Gebruiksaanwijzing Gebruikershandleiding

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Gebruiksaanwijzing Gebruikershandleiding"

Transcriptie

1 Voor een veilig en juist gebruik, zorg ervoor dat u de "Veiligheidsinformatie" leest voordat u het apparaat gebruikt. Gebruiksaanwijzing Gebruikershandleiding

2

3 INHOUDSOPGAVE Hoe werkt deze handleiding?... 6 Inleiding...6 Wettelijk verbod... 6 Disclaimer...6 Het IP-adres... 7 Verschillen in prestaties/functies tussen verschillende modellen...7 Modelspecifieke informatie... 8 Belangrijke veiligheidsvoorschriften... 9 Gebruikersinformatie over elektrische en elektronische apparaten...9 Advies met betrekking tot het milieu...9 Opmerking m.b.t. het batterij-/accusymbool (alleen voor EU-landen)...10 Opmerkingen voor gebruikers van de faxeenheid...11 OPMERKINGEN VOOR GEBRUIKERS (NIEUW-ZEELAND) Belangrijke veiligheidsvoorschriften Opmerkingen voor gebruikers van de staat Californië ENERGY STAR-programma Overzicht van het apparaat Overzicht van alle apparaatonderdelen Buitenkant Binnenkant Bedieningspaneel Eerste setup...21 Wat is Smart Organizing Monitor? Netwerkinstellingen configureren Het LAN-type omschakelen De instellingen van het IP-adres configureren via het bedieningspaneel De draadloze LAN-instellingen opgeven Papier plaatsen Ondersteund papier...33 Niet aanbevolen papiertypen...35 Afdrukgebied...36 Papier plaatsen...39 Papier plaatsen in lade

4 Papier in de handinvoer plaatsen...43 De papiersoort en het papierformaat opgeven via het bedieningspaneel...44 De papiersoort en het papierformaat opgeven met Smart Organizing Monitor Originelen plaatsen Originelen...48 Originelen op de glasplaat leggen...50 Originelen in de automatische documentinvoer leggen Documenten afdrukken Basisbewerking Dubbelzijdig afdrukken...54 Een afdruktaak annuleren Als papier niet overeenkomt...57 Doorgaan met afdrukken met papier dat niet overeenkomt De afdruktaak resetten Originelen kopiëren Het kopieerapparaatscherm Basisbewerking Een kopie annuleren...61 Vergrote of verkleinde kopieën maken Verkleinen/vergroten opgeven...63 Meerdere pagina's combineren Combineren opgeven voor kopiëren...65 Beide zijden van een identiteitsbewijs op één zijde kopiëren...67 Een identiteitsbewijs kopiëren...67 Dubbelzijdige kopieën maken Dubbelzijdig kopiëren opgeven...71 De scaninstellingen opgeven Instelling van de afbeeldingsdichtheid...73 Het documenttype selecteren aan de hand van het origineel Originelen scannen Het scannerscherm...75 De scanbestemming registreren De scanbestemming registreren

5 Basisbewerking Scannen naar /FTP/Map Basisbewerkingen voor Scannen naar USB...80 De scaninstellingen opgeven Het scanformaat opgeven aan de hand van het origineelformaat Beeldbelichting aanpassen...82 Resolutie opgeven...83 Vanaf een computer scannen...85 TWAIN-scanner gebruiken...85 TWAIN-scannen Basisbewerking voor WIA-scannen Een fax verzenden en ontvangen Faxapparaatscherm...89 De datum en tijd instellen...90 Tekens invoeren...91 Faxbestemmingen registreren Faxbestemmingen registreren Faxbestemmingen wijzigen of verwijderen Faxbestemmingen configureren met Smart Organizing Monitor Een fax versturen De verzendingsmodus selecteren...95 Basisbewerking voor het versturen van een fax De faxbestemming opgeven Handige verstuurfuncties De scaninstellingen opgeven De faxfunctie gebruiken vanaf een computer (pc-fax) Basisbewerkingen voor het versturen van faxen vanaf een computer Verzendinstellingen configureren Het pc-faxadresboek configureren Een voor-/achterblad van een fax bewerken Een fax ontvangen Ontvangstmodus selecteren Lijsten/rapporten met betrekking tot de faxfunctie

6 7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Basisbewerking Instellingen voor kopieereigenschappen Instellingen van faxeigenschappen Instellingen scannereigenschappen Instellingen voor het adresboek Systeeminstellingen Lijsten/rapporten afdrukken De configuratiepagina afdrukken Rapporttypen Instellingen voor printereigenschappen Netwerkinstellingen Het apparaat configureren met hulpprogramma's Web Image Monitor gebruiken De beginpagina weergeven De taal van de interface wijzigen Menu De apparaatinstellingen wijzigen Lijst met instellingen Smart Organizing Monitor gebruiken De statusinformatie controleren De apparaatinstellingen configureren De configuratiepagina of testpagina afdrukken De firmware updaten Het apparaat onderhouden De printcartridge vervangen Aandachtspunten bij het schoonmaken De binnenkant van het apparaat schoonmaken De glasplaat schoonmaken De ADF schoonmaken Problemen oplossen Veelvoorkomende problemen Problemen met papierdoorvoer

7 Een papierstoring verwijderen Vastgelopen papier in de scanner verwijderen Problemen met de afdrukkwaliteit De toestand van het apparaat controleren Problemen met de printer Afdrukposities komen niet overeen met het computerscherm Problemen met kopiëren Problemen met de scanner Problemen met faxen Fout- en statusmeldingen op het bedieningspaneel Meldingen op het display Fout- en statusmeldingen die in Smart Organizing Monitor worden weergegeven Er worden fout- en statusmeldingen in het pc-fax-venster weergegeven Bijlage Opmerkingen over de toner Het apparaat verplaatsen en vervoeren Het apparaat weggooien Waar kan ik meer informatie krijgen? Verbruiksartikelen Inktcartridge Specificaties van het apparaat Algemene functie Specificaties Specificaties van de printerfunctie Specificaties van de kopieerfunctie Specificaties van de scanfunctie Specificaties van de faxfunctie Handelsmerken INDEX

8 Hoe werkt deze handleiding? Inleiding Deze handleiding bevat gedetailleerde instructies en opmerkingen over de bediening en het gebruik van dit apparaat. Lees voor uw eigen veiligheid deze handleiding zorgvuldig door voordat u het apparaat gaat gebruiken. Bewaar deze handleiding op een handige plaats binnen handbereik. Wettelijk verbod Kopieer of druk geen documenten af waarvan de reproductie verboden is door de wet. Het kopiëren of afdrukken van de volgende documenten is over het algemeen verboden door plaatselijke wetgeving: bankbiljetten, belastingzegels, obligaties, aandeelcertificaten, bankcheques, cheques, paspoorten, rijbewijzen. De bovenstaande lijst is alleen bedoeld als richtlijn en is zeker niet volledig. Wij accepteren geen aansprakelijkheid voor de volledigheid of nauwkeurigheid ervan. Als u vragen heeft betreffende de wettelijkheid van het kopiëren of afdrukken van sommige documenten, neem dan contact op met uw wettelijk adviseur. Disclaimer De inhoud van deze handleiding kan zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Tot de maximale mate die is omschreven in de betreffende wetten, is de fabrikant in geen enkel geval aansprakelijk voor enige schade die voortvloeit uit storingen van dit product, verlies van opgeslagen gegevens of het gebruik of het niet gebruiken van dit product en de gebruikershandleidingen die zijn meegeleverd. Zorg ervoor dat u altijd een kopie heeft of back-ups maakt van de gegevens die op dit apparaat staan opgeslagen. Documenten of gegevens kunnen mogelijk gewist worden vanwege bedieningsfouten of apparaatstoringen. De fabrikant is in geen enkel geval aansprakelijk voor documenten die door u zijn gemaakt met behulp van dit apparaat of voor de resultaten die voortvloeien uit het gebruik van gegevens door u. Voor een goede afdrukkwaliteit adviseert de fabrikant u om de originele toner van de fabrikant te gebruiken. De fabrikant is niet aansprakelijk voor eventuele schade of kosten die kunnen voortvloeien uit het gebruik van onderdelen die geen originele onderdelen van de fabrikant zijn bij uw kantoorapparatuur. In deze handleiding gebruiken we twee soorten vermeldingen voor de afmetingen. 6

9 Sommige illustraties of toelichtingen in deze handleiding verschillen mogelijk van uw product wegens verbetering of verandering van het product. Het IP-adres In deze handleiding verwijst 'IP-adres' naar zowel de IPv4- als de IPv6-omgeving. Lees de instructies door die betrekking hebben op de omgeving die u gebruikt. Verschillen in prestaties/functies tussen verschillende modellen De verschillen in hoofdprestaties/functies van verschillende modellen zijn als volgt: Type 1 Type 2 Type 3 Type 4 Model SP 204SF SP 204SFN SP 204SN SP 204SFNw Fax Beschikbaar (standaard) Beschikbaar (standaard) Niet beschikbaar Beschikbaar (Standaard) Ethernetpoort (netwerk) Niet beschikbaar Beschikbaar (standaard) Beschikbaar (standaard) Beschikbaar (Standaard) Scannerfuncties die via het bedieningspaneel en Smart Organizing Monitor toegankelijk zijn Scannen naar e- mail/ftp/map/usb Web Image Monitor Niet beschikbaar Niet beschikbaar Niet beschikbaar Beschikbaar Beschikbaar Beschikbaar Beschikbaar Beschikbaar Beschikbaar Beschikbaar Beschikbaar Beschikbaar Draadloos LAN Niet beschikbaar Niet beschikbaar Niet beschikbaar Beschikbaar 7

10 Modelspecifieke informatie In dit gedeelte wordt uitgelegd tot welke regio uw apparaat behoort. Op de achterkant van het apparaat bevindt zich een sticker op de plaats die hieronder wordt weergegeven. De sticker bevat gegevens waarmee de regio van uw apparaat wordt geïdentificeerd. Lees wat er op de sticker staat. CTT110 De volgende informatie is regiospecifiek. Lees de informatie onder het symbool dat overeenkomt met de regio van uw apparaat. (voornamelijk in Europa en Azië) Als de sticker de volgende informatie bevat, is uw apparaat een Regio A-model: CODE XXXX V (voornamelijk in Noord-Amerika) Als de sticker de volgende informatie bevat, is uw apparaat een Regio B-model: CODE XXXX V De afmetingen in deze handleiding worden gegeven in twee meeteenheden: metrisch en in inches. Als uw apparaat een model uit regio A is, raadpleegt u de metrische meeteenheid. Als uw apparaat een model uit regio B is, raadpleegt u de meeteenheid in inch. 8

11 Belangrijke veiligheidsvoorschriften Gebruikersinformatie over elektrische en elektronische apparaten Voor gebruikers in landen waar het symbool zoals hier is afgebeeld is gespecificeerd in de nationale wetgeving aangaande de verwerking van elektronisch afval Onze producten bevatten hoogwaardige componenten en zijn ontworpen om het recyclen te vergemakkelijken. Onze producten of productverpakkingen zijn gemarkeerd met het onderstaande symbool. Het symbool geeft aan dat het product niet mag worden behandeld als huishoudelijk afval. Als u het apparaat wilt afdanken, doe dit dan via de aangewezen afvalverzamelingsystemen die hiervoor ter beschikking gesteld zijn. Door deze instructies na te leven, bent u zeker dat dit product op de juiste manier wordt verwerkt en helpt u de mogelijke nadelige gevolgen voor het milieu en de openbare gezondheid, die het resultaat kunnen zijn van een foutieve verwerking van het product, te beperken. Het recyclen van producten is ten behoeve van het behoud van de natuurlijke grondstoffen en ter bescherming van het milieu. Voor meer informatie over inzamelsystemen en de recycling van dit product neemt u contact op met de winkel waar u het product gekocht heeft, of met uw plaatselijke dealer of leverancier. Alle overige gebruikers Als u dit product wilt afvoeren, neem dan contact op met uw gemeente of provincie, de winkel waar u dit product gekocht heeft, uw plaatselijke dealer of uw leverancier. Advies met betrekking tot het milieu Gebruikers in de EU, Zwitserland en Noorwegen Rendement van verbruiksartikelen Raadpleeg de Gebruikershandleiding voor deze informatie of de verpakking van het verbruiksartikel. 9

12 Gerecycled papier Het apparaat kan gerecycled papier verwerken dat is geproduceerd volgens de Europese norm EN 12281:2002 of DIN Voor producten die gebruik maken van de EP-printtechnologie, kan het apparaat afdrukken op papier van 64 g/m 2. Dit papier bevat minder ruwe materialen en is gemaakt met een lagere hoeveelheid nieuw gewonnen grondstoffen. Dubbelzijdig afdrukken (indien van toepassing) Met dubbelzijdig afdrukken maakt u gebruik van beide zijden van het papier. Dit bespaart papier en vermindert het aantal vellen per afgedrukt document. We raden u aan om dubbelzijdig afdrukken standaard in te schakelen, zodat u altijd dubbelzijdig afdrukt. Recycleprogramma voor toner- en inktcartridges U kunt toner- en inktcartridges gratis inleveren, zodat deze gerecycled worden. Dit gebeurt in overeenstemming met de milieuvoorschriften van uw gemeente. Voor meer informatie over het recycleprogramma, zie onze website of raadpleeg uw servicevertegenwoordiger. Energiezuinig De hoeveelheid elektriciteit die een apparaat verbruikt is zowel afhankelijk van zijn specificaties als van de manier waarop u er gebruik van maakt. Het apparaat is speciaal ontworpen om uw elektriciteitskosten te verminderen door over te schakelen naar de modus 'Gereed' nadat de laatste pagina is afgedrukt. Indien nodig kan het apparaat vanuit deze modus direct afdrukken. Als u geen extra afdrukken meer hoeft te maken en de opgegeven tijdsperiode verstrijkt, schakelt het apparaat over naar de energiespaarstand. In deze modi verbruikt het apparaat minder elektriciteit (Watt). Als het apparaat weer moet afdrukken, heeft het iets langer nodig om te herstellen uit de energiespaarstand dan uit de modus 'Gereed'. Als u een maximale energiebesparing wilt behalen, adviseren wij u om de standaardinstelling voor elektriciteitsbeheer te gebruiken. Producten die voldoen aan de Energy Star-vereisten zijn altijd energiezuinig. Opmerking m.b.t. het batterij-/accusymbool (alleen voor EU-landen) Overeenkomstig de Batterijrichtlijn 2006/66/EC artikel 20, Informatie voor eindgebruikers, bijlage II, wordt het hierboven weergegeven symbool weergegeven op batterijen en accu's. 10

13 Dit symbool geeft aan dat in de Europese Unie gebruikte batterijen en accu's gescheiden van uw huishoudelijke afval afgevoerd moeten worden. In de EU bestaan aparte inzamelingssystemen voor elektrische en elektronische apparaten, maar ook voor batterijen en accu's. Zorg ervoor dat u deze op de juiste wijze inlevert bij uw lokale afvalinzamelings-/recyclingcentrum. Opmerkingen voor gebruikers van de faxeenheid Verklaring van conformiteit Melding aan gebruikers in de EER-landen Dit product voldoet aan de essentiële vereisten en voorwaarden van Richtlijn 1999/5/EG van het Europese Parlement en van de Raad van 9 maart 1999 over radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit. Melding aan gebruikers die analoge PSTN gebruiken in de EER-landen Dit product is ontworpen om toegang te krijgen tot analoge Public Switched Telephone Networks (PSTN) in alle landen van de Europese Economische Ruimte. Lokale PSTN-compatibiliteit is afhankelijk van de instellingen van de softwareschakelaars. Neem contact op met uw servicevertegenwoordiger als u dit product verplaatst naar een ander land. Neem in geval van problemen in eerste instantie contact op met uw servicevertegenwoordiger. De CE-verklaring van overeenstemming is beschikbaar via de volgende URL: waarna u vervolgens het desbetreffende product aanklikt. OPMERKINGEN VOOR GEBRUIKERS (NIEUW-ZEELAND) Het recht op een Telepermit voor aansluitapparatuur geeft alleen aan dat Telecom bevestigt het apparaat aan de minimum voorwaarden voor verbinding met het netwerk voldoet. Het geeft verder geen goedkeuring van het product door Telecom, noch biedt het enige vorm van garantie. Bovenal biedt het geen zekerheid dat het product juist zal werken in combinatie met een ander product met een Telepermit van een ander merk of model, noch houdt het in dat het product compatibel is met alle netwerkdiensten van Telecom. Dit apparaat is niet geschikt, onder welke conditie dan ook, voor juist gebruik met een hogere snelheid dan waar het voor ontworpen is. Telecom accepteert geen enkele verantwoordelijkheid indien er moeilijkheden ontstaan onder zulke omstandigheden. Het geheugen van apparaten die op de telefoonpoort zijn aangesloten kan worden gewist als dit faxapparaat gedurende lange tijd online is. Om dit te voorkomen, moeten dergelijke apparaten een batterij bevatten of de mogelijkheid bieden om een back-up van het geheugen te maken. 11

14 Dit apparaat kan rinkelen als er bepaalde andere apparaten op dezelfde lijn zijn aangesloten. Als dit gebeurt, mag dit niet gemeld worden bij de klantenservice van uw telecombedrijf (Telecom Faults Service). Dit apparaat moet niet gebruikt worden in omstandigheden die kunnen leiden tot overlast bij andere Telecom-klanten. Apparatuur met een Telepermit mag alleen worden aangesloten op de externe telefoonpoort. De externe telefoonpoort is niet specifiek ontworpen voor apparatuur met een aansluiting met drie draden en deze reageert mogelijk niet op een binnenkomend oproepsignaal bij aansluiting op deze poort. 12

15 Belangrijke veiligheidsvoorschriften Opmerkingen voor gebruikers van de staat Californië Perchloormaterialen - speciale behandeling is mogelijk van toepassing. Zie: hazardouswaste/perchlorate 13

16 ENERGY STAR-programma ENERGY STAR -programmavereisten voor beeldmateriaal De ENERGY STAR -programmavereisten voor beeldmateriaal moedigen milieubehoud aan via het promoten van energiebesparende computers en andere kantooruitrustingen. Het programma ondersteunt de ontwikkeling en verdeling van producten met energiebesparende functies. Het is een open programma waaraan fabrikanten op vrijwillige basis kunnen deelnemen. Beoogde producten zijn computers, beeldschermen, printers, faxapparaten, kopieerapparaten, scanners, en multifunctionele apparaten. De Energy Star-maatstaven en -logo's zijn internationaal uniform. Dit apparaat is uitgerust met de volgende energiebesparende standen: energiespaarstand 1 en energiespaarstand 2. Het apparaat komt uit de energiespaarstand als er een afdruktaak wordt ontvangen, er een ontvangen fax wordt afgedrukt of als er een knop wordt ingedrukt. Energiespaarstand 1 Dit apparaat gaat na 30 tellen automatisch over in energiespaarstand 1 nadat de laatste bewerking is voltooid. Energiespaarstand 2 Dit apparaat gaat na 1 minuut automatisch over in energiespaarstand 2 nadat de laatste bewerking is voltooid. Specificaties Energiespaarstand 1 Energieverbruik *1 40 W of minder Standaardinterval Hersteltijd *1 30 seconden 10 seconden of minder 14

17 Energiespaarstand 2 Energieverbruik *1 3,9 W of minder Standaardinterval Hersteltijd *1 1 minuut 17 seconden of minder * De hersteltijd en het energieverbruik kunnen variëren afhankelijk van de staat en de omgeving van het apparaat. 15

18 16

19 1. Overzicht van het apparaat Overzicht van alle apparaatonderdelen In dit deel staan de namen van de verschillende onderdelen van de voor- en achterkant van het apparaat samen met een beschrijving van hun functie. Buitenkant Type 1 modellen zijn niet uitgerust met een ethernetpoort of een USB-geheugenkaartpoort. Type 3 modellen zijn niet uitgerust met een Lijn- en TEL-poort CTT Glasplaat Plaats hier originelen vel voor vel. 2. Bedieningspaneel Bevat een touchscreen display en knoppen voor de bediening van het apparaat. 3. Voorpaneel Open dit paneel om verbruiksartikelen te vervangen of om vastgelopen papier te verwijderen. 4. Papierstopper Zet dit klepje omhoog om te voorkomen dat het papier eraf valt. 17

