit trekt. 8 Papierstopper Zet dit klepje omhoog om te voorkomen dat het papier eraf valt. 9 Lade 1 Deze lade kan maximaal 150 vellen normaal papier bevatten. 10 Handinvoer Deze lade kan één vel normaal papier bevatten. 11 Voorpaneel Open dit paneel wanneer u een printcartridge moet vervangen of vastgelopen papier moet verwijderen. 12 USB-poort voor geheugenkaart Steek een USB-geheugenkaart in het apparaat om gescande bestanden op te slaan met de Scannen naar USB-functie. 13 Bedieningspaneel Bevat een touchscreen display en knoppen voor de bediening van het apparaat. 14 ADF-klep Open deze klep om originelen die zijn vastgelopen in de ADF te verwijderen. 15 Glasplaat Plaats hier originelen vel voor vel. Als afgedrukt papier moeilijk uit de uitvoerlade komt, kunt u het bedieningspaneel optillen en het afgedrukte papier er makkelijker uithalen. 18

21 Overzicht van alle apparaatonderdelen DSH104 Binnenkant 1 DSH106 Nr. Naam Beschrijving 1 Printcartridge Dit verbruiksartikel zorgt ervoor dat u afdrukken op papier kunt maken. Het moet worden vervangen als het waarschuwingslampje rood knippert. Voor meer informatie over het vervangen van de cartridge, zie Pag. 253 "Printcartridge vervangen". 19

22 1. Overzicht van het apparaat Bedieningspaneel SP 221S, SP 277SNwX, SP 221SNw DSH107 Nr. Naam Beschrijving 1 [Afbeeldingskwaliteit]- knop 2 [Shortcut naar functies]- knop Druk hierop om de scankwaliteit voor de huidige taak te selecteren. Druk hierop om de functie te gebruiken die aan deze knop is toegewezen. 3 [Belichting]-knop Druk hierop om de beeldbelichting aan te passen voor de huidige taak. 4 [Kopieerapparaat]- knop Druk hierop om naar de kopieermodus over te schakelen. 5 [Scanner]-knop Druk hierop om naar de scannermodus te gaan. 6 Display Geeft huidige status en meldingen weer. 7 Scrolltoetsen Druk hierop om de cursor in de richting te verplaatsen die wordt aangegeven door de toets. 8 Cijfertoetsen Druk hierop om cijfers in te voeren als u instellingen opgeeft zoals faxnummers en kopieeraantallen. U kunt ze ook gebruiken om letters mee in te voeren als u namen opgeeft. 9 [Wis/Stop]-knop Druk op deze knop om het afdrukken van een taak, het kopiëren van een document, het scannen, het verzenden/ontvangen van een fax en andere actieve taken te annuleren of stoppen. 10 [Gebruikersinstellingen] -knop Druk hierop om het menu weer te geven voor het configureren van de systeeminstellingen van het apparaat. 11 [Aan/uit]-knop Dit indicatielampje brandt blauw als het apparaat aan staat. 20

23 Overzicht van alle apparaatonderdelen Nr. Naam Beschrijving 12 [Wi-Fi Direct]-knop (alleen SP 277SNwX en SP 221SNw) Als u op deze toets drukt terwijl Wi-Fi uitgeschakeld is, wordt Wi- Fi geactiveerd en wordt het apparaat automatisch opnieuw opgestart. Druk op deze toets wanneer Wi-Fi ingeschakeld is om de functie Wi-Fi Direct in of uit te schakelen. Dit indicatielampje brandt blauw wanneer de functie Wi-Fi Direct actief is. 13 Selectieknoppen Druk op de toets onder een item dat in de onderste regel van het scherm wordt getoond om deze te selecteren. 14 Indicatielampje Inkomende gegevens Dit indicatielampje knippert blauw wanneer het apparaat afdrukgegevens van het hostapparaat krijgt. 15 [Terug]-toets Druk hierop om de laatste bewerking te annuleren of om terug te keren naar het vorige niveau van de menustructuur. 16 Waarschuwingindicatielampje Dit indicatielampje brandt rood als het papier of de verbruiksartikelen in het apparaat op zijn, als de papierinstellingen niet met de instellingen overeenkomen die in het stuurprogramma zijn opgegeven of als er andere storingen optreden. Knippert als de toner bijna op is. 17 [OK]-knop Druk hierop om instellingen en opgegeven waarden te bevestigen, of naar het volgende menuniveau te gaan. 18 [Start]-knop Druk hierop om het verzenden/ontvangen van faxen, scannen of kopiëren te starten. Bedieningspaneel SP 221SF, SP 277SFNwX, SP 221SFNw DSH108 21

24 1. Overzicht van het apparaat Nr. Naam Beschrijving 1 [Direct kiezen]-knop Druk hierop om de status van de bestemming te testen als u een fax stuurt. 2 [Adresboek]-knop Druk hierop om een scan- of faxbestemming uit het Adresboek te selecteren. 3 [Afbeeldingskwaliteit]- knop 4 [Shortcut naar functies]- knop Druk hierop om de scankwaliteit voor de huidige taak te selecteren. Druk hierop om de functie te gebruiken die aan deze knop is toegewezen. 5 [Belichting]-knop Druk hierop om de beeldbelichting aan te passen voor de huidige taak. 6 [Kopieerapparaat]- knop Druk hierop om naar de kopieermodus over te schakelen. 7 [Scanner]-knop Druk hierop om naar de scannermodus te gaan. 8 Display Geeft huidige status en meldingen weer. 9 Scrolltoetsen Druk hierop om de cursor in de richting te verplaatsen die wordt aangegeven door de toets. 10 Cijfertoetsen Druk hierop om cijfers in te voeren als u instellingen opgeeft zoals faxnummers en kopieeraantallen. U kunt ze ook gebruiken om letters mee in te voeren als u namen opgeeft. 11 [Wis/Stop]-knop Druk op deze knop om het afdrukken van een taak, het kopiëren van een document, het scannen, het verzenden/ontvangen van een fax en andere actieve taken te annuleren of stoppen. 12 [Gebruikersinstellingen] -knop Druk hierop om het menu weer te geven voor het configureren van de systeeminstellingen van het apparaat. 13 [Aan/uit]-knop Dit indicatielampje brandt blauw als het apparaat aan staat. 14 Snelkiestoetsen Druk hierop om een scan- of faxbestemming van Snelkeuze te selecteren. 15 [Pauze/Redial]-knop Druk op deze knop om een pauze in een faxnummer in te voegen of de laatst gebruikte scan- of faxbestemming weer te geven. 16 [Shift]-knop Druk hierop om de snelkiesbestemmingen 5 t/m 8 te gebruiken als u via de sneltoetsen een scan- of faxbestemming opgeeft. 22

25 Overzicht van alle apparaatonderdelen Nr. Naam Beschrijving 17 [Wi-Fi Direct]-knop (alleen SP 277SFNwX en SP 221SFNw) Als u op deze toets drukt terwijl Wi-Fi uitgeschakeld is, wordt Wi- Fi geactiveerd en wordt het apparaat automatisch opnieuw opgestart. Druk op deze toets wanneer Wi-Fi ingeschakeld is om de functie Wi-Fi Direct in of uit te schakelen. Dit indicatielampje brandt blauw wanneer de functie Wi-Fi Direct actief is. 18 [Fax]-knop Druk hierop om naar de faxmodus over te schakelen. 19 Selectieknoppen Druk op de toets onder een item dat in de onderste regel van het scherm wordt getoond om deze te selecteren. 20 Indicatielampje Inkomende gegevens Dit indicatielampje knippert blauw wanneer het apparaat afdrukgegevens van het hostapparaat krijgt. 21 [Terug]-toets Druk hierop om de laatste bewerking te annuleren of om terug te keren naar het vorige niveau van de menustructuur. 22 Waarschuwingindicatielampje Dit indicatielampje brandt rood als het papier of de verbruiksartikelen in het apparaat op zijn, als de papierinstellingen niet met de instellingen overeenkomen die in het stuurprogramma zijn opgegeven of als er andere storingen optreden. Knippert als de toner bijna op is. 23 [OK]-knop Druk hierop om instellingen en opgegeven waarden te bevestigen, of naar het volgende menuniveau te gaan. 24 [Start]-knop Druk hierop om het verzenden/ontvangen van faxen, scannen of kopiëren te starten. 23

26 1. Overzicht van het apparaat Bewerkingsmodi wijzigen U kunt schakelen tussen de kopieer-, scan- en faxmodi door op de relevante knoppen te drukken. Druk op de knop [Kopieerapparaat], [Scanner] of [Fax] (alleen SP 221SF, SP 277SFNwX en SP 221SFNw) om de gewenste modus te activeren. Wanneer u een bepaalde modus heeft geopend, gaat het bijbehorende lampje branden. DSH140 Functieprioriteit De kopieermodus is standaard geselecteerd als het apparaat wordt ingeschakeld of als de vooraf bepaalde tijd onder [Automatische reset systeem] is verstreken zonder dat er een bewerking heeft plaatsgevonden terwijl het beginscherm van de huidige modus werd weergegeven. U kunt de geselecteerde modus wijzigen via [Functieprioriteit] onder [Beheerderstoepassingen]. Voor meer informatie over [Automatische reset systeem] of [Functieprioriteit], zie Pag. 196 "Beheerdersinstellingen". 24

27 Meerdere taken tegelijk uitvoeren Meerdere taken tegelijk uitvoeren Dit apparaat kan meerdere taken tegelijk uitvoeren met verschillende functies, zoals tegelijkertijd kopiëren en faxen. Het tegelijkertijd uitvoeren van meerdere functies wordt "Multi-access" genoemd. De volgende tabel laat de functies zien die tegelijkertijd kunnen worden uitgevoerd. Kopiëren Scannen Huidige taak Fax naar het apparaatgeheugen scannen voor verzending Faxverzending Faxverzending Faxontvangst Taak die u tegelijkertijd wilt uitvoeren Afdruktaak van een computer ontvangen (het afdrukken start nadat het kopiëren is voltooid) LAN-faxtaak ontvangen van een computer LAN-fax verzenden Faxverzending Faxontvangst Fax afdrukken die in het apparaatgeheugen is ontvangen Afdrukken LAN-faxtaak ontvangen van een computer LAN-fax verzenden Faxverzending Faxontvangst Fax afdrukken die in het apparaatgeheugen is ontvangen Afdrukken LAN-faxtaak ontvangen van een computer Fax afdrukken die in het apparaatgeheugen is ontvangen Afdrukken LAN-faxtaak ontvangen van een computer Kopiëren Scannen Fax naar het apparaatgeheugen scannen voor verzending 25

28 1. Overzicht van het apparaat Huidige taak Taak die u tegelijkertijd wilt uitvoeren Faxontvangst Scannen *1 Fax naar het apparaatgeheugen scannen voor verzending LAN-faxtaak ontvangen van een computer Kopiëren Fax afdrukken die in het apparaatgeheugen is ontvangen Afdrukken LAN-faxtaak ontvangen van een computer LAN-fax verzenden Scannen *1 Fax naar het apparaatgeheugen scannen voor verzending Faxverzending LAN-faxtaak ontvangen van een computer LAN-fax verzenden Scannen Fax naar het apparaatgeheugen scannen voor verzending Faxverzending LAN-fax verzenden Kopiëren Scannen Faxontvangst Fax afdrukken die in het apparaatgeheugen is ontvangen LAN-fax verzenden Kopiëren Scannen Fax naar het apparaatgeheugen scannen voor verzending Fax afdrukken die in het apparaatgeheugen is ontvangen Afdrukken LAN-faxtaak ontvangen van een computer *1 Het afdrukken van een fax kan langer dan normaal duren als u tegelijkertijd scant via het bedieningspaneel, vooral als er meerdere pagina's worden gescand via de glasplaat. Als u een functie probeert te gebruiken die niet tegelijkertijd kan worden uitgevoerd, hoort u een piepje van het apparaat of ziet u een foutmelding op uw computerscherm. Probeert u het in dit geval later nogmaals als de huidige taak is voltooid. 26

29 Info over Bedieningstoepassingen Info over Bedieningstoepassingen In dit hoofdstuk worden de bedieningstoepassingen van dit apparaat uitgelegd. Afhankelijk van het model is het mogelijk dat Web Image Monitor niet beschikbaar is. Voor meer informatie over verschillen voor een specifiek model, zie "Verschillen in prestaties/functies tussen de verschillende modellen" in Pag. 13 "Hoe werkt deze handleiding?". Bedieningspaneel Het bedieningspaneel bevat een scherm en toetsen om het apparaat mee te bedienen. U kunt er de diverse instellingen van het apparaat mee configureren. Voor meer informatie over het gebruik van het bedieningspaneel, zie Pag. 169 "Het apparaat configureren met het bedieningspaneel". Smart Organizing Monitor Installeer dit hulpprogramma vanaf de meegeleverde cd-rom op uw computer. Met behulp van Smart Organizing Monitor kunt u de status van het apparaat controleren, instellingen configureren en andere functies gebruiken. Voor meer informatie over het gebruik van Smart Organizing Monitor, zie Pag. 248 "Smart Organizing Monitor gebruiken". 27

30 1. Overzicht van het apparaat Web Image Monitor U kunt de status van het apparaat controleren en zijn instellingen configureren door rechtstreeks toegang tot het apparaat te krijgen via Web Image Monitor. Voor meer informatie over het gebruik van Web Image Monitor, zie Pag. 213 "Het apparaat configureren met hulpprogramma's". 28

31 Een instelling toewijzen aan de snelkoppelingstoets Een instelling toewijzen aan de snelkoppelingstoets U kunt een veelgebruikte instelling gebruiken met één druk op de knop door de instelling toe te wijzen aan de toets [Shortcut naar functies]. U kunt instellingen configureren voor de volgende 3 functies: ID-kaart kopiëren Directe TX fax Scanbestemm. selecteren Afhankelijk van het model is het mogelijk dat Web Image Monitor niet beschikbaar is. Voor meer informatie over verschillen voor een specifiek model, zie "Verschillen in prestaties/functies tussen de verschillende modellen" in Pag. 13 "Hoe werkt deze handleiding?". Een instelling toewijzen met behulp van het bedieningspaneel 1. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen]. 2. Druk op [ ] of [ ] om [Beheerderstoepassingen] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 3. Als u om een wachtwoord wordt gevraagd, voer het wachtwoord dan met de cijfertoetsen in en druk vervolgens op de [OK]-knop. 4. Druk op [ ] of [ ] om [Shortcut naar functie] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]- knop. 5. Druk op [ ] of [ ] om de functie te selecteren die u wilt configureren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 6. Druk op de [Gebruikersinstellingen]-knop om terug te keren naar het beginscherm. U kunt een wachtwoord voor toegang tot het menu [Beheerdertoepassingen] opgeven in [Vergr.beheerderstoepass.]. Een instelling toewijzen met behulp van Web Image Monitor 1. Start de internetbrowser en voer in de adresbalk " van het apparaat)/" in. 2. Klik op [Systeeminstellingen]. 3. Klik op het tabblad [Shortcut naar functie]. 29

32 1. Overzicht van het apparaat 4. Geef de instelling aan die u wilt configureren in de [Snelkoppeling naar functieinstellingen]. 5. Voer indien nodig het beheerderswachtwoord in. 6. Klik op [OK]. 7. Sluit de internetbrowser. Voor meer informatie over wachtwoorden, zie Pag. 242 "Beheerdersinstellingen configureren". De functie openen die toegewezen is aan de snelkoppelingstoets 1. Druk op de toets [Shortcut naar functies]. DSH141 De functie die is toegewezen aan de toets [Shortcut naar functies] wordt weergegeven. 30

33 Tekens invoeren Tekens invoeren Als u tekens wilt invoeren, gebruikt u de volgende toetsen: Een cijfer invoeren Druk op een cijfertoets. Een teken verwijderen Druk op [ ]. Een faxnummer invoeren Een getal invoeren Gebruik de cijfertoetsen. Andere tekens dan cijfers invoeren " ": druk op [ ]. " ": druk op [ ]. " ": druk op [ ]. Pauze: druk op de knop [Pauze/Herhalen]. Er wordt een "P" weergegeven op het scherm. Spatie: druk op [ ]. Een naam invoeren Letters, cijfers en symbolen kunnen met de cijfertoetsen worden ingevoerd. Als u twee tekens achter elkaar wilt invoeren die op dezelfde cijfertoets staan, drukt u op [ ] om de cursor te verplaatsen voordat u het tweede teken invoert. Cijfertoets Aantal keer indrukken ~ \ DCT843 De tekens die u kunt invoeren, zijn afhankelijk van de instelling die u configureert. 31

34 1. Overzicht van het apparaat Als het cijfer dat u hebt ingevoerd te groot of te klein is voor de instelling, wordt dit niet geaccepteerd. Als u op de [OK]-knop drukt, zal het apparaat het aantal verlagen of verhogen naar de minimale of maximale waarde voor de instelling. 32

35 2. Papierspecificaties en papier bijvullen In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe papier en originelen moeten worden geplaatst en wordt er uitleg gegeven over hun specificaties. Workflow voor het laden van papier en het configureren van papierformaten en -types. In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u papier moet laden en wat u moet doen nadat het papier is geladen. Nadat u de procedures hieronder heeft gevolgd, kunt u kopiëren of afdrukken op het papier dat in het apparaat is geladen. Plaats papier in de papierlade. Geef het papiertype en -formaat op. Geef het papiertype en -formaat op in het printerstuurprogramma. DSG260 Raadpleeg de volgende pagina voor details over de procedures. Stappenplan Referentie Wanneer papier wordt geladen in Lade 1 Zie Pag. 35 "Papier plaatsen in lade 1". Wanneer papier wordt geladen in de handinvoer Zie Pag. 40 "Papier in de handinvoer plaatsen". 33

36 2. Papierspecificaties en papier bijvullen Stappenplan Referentie Er zijn drie manieren om het papiertype en -formaat op te geven. Met behulp van het bedieningspaneel Zie Pag. 42 "Het papiertype en papierformaat opgeven via het bedieningspaneel". Bij gebruik van Web Image Monitor Zie Pag. 47 "Papiertype en -formaat opgeven met Web Image Monitor". Bij gebruik van Smart Organizing Monitor Zie Pag. 45 "Papiertype en -formaat opgeven met Smart Organizing Monitor". Zie Pag. 49 "Het papiertype en het papierformaat opgeven met behulp van het printerstuurprogramma". Voor meer informatie over ondersteund papier, zie Pag. 51 "Ondersteund papier". 34

37 Papier plaatsen Papier plaatsen In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u papier in de papierlade of in de handinvoer plaatst. Pas tijdens het bijvullen van papier op dat uw vingers niet vast komen te zitten of dat u ze verwondt. Voor informatie over ondersteund papier, voorzorgsmaatregelen voor het bewaren van papier en afdrukgebieden, zie Pag. 51 "Ondersteund papier". Als u papier plaatst, zorg er dan voor dat het papierformaat en het papiertype voor de handinvoer en lade 1 zijn geconfigureerd. Als u een document afdrukt, geef dan het papierformaat en het papiertype op en selecteer de papierlade in het printerstuurprogramma zodat de instellingen die geconfigureerd zijn als het papier is geplaatst, voor het afdrukken kunnen worden gebruikt. Papier plaatsen in lade 1 Trek deze lade uit om A5-papier verticaal te plaatsen of om papier langer dan A4 (297 mm) te plaatsen. Voor meer informatie, zie Pag. 38 "Lade 1 uittrekken om papier te plaatsen". 1. Trek lade 1 langzaam uit en haal deze er met beide handen uit. DSH111 Plaats de lade op een vlak oppervlak. 35

38 2. Papierspecificaties en papier bijvullen 2. Schuif de papiergeleiders aan de zijkanten en de uiteinden naar buiten. DSH Waaier de stapel even los voordat u deze in de lade plaatst. 4. Plaats het papier zodanig dat de afdrukzijde naar beneden ligt. Zorg ervoor dat het papier niet hoger wordt gestapeld dan de bovengrensmarkering op de papiergeleider langs de zijkant. DSH115 Zet in de lade de papiergeleider op het merkteken voor het papierformaat. DSH114 36

39 Papier plaatsen 5. Controleer of er geen openingen tussen het papier en de papiergeleiders zijn; zowel bij de papiergeleiders aan de zijkant als aan de achterkant. DSH Duw lade 1 voorzichtig recht in het apparaat. DSH117 Zorg om papierstoringen te voorkomen, dat de lade stevig is geplaatst. Om de vellen met de afdrukzijde naar boven te leveren, dient u de achterklep te openen. DSH118 Vellen kunnen ondersteboven vanuit de uitvoerlade worden uitgevoerd zonder de achterklep te openen. 37

40 2. Papierspecificaties en papier bijvullen Lade 1 uittrekken om papier te plaatsen In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u papier in het apparaat kunt plaatsen dat langer is dan A4 (297 mm). 1. Verwijder de klep van de lade. DSH Trek lade 1 langzaam uit en haal deze er met beide handen uit. 3. Ontgrendel de vergrendelingen van het verlengstuk aan beide zijden van de lade en trek het verlengstuk uit. DSH120 Let op dat de binnenkant van het verlengstuk en de schaal uitgelijnd zijn. U kunt de lengte van het verlengstuk in drie stappen aanpassen. Als u papier van A5 SEF, A4 of Letter-formaat gebruikt, pas de lengte dan aan tot de positie aangegeven met de markering " " in de lade. 38

41 Papier plaatsen DSH121 Als u Legal papier gebruikt, pas de lengte dan aan tot de positie die wordt aangegeven met de markering " " in de lade. 4. Sluit het verlengstuk. DSH180 DSH Volg stap 2 tot en met 7 in 'Papier in lade 1 plaatsen'. 39

42 2. Papierspecificaties en papier bijvullen 6. Plaats de ladeklep. DSH123 Legal papier of papier met een aangepast formaat groter dan A4 moeten worden geplaatst zonder de ladeklep te bevestigen. (alleen ) Papier in de handinvoer plaatsen Laad geen papier in de handinvoer, tenzij het bericht "Gereed" wordt weergegeven. 1. Open de handinvoer. DSH124 40

43 Papier plaatsen 2. Schuif de zijgeleiders naar buiten, plaats het papier met de afdrukzijde naar boven en druk dit aan totdat het niet verder kan. DSH Pas de zijgeleiders aan de papierbreedte aan. DSH126 Om de vellen met de afdrukzijde naar boven te leveren, dient u de achterklep te openen. DSH118 Vellen kunnen ondersteboven vanuit de uitvoerlade worden uitgevoerd zonder de achterklep te openen. 41

44 2. Papierspecificaties en papier bijvullen Het papiertype en papierformaat opgeven via het bedieningspaneel In dit onderdeel wordt uitgelegd hoe u het papierformaat en -type kunt opgeven met het bedieningspaneel. De instelling voor het papiertype en -formaat kan ook worden ingesteld met behulp van het printerstuurprogramma. Voor meer informatie, zie de Help-functie van het printerstuurprogramma. Als [Automatisch doorgaan] onder [Systeeminstellingen] is ingeschakeld, zal het afdrukken tijdelijk stoppen als er een fout bij het papiertype/-formaat wordt gedetecteerd. Na ongeveer tien seconden herstart het afdrukken automatisch met de instellingen die zijn maakt op het bedieningspaneel. Voor meer informatie over [Automatisch doorgaan], zie Pag. 188 "Systeeminstellingen". Het papiertype opgeven Dit onderdeel beschrijft hoe u het papiertype opgeeft. 1. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen]. DSH Druk op [ ] of [ ] om [Papierlade-instellingen] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 3. Druk op [ ] of [ ] om de instelling voor het papierformaat voor de gewenste lade te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. 4. Druk op [ ] of [ ] om het gewenste papiertype te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. 5. Druk op de [Gebruikersinstellingen]-knop om terug te keren naar het beginscherm. U kunt op de [Terug]-knop drukken om terug te keren naar het vorige niveau in de menustructuur. 42

45 Het papiertype en papierformaat opgeven via het bedieningspaneel Het standaard papierformaat opgeven Dit onderdeel beschrijft hoe u het standaard papierformaat opgeeft. 1. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen]. DSH Druk op [ ] of [ ] om [Papierlade-instellingen] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 3. Druk op [ ] of [ ] om de instelling voor het papierformaat voor de gewenste lade te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. 4. Druk op [ ], [ ],[ ] of [ ] om het gewenste papierformaat te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 5. Druk op de [Gebruikersinstellingen]-knop om terug te keren naar het beginscherm. U kunt op de [Terug]-knop drukken om terug te keren naar het vorige niveau in de menustructuur. Een aangepast papierformaat opgeven Dit onderdeel beschrijft hoe u een aangepast papierformaat opgeeft. 1. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen]. DSH210 43

46 2. Papierspecificaties en papier bijvullen 2. Druk op [ ] of [ ] om [Papierlade-instellingen] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 3. Druk op [ ] of [ ] om de instelling voor het papierformaat voor de gewenste lade te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. 4. Druk op [ ], [ ], [ ] of [ ] om [Ang.fr] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 5. Druk op [ ] of [ ] om [mm] of [inch] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 6. Voer de breedte met de cijfertoetsen in en druk dan op de [OK]-knop. Om een komma in te voeren, drukt u op [ ]. 7. Voer de lengte in met de cijfertoetsen en druk op de [OK]-knop. Om een komma in te voeren, drukt u op [ ]. 8. Druk op de [Gebruikersinstellingen]-knop om terug te keren naar het beginscherm. U kunt op de [Terug]-knop drukken om terug te keren naar het vorige niveau in de menustructuur. 44

47 Papiertype en -formaat opgeven met Smart Organizing Monitor Papiertype en -formaat opgeven met Smart Organizing Monitor De procedure in dit onderdeel is een voorbeeld en is gebaseerd op Windows 7. De werkelijke procedure kan afwijken afhankelijk van het door u gebruikte besturingssysteem. 1. Klik in het [Start]-menu op [Alle programma's]. 2. Klik op [SP 220 Series Software Utilities]. 3. Klik op [Smart Organizing Monitor for SP 220 Series]. Smart Organizing Monitor wordt gestart. 4. Als het apparaat dat u gebruikt niet is geselecteerd, klik dan op [Printer verbinden] en voer een van de volgende handelingen uit: Selecteer het model van het apparaat. Voer het IP-adres van het apparaat handmatig in. Klik op [Netwerkprinter zoeken] om het apparaat via het netwerk te zoeken. 5. Klik op [OK]. 6. Klik op [Printerconfiguratie] op het tabblad [Gebr.tools]. Als u wordt gevraagd een toegangscode in te voeren, voert u de toegangscode in en klikt u op [OK]. De standaardtoegangscode is "Admin". 7. Op het tabblad [Papierinvoer] selecteert u het papiertype en het papierformaat en vervolgens klikt u op [OK]. 8. Klik op [Sluiten]. 45

48 2. Papierspecificaties en papier bijvullen Een aangepast papierformaat opgeven 1. Klik in het [Start]-menu op [Alle programma's]. 2. Klik op [SP 220 Series Software Utilities]. 3. Klik op [Smart Organizing Monitor for SP 220 Series]. 4. Als het apparaat dat u gebruikt niet is geselecteerd, klik dan op [Printer verbinden] en voer een van de volgende handelingen uit: Selecteer het model van het apparaat. Voer het IP-adres van het apparaat handmatig in. Klik op [Netwerkprinter zoeken] om het apparaat via het netwerk te zoeken. 5. Klik op [OK]. 6. Klik op [Printerconfiguratie] op het tabblad [Gebr.tools]. Als u wordt gevraagd een toegangscode in te voeren, voert u de toegangscode in en klikt u op [OK]. De standaardtoegangscode is "Admin". 7. Op het tabblad [Papierinvoer] selecteert u [Aangepast papierformaat] in de lijst [Papierformaat]. 8. In de lijst [Eenheid] selecteert u [mm] of [inch]. 9. In het vak [Horizontaal] en het vak [Verticaal] geeft u de breedte en lengte op. 10. Klik op [OK]. 11. Klik op [Sluiten]. 46

49 Papiertype en -formaat opgeven met Web Image Monitor Papiertype en -formaat opgeven met Web Image Monitor In dit gedeelte wordt beschreven hoe u papierformaten en -types kunt opgeven met behulp van Web Image Monitor. Afhankelijk van het model is het mogelijk dat Web Image Monitor niet beschikbaar is. Voor meer informatie over verschillen voor een specifiek model, zie "Verschillen in prestaties/functies tussen de verschillende modellen" in Pag. 13 "Hoe werkt deze handleiding?". 1. Open de internetbrowser en verkrijg toegang tot het apparaat door het IP-adres ervan in te vullen. De eerste pagina van Web Image Monitor wordt weergegeven. 2. Klik op [Systeeminstellingen]. 3. Klik op [Papierlade-instellingen]. 4. Selecteer het papierformaat en het papiertype voor de lade die u wilt gebruiken. 5. Voer indien nodig het beheerderswachtwoord in. 6. Klik op [OK]. 7. Sluit de internetbrowser. Een aangepast papierformaat opgeven 1. Open de internetbrowser en verkrijg toegang tot het apparaat door het IP-adres ervan in te vullen. 2. Klik op [Systeeminstellingen]. 3. Klik op [Papierlade-instellingen]. 4. Selecteer [Aangepast formaat] in de lijst [Papierformaat]. 5. Selecteer [mm] of [inch] en geef de breedte en lengte op. 6. Voer indien nodig het beheerderswachtwoord in. 47

50 2. Papierspecificaties en papier bijvullen 7. Klik op [OK]. 8. Sluit de internetbrowser. 48

51 Het papiertype en het papierformaat opgeven met behulp van het printerstuurprogramma Het papiertype en het papierformaat opgeven met behulp van het printerstuurprogramma Zorg dat het papiertype en -formaat dat in het printerstuurprogramma is opgegeven, overeenkomt met het type en het formaat van het papier dat in de lade is geplaatst. Aangezien het apparaat het papierformaat niet automatisch herkent, is het mogelijk dat het type of het formaat van het papier niet overeenstemt met de instellingen en dat de afdruktaak dus niet correct wordt afgeleverd. Wanneer u Windows gebruikt De procedure in dit onderdeel is een voorbeeld en is gebaseerd op Windows 7. De werkelijke procedure kan afwijken afhankelijk van het door u gebruikte besturingssysteem. 1. Open het dialoogvenster [Afdrukvoorkeuren] vanuit het printerstuurprogramma. Voor meer informatie over het openen van de eigenschappen van het printerstuurprogramma in [Apparaten en printers], zie Pag. 64 "Het dialoogvenster Afdrukvoorkeuren weergeven". Het dialoogvenster [Afdrukvoorkeuren...] wordt weergegeven. 2. Klik op het tabblad [Papier]. 3. Selecteer het papier dat u wilt gebruiken voor het afdrukken in de lijst [Invoerlade:]. 4. Selecteer de papiersoort die zich in de papierlade bevindt in de lijst [Papiersoort:]. 5. Selecteer het vakje [Afdrukken op] en selecteer het formaat van het papier dat in de papierlade geplaatst is. Maak indien nodig het vakje [Aanpassen aan formaat] leeg. 49

52 2. Papierspecificaties en papier bijvullen 6. Klik op [OK]. Wanneer u OS X gebruikt De procedure in dit onderdeel is een voorbeeld dat is gebaseerd op OS X De werkelijke procedure is afhankelijk van het besturingssysteem waarmee u werkt. 1. Start System Preferences op. 2. Klik op [Printers & Scanners]. 3. Selecteer de printer die u gebruikt. 4. In de lijst [Paper Size:] selecteert u het formaat van het af te drukken document. 5. Selecteer [Printerfuncties] in het pop-upmenu. 6. Selecteer in de lijst [Media Type:] het type papier dat zich in de papierlade bevindt. 50

53 Ondersteund papier Ondersteund papier Plaats het papier in de lade en geef het type en formaat van het papier op via het bedieningspaneel of via Smart Organizing Monitor en het printerstuurprogramma. Dit apparaat herkent niet automatisch het papierformaat. Wanneer u papier van een aangepast formaat plaatst, moet u de lengte en breedte opgeven via het bedieningspaneel en het printerstuurprogramma. Type Formaat Gewicht Capaciteit Normaal papier Gerecycled papier Dik papier 1 Dun papier Briefpapier Voorbedrukt papier Voorgeperforeerd papier A4, 8 1 / 2 11, B5 JIS, B6 JIS, A5 LEF, A5 SEF, A6, 8 1 / 2 14, 8 1 / 2 13, 8,5 13,4, 8,5 13,6, 16K, 8,11 13,3, 5 1 / / 2 Lade 1 60 tot 105 g/m 2 (16 tot 28 lb.) Handinvoer 52 tot 128 g/m 2 (14 tot 34 lb.) Lade vellen Handinvoer 1 vel (80 g/m 2, 20 lb.) Bankpost Karton Gekleurd papier Normaal papier Aangepast formaat: Lade 1 Lade 1 Gerecycled papier Dik papier 1 Dun papier Briefpapier Voorbedrukt papier Voorgeperforeerd papier 100 tot 216 mm breed, 148 tot 356 mm lang (3,94 tot 8,50 inch breed, 5,83 tot 14,02 inch lang) 60 tot 105 g/m 2 (16 tot 28 lb.) Handinvoer 52 tot 128 g/m 2 (14 tot 34 lb.) 150 vellen Handinvoer 1 vel (80 g/m 2, 20 lb.) Bankpost Karton Gekleurd papier 51

54 2. Papierspecificaties en papier bijvullen Specificatie van papiertypen De volgende tabellen beschrijven de typen papier die voor dit apparaat gebruikt kunnen worden. Afhankelijk van het papiertype kan het even duren voordat de toner droog is. Controleer of de afdrukken goed droog zijn voordat u ze vastpakt. Anders kan de toner uitlopen. De afdrukkwaliteit kan alleen gegarandeerd worden als het aanbevolen papier gebruikt wordt. Neem contact op met uw verkoop- of servicevertegenwoordiger voor meer informatie over aanbevolen papier. Normaal papier Item Beschrijving Papierdikte Ondersteunde papierlade 65 tot 99 g/m 2 (17 tot 27 lb.) Lade 1 en handinvoer Dik papier 1 Papierdikte Item Ondersteunde papierlade 100 tot 130 g/m 2 (27 tot 35 lb.) Lade 1 en handinvoer Beschrijving Dun papier Item Beschrijving Papierdikte Ondersteunde papierlade 52 tot 64 g/m 2 (14 tot 16 lb.) Lade 1 en handinvoer 52

55 Ondersteund papier Gerecycled papier Item Beschrijving Papierdikte Ondersteunde papierlade Opmerkingen 75 tot 90 g/m 2 (20 tot 24 lb.) Lade 1 en handinvoer Als de papierdikte buiten het aangegeven bereik valt, selecteert u [Dun papier], [Normaal papier] of [Dik papier 1]. Gekleurd papier Item Beschrijving Papierdikte Ondersteunde papierlade Opmerkingen 75 tot 90 g/m 2 (20 tot 24 lb.) Lade 1 en handinvoer Als de papierdikte buiten het aangegeven bereik valt, selecteert u [Dun papier], [Normaal papier] of [Dik papier 1]. Voorbedrukt papier Item Beschrijving Papierdikte Ondersteunde papierlade Opmerkingen 75 tot 90 g/m 2 (20 tot 24 lb.) Lade 1 en handinvoer Als de papierdikte buiten het aangegeven bereik valt, selecteert u [Dun papier], [Normaal papier] of [Dik papier 1]. Voorgeperforeerd papier Item Beschrijving Papierdikte 75 tot 90 g/m 2 (20 tot 24 lb.) 53

56 2. Papierspecificaties en papier bijvullen Item Beschrijving Ondersteunde papierlade Opmerkingen Lade 1 en handinvoer Als de papierdikte buiten het aangegeven bereik valt, selecteert u [Dun papier], [Normaal papier] of [Dik papier 1]. Briefpapier Papierdikte Item Ondersteunde papierlade Opmerkingen 100 tot 130 g/m 2 (27 tot 35 lb.) Lade 1 en handinvoer Beschrijving Papier met een dikte dat buiten het aangegeven bereik valt kan niet bedrukt worden. Bankpost Papierdikte Item Ondersteunde papierlade Opmerkingen 100 tot 130 g/m 2 (28 tot 43 lb.) Lade 1 en handinvoer Beschrijving Als de papierdikte buiten het aangegeven bereik valt, selecteert u [Dun papier], [Normaal papier] of [Dik papier 1]. Karton Papierdikte Item Ondersteunde papierlade 100 tot 130 g/m 2 (27 tot 35 lb.) Lade 1 en handinvoer Beschrijving 54

57 Ondersteund papier Item Opmerkingen Beschrijving Als de papierdikte buiten het aangegeven bereik valt, selecteert u [Dun papier], [Normaal papier] of [Dik papier 1]. Niet aanbevolen papiertypen Gebruik de volgende papiertypen niet: Papier voor inkjetprinters Gegolfd, gevouwen of gekreukeld papier Opgekruld of verdraaid papier Gescheurd papier Gekreukt papier Vochtig papier Vuil of beschadigd papier Papier dat droog genoeg is om statische elektriciteit te veroorzaken Papier waarop al is afgedrukt, met uitzondering van een voorgedrukt briefhoofd. Storingen kunnen in het bijzonder worden verwacht, indien papier wordt gebruikt dat reeds door een andere dan een laserprinter is bedrukt (bijvoorbeeld door zwart/wit of kleurenkopieerapparaten, inkjetprinters, enz.) Speciaal papier, zoals thermisch papier of carbonpapier Papier dat zwaarder of lichter dan de limiet is Papier met vensters, gaatjes, perforaties, uitsparingen of reliëf Zelfklevende etikettenvellen waarvan de lijm of de onderlaag zichtbaar is Papier dat met paperclips of nietjes bijeen wordt gehouden Raak tijdens het plaatsen van papier het oppervlak van het papier niet aan. Zelfs als papier geschikt is voor het apparaat, kan papier dat niet juist wordt opgeslagen, leiden tot papierstoringen, een slechte afdrukkwaliteit of defecten. Papier bewaren Bewaar papier op de juiste manier. Als het papier niet op de gepaste manier wordt bewaard, kan dat leiden tot papierstoringen, een lagere afdrukkwaliteit of defecten. 55

58 2. Papierspecificaties en papier bijvullen Wanneer u papier bewaart: Bewaar papier niet op een vochtige plek. Bewaar papier niet in direct zonlicht. Zet het papier niet op zijn kant. Bewaar papier dat u niet nodig heeft in de verpakking of in de doos meegeleverd met het papier. Afdrukgebied De volgende illustratie laat het gedeelte van het papier zien waarop het apparaat kan adrukken. Van het printerstuurprogramma CHZ Afdrukgebied 2. Invoerrichting 3. Ongeveer 4,2 mm (0,2 inch) 4. Ongeveer 4,2 mm (0,2 inch) 56

59 Ondersteund papier Kopieerfunctie DSH Afdrukgebied 2. Invoerrichting 3. Ongeveer 4,0 mm (0,2 inch) 4. Ongeveer 3,3 mm (0,1 inch) 5. Ongeveer 3,0 mm (0,1 inch) Het afdrukgebied kan variëren, afhankelijk van papierformaat, printertaal en printerinstellingen. 57