20 1. Overzicht van het apparaat 5. Handinvoer Deze lade kan één vel normaal papier bevatten. 6. Lade 1 Deze lade kan maximaal 150 vellen normaal papier bevatten. 7. USB-poort voor geheugenkaart Steek een USB-geheugenkaart in het apparaat om gescande bestanden op te slaan met de Scannen naar USB-functie. 8. Aan-/uitschakelaar Gebruik deze schakelaar om het apparaat aan of uit te zetten. 9. Voeding Hier sluit u de stroomkabel op het apparaat aan. Steek de stekker van de kabel in een stopcontact. 10. Automatische documentinvoer (glasplaatklep) De ADF is in de klep van de glasplaat geïntegreerd. Open deze klep om documenten op de glasplaat te plaatsen. 11. ADF-invoerlade Plaats hier stapeltjes originelen. Ze worden automatisch ingevoerd. De lade kan maximaal 15 vellen normaal papier bevatten. 12. ADF-paneel Open deze klep om originelen die zijn vastgelopen in de ADF te verwijderen. 13. Achterklep Open deze klep om vellen papier met de bedrukte zijde naar boven te plaatsen of om vastgelopen papier te verwijderen. 14. Lijn- en TEL-poort Bovenste poort: poort voor externe telefoonverbinding. Onderste poort: G3 (analoog) lijn-interface-poort voor telefoonlijnverbinding. 15. USB-poort Gebruik deze poort om het apparaat op een computer aan te sluiten met een USB-kabel. 16. Ethernetpoort Gebruik deze poort om het apparaat met een ethernetkabel op het netwerk aan te sluiten. 17. Ladeklep Bevestig deze klep als u de lade eruit trekt. 18

21 Overzicht van alle apparaatonderdelen Binnenkant 1 CTT Printcartridge Dit verbruiksartikel zorgt ervoor dat u afdrukken op papier kunt maken. Voor meer informatie over het vervangen van de cartridge raadpleegt u Pag. 161 "De printcartridge vervangen". Bedieningspaneel Uw bedieningspaneel kan afwijken van de afbeelding hieronder, afhankelijk van het land waarin u zich bevindt. De positie van de knoppen is afhankelijk van het model. Type 1 modellen zijn niet uitgerust met de [Scanner]-knop. Type 3 modellen zijn niet uitgerust met de [Fax]-knop en de [Snelkiezen]-knop. Type 3 modellen zijn uitgerust met de [ID-kaart kopiëren]-knop in plaats van de [ID-kaart kopiëren/direct kiezen]-knop CTT [Fax]-knop Gebruik deze knop om het apparaat naar faxmodus over te schakelen. 19

22 1. Overzicht van het apparaat 2. [Kopieerapparaat]-knop Gebruik deze knop om het apparaat naar kopieerapparaatmodus over te schakelen. 3. [Snelkiezen]-knop Gebruik deze knop om een fax te verzenden via een geregistreerd snelkiesnummer. 4. [ID-kaart kopiëren/direct kiezen]-knop Als het apparaat in de kopieerapparaatmodus staat, kunt u met deze knop een kopie maken van een identiteitskaart of de instellingen voor het kopiëren van een identiteitskaart aanpassen. Als het apparaat in faxmodus staat, kunt u met deze knop direct kiezen. 5. [Gebruikersinstellingen]-knop Druk hierop om het menu weer te geven voor het configureren van de systeeminstellingen van het apparaat. 6. [OK]-knop Gebruik deze knop om instellingen en opgegeven instellingswaarden te bevestigen of om naar het volgende menuniveau te gaan. 7. [Wis/Stop]-knop Gebruik deze knop om het afdrukken van een taak, het kopiëren van een document, het scannen, het verzenden/ontvangen van een fax en andere actieve taken te annuleren of stoppen. 8. [Start]-knop Gebruik deze knop om het verzenden/ontvangen van faxen te starten of om te scannen of te kopiëren. 9. [Scanner]-knop Gebruik deze knop om het apparaat naar scanmodus over te schakelen. 10. Indicatielampje apparaat aan/uit Dit indicatielampje brandt blauw als het apparaat aan staat. Het lampje knippert als er een afdruktaak is ontvangen en als tijdens het afdrukken, scannen of faxen de functie verzenden/ontvangen aan de gang is. 11. Display Geeft huidige status en meldingen weer. 12. Waarschuwingsindicatielampje Dit indicatielampje brandt rood als het papier of de verbruiksartikelen in het apparaat op zijn, als de papierinstellingen niet met de instellingen overeenkomen die in het stuurprogramma zijn opgegeven of als er andere storingen optreden. Het lampje knippert langzaam als de toner in het apparaat bijna op is. 13. Scrolltoetsen Druk op deze knoppen om de cursor in elke gewenste richting te bewegen. 14. Cijfertoetsen Gebruik deze knoppen om cijfers in te voeren als u instellingen opgeeft zoals faxnummers en kopieeraantallen. U kunt ze ook gebruiken om letters mee in te voeren als u namen opgeeft. 20

23 Eerste setup Eerste setup Als u het apparaat voor de eerste keer inschakelt, dient u de volgende items in te stellen. Selecteer elke instelling met [ ], [ ] of met de cijfertoetsen en druk vervolgens op de [OK]-knop. [Taal] [Landcode] [Jaar] [Maand] [Dag] Datumindeling Tijdsindeling [Uur: 0-23] [Minuut: 0-59] Het type 3 model is niet uitgerust met de beginsetup-functie. 21

24 1. Overzicht van het apparaat Wat is Smart Organizing Monitor? Installeer dit hulpprogramma vanaf de meegeleverde cd-rom op uw computer. Zie de Software-installatiehandleiding voor meer informatie over het installeren van Smart Organizing Monitor. Smart Organizing Monitor bevat de volgende functies: Geeft de status van het apparaat weer Geeft berichten over vastgelopen papier en andere foutmeldingen weer. Instellingen voor papierformaat en -type Geeft de instellingen voor papierformaten of -types die beschikbaar zijn op dit apparaat weer. Test- en configuratiepagina's afdrukken Drukt lijsten/rapporten af voor het controleren van de instellingenlijst voor dit apparaat en andere informatie. Het IPv4-adres aanpassen Hiermee kunt u het IPv4-adres opgeven. De systeeminstellingen wijzigen Hiermee kunt u de aangepaste instellingen voor het papierformaat en andere instellingen op dit apparaat wijzigen. De netwerkscanner aanpassen Hiermee kunt u de scanbestemming toevoegen, wijzigen of verwijderen en de servereigenschappen wijzigen. De snelkiesfunctie wijzigen Snelkiesinstellingen opslaan, wijzigen of verwijderen De instellingen van het draadloos LAN wijzigen Hiermee kunt u de instellingen van het draadloos LAN handmatig configureren. Voor meer informatie over basisinstructies bij het gebruik van Smart Organizing Monitor raadpleegt u Pag. 143 "Het apparaat configureren met hulpprogramma's". 22

25 Netwerkinstellingen configureren Netwerkinstellingen configureren In dit onderdeel wordt beschreven hoe de vereiste instellingen dienen te worden geconfigureerd als u het apparaat op een netwerk wilt gebruiken. De instellingen voor Ethernet en draadloos LAN kunnen niet tegelijkertijd worden ingeschakeld. Met behulp van de meegeleverde cd-rom kunt u stuurprogramma's installeren en de netwerkinstellingen configureren. Voor meer informatie raadpleegt u de Softwareinstallatiehandleiding. Het LAN-type omschakelen Hier kunt u kiezen uit [Ethernet] en [Draadloos LAN]. U hoeft deze instelling alleen maar te configureren voor het Type 4-model. 1. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen]. CTT Druk op [ ] of [ ] om [Netwerkinstellingen] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]- knop. 3. Druk op [ ] of [ ] om [LAN-type] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 4. Druk op [ ] of [ ] om [Ethernet] of [Draadloos LAN] te selecteren. Druk tot slot op de [OK]-knop. Als er een instelling gewijzigd is, start het apparaat automatisch opnieuw op. De instellingen van het IP-adres configureren via het bedieningspaneel De stappen om de netwerkinstellingen te configureren variëren afhankelijk van of de informatie over het IP-adres automatisch door het netwerk (DHCP) wordt toegewezen of dat dit handmatig gebeurt. 23

26 1. Overzicht van het apparaat Selecteer voor Type 4 [Draadloos LAN] in [LAN-type] om de draadloze LAN-verbinding tot stand te brengen of selecteer [Ethernet] in [LAN-type] om de bekabelde LAN-verbinding tot stand te brengen. Voor meer informatie over het configureren van het IPv4-adres, zie de Softwareinstallatiehandleiding. U kunt het IP-adres ook met Web Image Monitor configureren. Voor meer informatie over de configuratie van het IP-adres, zie Pag. 143 "Web Image Monitor gebruiken". Het apparaat instellen zodat het automatisch een IPv6-adres verkrijgt Alleen met een DHCP-server op het netwerk kan het apparaat automatisch een IPv6-adres krijgen. Controleer of [DHCPv6] is ingesteld op [Inschakelen] in [IPv6] in Web Image Monitor. Voor informatie over het opstarten van Web Image Monitor, zie Pag. 143 "Web Image Monitor gebruiken". 1. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen]. CTT Druk op [ ] of [ ] om [Netwerkinstellingen] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]- knop. Selecteer voor Type 4 [WiFi-instellingen] in [Netwerkinstellingen] om de draadloze LANverbinding tot stand te brengen. 3. Druk op [ ] of [ ] en selecteer [IPv6-adres apparaat]. Druk vervolgens op de [OK]- knop. 4. Druk op [ ] of [ ] om [IPv6 gebruiken] te selecteren en druk daarna op de [OK]-knop. 24

27 Netwerkinstellingen configureren 5. Controleer of [IPv6 gebruiken] is ingesteld op [Aan]. Als de instelling gewijzigd is, start het apparaat automatisch opnieuw op. Druk op de [Gebruikersinstellingen]-knop om de tijd die het apparaat nodig heeft om opnieuw op te starten, over te slaan. Het IPv6-adres van het apparaat handmatig toewijzen Het IPv6-adres dat het apparaat toegewezen krijgt, mag niet door een ander apparaat op hetzelfde netwerk gebruikt worden. Controleer of [DHCPv6] is ingesteld op [Uitschakelen] in [IPv6] in Web Image Monitor. Voor informatie over het opstarten van Web Image Monitor, zie Pag. 143 "Web Image Monitor gebruiken". 1. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen]. CTT Druk op [ ] of [ ] om [Netwerkinstellingen] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]- knop. Selecteer voor Type 4 [WiFi-instellingen] in [Netwerkinstellingen] om de draadloze LANverbinding tot stand te brengen. 3. Druk op [ ] of [ ] en selecteer [IPv6-adres apparaat]. Druk vervolgens op de [OK]- knop. 4. Druk op [ ] of [ ] om [IPv6 gebruiken] te selecteren en druk daarna op de [OK]-knop. 5. Controleer of [IPv6 gebruiken] is ingesteld op [Aan]. Als deze instelling is gewijzigd, start het apparaat automatisch opnieuw op voordat de stappen allemaal zijn doorlopen. Wacht in dat geval tot het apparaat helemaal is opgestart, herhaal stap 1, 2 en 3 en ga dan verder met de volgende stap. 6. Druk op [ ] of [ ] om [Adres handm. config.] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. 7. Druk op [ ] of [ ] om [IP-adres] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. 25

28 1. Overzicht van het apparaat 8. Voer het IPv6-adres van het apparaat met de cijfertoetsen in. 9. Voer de waarden van alle velden in. Druk vervolgens op de [OK]-knop. Als deze instelling is gewijzigd, start het apparaat automatisch opnieuw op voordat de stappen allemaal zijn doorlopen. Wanneer dit gebeurt, wacht u tot het apparaat opnieuw is opgestart en herhaalt u de procedure, waarbij u stap 4, 5, 7, 8 en 9 overslaat. 10. Druk op [ ] of [ ] en selecteer [Prefixlengte]. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 11. Voer het kengetal in met de cijfertoetsen en druk op de [OK]-knop. Als de instelling gewijzigd is, start het apparaat automatisch opnieuw op. Druk op de [Gebruikersinstellingen]-knop om de tijd die het apparaat nodig heeft om opnieuw op te starten, over te slaan. Configureer het IPv6-adres en installeer vervolgens het stuurprogramma. Zie de Installatiehandleiding software voor meer informatie over het installeren van het stuurprogramma. De draadloze LAN-instellingen opgeven Controleer of het [LAN-type] is ingesteld op [Draadloos LAN] in [Netwerkinstellingen]. Druk de lijst met netwerkinstellingen af voordat u de instellingen voor het draadloze LAN configureert zodat u de juiste informatie heeft om dit te doen. Zie de Handleiding WiFi-instellingen voor meer informatie. Zorg ervoor dat de ethernetkabel van het apparaat is ontkoppeld. Voor details over het configureren van de infrastructuurmodus, zie de Handleiding WiFiinstellingen. De ad-hoc modus via het bedieningspaneel configureren In een ad-hocnetwerk moet aan elk apparaat handmatig een IP-adres voor TCP/IP worden toegewezen als er geen DHCP-server is. Indien de communicatiemodus is ingesteld op [ Ad-hoc modus], kunnen [WPA2 - PSK - AES] en [WPA/ WPA2 Gem. modus] in [Beveiligingsmethode] niet worden geselecteerd. 26

29 Netwerkinstellingen configureren 1. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen]. CTT Druk op [ ] of [ ] om [Netwerkinstellingen] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]- knop. 3. Druk op [ ] of [ ] om [WiFi-instellingen] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]- knop. 4. Druk op [ ] of [ ] om [WiFi-verbinding] te selecteren en druk vervolgens op de knop [OK]. 5. Druk op [ ] of [ ] om [ Ad-hoc modus] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. 6. Voer het SSID in en druk vervolgens op de [OK]-knop. SSID invoeren Null De tekens die kunnen worden gebruikt zijn ASCII 0x20-0x7e (32 tekens). 7. Druk op [ ] of [ ] om het kanaalnummer te selecteren en druk vervolgens op de [OK]- knop. Kanaalnummer 11 * 8. Selecteer de beveiligingsmethode. Beveiligingsmethode Open systeem - Geen * Als u [Open systeem - Geen] heeft geselecteerd, gaat u verder met stap

30 1. Overzicht van het apparaat 9. Druk op de [OK]-knop. 10. Selecteer de sleutellengte en druk vervolgens op de [OK]-knop. Sleutellengte 64 bit * 11. Selecteer de sleutelindeling en druk vervolgens op de [OK]-knop. Sleutelindeling ASCII * Het maximum aantal tekens dat kan worden ingevoerd in het wachtwoordveld is afhankelijk van de instellingen van [Sleutellengte] en [Sleutelindeling]. Geef instellingen op die overeenkomen met de volgende tabel: Beveiligingsmethode Sleutellengte Sleutelindeling WEP-sleutel (Maximum aantal tekens) Systeem starten Geen *1 Open systeem - WEP 64 bit ASCII 5 tekens Hexadecimaal 10 tekens 128 bit ASCII 13 tekens Hexadecimaal 26 tekens Gedeelde sleutel - WEP 64 bit ASCII 5 tekens Hexadecimaal 10 tekens 128 bit ASCII 13 tekens Hexadecimaal 26 tekens *1 De sleutellengte, sleutelindeling en WEP-sleutel kunnen niet worden geconfigureerd. 28

31 Netwerkinstellingen configureren 12. Voer het wachtwoord in (WEP-sleutel). Sleutel invoeren 1111_ 13. Druk op de [OK]-knop. Als er een instelling gewijzigd is, start het apparaat automatisch opnieuw op. Als de verbinding tot stand is gebracht, ziet u het bericht "Verbinden gelukt". Kan er geen verbinding tot stand worden gebracht, dan ziet u het bericht "Verbinding mislukt". Probeer in dit geval de instellingen opnieuw te configureren. Als [Statusrapport WiFi] is ingesteld op [Aan], wordt een rapport afgedrukt waarin het voltooien van de instelling voor het draadloos LAN wordt bevestigd. Tijdens de configuratie van [Open systeem - WEP] lijkt de verbinding tot stand te zijn gebracht, zelfs als u de verkeerde WEP-sleutel invoert en de verbinding mislukt. Voer in dit geval de juiste WEP-sleutel in. De Ad-hoc modus configureren met Smart Organizing Monitor U kunt de Ad-hoc modus ook configureren met behulp van Smart Organizing Monitor. Indien [Communicatiemodus:] is ingesteld op [ Ad-hoc modus], kunnen [WPA2 - PSK - AES] en [WPA/WPA2 Gem. modus] in [Beveiligingsmethode:] niet worden geselecteerd. 1. Sluit het apparaat op de computer aan met een USB-kabel. 2. Klik in het [Start]-menu op [Alle programma's]. 3. Klik op [Smart Organizing Monitor for SP xxx Series]. 4. Klik op [Smart Organizing Monitor for SP xxx Series Status]. 5. Als het apparaat dat u gebruikt, niet is geselecteerd, klik dan op [Apparaat select...] en selecteer vervolgens het apparaatmodel. 6. Klik op [OK]. 7. Klik op [Printerconfiguratie] op het tabblad [Gebruikerstool]. 8. Stel in het tabblad [WiFi] de optie [Communicatiemodus:] in op [ Ad-hoc modus]. 9. Voer bij [SSID:] het SSID in. De tekens die kunnen worden gebruikt zijn ASCII 0x20-0x7e (32 tekens). 10. Selecteer [Beveiligingsmethode:]. 29

32 1. Overzicht van het apparaat 11. Voer in het vak [Kanaalnummer] het kanaalnummer in. 12. Geef de juiste instellingen op voor [WEP / WPA / WPA2-instellingen]. Het maximum aantal tekens dat kan worden ingevoerd in [WEP-sleutel/ww.zin (PSK):] is afhankelijk van de instellingen voor [Sleutellengte:] en [Sleutelindeling:]. Geef instellingen op die overeenkomen met de volgende tabel: Beveiligingsmethode Sleutellengte Sleutelindeling WEP-sleutel (Maximum aantal tekens) Systeem starten Geen *1 Open systeem - WEP 64 bit ASCII 5 tekens Hexadecimaal 10 tekens 128 bit ASCII 13 tekens Hexadecimaal 26 tekens Gedeelde sleutel - WEP 64 bit ASCII 5 tekens Hexadecimaal 10 tekens 128 bit ASCII 13 tekens Hexadecimaal 26 tekens *1 De sleutellengte, sleutelindeling en WEP-sleutel kunnen niet worden geconfigureerd. 13. Voer [WEP-sleutel/ww.zin (PSK):] in. 14. Klik op [IPv4-configuratie] als het IPv4-adres geconfigureerd moet worden. Het IPv6-adres kan alleen geconfigureerd worden via Web Image Monitor of het configuratiescherm. 15. Klik op [OK]. Als er een instelling gewijzigd is, start het apparaat automatisch opnieuw op. Als de verbinding tot stand is gebracht, ziet u het bericht "Verbinden gelukt". Kan er geen verbinding tot stand worden gebracht, dan ziet u het bericht "Verbinding mislukt". Probeer in dit geval de instellingen opnieuw te configureren. Als [Statusrapport Draadloos LAN:] is ingesteld op [Aan], wordt een rapport afgedrukt waarin het voltooien van de draadloos LAN-instelling wordt bevestigd. 30

33 Netwerkinstellingen configureren Tijdens de configuratie van [Open systeem - WEP] lijkt de verbinding tot stand te zijn gebracht, zelfs als u de verkeerde WEP-sleutel invoert en de verbinding mislukt. Voer in dit geval de juiste WEP-sleutel in. 31

34 32 1. Overzicht van het apparaat

35 2. Papier plaatsen Ondersteund papier Papierformaat A4 8 1 / 2 " 11 " (Letter) 8 1 / 2 " 14 " (Legal) B5 5 1 / 2 " 8 1 / 2 " (Half Letter) 7 1 / 4 " 10 1 / 2 " (Executive) A5 A6 B6 16K ( mm) 16K ( mm) 16K ( mm) Aangepast papierformaat De volgende aangepaste papierformaten worden ondersteund: Breedte Lade 1: ongeveer mm (3,9-8,5 inch) Handinvoer: ongeveer mm (3,6-8,5 inch) Lengte Ongeveer mm (5,8-14 inch) Papiertype Normaal papier (65-99 g/m 2 (17-26 lb.)) Gerecycled papier (75-90 g/m 2 (20-24 lb.)) Dun papier (52-64 g/m lb.)) Dik papier ( g/m 2 (26,6-34 lb.)) Papiercapaciteit Lade vellen (70 g/m 2 19 lb.) 33