60 2. Papierspecificaties en papier bijvullen Originelen plaatsen Dit onderdeel geeft uitleg over de soorten originelen die u kunt instellen en hoe u originelen moet plaatsen. Originelen op de glasplaat leggen In dit gedeelte wordt de procedure beschreven voor het plaatsen van originelen op de glasplaat. Plaats geen originelen met correctievloeistof en toner voordat die helemaal zijn opgedroogd. Doet u dat wel, dan ontstaan er vlekken op de glasplaat die op kopieën te zien zijn. Het origineel in de ADF gaat voor het origineel op de glasplaat als u originelen zowel in de ADF als op de glasplaat plaatst. Kleuren die met een markeerstift op originelen zijn aangebracht, zijn moeilijk te reproduceren. Daarom is het mogelijk dat zij niet op kopieën te zien zijn. 1. Til de afdekklep van de ADF of de glasplaat op. Zorg ervoor dat u de invoerlade niet aanraakt bij het optillen van de ADF, anders kan de lade beschadigd raken. 2. Leg het origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat. Het origineel moet in de linker bovenhoek worden uitgelijnd. DSH Laat de afdekklep van de ADF of de glasplaat zakken. Houd de ADF of de klep van de glasplaat naar beneden met uw handen wanneer u dikke, gevouwen of ingebonden originelen gebruikt en wanneer de ADF of de klep van glasplaat niet volledig naar beneden kan. 58

61 Originelen plaatsen Originelen in de automatische documentinvoer plaatsen Bij gebruik van de ADF kunt u meerdere pagina's tegelijkertijd scannen. De SP 221S is niet met een ADF uitgerust. Plaats alleen originelen in de ADF die hetzelfde formaat hebben. Strijk gekruld papier helemaal glad voordat u de originelen in de ADF plaatst. Om papierstoringen te voorkomen, moet u de originelen loswaaieren voordat u deze in de ADF plaatst. Plaats het origineel recht. 1. Open de klep van de invoerlade voor de ADF en stel de geleiders af volgens het formaat van het origineel. DSH Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADF. De laatste pagina moet onderaan worden geplaatst. DSH129 Als u originelen plaatst die langer zijn dan A4-formaat, dient u de verlengstukken van de ADF-lade uit te trekken. 59

62 2. Papierspecificaties en papier bijvullen Originelen Dit onderdeel geeft uitleg over de soorten originelen die u kunt plaatsen en welke delen van een origineel scan-/kopieerbaar zijn. De SP 221S is niet met een ADF uitgerust. Aanbevolen origineelformaten In dit onderdeel wordt het aanbevolen formaat van het origineel beschreven. Glasplaat ADF Tot maximaal 216 mm (8,5 inch) breed, tot maximaal 297 mm (11,7 inch) lang Papierformaat: 140 tot 216 mm (5 1 / 2 tot 8 1 / 2 inch) breed, 140 tot 356 mm (5 1 / 2 tot 14 inch) lang Papiergewicht: 52 tot 105 g/m 2 (14 tot 28,0 lb.) Er kan slechts 1 vel van een origineel tegelijkertijd op de glasplaat worden geplaatst. In de ADF kunnen maximaal 35 vellen originelen tegelijk worden geplaatst (bij het gebruik van papier met een gewicht van 80 g/m 2, 20 lb.). Soorten originelen die niet worden ondersteund door de automatische documentinvoer Als er originelen in de ADF geplaatst worden, kunnen de volgende soorten originelen beschadigd raken, vastlopen of grijze en zwarte lijnen op de afdrukken krijgen: Originelen die groter of zwaarder zijn dan aanbevolen Originelen met nietjes of paperclips Geperforeerde of gescheurde originelen Gekrulde, gevouwen of gekreukte originelen Beplakte originelen Originelen met een coating, zoals thermisch faxpapier, kunstdrukpapier, aluminiumfolie, carbonpapier of geleidend papier Originelen met perforatielijnen Originelen met duimgrepen, etiketten en uitstekende delen Klevende originelen zoals halfdoorschijnend papier 60

63 Originelen plaatsen Dunne, zeer buigzame originelen Dikke originelen zoals briefkaarten Gebonden originelen zoals boeken Transparante originelen zoals transparanten of halfdoorschijnend papier Originelen die nat zijn van de toner of correctievloeistof Onscanbaar afbeeldingengebied Zelfs indien u de originelen correct in de ADF of op de glasplaat plaatst, is het mogelijk dat een marge van een paar millimeter aan alle vier de zijden niet wordt gescand. CES107 Marges bij gebruik van de glasplaat In de kopieermodus In scanmodus Boven 4 mm 0 mm Rechts 3 mm 0 mm Links 3 mm 0 mm Onder 3,3 mm 0 mm Marges bij gebruik van de ADF In de kopieermodus In scanmodus Boven 4 mm 0 mm Rechts 3 mm 0 mm Links 3 mm 0 mm 61

64 2. Papierspecificaties en papier bijvullen In de kopieermodus In scanmodus Onder 3,3 mm 2 mm 62

65 3. Documenten afdrukken In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u instellingen kunt configureren in het printerstuurprogramma en hoe u documenten kunt afdrukken. Wat u met de printerfunctie kunt doen Gecombineerd afdrukken U kunt meerdere pagina's combineren en ze op één vel papier afdrukken. Voor meer informatie, zie de Help-functie van het printerstuurprogramma. Rapport 1 Rapprt 2 3 DSG262 63

66 3. Documenten afdrukken Het dialoogvenster Afdrukvoorkeuren weergeven Om de standaardinstellingen van het printerstuurprogramma te wijzigen, configureert u de instellingen in het dialoogvenster [Afdrukvoorkeuren]. Om de standaardinstellingen van alle toepassingen te wijzigen, opent u het dialoogvenster [Afdrukvoorkeuren] van het besturingssysteem. Voor meer informatie, zie Pag. 64 "Het dialoogvenster met afdrukvoorkeuren weergeven vanuit het menu [Start]". Om de standaardinstellingen van een specifieke toepassing te wijzigen, opent u het dialoogvenster [Afdrukvoorkeuren] vanuit die toepassing. Voor meer informatie, zie Pag. 64 "Het dialoogvenster met afdrukvoorkeuren weergeven in een toepassing". Het dialoogvenster met afdrukvoorkeuren weergeven vanuit het menu [Start] In dit gedeelte wordt uitleg gegeven over het openen van [Afdrukvoorkeuren] in [Apparaten en printers]. Wanneer het printerstuurprogramma via de afdrukserver is gedistribueerd, worden de waarden van de instellingen die door de server zijn gespecificeerd, onder [Standaardinstellingen voor afdrukken...] weergegeven als standaardinstellingen. Het is niet mogelijk om per gebruiker verschillende afdrukinstellingen op te geven. De instellingen die in dit dialoogvenster worden opgegeven, worden als standaard gebruikt. 1. Klik in het menu [Start] op [Apparaten en printers]. 2. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de printer die u wilt gebruiken. 3. Klik op [Afdrukvoorkeuren]. Het dialoogvenster met afdrukvoorkeuren weergeven in een toepassing U kunt printerinstellingen opgeven vanuit een specifieke toepassing. Hiervoor opent u het dialoogvenster [Afdrukvoorkeuren] in de desbetreffende toepassing. De instellingen in [Afdrukvoorkeuren] (geopend vanuit het venster [Apparaten en printers]) worden standaard toegepast in het dialoogvenster [Afdrukvoorkeuren] dat in een toepassing wordt geopend. Als er vanuit een toepassing wordt afgedrukt, pas dan indien vereist de instellingen aan. De weergegeven schermen kunnen afwijken afhankelijk van de toepassing. In de volgende procedure wordt uitgelegd hoe u documenten kunt afdrukken vanuit een toepassing, met als voorbeeld Kladblok in Windows 7. 64

67 Het dialoogvenster Afdrukvoorkeuren weergeven Het dialoogvenster met afdrukvoorkeuren weergeven in een toepassing bij gebruik van Windows 1. Klik op de menuknop van Kladblok in de linkerbovenhoek van het venster en klik op [Afdrukken]. 2. Selecteer de printer die u wilt gebruiken in de lijst [Printer selecteren]. 3. Klik op [Voorkeursinstellingen]. De procedure voor het openen van het dialoogvenster [Afdrukvoorkeuren] is afhankelijk van de toepassing. Voor meer informatie, zie de Help-functie van het printerstuurprogramma of de handleidingen die met de toepassing zijn meegeleverd. Het dialoogvenster Afdrukvoorkeuren weergeven in een toepassing bij gebruik van OS X De volgende procedure wordt uitgelegd met OS X als voorbeeld. 1. Open het af te drukken document. 2. Selecteer [Print...] in het menu [File]. 3. Controleer of de naam van het apparaat of het IP-adres dat u gebruikt geselecteerd is in het pop-up menu [Printer:]. Als de apparaatnaam of het IP-adres dat u gebruikt niet is geselecteerd in de lijst [Printer:], klikt u op de lijst en selecteert u vervolgens uw apparaat. 65

68 3. Documenten afdrukken Basiswerking van afdrukken De volgende stappen laten zien hoe u algemene afdruktaken kunt uitvoeren. Voor meer informatie over de afdrukmogelijkheden, zie de Help-functie van het printerstuurprogramma. De procedure in dit onderdeel is een voorbeeld en is gebaseerd op Windows 7. De werkelijke procedure kan afwijken afhankelijk van het door u gebruikte besturingssysteem. 1. Open het dialoogvenster printereigenschappen in de toepassing van uw document. Klik op [Help] voor meer informatie over elke instelling. U kunt op de informatiepictogrammen klikken voor informatie over de configuratie. 2. Stel de gewenste afdrukopties in en klik vervolgens op [OK]. Het dialoogvenster Printereigenschappen wordt gesloten. 3. Klik op [Afdrukken]. Als er een papierstoring optreedt, stopt het afdrukken nadat de huidige pagina is afgedrukt. Nadat de papierstoring is verholpen, zal het afdrukken automatisch hervat worden vanaf de pagina die vastliep. Voor meer informatie over het verwijderen van vastgelopen papier, zie Pag. 273 "Papierstoringen oplossen". Een afdruktaak annuleren U kunt afdruktaken annuleren door het bedieningspaneel van het apparaat of uw computer te gebruiken, afhankelijk van de status van de taak. 66

69 Basiswerking van afdrukken Een afdruktaak annuleren voordat het afdrukken is gestart 1. Dubbelklik op het printerpictogram in de taakbalk van uw computer. 2. Selecteer de afdruktaak die u wilt annuleren en klik vervolgens op [Annuleren] in het menu [Document]. 3. Klik op [Ja]. Als u een afdruktaak annuleert die al verwerkt wordt, kan het afdrukken een paar pagina's doorgaan voordat het wordt geannuleerd. Het kan wat tijd kosten om een grote afdruktaak te annuleren. Een afdruktaak annuleren tijdens het afdrukken 1. Druk op de [Wis/Stop]-knop. DSH144 67

70 68 3. Documenten afdrukken

71 4. Originelen kopiëren In dit hoofdstuk worden de basis- en geavanceerde procedures beschreven voor het maken van kopieën en het opgeven van instellingen. Wat u met de kopieerfunctie kunt doen Gecombineerd kopiëren (alleen beschikbaar op de SP 277SNwX, SP 277SFNwX, SP 221SNw en SP 221SFNw) Met Gecombineerd kopiëren kunt u meerdere pagina's op één vel kopiëren. Hiermee bespaart u papier en de documenten nemen minder opslagruimte in. Voor meer informatie over de instellingen, zie Pag. 76 "Gecombineerde/dubbelzijdige kopieën maken". Raport Raport DSH291 ID-kaart kopiëren Met ID-kaart kopiëren kunt u de voor- en achterzijde van een identiteitskaart of paspoort op één zijde van een vel kopiëren. Voor meer informatie, zie Pag. 81 "Een ID-kaart kopiëren". 1 2 DSH292 69

72 4. Originelen kopiëren Het kopieerapparaatscherm In dit onderdeel wordt informatie gegeven over het scherm als het apparaat in de kopieermodus staat. Het display geeft standaard het kopieerscherm weer als het apparaat wordt ingeschakeld. Als het scanner- of faxscherm op het display wordt weergegeven, kunt u door op de [Kopieerapparaat]-knop op het bedieningspaneel te drukken naar het kopieerscherm gaan. DSH146 Scherm in standby-modus Gereed Gemngd Schaal DSG Huidige status of mededelingen Toont de huidige status of meldingen. 2. Huidige instellingen Geeft de huidige lade, reproductieverhouding en scaninstellingen weer. 3. Selectietoetsen Geeft de functies weer die u kunt gebruiken door op de overeenkomende selectietoetsen te drukken. 4. Aantal kopieën Geeft het huidige aantal kopieën weer. U kunt het aantal kopieën wijzigen met de cijfertoetsen. De opstartmodus kan worden opgegeven in de the [Functieprioriteit]-instelling onder [Beheerderstoepassingen]. Voor meer informatie, zie Pag. 196 "Beheerdersinstellingen". 70

73 Algemene kopieertaken Algemene kopieertaken Het origineel in de ADF gaat voor het origineel op de glasplaat als u originelen zowel in de ADF als op de glasplaat plaatst. 1. Druk op de [Kopieerapparaat]-knop. DSH Plaats het origineel op de glasplaat of in de ADF. Voor het correct plaatsen van het origineel, zie Pag. 58 "Originelen plaatsen". Configureer indien nodig de geavanceerde kopieerinstellingen. 3. Als u meerdere kopieën wilt maken, voer dan het aantal kopieën in met de cijfertoetsen. 4. Druk op de [Start]-knop. DSH147 Het maximum aantal kopieën is 99. U kunt de papierlade voor de huidige taak wijzigen door op [ ] of [ ] te drukken. U kunt de papierlade voor het afdrukken van kopieën selecteren bij [Selecteer papier] onder [Kopieerinstellingen]. Voor meer informatie over [Papier selecteren], zie Pag. 172 "Instellingen van de kopieerfunctie". 71

74 4. Originelen kopiëren Als u meerdere kopieën van een document dat uit meerdere pagina's bestaat wilt maken, kunt u selecteren of de kopieën die worden uitgevoerd in sets verzameld worden of in paginabatches. Deze selectie maakt u in [Sorteren] onder [Kopieereig.]. U kunt [Sorteren] niet gebruiken in combinatie met de handinvoer. Voor meer informatie over [Sorteren], zie Pag. 172 "Instellingen van de kopieerfunctie". Als er een papierstoring optreedt, stopt het afdrukken nadat de huidige pagina is afgedrukt. Nadat de papierstoring is verholpen, zal het afdrukken automatisch hervat worden vanaf de pagina die vastliep. Als er een scanprobleem in de ADF optreedt, wordt het kopiëren meteen geannuleerd. Kopieer in dit geval de originelen vanaf de pagina die vastliep. Voor instructies over het verwijderen van vastgelopen papier, zie Pag. 273 "Papierstoringen oplossen". Een kopie annuleren Tijdens het scannen van het origineel Als kopiëren geannuleerd wordt terwijl het apparaat het origineel scant, wordt het kopiëren direct geannuleerd en is er geen uitdraai. Als het origineel in de ADF is geplaatst, wordt het scannen meteen beëindigd, maar pagina's die al volledig zijn gescand, worden wel gekopieerd. Tijdens het afdrukken Als het kopiëren wordt geannuleerd tijdens het afdrukken, wordt het kopieerproces geannuleerd nadat de huidige pagina is afgedrukt. Volg de onderstaande procedure om het kopiëren te annuleren. 1. Druk op de [Kopieerapparaat]-knop. DSH146 72

75 Algemene kopieertaken 2. Druk op de [Wis/Stop]-knop. DSH144 73

76 4. Originelen kopiëren Vergrote of verkleinde kopieën maken Er zijn twee manieren om de schaalverhouding in te stellen: gebruik een vooraf opgegeven verhouding of geef handmatig een aangepaste verhouding op. Vooraf ingestelde verhouding CES103 (voornamelijk in Europa en Azië) 50%, 71%, 82%, 93%, 122%, 141%, 200%, 400% (voornamelijk in Noord-Amerika) 50%, 65%, 78%, 93%, 129%, 155%, 200%, 400% Aangepaste verhouding CES106 25% tot 400% in stappen van 1%. Verkleinen/vergroten opgeven 1. Druk op [Schaal]. Gereed Gemngd Schaal 74

77 Vergrote of verkleinde kopieën maken 2. Druk op [Verkl.], [Vergrot.] of [Zoom]. Druk voor [Verkl.] of [Vergrot.] op [ ], [ ], [ ] of [ ] om de gewenste verhouding te selecteren. Voor [Zoom] geeft u de gewenste verhouding op met de cijfertoetsen. 3. Druk op de [OK]-knop. 75

78 4. Originelen kopiëren Gecombineerde/dubbelzijdige kopieën maken In dit gedeelte wordt beschreven hoe u meerdere pagina's (twee of vier pagina's) combineert en op een of twee zijden van het papier afdrukt. Deze functie is alleen beschikbaar op de SP 277SNwX, SP221SNw, SP221SF, SP 277SFNwX en SP 221SFNw. Deze functie is uitsluitend beschikbaar als het origineel in de ADF is geplaatst en niet wanneer het origineel op de glasplaat is geplaatst. Om deze functie te gebruiken, dient het papierformaat dat voor kopieën gebruikt wordt, ingesteld te worden op A4, Letter of Legal. Hieronder volgen de kopieermodi. Selecteer een kopieermodus aan de hand van uw origineel en hoe u wilt dat de kopie eruit zal zien. Gecombineerde kopie op één zijde In deze modus wordt een origineel dat uit twee of vier pagina's bestaat, op één zijde van het papier afgedrukt. 1-z 2orig->Cmb 2op1 1z Origineel Kopie Liggend Staand NL CMF250 1-z 4orig->Cmb 4op1 1z 76

79 Gecombineerde/dubbelzijdige kopieën maken Origineel Kopie Links naar rechts Boven naar onder Liggend Staand Links naar rechts Boven naar onder Gecombineerde kopie aan beide zijden In deze modus wordt een origineel dat uit meerdere pagina's bestaat, gecombineerd en op beide zijden van het papier afgedrukt. 1-zijd. orig->2-zijd. kopie DCT002 Origineel Kopie Boven naar boven Boven naar onder Landscape Staand Boven naar boven Boven naar onder NL CMF261 1-z 4orig->Cmb 2op1 2z 77

80 4. Originelen kopiëren Origineel Kopie Boven naar boven Boven naar onder Liggend Staand Boven naar boven Boven naar onder NL CMF255 1-z 8orig->Cmb 4op1 2z Origineel Links naar rechts, boven naar boven 6 5 Kopie Links naar rechts, boven naar onder 8 7 Staand 8 7 Boven naar onder, boven naar boven Boven naar onder, boven naar onder DCT003 78

81 Gecombineerde/dubbelzijdige kopieën maken Origineel Kopie Links naar rechts, boven naar boven 6 5 Links naar rechts, boven naar onder 8 7 Liggend 8 7 Boven naar onder, boven naar boven Boven naar onder, boven naar onder DCT004 Gecombineerde en dubbelzijdige kopieën opgeven 1. Druk op de [Kopieerapparaat]-knop. 2. Druk op [ ] of [ ]. DSH Druk op de knop [ ] of [ ] om [Duplex/Combin.] te selecteren. 4. Druk op [ ] of [ ] om de gewenste modus te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]- knop. 5. Druk op [ ] of [ ] om de papierrichting en paginavolgorde te selecteren en druk dan op de [OK]-knop. Het scherm toont de geselecteerde kopieermodus. 79

82 4. Originelen kopiëren Als u de originelen heeft geplaatst, drukt u op de toets [Start] binnen de tijd insgesteld bij [Automatische reset systeem]. Anders wordt de taak geannuleerd. Voor meer informatie, zie Pag. 196 "Beheerdersinstellingen". 80

83 Een ID-kaart kopiëren Een ID-kaart kopiëren In dit onderdeel wordt uitgelegd hoe u de voor- en achterkant van een identificatiebewijs of een ander klein document kunt kopiëren op één zijde van een vel papier. Deze functie is uitsluitend beschikbaar als het origineel op de glasplaat is geplaatst, niet als het origineel in de ADF is geplaatst. Om deze functie te gebruiken, dient het papierformaat dat voor kopieën gebruikt wordt, ingesteld te worden op A6, A5, A4, Half Letter of Letter. Formaat afgedrukt papier Formaat gescand papier A4 Letter A5 Half Letter A6 A5 ( mm) Half Letter ( mm) A6 ( mm) Quarter Letter ( mm) A7 ( mm) Voorkant Voorkant Achterkant Achterkant NL CES Druk op de toets [Shortcut naar functies]. DSH141 81

84 4. Originelen kopiëren Als u met de toets [Shortcut naar functies] de modus ID-kaart kopiëren voor de huidige taak wilt inschakelen, moet bij de [Beheerdertools] de optie [Shortcut naar functie] zijn ingesteld op [IDkaart kopiëren]. U kunt de instelling ook toewijzen via Web Image Monitor. Voor meer informatie over [Shortcut naar functie], zie Pag. 196 "Beheerdersinstellingen". 2. Als u meerdere kopieën wilt maken, voer dan het aantal kopieën in met de cijfertoetsen. 3. Plaats het origineel in de linkerbovenhoek van de glasplaat. Terug DSH Druk op de [Start]-knop. Er wordt een bericht op het display weergegeven met de melding dat u het origineel met de achterkant naar onder op de glasplaat moet plaatsen. 5. Plaats het origineel met de achterkant naar onder in de linker bovenhoek op de glasplaat. Doe dat binnen de tijd die is opgegeven in [Automatische reset systeem]. Druk vervolgens opnieuw op de toets [Start]. Voor de ID-kaartkopieerfunctie kunt u instellen dat er een lijn in het midden van het afgedrukte papier wordt afgedrukt. Geef [ID-kaart regel in midden] op onder [Kopieereigensch.]. U kunt het scanformaat wijzigen voor de ID-kaartfunctie. Geef [ID-kaartformaat] op onder [Kopieereigensch.]. 82

85 Scaninstellingen opgeven voor het kopiëren Scaninstellingen opgeven voor het kopiëren In dit onderdeel wordt beschreven hoe u de afbeeldingsbelichting en scankwaliteit voor de huidige taak kunt instellen. Instelling van de afbeeldingsdichtheid Er zijn vijf afbeeldingsbelichtingsniveaus. Hoe hoger het belichtingsniveau, hoe donkerder de afdruk. 1. Druk op de [Dichtheid]-knop. DSH Druk op [ ] of [ ] om het gewenste belichtingsniveau te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. U kunt de standaardinstelling [Dichtheid] van het apparaat zo instellen dat alle kopieën worden gemaakt met een bepaald belichtingsniveau. Voor meer informatie, zie Pag. 172 "Instellingen van de kopieerfunctie". Het documenttype selecteren aan de hand van het origineel Er zijn drie documenttypen: Gemngd Tekst Foto Selecteer deze als het origineel zowel tekst als foto's of afbeeldingen bevat. Selecteer deze als het origineel alleen tekst bevat en geen foto's of afbeeldingen. Selecteer deze als het origineel alleen foto's of afbeeldingen bevat. Gebruik deze modus voor de volgende origineeltypen: Foto's 83

86 4. Originelen kopiëren Pagina's die geheel of hoofdzakelijk uit foto's of afbeeldingen bestaan, zoals pagina's in tijdschriften. 1. Druk op de [Afbeeldingskwaliteit]-knop. DSH Druk op [ ] of [ ] om het gewenste documenttype te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. U kunt de standaardinstelling [Type Origineel] van het apparaat zo instellen dat er alleen maar kopieën met een bepaald documenttype worden gemaakt. Voor meer informatie, zie Pag. 172 "Instellingen van de kopieerfunctie". 84

87 5. Originelen scannen In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u instellingen kunt opgeven en de scannerfunctie kunt gebruiken. Wat u met de scannerfunctie kunt doen Gescande documenten naar een map op een clientcomputer verzenden U vindt meer informatie bij Algemene werking van de functies Scannen naar map. Documenten Geef een bestemming op en start met het scannen Gescande documenten via verzenden U vindt meer informatie bij Algemene werking van de functies Scannen naar . Bestanden worden direct naar gedeelde mappen verzonden Documenten Geef een adres op en start met het scannen Documenten scannen vanaf een clientcomputer U vindt meer informatie bij Basishandelingen voor TWAIN-scannen. Geef de scaninstellingen op en start met het scannen Distribueer het document als een bestand in de bijlage van een Gescande gegevens worden weergegeven op het computerscherm Scanbestanden opslaan op een USB-geheugen U vindt meer informatie bij Basisprocedures voor het opslaan van scanbestanden op een USB-geheugen. Documenten Geef de scaninstellingen op en start met het scannen De gescande bestanden worden opgeslagen op het USB-geheugen DSH293 85

88 5. Originelen scannen Scannermodusscherm In dit onderdeel wordt informatie gegeven over het scherm in de scanmodus. Het display geeft standaard het kopieerscherm weer als het apparaat wordt ingeschakeld. Als het kopieer- of faxscherm op het display worden weergegeven, druk dan op de [Scanner]-knop op het bedieningspaneel om naar het scanscherm over te gaan. DSH149 Scherm in standby-modus Gereed Adres opgeven 300 x 300dpi Scanform A4 Bestem. DSH Huidige status of mededelingen Toont de huidige status of meldingen. 2. Huidige instellingen Geeft de huidige scanmodus en scaninstellingen weer. Als "Adres opgeven" wordt weergegeven: Er kan gebruik gemaakt worden van de functies Scannen naar , Scannen naar FTP of Scannen naar Map. 3. Selectietoetsen Geeft de functies weer die u kunt gebruiken door op de overeenkomende selectietoetsen te drukken. De standaardmodus van het apparaat als hij wordt aangezet, kan worden opgegeven bij [Functieprioriteit] onder [Beh. Toepas.]. Voor meer informatie over [Functieprioriteit], zie Pag. 196 "Beheerdersinstellingen". 86

89 Scanbestemmingen registreren Scanbestemmingen registreren Dit onderdeel beschrijft hoe u bestemmingsmappen in het adresboek kunt registreren. Om gescande bestanden naar een adres (Scannen naar ), FTP-server (Scannen naar FTP) of een gedeelde map op een netwerkcomputer (Scannen naar map) te sturen, moet u de bestemming eerst via Web Image Monitor in het adresboek registreren (alleen SP 277SNwX, SP 277SFNwX, SP 221SNw en SP 221SFNw). De gegevens in het Adresboek kunnen beschadigd zijn of onverwacht verloren gaan. De fabrikant aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade die optreedt als gevolg van dergelijk verlies van gegevens. Zorg ervoor dat u regelmatig een back-up maakt van bestanden met Adresboekgegevens. Afhankelijk van uw netwerkomgeving kunnen de functies Scannen naar FTP en Scannen naar map om een gebruikersnaam en wachtwoord vragen die zijn ingevoerd in de bestemmingsinformatie. Controleer in zulke gevallen nadat u de bestemmingen heeft geregistreerd of de gebruikersnaam en het wachtwoord juist zijn ingevoerd door testdocumenten naar die bestemmingen te sturen. Het adresboek kan maximaal 100 registraties bevatten, waaronder 8 snelkeuzebestemmingen. Bestemmingen die onder snelkeuzetoetsen zijn geregistreerd kunnen worden geselecteerd door op de overeenkomstige toets te drukken (alleen SP 221SF, SP 277SFNwX en SP 221SFNw). 1. Open de internetbrowser en verkrijg toegang tot het apparaat door het IP-adres ervan in te vullen. 2. Klik op [Snelkeuzebestemming] of [Scanbestemming]. 3. Selecteer vanuit de lijst [Bestemmingstype] [ adres], [FTP] of [Map]. 4. Registreer informatie indien nodig. De informatie die u moet registreren hangt af van het bestemmingstype. Zie de onderstaande tabellen voor meer informatie. 5. Voer indien nodig het beheerderswachtwoord in. 6. Klik op [Toepassen]. 7. Sluit de internetbrowser. 87

90 5. Originelen scannen Instellingen voor scannen naar Item Instelling Beschrijving Snelkeuzenummer Naam adresbestemming adres voor melding Optioneel Vereist Vereist Optioneel Selecteer deze als u de bestemming als snelkeuzesbestemming wilt invoeren. Naam van de bestemming. De naam die hier wordt opgegeven wordt op het scherm weergegeven als er een scanbestemming wordt geselecteerd. Kan tot 16 tekens bevatten. adres van de bestemming. Kan tot 64 tekens bevatten. adres waarnaar een melding wordt gestuurd na verzending. Kan tot 64 tekens bevatten. Onderwerp Vereist Onderwerp van de . Kan tot 64 tekens bevatten. Naam verzender Bestandsformaat (kleur/ grijswaarden) Optioneel Vereist Naam van de afzender van de . De naam die hier wordt opgegeven wordt weergegeven onder het veld "Van" of een vergelijkbaar veld in de e- mailtoepassing van de ontvanger. Kan tot 32 tekens bevatten. Bestandsformaat van het gescande bestand als er in kleur is gescand. PDF of JPEG kan worden geselecteerd. PDF ondersteunt meerdere pagina's in een document, JPEG daarentegen niet. 88

91 Scanbestemmingen registreren Item Instelling Beschrijving Bestandsformaat (zwart-wit) Scanformaat Resolutie Belichting Vereist Optioneel Optioneel Optioneel Bestandformaat van het gescande bestand als er in zwart-wit wordt gescand. PDF of TIFF kan worden geselecteerd. Beide formaten ondersteunen meerdere pagina's in een document. Selecteer het scanformaat voor het origineel: A5, B5, A4, 7 1 / / 2, 8 1 / / 2, 8 1 / 2 11, 8 1 / 2 14, 16K of aangepast formaat. Als u een aangepast formaat selecteert, selecteer dan [mm] of [Inch] en geef vervolgens de breedte en de lengte op. Selecteer een van de volgende scanresoluties: , , , , of dpi. Geef de afbeeldingsbelichting op door op de rechterof linkertoets te drukken. is het lichtst en is het donkerst. Instellingen voor scannen naar FTP Item Instelling Beschrijving Snelkeuzenummer Optioneel Selecteer deze als u de bestemming als snelkeuzesbestemming wilt invoeren. 89

92 5. Originelen scannen Item Instelling Beschrijving Naam Hostnaam of IP-adres Bestandsformaat (kleur/ grijswaarden) Bestandsformaat (zwart-wit) FTP-gebruikersnaam FTP-wachtwoord Directory adres voor melding Scanformaat Resolutie Vereist Vereist Vereist Vereist Optioneel Optioneel Optioneel Optioneel Optioneel Optioneel Naam van de bestemming. De naam die hier wordt opgegeven wordt op het scherm weergegeven als er een scanbestemming wordt geselecteerd. Kan tot 16 tekens bevatten. Naam of IP-adres van de FTP-server. Kan tot 64 tekens bevatten. Bestandsformaat van het gescande bestand als er in kleur is gescand. PDF of JPEG kan worden geselecteerd. PDF ondersteunt meerdere pagina's in een document, JPEG daarentegen niet. Bestandformaat van het gescande bestand als er in zwart-wit wordt gescand. PDF of TIFF kan worden geselecteerd. Beide formaten ondersteunen meerdere pagina's in een document. Gebruikersnaam voor aanmelden op de FTP-server. Kan tot 32 tekens bevatten. Wachtwoord voor aanmelden op de FTP-server. Kan tot 32 tekens bevatten. Naam van de directory op de FTP-server waar gescande bestanden worden opgeslagen. Kan tot 64 tekens bevatten. adres waarnaar een melding wordt gestuurd na verzending. Kan tot 64 tekens bevatten. Selecteer het scanformaat voor het origineel: A5, B5, A4, 7 1 / / 2, 8 1 / / 2, 8 1 / 2 11, 8 1 / 2 14, 16K of aangepast formaat. Als u een aangepast formaat selecteert, selecteer dan [mm] of [Inch] en geef vervolgens de breedte en de lengte op. Selecteer een van de volgende scanresoluties: , , , , of dpi. 90

93 Scanbestemmingen registreren Item Instelling Beschrijving Belichting Optioneel Geef de afbeeldingsbelichting op door op de rechterof linkertoets te drukken. is het lichtst en is het donkerst. Instellingen van scannen naar een map Item Instelling Beschrijving Snelkeuzenummer Naam Servicenaam Domein Log-in gebruikersnaam Optioneel Vereist Vereist Optioneel Optioneel Selecteer deze als u de bestemming als snelkeuzesbestemming wilt invoeren. Naam van de bestemming. De naam die hier wordt opgegeven wordt op het scherm weergegeven als er een scanbestemming wordt geselecteerd. Kan tot 16 tekens bevatten. Pad naar de directory waar gescande bestanden worden opgeslagen. Bestaat uit het IP-adres of de naam van de bestemmingscomputer (kan tot 64 tekens bevatten) en de naam van de gedeelde map (kan tot 32 tekens bevatten). Geef de naam op van het domein waartoe de computer behoort. Kan tot 15 tekens bevatten. Gebruikersnaam voor aanmelden op de bestemmingscomputer. Kan tot 32 tekens bevatten. 91

94 5. Originelen scannen Item Instelling Beschrijving Log-in wachtwoord Directory adres voor melding Bestandsformaat (kleur/ grijswaarden) Bestandsformaat (zwart-wit) Scanformaat Resolutie Belichting Optioneel Optioneel Optioneel Vereist Vereist Optioneel Optioneel Optioneel Wachtwoord voor aanmelden op de bestemmingscomputer. Kan tot 32 tekens bevatten. Directory in de gedeelde map waar gescande bestanden worden opgeslagen. Kan tot 64 tekens bevatten. adres waarnaar een melding wordt gestuurd na verzending. Kan tot 64 tekens bevatten. Bestandsformaat van het gescande bestand als er in kleur is gescand. PDF of JPEG kan worden geselecteerd. PDF ondersteunt meerdere pagina's in een document, JPEG daarentegen niet. Bestandformaat van het gescande bestand als er in zwart-wit wordt gescand. PDF of TIFF kan worden geselecteerd. Beide formaten ondersteunen meerdere pagina's in een document. Selecteer het scanformaat voor het origineel: A5, B5, A4, 7 1 / / 2, 8 1 / / 2, 8 1 / 2 11, 8 1 / 2 14, 16K of aangepast formaat. Als u een aangepast formaat selecteert, selecteer dan [mm] of [Inch] en geef vervolgens de breedte en de lengte op. Selecteer een van de volgende scanresoluties: , , , , of dpi. Geef de afbeeldingsbelichting op door op de rechterof linkertoets te drukken. is het lichtst en is het donkerst. Om bestanden via , SMTP en DNS te versturen, dienen de instellingen juist te worden geconfigureerd. Als u de functie Scannen naar gebruikt, selecteer dan een tijdzone volgens uw geografische locatie om de met de juiste verzendingsdatum en -tijd te versturen. Om bestanden naar een FTP-server of computer te versturen, dienen de gebruikersnaam, het wachtwoord en de directory juist te worden geconfigureerd. 92

95 Scanbestemmingen registreren Geef op een netwerk dat een DNS-server gebruikt, een computernaam op in [Servicenaam] en de naam van het domein waartoe de computer behoort in [Domein]. Configureer in dit geval ook de instellingen die betrekking hebben op de DNS via Web Image Monitor. Scanbestemmingen kunnen niet met het bedieningspaneel worden geregistreerd. Scanbestemmingen wijzigen In dit onderdeel wordt beschreven hoe u informatie van geregistreerde bestemmingen kunt wijzigen. 1. Open de internetbrowser en verkrijg toegang tot het apparaat door het IP-adres ervan in te vullen. 2. Klik op [Scanbestemming]. 3. Klik op het tabblad [ adres], [FTP] of [Map]. 4. Selecteer de gebruiker die u wilt wijzigen en klik vervolgens op [Wijzigen]. 5. Wijzig de instellingen indien nodig. 6. Voer indien nodig het beheerderswachtwoord in. 7. Klik op [Toepassen]. 8. Sluit de internetbrowser. U kunt de inhoud van een snelkeuzetoets op de pagina [Snelkeuzebestemming] wissen (alleen SP 221SF, SP 277SFNwX en SP 221SFNw). Selecteer daarvoor de gewenste invoer, klik op [Verwijderen] en klik vervolgens nogmaals op [Toepassen] op de bevestigingspagina. Scanbestemmingen verwijderen In dit onderdeel wordt beschreven hoe u geregistreerde bestemmingen kunt verwijderen. 1. Open de internetbrowser en verkrijg toegang tot het apparaat door het IP-adres ervan in te vullen. 2. Klik op [Scanbestemming]. 3. Klik op het tabblad [ adres], [FTP] of [Map]. 4. Selecteer de gebruiker die u wilt verwijderen en klik vervolgens op [Verwijderen]. 5. Bevestig dat u de geselecteerde gebruiker wilt verwijderen. 6. Voer indien nodig het beheerderswachtwoord in. 7. Klik op [Toepassen]. 8. Sluit de internetbrowser. 93

96 5. Originelen scannen De transmissie testen Wanneer een USB-geheugen in de machine wordt gestoken, worden alle gescande documenten op het USB-geheugen opgeslagen. Ga na of er geen USB-geheugens in de machine zitten. 1. Plaats het origineel op de glasplaat of in de ADF. 2. Druk op de [Scanner]-knop en druk vervolgens op de [Adresboek]-knop. DSH149 U kunt ook op de toets [Shortcut naar functies] drukken als [Shortcut naar functie] bij de [Beheerderinstellingen] is ingesteld op [Scanbestemm. select.]. Voor meer informatie over [Shortcut naar functie], zie Pag. 196 "Beheerdersinstellingen". 3. Zorg dat [Adresboek doorzoeken] is geselecteerd. Druk vervolgens op de [OK]-knop. Als u een bepaalde invoer op naam wilt zoeken, voer dan met de cijfertoetsen de eerste letters van de naam in en druk vervolgens op de [OK]-knop. Met elk teken dat u invoert, verandert het display om de overeenkomende naam weer te geven. 4. Zoek naar de gewenste bestemming door op [ ] of [ ] te drukken om door het adresboek te bladeren en druk vervolgens op [OK]. Als u een scanbestemming opgeeft, zullen de scaninstellingen van het apparaat automatisch worden gewijzigd aan de hand van de informatie die voor die bestemming in het Adresboek wordt geregistreerd. Indien nodig kunt u de scaninstellingen via het bedieningspaneel wijzigen. Voor meer informatie over scaninstellingen, zie Pag. 126 "Scaninstellingen opgeven voor het scannen". 5. Druk op de [Start]-knop. Het scannen begint en de gescande documenten worden in een gedeelde map opgeslagen. Als het apparaat het bestand niet kan verzenden, moet u de volgende punten controleren. De bestemming is correct in het adresboek geregistreerd. 94

97 Scanbestemmingen registreren Schakel de beveiligingssoftware of firewall van de doelcomputer uit en probeer het opnieuw. Neem contact op met uw netwerkbeheerder voor meer informatie over de beveiligingssoftware van de firewallinstellingen. Als er meerdere doelcomputers zijn, moet u de opdracht testen met andere computers. Vergelijk de instellingen met die van de computer van waaruit het bestand werd verzonden. Neem voor meer informatie contact op met de netwerkbeheerder. Er is voldoende schijfruimte op de doelcomputer. 95

98 5. Originelen scannen Basiswerking van Scannen naar map In dit gedeelte worden de voorbereidingen en procedures uitgelegd om gescande documenten naar een map op een clientcomputer te sturen. Deze functie is beschikbaar voor SP 277SNwX, SP 277SFNwX, SP 221SNw en SP 221SFNw. Nadat u de onderstaande procedures heeft gevolgd, kunt u gescande documenten van het apparaat naar een gedeelde map op een clientcomputer sturen. Druk het controlevel af. Bevestig de gebruikersnaam en de computernaam. Maak een gedeelde map op een computer. Geef de toegangsrechten op voor de gedeelde map die u hebt gemaakt. *1 Registreer de gedeelde map in het Adresboek van het apparaat. Verzend een bestand naar de gedeelde map. DSG267 *1 alleen Windows U kunt de gedeelde map maken onder Windows Vista of hoger, Windows Server 2003 of hoger en OS X 10,7 of hoger. Bestanden kunnen via SMB worden verzonden met behulp van het SMB-protocol (139/TCP, 137/UDP) of het CIFS-protocol (445/TCP). Bestanden kunnen alleen via SMB (139/TCP, 137/UDP) worden verzonden in een NetBIOS via TCP/IP-omgeving. Bestanden kunnen niet worden verzonden via SMB in een NetBEUI-omgeving. 96

99 Basiswerking van Scannen naar map Het controlevel afdrukken Druk het volgende controlevel af. Noteer de instellingen voor de computer waar u documenten naartoe gaat sturen op het controlevel. Voor meer informatie over het gebruik van het controlevel om een lijst met instelwaarden te maken, zie Pag. 98 " De naam van de gebruiker en de computer bevestigen" en Pag. 99 " Een gedeelde map aanmaken op een computer". Nadat u de scanbestemmingen in het adresboek heeft geregistreerd, gooit u het ingevulde controlevel weg, om te vermijden dat persoonlijke informatie wordt gelekt. Controlevel Nr. Controle-item (invoervoorbeeld) Invulkolom Computernaam (bijv. YamadaPC) [1] Actieve instellingen van DHCPserver ([Ja] of [Nee]) IP-adres van de computer (bijv ) [2] Domeinnaam/Werkgroepnaam (bijv. ABCD-NET) USERDNSDOMAIN USERDOMAIN Gebruikersnaam van computer (bijv. TYamada) [3] Inlogwachtwoord computer (bijv. Beheerder) [4] Naam gedeelde map computer (bijv. scan) USERDNSDOMAIN of USERDOMAIN worden, afhankelijk van de netwerkomgeving, al dan niet weergegeven. Noteer de domeinnaam of de naam van de werkgroep op het controlevel. 97

100 5. Originelen scannen De naam van de gebruiker en de computer bevestigen De gebruikersnaam en computernaam bevestigen als Microsoft Windows wordt gebruikt Bevestig de naam van de gebruiker en de naam van de computer waar u gescande documenten naar toe wilt sturen. 1. Wijs in het menu [Start] naar [Alle programma's], klik op [Accessoires] en klik vervolgens op [Opdrachtprompt]. 2. Voer de opdracht "ipconfig/all" in en druk vervolgens op [Enter]. 3. Controleer de naam van de computer, de actieve instellingen van de DHCP-server en het IPv4-adres en noteer ze in [1] op het controlevel. De naam van de computer wordt weergegeven onder [Hostnaam]. Het adres weergegeven onder [IPv4-adres] is het IPv4-adres van de computer. De actieve instellingen van de DHCP-server worden weergegeven bij [Enabled DHCP]. 4. Voer daarna de opdracht "set user" (gebruiker instellen) en druk dan op [Enter]. Let erop dat u spaties zet tussen "stel", "gebruiker" en "in". 5. Controleer de domeinnaam/de naam van de werkgroep en de gebruikersnaam en noteer die in [2] op het controlevel. De gebruikersnaam wordt weergegeven onder [GEBRUIKERSNAAM]. Controleer het aanmeldingswachtwoord van de computer en noteer het in [3] op het controlevel. Maak nu een gedeelde map op een computer aan. Voor meer informatie over het aanmaken van een gedeelde map, zie Pag. 99 " Een gedeelde map aanmaken op een computer". Het is misschien mogelijk, afhankelijk van het besturingssysteem of beveiligingsinstellingen, om een gebruikersnaam op te geven waar geen wachtwoord aan toegewezen is. Wij raden u echter aan om een gebruikersnaam met wachtwoord te selecteren; dit verhoogt de beveiliging. De gebruikersnaam en computernaam bevestigen wanneer OS X wordt gebruikt Bevestig de naam van de gebruiker en de naam van de computer waar u gescande documenten naar toe wilt sturen. Controleer de waarden en noteer ze op het controlevel. 1. Klik in het Apple-menu op [About this Mac]. Het informatiescherm van de computer wordt weergegeven. 2. Klik op [System Report...]. 98

101 Basiswerking van Scannen naar map 3. Selecteer [Software] in het linkerpaneel en bevestig de naam van de computer en de gebruikersnaam in "Overzicht systeemsoftware". De naam van de computer wordt weergegeven naast [Computer Name]. De naam van de gebruiker wordt weergegeven naast [User Name]. Noteer de computernaam in [1] en de gebruikersnaam in [2] op het controlevel. Maak nu een gedeelde map op een computer aan. Voor meer informatie over het aanmaken van een gedeelde map, zie Pag. 99 " Een gedeelde map aanmaken op een computer". U kunt misschien ook, afhankelijk van het besturingssysteem of beveiligingsinstellingen, een gebruikersnaam opgeven waar geen wachtwoord aan toegewezen is. Wij raden u echter aan om een gebruikersnaam met wachtwoord te selecteren. Om het IP-adres te bevestigen klikt u in het Apple-menu op [System Preferences...] en klikt u vervolgens op [Network] in het venster System Preferences. Klik vervolgens op [Ethernet]. Het weergegeven adres in het IP-adresveld is het IP-adres van de computer. Een gedeelde map aanmaken op een computer Een gedeelde map aanmaken op een computer met Microsoft Windows Maak een bestemmingsmap in Windows en maak delen mogelijk. In de volgende procedure wordt een computer als voorbeeld gebruikt met daarop Windows 7 Ultimate geïnstalleerd. Deze computer is tevens onderdeel van een domein. Meld u aan als beheerder om een gedeelde map aan te maken. Wanneer "Iedereen" is geselecteerd in stap 6, dan wordt de gedeelde map toegankelijk voor alle gebruikers. Dit is een veiligheidsrisico; wij raden dus aan om alleen aan bepaalde gebruikers toegangsrechten te geven. Volg de volgende procedure om "Iedereen" te verwijderen en om toegangsrechten voor gebruikers te specificeren. 1. Maak een map op de computer op de manier zoals u een normale map zou maken op een locatie die uw voorkeur heeft. Noteer de naam van de map in [4] op het controlevel. 2. Klik met de rechtermuisknop op de map en klik vervolgens op [Eigenschappen]. 3. Selecteer op het tabblad [Delen] de optie [Geavanceerd delen...]. 4. Selecteer het keuzevakje [Deze map delen]. 5. Klik op [Machtigingen]. 6. Selecteer uit de lijst [Namen van groepen of gebruikers:] de optie "Iedereen" en klik dan op [Verwijderen]. 99

102 5. Originelen scannen 7. Klik op [Toevoegen...]. In het venster [Gebruikers of groepen selecteren] voegt u groepen of gebruikers toe aan wie u toegang wilt verlenen. In de volgende procedure wordt de procedure om toegangsprivileges te geven aan gebruikers die u op het controlevel heeft genoteerd als voorbeeld gebruikt. 8. Klik in het venster [Gebruikers of groepen selecteren] op de optie [Geavanceerd...]. 9. Geef één of meer objecttypes op, selecteer een locatie en klik vervolgens op [Nu zoeken]. 10. In de lijst met resultaten selecteert u de groepen en gebruikers die u toegang wilt verlenen (de naam die u in [2] op het controlevel heeft genoteerd) en vervolgens klikt u op [OK]. 11. Klik in het venster [Groepen of gebruikers selecteren] op [OK]. 12. Selecteer in de lijst [Namen van groepen of gebruikers:] een groep of gebruiker (de naam die u in [2] op het controlevel heeft genoteerd). Vink vervolgens in de kolom [Toestaan] in de toestemmingenlijst het selectievakje [Volledig beheer] of [Wijzigen] aan. Configureer de toegangsrechten voor elke groep en gebruiker. 13. Klik 3 keer op [OK]. Als u toegangsprivileges wilt opgeven voor de aangemaakte folder zodat andere gebruikers of groepen die kunnen openen, ga dan door naar Pag. 101 " Toegangsprivileges opgeven voor de gedeelde map". Ga anders door naar Pag. 102 " Een gedeelde map registreren in het adresboek van het apparaat". Een gedeelde map aanmaken op een computer met OS X De volgende procedures leggen uit hoe u een gedeelde map kunt aanmaken op een computer met OS X en hoe u de informatie van de computer kunt bevestigen. In deze voorbeelden wordt OS X 10,11 gebruikt. Meld u aan als beheerder om een gedeelde map aan te maken. 1. Maak de map aan waarnaar u scanbestanden wilt verzenden. Noteer de naam van de map in [4] op het controlevel. 2. Klik in het Apple-menu op [System Preferences...]. 3. Klik op [Sharing]. 4. Vink het selectievakje [File Sharing] aan. 5. Klik op [Opties...]. 6. Vink het selectievakje [Share files and folders using SMB] aan. 7. Selecteer de account waarmee u toegang tot de gedeelde map wilt hebben. 100

103 Basiswerking van Scannen naar map 8. Indien het scherm [Authenticate] wordt getoond, voert u het wachtwoord in voor de account, klikt u op [OK] en vervolgens op [Done]. 9. Klik in de lijst [Shared Folders:] op [[ ]. 10. Selecteer de map die u heeft aangemaakt en klik dan op [Add]. 11. Zorg dat de toestemming voor de gebruiker die deze map gaat gebruiken is ingesteld op [Lezen & schrijven]. Registreer vervolgens de scanbestemmingen. Voor meer informatie over het registreren van scanbestemmingen, zie Pag. 102 " Een gedeelde map registreren in het adresboek van het apparaat". Toegangsprivileges opgeven voor de gedeelde map Als u toegangsprivileges wilt opgeven voor de gemaakte map om andere gebruikers en groepen toegang tot deze map te geven, kunt u de map als volgt configureren: 1. Klik met de rechtermuisknop op de map die u bij stap 3 heeft aangemaakt en klik vervolgens op [Eigenschappen]. 2. Klik op het tabblad [Beveiliging] op [Bewerken...]. 3. Klik op [Toevoegen...]. 4. Klik in het venster [Gebruikers of groepen selecteren] op de optie [Geavanceerd...]. 5. Geef één of meer objecttypes op, selecteer een locatie en klik vervolgens op [Nu zoeken]. 6. Selecteer de groepen en gebruikers die u toegang wilt geven in de resultatenlijst en klik dan op [OK]. 7. Klik in het venster [Groepen of gebruikers selecteren] op [OK]. 8. Selecteer in de lijst [Namen van groepen of gebruikers:] een groep of gebruiker. Vink vervolgens in de kolom [Toestaan] in de lijst het selectievakje [Volledig beheer] of [Wijzigen] aan. 9. Klik twee keer op [OK]. Registreer vervolgens de scanbestemmingen. Voor meer informatie over het registreren van scanbestemmingen, zie Pag. 102 " Een gedeelde map registreren in het adresboek van het apparaat". Indien dit de eerst keer is dat u een gedeelde map aanmaakt op deze computer, moet u de functie bestanden delen inschakelen. Voor meer informatie, zie de Windows Help-functie. 101

104 5. Originelen scannen Een gedeelde map registreren in het adresboek van het apparaat Registreer scanbestemmingen met behulp van Web Image Monitor. 1. Open de internetbrowser en verkrijg toegang tot het apparaat door het IP-adres ervan in te vullen. 2. Klik op [Snelkeuzebestemming] of [Scanbestemming]. 3. Selecteer [Map] in de lijst [Bestemmingstype]. 4. Registreer informatie indien nodig. U moet de volgende gegevens registreren. Voor meer informatie, zie Pag. 87 "Scanbestemmingen registreren". Naam Servicenaam 5. Voer indien nodig het beheerderswachtwoord in. 6. Klik op [Toepassen]. 7. Sluit de internetbrowser. U heeft de voorbereidingen voor het Scannen naar map voltooid. Voor meer informatie over het verzenden van gescande bestanden naar de bestemming die u in het adresboek heeft geregistreerd, zie Pag. 102 " Gescande bestanden direct naar een gedeelde map versturen". Als het apparaat het bestand niet kan verzenden, moet u de volgende punten controleren. De bestemming is correct in het adresboek geregistreerd. Schakel de beveiligingssoftware of firewall van de doelcomputer uit en probeer het opnieuw. Neem contact op met uw netwerkbeheerder voor meer informatie over de beveiligingssoftware van de firewallinstellingen. Als er meer dan één doelcomputer is, kunt u de opdrachten testen met andere computers. Vergelijk de instellingen met de computer die het bestand wel kan verzenden. Neem voor meer informatie contact op met de netwerkbeheerder. Wanneer er niet genoeg schijfruimte op de doelcomputer is, kan het apparaat het bestand misschien niet verzenden. Gescande bestanden direct naar een gedeelde map versturen Verzend gescande bestanden naar de gedeelde map die u in Stap 5 heeft geregistreerd. 102

105 Basiswerking van Scannen naar map Het origineel in de ADF gaat voor het origineel op de glasplaat als u originelen zowel in de ADF als op de glasplaat plaatst. Registreer de scanbestemming in het adresboek met behulp van Web Image Monitor. Voor meer informatie, zie Pag. 87 "Scanbestemmingen registreren". Wanneer een USB-geheugen in de machine wordt gestoken, worden alle gescande documenten op het USB-geheugen opgeslagen. Ga na of er geen USB-geheugens in de machine zitten. 1. Plaats het origineel op de glasplaat of in de ADF. Voor het correct plaatsen van het origineel, zie Pag. 58 "Originelen plaatsen". 2. Druk op de [Scanner]-knop en druk vervolgens op de [Adresboek]-knop. DSH149 U kunt ook op de toets [Shortcut naar functies] drukken als [Shortcut naar functie] bij de [Beheerderinstellingen] is ingesteld op [Scanbestemm. select.]. Voor meer informatie over [Shortcut naar functie], zie Pag. 196 "Beheerdersinstellingen". 3. Zorg dat [Adresboek doorzoeken] is geselecteerd. Druk vervolgens op de [OK]-knop. Als u een bepaalde invoer op naam wilt zoeken, voer dan met de cijfertoetsen de eerste letters van de naam in en druk vervolgens op de [OK]-knop. Met elk teken dat u invoert, verandert het display om de overeenkomende naam weer te geven. 4. Zoek naar de gewenste bestemming door op [ ] of [ ] te drukken om door het adresboek te bladeren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. Als u een scanbestemming opgeeft, zullen de scaninstellingen van het apparaat automatisch worden gewijzigd aan de hand van de informatie die voor die bestemming in het Adresboek wordt geregistreerd. Indien nodig kunt u de scaninstellingen via het bedieningspaneel wijzigen. Voor meer informatie over scaninstellingen, zie Pag. 126 "Scaninstellingen opgeven voor het scannen". 103

106 5. Originelen scannen 5. Druk op de [Start]-knop. DSH147 Afhankelijk van de instellingen van het apparaat ziet u het volgende scherm op het display wanneer u scant vanaf de glasplaat. Volg. origineel scannen? Ja Nee Als u dit scherm ziet, ga dan verder met de volgende stap. 6. Als u meer originelen wilt scannen, plaats dan het volgende origineel op de glasplaat en druk op [Ja]. Herhaal deze stap totdat alle originelen zijn gescand. 7. Als alle originelen gescand zijn, drukt u op [Nee] om te beginnen met het versturen van het gescande bestand. Om het scannen te annuleren drukt u op de [Scanner]-knop en vervolgens op de [Wis/Stop]- knop. De scanbestanden worden genegeerd. U kunt ook een bestemming opgeven via de sneltoetsen en de toets, [Pauze/Redial] (alleen SP 221SF, SP 277SFNwX en SP 221SFNw). Voor meer informatie, zie Pag. 112 "De scanbestemming opgeven met de sneltoesten of de [Pauze/Redial]-knop". 104

107 Basiswerking van scannen naar Basiswerking van scannen naar In dit gedeelte worden de voorbereidingen en procedures uitgelegd om gescande documenten te verzenden als bijlage van een . Deze functie is beschikbaar voor SP 277SNwX, SP 277SFNwX, SP 221SNw en SP 221SFNw. Als u de onderstaande procedures heeft gevolgd, kunt u gescande documenten naar het opgegeven e- mailadres verzenden. Configureer de SMTP-server en de DNS-instellingen. Registreer het adres van de bestemming in het Adresboek. Verzend gescande bestanden via . DSG268 SMTP- en DNS-instellingen configureren Om bestanden via , SMTP en DNS te versturen, dienen de instellingen juist te worden geconfigureerd. Neem contact op met de netwerkbeheerder van uw internetserviceprovider voor meer informatie over de gegevens van de SMTP-server. SMTP- en DNS-informatie configureren via Web Image Monitor. 1. Open de internetbrowser en verkrijg toegang tot het apparaat door het IP-adres ervan in te vullen. 2. Klik op [Netwerkinstellingen]. 3. Klik op het tabblad [DNS]. 4. Registreer informatie indien nodig. Voor meer informatie, zie Pag. 227 "De netwerkinstellingen configureren". 5. Klik op [OK]. 6. Klik op het tabblad [SMTP]. 7. Registreer informatie indien nodig. Voor meer informatie, zie Pag. 227 "De netwerkinstellingen configureren". 8. Klik op [OK]. 9. Sluit de internetbrowser. 105

108 5. Originelen scannen Vervolgens registreert u het adres van de bestemming in het adresboek. Voor meer informatie, zie Pag. 106 " adressen van bestemmingen registreren in het adresboek". adressen van bestemmingen registreren in het adresboek Configureer de gegevens van de bestemming via Web Image Monitor. 1. Open de internetbrowser en verkrijg toegang tot het apparaat door het IP-adres ervan in te vullen. 2. Klik op [Snelkeuzebestemming] of [Scanbestemming]. 3. In de lijst [Doeltype] selecteert u [ adres]. 4. Registreer informatie indien nodig. U moet de volgende gegevens registreren. Voor meer informatie, zie Pag. 126 "Scaninstellingen opgeven voor het scannen". Naam adresbestemming Onderwerp 5. Voer indien nodig het beheerderswachtwoord in. 6. Klik op [Toepassen]. 7. Sluit de internetbrowser. U heeft de voorbereidingen voor het Scannen naar voltooid. Voor meer informatie over het verzenden van bestanden naar de geregistreerde bestemmingen, zie Pag. 106 " Gescande documenten verzenden via ". Gescande documenten verzenden via In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u gescande bestanden verzendt naar de bestemmingen die u in Stap 2 heeft geregistreerd. Het origineel in de ADF gaat voor het origineel op de glasplaat als u originelen zowel in de ADF als op de glasplaat plaatst. Registreer de scanbestemming in het adresboek met behulp van Web Image Monitor. Voor meer informatie, zie Pag. 87 "Scanbestemmingen registreren". Wanneer een USB-geheugen in de machine wordt gestoken, worden alle gescande documenten op het USB-geheugen opgeslagen. Ga na of er geen USB-geheugens in de machine zitten. 106

109 Basiswerking van scannen naar 1. Plaats het origineel op de glasplaat of in de ADF. Voor het correct plaatsen van het origineel, zie Pag. 58 "Originelen plaatsen". 2. Druk op de [Scanner]-knop en druk vervolgens op de [Adresboek]-knop. DSH149 U kunt ook op de toets [Shortcut naar functies] drukken als [Shortcut naar functie] bij de [Beheerderinstellingen] is ingesteld op [Scanbestemm. select.]. Voor meer informatie over [Shortcut naar functie], zie Pag. 196 "Beheerdersinstellingen". 3. Zorg dat [Adresboek doorzoeken] is geselecteerd. Druk vervolgens op de [OK]-knop. Als u een bepaalde invoer op naam wilt zoeken, voer dan met de cijfertoetsen de eerste letters van de naam in en druk vervolgens op de [OK]-knop. Met elk teken dat u invoert, verandert het display om de overeenkomende naam weer te geven. 4. Zoek naar de gewenste bestemming door op [ ] of [ ] te drukken om door het adresboek te bladeren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. Als u een scanbestemming opgeeft, zullen de scaninstellingen van het apparaat automatisch worden gewijzigd aan de hand van de informatie die voor die bestemming in het Adresboek wordt geregistreerd. Indien nodig kunt u de scaninstellingen via het bedieningspaneel wijzigen. Voor meer informatie over scaninstellingen, zie Pag. 126 "Scaninstellingen opgeven voor het scannen". 5. Druk op de [Start]-knop. DSH147 Afhankelijk van de instellingen van het apparaat ziet u het volgende scherm op het display wanneer u scant vanaf de glasplaat. 107

110 5. Originelen scannen Volg. origineel scannen? Ja Nee Als u dit scherm ziet, ga dan verder met de volgende stap. 6. Als u meer originelen wilt scannen, plaats dan het volgende origineel op de glasplaat en druk op [Ja]. Herhaal deze stap totdat alle originelen zijn gescand. 7. Als alle originelen gescand zijn, drukt u op [Nee] om te beginnen met het versturen van het gescande bestand. Om het scannen te annuleren drukt u op de [Scanner]-knop en vervolgens op de [Wis/Stop]- knop. De scanbestanden worden genegeerd. U kunt ook een bestemming opgeven via de sneltoetsen en de toets, [Pauze/Redial] (alleen SP 221SF, SP 277SFNwX en SP 221SFNw). Voor meer informatie, zie Pag. 112 "De scanbestemming opgeven met de sneltoesten of de [Pauze/Redial]-knop". 108

111 Basisbewerking van Scannen naar FTP Basisbewerking van Scannen naar FTP In dit gedeelte worden de voorbereidingen en instructies uitgelegd om gescande documenten te verzenden naar een FTP-server. Deze functie is beschikbaar voor SP 277SNwX, SP 277SFNwX, SP 221SNw en SP 221SFNw. Nadat u de onderstaande procedures heeft gevolgd, kunt u gescande documenten naar een FTP-server verzenden. Configureer de instellingen van de FTP-server. Verzend gescande bestanden naar de FTP-server. DSG269 Instellingen van de FTP-server configureren Om bestanden naar een FTP-server te verzenden, moet u de instellingen van de FTP-server correct configureren. Neem contact op met uw netwerkbeheerder voor meer informatie over FTP-servers. De instellingen van een FTP-server configureren met behulp van Web Image Monitor. 1. Open de internetbrowser en verkrijg toegang tot het apparaat door het IP-adres ervan in te vullen. 2. Klik op [Snelkeuzebestemming] of [Scanbestemming]. 3. Selecteer [FTP] in de lijst [Bestemmingstype]. 4. Registreer informatie indien nodig. U moet de volgende gegevens registreren. Voor meer informatie, zie Pag. 87 "Scanbestemmingen registreren". Naam Hostnaam of IP-adres 5. Voer indien nodig het beheerderswachtwoord in. 6. Klik op [Toepassen]. 7. Sluit de internetbrowser. U heeft de voorbereidingen voor het Scannen naar FTP voltooid. Voor meer informatie over het verzenden van bestanden naar de geregistreerde bestemmingen, zie Pag. 110 " Bestanden naar een FTP-server verzenden". 109

112 5. Originelen scannen Bestanden naar een FTP-server verzenden In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u gescande bestanden verzendt naar de bestemmingen die u in Stap 1 heeft geregistreerd. Het origineel in de ADF gaat voor het origineel op de glasplaat als u originelen zowel in de ADF als op de glasplaat plaatst. Registreer de scanbestemming in het adresboek met behulp van Web Image Monitor. Voor meer informatie, zie Pag. 87 "Scanbestemmingen registreren". Wanneer een USB-geheugen in de machine wordt gestoken, worden alle gescande documenten op het USB-geheugen opgeslagen. Ga na of er geen USB-geheugens in de machine zitten. 1. Plaats het origineel op de glasplaat of in de ADF. Voor het correct plaatsen van het origineel, zie Pag. 58 "Originelen plaatsen". 2. Druk op de [Scanner]-knop en druk vervolgens op de [Adresboek]-knop. DSH149 U kunt ook op de toets [Shortcut naar functies] drukken als [Shortcut naar functie] bij de [Beheerderinstellingen] is ingesteld op [Scanbestemm. select.]. Voor meer informatie over [Shortcut naar functie], zie Pag. 196 "Beheerdersinstellingen". 3. Zorg dat [Adresboek doorzoeken] is geselecteerd. Druk vervolgens op de [OK]-knop. Als u een bepaalde invoer op naam wilt zoeken, voer dan met de cijfertoetsen de eerste letters van de naam in en druk vervolgens op de [OK]-knop. Met elk teken dat u invoert, verandert het display om de overeenkomende naam weer te geven. 4. Zoek naar de gewenste bestemming door op [ ] of [ ] te drukken om door het adresboek te bladeren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. Als u een scanbestemming opgeeft, zullen de scaninstellingen van het apparaat automatisch worden gewijzigd aan de hand van de informatie die voor die bestemming in het Adresboek wordt geregistreerd. Indien nodig kunt u de scaninstellingen via het bedieningspaneel wijzigen. Voor meer informatie over scaninstellingen, zie Pag. 126 "Scaninstellingen opgeven voor het scannen". 110

113 Basisbewerking van Scannen naar FTP 5. Druk op de [Start]-knop. DSH147 Afhankelijk van de instellingen van het apparaat ziet u het volgende scherm op het display wanneer u scant vanaf de glasplaat. Volg. origineel scannen? Ja Nee Als u dit scherm ziet, ga dan verder met de volgende stap. 6. Als u meer originelen wilt scannen, plaats dan het volgende origineel op de glasplaat en druk op [Ja]. Herhaal deze stap totdat alle originelen zijn gescand. 7. Als alle originelen gescand zijn, drukt u op [Nee] om te beginnen met het versturen van het gescande bestand. Om het scannen te annuleren drukt u op de [Scanner]-knop en vervolgens op de [Wis/Stop]- knop. De scanbestanden worden genegeerd. U kunt ook een bestemming opgeven via de sneltoetsen en de toets, [Pauze/Redial] (alleen SP 221SF, SP 277SFNwX en SP 221SFNw). Voor meer informatie, zie Pag. 112 "De scanbestemming opgeven met de sneltoesten of de [Pauze/Redial]-knop". 111

114 5. Originelen scannen De scanbestemming opgeven met de sneltoesten of de [Pauze/Redial]-knop In dit onderdeel wordt beschreven hoe een bestemming kan worden opgegeven met behulp van de volgende toetsen: Deze functie is alleen beschikbaar voor de SP 221SF, SP 277SFNw en SP 221SFNw. Snelkiestoetsen Gebruik deze om bestemmingen op te geven die als snelkeuzebestemmingen zijn geregistreerd. [Pauze/Redial]-knop Druk hierop om de laatst gebruikte bestemming op te geven als de bestemming voor de huidige taak. De sneltoetsen gebruiken Druk op de sneltoets waaronder de gewenste snelkeuzebestemming is geregistreerd. Druk op de [Shift]-knop om snelkeuzebestemmingen te gebruiken met nummer 5 t/m 8. DSH200 De [Pauze/Redial]-knop gebruiken Druk op de [Pauze/Redial]-knop om de laatst gebruikte bestemming te selecteren. DSH

115 De scanbestemming opgeven met de sneltoesten of de [Pauze/Redial]-knop Als u een scanbestemming opgeeft, zullen de scaninstellingen van het apparaat automatisch worden gewijzigd aan de hand van de informatie die voor die bestemming in het Adresboek wordt geregistreerd. Indien nodig kunt u de scaninstellingen via het bedieningspaneel wijzigen. Voor meer informatie, zie Pag. 126 "Scaninstellingen opgeven voor het scannen". De [Pauze/Redial]-knop werkt niet voor de eerste scantaak als het apparaat net is ingeschakeld. Om bestemmingen te selecteren die niet als snelkeuzebestemmingen zijn geregistreerd, gebruikt u de [Adresboek]-knop. Voor het opgeven van bestemmingen met het [Adresboek], zie Pag. 96 "Basiswerking van Scannen naar map". 113

116 5. Originelen scannen Basisprocedures voor het opslaan van scanbestanden op een USB-geheugen In dit gedeelte wordt de basiswerking van de functie Scannen naar USB uitgelegd. Bestanden worden opgeslagen op het USB-geheugen dat in het apparaat wordt gestoken. Het origineel in de ADF gaat voor het origineel op de glasplaat als u originelen zowel in de ADF als op de glasplaat plaatst. Dit apparaat ondersteunt niet het gebruik van externe USB-hubs. Niet alle typen USB-geheugen worden ondersteund. Wanneer u Scannen naar USB gebruikt, stelt u [Scan op USB opslaan] in op [Actief]. Voor meer informatie, zie Pag. 196 "Beheerdersinstellingen". 1. Steek het USB-flashgeheugen in de USB-poort. DSH131 Het scannerscherm wordt op de display weergegeven. Een bericht verschijnt met de melding dat de MFP het apparaat aan het lezen is. Wacht tot het bericht [Scan op USB opslaan] op het scherm wordt weergegeven. Afhankelijk van het type USBgeheugen duurt het korter of langer voordat het bericht verschijnt. 2. Plaats het origineel op de glasplaat of in de ADF. Voor het correct plaatsen van het origineel, zie Pag. 58 "Originelen plaatsen". Geef de scaninstellingen op indien nodig. Voor meer informatie over het opgeven van de scaninstellingen, zie Pag. 126 "Scaninstellingen opgeven voor het scannen". 114

117 Basisprocedures voor het opslaan van scanbestanden op een USB-geheugen 3. Druk op de [Start]-knop. DSH Selecteer het bestandsformaat uit [TIFF] of [PDF] door op de overeenkomstige selectietoets te drukken. Indien de instelling [Onbeperkt scannen] bij [Scaninstellingen] ingeschakeld is, is het mogelijk dat u het volgende scherm ziet verschijnen wanneer u via de glasplaat scant. Volg. origineel scannen? Ja Nee Als u dit scherm ziet, ga dan verder met de volgende stap. 5. Als u meer originelen wilt scannen, plaats dan het volgende origineel op de glasplaat en druk op [Ja]. Herhaal deze stap totdat alle originelen zijn gescand. 6. Als alle originelen gescand zijn, drukt u op [Nee] om te beginnen met het versturen van het gescande bestand. 7. Wacht tot "Gereed" op het scherm wordt weergegeven. Gescande bestanden worden opgeslagen in de hoofdmap van het USB-geheugen. 8. Verwijder het USB-geheugen uit het apparaat. Om het scannen te annuleren drukt u op de [Scanner]-knop en vervolgens op de [Wis/Stop]- knop. De scanbestanden worden genegeerd. 115

118 5. Originelen scannen Scannen via Smart Organizing Monitor De procedure in dit onderdeel is een voorbeeld en is gebaseerd op Windows 7. De werkelijke procedure kan afwijken afhankelijk van het door u gebruikte besturingssysteem. 1. Plaats de originelen. 2. Klik in het menu [Start] op [Alle programma's]. 3. Klik op [SP 220 Series Software Utilities]. 4. Klik op [Smart Organizing Monitor for SP 220 Series]. Smart Organizing Monitor wordt gestart. 5. Klik op het tabblad [Gebr.tools]. 6. Klik op [Scannen]. Het dialoogvenster verschijnt. 116

119 Scannen via Smart Organizing Monitor 7. Op het tabblad [Algemeen] stelt u instellingen in op basis van de origineeltypen, het scannen en de origineelrichting. 8. Op het tabblad [Opties] stelt u de bestandsindeling en de map in waarin u het bestand wilt opslaan. 9. Klik op [Scannen]. 10. Nadat alle originelen zijn gescand, klikt u op [Afsluiten]. Scannerinstellingen die u kunt configureren voor Smart Organizing Monitor Hierna worden de instellingsopties uitgelegd die u kunt configureren als u Smart Organizing Monitor gebruikt om te scannen. Tabblad [Algemeen] NL DSH Origineel: Selecteer [Glasplaat] om vanaf de glasplaat te scannen of [Automatische documentinvoer] om vanaf de ADF te scannen (alleen SP 277SNwX, SP 221SNw, SP 221SF, SP 277SFNwX en SP 221SFNw). 2. Type origineel Selecteer afhankelijk van uw origineel een instelling uit het overzicht met opties dat hieronder staat of selecteer [Aangepast...] om uw eigen scaninstellingen te configureren. [Scanmod.], [Resolutie] en [Formaat] onder [Scanconfiguratie] veranderen in overeenstemming met de instelling van het origineeltype die u hier heeft geselecteerd. Als u de glasplaat gebruikt: [Tekst bewerken (OCR)] 117

120 5. Originelen scannen [Faxen, archiveren of kopiëren] [Zwart-wit foto] [Kleurendocument - Sneller] [Kleurendocument - Betere kwaliteit] [Aangepast...] Bij gebruik van de ADF (alleen SP 277SNwX, SP 221SNw, SP 221SF, SP 277SFNwX en SP 221SFNw): 3. Scanmod.: [ADF - Sneller] [ADF - Beter] [ADF - Grijs] [Aangepast...] Kies uit kleur, grijswaarden of zwart-wit. 4. Resolutie: Selecteer een resolutie in de lijst. Let op dat met het verhogen van de resolutie ook de grootte van het bestand en de scantijd oploopt. Selecteer uit 100, 200, 300 of 600 dpi. 5. Formaat: Tabblad [Opties] Selecteer het scanformaat. Als [Glasplaat] is geselecteerd in [Origineel:], kunt u het scanformaat met uw muis in het voorvertoningsgebied wijzigen. Ook kunt u na het selecteren van [Gebruikergedefinieerd] een meeteenheid selecteren: [cm], [inch] of [pixels] NL DSH

121 Scannen via Smart Organizing Monitor 1. Scannen naar: Geeft de map op waar het bestand moet worden opgeslagen. 2. Voorvoegsel bestandsnaam: Geef het voorvoegsel van de bestandsnaam op. Na het voorvoegsel worden opvolgende nummers toegewezen. Als bijvoorbeeld [Voorvoegsel bestandsnaam] 'Scan' is, worden de bestandsnamen 'Scan001', 'Scan002', enz. 3. Indeling: Selecteer de bestandsindeling van het gescande document: JPEG, TIFF of PDF. 119

122 5. Originelen scannen Basisbewerking voor TWAIN-scannen In dit onderdeel vindt u meer informatie over de basishandelingen voor TWAIN-scannen. DSH295 TWAIN-scannen is mogelijk als uw computer over een toepassing beschikt die TWAIN ondersteunt. 1. Uw computer (met geïnstalleerd TWAIN-stuurprogramma) Geef het apparaat de opdracht om het origineel dat in het apparaat is geplaatst, te scannen. 2. Dit apparaat Het origineel dat in het apparaat is geplaatst, is gescand en de gegevens zijn verzonden naar de clientcomputer. TWAIN-scanner gebruiken In dit gedeelte worden de voorbereidingen voor het gebruik van de TWAIN-scanner beschreven. Om de TWAIN-scanner te kunnen gebruiken, moet u het TWAIN-stuurprogramma installeren dat u op de meegeleverde cd-rom vindt. Als u een TWAIN-scanner wilt gebruiken, dient er een TWAIN-compatibele toepassing te worden geïnstalleerd. Om het apparaat als TWAIN-scanner te gebruiken, volgt u eerst deze stappen: Installeer het TWAIN-stuurprogramma. Installeer een TWAIN-compatibele toepassing. TWAIN-scannen TWAIN-scannen is mogelijk als uw computer over een toepassing beschikt die TWAIN ondersteunt. 120

123 Basisbewerking voor TWAIN-scannen Hieronder staat een scanprocedure met het TWAIN-stuurprogramma. De feitelijke werking kan verschillen, afhankelijk van de toepassingen die u gebruikt. Voor meer informatie, zie de Help-functie van de toepassing. 1. Start een TWAIN-compatibele toepassing. 2. Plaats de originelen. 3. Open het dialoogvenster Scannercontrole. Het dialoogvenster Scanner Control wordt gebruikt om de scanner te bedienen met het TWAINstuurprogramma. Om het dialoogvenster Scanner Box te openen, selecteert u de juiste TWAINscanner met de TWAIN-compatibele toepassing. Voor meer informatie, zie de Help-functie van de toepassing. 4. Geef de instellingen op aan de hand van criteria zoals het soort origineel, soort scan en de afdrukrichting van het origineel. Voor meer informatie, zie de Help-functie van het TWAIN-stuurprogramma. 5. Klik in het dialoogvenster Scanner Control op [Scannen]. Als u op [Scannen] drukt, wordt er, afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, een dialoogvenster geopend waarin u de gebruikersnaam en het wachtwoord kunt opgeven. Als er nog meer originelen moeten worden gescand, plaatst u het volgende origineel en klikt u vervolgens op [Doorgaan]. Als er geen originelen meer hoeven te worden gescand, klikt u op [Voltooien]. 121

124 5. Originelen scannen Instellingen die u in het TWAIN-dialoogvenster kunt configureren: DSH Scanner: Selecteer de scanner die u wilt gebruiken. De scanner die u selecteert, wordt de standaardscanner. Klik op [Verversen] om alle beschikbare scanners te zien die via USB of op het netwerk zijn aangesloten. 2. Origineel: Selecteer [Reflecterend] om vanaf de glasplaat te scannen of [Autom. Document Toevoer] om vanaf de ADF te scannen (alleen SP 277SNwX, SP221SNw, SP 221SF, SP 277SFNwX en SP 221SFNw). 3. Type origineel Selecteer afhankelijk van uw origineel een instelling uit het overzicht met opties dat hieronder staat of selecteer [Aangepast...] om uw eigen scaninstellingen te configureren. [Modus], [Resolutie] en [Formaat] onder [Scanconfiguratie] wijzigen in overeenstemming met de instelling van het origineeltype die u hier heeft geselecteerd. Als u de glasplaat gebruikt: [Tekst Redigeren (OCR)] [Faxen, Opbergen of Kopiëren] [Zwart-wit foto] [Kleurendocument - Snel] [Kleurendocument - Betere kwaliteit] [Aangepast...] Bij gebruik van de ADF (alleen SP 277SNwX, SP221SNw, SP 221SF, SP 277SFNwX en SP 221SFNw): 122