36 2. Papier plaatsen Handinvoer 1 vellen (70 g/m 2 19 lb.) 34

37 Niet aanbevolen papiertypen Niet aanbevolen papiertypen Gebruik de volgende papiertypen niet: Papier voor inkjetprinters Speciaal GelJet-papier Gegolfd, gevouwen of gekreukeld papier Opgekruld of verdraaid papier Gekreukt papier Vochtig papier Vuil of beschadigd papier Papier dat droog genoeg is om statische elektriciteit te veroorzaken Papier waarop al is afgedrukt, met uitzondering van een voorgedrukt briefhoofd. Storingen kunnen in het bijzonder worden verwacht, indien papier wordt gebruikt dat reeds door een andere dan een laserprinter is bedrukt (bijvoorbeeld door zwart/wit of kleurenkopieerapparaten, inkjetprinters, enz.) Speciaal papier, zoals thermisch papier of carbonpapier Papier dat zwaarder of lichter dan de limiet is Papier met vensters, gaatjes, perforaties, uitsparingen of reliëf Zelfklevende etikettenvellen waarvan de lijm of de onderlaag zichtbaar is Papier dat met paperclips of nietjes bijeen wordt gehouden Raak tijdens het plaatsen van papier het oppervlak van het papier niet aan. Zelfs als papier geschikt is voor het apparaat, kan papier dat niet juist wordt opgeslagen, leiden tot papierstoringen, een slechte afdrukkwaliteit of defecten. 35

38 2. Papier plaatsen Afdrukgebied De volgende illustratie laat het gedeelte van het papier zien waarop het apparaat kan adrukken. Van het printerstuurprogramma CHZ Afdrukgebied 2. Invoerrichting 3. Ongeveer 4,2 mm (0,2 inch) 4. Ongeveer 4,2 mm (0,2 inch) Het afdrukgebied kan variëren, afhankelijk van het papierformaat en de instellingen van het printerstuurprogramma. Pas de afdrukpositie aan door [Registratie] in [Systeeminstellingen] op te geven. 36

39 Afdrukgebied Kopieerfunctie CHZ Afdrukgebied 2. Invoerrichting 3. Ongeveer 4 mm (0,2 inch) 4. Ongeveer 3 mm (0,1 inch) Faxfunctie Het afdrukgebied kan variëren afhankelijk van het papierformaat CHZ Afdrukgebied 2. Invoerrichting 37

40 2. Papier plaatsen 3. Ongeveer 4,2 mm (0,2 inch) 4. Ongeveer 4,2 mm (0,2 inch) Het afdrukgebied kan variëren afhankelijk van het papierformaat. 38

41 Papier plaatsen Papier plaatsen Plaats een stapel papier om op af te drukken in de invoerlade. Als u papier plaatst, zorg er dan voor dat het papierformaat en het papiertype voor de handinvoer en lade 1 zijn geconfigureerd. Als u een document afdrukt, geef dan het papierformaat en het papiertype op en selecteer de papierlade in het printerstuurprogramma zodat de instellingen die geconfigureerd zijn als het papier is geplaatst, voor het afdrukken kunnen worden gebruikt. Om op papier uit lade 1 af te drukken, dient u het papier uit de handinvoer te verwijderen. Anders wordt het papier uit de handinvoer eerst ingevoerd. Plaats geen papier in de handinvoer als het apparaat aan het opwarmen is. Plaats geen papier in de handinvoer als de energiespaarmodus actief is. Gekruld papier kan vast komen te zitten. Strijk gekruld papier plat voordat u het papier plaatst. Papier plaatsen in lade 1 1. Trek lade 1 langzaam uit en haal deze er met beide handen uit. CTT062 Plaats de lade op een vlak oppervlak. 39

42 2. Papier plaatsen 2. Maak de klemmen aan de zijgeleiders vast en schuif deze tot het standaardformaat. CTT Knijp in de eindgeleider en schuif deze naar binnen tot het standaardformaat. CTT Waaier de stapel even los voordat u deze in de lade plaatst. 5. Plaats het papier zodanig dat de afdrukzijde naar beneden ligt. Zorg dat het papier niet hoger wordt gestapeld dan de bovenste limietmarkering binnenin de lade. CTT075 40

43 Papier plaatsen 6. Duw lade 1 voorzichtig recht in het apparaat. CTT029 Zorg om papierstoringen te voorkomen, dat de lade stevig is geplaatst. Om de vellen met de afdrukzijde naar boven te leveren, dient u de achterklep te openen. CTT094 Lade 1 uittrekken om papier te plaatsen 1. Trek lade 1 langzaam uit en haal deze er met beide handen uit. 2. Ontgrendel de vergrendelingen van het verlengstuk aan beide zijden van de lade en trek het verlengstuk uit. CTT077 Let op dat de binnenkant van het verlengstuk en de schaal uitgelijnd zijn. 41

44 2. Papier plaatsen U kunt de lengte van het verlengstuk in drie stappen aanpassen. Als u papier van A4-formaat of Letter-formaat gebruikt, pas de lengte dan aan tot de positie die wordt aangegeven met de markering " " in de lade. 3. Trek het verlengstuk uit en vergrendel het. CTT Volg stap 2 tot en met 6 in 'Papier in lade 1 plaatsen'. 5. Plaats de ladeklep. CTT095 Legal papier of papier met een aangepast formaat groter dan A4 moeten worden geplaatst zonder de ladeklep te bevestigen. 42

45 Papier plaatsen Papier in de handinvoer plaatsen 1. Open de handinvoer. CTT Schuif de zijgeleiders naar buiten, plaats het papier met de afdrukzijde naar boven en druk dit aan totdat het niet verder kan. CTT Pas de zijgeleiders aan de papierbreedte aan. Om de vellen met de afdrukzijde naar boven te leveren, dient u de achterklep te openen. CTT033 43

46 2. Papier plaatsen CTT094 De papiersoort en het papierformaat opgeven via het bedieningspaneel De papiersoort opgeven 1. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen]. CTT Druk op [ ] of [ ] om [Systeeminstellingen] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. Om het type op te geven van het papier in de handinvoer, selecteert u [Kopieereig.] en drukt u vervolgens op de [OK]-knop. 3. Druk op [ ] of [ ] om [Pap.instell. lade 1] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]- knop. Om het type op te geven van het papier in de handinvoer, selecteert u [Pap.instell. handinv] en drukt u vervolgens op de [OK]-knop. 4. Druk op [ ] of [ ] om [Papiersoort] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. 5. Druk op [ ] of [ ] om de gewenste papiersoort te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. 6. Druk op de knop [User Tools] om terug te keren naar het beginscherm. 44

47 Papier plaatsen Het standaard papierformaat opgeven 1. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen]. CTT Druk op [ ] of [ ] om [Systeeminstellingen] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. Om het formaat op te geven van het papier in de handinvoer, selecteert u [Kopieereig.] en drukt u vervolgens op de [OK]-knop. 3. Druk op [ ] of [ ] om [Pap.instell. lade 1] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]- knop. Om het formaat op te geven van het papier in de handinvoer, selecteert u [Pap.instell. handinv] en drukt u vervolgens op de [OK]-knop. 4. Druk op [ ] of [ ] om [Papierformaat] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]- knop. 5. Druk op [ ] of [ ] om het papierformaat te selecteren en druk vervolgens op de [OK]- knop. 6. Druk op de knop [User Tools] om terug te keren naar het beginscherm. Een aangepast papierformaat opgeven 1. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen]. CTT129 45

48 2. Papier plaatsen 2. Druk op [ ] of [ ] om [Systeeminstellingen] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. Om het formaat op te geven van het papier in de handinvoer, selecteert u [Kopieereig.] en drukt u vervolgens op de [OK]-knop. 3. Druk op [ ] of [ ] om [Pap.instell. lade 1] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]- knop. Om het formaat op te geven van het papier in de handinvoer, selecteert u [Pap.instell. handinv] en drukt u vervolgens op de [OK]-knop. 4. Druk op [ ] of [ ] om [Papierformaat] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]- knop. 5. Druk op [ ] of [ ] om [Ang.fr] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. 6. Druk op [ ] of [ ] om [mm] of [inch] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. 7. Druk op [ ] of [ ] om de breedte op te geven en druk vervolgens op de [OK]-knop. 8. Druk op [ ] of [ ] om de lengte op te geven en druk vervolgens op de [OK]-knop. 9. Druk op de [OK]-knop. 10. Druk op de knop [User Tools] om terug te keren naar het beginscherm. De papiersoort en het papierformaat opgeven met Smart Organizing Monitor De procedure in dit onderdeel is een voorbeeld en is gebaseerd op Windows 7. De werkelijke procedure kan afwijken afhankelijk van het door u gebruikte besturingssysteem. De papiersoort en het papierformaat opgeven 1. Klik in het [Start]-menu op [Alle programma's]. 2. Klik op [Smart Organizing Monitor for SP xxx Series]. 3. Klik op [Smart Organizing Monitor for SP xxx Series Status]. 4. Als het apparaat dat u gebruikt, niet is geselecteerd, klik dan op [Apparaat select...] en selecteer vervolgens het apparaatmodel. 5. Klik op [OK]. 6. Klik op [Wijzigen...] op het tabblad [Status]. 7. Selecteer de papiersoort en het papierformaat en klik op [OK]. 8. Klik op [Afsl.]. 46

49 Papier plaatsen Het aangepaste papierformaat wijzigen 1. Klik in het [Start]-menu op [Alle programma's]. 2. Klik op [Smart Organizing Monitor for SP xxx Series]. 3. Klik op [Smart Organizing Monitor for SP xxx Series Status]. 4. Als het apparaat dat u gebruikt, niet is geselecteerd, klik dan op [Apparaat select...] en selecteer vervolgens het apparaatmodel. 5. Klik op [OK]. 6. Klik op [Printerconfiguratie] op het tabblad [Gebruikerstool]. 7. Selecteer [mm] of [inch] in de lijst [Meeteenheid:] op het tabblad [Systeem]. 8. Voer de breedte in het venster [Horizontaal: (100 tot 216 mm)] in. 9. Voer de lengte in het venster [Verticaal: (148 tot 356 mm)] in. 10. Klik op [OK]. 11. Klik op [Afsl.]. Het is niet mogelijk de instellingen van het papier in de handinvoer via Smart Organizing Monitor op te geven. 47

50 2. Papier plaatsen Originelen plaatsen Dit onderdeel geeft uitleg over de soorten originelen die u gebruikt en hoe u originelen moet plaatsen. Originelen Aanbevolen origineelformaten Glasplaat ADF Tot maximaal 216 mm (8,5") breed, tot maximaal 297 mm (11,7") lang Papierformaat: 140 tot 216 mm breed (5,5-8,5 inch), 140 tot 356 mm lang (5,5-14 inch) Papiergewicht: 60 tot 90 g/m 2 (16 tot 24 lb.) Er kunnen tot maximaal 15 vellen van een origineel tegelijkertijd in de ADF worden geplaatst (bij gebruik van papier van 80 g/m 2, 21,3 lb.). Origineeltypen die niet door de automatische documentinvoer worden ondersteund Als er originelen in de ADF geplaatst worden, kunnen de volgende origineeltypen beschadigd raken, vastlopen of grijze en zwarte lijnen op de afdrukken verschijnen: Originelen die groter of zwaarder zijn dan de aanbevolen dikte/formaat Originelen met nietjes of paperclips Geperforeerde of gescheurde originelen Gekrulde, gevouwen of gekreukte originelen Beplakte originelen Originelen met een coating, zoals thermisch faxpapier, kunstdrukpapier, aluminiumfolie, carbonpapier of geleidend papier Originelen met perforatielijnen Originelen met duimgrepen, etiketten en uitstekende delen Klevende originelen zoals kalkpapier Dunne, zeer buigzame originelen Dikke originelen zoals briefkaarten Gebonden originelen zoals boeken Transparante originelen zoals transparanten of kalkpapier Originelen die nat zijn van de toner of correctievloeistof 48

51 Originelen plaatsen Onscanbaar gebied Zelfs als u originelen juist plaatst, is het mogelijk dat er een marge van een paar millimeter van alle vier de zijden niet gescand wordt. Marges bij gebruik van de glasplaat CHZ916 Kopieerapparaat, fax 1. Ongeveer 4,1 mm (0,2 inch) 2. Ongeveer 3 mm (0,1 inch) 3. Ongeveer 4 mm (0,2 inch) Scanner (Scannen naar , Scannen naar FTP, Scannen naar map, Scannen naar USB) 1. Ongeveer 1 mm 2. Ongeveer 1 mm 3. Ongeveer 1 mm Marges bij gebruik van de ADF CHZ919 Kopieerapparaat, fax 49

52 2. Papier plaatsen 1. Ongeveer 4,1 mm (0,2 inch) 2. Ongeveer 3 mm (0,1 inch) 3. Ongeveer 4,3 mm (0,2 inch) Scanner (Scannen naar , Scannen naar FTP, Scannen naar map, Scannen naar USB) 1. Ongeveer 1 mm 2. Ongeveer 1 mm 3. Ongeveer 2 mm Originelen op de glasplaat leggen Plaats originelen pas op de glasplaat als de correctievloeistof of toner geheel is opgedroogd. Als u ze eerder plaatst, ontstaan er vlekken op de glasplaat die op kopieën te zien zijn. 1. Til de klep van de glasplaat omhoog. 2. Leg het origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat. Het vel moet in de linkerbovenhoek worden uitgelijnd. CTT Breng de klep van de glasplaat omlaag. Houd de klep naar beneden gedrukt als u dik, gevouwen of ingebonden originelen (zoals een boek) gebruikt en de klep niet geheel dicht kan. Originelen in de automatische documentinvoer leggen Plaats geen originelen met andere papieren tegelijk in de ADF. Om papierstoringen te voorkomen, moet u de pagina's loswaaieren voordat u deze in de ADF plaatst. 50

53 Originelen plaatsen 1. Open de invoerlade van de ADF. CTT Pas de geleiders aan het formaat van de originelen aan. CTT Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADF. De laatste pagina moet onderaan worden geplaatst. CTT037 51

54 52 2. Papier plaatsen

55 3. Documenten afdrukken Basisbewerking Gebruik het printerstuurprogramma om een document vanaf uw computer af te drukken. 1. Nadat u een document hebt aangemaakt, opent u het dialoogvenster [Voorkeursinstellingen] in de oorspronkelijke toepassing van het document. 2. Wijzig desgewenst ook andere afdrukinstellingen. De volgende afdrukinstellingen kunnen met het printerstuurprogramma worden opgegeven: Meerdere pagina's op een vel afdrukken Een pagina over meerdere vellen verdelen Dubbelzijdig afdrukken Geen blanco pagina's afdrukken Afdrukken laten sorteren Instellingen van het printerstuurprogramma als bestand opslaan Opgeslagen instellingen van printereigenschappen ophalen en verwijderen Op papier met aangepast formaat afdrukken Een document met een groot papierformaat op eem kleiner papierformaat afdrukken Een documentformaat verkleinen en vergroten De afdrukresolutie wijzigen Toner besparen tijdens het afdrukken Ditheringpatroon aanpassen Tekst op afdrukken laten stempelen Voor meer informatie over elke instellingsitem, klikt u op [Help]. 53

56 3. Documenten afdrukken 3. Als de wijzigingen van de instellingen voltooid zijn, klik dan op [OK]. 4. Druk het document af met de afdrukfunctie in de toepassing waarin het document is opgesteld. Als er een papierstoring optreedt, stopt het afdrukken halverwege. Open het voorpaneel, verwijder de printcartridge en verwijder vervolgens het vastgelopen papier. Als het papier op deze manier niet kan worden verwijderd, verwijder het dan door het fuseerpaneel te openen. Het afdrukken wordt automatisch hervat als het paneel is gesloten. Als het apparaat te heet wordt tijdens het afdrukken, stopt het. Wanneer het apparaat is afgekoeld, wordt het afdrukken automatisch hervat. Dubbelzijdig afdrukken Deze functie is niet beschikbaar bij de handinvoer. 1. Nadat u een document hebt aangemaakt, opent u het dialoogvenster [Voorkeursinstellingen] in de oorspronkelijke toepassing van het document. 2. Selecteer in het lijstvenster [Duplex:] op het tabblad [Setup] hoe u de ingebonden uitvoer wilt openen. 3. Geef eventueel nog verdere instellingen op en klik op [OK]. 4. Start de afdruktaak. Het apparaat drukt alleen één en dezelfde zijde van de pagina's af en geeft dan op het scherm van Smart Organizing Monitor een bericht weer dat aangeeft dat de uitgevoerde pagina's moeten worden omgedraaid en opnieuw moeten worden geplaatst. 5. Pak alle afdrukken uit de uitvoerlade en plaats ze in lade 1. Om op de achterkant van de afdrukken af te drukken, draait u deze om en plaatst u ze in lade 1 zodat ze met de blanco zijde naar beneden liggen. 54

57 Basisbewerking Staand CTT009 Liggend CTT Druk op de [Start]-knop. Als het achterpaneel open is, wordt het papier met de bedrukte zijde omlaag en achterstevoren uitgevoerd. Plaats de afgedrukte vellen in de juiste volgorde. Een afdruktaak annuleren U kunt afdruktaken annuleren door het bedieningspaneel van het apparaat of uw computer te gebruiken, afhankelijk van de status van de taak. Een afdruktaak annuleren voordat het afdrukken is gestart 1. Dubbelklik op het printerpictogram in de taakbalk van uw computer. 2. Selecteer de afdruktaak die u wilt annuleren en klik vervolgens op [Annuleren] in het menu [Document]. 55

58 3. Documenten afdrukken Als u een afdruktaak annuleert die al verwerkt wordt, kan het afdrukken een paar pagina's doorgaan voordat het wordt geannuleerd. Het kan wat tijd kosten om een grote afdruktaak te annuleren. Een afdruktaak annuleren tijdens het afdrukken 1. Druk op de knop [Stop/Wis]. 2. Druk op de [1]-knop. CTT130 Om het afdrukken te annuleren, drukt u op de [1]-knop (1: Ja). Om verder te gaan met afdrukken, drukt u op de [2]-knop (2: Nee). 56

59 Als papier niet overeenkomt Als papier niet overeenkomt Als het papierformaat of -type niet overeenkomt met de instellingen voor de afdruktaak, zal het apparaat een foutmelding weergeven. Er zijn twee manieren om deze foutmelding op te lossen: Doorgaan met afdrukken met gebruik van papier dat niet overeenkomt Gebruik de functie paginadoorvoer om de fout te negeren en ga verder met afdrukken met papier dat niet overeenkomt. Reset de afdruktaak Annuleer het afdrukken. Doorgaan met afdrukken met papier dat niet overeenkomt Als het papier te klein is voor de afdruktaak, wordt de afgedrukte afbeelding verkleind zodat het past. 1. Als de foutmelding wordt weergegeven, druk dan op de [Start]-knop. CTT131 De afdruktaak resetten 1. Als de foutmelding wordt weergegeven, druk dan op de [Stop/Wis] -knop. CTT130 57

60 58 3. Documenten afdrukken

61 4. Originelen kopiëren Het kopieerapparaatscherm Stand-by scherm Kopieerapp. Eerste regel: A4 Tekst/Foto 01 Geeft de functie en het papierformaat weer dat op het apparaat is opgegeven. De volgende vijf functies zijn beschikbaar: Kopieerapp., ID-krt kop., Sorteren, Dubbelz. kopiëren, Dbblz./Sort. Tweede regel: Geeft de kopieervergrotingsratio of de combineerinstelling ([2 op 1] of [4 op 1]), het documenttype en het aantal kopieën weer. Instellingen die voor de huidige taak kunnen worden opgegeven Door op [ ] of [ ] te drukken in het stand-bymodusscherm, kunt u de volgende instellingen voor de huidige taak opgeven. Papierlade-inst. (papierformaat) Sorteren Origineeltype Dichtheid Verkleinen/vergroten Combineren Dubbelzijdig kopiëren Het opstartscherm kan worden bepaald in [Functieprioriteit] onder [Systeeminstellingen]. Als papier in de handinvoer is geplaatst, wordt het papierformaat dat is opgegeven in [Pap.instell. handinv] weergegeven (behalve bij Sorteren en Tweezijdig kopiëren). 59

62 4. Originelen kopiëren Basisbewerking Het origineel in de ADF gaat voor het origineel op de glasplaat als u originelen zowel in de ADF als op de glasplaat plaatst. Om op papier uit lade 1 af te drukken, dient u het papier uit de handinvoer te verwijderen. Anders wordt het papier uit de handinvoer eerst ingevoerd. [Sorteren] en [Dubbelz. kopiëren] kunnen niet worden gebruikt bij de handinvoer. Als u meerdere kopieën van een document dat uit meerdere pagina's bestaat wilt maken, kunt u selecteren of de kopieën die worden uitgevoerd in sets verzameld worden of in paginabatches. Deze selectie maakt u in [Sorteren] onder [Kopieereig.]. 1. Druk op de [Kopieerapparaat]-knop. CTT Plaats het origineel op de glasplaat of in de ADF. 3. Als u meerdere kopieën wilt maken, voer dan het aantal kopieën in met de cijfertoetsen. 4. Druk op de [Start]-knop. CTT131 Als er een papierstoring optreedt, stopt het afdrukken halverwege. Open het voorpaneel, verwijder de printcartridge en verwijder vervolgens het vastgelopen papier. Als het papier op deze 60