125 Basisbewerking voor TWAIN-scannen 4. Modus: [ADF - Sneller] [ADF - Beter] [ADF - Grijs] [Aangepast...] Kies uit kleur, grijswaarden of zwart-wit. 5. Resolutie: Selecteer een resolutie in de lijst. Als u [Voorkeur...] selecteert, voer dan rechtstreeks een resolutiewaarde in het bewerkingsvenster in. Let op dat met het verhogen van de resolutie ook de grootte van het bestand en de scantijd oploopt. Te selecteren resoluties kunnen variëren afhankelijk van waar het origineel wordt geplaatst. Als u de glasplaat gebruikt: 75, 100, 150, 200, 300, 400, 500, 600, 1200, 2400, 4800, 9600, dpi, Voorkeur... Bij gebruik van de ADF (alleen SP 277SNwX, SP221SNw, SP 221SF, SP 277SFNwX en SP 221SFNw): 6. Formaat: 75, 100, 150, 200, 300, 400, 500, 600 dpi, Voorkeur... Selecteer het scanformaat. Als u [Voorkeur...] selecteert, voer dan rechtstreeks het scanformaat in het bewerkingsvenster in. Ook kunt u het scanformaat met uw muis in het voorbeeldgebied wijzigen. U kunt kiezen uit de volgende meeteenheden: [cm], [inches] of [pixels]. Te selecteren resoluties kunnen variëren afhankelijk van waar het origineel wordt geplaatst. Raadpleeg voor meer informatie de Help-functie van het TWAIN-stuurprogramma. 7. Scantaak: (bij gebruik van de glasplaat) Geeft maximaal 10 vorig gebruikte scangebieden weer. Om een scantaak te verwijderen selecteert u het nummer van de taak en klikt u vervolgens op [Verwijd.]. Als u [AutoCrop] selecteert, detecteert de scanner automatisch het formaat van uw origineel. Als de scangegevens groter zijn dan de geheugencapaciteit, zal er een foutmelding worden weergegeven en wordt het scannen geannuleerd. Als dit gebeurt, geef dan een lagere resolutie op en scan het origineel opnieuw. 123

126 5. Originelen scannen Basisbewerking voor WIA-scannen 1. Plaats het origineel op de glasplaat of in de ADF. 2. Klik op uw computer in het menu [Start] op [Apparaten en printers]. 3. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het printermodel dat u wilt gebruiken en klik vervolgens op [Scan starten] om het dialoogvenster voor de scaninstellingen te openen. 4. Configureer in het dialoogvenster de scaninstellingen indien nodig en klik vervolgens op [Scannen]. 5. Klik op [Import]. 124

127 SANE-scannen gebruiken SANE-scannen gebruiken Met dit stuurprogramma kunt u afbeeldingen scannen en bewerkingen met behulp van SANEcompatibele software. 125

128 5. Originelen scannen Scaninstellingen opgeven voor het scannen Als u een scanbestemming opgeeft, zullen de scaninstellingen van het apparaat automatisch worden gewijzigd aan de hand van de informatie die voor die bestemming in het Adresboek wordt geregistreerd. Indien nodig kunt u de scaninstellingen voor de huidige taak via het bedieningspaneel wijzigen. Het scanformaat opgeven aan de hand van het formaat van het origineel In dit onderdeel wordt beschreven hoe u het scanformaat kunt opgeven aan de hand van het huidige origineel. 1. Druk op [Scanform]. Gereed Adres opgeven 300 x 300dpi Scanform A4 Bestem. DSH Druk op [ ] of [ ] om het formaat van het origineel te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. Als u iets anders heeft geselecteerd dan [Ang.fr], hoeft u de verdere stappen van de procedure niet uit te voeren. 3. Druk op [ ] of [ ] om [mm] of [inch] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 4. Voer de breedte met de cijfertoetsen in en druk dan op de [OK]-knop. Om een komma in te voeren, drukt u op [ ]. 5. Voer de lengte met de cijfertoetsen in en druk vervolgens op de [OK]-knop. Om een komma in te voeren, drukt u op [ ]. U kunt de standaardinstelling [Scanformaat] van het apparaat zo instellen dat alle originelen worden gescand met een bepaald scanformaat. Voor meer informatie, zie Pag. 177 "Scaninstellingen". Afbeeldingsbelichting aanpassen In dit onderdeel wordt beschreven hoe u de afbeeldingsbelichting voor de huidige taak aanpast. Er zijn vijf afbeeldingsbelichtingsniveaus. Hoe hoger het belichtingsniveau, hoe donkerder de gescande afbeelding. 126

129 Scaninstellingen opgeven voor het scannen 1. Druk op de [Dichtheid]-knop. DSH Druk op [ ] of [ ] om het gewenste belichtingsniveau te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. U kunt de standaardinstelling [Dichtheid] van het apparaat zo instellen dat alle scans worden gemaakt met een bepaald belichtingsniveau. Voor meer informatie, zie Pag. 177 "Scaninstellingen". Resolutie opgeven In dit onderdeel wordt beschreven hoe u de scanresolutie voor de huidige taak kunt opgeven. Er zijn zes instellingen voor de resolutie. Hoe hoger de resolutie, hoe hoger de kwaliteit en hoe groter het bestand. 1. Druk op de [Afbeeldingskwaliteit]-knop. DSH Druk op [ ], [ ], [ ] of [ ] om de gewenste resolutie te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. 127

130 5. Originelen scannen U kunt de standaardinstelling [Resolutie] van het apparaat zo instellen dat er altijd wordt gescand met een bepaald resolutieniveau. Voor meer informatie, zie Pag. 177 "Scaninstellingen". 128

131 6. Een fax verzenden en ontvangen In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de faxfunctie kunt gebruiken en hoe u de instellingen moet opgeven. Deze functie is beschikbaar voor SP 221SF, SP 277SFNwX en SP 221SFNw. Wat u met de faxfunctie kunt doen Gemakkelijk faxen verzenden met sneltoetsen Als u bestemmingen registreert, kunt u gemakkelijk een bestemming opgeven door een sneltoets in te drukken. Voor meer informatie, zie Pag. 134 "Faxbestemmingen registreren". DSH296 Ontvangen faxen doorsturen zodat u ze overal kunt ontvangen (alleen SP 277SFNwX en SP 221SFNw) Door ontvangen faxen door te sturen naar een adres of een map kunt u ze altijd en overal ontvangen. Voor meer informatie, zie Pag. 163 "Faxen doorsturen of in het geheugen opslaan". DSG

132 6. Een fax verzenden en ontvangen Faxen verzenden via data om papier te besparen Door een LAN-faxstuurprogramma te gebruiken, kunt u documenten verzenden vanaf uw computer zonder ze af te drukken. Voor meer informatie, zie Pag. 153 "De faxfunctie vanaf een computer gebruiken (LAN-fax)". DSH

133 Workflows voor het instellen van de fax Workflows voor het instellen van de fax In dit gedeelte worden de voorbereidingen en procedures uitgelegd om fax documenten te verzenden naar een map op een clientcomputer. Nadat u de onderstaande procedures heeft gevolgd, kunt u faxdocumenten van het apparaat naar een gedeelde map op een clientcomputer verzenden. Sluit het apparaat aan op een telefoonlijn. Stel datum en tijd in. Geef het type van de telefoonlijn op. Selecteer een externe lijn of een toestelnummer. Geef het nummer van de externe lijn op. *1 Geef de ontvangstmodus op. DSG290 *1 Opgeven bij gebruik van een doorschakellijn of een PBX. Stappenplan Referentie Raadpleeg de Starthandleiding voor FAX. Voor meer informatie over het selecteren van de ontvangstmodi, zie Pag. 159 "Ontvangstmodus selecteren". 131

134 6. Een fax verzenden en ontvangen Faxapparaatscherm In dit onderdeel staat informatie over het scherm in de faxmodus. Het display geeft standaard het kopieerscherm weer als het apparaat wordt ingeschakeld. Als het kopieer- of scannerscherm op het display wordt weergegeven, druk dan op de [Fax]-knop op het bedieningspaneel om naar het faxscherm te gaan. DSH154 Scherm in standby-modus Gereed Standaard Normaal RX-best. DSH Huidige status of mededelingen Toont de huidige status of meldingen. 2. Huidige instellingen Geeft de huidige instellingen voor resolutie en dichtheid weer. 3. Selectietoetsen Geeft de functies weer die u kunt gebruiken door op de overeenkomende selectietoetsen te drukken. 4. Huidige datum en tijd Geeft de huidige datum en tijd weer. De standaardmodus van het apparaat als hij wordt aangezet, kan worden opgegeven bij [Functieprioriteit] onder [Beh. Toepas.]. Voor meer informatie over [Functieprioriteit], zie Pag. 196 "Beheerdersinstellingen". Hoe de tijd en datum worden weergegeven, kan worden aangepast in [Datum/tijd instellen] onder [Beheerderstoepassingen]. Voor meer informatie over het instellen van de datum en tijd, zie Pag. 133 "Datum en tijd instellen". 132

135 Datum en tijd instellen Datum en tijd instellen 1. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen]. DSH Druk op [ ] of [ ] om [Beheerderstoepassingen] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 3. Als u om een wachtwoord wordt gevraagd, voer het wachtwoord dan met de cijfertoetsen in en druk vervolgens op de [OK]-knop. 4. Druk op [ ] of [ ] om [Datum/tijd instellen] te selecteren en druk vervolgens op [OK]. 5. Druk op [ ] of [ ] om [Datum instellen] te selecteren en druk vervolgens op [OK]. 6. Druk op [ ] [ ] om de gewenste datumindeling te selecteren en druk vervolgens op [OK]. Voor meer informatie over de indeling van de datum- en tijdweergave, zie Pag. 196 "Beheerdersinstellingen". 7. Voer de huidige datum in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op de [OK]-knop. U kunt op [ ]of [ ] drukken om tussen velden te schakelen. 8. Druk op [ ] of [ ] om [Tijd instellen] te selecteren en druk vervolgens op [OK]. 9. Druk op [ ] of [ ] om de gewenste tijdsindeling te selecteren en druk vervolgens op [OK]. 10. Voer de huidige tijd met de cijfertoetsen in en druk dan op [OK]. Als u [12-uursindeling] geselecteerd heeft, drukt u op [ ] of [ ] om [AM] of [PM] te selecteren. U kunt op [ ]of [ ] drukken om tussen velden te schakelen. 11. Druk op de [Gebruikersinstellingen]-knop om terug te keren naar het beginscherm. U kunt een wachtwoord voor toegang tot het menu [Beheerdertoepassingen] opgeven in [Vergr.beheerderstoepass.]. Voor meer informatie over [Vergr.beheerderstoepass.], zie Pag. 196 "Beheerdersinstellingen". 133

136 6. Een fax verzenden en ontvangen Faxbestemmingen registreren Dit onderdeel beschrijft hoe u faxbestemmingen kunt registreren in het Adresboek via het bedieningspaneel. Voor meer informatie over het invoeren van tekens, zie Pag. 31 "Tekens invoeren". Het Adresboek kan ook met behulp van Web Image Monitor worden bewerkt. De gegevens in het Adresboek kunnen beschadigd zijn of onverwacht verloren gaan. De fabrikant aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade die optreedt als gevolg van dergelijk verlies van gegevens. Zorg ervoor dat u regelmatig een back-up maakt van bestanden met Adresboekgegevens. Voor meer informatie over het maken van back-upbestanden, zie Pag. 242 "Beheerdersinstellingen configureren". U kunt tot 108 bestemmingen opslaan in het adresboek (8 snelkeuzebestemmingen en 100 verkorte kiesbestemmingen). Snelkeuzebestemmingen Bestemmingen die geregistreerd zijn als snelkeuzebestemmingen kunnen geselecteerd worden door op de daarmee overeenkomende sneltoetsknop te drukken. Verkorte kiesbestemmingen Bestemmingen die als verkorte kiesbestemmingen zijn opgeslagen, kunnen via het Adresboek worden gekozen. Druk op de toets [Adresboek], selecteer [Adresboek doorzoeken] en selecteer vervolgens de gewenste invoer met [ ][ ]. Faxbestemmingen registreren met het bedieningspaneel 1. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen]. DSH Druk op [ ] of [ ] om [Adresboek] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 3. Als u om een wachtwoord wordt gevraagd, voer het wachtwoord dan met de cijfertoetsen in en druk vervolgens op de [OK]-knop. 134

137 Faxbestemmingen registreren 4. Druk op [ ] of [ ] om [Snelkiesnummer] of [Verkort kiesnummer fax] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 5. Druk op [ ] of [ ] om [Nr.] te selecteren en voer vervolgens met de cijfertoetsen het gewenste snelkiesnummer (1 t/m 8) in of het verkorte kiesnummer (1 t/m 100). Als een bestemming al geregistreerd staat voor het ingevoerde nummer, zullen het faxnummer en de faxnaam die al zijn geregistreerd voor dat nummer, worden weergegeven. 6. Druk op [ ]of [ ] om [Faxnr.] te selecteren en voer vervolgens het faxnummer in (tot maximaal 40 tekens). 7. Druk op [ ] of [ ] om [Naam] te selecteren en voer vervolgens de faxnaam in (tot maximaal 20 tekens). 8. Bevestig de instelling en druk op de [OK]-knop. 9. Druk op de [Gebruikersinstellingen]-knop om terug te keren naar het beginscherm. Voor meer informatie over het invoeren van tekens, zie Pag. 31 "Tekens invoeren". Een faxnummer kan de volgende tekens bevatten: cijfers 0 t/m 9, pauze, " ", " " en spatie. Voer indien nodig een pauze in het faxnummer in. Het apparaat pauzeert kort voordat het de cijfers na de pauze kiest. U kunt de pauzetijd bepalen via de instelling [Pauzetijd] onder [Fax-TXinstell.]. Voor meer informatie over [Pauzetijd], zie Pag. 179 "Instellingen voor de faxfunctie". Om toondiensten op een kiestoonlijn te gebruiken, voert u een " " in het faxnummer in. " " verandert de modus tijdelijk van pulstoon naar kiestoon. Als het apparaat via een PBX op het telefoonnetwerk is aangesloten, dient u ervoor te zorgen dat het externe lijntoegangsnummer is opgegeven in [PBX-toegangsnummer] voor het faxnummer. Voor meer informatie over [PBX-toegangsnummer], zie Pag. 196 "Beheerdersinstellingen". U kunt een wachtwoord voor toegang naar het [Adresboek]-menu instellen onder [Vergr. beh.toepass]. Voor meer informatie over [Vergr.beheerderstoepass.], zie Pag. 196 "Beheerdersinstellingen". 135

138 6. Een fax verzenden en ontvangen Faxbestemmingen wijzigen of verwijderen 1. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen]. DSH Druk op [ ] of [ ] om [Adresboek] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 3. Als u om een wachtwoord wordt gevraagd, voer het wachtwoord dan met de cijfertoetsen in en druk vervolgens op de [OK]-knop. U kunt een wachtwoord voor toegang naar het [Adresboek]-menu instellen onder [Vergr. beh.toepass]. Voor meer informatie over [Vergr.beheerderstoepass.], zie Pag. 196 "Beheerdersinstellingen". 4. Druk op [ ] of [ ] om [Snelkiesnummer] of [Verkort kiesnummer fax] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 5. Druk op [ ] of [ ] om [Nr.] te selecteren en voer vervolgens met de cijfertoetsen het gewenste snelkiesnummer (1 t/m 8) in of het verkorte kiesnummer (1 t/m 100). Het faxnummer en de faxnaam die op dat nummer zijn geregistreerd, worden weergegeven. 6. Druk op [ ] of [ ] om [Faxnr.] te selecteren en bewerk het faxnummer dan (maximaal 40 tekens). Als u het faxnummer wilt verwijderen, drukt u op [ ] totdat het huidige nummer wordt verwijderd. 7. Druk op [ ] of [ ] om [Naam] te selecteren en bewerk vervolgens de faxnaam (maximaal 20 tekens). Als u de faxnaam wilt verwijderen, drukt u op [ ] totdat de huidige naam wordt verwijderd. 8. Bevestig de instelling en druk op de [OK]-knop. 9. Druk op de [Gebruikersinstellingen]-knop om terug te keren naar het beginscherm. Voor meer informatie over het invoeren van tekens, zie Pag. 31 "Tekens invoeren". 136

139 Faxbestemmingen registreren Faxbestemmingen registreren met Web Image Monitor 1. Open de internetbrowser en verkrijg toegang tot het apparaat door het IP-adres ervan in te vullen. 2. Klik op [Snelkeuzebestemming] of [Verkorte faxkiesnummer-bestemming]. 3. Selecteer [Fax] in de lijst [Bestemmingstype]. 4. Selecteer [Snelkeuzenummer] of [Verkort kiesnummer] en selecteer vervolgens het registratienummer in de lijst. 5. Registreer informatie indien nodig. 6. Voer indien nodig het beheerderswachtwoord in. 7. Klik op [Toepassen]. 8. Sluit de internetbrowser. Instellingen voor faxbestemmingen Item Instelling Beschrijving Snelkeuzenummer / Verkort kiesnummer Naam Faxnummer Vereist Optioneel Vereist Selecteer het nummer waaraan u een snelkeuzebestemming of een verkorte bestemming wilt toewijzen. Naam van de bestemming. De naam die u hier opgeeft, wordt weergegeven op het scherm als u een faxbestemming selecteert. Kan tot 20 tekens bevatten. Faxnummer van de bestemming. Kan tot 40 tekens bevatten. Als het apparaat via een PBX op het telefoonnetwerk is aangesloten, dient u ervoor te zorgen dat het externe lijntoegangsnummer is opgegeven in [PBXtoegangsnummer] voor het faxnummer. Voor meer informatie over [PBX-toegangsnummer], zie Pag. 196 "Beheerdersinstellingen". 137

140 6. Een fax verzenden en ontvangen Een faxnummer mag uit de volgende tekens bestaan: 0 tot en met 9, "P" (pauze), " ", " ", "-" en spatie. Voer indien nodig een pauze in het faxnummer in. Het apparaat pauzeert kort voordat het de cijfers na de pauze kiest. U kunt de pauzetijd bepalen via de instelling [Pauzetijd] onder [Fax-TXinstell.]. Voor meer informatie over [Pauzetijd], zie Pag. 179 "Instellingen voor de faxfunctie". Voor meer informatie over het gebruik van Web Image Monitor, zie Pag. 213 "Het apparaat configureren met hulpprogramma's". Om toondiensten op een kiestoonlijn te gebruiken, voert u een " " in het faxnummer in. " " verandert de modus tijdelijk van pulstoon naar kiestoon. Faxbestemmingen aanpassen 1. Open de internetbrowser en verkrijg toegang tot het apparaat door het IP-adres ervan in te vullen. 2. Klik op [Snelkeuzebestemming] of [Verkorte faxkiesnummer-bestemming]. Als u de verkorte kiesbestemming wijzigt, ga dan verder met stap Klik op [Verkorte faxkiesnummer-bestemming]. 4. Selecteer de gebruiker die u wilt wijzigen en klik vervolgens op [Wijzigen]. Als u de invoer wilt verwijderen, klikt u op [Verwijderen]. 5. Wijzig de instellingen indien nodig. Bevestig de invoer die u heeft geselecteerd om deze te verwijderen. 6. Voer indien nodig het beheerderswachtwoord in. 7. Klik op [Toepassen]. 8. Sluit de internetbrowser. 138

141 Een fax verzenden Een fax verzenden Het is raadzaam de ontvanger te bellen en af te spreken wanneer belangrijke documenten worden verzonden. Verzendingsmodus selecteren Hieronder worden de verzendmodi van de faxfunctie uitgelegd en hoe u deze moet selecteren. Types verzendmodi Er zijn twee verzendtypes: Geheugenverzending Directe verzending De verzendmodus selecteren Welke modus krijgt prioriteit? Verwijder het origineel snel uit het apparaat. Verzend documenten onmiddellijk. Transmissie via het geheugen Onmiddellijke transmissie Hoeveel faxnummers heeft de bestemming? Meervoudig Enkelvoudig Transmissie via het geheugen Onmiddellijke transmissie DSG274 Beschrijving van verzendmodi Geheugenverzending In deze modus zal het apparaat verschillende originelen naar het geheugen scannen en ze daarna tegelijkertijd versturen. Dit is handig wanneer u haast heeft en het document uit het apparaat wilt halen. In deze modus kunt u een fax naar meerdere bestemmingen versturen. Als de functie [Autom. opnieuw proberen] onder [Fax-TX-instell.] is ingeschakeld, belt het apparaat automatisch opnieuw naar de faxbestemming wanneer de lijn bezet is of wanneer zich een verzendfout voordoet. Het aantal keer dat een nummer opnieuw wordt geprobeerd, is vooraf ingesteld op twee of drie intervallen van vijf minuten, afhankelijk van de [Land]- instelling onder [Beheerderstoepassingen]. U kunt onder [Faxeigenschappen] de functie [Autom. opnieuw proberen] uitschakelen. Voor meer informatie, zie Pag. 179 "Instellingen voor de faxfunctie". Directe verzending 139

142 6. Een fax verzenden en ontvangen In deze modus scant het apparaat het origineel en wordt het tegelijkertijd gefaxt. Dit is erg handig als u snel een origineel wilt verzenden, of als u de bestemming wilt controleren waarnaar u verzendt. Het origineel wordt niet opgeslagen in het geheugen. U kunt slechts één bestemming opgeven. Indien de fax niet op een normale manier wordt ontvangen, verschijnt een foutmelding op het bedieningspaneel. De verzendmodus configureren 1. Druk op de [Fax]-knop en druk vervolgens [ ] of [ ]. DSH154 U kunt ook op de toets [Shortcut naar functies] drukken als [Shortcut naar functie] bij de [Beheerderinstellingen] is ingesteld op [Directe TX fax]. Voor meer informatie over [Shortcut naar functie], zie Pag. 196 "Beheerdersinstellingen". 2. Druk op [ ] of [ ] om [Directe TX] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 3. Druk op [ ] of [ ] om [Uit], [Aan] of [Uitsluitend volgende fax] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. Voor geheugenverzending selecteert u [Uit]. Voor directe verzending selecteert u [Aan] of [Uitsluitend volgende fax]. 4. Druk op de [Gebruikersinstellingen]-knop om terug te keren naar het beginscherm. Basisbewerking voor het versturen van een fax Het origineel in de ADF gaat voor het origineel op de glasplaat als u originelen zowel in de ADF als op de glasplaat plaatst. 140

143 Een fax verzenden 1. Druk op de [Fax]-knop. DSH Plaats het origineel op de glasplaat of in de ADF. Om de originelen correct te plaatsen, zie Pag. 58 "Originelen plaatsen". 3. Voer met de cijfertoetsen het faxnummer in (maximaal 40 tekens) of geef een bestemming op met de Eéntoetsknoppen of de functie verkorte kiesbestemming. Voor meer informatie over het invoeren van tekens, zie Pag. 31 "Tekens invoeren". Voor meer informatie over het opgeven van bestemmingen met sneltoetsen, zie Pag. 143 "De faxbestemming opgeven". Als het apparaat via een PBX op het telefoonnetwerk is aangesloten, dient u ervoor te zorgen dat het externe lijntoegangsnummer is opgegeven in [PBX-toegangsnummer] voor het faxnummer. Voor meer informatie over [PBX-toegangsnummer], zie Pag. 196 "Beheerdersinstellingen". 4. Druk op de [Start]-knop. DSH147 Afhankelijk van de apparaatinstellingen, wordt u mogelijk gevraagd om het faxnummer opnieuw in te voeren als u het faxnummer van de bestemming handmatig heeft ingevoerd. Voer in dat geval het nummer binnen 60 seconden opnieuw in, druk op [OK] en druk vervolgens op de [Start]-knop. Als de faxnummers niet overeenstemmen, keert u terug naar stap 3. Voor [Faxnummer bevestigen], zie Pag. 196 "Beheerdersinstellingen". Als u de glasplaat gebruikt in de stand Geheugentransmissie, zal u worden gevraagd een ander origineel te plaatsen. Ga in dit geval verder met de volgende stap. 141

144 6. Een fax verzenden en ontvangen 5. Als u meerdere originelen wilt scannen, drukt u binnen 60 seconden op [Ja], plaatst u het volgende origineel op de glasplaat en drukt u vervolgens op [OK]. Herhaal deze stap totdat alle originelen zijn gescand. Als u niet binnen 60 seconden op [Ja] drukt, kiest het apparaat de bestemming. 6. Wanneer alle originelen gescand zijn, drukt u op [Nee] of op [Start] om de fax te versturen. Een faxnummer kan de volgende tekens bevatten: cijfers 0 t/m 9, pauze, " ", " " en spatie. Voer indien nodig een pauze in in het faxnummer. Het apparaat pauzeert kort voordat het de cijfers na de pauze kiest. U kunt de pauzetijd bepalen via de instelling [Pauzetijd] onder [Fax-TXinstell.]. Voor meer informatie over [Pauzetijd], zie Pag. 179 "Instellingen voor de faxfunctie". Om toondiensten op een pulslijn te gebruiken, voert u een " " in het faxnummer in. " " verandert de modus tijdelijk van pulstoon naar kiestoon. U kunt meerdere bestemmingen opgeven voor de fax die u stuurt. Voor meer informatie over het versturen van een fax met de broadcastfunctie, zie Pag. 143 "De faxbestemming opgeven". Het apparaat vraagt u alleen om het faxnummer tweemaal in te voeren als u de bestemming handmatig invoert. Bestemmingen die zijn opgegeven met de sneltoetsen, de functie verkorte kiesbestemming of de [Pauze/Redial]-knop hoeven niet te worden bevestigd. Als het apparaat in Geheugenverzendingmodus staat, kunt u [Autom. opnieuw proberen] onder de [Fax-TX-instell.] instellen zodat het apparaat automatisch de bestemming opnieuw kiest als de lijn bezet is of als er een fout optreedt tijdens de verzending. Voor meer informatie over [Autom. opnieuw proberen], zie Pag. 179 "Instellingen voor de faxfunctie". Als het apparaat in Geheugenverzendingmodus staat, kan het geheugen van het apparaat vol raken tijdens het scannen van de originelen. In dit geval vraagt het scherm u om de verzending te annuleren of om alleen de pagina's te versturen die succesvol zijn gescand. Als het papier in de ADF is vastgelopen, is de vastgelopen pagina niet juist gescand. Als het apparaat in de Directe verzendingmodus staat, verstuur de fax dan opnieuw vanaf de vastgelopen pagina. Als het apparaat in Geheugenverzendingmodus staat, scan de gehele originelen dan opnieuw. Voor meer informatie over het verwijderen van papier dat in de ADF is vastgelopen, zie Pag. 273 "Papierstoringen oplossen". Een fax annuleren Volg de onderstaande procedure om het versturen van een fax te annuleren. Als het apparaat in de Directe verzendingmodus staat Als u het versturen van een fax annuleert als het apparaat het origineel scant, wordt het verzendingsproces van de fax onmiddellijk geannuleerd. In dit geval wordt er een foutmelding weergegeven op het apparaat van de ontvanger. 142

145 Een fax verzenden Als het apparaat in de Geheugenverzendingmodus staat Als u het versturen van een fax annuleert als het apparaat het origineel scant, wordt het document niet verstuurd. Als u het versturen van een fax annuleert tijdens het versturen, wordt het verzendingsproces van de fax onmiddellijk geannuleerd. In dit geval wordt er een foutmelding weergegeven op het apparaat van de ontvanger. 1. Druk op de [Fax]-knop. 2. Druk op de [Wis/Stop]-knop. DSH154 DSH144 Als u het versturen van een fax annuleert als de fax naar meerdere bestemmingen tegelijk wordt gestuurd (broadcast), wordt alleen de fax naar de huidige bestemming geannuleerd. De fax wordt naar de opeenvolgende bestemmingen gestuurd. Voor meer informatie over het verzenden van een fax met de broadcastfunctie, zie Pag. 143 "De faxbestemming opgeven". De faxbestemming opgeven U kunt het faxnummer van de bestemming invoeren met de cijfertoetsen of bestemmingen opgeven via de volgende functies: Snelkiestoetsen 143

146 6. Een fax verzenden en ontvangen Verkort kiezen Broadcast-functie Opnieuw kiezen-functie De bestemming opgeven met de snelkiestoetsen 1. Druk op de [Fax]-knop. DSH Druk op de sneltoets waaronder de gewenste snelkeuzebestemming is geregistreerd. Druk op de [Shift]-knop als u snelkeuzebestemmingen 5 t/m 8 wilt gebruiken voordat u op een sneltoets drukt. Voor meer informatie over het registreren van snelkeuzebestemmingen, zie Pag. 134 "Faxbestemmingen registreren". DSH200 U kunt de geregistreerde namen en faxnummers nakijken door een overzicht af te drukken. Voor meer informatie over het afdrukken van het overzicht met snelkeuzebestemmingen, zie Pag. 204 "Lijsten/rapporten afdrukken". 144

147 Een fax verzenden De bestemming opgeven met verkorte kiesbestemming 1. Druk op de [Fax]-knop. 2. Druk op de knop [Adresboek]. DSH154 DSH Zorg dat [Adresboek doorzoeken] is geselecteerd. Druk vervolgens op de [OK]-knop. Als u wilt zoeken naar een bepaalde registratie via een registratienummer of naam, gebruik dan de volgende stappen: Zoeken op registratienummer Druk nogmaals op de [Adresboek]-knop, voer het nummer in met de cijfertoetsen en druk op de [OK]-knop. Zoeken op naam Voer de eerste letters van de naam in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op de [OK]- knop. Met elk teken dat u invoert, verandert het display om de overeenkomende naam weer te geven. 4. Druk op [ ] of [ ] om het gewenste verkorte kiesnummer te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. Voor meer informatie over het registreren van verkorte kiesbestemmingen, zie Pag. 134 "Faxbestemmingen registreren". 145

148 6. Een fax verzenden en ontvangen Het Adresboek toont alleen de verkorte kiesbestemmingen. Gebruik de sneltoetsen om snelkiesbestemmingen op te geven. U kunt de geregistreerde namen en faxnummers nakijken door een overzicht af te drukken. Voor meer informatie over het afdrukken van een overzicht met verkorte kiesbestemmingen, zie Pag. 204 "Lijsten/rapporten afdrukken". De bestemming opgeven met broadcastfunctie U kunt een fax naar meerdere bestemmingen (maximaal 100 bestemmingen) tegelijkertijd verzenden. Faxen worden naar bestemmingen gestuurd in de volgorde waarin ze zijn opgegeven. 1. Druk op de [Fax]-knop. DSH Voeg een bestemming toe op één van de volgende manieren: Om een snelkiesbestemming toe te voegen drukt u op de sneltoets naar keuze. Om een verkorte kiesbestemming toe te voegen, drukt u op de [Adresboek]-knop, selecteer [Adresboek doorzoeken], selecteer vervolgens een bestemming en druk op de [OK]-knop. Om een handmatig opgegeven bestemming toe te voegen controleert u of [Nr.toets] is ingedrukt en vervolgens voert u het faxnummer van de bestemming in met de cijfertoetsen. 3. Druk op de [OK]-knop. Druk op [Lijst] om de lijst te zien met de bestemmingen die u tot dusver heeft toegevoegd. Ga terug naar stap 2 om meer bestemmingen toe te voegen. Als u meerdere bestemmingen opgeeft, kunt op de [Wis/Stop]-knop drukken om alle bestemmingen te wissen. Als u meerdere bestemmingen opgeeft in Directe verzendingsmodus, schakelt het apparaat tijdelijk over op Geheugenverzendingmodus. 146

149 Een fax verzenden Tijdens het verzenden naar meerdere bestemmingen, kunt u met de [Wis/Stop]-knop alleen de fax naar de huidige bestemming annuleren. De bestemming opgeven met de functie Opnieuw kiezen U kunt de laatst gebruikte bestemming opgeven als de bestemming voor de huidige taak. Met deze functie kunt u tijd besparen als u vaak berichten naar dezelfde bestemming stuurt, omdat u de bestemming niet opnieuw hoeft in te voeren. 1. Druk op de [Fax]-knop. 2. Druk op de [Pauze/Redial]-knop. DSH154 DSH151 Handige verstuurfuncties U kunt de status van het apparaat van de ontvanger eenvoudig controleren via de functie Op de haak voordat u een fax stuurt. Als u een externe telefoon heeft, kunt u praten en een fax versturen in één gesprek. De procedure verschilt afhankelijk van het feit of [Bewerking] is ingesteld op [Eenvoudige modus] of [Geavanceerde modus] in [Faxeigenschappen]. 147

150 6. Een fax verzenden en ontvangen Een fax versturen met direct kiezen Met de functie Op de haak kunt u de status van de ontvanger controleren terwijl u via de ingebouwde luidspreker kunt meeluisteren. Dit is een handige functie als u zeker wilt weten dat de fax wordt ontvangen. De functie Direct kiezen kan niet worden gebruikt als [Bevestiging faxnummer] onder [Beheerderstoepassingen] is ingeschakeld. 1. Plaats het origineel. Als [Bewerking] is ingesteld op [Eenvoudige modus] kunt u geen faxen versturen via de glasplaat. 2. Druk op de [Fax]-knop. 3. Druk op de [Direct kiezen]-knop. DSH154 DSH157 "Op de haak" wordt op het scherm weergegeven. 4. Geef de bestemming op met de cijfertoetsen. 148

151 Een fax verzenden 5. Als u een hoge toon hoort, druk dan op de [Start]-knop. DSH147 Als [Bewerking] is ingesteld op [Eenvoudige modus], is stap 6 niet van toepassing. 6. Als het origineel op de glasplaat is geplaatst, drukt u op [TX] en vervolgens drukt u op de toets [Start]. Voor meer informatie over het selecteren van de verzendingsmodus, zie Pag. 139 "Verzendingsmodus selecteren". Voor meer informatie over [Bevestiging faxnummer], zie Pag. 196 "Beheerdersinstellingen". Voor informatie over [Bewerking], zie Pag. 179 "Instellingen voor de faxfunctie". Een fax versturen na een gesprek Met een externe telefoon kunt u een fax versturen nadat u uw gesprek heeft beëindigd zonder de verbinding te verbreken en opnieuw te moeten kiezen. Dit is een handige functie als u zeker wilt weten of de fax is ontvangen. 1. Plaats het origineel. Als [Bewerking] is ingesteld op [Eenvoudige modus] kunt u geen faxen versturen via de glasplaat. 2. Druk op de [Fax]-knop. DSH

152 6. Een fax verzenden en ontvangen 3. Neem de hoorn op. 4. Geef de bestemming op met de externe telefoon. 5. Als de ontvanger antwoordt, vraag hem/haar dan om op de faxtoets aan de kant van de ontvanger te drukken. 6. Als u een hoge toon hoort, druk dan op de [Start]-knop. DSH147 Als [Bewerking] is ingesteld op [Eenvoudige modus], is stap 8 niet van toepassing. 7. Als het origineel op de glasplaat is geplaatst, drukt u op [TX] en vervolgens drukt u op de toets [Start]. 8. Leg de hoorn op de haak. Voor informatie over [Bewerking], zie Pag. 179 "Instellingen voor de faxfunctie". De scaninstellingen opgeven om te faxen De afbeeldingsbelichting aanpassen In dit onderdeel wordt beschreven hoe u de afbeeldingsbelichting voor de huidige taak aanpast. Er zijn drie afbeeldingsbelichtingsniveaus. Hoe donkerder het belichtingsniveau, hoe donkerder de afdruk. 150

153 Een fax verzenden 1. Druk op de [Dichtheid]-knop. DSH Druk op [ ] of [ ] om het gewenste belichtingsniveau te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. U kunt de standaardinstelling [Dichtheid] van het apparaat zo instellen dat alle scans worden gemaakt met een bepaald belichtingsniveau. Voor meer informatie over [Dichtheid], zie Pag. 179 "Instellingen voor de faxfunctie". De resolutie opgeven In dit onderdeel wordt beschreven hoe u de scanresolutie voor de huidige taak kunt opgeven. Er zijn drie instellingen voor resolutie: Standaard Detail Foto Selecteer deze als het origineel een afgedrukt document of een document met drukletters met tekens van normale afmetingen. Selecteer deze als het origineel een document is met kleine opdruk. Selecteer deze als het origineel afbeeldingen bevat zoals foto's of gearceerde tekeningen. 151

154 6. Een fax verzenden en ontvangen 1. Druk op de [Afbeeldingskwaliteit]-knop. DSH Druk op [ ] of [ ] om de gewenste resolutie-instelling te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. U kunt de standaardinstelling [Resolutie] van het apparaat zo instellen dat er altijd wordt gescand met een bepaald resolutieniveau. Voor meer informatie over [Resolutie], zie Pag. 179 "Instellingen voor de faxfunctie". 152

155 De faxfunctie vanaf een computer gebruiken (LAN-fax) De faxfunctie vanaf een computer gebruiken (LAN-fax) In dit onderdeel wordt beschreven hoe u de faxfunctie van het apparaat kunt gebruiken op een computer. U kunt een document rechtstreeks vanaf een computer via dit apparaat naar een ander faxapparaat sturen, zonder het document te hoeven afdrukken. Basisbewerkingen voor het versturen van faxen vanaf een computer Dit onderdeel beschrijft de basishandelingen voor het versturen van faxen vanaf een computer. U kunt een bestemming uit het LAN-fax-adresboek selecteren of rechtstreeks handmatig een faxnummer invoeren. U kunt faxen versturen naar maximaal 100 bestemmingen tegelijk. De procedure in dit onderdeel is een voorbeeld dat is gebaseerd op Windows 7. Met LAN-fax kunt u maximaal 10 pagina's (inclusief het voor-/achterblad) tegelijk sturen. Voordat u een fax verstuurt, slaat het apparaat alle faxgegevens op in het geheugen. Als het geheugen van het apparaat vol raakt tijdens het opslaan van deze gegevens, zal de verzending van de fax worden geannuleerd. Als dit gebeurt, kunt u de resolutie verlagen of het aantal pagina's verminderen en het opnieuw proberen. 1. Open het bestand dat u wilt verzenden. 2. Klik in het menu [Bestand] op [Afdrukken...]. 3. Selecteer het LAN-faxstuurprogramma als de printer en klik op [Afdrukken]. 4. Geef een bestemming op. Om een bestemming uit het LAN-fax-adresboek op te geven: Selecteer een bestemming uit de [Lijst Gebruiker:] en klik vervolgens op [Aan Lijst toevoegen]. Herhaal deze stap om meer bestemmingen toe te voegen. Om een faxnummer rechtstreeks in te voeren: Klik op het [Geef de bestemming op]-tabblad, voer een faxnummer (van maximaal 40 cijfers) in bij [Faxnummer:] en klik vervolgens op [Aan Lijst toevoegen]. Herhaal deze stap om meer bestemmingen toe te voegen. 5. Voor het bijvoegen van een voorblad klikt u op [Voorblad bewerken] op het tabblad [Geef de bestemming op] en vinkt u het vakje [Een voorblad bijvoegen] aan. Bewerk het voorblad indien nodig en klik vervolgens op [OK]. 153