63 Basisbewerking manier niet kan worden verwijderd, verwijder het dan door het fuseerpaneel te openen. Het afdrukken wordt automatisch hervat als het paneel is gesloten. Als er een papierstoring in de ADF optreedt, open dan het ADF-paneel en verwijder het vastgelopen papier. Geef de kopieerinstelling opnieuw op vanaf de pagina waar het papier vastliep. Een kopie annuleren Als het kopiëren geannuleerd wordt terwijl het apparaat een origineel aan het scannen is dat zich op de glasplaat bevindt, wordt het kopiëren direct geannuleerd en wordt er niks afgedrukt. Als het kopiëren geannuleerd wordt terwijl er een origineel bestaande uit meerdere pagina's in de ADF geplaatst is, wordt het scannen halverwege de huidige pagina gestopt. 1. Druk op de knop [Stop/Wis]. 2. Druk op de [1]-knop. CTT130 Om het afdrukken te annuleren, drukt u op de [1]-knop (1: Ja). Om verder te gaan met afdrukken, drukt u op de [2]-knop (2: Nee). 61

64 4. Originelen kopiëren Vergrote of verkleinde kopieën maken Er zijn twee manieren om de schaalverhouding in te stellen: gebruik een vooraf opgegeven verhouding of geef handmatig een aangepaste verhouding op. Vooraf ingestelde verhouding CES103 (voornamelijk in Europa en Azië) 50%, 71% A4 A5, 82% B5 JIS A5, 93%, 122% A5 B5 JIS, 141% A5 A4, 200% (voornamelijk in Noord-Amerika) 50%, 65% LT HLT, 78% LG LT, 93%, 129% HLT LT, 155% HLT LG, 200% Aangepaste verhouding CES106 25% tot 400% in stappen van 1%. 62

65 Vergrote of verkleinde kopieën maken Verkleinen/vergroten opgeven 1. Druk op de [Kopieerapparaat]-knop. CTT Druk op [ ] of [ ] op het scherm stand-bymodus om [Verkleinen/Vergroten] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 3. Druk op [ ] of [ ] om de verhouding te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. Als [Zoomen: %] al geselecteerd is, geef dan de gewenste verhouding op met de cijfertoetsen en druk vervolgens op de [OK]-knop. 4. Druk op [ ] om naar het beginscherm terug te keren. Om de opgegeven instelling op alle taken toe te passen, geeft u [Verkleinen/Vergroten] op in [Kopieereig.]. 63

66 4. Originelen kopiëren Meerdere pagina's combineren In dit onderdeel wordt uitgelegd hoe u met het apparaat meerdere pagina's (2 of 4 pagina's) van een origineel op één enkele pagina combineert. Om deze functie te gebruiken, moet het papierformaat dat voor het afdrukken van kopieën wordt gebruikt, ingesteld zijn op A4 of Letter. 2 op 1 U kunt twee pagina's van een origineel op één vel papier kopiëren. Afhankelijk van de richting van het origineel kan het afdrukformaat worden gekozen uit de volgende opties: Staand Liggend CES033 4 op 1 CES034 U kunt vier pagina's van een origineel op één vel papier kopiëren. Afhankelijk van de richting van het origineel kan het afdrukformaat worden gekozen uit de volgende opties: Staand: L naar R Staand: B naar O CES035 64

67 Meerdere pagina's combineren CES036 Liggend: L naar R CES037 Liggend: B naar O CES038 Combineren opgeven voor kopiëren 1. Druk op de [Kopieerapparaat]-knop. CTT Druk op [ ] of [ ] op het scherm stand-bymodus om [Combineren] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. 3. Druk op [ ] of [ ] om [2 op 1] of [4 op 1] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]- knop. 4. Druk op [ ] of [ ] om de afdrukindeling te selecteren en druk vervolgens op de [OK]- knop. 65

68 4. Originelen kopiëren 5. Druk op [ ] om naar het beginscherm terug te keren. 6. Plaats het origineel op de glasplaat of in de ADF. 7. Als u meerdere kopieën wilt maken, voer dan het aantal kopieën in met de cijfertoetsen. 8. Druk op de [Start]-knop. CTT131 Als u het origineel op de glasplaat plaatst, voer dan de volgende stappen uit om de daaropvolgende pagina's van het origineel te scannen. 9. Als de huidige pagina is gescand, plaatst u de volgende pagina op de glasplaat en drukt u op de [Start]-knop. 10. Herhaal stap 9 totdat alle pagina's van het origineel gescand zijn. Om de opgegeven instelling op alle taken toe te passen, geeft u [Combineren] op in [Kopieereig.]. 66

69 Beide zijden van een identiteitsbewijs op één zijde kopiëren Beide zijden van een identiteitsbewijs op één zijde kopiëren In dit onderdeel wordt uitgelegd hoe u de voor- en achterkant van een ID-kaart of andere kleine documenten of pasjes kunt kopiëren op één zijde van een vel papier. Als u op papier van A4-formaat kopieert, kunt u documenten kopiëren die kleiner zijn dan A5-formaat. Zo kunt u ook documenten kopiëren die kleiner zijn dan een Half Letter-formaat als u op papier van Letter-formaat kopieert. Om deze functie te gebruiken, dient het papierformaat dat voor kopieën gebruikt wordt, ingesteld te worden op A6, A5, A4, Half Letter of Letter. Voorkant Voorkant Achterkant Achterkant NL CES165 Een identiteitsbewijs kopiëren 1. Druk op de [Kopieerapparaat]-knop. CTT124 67

70 4. Originelen kopiëren 2. Druk op de [ID-kaart kopiëren/direct kiezen]-knop. CTT Als u meerdere kopieën wilt maken, voer dan het aantal kopieën in met de cijfertoetsen. 4. Plaats het origineel met de voorkant naar beneden zo ver mogelijk naar achteren op de glasplaat. Achter NL CTT169 De positie van het origineel hangt af van het papierformaat. Plaats het identiteitsbewijs zo dat het midden ervan op het kruisje ligt. (Zowel de voor- als achterkant van het identiteitsbewijs dient op die manier geplaatst te worden.) 68

71 Beide zijden van een identiteitsbewijs op één zijde kopiëren HLT LT A6 HLT LT A5 Half Letter A4 Letter CXP Druk op de [Start]-knop. CTT Plaats binnen 30 seconden het origineel terug met de achterkant naar beneden zo ver mogelijk naar achteren op de glasplaat en druk vervolgens op de [Start]-knop. Op het scherm ID-kaart kopiëren kunt u met [ ] en [ ] het papierformaat wijzigen. 69

72 4. Originelen kopiëren Dubbelzijdige kopieën maken Om deze functie te gebruiken, moet het papierformaat dat voor het afdrukken van kopieën wordt gebruikt, ingesteld zijn op A4 of Letter. Deze functie is niet beschikbaar bij de handinvoer. U kunt kiezen voor het binden van de bovenkant (Boven/Boven) of van de zijkant (Boven/Onder), zowel staand als liggend. Boven/boven CES125 CES126 Boven/onder CES127 CES128 70

73 Dubbelzijdige kopieën maken Dubbelzijdig kopiëren opgeven 1. Druk op de [Kopieerapparaat]-knop. CTT Druk op [ ] of [ ] op het scherm stand-bymodus om [Dubbelz. kopiëren] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. 3. Druk op [ ] of [ ] om [Boven/boven] of [Boven/onder] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. 4. Druk op [ ] of [ ] om de richting te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. 5. Druk op [ ] om naar het beginscherm terug te keren. 6. Plaats het origineel op de glasplaat of in de ADF. 7. Als u meerdere kopieën wilt maken, voer dan het aantal kopieën in met de cijfertoetsen. 8. Druk op de [Start]-knop. CTT131 Als u het origineel in de ADF plaatst, worden alle pagina's automatisch gescand en worden alleen de pagina's aan één zijde in volgorde gekopieerd. Ga naar stap 10. Als u het origineel op de glasplaat plaatst, voer dan de volgende stappen uit om de daaropvolgende pagina's te scannen. 9. Als de huidige pagina is gescand, plaatst u de volgende pagina op de glasplaat en drukt u op de [Start]-knop. 71

74 4. Originelen kopiëren 10. Pak alle afdrukken uit de uitvoerlade en plaats ze in lade 1. Om op de achterkant van de afdrukken af te drukken, draait u deze om en plaatst u ze in lade 1 zodat ze met de blanco zijde naar beneden liggen. Staand CTT009 Liggend 11. Druk op de [Start]-knop. CTT010 Als het achterpaneel open is, wordt het papier met de bedrukte zijde omlaag en achterstevoren uitgevoerd. Plaats de afgedrukte vellen in de juiste volgorde. Om de opgegeven instelling op alle taken toe te passen, geeft u [Dubbelz. kopiëren] op in [Kopieereig.]. 72

75 De scaninstellingen opgeven De scaninstellingen opgeven In dit onderdeel wordt beschreven hoe u de afbeeldingsbelichting en scankwaliteit voor de huidige taak kunt instellen. Instelling van de afbeeldingsdichtheid Er zijn vijf afbeeldingsbelichtingsniveaus. Hoe hoger het belichtingsniveau, hoe donkerder de afdruk. 1. Druk op de [Kopieerapparaat]-knop. CTT Druk op [ ] of [ ] op het scherm stand-bymodus en selecteer [Dichtheid]. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 3. Druk op [ ] of [ ] om het dichtheidsniveau te selecteren en druk vervolgens op de [OK]- knop. 4. Druk op [ ] om naar het beginscherm terug te keren. Om de opgegeven instelling op alle taken toe te passen, geeft u [Dichtheid] op in [Kopieereig.]. Het documenttype selecteren aan de hand van het origineel Er zijn drie documenttypen: Tekst Foto Selecteer dit type als het origineel alleen tekst bevat en geen foto's of afbeeldingen. Selecteer dit type als het origineel alleen foto's of afbeeldingen bevat. Gebruik deze modus voor de volgende origineeltypen: Foto's 73

76 4. Originelen kopiëren Tekst/Foto Pagina's die geheel of hoofdzakelijk uit foto's of afbeeldingen bestaan, zoals pagina's in tijdschriften. Selecteer dit type als het origineel zowel tekst als foto's of afbeeldingen bevat. Het origineeltype opgeven 1. Druk op de [Kopieerapparaat]-knop. CTT Druk op [ ] of [ ] op het scherm stand-bymodus om [Origineel type] te selecteren. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 3. Druk op [ ] of [ ] om het documenttype te selecteren en druk vervolgens op de [OK]- knop. 4. Druk op [ ] om naar het beginscherm terug te keren. Om de opgegeven instelling op alle taken toe te passen, geeft u [Origineel type] op in [Kopieereig.]. 74

77 5. Originelen scannen Het scannerscherm Stand-by scherm Gereed Scanbestem.nr. inv. Eerste regel: Hiermee wordt de huidige status van het apparaat aangegeven. Tweede regel: Geeft een melding weer waarin u wordt gevraagd de bestemming in te voeren. Instellingen die voor de huidige taak kunnen worden opgegeven Door op [ ] of [ ] te drukken in het scherm dat wordt weergegeven nadat de bestemming is ingevoerd, kunt u de volgende instellingen voor de huidige taak opgeven: Resolutie Origineelformaat Dichtheid Het opstartscherm kan worden bepaald in [Functieprioriteit] onder [Systeeminstellingen]. 75

78 5. Originelen scannen De scanbestemming registreren De scanbestemming registreren Gebruik deze procedure om scanbestemmingen te registreren vanuit Smart Organizing Monitor. 1. Klik in het [Start]-menu op [Alle programma's]. 2. Klik op [Smart Organizing Monitor for SP xxx Series]. 3. Klik op [Smart Organizing Monitor for SP xxx Series Status]. 4. Als het apparaat dat u gebruikt, niet is geselecteerd, klik dan op [Apparaat select...] en selecteer vervolgens het apparaatmodel. 5. Klik op [OK]. 6. Klik op [Printerconfiguratie] op het tabblad [Gebruikerstool]. 7. Selecteer op het [Scanner]-tabblad het nummer dat u wilt registreren en klik vervolgens op [Wijzigen...]. 8. Registreer de naam bij [Naam:]. 9. Selecteer in de [Type:]-lijst een van de volgende items: [Scannen nr ], [Scannen nr map] of [Scannen naar FTP]. 10. Geef bij [Adres:] de gegevens op voor het gebruik van scannen naar , scannen naar map en scannen naar FTP. Om de functie scannen naar te gebruiken, voert u het adres van de bestemming in. Om de functie scannen naar map te gebruiken, voert u het IP-adres van de SMB-server, de hostnaam of de computernaam in. Om de functie scannen naar FTP te gebruiken, voert u het IP-adres van de FTP-server of de hostnaam in. 11. Geef indien nodig andere instellingen op en klik vervolgens op [OK]. Als u de functie scannen naar gebruikt, geef dan [Titel:], [Afzendernaam:], [ adres:] en [ melding] op. [Titel:] Voer het onderwerp van de in. [Afzendernaam:] Voer de naam van de afzender in. [ adres:] Voer het adres van de afzender in of het adres voor [ melding]. [ melding] 76

79 De scanbestemming registreren Als [ melding] geselecteerd is, wordt het scanresultaat naar de afzender gestuurd die is opgegeven bij [ adres:]. Als u de functie scannen naar map gebruikt, geef dan [Gebruikersnaam:], [Wachtwoord:] en [Map:] op. [Gebruikersnaam:] Voer de gebruikersnaam van het account in om toegang tot de SMB-server of een gedeelde computer te krijgen. [Wachtwoord:] Voer het wachtwoord van het account in om toegang tot de SMB-server of een gedeelde computer te krijgen. [Map:] Voer het pad naar de gedeelde map in. Als u de functie scannen naar FTP gebruikt, geef dan [Gebruikersnaam:], [Wachtwoord:], [Map:], [ adres:] en [ melding] op. [Gebruikersnaam:] Voer de log-ingebruikersnaam in om toegang tot de FTP-server te krijgen. [Wachtwoord:] Voer het wachtwoord in om toegang tot de FTP-server te krijgen. [Map:] Voer het pad naar de FTP-server in. [ adres:] Voer het adres van de afzender in of het adres voor [ melding]. [ melding] Als [ melding] geselecteerd is, wordt het scanresultaat naar de afzender gestuurd die is opgegeven bij [ adres:]. [Scanmodus:], [Resolutie:], [Bestandsindeling:], [Belichting:] en [Documentgrootte:] kunnen opgegeven worden. 12. Als u de functie scannen naar gebruikt, klik dan op [Servereigenschappen...], geef de instellingen bij [SMTP], [POP voor SMTP], [SNTP] en [POP3] op en klik vervolgens op [OK]. 13. Klik op [Toepassen]. 14. Klik op [OK]. 15. Klik op [Afsl.]. 77

80 5. Originelen scannen Als u de functie scannen naar map gebruikt, maak dan de bestemmingsmap op de harde schijf van de computer aan en maak hiervan een gedeelde map. Zie voor meer informatie de gegevens van uw besturingssysteem. Een scanbestemming wijzigen of verwijderen 1. Klik in het [Start]-menu op [Alle programma's]. 2. Klik op [Smart Organizing Monitor for SP xxx Series]. 3. Klik op [Smart Organizing Monitor for SP xxx Series Status]. 4. Als het apparaat dat u gebruikt, niet is geselecteerd, klik dan op [Apparaat select...] en selecteer vervolgens het apparaatmodel. 5. Klik op [OK]. 6. Klik op [Printerconfiguratie] op het tabblad [Gebruikerstool]. 7. Selecteer op het [Scanner]-tabblad het nummer dat u wilt registreren en klik vervolgens op [Wijzigen...]. Om een bestemming te verwijderen, selecteert u het registratienummer en klikt u vervolgens op [Verwijderen]. 8. Wijzig de bestemming en klik op [OK]. Om een bestemming te verwijderen, klikt u op [Ja]. 9. Klik op [Toepassen]. 10. Klik op [OK]. 11. Klik op [Afsl.]. 78

81 Basisbewerking Basisbewerking Als u vanaf het bedieningspaneel scant, kunt u gescande bestanden via (Scannen naar ) versturen, naar een FTP-server (Scannen naar FTP), de gedeelde map van een computer op een netwerk (Scannen naar map) of naar een USB-geheugenkaart (Scannen naar USB). De functies Scannen naar , Scannen naar FTP en Scannen naar map zijn alleen beschikbaar bij een netwerkverbinding. Er is geen netwerkverbinding vereist voor de functie Scannen naar USB; u kunt gescande bestanden rechtstreeks naar een USB-geheugenkaart versturen die in het apparaat is gestoken. Scannen naar /FTP/Map Als u de functie Scannen naar , Scannen naar FTP of Scannen naar Map gebruikt, moet u de bestemming eerst registreren. Om de functie scannen naar te gebruiken, dient u eerst de [Servereigenschappen...] in Smart Organizing Monitor op te geven. Raadpleeg de helpfunctie van Smart Organizing Monitor voor meer informatie. Mac OS X 10.7 ondersteunt de functie scannen naar map niet. Mac OS X ondersteunt ook niet de functie die in een IPv6-omgeving wordt gebruikt. 1. Druk op de [Scanner]-knop. CTT Plaats het origineel op de glasplaat of in de ADF. 3. Gebruik de cijfertoetsen om het nummer van een geregistreerde scanbestemming in te voeren. Voor meer informatie, zie Pag. 76 "De scanbestemming registreren". 4. Druk op de [OK]-knop. 79

82 5. Originelen scannen 5. Druk op de [Start]-knop. Wanneer u de glasplaat gebruikt, plaatst u het volgende origineel op de glasplaat en drukt u vervolgens op de [1]-knop. Herhaal deze stap totdat alle originelen zijn gescand. Wanneer alle originelen gescand zijn, drukt u op de [2]-knop om het gescande bestand te versturen. Als u de functie scannen naar map gebruikt, maak dan de bestemmingsmap op de harde schijf van de computer aan en maak hiervan een gedeelde map. Zie voor meer informatie de gegevens van uw besturingssysteem. Om het scannen te annuleren drukt u op de [Scanner]-knop en vervolgens op de [Stop/Wis]- knop. Basisbewerkingen voor Scannen naar USB Dit apparaat biedt geen ondersteuning voor het gebruik van USB-geheugenkaarten die zijn aangesloten op externe USB-hubs. Plaats uw USB-geheugenkaart direct in de USBgeheugenkaartpoort in de linkerbovenhoek van het apparaat. 1. Druk op de [Scanner]-knop. 2. Plaats uw USB-geheugenkaart in de USB-geheugenkaartpoort. CTT112 De melding "Naar USB-geheugen" wordt op het display weergegeven. 3. Plaats het origineel op de glasplaat of in de ADF. 4. Druk op de [Start]-knop. Als u het scannen wilt annuleren, drukt u op de knop [Wis/Stop]. Wanneer u de glasplaat gebruikt, plaatst u het volgende origineel op de glasplaat en drukt u vervolgens op de [1]-knop. Herhaal deze stap totdat alle originelen zijn gescand. 80

83 Basisbewerking Wanneer alle originelen gescand zijn, drukt u op de [2]-knop om het gescande bestand te versturen. 5. Controleer of "Bezit mt verzenden..." op het display wordt weergegeven. Het gescande bestand is aangemaakt in de basismap van de USB-geheugenkaart. 6. Verwijder de USB-geheugenkaart uit het apparaat. 81

84 5. Originelen scannen De scaninstellingen opgeven Geef de bestemming op voordat u de scaninstellingen configureert om Scannen naar e- mail/ftp/map te specificeren. Het scanformaat opgeven aan de hand van het origineelformaat 1. Druk op de [Scanner]-knop. CTT128 Als u scannen naar USB gebruikt, ga dan verder met stap Gebruik de cijfertoetsen om het nummer van een geregistreerde scanbestemming in te voeren. Voor meer informatie, zie Pag. 76 "De scanbestemming registreren". 3. Druk op de [OK]-knop. 4. Druk op [ ] of [ ] om [Origineelformaat:] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]- knop. 5. Druk op [ ] of [ ] om het origineelformaat te selecteren en druk vervolgens op de [OK]- knop. 6. Druk op [ ] om naar het beginscherm terug te keren. Beeldbelichting aanpassen Er zijn vijf afbeeldingsbelichtingsniveaus. Hoe hoger het belichtingsniveau, hoe donkerder de gescande afbeelding. 82

85 De scaninstellingen opgeven 1. Druk op de [Scanner]-knop. CTT128 Als u scannen naar USB gebruikt, ga dan verder met stap Gebruik de cijfertoetsen om het nummer van een geregistreerde scanbestemming in te voeren. Voor meer informatie, zie Pag. 76 "De scanbestemming registreren". 3. Druk op de [OK]-knop. 4. Druk op [ ] of [ ] en selecteer [Dichtheid]. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 5. Druk op [ ] of [ ] om het dichtheidsniveau te selecteren en druk vervolgens op de [OK]- knop. 6. Druk op [ ] om naar het beginscherm terug te keren. Resolutie opgeven Er zijn drie instellingen voor resolutie. Hoe hoger de resolutie, hoe hoger de kwaliteit en hoe groter het bestand. 1. Druk op de [Scanner]-knop. CTT128 Als u scannen naar USB gebruikt, ga dan verder met stap 4. 83

86 5. Originelen scannen 2. Gebruik de cijfertoetsen om het nummer van een geregistreerde scanbestemming in te voeren. Voor meer informatie, zie Pag. 76 "De scanbestemming registreren". 3. Druk op de [OK]-knop. 4. Druk op [ ] of [ ] om [Resolutie] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. 5. Druk op [ ] of [ ] om [ dpi], [ dpi] of [ dpi] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. U kunt [600 x 600 dpi] alleen selecteren als het origineeltype is ingesteld op zwart-wit. 6. Druk op [ ] om naar het beginscherm terug te keren. 84

87 Vanaf een computer scannen Vanaf een computer scannen Met scannen vanaf een computer (TWAIN-scannen en WIA-scannen) kunt u het apparaat bedienen vanaf uw computer en originelen rechtstreeks naar uw computer scannen. CTT Uw computer (met geïnstalleerd TWAIN-stuurprogramma) Geef het apparaat de opdracht om het origineel dat in het apparaat is geplaatst, te scannen. 2. Dit apparaat Het origineel dat in het apparaat is geplaatst, is gescand en de gegevens zijn verzonden naar de clientcomputer. TWAIN-scanner gebruiken In deze paragraaf worden de voorbereidingen en de procedure voor het gebruik van de TWAINscanner beschreven. Om de TWAIN-scanner te kunnen gebruiken, moet u het TWAIN-stuurprogramma installeren dat u op de meegeleverde cd-rom vindt. Als u een TWAIN-scanner wilt gebruiken, dient er een TWAIN-compatibele toepassing te worden geïnstalleerd. Om het apparaat als TWAIN-scanner te gebruiken, volgt u eerst deze stappen: Installeer het TWAIN-stuurprogramma. Installeer een TWAIN-compatibele toepassing. TWAIN-scannen TWAIN-scannen is mogelijk als uw computer over een toepassing beschikt die TWAIN ondersteunt. 1. Plaats het origineel. 2. Open het dialoogvenster voor dit apparaat met een TWAIN-compatibele toepassing. 85

88 5. Originelen scannen 3. Configureer de scaninstellingen indien nodig en klik vervolgens op [Scannen]. Instellingen die u in het TWAIN-dialoogvenster kunt configureren: NL CTT Modus selecteren Er kunnen maximaal tien scaninstellingen worden opgeslagen. De standaardwaarde wordt toegepast als [Standaard] geselecteerd is. 2. Scanmodus: Kies uit [Kleur], [Grijstinten], [Foto], [Tekst] of [Tekst/Foto]. 3. Resolutie: Selecteer een resolutie in de lijst. Als [Tekst], [Tekst/Foto] of [Foto] is geselecteerd in [Scanmodus:], kan de scanresolutie niet op dpi of hoger worden ingesteld. 4. Origineelformaat: Selecteer het scanformaat. Als u [Aangepast formaat...] selecteert, voer dan het scanformaat rechtstreeks in het bewerkingsveld in. 5. Interfacetype... U kunt het type interface selecteren. 6. Type origineel Selecteer aan de hand van uw origineel een instelling uit de lijst met opties hieronder. [Standaard] (automatisch veranderen in kleur, dpi) 86

89 Vanaf een computer scannen [Foto] (automatisch veranderen in kleur, dpi) [Opslag] (automatisch veranderen in tekst, dpi) [OCR] (automatisch veranderen in tekst, dpi) 7. Scanmethode origineel Geef de scanmethode op voor de originelen. Als [ADF] is geselecteerd in [Scanmethode origineel], geef dan de richting van het origineel op. 8. Afbeeldingskwaliteit aanpassen U kunt de afbeeldingskwaliteit aanpassen. De scaninstellingen die kunnen worden aangepast, zijn: Rotatie, Helderheid/Contrast, Scherpte, Kromme, Niveaus, Kleurbalans en Tint/Verzadiging. Als [Automatisch] is geselecteerd, worden de standaardwaarden op alle instellingen toegepast. Als [Handmatig] is geselecteerd, kunnen alle instellingen naar wens worden aangepast. Raadpleeg voor meer informatie de Help-functie van het TWAIN-stuurprogramma. Basisbewerking voor WIA-scannen 1. Plaats het origineel. 2. Klik in het menu [Start] op [Apparaten en printers]. 3. Klik met de rechter muisknop op het printermodel dat u wilt gebruiken en klik vervolgens op [Beginnen met scannen]. 4. Configureer de scaninstellingen indien nodig en klik vervolgens op [Scannen]. 5. Klik op [Importeren]. 87

90 88 5. Originelen scannen

91 6. Een fax verzenden en ontvangen Faxapparaatscherm Stand-by scherm Fax Standaard Eerste regel Geeft de huidige maand en datum weer. Tweede regel Geeft de huidige instellingen voor de resolutie en de tijd weer. Instellingen die voor de huidige taak kunnen worden opgegeven Door op [ ] of [ ] te drukken in het stand-bymodusscherm, kunt u de volgende instellingen voor de huidige taak opgeven. Resolutie Dichtheid Het opstartscherm kan worden bepaald in [Functieprioriteit] onder [Systeeminstellingen]. 89

92 6. Een fax verzenden en ontvangen De datum en tijd instellen 1. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen]. 2. Druk op [ ] of [ ] om [Systeeminstellingen] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. 3. Druk op [ ] of [ ] om [Datum/Tijd instellen] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]- knop. 4. Druk op [ ] of [ ] om [Datum instellen] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]- knop. 5. Voer het huidige jaar met de cijfertoetsen in en druk dan op de [OK]-knop. 6. Voer de huidige maand met de cijfertoetsen in en druk dan op de [OK]-knop. 7. Voer de huidige dag met de cijfertoetsen in en druk dan op de [OK]-knop. 8. Druk op [ ] of [ ] om de datumindeling te selecteren en druk vervolgens op de [OK]- knop. 9. Druk op [ ]. 10. Druk op [ ] of [ ] om [Tijd instellen] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. 11. Druk op [ ] of [ ] om de tijdsindeling te selecteren en druk vervolgens op de [OK]- knop. Als u [24 uur] heeft geselecteerd, gaat u verder met stap Druk op [ ] of [ ] om [AM] of [PM] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. 13. Voer het huidige uur met de cijfertoetsen in en druk dan op de [OK]-knop. 14. Voer de huidige minuten met de cijfertoetsen in en druk dan op de [OK]-knop. 15. Druk op de knop [User Tools] om terug te keren naar het beginscherm. 90

93 Tekens invoeren Tekens invoeren Als u tekens wilt invoeren, gebruikt u de volgende toetsen: Een cijfer invoeren Druk op een cijfertoets. Een teken verwijderen Druk één seconde op [ ]. Een faxnummer invoeren Een getal invoeren Gebruik de cijfertoetsen. Andere tekens dan cijfers invoeren " ": Druk op [ ]. " ": Druk op [ ]. "P" (Pauze): druk op de [ID-kaart kopiëren/direct kiezen]-knop. Een naam invoeren Letters, cijfers en symbolen kunnen met de cijfertoetsen worden ingevoerd. Als u twee tekens in wilt voeren die dezelfde cijfertoets na elkaar gebruiken, druk dan nadat u het eerste teken hebt ingevoerd op [ ]. Cijfertoets Aantal keer indrukken NL CHZ903 Spatie: druk één seconde op [ ]. 91

94 6. Een fax verzenden en ontvangen Faxbestemmingen registreren Dit onderdeel beschrijft hoe u faxbestemmingen kunt registreren in het Adresboek via het bedieningspaneel. U kunt het Adresboek ook met Smart Organizing Monitor bewerken. Raadpleeg de helpfunctie van Smart Organizing Monitor voor meer informatie. De gegevens in het Adresboek kunnen beschadigd raken of onverwachts verloren gaan. De fabrikant aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade die optreedt als gevolg van dergelijk verlies van gegevens. Faxbestemmingen registreren 1. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen]. CTT Druk op [ ] of [ ] om [Adresboek] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. 3. Druk op [ ] of [ ] om [Verk. kiesbest. fax] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]- knop. 4. Druk op [ ] of [ ] om het verkorte kiesnummer te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. 5. Voer het faxnummer in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op de [OK]-toets. 6. Voer de faxnaam in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op de [OK]-knop. 7. Druk op de knop [User Tools] om terug te keren naar het beginscherm. 92

95 Faxbestemmingen registreren Faxbestemmingen wijzigen of verwijderen 1. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen]. CTT Druk op [ ] of [ ] om [Adresboek] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. 3. Druk op [ ] of [ ] om [Verk. kiesbest. fax] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]- knop. 4. Druk op [ ] of [ ] om het verkorte kiesnummer te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. 5. Wijzig het faxnummer met [ ], [ ] en de cijfertoetsen en druk vervolgens op de [OK]- knop. Als u een faxbestemming wilt verwijderen, gebruik dan [ ] om alle cijfers te verwijderen en druk vervolgens op de [OK]-knop. Ga naar stap Wijzig de faxnaam met [ ], [ ] en de cijfertoetsen en druk vervolgens op de [OK]-knop. 7. Druk op de knop [User Tools] om terug te keren naar het beginscherm. Faxbestemmingen configureren met Smart Organizing Monitor 1. Klik in het [Start]-menu op [Alle programma's]. 2. Klik op [Smart Organizing Monitor for SP xxx Series]. 3. Klik op [Smart Organizing Monitor for SP xxx Series Status]. 4. Als het apparaat dat u gebruikt, niet is geselecteerd, klik dan op [Apparaat select...] en selecteer vervolgens het apparaatmodel. 5. Klik op [OK]. 6. Klik op [Printerconfiguratie] op het tabblad [Gebruikerstool]. 7. Klik op het tabblad [Fax]. 93

96 6. Een fax verzenden en ontvangen 8. Geef de volgende items op om een faxbestemming toe te voegen: [Nr.: (00 tot 99)], [Bestemming:] en [Faxnummer:] en klik vervolgens op [Toepassen] bij [Verkorte kiesnummers]. 9. Om een faxbestemming te wijzigen, selecteert u de bestemming in [Lijst met verkorte kiesnummerbestemmingen:] en wijzigt u vervolgens [Bestemming:] of [Faxnummer:]. Om de wijzigingen toe te passen klikt u op [Toepassen] bij [Verkorte kiesnummers]. 10. Om een faxbestemming te verwijderen, selecteert u de bestemming bij [Lijst met verkorte kiesnummerbestemmingen:] en klikt u op [Verwijderen]. 11. Klik op [Toepassen] onderin het scherm. 12. Klik op [OK]. 13. Klik op [Afsl.]. 94

97 Een fax versturen Een fax versturen Het is raadzaam de ontvanger te bellen om te vragen of zij de fax hebben ontvangen als u belangrijke documenten verstuurt. Een faxnummer kan bestaan uit de cijfers 0 t/m 9, pauze, " " en " ". Voer indien nodig een pauze in het faxnummer in. Het apparaat pauzeert kort voordat het de cijfers na de pauze kiest. U kunt de pauzetijd bepalen via de instelling [Pauzetijd] onder de instellingen voor het versturen van faxen. Om toondiensten op een kiestoonlijn te gebruiken, voert u een " " in het faxnummer in. " " verandert de modus tijdelijk van pulstoon naar kiestoon. Als het apparaat via een PBX op het telefoonnetwerk is aangesloten, dient u ervoor te zorgen dat het externe lijntoegangsnummer is opgegeven in [PBX-toegangsnummer] voor het faxnummer. Er kunnen geen scheidingstekens of spaties voor het faxnummer worden ingevoerd. De verzendingsmodus selecteren Er zijn twee manieren van verzenden: Geheugenverzending en Directe verzending. Geheugenverzending In deze modus zal het apparaat verschillende originelen naar het geheugen scannen en ze daarna tegelijkertijd versturen. Dit is handig wanneer u haast hebt en het document wilt meenemen. In deze modus kunt u een fax naar meerdere bestemmingen versturen. In de modus Geheugenverzending kan een taak uit maximaal 10 pagina's bestaan en kunnen er maximaal 5 taken (inclusief pc-fax- en netwerkscannertaken) op het apparaat worden opgeslagen. Directe verzending In deze modus scant het apparaat het origineel en faxt deze tegelijkertijd zonder het in zijn geheugen op te slaan. Dit is handig wanneer u snel een origineel wilt versturen. In deze modus kunt u slechts één bestemming opgeven. 95

98 6. Een fax verzenden en ontvangen 1. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen]. CTT Druk op [ ] of [ ] om [Faxeigenschappen] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]- knop. 3. Druk op [ ] of [ ] om [TX-instellingen] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]- knop. 4. Druk op [ ] of [ ] om [Directe TX] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. 5. Druk op [ ] of [ ] om [Uit], [Aan] of [Uitsl.volg. fax] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. Voor geheugenverzending selecteert u [Uit]. Voor directe verzending selecteert u [Aan] of [Uitsluitend volgende fax]. 6. Druk op de knop [User Tools] om terug te keren naar het beginscherm. Basisbewerking voor het versturen van een fax 1. Druk op de [Fax]-knop. CTT Plaats het origineel op de glasplaat of in de ADF. 96

99 Een fax versturen 3. Voer het faxnummer in met de cijfertoetsen. Als het apparaat via een PBX op het telefoonnetwerk is aangesloten, dient u ervoor te zorgen dat het externe lijntoegangsnummer is opgegeven in [PBX-toegangsnummer] voor het faxnummer. 4. Druk op de [Start]-knop. CTT131 Afhankelijk van de apparaatinstellingen, wordt u mogelijk gevraagd om het faxnummer opnieuw in te voeren als u het faxnummer van de bestemming handmatig hebt ingevoerd. Als de faxnummers niet overeenstemmen, keert u terug naar stap 3. Als u het origineel op de glasplaat legt en de modus Geheugenverzending ingeschakeld is, kunt u met de volgende stappen de volgende pagina's van het origineel scannen. 5. Als u meer originelen wilt scannen, druk dan 60 seconden op de [1]-knop, plaats het volgende origineel op de glasplaat en druk tot slot op de [OK]-knop. Herhaal deze stap totdat alle originelen zijn gescand. 6. Wanneer alle originelen gescand zijn, drukt u op de [2]-knop om de fax te versturen. Als u de glasplaat voor directe verzending gebruikt, kunt u maar één pagina per keer versturen. Als de modus Geheugenverzending ingeschakeld is, kan het geheugen van het apparaat vol raken tijdens het scannen van de originelen. In dit geval vraagt het scherm u om de verzending te annuleren of om alleen de pagina's te versturen die succesvol zijn gescand. Een fax annuleren Volg de onderstaande procedure om het versturen van een fax te annuleren. Als het apparaat in de Geheugenverzendingmodus staat Als u het versturen van een fax annuleert als het apparaat het origineel scant, wordt het document niet verstuurd. Als u het versturen van een fax annuleert tijdens het versturen, wordt het verzendingsproces van de fax onmiddellijk geannuleerd. In dit geval wordt er een foutmelding weergegeven op het apparaat van de ontvanger. 97

100 6. Een fax verzenden en ontvangen Als het apparaat in de Directe verzendingmodus staat Als u het versturen van een fax annuleert als het apparaat het origineel scant, wordt het verzendingsproces van de fax onmiddellijk geannuleerd. In dit geval wordt er een foutmelding weergegeven op het apparaat van de ontvanger. 1. Druk op de knop [Stop/Wis]. 2. Druk op de [1]-knop. CTT130 Wilt u het versturen van een fax annuleren, druk dan op de [1]-knop (1: Ja). Wilt u verder gaan met het versturen van een fax, druk dan op de [2]-knop (2: Nee). Als u het versturen van een fax annuleert als de fax naar meerdere bestemmingen tegelijk wordt gestuurd (broadcast), wordt alleen de fax naar de huidige bestemming geannuleerd. De fax wordt naar de opeenvolgende bestemmingen gestuurd. Als u [TX std-bybest. verw.] in [Faxeigenschappen] gebruikt, kunt u bestanden die in de wachtrij staan om verzonden te worden, verwijderen. Selecteer [Bestand verwijderen] om het bestand te verwijderen. U kunt ook een bestand verwijderen dat op dat moment wordt verzonden. Selecteer [Alle best. verw.] om alle bestanden die in de wachtrij staan om verzonden te worden, te verwijderen. Dit heeft geen invloed op het bestand dat op dat moment wordt verzonden. De faxbestemming opgeven U kunt het faxnummer van de bestemming invoeren met de cijfertoetsen of bestemmingen opgeven via de volgende functies: Verkorte kiesbestemmingen gebruiken De functie opnieuw kiezen gebruiken De functie verzenden naar meerdere bestemmingen gebruiken 98

101 Een fax versturen De bestemming opgeven via verkorte kiesnummers 1. Druk op de [Fax]-knop. CTT Plaats het origineel op de glasplaat of in de ADF. 3. Druk op de [Verkort kiezen]-knop. CTT Voer het verkorte kiesnummer in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op de [OK]- knop. 5. Druk op de [Start]-knop. CTT131 Als u het origineel op de glasplaat legt en de modus Geheugenverzending ingeschakeld is, kunt u met de volgende stappen de volgende pagina's van het origineel scannen. 99

102 6. Een fax verzenden en ontvangen 6. Als u meer originelen wilt scannen, druk dan 60 seconden op de [1]-knop, plaats het volgende origineel op de glasplaat en druk tot slot op de [OK]-knop. Herhaal deze stap totdat alle originelen zijn gescand. 7. Wanneer alle originelen gescand zijn, drukt u op de [2]-knop om de fax te versturen. De bestemming opgeven met de functie 'Opnieuw kiezen' Met deze functie kunt u tijd besparen als u vaak berichten naar dezelfde bestemming stuurt, omdat u de bestemming niet opnieuw hoeft in te voeren. 1. Druk op de [Fax]-knop. CTT Plaats het origineel op de glasplaat of in de ADF. 3. Druk op [ ] of [ ] om [Opnieuw kiezen] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]- knop. 4. Druk op de [Start]-knop. CTT131 De bestemming opgeven met broadcastfunctie Met de broadcastfunctie kunt u een fax tegelijkertijd naar meerdere bestemmingen versturen. 100

103 Een fax versturen 1. Druk op de [Fax]-knop. CTT Plaats het origineel op de glasplaat of in de ADF. 3. Voeg een bestemming toe op één van de volgende manieren: Een verkort kiesnummer toevoegen 1. Druk op de [Verkort kiezen]-knop. 2. Selecteer een bestemming met de cijfertoetsen en druk dan op de [OK]-knop. 3. Druk op de [OK]-knop. Een bestemming handmatig toevoegen 1. Voer het faxnummer van de bestemming in met de cijfertoetsen. 2. Druk op de [OK]-knop. 4. Ga terug naar stap 3 om meer bestemmingen toe te voegen. 5. Druk op de [Start]-knop. CTT127 Handige verstuurfuncties U kunt de status van het apparaat van de ontvanger eenvoudig controleren via de functie 'Op de haak' voordat u een fax stuurt. Als u een extra telefoon hebt, kunt u praten en een fax versturen in één gesprek. 101

104 6. Een fax verzenden en ontvangen Een fax versturen met direct kiezen Met de functie 'Op de haak' kunt u de status van de ontvanger controleren terwijl u via de ingebouwde luidspreker kunt meeluisteren. Dit is een handige functie als u zeker wilt weten dat de fax wordt ontvangen. Als u faxen wilt versturen via de glasplaat, zorg er dan voor dat er geen originelen in de ADF zijn geplaatst. 1. Druk op de [Fax]-knop. CTT Plaats het origineel op de glasplaat of in de ADF. 3. Druk op de [ID-kaart kopiëren/direct kiezen]-knop. CTT Voeg een bestemming toe op één van de volgende manieren: Een verkort kiesnummer toevoegen 1. Druk op de [Verkort kiezen]-knop. 102