156 6. Een fax verzenden en ontvangen Voor meer informatie over het bewerken van een faxvoorblad, zie Pag. 158 "Een voor-/ achterblad van een fax bewerken". 6. Klik op [Verzenden]. Zie de Help-functie van het LAN-faxstuurprogramma voor meer informatie. Een faxnummer mag uit de volgende tekens bestaan: 0 tot en met 9, "P" (pauze), " ", " ", "-" en spatie. Voer indien nodig een pauze in in het faxnummer. Het apparaat pauzeert kort voordat het de cijfers na de pauze kiest. U kunt de pauzetijd bepalen via de instelling [Pauzetijd] onder [Fax-TXinstell.]. Voor meer informatie over [Pauzetijd], zie Pag. 179 "Instellingen voor de faxfunctie". Om toondiensten op een pulslijn te gebruiken, voert u een " " in het faxnummer in. " " verandert de modus tijdelijk van pulstoon naar kiestoon. Voor het verwijderen van een ingevoerde bestemming, selecteert u de bestemming in [Bestemmingslijst:] en klikt u op [Verwijder van lijst]. U kunt het faxnummer dat u heeft ingevoerd, opslaan op het tabblad [Geef de bestemming op] in het LAN-fax adresboek. Klik op [Sla op in Adresboek] om het dialoogvenster te openen voor het registreren van een bestemming. Een fax annuleren U kunt het versturen van een fax annuleren door het bedieningspaneel van het apparaat of uw computer te gebruiken, afhankelijk van de status van de taak. Annuleren op het moment dat het apparaat een fax ontvangt van de computer Als het apparaat door meerdere computers gedeeld wordt, moet u er op letten dat u niet per ongeluk de fax van een andere gebruiker annuleert. 1. Dubbelklik op het printerpictogram in de taakbalk van uw computer. 2. Selecteer de afdruktaak die u wilt annuleren en klik vervolgens op [Annuleren] in het menu [Document]. 3. Klik op [Ja]. Annuleren tijdens het versturen van een fax Annuleer de fax via het bedieningspaneel. 154

157 De faxfunctie vanaf een computer gebruiken (LAN-fax) 1. Druk op de [Fax]-knop. DSH Druk op de [Wis/Stop]-knop. DSH144 Verzendinstellingen configureren In dit onderdeel wordt beschreven hoe u de verzendinstellingen kunt configureren in de eigenschappen van het LAN-faxstuurprogramma. Eigenschappen moeten voor elke toepassing apart worden ingesteld. 1. Klik in het menu [Bestand] op [Afdrukken...]. 2. Selecteer het LAN-faxstuurprogramma als de printer en klik op een knop als [Voorkeuren]. Het dialoogvenster met eigenschappen van het LAN-faxstuurprogramma wordt weergegeven. 3. Klik op het tabblad [Installatie]. 4. Configureer de instellingen indien nodig en klik op [OK]. Zie de Help-functie van het LAN-faxstuurprogramma voor meer informatie over de instellingen. 155

158 6. Een fax verzenden en ontvangen Het adresboek van LAN-fax configureren In dit onderdeel wordt het LAN-fax-adresboek beschreven. Configureer het LAN-fax-adresboek op de computer. In het LAN-fax-adresboek kunt u LAN-faxbestemmingen snel en eenvoudig opgeven. Het LAN-fax-adresboek kan maximaal 1000 registraties bevatten, waaronder individuele bestemmingen en groepsbestemmingen. Het LAN-fax-adresboek openen 1. Klik in het menu [Start] op [Apparaten en printers]. 2. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het LAN-faxstuurprogramma en klik vervolgens op [Afdrukvoorkeuren]. 3. Klik op het tabblad [Adresboek]. Bestemmingen registreren 1. Open het LAN-fax adresboek en klik op [Gebruiker toevoegen]. 2. Voer de bestemming in. U dient een contactnaam en faxnummer in te voeren. 3. Klik op [OK]. Bestemmingen aanpassen 1. Open het LAN-fax adresboek, selecteer de bestemming die u wilt bewerken uit de [Lijst Gebruiker:] en klik vervolgens op [Bewerken]. 2. Bewerk de informatie en klik dan op [OK]. Klik op [Sla op als nw. gebr.] als u een nieuwe bestemming wilt registreren met gelijksoortige informatie. Dit is handig als u een reeks bestemmingen wilt registreren die gelijksoortige informatie bevatten. Om het dialoogvenster te sluiten zonder de oorspronkelijke bestemming aan te passen, klikt u op [Annuleren]. Groepen registreren 1. Open het LAN-fax adresboek en klik op [Groep toevoegen]. 2. Voer de groepsnaam in in het veld [Groepsnaam]. 156

159 De faxfunctie vanaf een computer gebruiken (LAN-fax) 3. Selecteer de bestemming die u in de groep wilt opnemen uit de [Lijst Gebruiker:] en klik vervolgens op [Toevoegen]. Als u een bestemming uit een groep wilt verwijderen, selecteer dan de bestemming die u wilt verwijderen van [Lijst groepsleden:] en klik op [Verwijder van lijst]. 4. Klik op [OK]. Groepen aanpassen 1. Open het LAN-fax adresboek, selecteer de groep die u wilt bewerken uit de [Lijst Gebruiker:] en klik vervolgens op [Bewerken]. 2. Om een bestemming aan de groep toe te voegen, selecteert u de bestemming die u wilt toevoegen uit de [Lijst Gebruiker:] en klikt u op [Toev.]. 3. Als u een bestemming uit een groep wilt verwijderen, selecteer dan de bestemming die u wilt verwijderen van [Lijst groepsleden:] en klik op [Verwijder van lijst]. 4. Klik op [OK]. Individuele bestemmingen of groepen verwijderen 1. Open het LAN-fax adresboek, selecteer de bestemming die u wilt verwijderen uit de [Lijst Gebruiker:] en klik vervolgens op [Verwijd.]. Er wordt een bevestigingsbericht weergegeven. 2. Klik op [Ja]. Gegevens voor het LAN-fax-adresboek exporteren/importeren In de volgende procedure wordt Windows 7 ter illustratie gebruikt. Als u een ander besturingsprogramma gebruikt, kan de procedure enigszins anders zijn. Gegevens voor het LAN-fax adresboek exporteren Gegevens voor het LAN-fax adresboek kunnen geëxporteerd worden in een bestand in CSVformaat (Comma Separated Values). Volg deze procedure om gegevens voor het LAN-fax adresboek te exporteren. 1. Open het LAN-fax adresboek en klik vervolgens op [Exporteren]. 2. Ga naar de locatie waar u de gegevens voor het LAN-fax adresboek wilt opslaan, geef de naam voor het bestand op en klik vervolgens op [Opslaan]. 157

160 6. Een fax verzenden en ontvangen Gegevens voor het LAN-fax adresboek importeren Gegevens voor het LAN-fax adresboek kunnen geïmporteerd worden in een bestand in CSVformaat (Comma Separated Values). U kunt adresboekgegevens importeren uit andere toepassingen als de gegevens als een CSV-bestand zijn opgeslagen. 1. Open het LAN-fax adresboek en klik op [Importeren]. 2. Selecteer het bestand met de adresboekgegevens en klik op [Openen]. Er wordt een dialoogvenster voor het selecteren van de te importeren items weergegeven. 3. Selecteer voor elk veld een passend item uit de lijst. Selecteer [*leeg*] voor velden waarvoor geen te importeren gegevens bestaan. Let op dat [*leeg*] niet kan worden geselecteerd voor de velden [Naam] en [Fax]. 4. Klik op [OK]. Zie de Help-functie van het LAN-faxstuurprogramma voor meer informatie over de instellingen. CSV-bestanden worden geëxporteerd met Unicode-codering. Gegevens in het LAN-fax adresboek kunnen uit CSV-bestanden worden geïmporteerd mits de codering Unicode of ASCII is. Groepsgegevens kunnen niet geëxporteerd of geïmporteerd worden. Er kunnen maximaal 1000 bestemmingen in het LAN-fax adresboek geregistreerd worden. Als deze grens tijdens het importeren wordt overschreden, zullen de overgebleven bestemmingen niet worden geïmporteerd. Een voor-/achterblad van een fax bewerken 1. Klik in het menu [Bestand] op [Afdrukken...]. 2. Selecteer het LAN-faxstuurprogramma als de printer en klik op [Afdrukken]. 3. Klik op het tabblad [Geef de bestemming op] en klik op [Voorblad bewerken]. 4. Configureer de instellingen indien nodig en klik op [OK]. Zie de Help-functie van het LAN-faxstuurprogramma voor meer informatie over de instellingen. 158

161 Een fax ontvangen Een fax ontvangen Als u een belangrijke fax ontvangt, is het raadzaam om de ontvangst te bevestigen aan de afzender. Wanneer er te weinig vrije geheugenruimte is, kan het apparaat geen faxdocumenten meer ontvangen. U kunt een externe telefoon gebruiken om dit apparaat als telefoon te gebruiken. Alleen papier van het formaat A4, Letter of Legal kan voor het afdrukken van faxen worden gebruikt. Ontvangstmodus selecteren Hieronder worden de ontvangstmodi van de faxfunctie uitgelegd en hoe u deze moet selecteren. In de modus FAX/TAD ontvangt het apparaat de fax automatisch nadat de externe telefoonbeantwoorder Evenveel keer overgaat als opgegeven in [>Tot over laten gn (Antwap)]. Stel het externe antwoordapparaat zo in dat het overgaat voordat een fax wordt ontvangen. Voor meer informatie over [Tot over laten gn (Antwap)], zie Pag. 179 "Instellingen voor de faxfunctie". Types ontvangstmodi Er zijn drie soorten ontvangst: Modus Alleen fax Modus FAX/TEL handmatig Modus FAX/TAD 159

162 6. Een fax verzenden en ontvangen Ontvangstmodi selecteren Is er een externe telefoon aangesloten op het apparaat? Ja Nee Alleen fax-modus Wilt u een extern antwoordapparaat gebruiken? Ja Nee FAX/TAD-modus FAX/TEL handmatige modus DSH299 Beschrijving van ontvangstmodi Modus Alleen Fax (autom. ontvangst) Wanneer geen externe telefoon aangesloten is Het apparaat beantwoordt automatisch alle binnenkomende oproepen in de faxontvangstmodus. Wanneer een externe telefoon aangesloten is Het apparaat beantwoordt automatisch alle inkomende oproepen in de modus van de faxontvangst nadat de externe telefoon het opgegeven aantal keer is overgegaan. Dat is handig voor mensen die alleen telefoons gebruiken voor uitgaande gesprekken. Modus FAX/TAD (autom. ontvangst) In deze modus beantwoordt het externe antwoordapparaat de oproep en registreert het berichten wanneer het apparaat oproepen ontvangt. Als de ontvangen oproep een faxoproep is, ontvangt het apparaat de fax automatisch. Voor meer informatie, zie Pag. 162 "Een fax ontvangen in de modus FAX/TAD". Modus FAX/TEL Handmatig (handmatige ontvangst) In deze modus moet u oproepen met de hoorn of een externe telefoon beantwoorden. Als een telefoontje een fax blijkt te zijn, moet u de ontvangst van de fax handmatig starten. Voor meer informatie, zie Pag. 161 "Een fax ontvangen in FAX/TEL handmatige modus". 160

163 Een fax ontvangen De ontvangstmodus configureren 1. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen]. DSH Druk op [ ] of [ ] om [Faxeigenschappen] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 3. Druk op [ ] of [ ] om [Ontvangstinstellingen] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 4. Druk op [ ] of [ ] om [Ontvangstmodus omschakelen] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 5. Druk op [ ], [ ], [ ] of [ ] om de gewenste ontvangstmodus te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. 6. Druk op de [Gebruikersinstellingen]-knop om terug te keren naar het beginscherm. In de FAX/TAD-modus begint het apparaat automatisch faxen te ontvangen nadat het antwoordapparaat van de externe lijn een ingesteld aantal keer heeft gerinkeld (dit aantal kunt u instellen bij [Tot over laten gn (Antwap)] onder [Faxeigenschappen]). Zorg ervoor dat het antwoordapparaat van de externe lijn ingesteld is om oproepen te ontvangen voordat het apparaat start met het ontvangen van faxen. Voor meer informatie over [Tot over laten gn (Antwap)], zie Pag. 179 "Instellingen voor de faxfunctie". Er is een externe telefoon nodig om dit apparaat als telefoon te kunnen gebruiken. Raadpleeg de Starthandleiding voor fax voor meer informatie over het aansluiten van een externe telefoon aan het apparaat. Een fax ontvangen in FAX/TEL handmatige modus De procedure verschilt afhankelijk van het feit of [Bewerking] is ingesteld op [Eenvoudige modus] of [Geavanceerde modus] in [Faxeigenschappen]. Om faxen te ontvangen dient u eerst de originelen die in de ADF geplaatst zijn, te verwijderen. 161

164 6. Een fax verzenden en ontvangen 1. Neem de hoorn op om de oproep aan te nemen. Er start een normale telefoonoproep. 2. Wanneer u een faxtoon of geen geluid hoort, drukt u op de [Fax]-knop en vervolgens op de [Start]-knop. Als [Bewerking] is ingesteld op [Eenvoudige modus], gaat u verder met stap Druk op [RX]. 4. Druk op de [Start]-knop. 5. Leg de hoorn op de haak. Voor informatie over [Bewerking], zie Pag. 179 "Instellingen voor de faxfunctie". Een fax ontvangen in de modus Alleen Fax Wanneer de ontvangstmodus ingesteld is op Alleen Fax, beantwoordt het apparaat automatisch alle oproepen in de faxontvangstmodus. U kunt het aantal keren dat het apparaat moet wachten voordat een oproep beantwoord wordt, wijzigen in de instelling [Aant. keer over laten gaan] onder [Faxeigenschappen]. Voor meer informatie over [Aant. keer over laten gaan], zie Pag. 179 "Instellingen voor de faxfunctie". Als u een oproep met de externe telefoon wilt beantwoorden terwijl het apparaat aan het bellen is, zal er een normaal telefoongesprek starten. Als u een faxtoon of geen geluid hoort, moet u de fax handmatig ontvangen. Voor meer informatie over het handmatig ontvangen van faxen, zie Pag. 161 "Een fax ontvangen in FAX/TEL handmatige modus". Een fax ontvangen in de modus FAX/TAD Wanneer de ontvangstmodus ingesteld is op FAX/TAD, beantwoordt en registreert het antwoordapparaat van de externe lijn berichten wanneer het apparaat telefoonoproepen ontvangt. Als de ontvangen oproep een faxoproep is, ontvangt het apparaat de fax automatisch. 1. Bij een ontvangen oproep rinkelt het antwoordapparaat van de externe lijn een ingesteld aantal keer (dit aantal kunt u instellen bij [Tot over laten gn (Antwap)] onder [Faxeigenschappen]). Voor meer informatie over [Tot over laten gn (Antwap)], zie Pag. 179 "Instellingen voor de faxfunctie". Als het antwoordapparaat van de externe lijn de oproep niet beantwoordt, ontvangt het apparaat de fax automatisch. 162

165 Een fax ontvangen 2. Als het antwoordapparaat van de externe lijn de oproep beantwoordt, registreert het apparaat gedurende 30 seconden stilte op de lijn (stiltedetectie). Als er een faxtoon of geen geluid gedetecteerd wordt, ontvangt het apparaat de fax automatisch. Als er een stem gedetecteerd wordt, start er een normale telefoonoproep. Het antwoordapparaat van de externe lijn neemt berichten op. U kunt handmatig een fax ontvangen tijdens stiltedetectie. Voor meer informatie over het handmatig ontvangen van faxen, zie Pag. 161 "Een fax ontvangen in FAX/TEL handmatige modus". Stiltedetectie houdt 30 seconden aan, zelfs als het externe antwoordapparaat direct gaat kiezen, behalve als u op de [Wis/Stop]-knop drukt en de oproep afbreekt. Faxen doorsturen of in het geheugen opslaan Om te voorkomen dat onbevoegde gebruikers vertrouwelijke faxen onder ogen krijgen, kunt u het apparaat zo instellen dat ontvangen faxen naar een vooraf ingestelde bestemming worden doorgestuurd, of dat ze in het geheugen worden opgeslagen en niet worden afgedrukt. De tabel hieronder laat zien wat er gebeurt als het doorsturen is gelukt of mislukt, afhankelijk van de configuratie van het apparaat. Doorzenden [Ontvangen bestand afdr.] Resultaat Gelukt Gelukt Mislukt Mislukt Automatisch Manual Automatisch Manual Het apparaat drukt de fax af en verwijdert deze uit het geheugen. Het apparaat slaat de fax op in het geheugen en de fax kan later handmatig worden afgedrukt. Het apparaat drukt een foutmelding af dat het doorsturen niet is gelukt, drukt de fax af en verwijdert de fax uit het geheugen. Het apparaat drukt een foutenrapport af dat het doorsturen niet is gelukt en slaat de fax op in het geheugen zodat deze later handmatig kan worden afgedrukt. 163

166 6. Een fax verzenden en ontvangen Als het apparaat een fax niet kan afdrukken vanwege apparaatfouten zoals een lege papierlade of een papierstoring, zal de fax in het geheugen blijven. De overige pagina's worden afgedrukt zodra het probleem is verholpen. Het aantal doorstuurpogingen en de intervaltijd voor het opnieuw proberen kunnen worden opgegeven met Web Image Monitor. Voor meer informatie over de doorstuurbestemming, doorstuurpogingen en intervalinstellingen, zie Pag. 221 "De systeeminstellingen configureren". Instelling voor het doorsturen Om doorstuurvoorwaarden voor ontvangen faxen op te geven, configureert u het apparaat als volgt: 1. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen]. DSH Druk op [ ] of [ ] om [Faxeigenschappen] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]- knop. 3. Druk op [ ] of [ ] om [Ontvangstinstellingen] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]- knop. 4. Druk op [ ] of [ ] om [Ontv. bestanden instelling] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 5. Druk op [ ] of [ ] om [Doorsturen & afdrukken] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. Ga door naar Stap 6 om meldingen te versturen nadat faxen werden doorgestuurd. 6. Druk op [ ] of [ ] om [Melding status doorsturen] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 7. Druk op [ ] of [ ] om [Actief] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. [Actief]: Stuur een bericht na doorsturen. De bestemming van het bericht hangt af van hoe de doorstuurbestemming is geconfigureerd. [Inactief]: Er wordt geen bericht verzonden. 164

167 Een fax ontvangen De doorstuurbestemming handmatig instellen met Web Image Monitor 1. Open de internetbrowser en verkrijg toegang tot het apparaat door het IP-adres ervan in te vullen. 2. Klik op [Systeeminstellingen]. 3. Klik op het tabblad [Fax]. 4. Geef de doorstuurbestemming op in [Doorstuurbestemming]. [ adres]: Voer het adres in van de bestemming. [Scanbestemming]: Selecteer een scanbestemming als doorstuurbestemming. 5. Voer indien nodig het beheerderswachtwoord in. 6. Klik op [OK]. 7. Sluit de internetbrowser. Voor meer informatie over Web Image Monitor, zie Pag. 215 "Web Image Monitor gebruiken". De opslagvoorwaarden opgeven Om de opslagvoorwaarden voor ontvangen faxen op te geven, configureert u het apparaat als volgt: 1. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen]. 2. Druk op [ ] of [ ] om [Faxeigenschappen] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]- knop. 3. Druk op [ ] of [ ] om [Ontvangstinstellingen] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]- knop. 4. Druk op [ ] of [ ] om [Ontv. bestanden instelling] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 5. Druk op de knop [ ] of [ ] om [Afdrukken] of [Doorsturen & afdrukken] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 6. Druk op [ ] of [ ] om [Ontvangen bestand afdr.] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 7. Druk op de knop [ ] of [ ] om [Automatisch] of [Handmatig] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. [Automatisch]: Druk automatisch de ontvangen faxen af en verwijder ze uit het geheugen. [Handmatig]: Sla de ontvangen faxen op in het geheugen en druk ze later handmatig af. 8. Druk op de [Gebruikersinstellingen]-knop om terug te keren naar het beginscherm. Als het is gelukt de fax af te drukken, wordt deze uit het geheugen verwijderd. 165

168 6. Een fax verzenden en ontvangen Als het apparaat een fax niet kan afdrukken vanwege apparaatfouten zoals een lege papierlade of een papierstoring, zal de fax in het geheugen blijven. De overige pagina's worden afgedrukt zodra het probleem is verholpen. Faxen afdrukken die in het geheugen zijn opgeslagen In dit onderdeel wordt beschreven hoe u ontvangen faxen die zijn opgeslagen in het geheugen van het apparaat kan afdrukken. Als het indicatielampje Inkomende gegevens knippert, is er een fax in het geheugen van het apparaat. Volg de onderstaande procedure om de fax af te drukken. 1. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen]. DSH Druk op [ ] of [ ] om [Faxeigenschappen] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]- knop. 3. Druk op [ ] of [ ] om [Ontvangstinstellingen] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]- knop. 4. Druk op de knop [ ] of [ ] om [Opgeslagen RX-bestand] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 5. Druk op [ ] of [ ] om [Geselect. bestand afdrukken] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 6. Druk op de knop [ ] of [ ] om de afdruktaak te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. 7. Druk op de [OK]-knop. 8. Druk op de [Gebruikersinstellingen]-knop om terug te keren naar het beginscherm. 166

169 Lijsten/Rapporten met betrekking tot Fax Lijsten/Rapporten met betrekking tot Fax De lijsten en rapporten met betrekking tot de faxfunctie zijn: Faxjournaal Hiermee wordt een journaal van faxverzending en -ontvangst van de laatste 50 taken afgedrukt. Statusrapport afdrukken Drukt het meest recente verzendingsresultaat af. Lijst stand-bybestanden Drukt een lijst af van nog niet verwerkte faxtaken die in het geheugen van het apparaat staan. Stroomstoringsrapport Drukt een rapport af als de stroom van het apparaat is onderbroken terwijl er een fax werd verstuurd of ontvangen, of als er afbeeldingen die in het apparaatgeheugen waren opgeslagen, verloren zijn gegaan doordat het apparaat langere tijd is uitgeschakeld. Verk. kiez.lijst fax Hiermee wordt een lijst met ingevoerde verkorte kiesnummers afgedrukt. Lijst snelkiesnummers Hiermee wordt een lijst met snelkeuzebestemmingen afgedrukt. Voor meer informatie over Faxjournaal en Statusrapport afdrukken, zie Pag. 179 "Instellingen voor de faxfunctie". 167

170 Een fax verzenden en ontvangen

171 7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u het apparaat kunt configureren aan de hand van het bedieningspaneel. Sommige items worden mogelijk niet weergegeven, afhankelijk van het modeltype dat u gebruikt. Basisbediening U kunt op twee manieren toegang krijgen tot de apparaatinstellingen: Druk op de knop [Gebruikersinstellingen] voor toegang tot de systeem- en netwerkinstellingen. Druk in de stand-bymodus van elke functie op [ ] of [ ] om de kopieer-, scan- of faxinstellingen te openen. Om te controleren tot welke categorie de functie behoort die u wilt configureren, zie Pag. 171 "Menuoverzicht". 1. Als u de systeeminstellingen van het apparaat wilt configureren, druk dan op de [Gebruikersinstellingen]-knop. DSH210 Druk anders op [ ] of [ ] terwijl "Gereed" op het startscherm van de kopieer-, scan- en faxinstellingen wordt weergegeven. 169

172 7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel DSH Druk op [ ] of [ ] om de instellingen die u wilt gebruiken te selecteren. Voor een lijst met beschikbare items, zie Pag. 171 "Menuoverzicht". Als u het menu [Adresboek], [Netwerkinstellingen] of [Beheerderstoepassingen] selecteert, kan u om een wachtwoord worden gevraagd. Voer het viercijferige wachtwoord in en druk op de [OK]- knop. Voor meer informatie over het wachtwoord, zie [Vergr.beheerderstoepass.] op Pag. 196 "Beheerdersinstellingen". 3. Om de weergegeven instellingen en waarden te bevestigen, drukt u op de [OK]-knop. 4. Druk op de [Terug]-knop om terug te gaan naar het voorgaande item. Om naar het beginscherm terug te keren, drukt u net zo vaak op de [Terug]-knop als het aantal items dat u geselecteerd heeft of druk eenmalig op de [Gebruikersinstellingen]-knop. 170

173 Menuoverzicht Menuoverzicht In dit onderdeel worden de parameters van elk menu genoemd. Voor meer informatie over het configureren van het apparaat met Web Image Monitor, zie Pag. 213 "Het apparaat configureren met hulpprogramma's". Sommige items kunnen worden geconfigureerd via Web Image Monitor. Kopieereigensch. (instelling [ ] en [ ]) Voor meer informatie, zie Pag. 172 "Instellingen van de kopieerfunctie". Scaninstellingen (instelling [ ] [ ] key setting) Voor meer informatie, zie Pag. 177 "Scaninstellingen". Faxeigenschappen (instelling [Gebruikersinstellingen]) Voor meer informatie, zie Pag. 179 "Instellingen voor de faxfunctie". Adresboek (instelling [Gebruikersinstellingen]) Voor meer informatie, zie Pag. 187 "Instellingen voor het adresboek". Systeeminstellingen (instelling [Gebruikersinstellingen]) Voor meer informatie, zie Pag. 188 "Systeeminstellingen". Instellingen Papierlade Voor meer informatie, zie Pag. 194 "Instellingen papierlade". Wi-Fi-install.wiz. Zie voor meer informatie de Installatiehandleiding. Netwerkinstellingen (instelling [Gebruikersinstellingen]) Voor meer informatie, zie Pag. 206 "Netwerkinstellingen". Lijst/rap. afdrukken (instelling [Gebruikersinstellingen]-knop) Voor meer informatie, zie Pag. 204 "Lijsten/rapporten afdrukken". Beheerderstoepassingen (instelling [Gebruikersinstellingen]-knop) Voor meer informatie, zie Pag. 196 "Beheerdersinstellingen". 171

174 7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Instellingen van de kopieerfunctie Item Beschrijving Waarde Papier selecteren Sorteren Selecteer de papierlade die wordt gebruikt om te kopiëren. Configureert het apparaat om pagina's in setjes af te leveren wanneer er meerdere kopieën worden gemaakt van een document dat uit meerdere pagina's bestaat (P1, P2, P1, P2,...). Lade 1 Handinvoer Standaard: [Lade 1] Uit Aan Standaardinstelling: [Uit] 172

175 Instellingen van de kopieerfunctie Item Beschrijving Waarde Type origineel Belichting Hier wordt de inhoud van de originelen weergegeven om de kopieerkwaliteit te optimaliseren. Geeft de afbeeldingsbelichting op voor fotokopiëren. Gemngd Selecteer deze als het origineel zowel tekst als foto's of afbeeldingen bevat. Tekst Selecteer deze als het origineel alleen tekst bevat en geen foto's of afbeeldingen. Foto Selecteer deze optie als het origineel foto's of afbeeldingen bevat. Gebruik deze modus voor de volgende origineeltypen: Foto's Pagina's die geheel of hoofdzakelijk uit foto's of afbeeldingen bestaan, zoals pagina's in tijdschriften. Standaardinstelling: [Gemngd] (lichtst) (donkerst) Standaardinstelling: 173

176 7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Item Beschrijving Waarde Verkleinen/ vergroten Geeft het percentage aan waarmee kopieën vergroot of verkleind worden. 50% 71% (A4->A5) 82% (B5J->A5) 93% 100% 122% (A5->B5J) 141% (A5->A4) 200 % 400% 50% 65% LT->HLT 78% LG->LT 93% 129% HLT->LT 155% HLT->LG 200 % 400% Zoom % Standaardinstelling: [100%] 174

177 Instellingen van de kopieerfunctie Item Beschrijving Waarde Duplex/Combin. Hiermee geeft u gecombineerd kopiëren op. Selecteer een kopieermodus aan de hand van uw origineel en hoe u wilt dat de kopie eruit zal zien. Voor meer informatie, zie Pag. 76 "Gecombineerde/dubbelzijdige kopieën maken". Let op dat het activeren van gecombineerd kopiëren het kopiëren van identiteitskaarten automatisch uitschakelt. Sommige items worden mogelijk niet weergegeven, afhankelijk van het modeltype dat u gebruikt. Uit 1-z 2orig->Cmb 2op1 1z 1-z 4orig->Cmb 4op1 1z 1-zijd. orig->2-zijd. kopie 1-z 4orig->Cmb 2op1 2z 1-z 8orig->Cmb 4op1 2z Standaardinstelling: [Uit] 175

178 7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Item Beschrijving Waarde Kopieerinst. ID-krt Hiermee wordt de instelling ID-kaart kopiëren opgegeven. ID-kaart kopiëren Uit Aan Standaardinstelling: [Uit] ID-kaart regel in midden Geef op of u een lijn in het midden wilt trekken als u een ID-kaart kopieert. Afdrukken Niet afdrukken Standaard: [Niet afdrukken] ID-kaartformaat U kunt de scangrootte van de Kopie van de ID-kaart wijzigen. Horizontaal: 50 tot 148 mm (1,90 tot 5,83 inch) Verticaal: 50 tot 216 mm (1,90 tot 8,50 inch) Standaard (horizontaal verticaal): mm (2,24 3,46 inch) 176

179 Scaninstellingen Scaninstellingen Item Beschrijving Waarde Scanformaat Geeft het scanformaat op volgens het formaat van het origineel. 8 1 / 2 14, 8 1 / 2 11, 8 1 / / 2, 7 1 / / 2, A4, B5, A5, 16K, Aangepast formaat Standaardinstelling: [A4] Scanmodus Max. E- mailform. Hier kunt u de scanmodus via het bedieningspaneel opgeven. Geeft het maximale formaat op van een bestand dat via kan worden verstuurd. Standaard: [8 1/2 11] Z-w Het apparaat maakt afbeeldingen aan van 1 bit in zwart-wit. De afbeeldingen bevatten in dit geval alleen zwart en wit. Kleur Het apparaat creëert kleurenafbeeldingen van 8 bit. Afbeeldingen zijn in kleur. Grijsschaal Het apparaat maakt afbeeldingen aan van 8 bit in zwart-wit. De afbeeldingen bevatten met deze instelling zwart en wit en tussenliggende grijswaarden. Standaard: [Z-w] 1 MB 2 MB 3 MB 4 MB 5 MB Geen limiet Standaardinstelling: [1 MB] 177

180 7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Item Beschrijving Waarde Belichting Resolutie Compressie (kleur) Onbeperkt scannen Bestandstype U kunt hier de afbeeldingsbelichting opgeven voor te scannen originelen. U kunt hier de resolutie opgeven voor het te scannen origineel. U kunt hier de verhouding voor kleurcompressie opgeven voor JPEGbestanden. Hoe lager de compressieverhouding, hoe hoger de kwaliteit en hoe groter het bestand. Deze functie stelt het apparaat zo in dat er om volgende originelen wordt gevraagd bij het scannen via de glasplaat. Geeft aan of er, als er meerdere pagina's worden gescand, één bestand met alle gescande pagina's of dat er per gescande pagina één bestand moet worden aangemaakt. Let op dat een gescand bestand alleen meerdere pagina's kan bevatten als het bestandsformaat PDF of TIFF is. Als het bestandsformaat JPEG is, wordt er voor elke gescande pagina een apart bestand aangemaakt. (lichtst) (donkerst) Standaardinstelling: dpi dpi dpi dpi dpi dpi Standaardinstelling: [ dpi] Laag Medium Hoog Standaardinstelling: [Medium] Uit Aan Standaardinstelling: [Uit] Meerdere pagina's Enkele pagina Standaardinstelling: [Meerdere pagina's] 178

181 Instellingen voor de faxfunctie Instellingen voor de faxfunctie Fax TX-instellingen Item Beschrijving Waarde Directe TX Resolutie Belichting Hiermee stelt u het apparaat zo in dat er direct een fax wordt verstuurd als het origineel is gescand. Hiermee geeft u de resolutie op die gebruikt wordt tijdens het scannen van originelen. Hiermee geeft u de afbeeldingsbelichting op voor te scannen originelen. Uit Selecteer deze optie als u geheugenverzending gebruikt. Aan Selecteer deze optie als een fax direct wordt verstuurd. Uitsluitend volgende fax Selecteer deze optie bij directe verzending voor uitsluitend de volgende fax. Standaardinstelling: [Uit] Standaard Selecteer deze als het origineel een afgedrukt document of een document met drukletters met tekens van normale afmetingen. Detail Selecteer deze als het origineel een document is met kleine opdruk. Foto Selecteer deze als het origineel afbeeldingen bevat zoals foto's of gearceerde tekeningen. Standaardinstelling: [Standaard] Licht Normaal Donker Standaardinstelling: [Normaal] 179

182 7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Item Beschrijving Waarde Pauzetijd Autom. opnieuw proberen Faxkoptekst afdr. Specificeert de duur van de pauzetijd als er een pauze wordt ingevoegd in de cijfers van een faxnummer. Stelt het apparaat zo in dat de faxbestemming automatisch opnieuw wordt gekozen wanneer de lijn bezet is of er een verzendingsfout optreedt, mits het apparaat in de Geheugenverzendingsmodus staat. Het aantal keer dat een nummer opnieuw wordt geprobeerd, is vooraf ingesteld op twee of drie keer, afhankelijk van de [Land]-instelling onder [Beheerderstoepassingen] in intervals van vijf minuten. Stelt het apparaat zo in dat er aan elke fax die u verstuurt een koptekst wordt toegevoegd. De koptekst bevat de huidige datum en tijd, de faxnaam van de gebruiker en het faxnummer van het apparaat, het taaknummer en pagina-informatie. 1 tot 15 seconden Standaardinstelling: 3 seconden Uit Aan Standaardinstelling: [Aan] Uit Aan Standaardinstelling: [Aan] Ontvangstinstellingen Hier staan de instellingen voor het ontvangen van een fax. 180

183 Instellingen voor de faxfunctie Item Beschrijving Waarde Ontvangstmod us omschakelen Autom. verkleining Tot over laten gn (Antwap) Hier kunt u de ontvangstmodus opgeven. Laat het apparaat het formaat van een ontvangen fax verkleinen als het te groot is om op één vel papier af te drukken. Let op dat het apparaat het formaat alleen verkleint tot 74%. Als er een hogere verkleining nodig is om een fax op één vel te laten passen, zal het worden afgedrukt op aparte vellen zonder verder verkleind te worden. Geeft het aantal keer aan dat het externe antwoordapparaat overgaat voordat het apparaat begint met het ontvangen van faxen in de FAX/TADmodus. Alleen fax Het apparaat beantwoordt automatisch alle binnenkomende oproepen in de faxontvangstmodus. Fax/tel(hndm) Het apparaat rinkelt als er binnenkomende oproepen worden ontvangen. Het apparaat ontvangt alleen faxen als u handmatig faxen ontvangt. Fax/antw.app. Het apparaat ontvangt automatisch faxen als er een faxoproep wordt ontvangen. In andere gevallen zal het aangesloten antwoordapparaat de oproep beantwoorden. Standaardinstelling: [Alleen fax] Uit Aan Standaardinstelling: [Aan] De standaardinstelling kan [Uit] zijn afhankelijk van de [Land]-instelling onder [Beheerderstoepassingen]. 1 tot 20 keer, in stappen van 1 Standaardinstelling: 5 keer 181

184 7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Item Beschrijving Waarde Aant. keer over laten gaan RX Store File Ontv. bestanden instellingen Ontvangen bestand afdr. Doorstuurresult aat melden Geeft het aantal keer aan dat het apparaat rinkelt voordat het apparaat begint met het ontvangen van faxen in de modus Alleen fax. U kunt ontvangen faxen afdrukken of verwijderen. Hiermee zal het apparaat ontvangen faxen in het geheugen opslaan voordat deze worden afgedrukt of naar een vooraf opgegeven bestemming worden doorgestuurd. Gebruik Web Image Monitor om de doorstuurbestemming op te geven (voor meer informatie, zie Pag. 221 "De systeeminstellingen configureren"). Stelt het apparaat zo in dat ontvangen faxen in het geheugen automatisch worden afgedrukt of dat ze worden opgeslagen om later handmatig te worden afgedrukt. Het apparaat verstuurt berichten nadat de faxen zijn doorgestuurd. De bestemming voor de berichten hangt af van hoe de doorstuurbestemming is geconfigureerd met Web Image Monitor (voor meer informatie, zie Pag. 221 "De systeeminstellingen configureren"). 3 tot 5 keer Standaardinstelling: 3 keer Geselect. bestand afdrukken U kunt ontvangen faxen selecteren en afdrukken. Verwijder gesel. bestand U kunt ontvangen faxen selecteren en verwijderen. Verwijder alle bestanden Afdrukken Doorsturen & afdrukken Standaardinstelling: [Afdruk.] Handmatig Automatisch Standaard: [Automatic] Inactief Actief Standaardinstelling: [Inactief] 182

185 Instellingen voor de faxfunctie Stand-bybestand verwijderen Verwijdert onverstuurde faxtaken die in het geheugen van het apparaat staan. Het apparaat kan maximaal 5 faxen opslaan die nog niet verstuurd zijn. Deze functie wordt alleen uitgevoerd als deze is geselecteerd. Item Beschrijving Waarde Verwijder gesel. bestand Verwijder alle bestanden Om een faxopdracht te verwijderen selecteert u de betreffende opdracht en drukt u op [OK]. Door op [Terug] te drukken, sluit u het voorgaande niveau van de menustructuur af zonder de faxtaak te verwijderen. Als u de faxopdrachten wilt annuleren, drukt u op [OK]. Door op [Terug] te drukken, sluit u het voorgaande niveau van de menustructuur af zonder de faxtaken te verwijderen. Communicatie-instellingen Item Beschrijving Waarde ECMverzending ECMontvangst Kiestoondetect ie Stelt het apparaat zo in dat de gegevens die tijdens de verzending verloren zijn gegaan, automatisch opnieuw worden verstuurd. Stelt het apparaat zo in dat de gegevens die tijdens ontvangst verloren zijn gegaan, automatisch worden ontvangen. Stelt het apparaat zo in dat er een kiestoon wordt gedetecteerd voordat het apparaat de bestemming automatisch begint te kiezen. (De standaardinstelling kan [Niet detecteren] zijn afhankelijk van de instelling [Land] bij [Beheerderstoepassingen].) Uit Aan Standaardinstelling: [Aan] Uit Aan Standaardinstelling: [Aan] Detecteren Niet detecteren Standaardinstelling: [Detecteren] 183

186 7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Item Beschrijving Waarde Verzendsnelhe id Ontvangstsnel heid Hiermee geeft u de verzendingssnelheid op voor de faxmodem. Geeft de ontvangstsnelheid op voor de faxmodem Kbps 14.4 Kbps 9.6 Kbps 7.2 Kbps 4.8 Kbps 2.4 Kbps Standaardinstelling: [33.6 Kbps] 33.6 Kbps 14.4 Kbps 9.6 Kbps 7.2 Kbps 4.8 Kbps 2.4 Kbps Standaardinstelling: [33.6 Kbps] 184