105 Een fax versturen CTT Selecteer een bestemming met de cijfertoetsen en druk dan op de [OK]-knop. Een bestemming handmatig toevoegen 1. Voer het faxnummer van de bestemming in met de cijfertoetsen. 5. Als u een hoge toon hoort, druk dan op de [Start]-knop. CTT Als het origineel op de glasplaat is geplaatst, druk dan op de [1]-knop (1: TX). Een fax versturen na een gesprek Met een externe telefoon of handset kunt u een fax versturen nadat u uw gesprek hebt beëindigd zonder de verbinding te verbreken en opnieuw te moeten kiezen. Dit is een handige functie als u zeker wilt weten dat de fax wordt ontvangen. Als u faxen wilt versturen via de glasplaat, zorg er dan voor dat er geen originelen in de ADF zijn geplaatst. 1. Plaats het origineel. 2. Pak de hoorn van de externe telefoon van de haak. 3. Geef de bestemming op met de externe telefoon. 4. Als de ontvanger antwoordt, vraag hem/haar dan om op de fax-starttoets aan de kant van de ontvanger te drukken. 103

106 6. Een fax verzenden en ontvangen 5. Druk op de [Start]-knop. CTT Als het origineel op de glasplaat is geplaatst, druk dan op de [1]-knop (1: TX). 7. Leg de hoorn op de haak. De scaninstellingen opgeven De afbeeldingsbelichting aanpassen Er zijn vijf afbeeldingsbelichtingsniveaus. Hoe donkerder het belichtingsniveau, hoe donkerder de afdruk. 1. Druk op de [Fax]-knop. CTT Druk op [ ] of [ ] op het scherm stand-bymodus en selecteer [Dichtheid]. Druk vervolgens op de [OK]-knop. 3. Druk op [ ] of [ ] om het belichtingsniveau of [Achtergrond wissen] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. 4. Druk op [ ] om naar het beginscherm terug te keren. 104

107 Een fax versturen Om de opgegeven instelling niet alleen op de huidige taak, maar op alle taken toe te passen, geeft u [Belichting] op in [Faxeigenschappen]. De resolutie opgeven Standaard Detail Foto Selecteer deze als het origineel een afgedrukt document of een document met drukletters met tekens van normale afmetingen. Selecteer deze als het origineel een document is met kleine opdruk. Selecteer deze als het origineel afbeeldingen bevat zoals foto's of gearceerde tekeningen. 1. Druk op de [Fax]-knop. CTT Druk op [ ] of [ ] op het scherm stand-bymodus om [Resolutie] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. 3. Druk op [ ] of [ ] om de resolutie-instellingen te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. 4. Druk op [ ] om naar het beginscherm terug te keren. 105

108 6. Een fax verzenden en ontvangen De faxfunctie gebruiken vanaf een computer (pc-fax) In dit onderdeel wordt beschreven hoe u de faxfunctie van het apparaat kunt gebruiken op een computer. U kunt een document rechtstreeks vanaf een computer via dit apparaat naar een ander faxapparaat sturen, zonder het document te hoeven afdrukken. Basisbewerkingen voor het versturen van faxen vanaf een computer Dit onderdeel beschrijft de basishandelingen voor het versturen van faxen vanaf een computer. U kunt een bestemming uit het pc-fax-adresboek selecteren of rechtstreeks handmatig een faxnummer invoeren. U kunt faxen versturen naar maximaal 100 bestemmingen tegelijk. (Maar als [Voor-/ achterblad bijvoegen] op het [Voor-/achterblad]-tabblad is aangevinkt en als [Adresboek gebruiken] in de [Aan:]-lijst is geselecteerd, kunt u faxen naar maximaal 5 bestemmingen tegelijk sturen.) De procedure in dit onderdeel is een voorbeeld dat is gebaseerd op Windows 7. Met pc-fax kunt u maximaal 10 pagina's (inclusief het voor-/achterblad) tegelijk sturen. 1. Open het bestand dat u wilt verzenden. 2. Klik in het menu [Bestand] op [Afdrukken...]. 3. Selecteer het pc-faxstuurprogramma als de printer en klik op [Afdrukken]. 4. Geef een bestemming op. Om een bestemming uit het pc-fax-adresboek op te geven: U kunt op het [Adresboek]-tabblad klikken en uit drie eerder gebruikte adresboeken in de [Bestandspad adresboek:]-lijst selecteren. U kunt ook op [Bladeren...] klikken om het adresboek (CSV-bestand) te downloaden. Selecteer een bestemming in de [Adreslijst:] en klik vervolgens op [Als bestemming inst.]. Herhaal deze stap om meer bestemmingen toe te voegen. Om een faxnummer rechtstreeks in te voeren: Klik op het [Bestemming opgeven]-tabblad, voer een faxnummer (van maximaal 40 cijfers) in bij [Faxnummer:] en klik vervolgens op [Als bestemming inst.]. Herhaal deze stap om meer bestemmingen toe te voegen. 5. Als u een voor- of achterblad aan de fax wilt toevoegen, klik dan op het [Voor-/ achterblad]-tabblad. 6. Klik op [Verzenden]. 106

109 De faxfunctie gebruiken vanaf een computer (pc-fax) Zie de Help-functie van het pc-faxstuurprogramma voor meer informatie. Een faxnummer kan bestaan uit de cijfers 0 t/m 9, "P" (pauze), "T" (toon), " " en " ". Om de kiestoon te gebruiken op een lijn met pulstoon, voert u "T" in bij een faxnummer. "T" verandert de modus tijdelijk van pulstoon naar kiestoon. Voor het verwijderen van een ingevoerde bestemming, selecteert u de bestemming in [Lijst met bestemm.:] en klikt u op [Uit lijst verwijderen]. Een fax annuleren U kunt het versturen van een fax annuleren door het bedieningspaneel van het apparaat of uw computer te gebruiken, afhankelijk van de status van de taak. Annuleren op het moment dat het apparaat een fax ontvangt van de computer Als het apparaat via een afdrukserver wordt gedeeld met meerdere computers, moet u erop letten dat u geen fax van een andere gebruiker annuleert. 1. Dubbelklik op het printerpictogram in de taakbalk van uw computer. 2. Selecteer de afdruktaak die u wilt annuleren en klik vervolgens op [Annuleren] in het menu [Document]. Een fax annuleren via het bedieningspaneel Annuleer de fax via het bedieningspaneel. 1. Druk op de [Fax]-knop. 2. Druk op de knop [Clear/Stop]. 3. Druk op de toets [1]. Wilt u het versturen van een fax annuleren, druk dan op de [1] (1: Ja). Wilt u verder gaan met het versturen van een fax, druk dan op de [2] (2: Nee). Verzendinstellingen configureren In dit onderdeel wordt beschreven hoe u de verzendinstellingen kunt configureren in de eigenschappen van het pc-faxstuurprogramma. Eigenschappen moeten voor elke toepassing apart worden ingesteld. 1. Klik in het menu [Bestand] op [Afdrukken...]. 2. Selecteer het pc-faxstuurprogramma als de printer en klik op een knop als [Voorkeuren]. Het dialoogvenster met eigenschappen van het pc-faxstuurprogramma wordt weergegeven. 3. Configureer de instellingen indien nodig en klik op [OK]. 107

110 6. Een fax verzenden en ontvangen Het pc-faxadresboek configureren In dit onderdeel wordt het pc-fax-adresboek beschreven. Configureer het pc-fax-adresboek op de computer. In het pc-fax-adresboek kunt u pc-faxbestemmingen snel en eenvoudig opgeven. Het pc-fax-adresboek kan maximaal 100 registraties bevatten, waaronder individuele bestemmingen en groepsbestemmingen. Het pc-fax-adresboek openen In dit onderdeel wordt beschreven hoe u het pc-fax-adresboek opent. 1. Klik in het menu [Start] op [Apparaten en printers]. 2. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het pc-faxstuurprogramma en klik vervolgens op [Voorkeursinstellingen voor afdrukken]. 3. Klik op [Adresboek bewerken...]. Bestemmingen registreren Dit onderdeel beschrijft hoe u bestemmingen in het pc-fax-adresboek kunt registreren. 1. Open het pc-fax-adresboek. 2. Voer de bestemming in. U dient een contactnaam en faxnummer in te voeren. 3. Klik op [Toevoegen]. De bestemming wordt toegevoegd aan de bestemmingslijst. Om de geregistreerde informatie te wijzigen, selecteert u de bestemming die u wilt wijzigen en wijzigt u vervolgens de informatie. Klik vervolgens op [Bijwerken]. 4. Klik op [OK]. 5. Als u een bestemming wijzigt, verschijnt er een melding ter bevestiging. U kunt de wijzigingen opslaan door op [Ja] te klikken. Groepen registreren In dit onderdeel wordt beschreven hoe u groepen bestemmingen kunt registreren. Een groep kan uit maximaal 100 individuele bestemmingen bestaan. 1. Open het pc-fax-adresboek. 2. Klik op [Groep bewerken...]. 3. Klik op [Nieuw...]. 108

111 De faxfunctie gebruiken vanaf een computer (pc-fax) 4. Voer de groepsnaam in en klik op [OK]. Selecteer de bestemming die u aan de groep wilt toevoegen en kies daarbij uit het [Adreslijst:]- gebied en klik vervolgens op [Toev. aan groep]. Als u een bestemming uit een groep wilt verwijderen, selecteer dan de bestemming die u wilt verwijderen van [Lijst met groepsleden:] en klik op [Lid verwijderen]. 5. Klik op [OK]. 6. Klik op [OK]. 7. Als u een bestemming wijzigt, verschijnt er een melding ter bevestiging. U kunt de wijzigingen opslaan door op [Ja] te klikken. Een voor-/achterblad van een fax bewerken In dit onderdeel wordt beschreven hoe u een voor- of achterblad van een fax bewerkt in de eigenschappen van het pc-faxstuurprogramma. 1. Klik in het menu [Bestand] op [Afdrukken...]. 2. Selecteer het pc-faxstuurprogramma als de printer en klik op [Afdrukken]. 3. Klik op het [Voor-/achterblad]-tabblad. 4. Configureer de instellingen indien nodig. 109

112 6. Een fax verzenden en ontvangen Een fax ontvangen Als u een belangrijke fax ontvangt, is het raadzaam om de ontvangst te bevestigen aan de afzender. Er kunnen maximaal 100 pagina's (50 taken) aan gefaxte pagina's worden ontvangen en opgeslagen in het geheugen van het apparaat. Er is een externe telefoon nodig om dit apparaat als telefoon te kunnen gebruiken. U kunt de hoorn ook als externe telefoon gebruiken. Alleen papier van het formaat A4, Letter of Legal kan voor het afdrukken van faxen worden gebruikt. Deze functie is niet beschikbaar bij de handinvoer. Ontvangstmodus selecteren De volgende ontvangstmodi zijn beschikbaar: Het apparaat alleen als faxapparaat gebruiken Automatische modus In deze modus beantwoordt het apparaat alle binnenkomende telefoontjes in de faxontvangstmodus. Het apparaat met een externe telefoon gebruiken Handmatige modus In deze modus moet u telefoontjes met een externe telefoon beantwoorden. Als een telefoontje een fax blijkt te zijn, moet u de ontvangst van de fax handmatig starten. Automatische modus In deze modus beantwoordt het apparaat alle binnenkomende telefoontjes in de faxontvangstmodus. U kunt de oproep beantwoorden voordat het apparaat naar faxontvangst overschakelt door de externe telefoon op te nemen terwijl deze overgaat. Als u een faxtoon of geen geluid hoort, moet u de fax handmatig ontvangen. 110

113 Een fax ontvangen 1. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen]. CTT Druk op [ ] of [ ] om [Faxeigenschappen] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]- knop. 3. Druk op [ ] of [ ] om [RX-instellingen] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]- knop. 4. Druk op [ ] of [ ] om [Schakel RX-modus] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]- knop. 5. Druk op [ ] of [ ] om de ontvangstmodus te selecteren en druk vervolgens op de [OK]- knop. 6. Druk op de knop [User Tools] om terug te keren naar het beginscherm. Een fax ontvangen in de handmatige modus Om faxen te ontvangen dient u eerst de originelen die in de ADF geplaatst zijn, te verwijderen. 1. Neem de hoorn van de externe lijn van de haak om de oproep te beantwoorden. 2. Wanneer u een faxtoon of geen geluid hoort, kunt u op de [Fax]-knop drukken om naar de faxmodus te gaan. Vervolgens drukt u op de [Start]-knop. CTT

114 6. Een fax verzenden en ontvangen 3. Druk op de [3]-knop. Om een fax te ontvangen, drukt u op de [3]-knop. (3: RX) 4. Leg de hoorn op de haak. Een fax ontvangen in de automatische modus Wanneer de ontvangstmodus ingesteld is op de automatische modus, beantwoordt het apparaat automatisch alle oproepen in de faxontvangstmodus. U kunt het aantal keren dat de externe telefoon overgaat voordat een fax wordt ontvangen, wijzigen in de instelling [Aantal keer bellen] onder [Faxeigenschappen]. U kunt de oproep beantwoorden voordat het apparaat naar faxontvangst overschakelt door de externe telefoon op te nemen terwijl deze overgaat. Als u een faxtoon of geen geluid hoort, moet u de fax handmatig ontvangen. 112

115 Lijsten/rapporten met betrekking tot de faxfunctie Lijsten/rapporten met betrekking tot de faxfunctie De lijsten en rapporten met betrekking tot de faxfunctie zijn: Faxjournaal Hiermee wordt een journaal van faxverzending en -ontvangst van de laatste 100 taken afgedrukt. TX-statusrapport Drukt het meest recente verzendingsresultaat af. TX-stand-bybestlijst Drukt een lijst af van onverstuurde faxtaken die in het geheugen van het apparaat staan. Stroomstoringsrapport Drukt een rapport af als de stroom van het apparaat is onderbroken terwijl er een fax werd verstuurd of ontvangen, of als er afbeeldingen die in het apparaatgeheugen waren opgeslagen, verloren zijn gegaan doordat het apparaat langere tijd is uitgeschakeld. Verk. kiez.lijst fax Hiermee wordt een lijst met ingevoerde verkorte kiesnummers afgedrukt. PC FAX foutrapport Hiermee worden fouten afgedrukt die tijdens de verzending van taken van de computer naar het apparaat optreden. 113

116 Een fax verzenden en ontvangen

117 7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Basisbewerking Type 1 modellen zijn niet uitgerust met [Scannereigenschappen] en [Netwerkinstellingen]. Type 3 modellen zijn niet uitgerust met [Faxeigenschappen] en [Adresboek]. Bij bepaalde modellen worden sommige instellingen niet weergegeven. 1. Als u de systeeminstellingen van het apparaat wilt configureren, druk dan op de [Gebruikersinstellingen]-knop. 2. Druk op [ ] of [ ] om de instellingen die u wilt gebruiken te selecteren. CTT129 De standaardinstellingen van het apparaat zijn onderverdeeld in deze acht categorieën: [Systeeminstellingen], [Printereigenschappen], [Kopieereig.], [Faxeigenschappen], [Adresboek], [Lijst/rap. afdrukken], [Scannereigenschappen], [Netwerkinstellingen] 3. Om de weergegeven instellingen en waarden te bevestigen, drukt u op de [OK]-knop. 4. Om terug te gaan naar het vorige item, drukt u op [ ]. Om naar het beginscherm terug te keren, drukt u net zo vaak op [ ] als het aantal items dat u geselecteerd heeft of druk eenmalig op de [Gebruikersinstellingen]-knop. 115

118 7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Instellingen voor kopieereigenschappen Sorteren Configureert het apparaat om pagina's in setjes af te leveren wanneer er meerdere kopieën worden gemaakt van een document dat uit meerdere pagina's bestaat (P1, P2, P1, P2,...). Standaardinstelling: [Uit] Aan Uit Origineeltype Hiermee geeft u het origineeltype op om de kopieerkwaliteit te optimaliseren. Standaard: [Tekst/Foto] Dichtheid Tekst Selecteer dit type als het origineel alleen tekst bevat en geen foto's of afbeeldingen. Foto Selecteer deze optie als het origineel foto's of afbeeldingen bevat. Gebruik deze modus voor de volgende origineeltypen: Foto's Pagina's die geheel of hoofdzakelijk uit foto's of afbeeldingen bestaan, zoals pagina's in tijdschriften. Tekst/Foto Selecteer dit type als het origineel zowel tekst als foto's of afbeeldingen bevat. Geeft de afbeeldingsbelichting op voor fotokopiëren. Standaardinstelling: (lichtst) (donkerst) Verkleinen/vergroten Geeft het percentage aan waarmee kopieën vergroot of verkleind worden. Standaardinstelling: [100%] (voornamelijk in Europa en Azië) 116

119 Instellingen voor kopieereigenschappen 50%, 71% A4 A5, 82% B5 JIS A5, 93%, 122% A5 B5 JIS, 141% A5 A4, 200%, zoomen: % (voornamelijk in Noord-Amerika) 50%, 65% LT HLT, 78% LG LT, 93%, 129% HLT LT, 155% HLT LG, 200%, zoomen: % Combineren Selecteer deze optie om twee of vier pagina's van een origineel op één vel papier te kopiëren. Standaardinstelling: [Uit] Uit 2 op 1 4 op 1 Staand Liggend Staand: L naar R Staand: B naar O Liggend: L naar R Liggend: B naar O Voor meer informatie, zie Pag. 64 "Meerdere pagina's combineren". Dubbelzijdig kopiëren Stelt het apparaat in om dubbelzijdige kopieën te maken door enkelzijdige documenten op de voor- en achterkant van elk vel te kopiëren. Standaardinstelling: [Uit] Uit Boven/boven Staand Liggend Boven/onder Staand Liggend Voor meer informatie, zie Pag. 70 "Dubbelzijdige kopieën maken". Toner besparen Deze functie zorgt ervoor dat er minder toner wordt verbruikt bij het afdrukken. Als u deze functie inschakelt, kan de afdrukkwaliteit achteruit gaan. Standaardinstelling: [Uit] 117

120 7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Uit Aan Pap.instell. handinv Papierformaat Geef hier het papierformaat op. Standaardinstelling: [A4] [LT (8 1 / 2 11)] Papiertype (voornamelijk in Europa en Azië) (voornamelijk in Noord-Amerika) A4, B5 JIS, A5, B6 JIS, A6, LG (8 1 / 2 14), LT (8 1 / 2 11), HLT (5 1 / / 2 ), EXE (7 1 / / 2 ), 16K ( mm), 16K ( mm), 16K ( mm), Ang.fr Geeft de papiersoort aan. Standaardinstelling: [Normaal papier] Normaal papier, Gerecycled papier, Dik papier, Dun papier 118

121 Instellingen van faxeigenschappen Instellingen van faxeigenschappen TX-instellingen Directe TX Hiermee stelt u het apparaat zo in dat er direct een fax wordt verstuurd als het origineel is gescand. Resolutie Standaardinstelling: [Uit] Uit Selecteer deze optie als u geheugenverzending gebruikt. Aan Selecteer deze optie als een fax direct wordt verstuurd. Uitsluitend volgende fax Selecteer deze optie bij directe verzending voor uitsluitend de volgende fax. Hiermee geeft u de resolutie op die gebruikt wordt tijdens het scannen van originelen. De standaardinstelling is: [Standaard] Dichtheid Standaard Selecteer deze als het origineel een afgedrukt document of een document met drukletters met tekens van normale afmetingen. Detail Selecteer deze als het origineel een document is met kleine opdruk. Foto Selecteer deze als het origineel afbeeldingen bevat zoals foto's of gearceerde tekeningen. Hiermee geeft u de afbeeldingsbelichting op voor te scannen originelen. [Achtergrond wissen] is niet beschikbaar als [Resolutie] is ingesteld op [Foto]. Standaardinstelling: [Achtergrond wissen] (lichtst) (donkerst) Achtergrond wissen 119

122 7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Pauzetijd Specificeert de duur van de pauzetijd als er een pauze wordt ingevoegd in de cijfers van een faxnummer. Standaardinstelling: 3 seconden 1 tot 15 seconden, in stappen van 1 seconde Automatisch opnieuw proberen Hiermee wordt het apparaat ingesteld om de faxbestemming automatisch opnieuw te bellen als de lijn bezet is of als er een verzendingsfout optreedt. Standaardinstelling: [Aan] Uit Aan Faxkoptekst afdrukken Stelt het apparaat zo in dat er aan elke fax die u verstuurt een koptekst wordt toegevoegd. De koptekst bevat de huidige datum en tijd, de faxnaam en het faxnummer van de gebruiker, het sessienummer en pagina-informatie. Standaardinstelling: [Aan] Uit Aan RX-instellingen Schakel RX-modus Hier kunt u de ontvangstmodus opgeven. Standaardinstelling: [Automatisch] Automatisch Het apparaat beantwoordt automatisch alle binnenkomende oproepen in de faxontvangstmodus. Handmatig Het apparaat rinkelt als er binnenkomende oproepen worden ontvangen. Het apparaat ontvangt alleen faxen als u handmatig faxen ontvangt op het apparaat. Automatische verkleining Laat het apparaat het formaat van een ontvangen fax verkleinen als het te groot is om op één vel papier af te drukken. Let op dat het apparaat het formaat verkleint tot maximaal 74%. Als er een hogere verkleining nodig is om een fax op één vel te laten passen, zal het worden afgedrukt op aparte vellen zonder verder verkleind te worden. Standaardinstelling: [Aan] 120

123 Instellingen van faxeigenschappen Uit Aan Aant. keer over laten gaan Geeft aan hoe vaak de externe telefoon of de hoorn moet overgaan voordat het apparaat een fax ontvangt als [Schakel RX-modus] is ingesteld op [Automatisch]. Standaardinstelling: 3 keer 3 tot 5 keer, in stappen van 1 Als u [Landcode] op [Japan] hebt ingesteld, kunt u dit 1 tot 5 keer instellen. De standaardinstelling is 1. Voetnoot toevoegen Stelt het apparaat zo in dat er aan elke fax die u ontvangt een voettekst wordt toegevoegd. Standaardinstelling: [Aan] Uit Aan TX stand-bybestanden verwijderen Verwijdert onverstuurde faxtaken die in het geheugen van het apparaat staan. Deze functie wordt alleen uitgevoerd als deze is geselecteerd. Bestand verwijderen Om een faxtaak te verwijderen, selecteert u de taak die u wilt verwijderen. Alle bestanden verwijderen Comm.instellingen Alle faxtaken verwijderen. ECM-verzending Stelt het apparaat zo in dat de gegevens die tijdens de verzending verloren zijn gegaan, automatisch opnieuw worden verstuurd. Standaardinstelling: [Aan] Uit Aan ECM-ontvangst Stelt het apparaat zo in dat de gegevens die tijdens ontvangst verloren zijn gegaan, automatisch worden ontvangen. Standaardinstelling: [Aan] Uit Aan 121

124 7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Kiestoondetectie Stelt het apparaat zo in dat er automatisch een kiestoon wordt gedetecteerd voor de bestemming wordt gebeld. Detecteren Niet detecteren De standaardwaarde hangt af van de [Landcode]-instelling. Verzendsnelheid Hiermee geeft u de verzendingssnelheid op voor de faxmodem. Standaardinstelling: [33.6 Kbps] 33.6 Kbps 14,4 Kbps 9,6 Kbps 7,2 Kbps 4,8 Kbps 2,4 Kbps Ontvangstsnelheid Geeft de ontvangstsnelheid op voor de faxmodem. Standaardinstelling: [33.6 Kbps] 33.6 Kbps 14,4 Kbps 9,6 Kbps 7,2 Kbps 4,8 Kbps 2,4 Kbps Kies-/pulstoon Bepaalt het lijntype van de telefoonlijn. Om deze instelling te configureren dient u contact op te nemen met uw telefoonmaatschappij om de instelling te selecteren aan de hand van uw telefoonlijn. Het selecteren van de verkeerde instelling kan leiden tot verzendingsfouten. Als u [Landcode] hebt ingesteld op [Australië], [Nieuw-Zeeland] of [Singapore], wordt [Kies-/pulstoon] niet weergegeven, omdat de standaardinstelling [Pulstoon] is. Standaardinstelling: [Pulstoon] Pulstoon Tel. kiessch. (10PPS) 122

125 Instellingen van faxeigenschappen PSTN / PBX Tel. kiessch. (20PPS) [Kiessch.tel (20PPS)] wordt alleen weergegeven als [Landcode] is ingesteld op [Japan] of [Thailand]. Hiermee bepaalt u of het apparaat direct is aangesloten op het algemene telefoonnetwerk (PSTN) of via een telefooncentrale van een particulier bedrijf (PBX). Standaardinstelling: [PSTN] PSTN PBX PBX-toegangsnummer Bepaalt het nummer dat moet worden gedraaid om toegang tot de externe lijn te krijgen als het apparaat op een PBX is aangesloten. Controleer of deze instelling overeenkomt met uw PBX-instellingen. Anders kunt u wellicht geen faxen versturen naar externe bestemmingen. Standaardinstelling: 9 0 tot 999 Bevestiging faxnummer Als deze instelling actief is, zal de gebruiker worden gevraagd om het nummer ter bevestiging opnieuw in te voeren als hij/zij een fax wil versturen door het faxnummer handmatig in te voeren. Als de nummers niet overeenkomen, kan de fax niet worden verstuurd. Standaardinstelling: [Uit] Uit Aan Rapport afdrukinstellingen TX-statusrapport Hiermee drukt het apparaat automatisch een verzendingsrapport af nadat een fax is verzonden. Standaardinstelling: [Fout: met afbeeld.] Alleen fout Drukt een rapport af wanneer er een verzendingsfout optreedt. Fout: met afb. Drukt een rapport af met een afbeelding van het origineel wanneer er een verzendingsfout optreedt. Elke TX Drukt een rapport af bij elke faxverzending. 123

126 7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Elke TX: met afb. Faxjournaal Drukt een rapport af met een afbeelding van het origineel bij elke faxverzending. Niet afdrukken Stelt het apparaat zo in dat er automatisch een faxjournaal wordt afgedrukt na elke 100 faxtaken (zowel verzonden als ontvangen faxen). Standaardinstelling: [Autom. afdrukken] Automatisch afdrukken Niet automatisch afdrukken PC FAX foutrapport Hiermee wordt het apparaat zo ingesteld dat er automatisch pc-fax-foutrapporten worden afgedrukt. Standaardinstelling: [Autom. afdrukken] Automatisch afdrukken Niet automatisch afdrukken 124

127 Instellingen scannereigenschappen Instellingen scannereigenschappen Scanmodus Selecteer een scantype voor het origineel. Deze instelling wordt alleen toegepast bij Scannen naar USB. Resolutie Standaardinstelling: [Kleur : Tekst/Foto] Zwart-wit : Tekst Zw-wit : Tekst/Foto Zwart-wit : Foto Grijswaarden Kleur : Tekst/Foto U kunt hier de resolutie opgeven voor het te scannen origineel. Deze instelling wordt alleen toegepast bij Scannen naar USB. Standaardinstelling: [ dpi] dpi dpi dpi Origineelformaat Geeft het scanformaat op volgens het formaat van het origineel. Deze instelling wordt alleen toegepast bij Scannen naar USB. Standaardinstelling: [A4] [LT (8 1 / 2 11)] Dichtheid (voornamelijk in Europa en Azië) (voornamelijk in Noord-Amerika) A4, B5 JIS, A5, A6, LG (8 1 / 2 14), LT (8 1 / 2 11), HLT (5 1 / / 2 ), EXE (7 1 / / 2 ), Ang.fr U kunt hier de afbeeldingsbelichting opgeven voor te scannen originelen. Deze instelling wordt alleen toegepast bij Scannen naar USB. Standaardinstelling: (lichtst) 125

128 7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel (donkerst) Bestandsindeling De bestandsindeling instellen voor zwart-wit en grijswaarden/kleur. Deze instelling wordt alleen toegepast bij Scannen naar USB. Z-w Standaardinstelling: [Meerdere pag.: TIFF] Enkele pagina: TIFF Enkele pagina: PDF Meerdere pag.: TIFF Meerdere pag.: PDF Grijstinten/Kleur Standaardinstelling: [Meerdere pag.: PDF] Enkele pagina: TIFF Enkele pagina: JPEG Meerdere pag.: PDF Als [Bestandsindeling] is ingesteld op [Meerdere pag.: TIFF] of [Meerdere pag.: PDF], blijft [ delen & verz.] [Uit], zelfs als u dit item instelt op [Aan (op pagina)]. Compressie U kunt de gegevenscompressiemethode selecteren uit [MH], [MR] of [MMR]. Standaardinstelling: [MH] MH MR MMR Maximaal formaat Geeft het maximale formaat op van een bestand dat via kan worden verstuurd. Standaardinstelling: [Geen limiet] 1 MB 2 MB 3 MB 4 MB 5 MB Geen beperking 126

129 Instellingen scannereigenschappen delen & verzenden Selecteer of een afbeelding die groter is dan het formaat dat opgegeven is in [Max. e- mailgrootte], moet worden verdeeld en verzonden met meer dan één . Standaardinstelling: [Uit] Aan (op grootte) Aan (per pagina) Uit Scanbestand verwijd. Verwijdert onverstuurde scantaken die in het geheugen van het apparaat staan. Bestand verwijderen Alle bestanden verwijderen 127

130 7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Instellingen voor het adresboek Verk. kiesbest. fax Faxnummers en -namen kunnen in de lijst met verkorte kiesnummers worden geregistreerd. Er kunnen maximaal 100 verkorte kiesnummers geregistreerd worden. Voor meer informatie, zie Pag. 92 "Faxbestemmingen registreren". 128

131 Systeeminstellingen Systeeminstellingen Pap.instell. lade 1 Papierformaat Geef hier het papierformaat op. Standaardinstelling: [A4] [LT (8 1 / 2 11)] Papiertype (voornamelijk in Europa en Azië) (voornamelijk in Noord-Amerika) A4, B5 JIS, A5, B6 JIS, A6, LG (8 1 / 2 14), LT (8 1 / 2 11), HLT (5 1 / / 2 ), EXE (7 1 / / 2 ), 16K ( mm), 16K ( mm), 16K ( mm), Ang.fr Geeft de papiersoort aan. Standaardinstelling: [Normaal papier] Volume aanpassen Normaal papier, Gerecycled papier, Dik papier, Dun papier Hier kunt u het volume van de geluiden die het apparaat produceert opgeven. Selecteer de instelling voor elk item en kies daarbij uit: [Uit], [Laag], [Medium] en [Hoog]. Paneeltoets toon Hiermee specificeert u het volume van het piepgeluid dat wordt gegeven als er op een toets of knop wordt gedrukt. Standaardinstelling: [Medium] Alarmvolume Hiermee specificeert u het volume van het alarmgeluid dat het apparaat produceert als er een bewerkingsfout optreedt. Standaardinstelling: [Medium] Dir.kz modus Hiermee specificeert u het volume van het geluid dat uit de luidspreker komt in de Direct kiezen modus. Standaardinstelling: [Medium] Geluid eind kopiëren Hiermee specificeert u het volume van het piepgeluid dat het apparaat maakt als een kopieertaak is voltooid. 129

132 7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Standaardinstelling: [Uit] Geluid fout kopiëren Hiermee specificeert u het volume van het piepgeluid dat het apparaat maakt als er een fout in een kopieertaak optreedt. Standaardinstelling: [Medium] Geluid einde afdruk. Hiermee specificeert u het volume van het piepgeluid dat het apparaat maakt als een afdruktaak is voltooid. Standaardinstelling: [Uit] Geluid fout afdruk. Hiermee specificeert u het volume van het piepgeluid dat het apparaat maakt als er een fout in een afdruktaak optreedt. Standaardinstelling: [Medium] Geluid einde scannen Hiermee specificeert u het volume van het piepgeluid dat het apparaat maakt als een scantaak is voltooid. Standaardinstelling: [Uit] Geluid fout scannen Hiermee specificeert u het volume van het piepgeluid dat het apparaat maakt als er een fout in een scantaak optreedt. Standaardinstelling: [Medium] Geluid eind faxverz. Hiermee specificeert u het volume van het piepgeluid dat het apparaat maakt als een fax is verzonden. Standaardinstelling: [Medium] Geluid fout faxverz. Hiermee specificeert u het volume van het piepgeluid die het apparaat maakt als er een fout optreedt bij het versturen van een fax. Standaardinstelling: [Medium] Geluid eind faxontv. Hiermee specificeert u het volume van het piepgeluid dat het apparaat maakt als een fax is ontvangen. Standaardinstelling: [Medium] 130

133 Systeeminstellingen Geluid fout faxont. Hiermee specificeert u het volume van het piepgeluid dat het apparaat maakt als er een fout optreedt bij het ontvangen van een fax. Standaardinstelling: [Medium] Datum/tijd instellen Datum instellen Bepaalt de datum van de interne klok van het apparaat. Tijd instellen Jaar: 2000 tot en met 2099 Maand: 1 t/m 12 Dag: 1 t/m 31 Datumindeling: JJJJ/MM/DD, MM/DD/JJJJ of DD/MM/JJJJ Bepaalt de tijd van de interne klok van het apparaat. Tijdsindeling: 12-uursindeling of 24-uursindeling AM/PM-stempel: AM, PM (voor 12-uursindeling) Uur: 0 t/m 23 voor 24-uursindeling of 1 t/m 12 voor 12-uursindeling Minuten: 0 t/m 59 Faxinf. programmeren Bepaalt de gebruikersinformatie voor het versturen van een fax. Eigen Faxnummer Bepaalt het faxnummer van het apparaat, dit kan uit maximaal 20 tekens bestaan, inclusief 0 t/m 9, spatie en "+". Eigen naam Functieprioriteit Geeft de naam van het apparaat op met maximaal 20 tekens. Geeft de modus die geactiveerd wordt als het apparaat wordt ingeschakeld. Standaardinstelling: [Kopieerapparaat] Kopieerapparaat Fax Scanner Energiespaarstand Bepaalt of het apparaat overschakelt naar de Energiespaarstand, Energiespaarstand 1 of Energiespaarstand 2 om het elektriciteitsverbruik te verlagen. Het apparaat komt weer uit de Energiespaarstand als er een afdruktaak wordt ontvangen of een ontvangen fax wordt afgedrukt, 131

134 7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Taal als er een TWAIN-scanopdracht van de computer wordt ontvangen of als er op een knop wordt gedrukt. Energiespaarstand 1 Het apparaat gaat over naar Energiespaarstand 1 als het apparaat 30 seconden niet is gebruikt. Het kost minder tijd om terug te keren uit Energiespaarstand 1 dan uit de uitgeschakelde status of uit Energiespaarstand 2, maar het elektriciteitsverbruik in Energiespaarstand 1 is hoger dan in Energiespaarstand 2. Standaardinstelling: [Uit] Uit Aan Energiespaarstand 2 Het apparaat gaat over naar Energiespaarstand 2 als de opgegeven tijd voor deze instelling is verstreken. Het apparaat verbruikt in Energiespaarstand 2 minder elektriciteit dan in Energiespaarstandmodus 1, maar het duurt langer om terug te keren uit Energiespaarstand 2. Europa Standaardinstelling: [1 minuut] Dit kan worden ingesteld van 1 tot 30 minuten. Andere landen dan Europese landen Standaardinstelling: [Aan] (1 minuut) Aan (1 tot 240 minuten, met intervallen van 1 minuut) Uit Bepaalt de taal die op het scherm en in rapporten gebruikt wordt. Standaardinstelling: [Engels] Landcode Engels, Duits, Frans, Italiaans, Spaans, Nederlands, Zweeds, Noors, Deens, Fins, Portugees, Tsjechisch, Hongaars, Pools, Russisch, Portugees (Bazil.), Turks Selecteer het land waarin het apparaat wordt gebruikt. De landcode die u specificeert bepaalt de displaynotatie van de datum en tijd en de standaardwaarden van de faxverzendingsinstellingen. Zorg ervoor dat u de correcte landcode selecteert. Het selecteren van een verkeerde landcode kan tot storingen leiden in faxverzendingen. Standaardinstelling: [Verenigde Staten] Vaste USB-poort Bepaalt of hetzelfde stuurprogramma kan worden gebruikt voor meerdere apparaten via een USBverbinding. Standaardinstelling: [Uit] 132

135 Systeeminstellingen Aan Het stuurprogramma dat u op uw computer hebt geïnstalleerd, kan worden gebruikt met elk ander apparaat dat van hetzelfde model is als het apparaat dat oorspronkelijk voor installatie was gebruikt. Uit Printcartridge U moet het stuurprogramma apart installeren voor afzonderlijke apparaten, omdat alle apparaten die niet het oorspronkelijke apparaat zijn, worden herkend als nieuw apparaat bij aansluiting via USB. Hier vindt u informatie over verbruiksartikelen. Deze informatie wordt alleen weergegeven als [Opties bij toner op] is ingesteld op [Stoppen met afdr.]. (New) (vervanging nodig) Als [Opties bij toner op] is ingesteld op [Doorgaan met afdr.], wordt "**" weergegeven in plaats van de indicator hierboven. Tonerniveaus worden altijd weergegeven voor type 3 modellen. Modus lage vochtigheid Als het apparaat gebruikt wordt in een omgeving met een lage vochtigheidsgraad, is het mogelijk dat er om de paar millimeter zwarte strepen ontstaan. Als u [Aan] selecteert, zullen deze zwarte strepen niet ontstaan. Standaardinstelling: [Uit] Aan Uit Registratie Past de positie van de invoerlade aan. Pas de waarde aan met [ ] of [ ]. Om de registratie te controleren kunt u een testpagina afdrukken. Lade 1 Past de positie van lade 1 aan. Standaardinstelling: [0] Horizontaal (-6 tot +6 mm, in stappen van 1 mm) Verticaal (-6 tot +6 mm, in stappen van 1 mm) 133

136 7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Handinvoer Past de positie van de handinvoer aan. Standaardinstelling: [0] Beelddichth. aanp. Horizontaal (-6 tot +6 mm, in stappen van 1 mm) Verticaal (-6 tot +6 mm, in stappen van 1 mm) Past de afdrukdichtheid aan. Standaardinstelling: (lichtst) (donkerst) Opties bij toner op Deze instelling wordt gebruikt om het tonerniveau te controleren. Standaardinstelling: [Stoppen met afdr.] Stoppen met afdr. Het controleren van het tonerniveau is actief. Het niveau van de resterende toner kan worden gecontroleerd via het bedieningspaneel en met Smart Organizing Monitor. Doorgaan met afdr. Het apparaat controleert niet langer het tonerniveau. Zelfs als de toner opraakt, zal het afdrukken doorgaan en worden er geen berichten weergegeven. Instell. terugz. [Opties bij toner op] wordt niet weergegeven op type 3 modellen. Raadpleeg Pag. 199 "Opmerkingen over de toner" voor meer informatie over de printercartridge en de toner. Alle inst. terugz. Hiermee zet u alle instellingen terug naar de fabrieksinstellingen, behalve de taal, de datum, tijd en instellingen voor verkort kiezen voor de fax. Adresboek wissen Hiermee verwijdert u alle opgeslagen verkorte kiesnummers voor de fax. 134

137 Lijsten/rapporten afdrukken Lijsten/rapporten afdrukken De configuratiepagina afdrukken 1. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen]. CTT Druk op [ ] of [ ] om [Lijst/rap. afdrukken] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop. 3. Druk op [ ] of [ ] om de rapporttypen te te selecteren en druk vervolgens op de [OK]- knop. Rapporttypen Rapporten worden afgedrukt met papier dat in lade 1 is geplaatst, behalve bij testpagina's. De testpagina kan afgedrukt worden op papier dat in de handinvoer is geplaatst. Stel bij het afdrukken van de testpagina het papierformaat op A4 of Letter in. Stel bij het afdrukken van andere rapporten het papierformaat op A4, Letter of Legal in. Configuratiepagina Drukt de algemene informatie over het apparaat en de huidige configuratie af. Testpagina Hiermee controleert u de resultaten van een aangepaste afdrukpositie. Faxjournaal Hiermee wordt een journaal van faxverzending en -ontvangst van de laatste 100 taken afgedrukt. TX-statusrapport Hiermee drukt u het meest actuele verzendingsrapport af. 135

138 7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel TX-stand-bybestlijst Drukt een lijst af van onverstuurde faxtaken die in het geheugen van het apparaat staan. Verk. kiez.lijst fax Hiermee wordt een lijst met ingevoerde verkorte kiesnummers afgedrukt. Bestemmingslijst scanner Hiermee wordt een lijst van de scanbestemmingen afgedrukt. Scannerjournaal Hiermee wordt een scanjournaal afgedrukt voor de laatste 100 taken van Scannen naar , Scannen naar FTP en Scannen naar Map. Lijst netwerkinstel. Hiermee drukt u het MAC-adres en het IP-adres af. Controleer bij het Type 4-model de instellingen voor het draadloos LAN. 136

139 Instellingen voor printereigenschappen Instellingen voor printereigenschappen I/O Timeout Time-out: USB Bepaalt hoeveel seconden het apparaat wacht voordat gegevens worden afgedrukt als de gegevens worden onderbroken als deze vanaf de computer via USB worden gestuurd. Als het apparaat geen gegevens ontvangt binnen de opgegeven tijd, zal het apparaat alleen de gegevens afdrukken die zijn ontvangen. Standaardinstelling: [60 sec.. ] Uit 15 sec. 60 sec. 300 sec. Automatisch doorgaan Hiermee stelt u in dat het apparaat fouten met het papierformaat of het papiertype negeert en verder gaat met afdrukken. Het afdrukken wordt onderbroken wanneer er een fout wordt gedetecteerd en begint automatisch weer na het opgegeven tijdstip afhankelijk van de op het bedieningspaneel opgegeven instellingen. Als [Automatisch doorgaan] is ingesteld op [0 sec. ], blijft het apparaat afdrukken en geeft het de foutmelding niet weer. Standaardinstelling: [0 sec.] Uit 0 sec. 10 sec. 30 sec. Subpapierformaat: Stelt het apparaat zo in dat er op papier van een ander formaat wordt afgedrukt als het opgegeven papier niet in de lade is geplaatst. Andere formaten zijn vooraf ingesteld op A4 en Letter. Standaardinstelling: [Aan] Aan Uit 137