187 Instellingen voor de faxfunctie Afdrukinstellingen rapport Item Beschrijving Waarde Statusrapport afdrukken Druk faxjournaal af Hiermee drukt het apparaat automatisch een verzendingsrapport af nadat een fax is verzonden. Als het apparaat in Directe verzendingsmodus staat, zal de afbeelding van het origineel niet op het rapport worden gereproduceerd, zelfs als [Alleen fout (afb. bijgev.)] of [Elke keer (met afbeelding)] is geselecteerd. Let op: als er een geheugenfout optreedt bij verzending via LAN-fax, wordt er altijd een verzendingsrapport afgedrukt ongeacht hoe deze instelling is geconfigureerd. Verzendingsrapporten worden afgedrukt op papier van A4 of Letterformaat. Stelt het apparaat zo in dat er automatisch een faxjournaal wordt afgedrukt na elke 50 faxtaken (zowel verzonden als ontvangen faxen). Het faxjournaal wordt afgedrukt op papier van A4- of Letter-formaat. Alleen fout Drukt een rapport af wanneer er een verzendingsfout optreedt. Alleen fout (afb. bijgev.) Drukt een rapport af met een afbeelding van het origineel wanneer er een verzendingsfout optreedt. Elke keer afdrukken Drukt een rapport af bij elke faxverzending. Elke keer (met afbeelding) Drukt een rapport af met een afbeelding van het origineel bij elke faxverzending. Niet afdrukken Standaardinstelling: [Elke keer (met afbeelding)] Automatisch afdrukken Niet automatisch afdrukken Standaardinstelling: [Automatisch afdrukken] 185

188 7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Bewerking Item Beschrijving Waarde Bewerking U kunt de procedure voor het verzenden en ontvangen van faxen vereenvoudigen door het gebruik van de glasplaat uit te schakelen. Als originelen in de ADF geplaatst zijn, kunt u ze faxen door de ADF in iedere modus te gebruiken door op de [Start]-knop te drukken. Eenvoudige modus Als u [Eenvoudige modus] selecteert, kunt u faxen ontvangen door op de [Start]- knop te drukken. De glasplaat kan niet worden gebruikt in deze modus. Geavanceerde modus Als u [Geavanceerde modus] selecteert, kunt u kiezen of u faxen wilt verzenden of ontvangen na het indrukken van de [Start]-knop. Standaard: [Geadvanceerde modus] 186

189 Instellingen voor het adresboek Instellingen voor het adresboek Item Beschrijving Waarde Snelkiesnummer Verkort kiesnummer fax Hier kunt u het faxnummer en de naam voor de snelkiesbestemmingen opgeven. U kunt maximaal 8 snelkiesbestemmingen registreren. Hier geeft u het faxnummer en de naam voor verkorte kiesbestemmingen op. U kunt maximaal 100 verkorte kiesbestemmingen registreren. Nr. Hier geeft u het snelkiesnummer op. Faxnr. Hier geeft u het faxnummer voor de betreffende snelkiesbestemming op. Het faxnummer kan maximaal 40 tekens van de volgende tekens bevatten: de cijfers 0 t/m 9, pauze, " ", " " en spatie. Naam Hier geeft u de naam voor snelkiesbestemmingen op. De naam mag maximaal 20 tekens bevatten. Nr. Hier geeft u het nummer voor de verkorte kiesbestemming op. Faxnr. Hier geeft u het faxnummer voor verkorte kiesbestemmingen op. Het faxnummer kan maximaal 40 tekens van de volgende tekens bevatten: de cijfers 0 t/m 9, pauze, " ", " " en spatie. Naam Hier geeft u de naam voor verkorte kiesbestemmingen op. De naam mag maximaal 20 tekens bevatten. 187

190 7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Systeeminstellingen Volume aanpassen Hier kunt u het volume van de geluiden die het apparaat produceert opgeven. Item Beschrijving Waarde Paneeltoets toon Dir.kz modus Geluid taakeinde Geluid taakfout Alarmvolume Hiermee specificeert u het volume van het piepgeluid dat wordt gegeven als er op een toets wordt gedrukt. Hiermee specificeert u het volume van het geluid uit de speaker als de hoorn op de haak wordt gelaten (Direct kiezen modus). Hiermee specificeert u het volume van de piepgeluiden die het apparaat maakt als een taak is voltooid. Hiermee specificeert u het volume van de pieptoon die het apparaat produceert als er een faxontvangstfout optreedt. Hiermee specificeert u het volume van het alarmgeluid dat het apparaat produceert als er een bewerkingsfout optreedt. Uit Laag Medium Hoog Standaardinstelling: [>Laag] Uit Laag Medium Hoog Standaardinstelling: [Medium] Uit Laag Medium Hoog Standaardinstelling: [Medium] Uit Laag Medium Hoog Standaardinstelling: [Medium] Uit Laag Medium Hoog Standaardinstelling: [Medium] 188

191 Systeeminstellingen I/O-timeout Item Beschrijving Waarde USB Netwerk Bepaalt hoeveel seconden het apparaat wacht voordat gegevens worden afgedrukt, als de gegevens worden onderbroken terwijl deze vanaf de computer via USB worden gestuurd. Als het apparaat geen gegevens meer ontvangt binnen de hier opgegeven tijd, zal het apparaat alleen de gegevens afdrukken die zijn ontvangen. Verleng de timeoutperiode als het afdrukken regelmatig wordt onderbroken door gegevens van andere poorten. Bepaalt hoeveel seconden het apparaat wacht voordat gegevens worden afgedrukt, als de gegevens worden onderbroken terwijl deze vanaf de computer via het netwerk worden gestuurd. Als het apparaat geen gegevens meer ontvangt binnen de hier opgegeven tijd, zal het apparaat alleen de gegevens afdrukken die zijn ontvangen. Verleng de time-outperiode als het afdrukken regelmatig wordt onderbroken door gegevens van andere poorten. 15 sec. 60 sec. 300 sec. Standaardinstelling: [60 sec.] 15 sec. 60 sec. 300 sec. Standaardinstelling: [15 sec.] 189

192 7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Item Beschrijving Waarde Vaste USBpoort Bepaalt of hetzelfde printer-/lanfaxstuurprogramma kan worden gebruikt voor meerdere printers via USB-verbinding. Uit U moet het printer-/lanfaxstuurprogramma apart installeren voor afzonderlijke apparaten, omdat alle apparaten die niet het oorspronkelijke apparaat zijn, worden herkend als nieuw apparaat bij aansluiting via USB. Aan Het printer-/lanfaxstuurprogramma dat u op uw computer hebt geïnstalleerd, kan worden gebruikt met elk ander apparaat dat van hetzelfde model is als het apparaat dat oorspronkelijk voor installatie was gebruikt. Standaardinstelling: [Uit] Automatisch doorgaan Item Beschrijving Waarde Automatisch doorgaan Hiermee stelt u in dat het apparaat fouten met het papierformaat of het papiertype negeert en verder gaat met afdrukken. Het afdrukken wordt tijdelijk onderbroken wanneer een fout wordt gedetecteerd en begint automatisch weer tien seconden nadat de instellingen gedaan zijn op het bedieningspaneel. Uit Aan Standaardinstelling: [Uit] 190

193 Systeeminstellingen Toner besparen Item Beschrijving Waarde Toner besparen Hiermee wordt het apparaat ingesteld om een kleinere hoeveelheid toner te gebruiken bij het afdrukken (uitsluitend voor afdrukken die met de kopieerfunctie gemaakt worden). Uit Aan Standaardinstelling: [Uit] Optie-instel. toner op Deze functie is alleen beschikbaar voor de SP 221SF, SP 277SFNwX en SP 221SFNw. Item Beschrijving Waarde Optie-instel. toner op Deze instelling wordt gebruikt om het tonerniveau te controleren. Doorgaan met afdrukken Het apparaat controleert niet langer het tonerniveau. Zelfs als de toner opraakt, zal het afdrukken doorgaan en worden er geen berichten weergegeven. Stoppen met afdrukken Het controleren van het tonerniveau is actief. Het niveau van de resterende toner kan worden gecontroleerd via het bedieningspaneel en met Web Image Monitor. Standaard: [Stoppen met afdrukken] Voorraden Hier vindt u informatie over verbruiksartikelen. Neem contact op met uw sales- of servicevertegenwoordiger voor het vervangen van de printcartridge. 191

194 7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Item Beschrijving Waarde Printcartr. Geeft aan hoeveel verbruiksartikelen er nog zijn. (New) (vervanging nodig) Printerregistratie Pas indien nodig de registratie van elke lade aan. U kunt de registratiewaarde aanpassen naar een waarde tussen -15 en +15 (oftewel -1,5 en +1,5 mm, in stappen van 0,1 mm). Standaardinstelling: 0 voor alle parameters Item Horiz.: Lade 1 Vert.: Lade 1 Horiz.: Handinvoer Vert.: Handinvoer Beschrijving Selecteer deze optie om de registratie van lade 1 horizontaal in te stellen. Selecteer deze optie om de registratie van lade 1 verticaal in te stellen. Selecteer deze optie om de registratie van de handinvoer horizontaal in te stellen. Selecteer deze optie om de registratie van de handinvoer verticaal in te stellen. 192

195 Systeeminstellingen Modus lage vochtigheid Item Beschrijving Waarde Modus lage vochtigheid Als het apparaat in een kamer met lage vochtigheid wordt gebruikt, kunnen zwarte lijnen van enkele millimeters dik met tussenruimtes van 75 mm op afdrukken verschijnen. Als u [Aan] voor deze instelling selecteert, kunt u voorkomen dat deze lijnen worden weergegeven (het duurt ongeveer één dag voor deze instelling effectief is). Let op: als deze instelling is ingeschakeld, wordt automatisch elke 10 minuten zelfonderhoud door het apparaat uitgevoerd. Uit Aan Standaardinstelling: [Uit] Afbeeldingsdichtheid Item Beschrijving Waarde Afbeeldingsdic htheid Past de belichting van afbeeldingen op afdrukken aan. -3 tot +3 Standaardinstelling: 0 Tonerhechting verbeteren Item Beschrijving Waarde Tonerhechting verbeteren Als de toner niet goed wordt overgedragen, waardoor het papier vlekken vertoont, selecteert u [Aan] om de overdraagbaarheid te verbeteren. Uit Aan Standaardinstelling: [Uit] 193

196 7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Instellingen papierlade Item Beschrijving Waarde Papiertype: Lade 1 Papiersoort: Handinvoer Bepaalt de papiersoort voor lade 1. Bepaalt de papiersoort voor de handinvoer. Normaal papier Gerecycled papier Dik papier 1 Dun papier Briefpapier Voorbedrukt papier Voorgeperforeerd papier Bankpost Karton Gekleurd papier Standaardinstelling: [Normaal papier] Normaal papier Gerecycled papier Dik papier 1 Dun papier Briefpapier Voorbedrukt papier Voorgeperforeerd papier Bankpost Karton Gekleurd papier Standaardinstelling: [Normaal papier] 194

197 Instellingen papierlade Item Beschrijving Waarde Papierform.: Lade 1 A4, 8 1 / 2 11, B5 JIS, B6 JIS, A5 LEF, A5 SEF, A6, 8 1 / 2 14, 8 1 / 2 13, 8, 5 13, 4, 8,5 13, 6, 16K, 8, 11 13, 3, 5 1 / / 2, Aangepast formaat Standaardinstelling: A4 Standaardinstelling: [8 1 / 2 11] Papierformaat: Handinvoer A4, 8 1 / 2 11, B5 JIS, B6 JIS, A5 LEF, A5 SEF, A6, 8 1 / 2 14, 8 1 / 2 13, 8, 5 13, 4, 8,5 13, 6, 16K, 8, 11 13, 3, 5 1 / / 2, Aangepast formaat Standaardinstelling: [A4] Detectie formaatfout Hiermee stelt u in dat er een fout wordt gerapporteerd wanneer het papierformaat niet overeenkomt met de instellingen voor de afdruktaak. Standaardinstelling: [8 1 / 2 11] Aan Uit Standaardinstelling: [Uit] 195

198 7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Beheerdersinstellingen Item Beschrijving Waarde Dat/tijd instell Faxinformatie programmeren Hiermee stelt u de datum en tijd in van de interne klok van het apparaat. (Standaardwaarde kan verschillen afhankelijk van de instelling [Land] onder [Beheerderstoepassingen].) Hier geeft u de faxnaam en het faxnummer van het apparaat op. Datum instellen Bepaalt de datum van de interne klok van het apparaat. Er kunnen alleen data worden ingesteld die overeenkomen met het jaar en de maand. Niet-compatibele data worden geweigerd. Standaarddatumindeling: [Jaar/maand/dag] Datumindeling: Maand/dag/jaar, Dag/maand/jaar of Jaar/maand/dag Tijd instellen Jaar: 2000 tot en met 2099 Maand: 1 t/m 12 Dag: 1 t/m 31 Bepaalt de tijd van de interne klok van het apparaat. Standaard tijdindeling: [24-uursindeling] Nr. Tijdsindeling: 12-uursindeling, 24- uursindeling AM/PM stempel: AM, PM (voor 12- uursindeling) Uur: 0 t/m 23 (voor 24-uursindeling) of 1 t/m 12 (voor 12-uursindeling) Minuten: 0 t/m 59 Bepaalt het faxnummer van het apparaat, dit kan uit maximaal 20 tekens bestaan, inclusief 0 t/m 9, spatie en "+". Naam: Hier geeft u de faxnaam van het apparaat op. Deze kan uit maximaal 20 letters, cijfers en symbolen bestaan. 196

199 Beheerdersinstellingen Item Beschrijving Waarde Kies-/pulstoon PSTN / PBX PBXtoegangsnumm er Bepaalt het lijntype van de telefoonlijn. Om deze instelling te configureren dient u contact op te nemen met uw telefoonmaatschappij om de instelling te selecteren aan de hand van uw telefoonlijn. Het selecteren van een verkeerde instelling kan tot storingen leiden in faxverzendingen. [Tel. kiessch.(20pps)] kan mogelijk niet worden weergegeven door de landinstelling van het apparaat. Hiermee bepaalt u of het apparaat direct is aangesloten op het algemeen gebruikte telefoonnetwerk (PSTN) of via een telefooncentrale die voor een bedrijf gebruikt wordt (PBX). Bepaalt het nummer dat moet worden gedraaid om toegang tot de externe lijn te krijgen als het apparaat op een PBX is aangesloten. Let op dat deze instelling overeenkomt met de instelling van uw PBX. Anders kunt u wellicht geen faxen versturen naar externe bestemmingen. Pulstoon Tel. kiessch. (10PPS) Tel. kiessch. (20PPS) Standaardinstelling: [Pulstoon] PSTN PBX Standaardinstelling: [PSTN] 0 tot 999 Standaardinstelling: 9 197

200 7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Item Beschrijving Waarde Functieprioriteit Automatische reset systeem Bepaalt de modus die geactiveerd wordt wanneer het apparaat wordt ingeschakeld of als de tijd die is opgegeven voor [Automatische reset systeem] is verstreken zonder activiteit terwijl het beginscherm van de huidige modus wordt weergegeven. Stelt het apparaat zo in dat het terugkeert naar de modus die is opgegeven bij [Functieprioriteit]. Kopieerapparaat Fax Scanner Standaardinstelling: [Kopieerapparaat] Aan (30 sec., 1 min., 2 min., 3 min., 5 min., 10 min.) Uit Standaardinstelling: [Aan] (1 minuut) 198

201 Beheerdersinstellingen Item Beschrijving Waarde Energiespaarst andmodus Bepaalt of dat het apparaat naar Energiespaarstandmodus, Energiespaarstandmodus 1 of Energiespaarstandmodus 2 overgaat om het stroomverbruik te verlagen. Het apparaat keert terug uit de energiespaarstand wanneer een afdruktaak wordt ontvangen, een ontvangen fax wordt afgedrukt of een willekeurige toets wordt ingedrukt. Energiesp.modus 1 Het apparaat gaat over naar Energiespaarstandmodus 1 als het apparaat 30 seconden niet is gebruikt. Het kost minder tijd om terug te keren uit Energiespaarstand 1 dan uit de uitgeschakelde status of uit Energiespaarstand 2, maar het stroomverbruik in Energiespaarstand 1 is hoger in dan in Energiespaarstand 2. Standaardinstelling: [Uit] Uit Aan Energiespaarstandmodus 2 Het apparaat gaat over naar Energiespaarstandmodus 2 als de opgegeven tijd voor deze instelling is verstreken. Het apparaat verbruikt in Energiespaarstand 2 minder stroom dan in Energiespaarstand 1, maar het duurt langer om terug te keren uit Energiespaarstand 2. Europa Aan (1 tot 20 minuten) 30 sec. Uit Standaardinstelling: [30 sec.] Andere landen dan Europese landen Aan (1 tot 240 minuten) 30 sec. Uit 199

202 7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Item Beschrijving Waarde Taal Gebied (alleen SP 221S, SP 277SNwX en SP 221SNw voor Europa) Bepaalt de taal die op het scherm en in rapporten gebruikt wordt. De standaardwaarde voor deze instelling is de taal die u heeft opgegeven tijdens de eerste set-up, die moeten worden opgegeven als het apparaat voor het eerst wordt ingeschakeld. Door het gebied te selecteren waar het apparaat wordt gebruikt, kunt u de keuze van de displaytaal en andere instellingen beperken. U kunt deze instelling ook opgeven tijdens de initiële set-up, nadat u het apparaat voor het eerst heeft ingeschakeld. Engels Duits Frans Italiaans Spaans Nederlands Zweeds Noors Deens Fins Portugees Tsjechisch Hongaars Pools Vereenvoudigd Chinees Russisch Braziliaans Portugees Turks Arabisch Kazachstan Europa Azië Oceanië Noord- en Zuid-Amerika Afrika Standaardinstelling: [Europa] 200

203 Beheerdersinstellingen Item Beschrijving Waarde Land Selecteer het land waarin het apparaat wordt gebruikt. De landcode die u specificeert bepaalt de displaynotatie van de datum en tijd en de standaardwaarden van de faxverzendingsinstellingen. Zorg ervoor dat u de correcte landcode selecteert. Het selecteren van een verkeerde landcode kan tot storingen leiden in faxverzendingen. De standaardwaarde voor deze instelling is de landcode die u heeft opgegeven tijdens de eerste set-up, die moeten worden opgegeven als het apparaat voor het eerst wordt ingeschakeld. Algerije, Argentinië, Australië, Oostenrijk, België, Bolivië, Brazilië, Bulgarije, Canada, Chili, China, Colombia, Costa Rica, Kroatië, Cyprus, Tsjechië, Denemarken, Dominicaanse Republiek, Ecuador, Egypte, El Salvador, Estland, Finland, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Guam, Guatemala, Honduras, Hongkong, Hongarije, IJsland, India, Ierland, Israël, Italië, Japan, Jordanië, Kazachstan, Koeweit, Letland, Libanon, Liechtenstein, Litouwen, Luxemburg, Maleisië, Malta, Mexico, Montenegro, Marokko, Nederland, Nieuw-Zeeland, Nicaragua, Nigeria, Noorwegen, Oman, Panama, Paraguay, Peru, Filipijnen, Polen, Portugal, Puerto Rico, Roemenië, Rusland, Saudi-Arabië, Senegal, Servië, Singapore, Slovakije, Slovenië, Zuid- Afrika, Spanje, Sri Lanka, Zweden, Zwitserland, Taiwan, Thailand, Trinidad en Tobago, Tunesië, Turkije, VAE, VK, Uruguay, USA, Venezuela, Vietnam, Maagdeneilanden, Jemen 201

204 7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Item Beschrijving Waarde Instellingen terugzetten Shortcut naar functie Let op dat u de instellingen niet per ongeluk wist. Wijst één van de volgende functies toe aan de toets [Shortcut naar functies] op het bedieningspaneel. Alle instell. terugzetten Zet alle apparaatinstellingen terug naar de standaardwaarden behalve de volgende: Taalinstellingen Landinstellingen Netwerkinstellingen Faxbestemmingen Druk op [OK] om dit uit te voeren. Druk op [Terug] om het voorgaande niveau van de menustructuur af te sluiten zonder de instellingen te wissen. Netwerkinstell. terugzetten Zet de netwerkinstellingen terug naar de standaardinstelllingen. Druk op [OK] om dit uit te voeren. Druk op [Terug] om het voorgaande niveau van de menustructuur af te sluiten zonder de instellingen te wissen. Adresboek wissen Hiermee wist u de faxsnelkiesbestemmingen en verkorte faxbestemmingen. Druk op [OK] om dit uit te voeren. Druk op [Terug] om het voorgaande niveau van de menustructuur af te sluiten zonder de bestemmingen te wissen. ID-kaart kopiëren Directe TX fax Scanbestemm. selecteren Standaardinstelling: [ID-kaart kopiëren] 202

205 Beheerdersinstellingen Item Beschrijving Waarde Vergr. beh.toepass. IPsec Faxnummer bevestigen Scan op USB opslaan Geef een wachtwoord op van vier cijfers om toegang te krijgen tot het [Adresboek], [Netwerkinstellingen], [de Wi-Fi-installatiewizard] en [Beheerderstoepassingen]. Onthoud dit wachtwoord. Hiermee selecteert u of IPsec moet worden in- of uitgeschakeld. Deze functie wordt alleen weergegeven als er een wachtwoord is opgegeven onder [Vergr. beh.toepass]. Stelt het apparaat zo in dat er gevraagd wordt een faxnummer tweemaal in te voeren als er handmatig een bestemming wordt opgegeven. Als deze functie is ingeschakeld, kunt u de functie Op de haak niet gebruiken. Deze functie wordt alleen weergegeven als er een wachtwoord is opgegeven onder [Vergr. beh.toepass]. Geef op of Scannen naar USB in- of uitgeschakeld moet worden. Deze functie wordt alleen weergegeven als er een wachtwoord is opgegeven onder [Vergr. beh.toepass]. Aan (0000 tot en met 9999) Uit Standaardinstelling: [Uit] Inactief Actief Standaardinstelling: [Inactief] Aan Uit Standaardinstelling: [Uit] Inactief Actief Standaardinstelling: [Actief] 203

206 7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Lijsten/rapporten afdrukken De configuratiepagina afdrukken 1. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen]. DSH Druk op [ ] of [ ] om [Rapport / lijst afdrukken] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 3. Druk op [ ] of [ ] om [Configuratiepagina] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]- knop. 4. Druk op [OK] in het bevestigingsscherm. Types lijsten/rapporten Rapporten worden afgedrukt op papier van A4- of Letter-formaat. Plaats één van deze formaten papier in de lade voordat u rapporten afdrukt. Configuratiepagina Hiermee wordt algemene informatie en de huidige configuratie van het apparaat afgedrukt. Faxjournaal Hiermee wordt een journaal van faxverzending en -ontvangst van de laatste 50 taken afgedrukt. Lijst stand-bybestanden Hiermee wordt een lijst faxtaken afgedrukt die nog in het geheugen van het apparaat wachten om te worden afgedrukt, verzonden of doorgestuurd. Lijst snelkiesnummers Hiermee wordt een lijst van snelkeuzebestemmingen voor scannen en faxen afgedrukt. 204

207 Lijsten/rapporten afdrukken Verk. kiez.lijst fax Hiermee wordt een lijst met ingevoerde verkorte kiesnummers afgedrukt. Sorteren op verkort kiesnr. Hiermee wordt een lijst met records gesorteerd op het registratienummer van de verkorte kiesbestemmingen. Sorteren op naam Scanneradreslijst Hiermee wordt de lijst afgedrukt met de records gesorteerd op naam. Hiermee wordt een lijst van de scanbestemmingen afgedrukt. Scannerjournaal Hiermee wordt een scanjournaal afgedrukt voor de laatste 100 taken van Scannen naar , Scannen naar FTP en Scannen naar Map. Onderhoudspagina Hiermee wordt de onderhoudspagina afgedrukt. 205

208 7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Netwerkinstellingen Mogelijk moet u uw apparaat, afhankelijk van de instellingen die u wijzigt, opnieuw opstarten. Op sommige modellen wordt een aantal items mogelijk niet weergegeven. Ethernet Item Beschrijving Waarde MAC-adres Toont het MAC-adres van het apparaat. Ethernetsnelhei d Ethernetsnelhei d instellen Toont de huidige ethernetsnelheidinstelling. Bepaalt de snelheid voor Ethernetcommunicatie. Selecteer een snelheid die overeenstemt met uw netwerkomgeving. Voor de meeste netwerken is de standaardinstelling de beste instelling. 100Mbps volledig duplex 100Mbps half duplex 10Mbps volledig duplex 10Mbps half duplex Ethernet niet beschikbaar Dit wordt weergegeven als er geen netwerkkabel is aangesloten. Automatische selecteren 100Mbps volledig duplex 100Mbps half duplex 10Mbps volledig duplex 10Mbps half duplex Standaardinstelling: [Automatisch selecteren] Wi-Fi Deze functie is alleen beschikbaar voor SP 277SNwX, SP 221SNw, SP 277SFNwX en SP 221SFNw. 206

209 Netwerkinstellingen Item Beschrijving Waarde Wi-Fi inschakelen Wi-Fi-status MAC-adres Huidige verbinding Invoer-SSID WPS Wi-Fi Direct Selecteer of u draadloze LAN wilt inof uitschakelen. Als [Uitschakelen] is ingesteld, worden [WiFi-status], [MAC-adres], [Huidige verbinding], [SSID invoeren], [WPS] en [Wi-Fi Direct] niet weergegeven. Hiermee wordt de huidige status van de verbinding aangegeven. Toont het MAC-adres van het apparaat. Hiermee worden details over de verbinding weergegeven, zoals de SSID en de sterkte van het draadloze signaal. Hiermee wordt de procedure weergegeven voor het maken van een handmatige verbinding met draadloos LAN. Het leidt u stap voor stap door de configuratie van de instellingen voor het maken van verbinding met draadloos LAN. Hiermee maakt u met één druk verbinding door middel van WPS (Wi- Fi Protected Setup). Zie voor meer informatie de Installatiehandleiding. Hiermee kunnen apparaten direct met elkaar communiceren zonder een centraal accesspoint te moeten gebruiken. Uitschakelen Inschakelen Standaardinstelling: [Uitschakelen] PBC PIN 207

210 7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel IPv4-configuratie Item Beschrijving Waarde DHCP IP-adres Subnetmasker Gatewayadres Methode IPadres IP-adres Wi-Fi Direct Hiermee verkrijgt het apparaat automatisch zijn IPv4-adres, subnetmasker en standaard gatewayadres van een DHCP-server. Hiermee geeft u het IPv4-adres van het apparaat op wanneer DHCP niet wordt gebruikt. Gebruik dit menu om het huidige IPadres te controleren bij gebruik van DHCP. Hiermee geeft u het subnetmasker van het apparaat op wanneer DHCP niet wordt gebruikt. Gebruik dit menu om het huidige subnetmasker te controleren bij gebruik van DHCP. Hiermee geeft u het standaard gateway-adres van het apparaat op wanneer DHCP niet wordt gebruikt. Gebruik dit menu om het standaard gateway-adres te controleren bij gebruik van DHCP. Geeft de acquisitiemethode van het IPadres weer. Hier wordt het IP-adres van Wi-Fi Direct weergegeven. Inactief Actief Standaardinstelling: [Actief] Standaardinstelling: XXX.XXX.XXX.XXX De cijfers die voor "X" staan, hangen af van uw netwerkomgeving. Standaardinstelling: XXX.XXX.XXX.XXX De cijfers die voor "X" staan, hangen af van uw netwerkomgeving. Standaardinstelling: XXX.XXX.XXX.XXX De cijfers die voor "X" staan, hangen af van uw netwerkomgeving. IP niet gereed DHCP Handmatige configuratie Standaard IP 208

211 Netwerkinstellingen IPv6-configuratie Item Beschrijving Waarde IPv6 DHCP IP-adres (DHCP) Handmatig config.adres Staatloos adres Selecteer of u IPv6 wilt in- of uitschakelen Hiermee stelt u in dat het apparaat het IPv6-adres ontvangt van een DHCPserver. Hiermee wordt het IPv6-adres weergegeven dat wordt verkregen van een DHCP-server. Hier worden de IPv6-instellingen van het apparaat opgegeven. Geeft de IPv6 staatloze adressen weer die zijn verkregen via routeradvertisement. Inactief Actief Standaardinstelling: [Inactief] Inactief Actief Standaardinstelling: [Actief] Handmatig config.adres Hiermee geeft u het IPv6-adres van het apparaat op wanneer DHCP niet wordt gebruikt. Kan tot 46 tekens bevatten. Voor meer informatie over het invoeren van tekens, zie Pag. 31 "Tekens invoeren". Lengte prefix Hiermee stelt u de prefixlengte in met een waarde tussen 0 en 128. Gateway-adres Bepaalt het IPv6-adres van de standaard gateway. Kan tot 46 tekens bevatten. Voor meer informatie over het invoeren van tekens, zie Pag. 31 "Tekens invoeren". Staatloos adres 1 Staatloos adres 2 Staatloos adres 3 Staatloos adres 4 209

212 7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Item Beschrijving Waarde Link-plaats. adres Geef het IPv6 linklokale adres weer. Neem contact op met uw netwerkbeheerder voor informatie over de netwerkconfiguratie. 210

213 Wi-Fi-installatiewizard Wi-Fi-installatiewizard U kunt draadloze verbindingen inschakelen door de instructies van de wizard te volgen. Zie voor meer informatie de Installatiehandleiding. Als [Wi-Fi inschakelen] bij [Wi-Fi] onder [Netwerkinstellingen] is ingesteld op [Uitschakelen], dan verschijnt de [Wi-Fi-installatiewizard] niet. 211

214 Het apparaat configureren met het bedieningspaneel

215 8. Het apparaat configureren met hulpprogramma's In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u het apparaat kunt configureren aan de hand van hulpprogramma's. Instellingenfuncties die beschikbaar zijn in Web Image Monitor en Smart Organizing Monitor Gebruik Web Image Monitor of Smart Organizing Monitor om de configuratie van het apparaat te wijzigen via een computer. Beschikbare bewerkingen voor Web Image Monitor en Smart Organizing Monitor zijn de volgende: Beschikbare bewerkingen Web Image Monitor Smart Organizing Monitor De systeeminstellingen controleren Beschikbaar Beschikbaar Papierinstellingen configureren Beschikbaar Beschikbaar Het geluidsvolume aanpassen Beschikbaar Niet beschikbaar Papierinstellingen voor kopiëren configureren Beschikbaar Niet beschikbaar Faxinstellingen configureren Beschikbaar Niet beschikbaar Tonerbesparing configureren Beschikbaar Niet beschikbaar Interface-instellingen configureren Beschikbaar Beschikbaar De snelkoppeling naar de functieinstellingen configureren Beschikbaar Niet beschikbaar Bestemmingen registreren Beschikbaar Niet beschikbaar De netwerkinstellingen controleren Beschikbaar Beschikbaar IPsec-instellingen configureren Beschikbaar Beschikbaar De energiespaarstand configureren Beschikbaar Beschikbaar De beheerdersinstellingen configureren Beschikbaar Niet beschikbaar 213

216 8. Het apparaat configureren met hulpprogramma's Beschikbare bewerkingen Web Image Monitor Smart Organizing Monitor Lijsten/rapporten afdrukken Beschikbaar Beschikbaar 214

217 Web Image Monitor gebruiken Web Image Monitor gebruiken Sommige items worden mogelijk niet weergegeven, afhankelijk van het modeltype dat u gebruikt. Sommige items kunnen worden geconfigureerd via het bedieningspaneel. Ondersteunde webbrowsers Internet Explorer 6 of hoger Firefox 3.0 of hoger Safari 4.0 of hoger Om het apparaat te bedienen via Web Image Monitor, moet u eerst de TCP/IP- of draadloze LAN-instellingen van het apparaat instellen. Voor meer informatie, zie Pag. 206 "Netwerkinstellingen" of Pag. 227 "De netwerkinstellingen configureren". 215

218 8. Het apparaat configureren met hulpprogramma's De bovenste pagina weergeven Als u via Web Image Monitor toegang tot het apparaat verkrijgt, wordt de bovenste pagina in uw browservenster weergegeven. 1. Start de internetbrowser. 2. Voer van het apparaat)/ in de adresbalk van uw browser in om toegang te krijgen tot dit apparaat. Als u een DNS- of WINS-server gebruikt wordt en de hostnaam van het apparaat is opgegeven, kunt u in plaats van het IP-adres de hostnaam opgeven. De bovenste pagina van Web Image Monitor wordt weergegeven. Bovenste pagina Elke pagina van Web Image Monitor is onderverdeeld in de volgende gedeeltes: DSH Menugedeelte Als u op een menu klikt, wordt de inhoud ervan in het hoofdgedeelte weergegeven. 2. Tabbladgebied Bevat tabbladen met informatie en instellingen die u wilt bekijken of configureren. 3. Veelgest. vragen/kennisdatabase Biedt antwoord op veelgestelde vragen en andere nuttige informatie over het gebruik van dit apparaat. Om deze informatie te bekijken, is een internetverbinding vereist. 4. Algemeen gebied Hier wordt de inhoud weergegeven van het item dat in het menugedeelte is geselecteerd. 216

219 De bovenste pagina weergeven De informatie in het algemene gedeelte wordt niet automatisch bijgewerkt. Klik op [Vernieuwen] in de rechterbovenhoek van het algemene gebied om de informatie bij te werken. Klik op de knop Vernieuwen in de webbrowser om het volledige browserscherm te vernieuwen. Als er een oudere versie van een ondersteunde browser wordt gebruikt of JavaScript en cookies zijn uitgeschakeld, kunnen er weergave- en bewerkingsproblemen optreden. Als u een proxyserver gebruikt, wijzigt u de instellingen van de webbrowser indien nodig. Neem contact op met uw netwerkbeheerder voor meer informatie over de instellingen. De vorige pagina wordt mogelijk niet weergegeven, zelfs niet als op de knop Vorige in de webbrowser wordt geklikt. Als dit gebeurt, klikt u op de knop Vernieuwen van de webbrowser. De veelgestelde vragen/kennisdatabase zijn in bepaalde talen niet beschikbaar. De taal van de interface wijzigen Selecteer de gewenste interfacetaal uit de lijst [Taal]. 217

220 8. Het apparaat configureren met hulpprogramma's De systeeminformatie controleren Klik op [Home] om de hoofdpagina van Web Image Monitor weer te geven. Op deze pagina kunt u de huidige systeeminformatie controleren. Deze pagina bevat drie tabbladen: [Status], [Teller] en [Apparaatinformatie]. Tabblad Status Item Modelnaam Locatie Contact Hostnaam Apparaatstatus Toont de naam van het apparaat. Beschrijving Toont de locatie van het apparaat zoals is geregistreerd op de [SNMP]- pagina. Toont de contactinformatie van het apparaat zoals is geregistreerd op de [SNMP]-pagina. Toont de hostnaam zoals is opgegeven in de [Hostnaam] op de [DNS]- pagina. Toont de huidige berichten op het display van het apparaat. Status Item Beschrijving Printercartridge Toont de resterende hoeveelheid toner. Papierlade Item Beschrijving Lade 1 Toont de huidige status en instelling voor papiergrootte/-soort van lade 1. Handinvoer Toont de huidige status en instelling voor het papierformaat/-type van de handinvoer. Als er geen authentieke printcartridge is geïnstalleerd, kan de levensduur van de toner niet goed worden aangegeven. 218

221 De systeeminformatie controleren Tabblad Teller Paginateller Printer Scanner Item Kopieerapparaat Fax (alleen SP 221SF, SP 277SFNwX en SP 221SFNw) Beschrijving Toont het volgende voor pagina's die worden afgedrukt met de printfunctie: Totaal aantal pagina's dat is afgedrukt via de printfunctie, en lijsten/ rapporten die afgedrukt zijn vanuit het menu [Lijst-/proefafd] onder [Printereigensch.] Aantal kleurenpagina's (toont altijd 0) Aantal zwart-witpagina's Toont het volgende voor pagina's die worden gescand met de scanfunctie: Totaal aantal pagina's Aantal kleurenpagina's Aantal zwart-witpagina's Toont het volgende voor pagina's die worden afgedrukt met de kopieerfunctie: Totaal aantal pagina's Aantal kleurenpagina's (toont altijd 0) Aantal zwart-witpagina's Toont het volgende voor faxen via de openbare telefoonlijn: Totaal aantal pagina's dat is verstuurd of ontvangen Aantal ontvangen pagina's Aantal verzonden pagina's Afdrukteller Item Totaal aantal pagina's Beschrijving Toont het totale aantal afdrukken die met het apparaat gemaakt zijn: Pagina's afgedrukt via de printer-, kopieer- en faxfuncties Lijsten/rapporten die zijn afgedrukt vanuit het menu [Lijst/rap. afdrukken] Lijsten/rapporten die zijn afgedrukt vanuit het menu [Lijst-/proefafd] onder [Printereigenschappen] 219

222 8. Het apparaat configureren met hulpprogramma's Tabblad Apparaatinformatie Apparaatinformatie Item Firmwareversie Firmwareversie van apparaat Apparaat-ID Faxkaart (alleen SP 221SF, SP 277SFNwX en SP 221SFNw) Totaal geheugen Beschrijving Toont de versie van de firmware die op het apparaat is geïnstalleerd. Toont het versienummer voor de firmware van de elektromotor van het apparaat. Toont het identificatieummer van het apparaat. Toont de geïnstalleerde faxkaart (indien van toepassing). Toont het totale geheugen dat op het apparaat is geïnstalleerd. 220

223 De systeeminstellingen configureren De systeeminstellingen configureren Klik op [Systeeminstellingen] om de pagina voor configuratie van de systeeminstellingen weer te geven. Deze pagina bevat de volgende tabbladen: [Geluidsvolume aanpassen] (alleen SP 221SF, SP 277SFNwX en SP 221SFNw), [Papierlade-instellingen], [Kopieerapparaat], [Fax], [Tonerbeheer], [Interface] en [Snelkoppeling naar functie]. Tabblad Geluidsvolume aanpassen Deze functie is alleen beschikbaar voor de SP 221SF, SP 277SFNwX en SP 221SFNw. Geluidsvolume aanpassen Item Beschrijving Paneeltoets toon Dir.kz modus Geluid taakeinde Geluid taakfout Alarmvolume Selecteer het volume van de piep als er op een toets wordt gedrukt en kies daarbij uit [Uit], [Laag], [Medium] of [Hoog]. Selecteer het volume van het geluid uit de luidspreker als er 'op de haak' wordt gebeld en kies daarbij uit [Uit], [Laag], [Medium] of [Hoog]. Selecteer het volume van de piep als er een taak is voltooid en kies daarbij uit [Uit], [Laag], [Medium] of [Hoog]. Selecteer het volume van de piep als er een faxverzendingsfout is opgetreden en kies daarbij uit [Uit], [Laag], [Medium] of [Hoog]. Selecteer het volume van het alarm als er een bewerkingsfout is opgetreden en kies daarbij uit [Uit], [Laag], [Medium] of [Hoog]. Tabblad Papierlade-instellingen Lade 1 Item Beschrijving Papierformaat Selecteer het papierformaat voor lade 1: A4 ( mm), Letter (8,5 11), B5 ( mm), B6 ( mm), A5 ( mm), A5 (148 x 210 mm), A6 ( mm), Legal (8,5 14), Foolscap/Folio (8,5 13), 8,5 13,4, Indian Legal (8,5 13,6), 16K ( mm), Australian-FOOLSCAP (8,11 13,3), Half Letter-S (5,5 8,5), Aangepast formaat 221

224 8. Het apparaat configureren met hulpprogramma's Item Beschrijving Papiersoort Selecteer de papiersoort voor lade 1: Gewoon papier, Gerecycled papier, Dik papier 1 (100 tot 130 g/m2), Dun papier (52 tot 64 g/m2), Briefpapier, Voorbedrukt papier, Geperforeerd papier, Bankpost, Karton, Gekleurd papier Handinvoer Item Papierformaat Papiersoort Beschrijving Selecteer het papierformaat voor de handinvoer: A4 ( mm), Letter (8,5 11), B5 ( mm), B6 ( mm), A5 ( mm), A5 (148 x 210 mm), A6 ( mm), Legal (8,5 14), Foolscap/Folio (8,5 13), 8,5 13,4, Indian Legal (8,5 13,6), 16K ( mm), Australian-FOOLSCAP (8,11 13,3), Half Letter-S (5,5 8,5), Aangepast formaat Selecteer de papiersoort voor de handinvoer: Gewoon papier, Gerecycled papier, Dik papier 1 (100 tot 130 g/m2), Dun papier (52 tot 64 g/m2), Briefpapier, Voorbedrukt papier, Geperforeerd papier, Bankpost, Karton, Gekleurd papier Formaat komt niet overeen Item Beschrijving Formaat komt niet overeen Selecteer of u een foutenrapport wilt ontvangen wanneer het papierformaat niet overeenkomt met de instellingen van de afdruktaak. Tabblad Kopieerapparaat Papier selecteren Item Papier selecteren Beschrijving Selecteer de papierlade die wordt gebruikt om te kopiëren. Scheidingslijn Item Scheidingslijn Beschrijving Geef op of u een regel in het midden van het afgedrukte papier wilt afdrukken als u een ID-kaart kopieert of gecombineerd kopieert. 222

225 De systeeminstellingen configureren Tabblad Fax Deze functie is alleen beschikbaar voor de SP 221SF, SP 277SFNwX en SP 221SFNw. Faxnummer bevestigen Item Faxnummer bevestigen Beschrijving Schakel deze instelling in om bij het handmatig invoeren van een bestemming, het apparaat te laten vragen een faxnummer tweemaal in te invoeren. Deze instelling wordt alleen weergegeven als het beheerderwachtwoord is ingesteld op de [Beheerder]-pagina. Fax ontvangen bestand verwerken Item Beschrijving Ontvangen bestand verwerken Automatisch afdrukken Doorstuurresultaat melden Doorstuurbestemming Selecteer of ontvangen faxen in het geheugen van het apparaat moeten worden opgeslagen voordat ze worden afgedrukt of doorgestuurd naar een bestemming die is opgegeven voor [Doorstuurbestemming]. Selecteer of faxen die in het geheugen van het apparaat worden ontvangen, automatisch worden afgedrukt of dat ze worden opgeslagen om later handmatig te worden afgedrukt. Selecteer of er een melding moet worden gestuurd nadat er een fax is doorgestuurd. De bestemming voor meldingen hangt af van hoe [Doorstuurbestemming] is ingesteld. Als deze is ingesteld met een [ adres], zal de melding naar het beheerders adres worden gestuurd die is opgegeven in [ adres beheerder] op de pagina [Beheerder]. Als deze is ingesteld met een [Scanbestemming], zal de melding naar de meldingsbestemming worden gestuurd die is opgegeven voor de geselecteerde scanbestemming. Let op: als er geen adres voor de bestemming is opgegeven, wordt er geen melding gestuurd zelfs als deze instelling is ingeschakeld. Bepaalt de doorzendbestemming. [ adres]: Voer het adres in van de bestemming. Kan tot 64 tekens bevatten. [Scanbestemming]: Selecteer een scanbestemming als doorstuurbestemming. 223

226 8. Het apparaat configureren met hulpprogramma's Item Aantal doorstuurpogingen (tijd) Interval tussen doorstuurpogingen (min.) Beschrijving Bepaalt hoe vaak het apparaat een fax probeert door te sturen (1 tot en met 255 keer). Bepaalt hoeveel minuten het apparaat wacht voordat er een nieuwe poging wordt gedaan (1 tot en met 255 minuten). Tabblad Tonerbeheer Toner besparen Item Toner besparen Beschrijving Schakel deze instelling in om kopieën af te drukken met een beperkte hoeveelheid toner. Optie voor einde voorraad Item Beschrijving Optie voor einde voorraad Als [Doorgaan met afdrukken] is geselecteerd, is er navultoner beschikbaar. Tabblad interface Interface Item Beschrijving Vaste USB-poort Bepaalt of hetzelfde printer-/lan-faxstuurprogramma kan worden gebruikt voor meerdere printers via USB-verbinding. Als deze instelling is ingeschakeld, kan het printer/lanfaxstuurprogramma dat u op uw computer hebt geïnstalleerd, worden gebruikt met elk ander apparaat dat van hetzelfde model is als het apparaat dat oorspronkelijk voor de installatie was gebruikt. Als deze instelling is uitgeschakeld, dient u het printer-/lanfaxstuurprogramma apart te installeren voor afzonderlijke apparaten, omdat alle apparaten die niet het oorspronkelijke apparaat zijn, als nieuw apparaat worden herkend bij aansluiting via USB. 224

227 De systeeminstellingen configureren Tabblad Shortcut naar functie Shortcut naar functie Item Shortcut naar functieinstellingen Beschrijving Wijst één van de volgende functies toe aan de toets [Shortcut naar functies] op het bedieningspaneel. [Modus ID-kaart kopiëren] [Directe faxverzending] [Scannerbestemmingen selecteren] 225

228 8. Het apparaat configureren met hulpprogramma's Bestemmingen registreren Scan- en faxbestemmingen kunnen worden geregistreerd met Web Image Monitor. Er kunnen maximaal 100 scanbestemmingen en 108 faxbestemmingen (8 snelkeuzebestemmingen en 100 verkorte kiesbestemmingen) worden geregistreerd. Raadpleeg de scan- en faxonderdelen voor meer informatie over het registreren van bestemmingen. Voor meer informatie over het registreren van scanbestemmingen, zie Pag. 87 "Scanbestemmingen registreren". Voor meer informatie over het registreren van faxbestemmingen met Web Image Monitor, zie Pag. 134 "Faxbestemmingen registreren". 226

229 De netwerkinstellingen configureren De netwerkinstellingen configureren Klik op [Netwerkinstellingen] om de pagina weer te geven waarop u de netwerkinstellingen kunt configureren. Deze pagina bevat de volgende tabbladen: [Netwerkstatus], [IPv6-configuratie], [Netwerkapplicatie], [DNS], [Automatische melding], [SNMP], [SMTP], [POP3], [Draadloos] en [Google Cloud]. Mogelijk moet u uw apparaat, afhankelijk van de instellingen die u wijzigt, opnieuw opstarten. Op sommige modellen wordt een aantal items mogelijk niet weergegeven. Network Tabblad Netwerkstatus Algemene status Item Ethernetsnelheid IPP-printernaam Netwerkversie Ethernet MAC-adres Actieve interface IP-adres Wi-Fi Direct (alleen SP 277SNwX, SP 221SNw, SP 277SFNwX en SP 221SFNw) Beschrijving Toont het type en de snelheid van de netwerkverbinding. Toont de naam waarmee het apparaat op het netwerk wordt aangeduid. Toont de versie van de netwerkmodule van het apparaat (onderdeel van de printerfirmware). Toont het Ethernet MAC-adres van het apparaat. Geeft de actieve communicatiemethode weer. Hier wordt het IP-adres van Wi-Fi Direct weergegeven. TCP/IP-status Item DHCP IP-adres Subnetmasker Beschrijving Selecteer of het apparaat automatisch een dynamisch IPv4-adres moet ontvangen via DHCP. Selecteer [Actief] als u DHCP wilt gebruiken. Indien ingeschakeld kunnen onderstaande items niet worden geconfigureerd. Voer het IPv4-adres voor het apparaat in. Voer het subnetmasker van het netwerk in. 227

230 8. Het apparaat configureren met hulpprogramma's Gateway Item Beschrijving Voer het IPv4-adres van de netwerkgateway in. Tabblad IPv6-configuratie IPv6 IPv6 Item Beschrijving Selecteer of u IPv6 wilt in- of uitschakelen U kunt IPv6 niet uitschakelen via Web Image Monitor als het apparaat momenteel in gebruik is in een IPv6- omgeving. Gebruik in dat geval het bedieningspaneel om [IPv6] uit te schakelen onder de [Netwerkinstellingen]. Indien uitgeschakeld kunnen [DHCP], [Handmatige adresconfiguratie], [Prefixlengte] en [Gateway-adres] hieronder niet worden geconfigureerd. IPv6-adres DHCP Item IP-adres (DHCP) Staatloos adres Gateway-adres Link-plaats. adres Handmatig adresconfiguratie Beschrijving Selecteer of het apparaat zijn IPv6-adres verkrijgt van de DHCP-server. Toont het IPv6-adres dat is verkregen van de DHCP-server wanneer [DHCP] is ingesteld op [Actief]. Toont tot vier staatloze automatische adressen. Toont het standaard gatewayadres van het apparaat. Toont het gelinkte lokale adres van het apparaat. Het link lokale adres is een adres dat alleen geldig is binnen het lokale netwerk (lokaal segment). Voer het IPv6-adres van het apparaat in. Kan tot 39 tekens bevatten. Lengte prefix Geef de prefixlengte een waarde tussen 0 en 128. Gateway-adres Voer het IPv6-adres voor de standaard gateway in. Kan tot 39 tekens bevatten. 228

231 De netwerkinstellingen configureren Tabblad Netwerkapplicatie Verzendinstelling scanner Item Beschrijving Max. form. FTP Map Selecteer deze optie om de functie Scannen naar in te schakelen. Selecteer het maximale formaat voor scanbestanden die als bijlage van een worden verstuurd (1 tot 5 MB of geen maximale grootte). Selecteer deze optie om de functie Scannen naar FTP in te schakelen. Selecteer deze optie om de functie Scannen naar Map in te schakelen. Afdrukinstelling van netwerk Item Beschrijving IPP FTP RAW Poortnummer LPR Selecteer deze optie om afdrukken via het netwerk met behulp van Internet Print Protocol (via TCP-poort 631/80) in te schakelen. Selecteer deze optie om afdrukken via het netwerk met behulp van een ingesloten FTP-server in het apparaat (via TCP-poort 20/21) in te schakelen. Selecteer deze optie om RAW-afdrukken via het netwerk in te schakelen. Voer het TCP-poortnummer in voor RAW-afdrukken. Het geldige bereik is 1024 t/m 65535, met uitzondering van 5222, 5353, 6006, 28900, 29102, en (standaardinstelling is 9100). Selecteer deze optie om afdrukken via het netwerk met behulp van LPR/LPD (via TCP-poort 515) in te schakelen. mdns-instelling Item mdns Printernaam Beschrijving Selecteer deze optie om Multicast DNS (via UDP-poort 5353) in te schakelen. Indien uitgeschakeld kan onderstaand item niet worden geconfigureerd. Voer de naam van het apparaat in. Kan tot 32 tekens bevatten. 229

232 8. Het apparaat configureren met hulpprogramma's Tabblad DNS DNS Item Beschrijving DNS-methode Primaire DNS-server Secundaire DNS-server Domeinnaam IPv6 DNS-methode Primaire IPv6 DNSserver Secundaire IPv6 DNSserver IPv6-domeinnaam DNS oplossen prioriteit DNS-time-out (seconden) Hostnaam Selecteer of u handmatig domeinnaamservers wilt opgeven of automatisch DNS-informatie van het netwerk wilt ophalen. Indien ingesteld op [Automatisch verkrijgen (DHCP)] zijn de opties [Primaire DNS-server], [Secundaire DNS-server] en [Domeinnaam] hieronder niet beschikbaar. Voer het IPv4-adres van de primaire DNS in. Voer het IPv4-adres van de secundaire DNS in. Voer de IPv4-domeinnaam voor het apparaat in. Kan tot 32 tekens bevatten. Selecteer of u de domeinserver handmatig wilt opgeven of dat het apparaat zijn DNS-informatie automatisch verkrijgt. Indien ingesteld op [Automatisch verkrijgen (DHCP)] zijn de opties [Primaire IPv6 DNS-server], [Secundaire IPv6 DNS-server] en [IPv6-domeinnaam] niet beschikbaar. Voer het IPv6-adres van de primaire IPv6 DNS-server in. Kan tot 39 tekens bevatten. Voer het IPv6-adres van de secundaire IPv6 DNS-server in. Kan tot 39 tekens bevatten. Voer de IPv6-domeinnaam voor het apparaat in. Kan tot 32 tekens bevatten. Selecteer of u prioriteit wilt geven aan IPv4 of IPv6 voor het omzetten van DNS-namen. Voer het aantal seconden in dat het apparaat wacht totdat deze een DNSaanvraag als verlopen beschouwt (1-999 seconden). Voer een hostnaam in voor het apparaat. Kan tot 15 tekens bevatten. 230

233 De netwerkinstellingen configureren Tabblad Automatische meldingen melding 1/ melding 2 Item Beschrijving Weergavenaam Voer een naam in voor de de afzender van de melding. Kan tot 32 tekens bevatten. adres Papierstoring Papier is op Vervang printcartridge binnenkort Service bellen Vervang printcartridge Paneel open Voer een naam in voor de ontvanger van de waarschuwingsmail. Kan tot 64 tekens bevatten. Selecteer deze optie als u wilt dat er een waarschuwingsmail wordt verzonden naar het opgegeven adres wanneer zich een papierstoring voordoet. Selecteer deze optie als u wilt dat er een waarschuwingsmail wordt verzonden naar het opgegeven adres wanneer het papier op is. Selecteer deze optie als u wilt dat er een waarschuwingsmail wordt verzonden naar het opgegeven adres wanneer de toner bijna leeg is. Selecteer deze optie als u wilt dat er een waarschuwingsmail wordt verzonden naar het opgegeven adres wanneer een onderhoudsbeurt vereist is. Selecteer deze optie als u wilt dat er een waarschuwingsmail wordt verzonden naar het opgegeven adres wanneer de toner op is. Selecteer deze optie als u wilt dat er een waarschuwingsmail wordt verzonden naar het opgegeven adres wanneer er een paneel openstaat. Tabblad SNMP SNMP SNMP Item Beschrijving Selecteer of het apparaat SNMP-services kan gebruiken. 231

234 8. Het apparaat configureren met hulpprogramma's Trap Item Beschrijving Trap gebruiken SNMP-beheer host 1 SNMP-beheer host 2 Selecteer of het apparaat traps kan verzenden naar de managementhost (NMS). Als deze optie is uitgeschakeld, zijn [SNMP-beheer host 1] en [SNMPbeheer host 2] hieronder niet beschikbaar. Voer het IP-adres of de hostnaam van de beheerhost in. Kan tot 64 tekens bevatten. Voer het IP-adres of de hostnaam van de beheerhost in. Kan tot 64 tekens bevatten. Community Item Get Community Trapcommunity Beschrijving Voer de naam van de community in die moet worden gebruikt voor verificatie van Get-aanvragen. Kan tot 32 tekens bevatten. Voer de naam van de community in die moet worden gebruikt voor verificatie van Trap-aanvragen. Kan tot 32 tekens bevatten. Systeem Locatie Contact Item Beschrijving Voer de locatie van het apparaat in. De locatie die u hier invoert, wordt weergegeven op de hoofdpagina. Kan tot 64 tekens bevatten. Voer de contactgegevens voor het apparaat in. De contactgegevens die u hier invoert, worden weergegeven op de hoofdpagina. Kan tot 64 tekens bevatten. Tabblad SMTP SMTP Item Beschrijving Primaire SMTP-server Voer het IP-adres of de hostnaam van de SMTP/POP3-server in. Kan tot 64 tekens bevatten. Poortnummer Voer het poortnummer in voor SMTP ( ). 232

235 De netwerkinstellingen configureren Item Verificatiemethode Gebruikersnaam Beschrijving Selecteer een van de volgende verificatiemethoden: [Anoniem]: gebruikersnaam en wachtwoord zijn niet nodig. [SMTP]: het apparaat biedt ondersteuning voor NTLM- en LOGINverificatie. [POP voor SMTP]: de POP3-server wordt gebruikt voor verificatie. Wanneer u s verzendt naar een SMTP-server, kunt u het beveiligingsniveau van de SMTP-server verhogen door verbinding te maken met de POP-server t.b.v. verificatie. Voer de gebruikersnaam in om u aan te melden bij de SMTP-server. Kan tot 32 tekens bevatten. Wachtwoord Voer het wachtwoord in voor aanmelding bij de SMTP-server. Kan tot 32 tekens bevatten. adres apparaat Servertime-out (seconden) Tijdzone Geef het adres van het apparaat op. Dit adres wordt gebruikt als het adres van de afzender van berichten die vanaf dit apparaat worden verstuurd, zoals meldingen. Kan tot 64 tekens bevatten. Voer het aantal seconden in dat het apparaat wacht voordat deze een SMTP-bewerking als verlopen beschouwt (1-999). Selecteer een tijdzone aan de hand van uw geografische locatie. Als er een andere tijdzone wordt geselecteerd, kan dit leiden tot een onjuiste verzenddatum en -tijd voor s die via de functie Scannen naar worden verstuurd, zelfs als de klok van het apparaat zelf juist is ingesteld. Tabblad POP3 POP3-instell. Item Beschrijving POP3-server Voer het IP-adres of de hostnaam van de POP3-server voor e- mailontvangst in. De POP3-server die hier is opgegeven, wordt gebruikt voor [POP voor SMTP]. Kan tot 64 tekens bevatten. Gebruikersaccount Voer de gebruikersnaam in voor aanmelding bij de POP3-server. Kan tot 32 tekens bevatten. 233

236 8. Het apparaat configureren met hulpprogramma's Item Beschrijving Gebruikerswachtwoord Voer het wachtwoord in voor aanmelding bij de POP3-server. Kan tot 32 tekens bevatten. Verificatie Selecteer een van de volgende verificatiemethoden: [Geen]: wachtwoord wordt niet gecodeerd. [APOP-verificatie]: wachtwoord wordt gecodeerd. [Automatisch]: wachtwoord wordt wel of niet gecodeerd, afhankelijk van de POP3-serverinstellingen. Tabblad Draadloos Deze functie is alleen beschikbaar voor SP 277SNwX, SP 221SNw, SP 277SFNwX en SP 221SFNw. Status draadloos LAN Item Status draadloos LAN MAC-adres Communicatiemodus SSID Draadloze signaalstatus Draadloos Beschrijving Hiermee wordt de status van de verbinding met draadloos LAN weergegeven. Dit geeft het MAC-adres weer. Hiermee wordt de communicatiemodus weergegeven waarin het apparaat verbinding maakt. Hiermee wordt de SSID weergegeven van het toegangspunt waarmee het apparaat is verbonden. Hiermee wordt de sterkte weergegeven van het draadloze signaal dat wordt ontvangen. Hiermee kunt u opgeven of u draadloos LAN wel of niet wilt gebruiken. Wanneer [Actief] is geselecteerd, worden de [Wireless LAN-instellingen] beschikbaar. 234

237 De netwerkinstellingen configureren Wireless LAN-instellingen Item Beschrijving SSID Communicatiemodus Verificatie Codering WPA-wachtwoordzin WEP-sleutellengte WEP verzendsleutel-id WEP-sleutelindeling WEP-sleutel Voer de SSID van het toegangspunt in. De SSID mag maximaal 32 tekens bevatten. Als u op [Scanlijst] klikt, wordt een lijst met beschikbare toegangspunten weergegeven. U kunt de SSID uit de lijst selecteren. [Infrastructuur] is standaard geselecteerd. Daarom moet u het apparaat aansluiten op een draadloze router of access point. Selecteer een verificatiemethode. Selecteer een coderingsmethode. Voer de WPA-coderingssleutel in als [WPA2-PSK] of [WPA/WPA2 gemengde modus] geselecteerd is voor [Verificatie]. Selecteer 64-bits of 128-bits als de lengte voor de coderingssleutel als [WEP] is geselecteerd voor [Codering]. Selecteer een ID-nummer waarmee u elke WEP-sleutel kunt identificeren in het geval er meerdere WEP-verbindingen worden geconfigureerd. Selecteer een indeling waarin u de WEP-sleutel invoert. Voer de WEP-sleutel in. Het aantal en het type tekens dat u kunt invoeren hangt af van de lengte en indeling die u voor de sleutel hebt geselecteerd. Voor meer informatie, zie: Lengte WEP-sleutel: [64-bit], Indeling: [Hexadecimaal] Maximumlengte WEP-sleutel: 10 tekens (0-9, A-F, a-f) Lengte WEP-sleutel: [64-bit], Indeling: [ASCII] Maximumlengte WEP-sleutel: 5 tekens (ASCII-tekens) Lengte WEP-sleutel: [128-bit], Indeling: [Hexadecimaal] Maximumlengte WEP-sleutel: 26 tekens (0-9, A-F, a-f) Lengte WEP-sleutel: [128-bit], Indeling: [ASCII] Maximumlengte WEP-sleutel: 13 tekens (ASCII-tekens) Als u de verbindingsinstellingen handmatig configureert, moet u van tevoren de SSID, de verificatiemethode of de coderingssleutel van het toegangspunt of draadloze router controleren. 235

238 8. Het apparaat configureren met hulpprogramma's Wi-Fi Direct-instellingen SSID Item Voer de SSID-naam in. Beschrijving De SSID mag maximaal 32 tekens bevatten. Tabblad Google Cloud Deze functie is alleen beschikbaar voor SP 277SNwX, SP 221SNw, SP 277SFNwX en SP 221SFNw. Google Cloud Item Google Cloud Print Registratiestatus Registratie-account Local Discovery Time-out (seconden) Beschrijving Geef aan of [Google Cloud Print] moet worden ingeschakeld. Als Google Cloud Print is uitgeschakeld, kunnen [Lokale detectie] en [Time-out (seconden)] hieronder niet worden geconfigureerd. Hiermee wordt de status van de Google Cloud Print-registratie weergegeven. Hiermee wordt de account ( adres) van de Google Cloud Printregistratie weergegeven. Geef aan of u lokale detectie wilt inschakelen. Vul in hoeveel seconden het apparaat wacht voordat een time-out optreedt voor een XMPP-verbinding. 236

239 De IPsec-instellingen configureren De IPsec-instellingen configureren Klik op [IPsec-instellingen] om de pagina voor configuratie van de IPsec-instellingen te configureren. Deze pagina bevat de volgende tabbladen: [Algemene IPsec-instellingen] en [IPsec-beleidslijst]. Deze functie is alleen beschikbaar wanneer er een beheerderswachtwoord is opgegeven. Tabblad Algemene IPsec-instellingen Item IPsec-functie Standaard beleid Broadcast en multibroadcast Alle ICMP overslaan Beschrijving Geef op of u IPsec actief of inactief wilt maken. Selecteer of u het standaard IPsec-beleid wilt toestaan. Selecteer de services waarop u IPsec niet wilt toepassen: [DHCPv4], [DHCPv6], [SNMP], [mdns], [NetBIOS], [UDP-poort 53550] Selecteer of u IPsec wilt toepassen op ICMP-pakketten (IPv4 en IPv6): [Actief]: alle ICMP-pakketten worden overgeslagen zonder IPsecbeveiliging. 'ping'-opdracht (echoaanvraag en echoantwoord) niet ingesloten door IPsec. [Inactief]: sommige ICMP-berichttypen worden overgeslagen zonder IPsecbeveiliging. Tabblad IPsec-beleidslijst Item Beschrijving Naam Adresinstellingen Actie Status Toont de naam van het IPsec-beleid. Toont de IP-adresfilter van het IPsec-beleid zoals hieronder: Extern adres/prefixlengte Toont de actie van de IPsec-beleidsregels als "Toestaan", "Niet toestaan" of "Beveiliging vereisen". Toont de status van het IPsec-beleid als "Actief" of "Inactief". 237

240 8. Het apparaat configureren met hulpprogramma's Als u IPsec-beleidsregels wilt configureren, selecteert u het gewenste IPsec-beleid en klikt u op [Wijzigen] om de pagina IPsec-beleidsinstellingen weer te geven. Op de pagina IPsecbeleidsinstellingen kunnen de volgende instellingen worden geconfigureerd. IP-beleidsinstellingen Item Nr. Activiteit Naam Adrestype Lokaal adres Extern adres Lengte prefix Actie Beschrijving Geef een nummer op tussen 1 en 10 voor het IPsec-beleid. Het nummer dat u opgeeft, bepaalt de positie van het beleid in de IPsec-beleidslijst. Beleidszoekacties worden uitgevoerd op basis van de lijstvolgorde. Als het opgegeven nummer al is toegewezen aan een ander beleid, krijgt het huidige beleid het nummer van het eerdere beleid en worden het eerdere beleid en eventuele verdere beleidsregels opnieuw genummerd. Selecteer of u het beleid in of uit wilt schakelen. Voer de naam van het beleid in. Kan tot 16 tekens bevatten. Selecteer IPv4 of IPv6 als het type IP-adres dat moet worden gebruikt in IPsec-communicatie. Toont het IP-adres van deze printer. Voer het IPv4- of IPv6-adres in van het appparaat waarmee u wilt communiceren. Kan tot 39 tekens bevatten. Voer de prefixlengte van het externe adres in met een waarde tussen 1 en 128. Als u deze instelling leeg laat, wordt automatisch '32' (IPv4) of '128' (IPv6) geselecteerd. Geef op hoe de IP-pakketten worden verwerkt: [Toestaan]: IP-pakketten worden verzonden en ontvangen zonder toepassing van IPsec. [Niet toestaan]: IP-pakketten worden verworpen. [Beveiliging vereisen]: IPsec wordt toegepast op IP-pakketten die worden verzonden en ontvangen. Als u [Beveiliging vereisen] heeft geselecteerd, moet u de [IPsecinstellingen] en [IKE-instellingen] configureren. 238

241 De IPsec-instellingen configureren IPsec-instellingen Item Encapsulation-type Beveiligingsprotocol Verificatiealgoritme voor AH Coderingsalgoritme voor ESP Verificatiealgoritme voor ESP Geef het encapsulation-type op: Beschrijving [Transport]: selecteer deze modus om alleen de nettolading van elk IPpakket te beveiligen wanneer er wordt gecommuniceerd met apparaten die met IPsec compatibel zijn. [Tunnel]: selecteer deze modus om elk gedeelte van elk IP-pakket te beveiligen. Dit type wordt aangeraden voor communicatie tussen beveiligingsgateways (zoals VPN-apparaten). Selecteer het beveiligingsprotocol: [AH]: hiermee wordt veilige communicatie ingesteld die alleen verificatie ondersteunt. [ESP]: hiermee wordt veilige communicatie ingesteld die zowel verificatie als gegevenscodering ondersteunt. [ESP&AH]: hiermee wordt veilige communicatie ingesteld die zowel gegevenscodering als verificatie van pakketten, inclusief pakketheaders, ondersteunt. U kunt dit protocol niet specificeren wanneer [Tunnel] is geselecteerd als [Encapsulation-type]. Geef het verificatiealgortime op dat moet worden toegepast wanneer [AH] of [ESP&AH] is geselecteerd als [Beveiligingsprotocol]: [MD5], [SHA1] Geef het coderingsalgortime op dat moet worden toegepast wanneer [ESP] of [ESP&AH] is geselecteerd als [Beveiligingsprotocol]: [Geen], [DES], [3DES], [AES-128], [AES-192], [AES-256] Geef het verificatiealgoritme op dat moet worden toegepast wanneer [ESP] is geselecteerd als [Beveiligingsprotocol]: [MD5], [SHA1] 239

242 8. Het apparaat configureren met hulpprogramma's Levensduur Item Key Perfect Forward Secrecy Beschrijving Geef de levensduur van de IPsec SA (beveiligingskoppeling) op als tijdsperiode of gegevensvolume. De SA verloopt wanneer de opgegeven tijdsperiode verloopt of als het opgegeven gegevensvolume wordt bereikt. Als u zowel een periode als een gegevensvolume opgeeft, verloopt de SA zodra een van de twee is bereikt en wordt er door middel van onderhandeling een nieuwe SA verkregen. Als u de levensduur van de SA wilt opgegeven als tijdsperiode, voert u een aantal seconden in. Wilt u de levensduur van de SA opgegeven als gegegevensvolume, voer dan een aantal KB in. Selecteer of u PFS (Perfect Forward Secrecy) wilt in- of uitschakelen. IKE-instellingen IKE-versie Item Coderingsalgoritme Verificatie-algoritme IKE-levensduur IKE Diffie-Hellman groep Vooraf gedeelde sleutel Key Perfect Forward Secrecy Toont de IKE-versie. Geef het coderingsalgoritme op: Beschrijving [DES], [3DES], [AES-128], [AES-192], [AES-256] Geef het verificatiealgoritme op: [MD5], [SHA1] Geef de levensduur van de ISAKMP SA op als tijdsperiode. Voer een aantal seconden in. Selecteer de IKE Diffie-Hellmangroep die moet worden gebruikt bij het genereren van de IKE-coderingssleutel: [DH1], [DH2] Geef de vooraf gedeelde sleutel op die moet worden gebruikt voor verificatie van een communicerend apparaat. Kan tot 32 tekens bevatten. Selecteer of u PFS (Perfect Forward Secrecy) wilt in- of uitschakelen. 240

243 Lijsten/rapporten afdrukken Lijsten/rapporten afdrukken Klik op [Rapport/ lijst afdrukken] om de pagina voor afdrukrapporten weer te geven. Selecteer vervolgens een item en klik op [Afdrukken] om informatie over dat item af te drukken. Rapport/ lijst afdrukken Item Configuratiepagina Faxjournaal Lijst met wachtende faxbestanden Lijst met snelkeuzebestemminge n Lijst met verkorte faxkiesnummerbestemmingen Lijst met scannerbestemmingen Scannerjournaal Onderhoudspagina Beschrijving Hiermee wordt algemene informatie over het apparaat en de huidige configuratie afgedrukt. Hiermee wordt een journaal van faxverzending en -ontvangst van de laatste 50 taken afgedrukt. Voor meer informatie over het automatisch afdrukken van een faxjournaal, zie Pag. 179 "Instellingen voor de faxfunctie". Hiermee wordt een lijst faxtaken afgedrukt die nog in het geheugen van het apparaat wachten om te worden afgedrukt, verzonden of doorgestuurd. Hiermee wordt een lijst met snelkeuzebestemmingen afgedrukt. Hiermee wordt een lijst met ingevoerde verkorte kiesnummers afgedrukt. Hiermee wordt een lijst van de scanbestemmingen afgedrukt. Hiermee wordt een scanjournaal afgedrukt voor de laatste 100 taken van Scannen naar , Scannen naar FTP en Scannen naar Map. Hiermee wordt de onderhoudspagina afgedrukt. Er kunnen geen rapporten worden afgedrukt via Web Image Monitor als er andere afdruktaken actief zijn. Controleer of het apparaat niet bezig is met afdrukken voordat u rapporten afdrukt. Rapporten worden afgedrukt op papier van A4- of Letter-formaat. Plaats één van deze formaten papier in de lade voordat u rapporten afdrukt. 241

244 8. Het apparaat configureren met hulpprogramma's Beheerdersinstellingen configureren Klik op [Beheerdertoepassingen] om de pagina voor configuratie van de beheerdersinstellingen te configureren. Deze pagina bevat de volgende tabbladen: [Beheerder], [Instellingen resetten], [Instellingen backuppen], [Instellingen herstellen], [Datum/tijd instellen] en [Energiespaarstand]. Tabblad Beheerder Beheerdersinstellingen Item Wachtwoord wijzigen (alleen SP 221SF, SP 277SFNwX en SP 221SFNw) Nieuw wachtwoord Nieuw wachtwoord bevestigen adres wijzigen (alleen SP 221SF, SP 277SFNwX en SP 221SFNw) adres beheerder (alleen SP 221SF, SP 277SFNwX en SP 221SFNw) Beschrijving Vink dit aan om het beheerderwachtwoord te configureren. Voer het nieuwe beheerderswachtwoord in. Kan tot 16 tekens bevatten. Voer hetzelfde wachtwoord in ter bevestiging. Vink dit aan om het beheerder adres te configureren. Voer het beheerder adres in. Als het adres van het apparaat niet is geconfigureerd op de pagina [SMTP], zal dit adres worden gebruikt als adres van de afzender van e- mails die vanaf dit apparaat verstuurd worden, zoals meldingen. Kan tot 64 tekens bevatten. 242

245 Beheerdersinstellingen configureren Tabblad Instellingen resetten Instellingen terugzetten Item Netwerkinstell. terugzetten Menu-instellingen terugzetten Scanbestemming wissen Adresboek wissen (alleen SP 221SF, SP 277SFNwX en SP 221SFNw) IPsec-instellingen resetten Beschrijving Selecteer deze optie om de volgende instellingen terug te zetten naar hun standaardwaarden: Instellingen onder [Netwerkinstellingen] Instellingen onder het tabblad [Beheerder] van [Beheerdertoepassingen] Selecteer deze optie om alle instellingen behalve de volgende terug te zetten naar hun standaardwaarden: Netwerkinstellingen Scanbestemmingen Instellingen voor gebruikersbeperkingen Faxbestemmingen IPsec-instellingen Instellingen van [Printerregistratie], [Modus lage vochtigheid] en [Afbeeldingsdichtheid] onder [Systeemninstellingen] in het instellingenmenu van het bedieningspaneel Selecteer deze optie om de scanbestemmingen te wissen. Selecteer deze optie om de faxbestemmingen te wissen. Selecteer deze optie om IPsec-instellingen te wissen. [IPsec-instellingen resetten] wordt alleen weergegeven als het beheerderswachtwoord is opgegeven. 243

246 8. Het apparaat configureren met hulpprogramma's Tabblad Instellingen back-uppen Wanneer u het apparaat wegbrengt voor reparatie, is het belangrijk om van tevoren backupbestanden te maken. De instellingen van het apparaat worden na de reparatie teruggezet op hun standaardwaarden. Instellingen back-uppen Item Back-up van netwerkinstellingen Back-up van menuinstellingen Back-up van scanbestemmingen Back-up van adresboek (alleen SP 221SF, SP 277SFNwX en SP 221SFNw) IPsec-instellingen backuppen Beschrijving Hiermee worden de volgende instellingen opgeslagen in een backupbestand: Instellingen onder [Netwerkinstellingen] Instellingen onder het tabblad [Beheerder] van [Beheerdertoepassingen] Echter, let op dat van de instelling [Max. form.] onder [Netwerkapplicatie] geen back-up wordt gemaakt. De back-up hiervan wordt gemaakt via [Back-up van menu-instellingen]. Hiermee worden alle instellingen in een back-upbestand opgeslagen behalve de volgende: Netwerkinstellingen Scanbestemmingen Instellingen voor gebruikersbeperkingen Faxbestemmingen IPsec-instellingen Instellingen van [Printerregistratie], [Modus lage vochtigheid] en [Afbeeldingsdichtheid] onder [Systeemninstellingen] in het instellingenmenu van het bedieningspaneel Hiermee worden scanbestemmingen in een back-upbestand opgeslagen. Hiermee worden faxbestemmingen in een back-upbestand opgeslagen. Hiermee worden de IPsec-instellingen opgeslagen in een back-upbestand. 244

247 Beheerdersinstellingen configureren Volg onderstaande procedure om back-upbestanden van de configuratie te maken. 1. Selecteer de optieknop voor het gegevenstype waarvan u back-ups wilt maken. 2. Voer indien nodig het beheerderswachtwoord in. 3. Klik op [OK]. 4. Klik op [Opslaan] in het bevestigingsvenster. 5. Ga naar de locatie waar u het back-upbestand wilt opslaan. 6. Geef een naam voor het bestand op en klik op [Opslaan]. [IPsec-instellingen back-uppen] wordt alleen weergegeven als het beheerderswachtwoord is opgegeven. Tabblad Instellingen herstellen Wanneer het apparaat terugkomt van reparatie, is het belangrijk om de apparaatinstellingen te herstellen vanuit back-upbestanden. De instellingen van het apparaat worden na de reparatie teruggezet op hun standaardwaarden. Instellingen herstellen Item Bestand om te herstellen Beschrijving Voer het pad in naar het bestand dat hersteld moet worden of klik op [Bladeren...] om het bestand te selecteren. Volg onderstaande procedure om back-upbestanden van uw configuratie te herstellen. 1. Klik op [Bladeren...]. 2. Navigeer naar de map met het back-upbestand dat u wilt herstellen. 3. Selecteer het back-upbestand en klik op [Openen]. 4. Voer indien nodig het beheerderswachtwoord in. 5. Klik op [OK]. Als de instellingen niet juist worden hersteld, verschijnt er een foutmelding. Probeer nogmaals om het bestand volledig te herstellen. 245

248 8. Het apparaat configureren met hulpprogramma's Tabblad Datum/tijd instellen Datum instellen Item Beschrijving Jaar Voer het huidige jaartal in (2000 tot en met 2099). Maand Voer de huidige maand in (1 t/m 12). Dag Voer de huidige dag in (1 t/m 31). Datumindeling Selecteer de datumindeling: [MM/DD/JJJJ], [DD/MM/JJJJ] of [JJJJ/MM/ DD]. Tijd instellen Item Tijdsindeling Tijd (AM / PM) uur (0-23) uur (1-12) Beschrijving Selecteer een tijdsindeling van 24 of 12 uren. Selecteer [AM] of [PM] als er een tijdsindeling van 12 uur is geselecteerd. Voer het huidige tijdstip in als er een tijdsindeling van 24 uur is geselecteerd (0-23). Voer het huidige tijdstip in als er een tijdsindeling van 12 uur is geselecteerd (1-12). min. (0-59) Voer het huidige tijdstip in qua minuten (0-59). Tabblad Energiespaarstand Energiespaarstandmodus Item Beschrijving Energiespaarstand 1 Selecteer [Actief] als u wilt dat het apparaat overschakelt op Energiespaarstand 1 als deze zo'n 30 seconden inactief is geweest. Het kost minder tijd om terug te keren uit Energiespaarstand 1 dan uit de uitgeschakelde status of uit Energiespaarstand 2, maar het stroomverbruik in Energiespaarstand 1 is hoger in dan in Energiespaarstand

249 Beheerdersinstellingen configureren Item Energiespaarstand 2 Europa Beschrijving Selecteer [30sec] of geef aan hoe lang het apparaat moet wachten (1 tot 20 minuten) voordat het overgaat naar Energiespaarstand 2. Andere landen dan Europese landen Selecteer [30sec] of geef aan hoe lang het apparaat moet wachten (1 tot 240 minuten) voordat het overgaat naar Energiespaarstand 2. Het apparaat verbruikt in Energiespaarstand 2 minder stroom dan in Energiespaarstand 1, maar het duurt langer om terug te keren uit Energiespaarstand 2. Het apparaat keert terug uit de energiespaarstand wanneer een afdruktaak wordt ontvangen, een ontvangen fax wordt afgedrukt of een willekeurige toets wordt ingedrukt. 247

250 8. Het apparaat configureren met hulpprogramma's Smart Organizing Monitor gebruiken De staat en statusinformatie van het apparaat kunnen worden gecontroleerd met Smart Organizing Monitor. Sommige items worden mogelijk niet weergegeven, afhankelijk van het modeltype dat u gebruikt. Het dialoogvenster Smart Organizing Monitor Dialog weergeven 1. Klik in het menu [Start] op [Alle programma's]. 2. Klik op [SP 220 Series Software Utilities]. 3. Klik op [Smart Organizing Monitor for SP 220 Series]. 4. Als het apparaat dat u gebruikt niet is geselecteerd, klik dan op [Printer verbinden] en voer een van de volgende handelingen uit: Selecteer het model van het apparaat. Voer het IP-adres van het apparaat handmatig in. Klik op [Netw.printer zoeken] om het apparaat via het netwerk te zoeken. 5. Klik op [OK]. 248

251 Smart Organizing Monitor gebruiken Status informatie controleren DSH Afbeeldingsgebied Geeft de status van dit apparaat met een pictogram weer. 2. Tabbladgebied Tabblad Status Printernaam Printcartridge Hiermee geeft u de volgende berichten weer ter aanduiding van de resterende tonerniveaus: Resterend niveau 1 t/m 5, "Bijna leeg" en "Leeg". Invoerlade U kunt de volgende informatie over de invoerladen controleren. [Invoerlade], [Status], [Papierform.], [Papiertype] Hiermee geeft u weer welk papiertype in elke invoerlade is geplaatst. Systeem Hiermee geeft u de systeeminformatie over de printer weer, zoals de modelnaam, de systeemversie en de geheugengrootte. Teller Hiermee geeft u informatie over de tellers weer. Netwerk Hiermee geeft u netwerkdetails weer, zoals het IP-adres van de printer en netwerkgerelateerde informatie. 249

Handleiding Wi-Fi Direct

Handleiding Wi-Fi Direct Handleiding Wi-Fi Direct Eenvoudige installatie via Wi-Fi Direct Problemen oplossen Inhoudsopgave Hoe werken deze handleidingen?... 2 Symbolen in de handleidingen... 2 Disclaimer... 2 1. Eenvoudige installatie

Nadere informatie

Verkorte Handleiding DX-C200. Namen en locaties. De kopieerfunctie gebruiken. De scannerfunctie gebruiken. De faxfunctie gebruiken. Problemen oplossen

Verkorte Handleiding DX-C200. Namen en locaties. De kopieerfunctie gebruiken. De scannerfunctie gebruiken. De faxfunctie gebruiken. Problemen oplossen DX-C200 Verkorte Handleiding Namen en locaties De kopieerfunctie gebruiken De scannerfunctie gebruiken De faxfunctie gebruiken Problemen oplossen Papierstoringen oplossen Inktcartridges Lees deze handleiding

Nadere informatie

Handleiding Wi-Fi Direct

Handleiding Wi-Fi Direct Handleiding Wi-Fi Direct Eenvoudige installatie via Wi-Fi Direct Problemen oplossen Appendix Inhoud Hoe werken deze handleidingen?... 2 Symbolen in de handleidingen... 2 Disclaimer... 2 1. Eenvoudige

Nadere informatie

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding Gebruikershandleiding Overzicht van het apparaat Papierspecificaties en papier bijvullen Documenten afdrukken Originelen kopiëren Originelen scannen Een fax verzenden en ontvangen Het apparaat configureren

Nadere informatie

Handleiding AirPrint. Informatie over AirPrint. Instelprocedure. Afdrukken. Appendix

Handleiding AirPrint. Informatie over AirPrint. Instelprocedure. Afdrukken. Appendix Handleiding AirPrint Informatie over AirPrint Instelprocedure Afdrukken Appendix Inhoud Hoe werken deze handleidingen?... 2 Symbolen in de handleidingen... 2 Disclaimer... 2 1. Informatie over AirPrint

Nadere informatie

Naslagkaart voor de 5210n / 5310n

Naslagkaart voor de 5210n / 5310n Naslagkaart voor de 5210n / 5310n 1 2 3 4 VOORZICHTIG: Neem zorgvuldig de veiligheidsvoorschriften in de Handleiding voor eigenaren door voordat u de Dell-printer gaat instellen en gebruiken. 5 6 7 8 1

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing Website met toepassingen

Gebruiksaanwijzing Website met toepassingen Lees deze handleiding zorgvuldig voordat u dit apparaat gebruikt en bewaar deze voor toekomstige raadpleging. Gebruiksaanwijzing Website met toepassingen INHOUDSOPGAVE Hoe werkt deze handleiding?... 2

Nadere informatie

Installatiehandleiding software

Installatiehandleiding software Installatiehandleiding software In deze handleiding wordt uitgelegd hoe u de software via een USB- of netwerkverbinding installeert. Netwerkverbinding is niet beschikbaar voor de modellen SP 200/200S/203S/203SF/204SF.

Nadere informatie

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding Gebruikershandleiding Overzicht van het apparaat Papierspecificaties en papier bijvullen Documenten afdrukken Het apparaat configureren met hulpprogramma's Het apparaat onderhouden Problemen oplossen Netwerkinstellingen

Nadere informatie

Software-installatiehandleiding

Software-installatiehandleiding Software-installatiehandleiding In deze handleiding wordt uitgelegd hoe u de software via een USB- of netwerkverbinding installeert. Netwerkverbinding is niet beschikbaar voor de modellen SP 200/200S/203S/203SF/204SF.

Nadere informatie

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding Gebruikershandleiding Overzicht van het apparaat Papierspecificaties en papier bijvullen Documenten afdrukken Het apparaat configureren met hulpprogramma's Het apparaat onderhouden Problemen oplossen Netwerkinstellingen

Nadere informatie

Voor gebruikers van de Ricoh Smart Device Connector: Het apparaat configureren

Voor gebruikers van de Ricoh Smart Device Connector: Het apparaat configureren Voor gebruikers van de Ricoh Smart Device Connector: Het apparaat configureren INHOUDSOPGAVE 1. Voor alle gebruikers Inleiding...3 Hoe werkt deze handleiding?...3 Handelsmerken...4 Wat is Ricoh Smart

Nadere informatie

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding Gebruikershandleiding Overzicht van het apparaat Papier plaatsen Documenten afdrukken Originelen kopiëren Originelen scannen Een fax verzenden en ontvangen Het apparaat configureren met het bedieningspaneel

Nadere informatie

Handleiding Google Cloud Print

Handleiding Google Cloud Print Handleiding Google Cloud Print Informatie over Google Cloud Print Afdrukken met Google Cloud Print Appendix Inhoud Hoe werken deze handleidingen?... 2 Symbolen in de handleidingen... 2 Disclaimer... 2

Nadere informatie

Kopiëren via de glasplaat. 1 Plaats het originele document met de bedrukte zijde naar beneden in de linkerbovenhoek van de glasplaat.

Kopiëren via de glasplaat. 1 Plaats het originele document met de bedrukte zijde naar beneden in de linkerbovenhoek van de glasplaat. Naslagkaart Wordt gekopieerd Kopieën maken Snel kopiëren 3 Druk op het bedieningspaneel van de printer op. 4 Als u het document op de glasplaat hebt gelegd, raakt u Finish the Job (Taak voltooien) aan

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing Firmware-updatehandleiding

Gebruiksaanwijzing Firmware-updatehandleiding Gebruiksaanwijzing Firmware-updatehandleiding Voor een veilig en correct gebruik, dient u de Veiligheidsinformatie in "Lees dit eerst" te lezen voordat u het apparaat gebruikt. INHOUDSOPGAVE 1. Firmware-updatehandleiding

Nadere informatie

Kopiëren > Instellingen > Pagina's per zijde. Voor printermodellen zonder touchscreen drukt u op om door de instellingen te navigeren.

Kopiëren > Instellingen > Pagina's per zijde. Voor printermodellen zonder touchscreen drukt u op om door de instellingen te navigeren. Naslagkaart Bezig met kopiëren Een kopie maken 1 Plaats een origineel document in de ADF-lade of op de glasplaat. Opmerking: Zorg ervoor dat het papierformaat van het origineel en de uitvoer hetzelfde

Nadere informatie

Fax Connection Unit Type C Gebruiksaanwijzing

Fax Connection Unit Type C Gebruiksaanwijzing Fax Connection Unit Type C Gebruiksaanwijzing Voor een veilig en correct gebruikt, dient u de Veiligheidsinformatie in "Lees dit eerst" te lezen voordat u het apparaat gebruikt. INHOUDSOPGAVE Hoe werkt

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing. Website met toepassingen

Gebruiksaanwijzing. Website met toepassingen Gebruiksaanwijzing Website met toepassingen INHOUDSOPGAVE Hoe werkt deze handleiding?... 2 Symbolen in de handleidingen... 2 Disclaimer...3 Opmerkingen...3 Taken die u kunt uitvoeren op de Website met

Nadere informatie

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding Gebruikershandleiding Overzicht van het apparaat Papierspecificaties en papier bijvullen Documenten afdrukken Originelen kopiëren Originelen scannen Een fax verzenden en ontvangen Het apparaat configureren

Nadere informatie

Een fax verzenden. Het bedieningspaneel gebruiken. De computer gebruiken

Een fax verzenden. Het bedieningspaneel gebruiken. De computer gebruiken Naslagkaart Bezig met kopiëren Kopieën maken 1 Plaats een origineel document in de ADF-lade of op de glasplaat. Opmerking: Zorg ervoor dat het papierformaat van het origineel en de uitvoer hetzelfde zijn.

Nadere informatie

Installatiehandleiding

Installatiehandleiding Installatiehandleiding Het apparaat installeren 1 De software installeren 2 Led-status Verbruiksartikelen aanschaffen 1 2 1. Het apparaat installeren 40 cm (15.8inches) 10 cm (4.0 inches) 45 cm (17.7

Nadere informatie

Kopiëren...5. Kopieën maken...5. Taakonderbreking...6 Een kopieertaak annuleren en...7. Voorbereiden op het per verzenden...

Kopiëren...5. Kopieën maken...5. Taakonderbreking...6 Een kopieertaak annuleren en...7. Voorbereiden op het per  verzenden... Naslagkaart Inhoudsopgave Kopiëren...5 Kopieën maken...5 Snel kopiëren...5 Kopiëren via de ADF...5 Kopiëren via de glasplaat...5 Taakonderbreking...6 Een kopieertaak annuleren...6 Een kopieertaak annuleren

Nadere informatie

LASERJET ENTERPRISE 500 COLOR MFP. Naslaggids M575

LASERJET ENTERPRISE 500 COLOR MFP. Naslaggids M575 LASERJET ENTERPRISE 500 COLOR MFP Naslaggids M575 Een opgeslagen taak afdrukken Volg de onderstaande procedure om een taak af te drukken die in het apparaatgeheugen is opgeslagen. 1. Raak in het beginscherm

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing. Gebruikershandleiding

Gebruiksaanwijzing. Gebruikershandleiding Gebruiksaanwijzing Gebruikershandleiding INHOUDSOPGAVE 1. Introductie Overzicht van RemoteConnect Support... 3 Hoe werkt deze handleiding?... 5 Symbolen... 5 Disclaimer...5 Opmerkingen...5 Terminologie...

Nadere informatie

Afdrukmateriaal plaatsen in de standaardlade voor 250 vel

Afdrukmateriaal plaatsen in de standaardlade voor 250 vel Naslagkaart Papier en speciaal afdrukmateriaal plaatsen In dit gedeelte wordt beschreven hoe u papier plaatst in de laden voor 250 en 550 vel en de handmatige invoer. Het bevat tevens informatie over het

Nadere informatie

Installatiehandleiding

Installatiehandleiding Installatiehandleiding Het apparaat installeren 1 De software installeren 2 Led-status Verbruiksartikelen aanschaffen 1 2 1. Het apparaat installeren 40 cm (15.8 inches) 10 cm (4.0 inches) 70 cm (27.6

Nadere informatie

Xerox ColorQube 8700 / 8900 Bedieningspaneel

Xerox ColorQube 8700 / 8900 Bedieningspaneel Bedieningspaneel Beschikbare services kunnen variëren afhankelijk van uw printerinstellingen. Zie de Handleiding voor de gebruiker voor meer informatie over functies en instellingen. 3 5 Ontgrendeling

Nadere informatie

Een fax verzenden. Het bedieningspaneel gebruiken. De computer gebruiken

Een fax verzenden. Het bedieningspaneel gebruiken. De computer gebruiken Naslagkaart Bezig met kopiëren Kopieën maken 1 Plaats een origineel document in de ADF-lade of op de Opmerking: Zorg ervoor dat het papierformaat van het origineel en de uitvoer hetzelfde zijn. Zo voorkomt

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing Firmware-updatehandleiding

Gebruiksaanwijzing Firmware-updatehandleiding Gebruiksaanwijzing Firmware-updatehandleiding Voor een veilig en correct gebruik, dient u de Veiligheidsinformatie in "Lees dit eerst" te lezen voordat u het apparaat gebruikt. INHOUDSOPGAVE 1. Firmware-updatehandleiding

Nadere informatie

Gebruikershandleiding MFP kleur systemen. Aanteken vel. infotec kenniscentrum. Infotec gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding MFP kleur systemen. Aanteken vel. infotec kenniscentrum. Infotec gebruikershandleiding Gebruikershandleiding MFP kleur systemen Aanteken vel Het Bedieningspaneel Functie paneel Functietoetsen Geeft de keuze om te wisselen tussen de functies: Kopiëren - Doc. Server Faxen - Printen - Scannen

Nadere informatie

Kopiëren via de glasplaat. 1 Plaats het originele document met de bedrukte zijde naar beneden in de linkerbovenhoek van de glasplaat.

Kopiëren via de glasplaat. 1 Plaats het originele document met de bedrukte zijde naar beneden in de linkerbovenhoek van de glasplaat. Laser-MFP Naslagkaart Kopiëren Snel kopiëren documentinvoer (ADF) of met de bedrukte zijde naar beneden (zoals knipsels uit tijdschriften) in de ADF. Gebruik in plaats plaatst, moet u de papiergeleiders

Nadere informatie

Handleiding WiFi-instellingen

Handleiding WiFi-instellingen Handleiding WiFi-instellingen Modelnummer SP 212/SP 213 serie Inleiding Er zijn twee draadloze LAN-modi: infrastructuurmodus voor verbinding via een toegangspunt en ad-hoc-modus voor het maken van een

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing Gebruikershandleiding

Gebruiksaanwijzing Gebruikershandleiding Voor een veilig en juist gebruik, zorg ervoor dat u de "Veiligheidsinformatie" leest voordat u het apparaat gebruikt. Gebruiksaanwijzing Gebruikershandleiding INHOUDSOPGAVE Hoe werkt deze handleiding?...

Nadere informatie

Opmerking: Stel de geleiders in op de juiste positie met behulp van de formaatindicatoren aan de onderkant van de lade.

Opmerking: Stel de geleiders in op de juiste positie met behulp van de formaatindicatoren aan de onderkant van de lade. Naslagkaart Papier in de printer plaatsen Opmerking: Stel de geleiders in op de juiste positie met behulp van de formaatindicatoren aan de onderkant van de lade. Plaats briefhoofdpapier met de afdrukzijde

Nadere informatie

LASERJET PRO 500 COLOR MFP. Naslaggids M570

LASERJET PRO 500 COLOR MFP. Naslaggids M570 LASERJET PRO 500 COLOR MFP Naslaggids M570 Direct afdrukken via USB 1. Plaats het USB-flashstation in de USB-poort aan de voorzijde van het apparaat. 2. Het menu USB-flashdrive wordt geopend. Raak de pijknoppen

Nadere informatie

Fiery Remote Scan. Fiery Remote Scan openen. Postvakken

Fiery Remote Scan. Fiery Remote Scan openen. Postvakken Fiery Remote Scan Met Fiery Remote Scan kunt u scantaken op de Fiery-server en de printer beheren vanaf een externe computer. Met Fiery Remote Scan kunt u het volgende doen: Scans starten vanaf de glasplaat

Nadere informatie

DX-C200. Gebruikershandleiding. Gebruiksaanwijzing

DX-C200. Gebruikershandleiding. Gebruiksaanwijzing DX-C200 Gebruiksaanwijzing Gebruikershandleiding 1 Overzicht van het apparaat 2 Snel aan de slag 3 De printerfunctie gebruiken 4 De kopieerfunctie gebruiken 5 De scanfunctie gebruiken 6 De faxfunctie gebruiken

Nadere informatie

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding Gebruikershandleiding Overzicht van het apparaat Papierspecificaties en papier bijvullen Documenten afdrukken Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Het apparaat configureren met hulpprogramma's

Nadere informatie

Printerproblemen oplossen

Printerproblemen oplossen 1 De display op het bedieningspaneel is leeg of er worden alleen ruitjes weergegeven. Taken worden niet De zelftest van de printer is mislukt. De printer is niet gereed om gegevens te ontvangen. De aangegeven

Nadere informatie

Hier beginnen. Inktcartridges uitlijnen zonder een computer

Hier beginnen. Inktcartridges uitlijnen zonder een computer Hier beginnen Inktcartridges uitlijnen zonder een computer Volg de stappen in de installatiehandleiding om de installatie van de hardware te voltooien. Ga door met de volgende stappen om de afdrukkwaliteit

Nadere informatie

Installatiehandleiding

Installatiehandleiding Installatiehandleiding 1. Het apparaat installeren 1 2. De software installeren 2 3. FAX-instellingen 3 Scaninstellingen Bedieningspaneel 1 2 1. Het apparaat installeren 24 cm (9.5 inches) 20 cm (7.9

Nadere informatie

Eenvoudige afdruktaken

Eenvoudige afdruktaken Eenvoudige afdruktaken In dit onderwerp wordt het volgende besproken: "Papier plaatsen in Lade 1 (MPT) voor enkelzijdig afdrukken" op pagina 2-9 "Papier plaatsen in laden 2-5 voor enkelzijdig afdrukken"

Nadere informatie

AirPrint handleiding DCP-J562DW MFC-J480DW MFC-J680DW MFC-J880DW

AirPrint handleiding DCP-J562DW MFC-J480DW MFC-J680DW MFC-J880DW AirPrint handleiding DCP-J562DW MFC-J480DW MFC-J680DW MFC-J880DW Voordat u uw Brother-machine gebruikt Definities van opmerkingen Handelsmerken Belangrijke opmerking Definities van opmerkingen In deze

Nadere informatie

Installatiehandleiding MF-stuurprogramma

Installatiehandleiding MF-stuurprogramma Nederlands Installatiehandleiding MF-stuurprogramma Cd met gebruikerssoftware.............................................................. 1 Informatie over de stuurprogramma s en de software.............................................

Nadere informatie

Xerox WorkCentre 6655 multifunctionele kleurenprinter Bedieningspaneel

Xerox WorkCentre 6655 multifunctionele kleurenprinter Bedieningspaneel Bedieningspaneel Beschikbare services kunnen variëren afhankelijk van uw printerinstellingen. Zie de Handleiding voor de gebruiker voor meer informatie over functies en instellingen. 3 4 5 Aanraakscherm

Nadere informatie

2 mei 2014. Remote Scan

2 mei 2014. Remote Scan 2 mei 2014 Remote Scan 2014 Electronics For Imaging. De informatie in deze publicatie wordt beschermd volgens de Kennisgevingen voor dit product. Inhoudsopgave 3 Inhoudsopgave...5 openen...5 Postvakken...5

Nadere informatie

Uw gebruiksaanwijzing. KYOCERA FS-C1020MFP http://nl.yourpdfguides.com/dref/3631174

Uw gebruiksaanwijzing. KYOCERA FS-C1020MFP http://nl.yourpdfguides.com/dref/3631174 U kunt de aanbevelingen in de handleiding, de technische gids of de installatie gids voor. U vindt de antwoorden op al uw vragen over de in de gebruikershandleiding (informatie, specificaties, veiligheidsaanbevelingen,

Nadere informatie

Berichten op het voorpaneel

Berichten op het voorpaneel en op het voorpaneel In dit onderwerp wordt het volgende besproken: "Statusberichten" op pagina 4-61 "Foutberichten en waarschuwingen" op pagina 4-62 Het voorpaneel van de printer biedt informatie en hulp

Nadere informatie

Fiery Remote Scan. Verbinden met Fiery servers. Verbinding maken met een Fiery server bij het eerste gebruik

Fiery Remote Scan. Verbinden met Fiery servers. Verbinding maken met een Fiery server bij het eerste gebruik Fiery Remote Scan Met Fiery Remote Scan kunt u scantaken beheren op de Fiery server en de printer vanaf een externe computer. Met Fiery Remote Scan kunt u het volgende doen: Scans starten vanaf de glasplaat

Nadere informatie

Gids Instelling Verzenden

Gids Instelling Verzenden Gids Instelling Verzenden In deze handleiding wordt uitgelegd hoe u de Instel-tool Zendfunctie kunt gebruiken om de machine in te stellen voor het scannen van documenten als e-mails (Verzenden naar e-mail)

Nadere informatie

Van start gaan. Inhoudsopgave. Quick User Guide - Nederlands

Van start gaan. Inhoudsopgave. Quick User Guide - Nederlands Van start gaan Deze verkorte handleiding helpt u om aan de slag te gaan met de IRIScan TM Pro 3 Wifi. Lees deze handleiding aandachtig door voor u deze scanner en de bijbehorende software in gebruik neemt.

Nadere informatie

Installatiehandleiding

Installatiehandleiding Installatiehandleiding 1. Het apparaat installeren 1 2. De software installeren 2 3. FAX-instellingen 3 Scaninstellingen Bedieningspaneel 1 2 1. Het apparaat installeren 24 cm (9.5 inches) 20 cm (7.9

Nadere informatie

Eenvoudige afdruktaken

Eenvoudige afdruktaken Eenvoudige afdruktaken In dit onderwerp wordt het volgende besproken: 'Papier plaatsen in lade 1 (MPT)' op pagina 2-12 'Papier plaatsen in de laden 2-5' op pagina 2-17 'De nietmachine gebruiken' op pagina

Nadere informatie

Een kopie maken. Multifunctionele printer Xerox WorkCentre 5945/5955. Startpagina Functies. Opdrachtstatus. Aanraakscherm. Start

Een kopie maken. Multifunctionele printer Xerox WorkCentre 5945/5955. Startpagina Functies. Opdrachtstatus. Aanraakscherm. Start Een kopie maken. Plaats uw documenten met de beeldzijde omhoog in de invoerbak van de. Pas de geleider zodanig aan dat deze de til de op. Plaats het document met de beeldzijde omlaag in de linkerbovenhoek

Nadere informatie

Verkorte Handleiding FS-C1020MFP+ Namen en locaties. De kopieerfunctie gebruiken. De scannerfunctie gebruiken. De faxfunctie gebruiken

Verkorte Handleiding FS-C1020MFP+ Namen en locaties. De kopieerfunctie gebruiken. De scannerfunctie gebruiken. De faxfunctie gebruiken FS-C1020MFP+ Verkorte Handleiding Namen en locaties De kopieerfunctie gebruiken De scannerfunctie gebruiken De faxfunctie gebruiken Problemen oplossen Papierstoringen oplossen Inktcartridges Lees deze

Nadere informatie

Opmerkingen voor gebruikers van wireless LAN

Opmerkingen voor gebruikers van wireless LAN Opmerkingen voor gebruikers van wireless LAN Lees deze handleiding zorgvuldig voordat u dit apparaat gebruikt en bewaar deze voor toekomstige raadpleging. Opmerkingen voor gebruikers van wireless LAN In

Nadere informatie

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding Gebruikershandleiding Wat kunt u met dit apparaat? Snel aan de slag Kopiëren Fax Afdrukken Scannen Web Image Monitor Papier en toner bijvullen Problemen oplossen Bijlage Informatie die niet in deze handleidingstaat,

Nadere informatie

Xerox ColorQube 9301 / 9302 / 9303 Bedieningspaneel

Xerox ColorQube 9301 / 9302 / 9303 Bedieningspaneel Xerox ColorQube 90 / 90 / 90 Bedieningspaneel Beschikbare services kunnen variëren afhankelijk van uw printerinstellingen. Zie de Handleiding voor de gebruiker voor meer informatie over functies en instellingen.?

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing Gebruikershandleiding

Gebruiksaanwijzing Gebruikershandleiding Voor een veilig en juist gebruik, zorg ervoor dat u de "Veiligheidsinformatie" leest voordat u het apparaat gebruikt. Gebruiksaanwijzing Gebruikershandleiding INHOUDSOPGAVE Hoe werkt deze handleiding?...

Nadere informatie

Hulp krijgen. Systeemberichten. Aanmelden/Afmelden. Pictogrammen op het bedieningspaneel

Hulp krijgen. Systeemberichten. Aanmelden/Afmelden. Pictogrammen op het bedieningspaneel Hulp krijgen Voor informatie/assistentie, raadpleegt u het volgende: Handleiding voor de gebruiker voor informatie over het gebruik van de Xerox 4595. Ga voor online hulp naar: www.xerox.com Klik op de

Nadere informatie

LASERJET ENTERPRISE COLOR FLOW MFP. Naslaggids M575

LASERJET ENTERPRISE COLOR FLOW MFP. Naslaggids M575 LASERJET ENTERPRISE COLOR FLOW MFP Naslaggids M575 Een opgeslagen taak afdrukken Volg de onderstaande procedure om een taak af te drukken die in het apparaatgeheugen is opgeslagen. 1. Raak in het beginscherm

Nadere informatie

Afdrukproblemen. Afdrukkwaliteit

Afdrukproblemen. Afdrukkwaliteit Printerproblemen Een aantal printerproblemen is eenvoudig te verhelpen. Als de printer niet reageert, controleer dan eerst of: de printer is ingeschakeld; het netsnoer is aangesloten op het stopcontact;

Nadere informatie

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding Gebruikershandleiding Wat kunt u doen met dit apparaat? Snel aan de slag Kopiëren Fax Afdrukken Scannen Document Server Web Image Monitor Papier en toner bijvullen Problemen oplossen Bijlage Informatie

Nadere informatie

Voor alle printers moeten de volgende voorbereidende stappen worden genomen: Stappen voor snelle installatie vanaf cd-rom

Voor alle printers moeten de volgende voorbereidende stappen worden genomen: Stappen voor snelle installatie vanaf cd-rom Windows NT 4.x In dit onderwerp wordt het volgende besproken: "Voorbereidende stappen" op pagina 3-24 "Stappen voor snelle installatie vanaf cd-rom" op pagina 3-24 "Andere installatiemethoden" op pagina

Nadere informatie

Gids Instelling Verzenden

Gids Instelling Verzenden Gids Instelling Verzenden In deze gids wordt uitgelegd hoe u de functies Verzenden naar e-mail en Opslaan in gedeelde map kunt instellen met behulp van de Instel-tool Zendfunctie en hoe u kunt controleren

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing Gebruikershandleiding

Gebruiksaanwijzing Gebruikershandleiding Voor een veilig en juist gebruik, zorg ervoor dat u de "Veiligheidsinformatie" leest voordat u het apparaat gebruikt. Gebruiksaanwijzing Gebruikershandleiding INHOUDSOPGAVE Hoe werkt deze handleiding?...

Nadere informatie

Een kopie maken. Xerox WorkCentre 5845/5855/5865/5875/5890. Bedieningspaneel AOD. Glasplaat

Een kopie maken. Xerox WorkCentre 5845/5855/5865/5875/5890. Bedieningspaneel AOD. Glasplaat Xerox WorkCentre 8/8/8/87/890 Een kopie maken Startpagina Functies Opdrachtstatus Aanraakscherm Start Alle wissen Stoppen. Plaats uw documenten met de beeldzijde omhoog in de invoerlade van de. Pas de

Nadere informatie

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding Gebruikershandleiding Overzicht van het apparaat Papier plaatsen Documenten afdrukken Originelen kopiëren Originelen scannen Een fax verzenden en ontvangen Het apparaat configureren met het bedieningspaneel

Nadere informatie

GEBRUIKERSHANDLEIDING FS-C1020MFP+

GEBRUIKERSHANDLEIDING FS-C1020MFP+ GEBRUIKERSHANDLEIDING FS-C1020MFP+ INHOUDSOPGAVE 1. Overzicht van het apparaat Inleiding...11 Handelsmerken...11 Disclaimer...13 Handleidingen voor dit apparaat...14 Modelspecifieke informatie...16 Lijst

Nadere informatie

Xerox WorkCentre 7800-serie Bedieningspaneel

Xerox WorkCentre 7800-serie Bedieningspaneel Bedieningspaneel Beschikbare services kunnen variëren afhankelijk van uw printerinstellingen. Zie de Handleiding voor de gebruiker voor meer informatie over functies en instellingen. ABC DEF Menu's GHI

Nadere informatie

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding Gebruikershandleiding Wat kunt u doen met dit apparaat? Snel aan de slag Kopiëren Fax Afdrukken Scannen Document Server Web Image Monitor Papier en toner bijvullen Problemen oplossen Voor informatie die

Nadere informatie

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding Gebruikershandleiding Overzicht van het apparaat Papier plaatsen Documenten afdrukken Originelen kopiëren Scannen vanaf een computer Een fax verzenden en ontvangen Het apparaat configureren met het bedieningspaneel

Nadere informatie

Handleiding instellingen vrijgave van afdrukken

Handleiding instellingen vrijgave van afdrukken Handleiding instellingen vrijgave van afdrukken INHOUDSOPGAVE OVER DEZE HANDLEIDING............................................................................. 2 FUNCTIE AFDRUKVRIJGAVE...........................................................................

Nadere informatie

Webservices gebruiken om op het netwerk te scannen (Windows Vista SP2 of recenter, Windows 7 en Windows 8)

Webservices gebruiken om op het netwerk te scannen (Windows Vista SP2 of recenter, Windows 7 en Windows 8) Webservices gebruiken om op het netwerk te scannen (Windows Vista SP2 of recenter, Windows 7 en Windows 8) Met het Webservices-protocol kunnen gebruikers van Windows Vista (SP2 of recenter), Windows 7

Nadere informatie

N150 Wi-Fi-router (N150R)

N150 Wi-Fi-router (N150R) Easy, Reliable & Secure Installatiehandleiding N150 Wi-Fi-router (N150R) Handelsmerken Merk- en productnamen zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van hun respectieve eigenaars. Informatie kan

Nadere informatie

Sharpdesk Mobile V1.1 Gebruikershandleiding

Sharpdesk Mobile V1.1 Gebruikershandleiding Sharpdesk Mobile V1.1 Gebruikershandleiding Voor de iphone SHARP CORPORATION April 27, 2012 1 Inhoudsopgave 1 Overzicht... 3 2 Ondersteunde besturingssystemen... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 3 Installatie

Nadere informatie

Van start gaan. Inhoudsopgave. Quick User Guide - Nederlands

Van start gaan. Inhoudsopgave. Quick User Guide - Nederlands Van start gaan Deze verkorte handleiding helpt u om aan de slag te gaan met de IRIScan TM Anywhere Wifi. Lees deze handleiding aandachtig door voor u deze scanner en de bijbehorende software in gebruik

Nadere informatie

Naslagkaart. Papier in de printer plaatsen. Laden vullen

Naslagkaart. Papier in de printer plaatsen. Laden vullen Naslagkaart 2 Stel de papiergeleiders in op het papierformaat dat u wilt plaatsen. 4 Plaats de stapel papier met de afdrukzijde naar beneden en zorg ervoor dat de zijgeleiders goed tegen het papier zitten.

Nadere informatie

Bedieningspaneel. Xerox AltaLink C8030/C8035/C8045/C8055/C8070 Multifunctionele kleurenprinter

Bedieningspaneel. Xerox AltaLink C8030/C8035/C8045/C8055/C8070 Multifunctionele kleurenprinter Bedieningspaneel Beschikbare apps kunnen variëren afhankelijk van uw printerinstellingen. Voor meer informatie over apps en functies raadpleegt u de Handleiding voor de gebruiker. 5 9 8 7 6 0 5 6 7 8 9

Nadere informatie

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding Gebruikershandleiding Overzicht van het apparaat Papier plaatsen Documenten afdrukken Het apparaat configureren met hulpprogramma's Het apparaat onderhouden Problemen oplossen Bijlage Voor een veilig en

Nadere informatie

Speciale afdrukmethoden en - materialen

Speciale afdrukmethoden en - materialen Speciale afdrukmethoden en - materialen In deze sectie komen de volgende onderwerpen aan de orde: Automatisch dubbelzijdig afdrukken zie pagina 16. Handmatig dubbelzijdig afdrukken zie pagina 19. Transparanten

Nadere informatie

Referentie gids Korte uitleg van routine handelingen

Referentie gids Korte uitleg van routine handelingen Referentie gids Korte uitleg van routine handelingen HL-L2310D HL-L2350DW HL-L2357DW HL-L2370DN HL-L2375DW Brother adviseert u deze gids bij uw apparaat te houden voor een snelle referentie. Online Gebruikershandleiding

Nadere informatie

AirPrint handleiding

AirPrint handleiding AirPrint handleiding Deze gebruikershandleiding is van toepassing op de volgende modellen: MFC-J650DW/J670DW/J690DW/J695DW Versie A DUT Definities van opmerkingen In deze gebruikershandleiding wordt voor

Nadere informatie

Sharpdesk Mobile V1.1 Gebruikershandleiding

Sharpdesk Mobile V1.1 Gebruikershandleiding Sharpdesk Mobile V1.1 Gebruikershandleiding Voor de ipad SHARP CORPORATION 27 April, 2012 1 Inhoudsopgave 1 Overzicht... 3 2 Ondersteunde besturingssystemen... 4 3 Installatie en starten van de applicatie...

Nadere informatie

Printerproblemen oplossen

Printerproblemen oplossen Neem contact op met uw servicevertegenwoordiger als u met de voorgestelde oplossing het probleem niet verhelpt. Taak is niet afgedrukt of de verkeerde tekens zijn afgedrukt. Controleer of Gereed wordt

Nadere informatie

Opmerkingen voor gebruikers van wireless LAN

Opmerkingen voor gebruikers van wireless LAN Opmerkingen voor gebruikers van wireless LAN Français Deutsch English Português Español Italiano Lees deze handleiding zorgvuldig voordat u dit apparaat gebruikt en bewaar deze voor toekomstige raadpleging.

Nadere informatie

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding Gebruikershandleiding Wat kunt u met dit apparaat? Snel aan de slag Kopiëren Fax Afdrukken Scannen Document Server Web Image Monitor Papier en toner bijvullen Problemen oplossen Apparaatinformatie Voor

Nadere informatie

Bedieningspaneel. Afdrukken. Papierverwerking. Onderhoud. Problemen oplossen. Beheer. Index

Bedieningspaneel. Afdrukken. Papierverwerking. Onderhoud. Problemen oplossen. Beheer. Index Dit gedeelte van de handleiding bevat informatie over het bedieningspaneel, het wijzigen van printerinstellingen en over de menu's van het bedieningspaneel. U kunt de meeste printerinstellingen wijzigen

Nadere informatie

Breedformaatprinter Teriostar LP-2050-serie. Multifunctioneel model LP-2050-MF. Printermodel LP-2050. Snelle referentiegids U00123351603

Breedformaatprinter Teriostar LP-2050-serie. Multifunctioneel model LP-2050-MF. Printermodel LP-2050. Snelle referentiegids U00123351603 Breedformaatprinter Teriostar LP-2050-serie Multifunctioneel model LP-2050-MF Printermodel LP-2050 Snelle referentiegids U00123351603 Inleiding Uw printer is een Teriostar LP-2050-serie breedformaatprinter.

Nadere informatie

LASERJET PRO 400 MFP. Naslaggids M425

LASERJET PRO 400 MFP. Naslaggids M425 LASERJET PRO 400 MFP Naslaggids M425 Kopieerkwaliteit optimaliseren De volgende instellingen voor kopieerkwaliteit zijn beschikbaar: Aut. selectie: Gebruik deze instelling als u de kwaliteit van de kopie

Nadere informatie

Voor een veilig en juist gebruik, zorg ervoor dat u de Veiligheidsinformatie leest voordat u het apparaat gebruikt. Gebruiksaanwijzing

Voor een veilig en juist gebruik, zorg ervoor dat u de Veiligheidsinformatie leest voordat u het apparaat gebruikt. Gebruiksaanwijzing Voor een veilig en juist gebruik, zorg ervoor dat u de Veiligheidsinformatie leest voordat u het apparaat gebruikt. Gebruiksaanwijzing INHOUDSOPGAVE Hoe werkt deze handleiding?...10 Inleiding... 10 Wettelijk

Nadere informatie

Printerinstellingen wijzigen 1

Printerinstellingen wijzigen 1 Printerinstellingen wijzigen 1 U kunt de instellingen van de printer wijzigen met de toepassingssoftware, het Lexmark printerstuurprogramma, het bedieningspaneel of het bedieningspaneel op afstand van

Nadere informatie

Handleiding voor afdrukkwaliteit

Handleiding voor afdrukkwaliteit Pagina 1 van 7 Handleiding voor afdrukkwaliteit Veel problemen met de afdrukkwaliteit kunnen worden opgelost door supplies of printeronderdelen te vervangen die bijna het einde van hun levensduur hebben

Nadere informatie

Uw gebruiksaanwijzing. SHARP AL-1633/1644 http://nl.yourpdfguides.com/dref/1289396

Uw gebruiksaanwijzing. SHARP AL-1633/1644 http://nl.yourpdfguides.com/dref/1289396 U kunt de aanbevelingen in de handleiding, de technische gids of de installatie gids voor. U vindt de antwoorden op al uw vragen over de in de gebruikershandleiding (informatie, specificaties, veiligheidsaanbevelingen,

Nadere informatie

LASERJET ENTERPRISE MFP. Naslaggids

LASERJET ENTERPRISE MFP. Naslaggids LASERJET ENTERPRISE MFP Naslaggids M725dn M725f M725z M725z+ Een opgeslagen taak afdrukken Volg de onderstaande procedure om een taak af te drukken die in het apparaatgeheugen is opgeslagen. 1. Raak in

Nadere informatie

IRIScan Anywhere 5. Scan anywhere, go paperless! PDF. Mobile scanner & OCR software. for Windows and Mac

IRIScan Anywhere 5. Scan anywhere, go paperless! PDF. Mobile scanner & OCR software. for Windows and Mac IRIScan Anywhere 5 PDF Scan anywhere, go paperless! for Windows and Mac Mobile scanner & OCR software Van start gaan Deze verkorte handleiding helpt u om aan de slag te gaan met de IRIScan TM Anywhere

Nadere informatie

Handleiding instellingen vrijgave van afdrukken

Handleiding instellingen vrijgave van afdrukken Handleiding instellingen vrijgave van afdrukken INHOUDSOPGAVE OVER DEZE HANDLEIDING............................................................................. 2 FUNCTIE AFDRUKVRIJGAVE...........................................................................

Nadere informatie

Wifi-instellingengids

Wifi-instellingengids Wifi-instellingengids Wifi-verbindingen met de printer Verbinding met een computer maken via een wifi-router Direct verbinding maken met een computer Verbinding met een smartapparaat maken via een wifi-router

Nadere informatie

BEKNOPTE HANDLEIDING INHOUD. voor Windows Vista

BEKNOPTE HANDLEIDING INHOUD. voor Windows Vista BEKNOPTE HANDLEIDING voor Windows Vista INHOUD Hoofdstuk 1: SYSTEEMVEREISTEN...1 Hoofdstuk 2: PRINTERSOFTWARE INSTALLEREN ONDER WINDOWS...2 Software installeren om af te drukken op een lokale printer...

Nadere informatie