140 7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Netwerkinstellingen Type LAN Selecteer dit om verbinding te maken met het netwerk via draadloos LAN of Ethernet. Standaardinstelling: [Draadloos LAN] Ethernet Wireless LAN Apparaat IPv4 adres DHCP geactiveerd Hiermee verkrijgt het apparaat automatisch zijn IPv4-adres, subnetmasker en standaard gateway-adres van een DHCP-server. Bij gebruik van DHCP, kunt u het IPv4-adres, subnetmasker of standaard gateway-adres niet handmatig opgeven. Standaardinstelling: [Aan] Aan Uit IP-adres Hiermee geeft u het IPv4-adres van het apparaat op wanneer DHCP niet wordt gebruikt. Gebruik dit menu om het huidige IP-adres te controleren bij gebruik van DHCP. Standaardinstelling: Subnet Mask Hiermee geeft u het subnetmasker van het apparaat op wanneer DHCP niet wordt gebruikt. Gebruik dit menu om het huidige subnetmasker te controleren bij gebruik van DHCP. Standaardinstelling: Gateway adres Hiermee geeft u het standaard gateway-adres van het apparaat op wanneer DHCP niet wordt gebruikt. Gebruik dit menu om het standaard gateway-adres te controleren bij gebruik van DHCP. Standaardinstelling: Apparaat IPv6 adres IPv6 gebruiken Selecteer of u IPv6 wilt in- of uitschakelen Standaardinstelling: [Aan] Aan 138

141 Netwerkinstellingen Uit Link-lokaal adres Geef het IPv6 linklokale adres weer. Staatloos adres 0-4 Geeft de IPv6 staatloze adressen weer die zijn verkregen via router-advertisement. Stateful adres Dit geeft het IPv6-stateful-adres weer. Adres handm. config. Hiermee geeft u het IPv6-adres van het apparaat op wanneer DHCP niet wordt gebruikt. IPv6 Gateway-adres MAC Address Bepaalt het IPv6-adres van de standaard gateway. Dit geeft het MAC-adres weer. WiFi-instellingen Wi-Fi verbinding Infrastructuur modus Selecteer dit om de instellingen van de Infrastructuur-modus op te geven. SSID zoeken Selecteer het toegangspunt voor draadloos LAN of de door SSID geïdentificeerde router en voer het wachtwoord in. Als het wachtwoord juist is, wordt een netwerkverbinding tot stand gebracht. SSID invoeren Selecteer dit handmatig om instellingen op te geven voor het wireless LANtoegangspunt of router. WPS (PBC) WPS kan worden uitgevoerd door configuratie van druktoetsen (PBC, push-button configuration). WPS (PIN) WPS kan worden uitgevoerd via een persoonlijk identificatienummer (PIN) Ad-hoc modus Selecteer dit om de instellingen van de Ad-hoc modus op te geven. Apparaat IPv4 adres U kunt het IP-adres voor draadloos LAN configureren. DHCP geactiveerd 139

142 7. Het apparaat configureren met het bedieningspaneel Hiermee verkrijgt het apparaat automatisch zijn IPv4-adres, subnetmasker en standaard gateway-adres van een DHCP-server. Bij gebruik van DHCP, kunt u het IPv4-adres, subnetmasker of standaard gateway-adres niet handmatig opgeven. Standaardinstelling: [Aan] Aan Uit IP-adres Hiermee geeft u het IPv4-adres van het apparaat op wanneer DHCP niet wordt gebruikt. Gebruik dit menu om het huidige IP-adres te controleren bij gebruik van DHCP. Standaardinstelling: Subnet Mask Hiermee geeft u het subnetmasker van het apparaat op wanneer DHCP niet wordt gebruikt. Gebruik dit menu om het huidige subnetmasker te controleren bij gebruik van DHCP. Standaardinstelling: Gateway adres Hiermee geeft u het standaard gateway-adres van het apparaat op wanneer DHCP niet wordt gebruikt. Gebruik dit menu om het standaard gateway-adres te controleren bij gebruik van DHCP. Standaardinstelling: Apparaat IPv6 adres U kunt het IP-adres voor draadloos LAN configureren. IPv6 gebruiken Selecteer of u IPv6 wilt in- of uitschakelen Standaardinstelling: [Aan] Aan Uit Link-lokaal adres Geef het IPv6 linklokale adres weer. Staatloos adres 0-4 Geeft de IPv6 staatloze adressen weer die zijn verkregen via router-advertisement. Stateful adres Dit geeft het IPv6-stateful-adres weer. 140

143 Netwerkinstellingen Adres handm. config. Hiermee geeft u het IPv6-adres van het apparaat op wanneer DHCP niet wordt gebruikt. IPv6 Gateway-adres Signaalsterkte Bepaalt het IPv6-adres van de standaard gateway. Geeft de signaalsterkte weer. PIN-code (sterk) (zwak) Verbinding verbroken Geeft de PIN-code weer. Statusrapport WiFi U kunt opgeven of het WiFi-statusrapport automatisch wordt afgedrukt na het configureren van het draadloos LAN. Standaardinstelling: [Uit] Aan Uit 141

144 Het apparaat configureren met het bedieningspaneel

145 8. Het apparaat configureren met hulpprogramma's Web Image Monitor gebruiken Sommige items kunnen worden geconfigureerd via het bedieningspaneel. Beschikbare bewerkingen De volgende bewerkingen kunnen vanaf een computer op afstand worden uitgevoerd met Web Image Monitor: De apparaatstatus weergeven Netwerkinstellingen configureren Het wachtwoord voor de beheerder instellen Apparaatconfiguratie terugzetten naar de fabrieksinstellingen Ondersteunde webbrowsers Internet Explorer 6 of hoger Firefox 3,0 of hoger De beginpagina weergeven Als u via Web Image Monitor toegang tot het apparaat verkrijgt, wordt de bovenste pagina in uw browservenster weergegeven. 1. Start de internetbrowser. 2. Voer van het apparaat)/ in de adresbalk van uw browser in om toegang te krijgen tot dit apparaat. Als een DNS-server gebruikt wordt en de hostnaam van het apparaat is opgegeven, kunt u in plaats van het IP-adres de hostnaam opgeven. De eerste pagina van Web Image Monitor wordt weergegeven. Bovenste pagina Elke pagina van Web Image Monitor is onderverdeeld in de volgende gedeeltes: 143

146 8. Het apparaat configureren met hulpprogramma's NL CTT Menugedeelte Als u een menuoptie selecteert, wordt de inhoud hiervan weergegeven. 2. Koptekstgebied Hier kunt u overschakelen van de gebruikersmodus naar de beheerdersmodus en andersom. Het menu van de betreffende modus wordt hier weergegeven. Klik op de [Vernieuwen]-knop rechts bovenaan het werkgebied om de apparaatinformatie bij te werken. Klik op de knop [Vernieuwen] in de webbrowser om het hele browserscherm te vernieuwen. 3. Basisgegevensgebied Hiermee geeft u de basisgegevens voor het apparaat weer. Als er een oudere versie van een ondersteunde browser wordt gebruikt of JavaScript en cookies zijn uitgeschakeld, kunnen er weergave- en bewerkingsproblemen optreden. Als u een proxyserver gebruikt, wijzigt u de instellingen van de webbrowser indien nodig. De vorige pagina wordt mogelijk niet weergegeven, zelfs niet als op de knop [Vorige] in de webbrowser wordt geklikt. Als dit gebeurt, klikt u op de knop [Vernieuwen] van de webbrowser. De taal van de interface wijzigen Selecteer de weergavetaal die u wilt gebruiken en klik vervolgens op [Overschakelen]. Menu In dit gedeelte worden de items in het webbrowsermenu uitgelegd. Gastmodus In de gastenmodus kunnen de apparaatstatus en instellingen worden bekeken, maar de apparaatinstellingen kunnen niet worden gewijzigd. 144

147 Web Image Monitor gebruiken 1. Interface-instellingen De interface-instellingen worden weergegeven. 2. IPv4 De IPv4-configuratie wordt weergegeven. 3. IPv6 De IPv6-configuratie wordt weergegeven. 4. Apparaatinformatie De apparaatinformatie wordt weergegeven. Beheerdersmodus In de beheerdersmodus kunt u verschillende apparaatinstellingen configureren. 1. Interface-instellingen U kunt de interface-instelling wijzigen. 145

148 8. Het apparaat configureren met hulpprogramma's 2. IPv4 U kunt de IPv4-instelling wijzigen. 3. IPv6 U kunt de IPv6-instelling wijzigen. 4. SNMP U kunt het SNMP wijzigen. 5. Beheerderinstellingen U kunt het wachtwoord van de beheerder wijzigen. 6. Standaarden herstellen U kunt het wachtwoord van de beheerder en andere netwerkinstellingen wijzigen. 7. Apparaatinformatie De apparaatinformatie wordt weergegeven. De apparaatinstellingen wijzigen Als u de apparaatinstellingen wilt wijzigen, dient u als beheerder in te loggen op het apparaat. Het bedieningspaneel kan tijdens het inloggen niet worden gebruikt. 1. Start de internetbrowser. 2. Voer " van het apparaat)/" in op de adresbalk. 3. Klik op [Inloggen]. 4. Voer het beheerderswachtwoord in en klik vervolgens op [Inloggen]. Voer bij de eerste keer inloggen "admin133" als wachtwoord in. 5. Selecteer in het menugebied de instelling die u wilt opgeven. 6. Geef de apparaatinstellingen op. 7. Klik op [OK]. De opgegeven instellingen worden naar het apparaat verzonden. Lijst met instellingen In dit onderdeel worden de instellingen van de Web Image Monitor uitgelegd. 146

149 Web Image Monitor gebruiken De systeeminformatie controleren Op de bovenste pagina kunt u de huidige systeeminformatie controleren zoals de apparaatinformatie, de status van de papierlade en toner en de totale tellerstand. Item Beschrijving Status Toner Totaal tellerstand Papier Geeft het pictogram weer dat de apparaatstatus aangeeft. Geeft de resterende toner weer. Geeft de totale tellerstand weer. Geeft het formaat en het type papier weer dat in lade 1 en de handinvoer is geplaatst. De interface-instellingen configureren Klik op [Interface-instellingen] om de pagina voor configuratie van de interface-instellingen weer te geven. Item Type LAN Beschrijving Hiermee kunt u de interface schakelen tussen Ethernet en draadloos LAN. Dit is alleen beschikbaar als het apparaat beide interfaces ondersteunt. 147

Gebruiksaanwijzing Gebruikershandleiding

Gebruiksaanwijzing Gebruikershandleiding Voor een veilig en juist gebruik, zorg ervoor dat u de "Veiligheidsinformatie" leest voordat u het apparaat gebruikt. Gebruiksaanwijzing Gebruikershandleiding INHOUDSOPGAVE Hoe werkt deze handleiding?...

Nadere informatie

Software-installatiehandleiding

Software-installatiehandleiding Software-installatiehandleiding In deze handleiding wordt uitgelegd hoe u de software via een USB- of netwerkverbinding installeert. Netwerkverbinding is niet beschikbaar voor de modellen SP 200/200S/203S/203SF/204SF.

Nadere informatie

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding Gebruikershandleiding Overzicht van het apparaat Papier plaatsen Documenten afdrukken Originelen kopiëren Scannen vanaf een computer Een fax verzenden en ontvangen Het apparaat configureren met het bedieningspaneel

Nadere informatie

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding Gebruikershandleiding Overzicht van het apparaat Papier plaatsen Documenten afdrukken Originelen kopiëren Originelen scannen Een fax verzenden en ontvangen Het apparaat configureren met het bedieningspaneel

Nadere informatie

Verkorte Handleiding DX-C200. Namen en locaties. De kopieerfunctie gebruiken. De scannerfunctie gebruiken. De faxfunctie gebruiken. Problemen oplossen

Verkorte Handleiding DX-C200. Namen en locaties. De kopieerfunctie gebruiken. De scannerfunctie gebruiken. De faxfunctie gebruiken. Problemen oplossen DX-C200 Verkorte Handleiding Namen en locaties De kopieerfunctie gebruiken De scannerfunctie gebruiken De faxfunctie gebruiken Problemen oplossen Papierstoringen oplossen Inktcartridges Lees deze handleiding

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing Gebruikershandleiding

Gebruiksaanwijzing Gebruikershandleiding Voor een veilig en juist gebruik, zorg ervoor dat u de "Veiligheidsinformatie" leest voordat u het apparaat gebruikt. Gebruiksaanwijzing Gebruikershandleiding INHOUDSOPGAVE Hoe werkt deze handleiding?...

Nadere informatie

Handleiding WiFi-instellingen

Handleiding WiFi-instellingen Handleiding WiFi-instellingen Modelnummer SP 212/SP 213 serie Inleiding Er zijn twee draadloze LAN-modi: infrastructuurmodus voor verbinding via een toegangspunt en ad-hoc-modus voor het maken van een

Nadere informatie

Handleiding WiFi-instellingen

Handleiding WiFi-instellingen Handleiding WiFi-instellingen uu Inleiding Er zijn twee draadloze LAN-modi: infrastructuurmodus voor verbinding via een toegangspunt en adhoc-modus voor het maken van een directe verbinding met een draadloos

Nadere informatie

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding Gebruikershandleiding Overzicht van het apparaat Papier plaatsen Documenten afdrukken Originelen kopiëren Scannen vanaf een computer Het apparaat configureren met behulp van Smart Organizing Monitor Het

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing Gebruikershandleiding

Gebruiksaanwijzing Gebruikershandleiding Voor een veilig en juist gebruik, zorg ervoor dat u de "Veiligheidsinformatie" leest voordat u het apparaat gebruikt. Gebruiksaanwijzing Gebruikershandleiding INHOUDSOPGAVE Hoe werkt deze handleiding?...

Nadere informatie

Handleiding Wi-Fi Direct

Handleiding Wi-Fi Direct Handleiding Wi-Fi Direct Eenvoudige installatie via Wi-Fi Direct Problemen oplossen Inhoudsopgave Hoe werken deze handleidingen?... 2 Symbolen in de handleidingen... 2 Disclaimer... 2 1. Eenvoudige installatie

Nadere informatie

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding Gebruikershandleiding Overzicht van het apparaat Papier plaatsen Documenten afdrukken Het apparaat configureren met behulp van Smart Organizing Monitor Het apparaat onderhouden Problemen oplossen Bijlage

Nadere informatie

Installatiehandleiding software

Installatiehandleiding software Installatiehandleiding software In deze handleiding wordt uitgelegd hoe u de software via een USB- of netwerkverbinding installeert. Netwerkverbinding is niet beschikbaar voor de modellen SP 200/200S/203S/203SF/204SF.

Nadere informatie

Naslagkaart voor de 5210n / 5310n

Naslagkaart voor de 5210n / 5310n Naslagkaart voor de 5210n / 5310n 1 2 3 4 VOORZICHTIG: Neem zorgvuldig de veiligheidsvoorschriften in de Handleiding voor eigenaren door voordat u de Dell-printer gaat instellen en gebruiken. 5 6 7 8 1

Nadere informatie

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding Gebruikershandleiding Overzicht van het apparaat Papier plaatsen Documenten afdrukken Originelen kopiëren Originelen scannen Een fax verzenden en ontvangen Het apparaat configureren met het bedieningspaneel

Nadere informatie

Een fax verzenden. Het bedieningspaneel gebruiken. De computer gebruiken

Een fax verzenden. Het bedieningspaneel gebruiken. De computer gebruiken Naslagkaart Bezig met kopiëren Kopieën maken 1 Plaats een origineel document in de ADF-lade of op de glasplaat. Opmerking: Zorg ervoor dat het papierformaat van het origineel en de uitvoer hetzelfde zijn.

Nadere informatie

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding Gebruikershandleiding Overzicht van het apparaat Papier plaatsen Documenten afdrukken Het apparaat configureren met hulpprogramma's Het apparaat onderhouden Problemen oplossen Bijlage Voor een veilig en

Nadere informatie

Handleiding Wi-Fi Direct

Handleiding Wi-Fi Direct Handleiding Wi-Fi Direct Eenvoudige installatie via Wi-Fi Direct Problemen oplossen Appendix Inhoud Hoe werken deze handleidingen?... 2 Symbolen in de handleidingen... 2 Disclaimer... 2 1. Eenvoudige

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing Gebruikershandleiding

Gebruiksaanwijzing Gebruikershandleiding Voor een veilig en juist gebruik, zorg ervoor dat u de "Veiligheidsinformatie" leest voordat u het apparaat gebruikt. Gebruiksaanwijzing Gebruikershandleiding INHOUDSOPGAVE Hoe werkt deze handleiding?...

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing Gebruikershandleiding

Gebruiksaanwijzing Gebruikershandleiding Voor een veilig en juist gebruik, zorg ervoor dat u de "Veiligheidsinformatie" leest voordat u het apparaat gebruikt. Gebruiksaanwijzing Gebruikershandleiding INHOUDSOPGAVE 1. Overzicht van het apparaat

Nadere informatie

Afdrukmateriaal plaatsen in de standaardlade voor 250 vel

Afdrukmateriaal plaatsen in de standaardlade voor 250 vel Naslagkaart Papier en speciaal afdrukmateriaal plaatsen In dit gedeelte wordt beschreven hoe u papier plaatst in de laden voor 250 en 550 vel en de handmatige invoer. Het bevat tevens informatie over het

Nadere informatie

Kopiëren > Instellingen > Pagina's per zijde. Voor printermodellen zonder touchscreen drukt u op om door de instellingen te navigeren.

Kopiëren > Instellingen > Pagina's per zijde. Voor printermodellen zonder touchscreen drukt u op om door de instellingen te navigeren. Naslagkaart Bezig met kopiëren Een kopie maken 1 Plaats een origineel document in de ADF-lade of op de glasplaat. Opmerking: Zorg ervoor dat het papierformaat van het origineel en de uitvoer hetzelfde

Nadere informatie

Eenvoudige afdruktaken

Eenvoudige afdruktaken Eenvoudige afdruktaken In dit onderwerp wordt het volgende besproken: "Papier plaatsen in Lade 1 (MPT) voor enkelzijdig afdrukken" op pagina 2-9 "Papier plaatsen in laden 2-5 voor enkelzijdig afdrukken"

Nadere informatie

Een fax verzenden. Het bedieningspaneel gebruiken. De computer gebruiken

Een fax verzenden. Het bedieningspaneel gebruiken. De computer gebruiken Naslagkaart Bezig met kopiëren Kopieën maken 1 Plaats een origineel document in de ADF-lade of op de Opmerking: Zorg ervoor dat het papierformaat van het origineel en de uitvoer hetzelfde zijn. Zo voorkomt

Nadere informatie

LASERJET PRO 500 COLOR MFP. Naslaggids M570

LASERJET PRO 500 COLOR MFP. Naslaggids M570 LASERJET PRO 500 COLOR MFP Naslaggids M570 Direct afdrukken via USB 1. Plaats het USB-flashstation in de USB-poort aan de voorzijde van het apparaat. 2. Het menu USB-flashdrive wordt geopend. Raak de pijknoppen

Nadere informatie

Speciale afdrukmethoden en - materialen

Speciale afdrukmethoden en - materialen Speciale afdrukmethoden en - materialen In deze sectie komen de volgende onderwerpen aan de orde: Automatisch dubbelzijdig afdrukken zie pagina 16. Handmatig dubbelzijdig afdrukken zie pagina 19. Transparanten

Nadere informatie

Fax Connection Unit Type C Gebruiksaanwijzing

Fax Connection Unit Type C Gebruiksaanwijzing Fax Connection Unit Type C Gebruiksaanwijzing Voor een veilig en correct gebruikt, dient u de Veiligheidsinformatie in "Lees dit eerst" te lezen voordat u het apparaat gebruikt. INHOUDSOPGAVE Hoe werkt

Nadere informatie

Handleiding voor afdrukkwaliteit

Handleiding voor afdrukkwaliteit Pagina 1 van 7 Handleiding voor afdrukkwaliteit Veel problemen met de afdrukkwaliteit kunnen worden opgelost door supplies of printeronderdelen te vervangen die bijna het einde van hun levensduur hebben

Nadere informatie

HP LaserJet P2050-serie-printer. Paper and Print Media Guide

HP LaserJet P2050-serie-printer. Paper and Print Media Guide HP LaserJet P2050-serie-printer Paper and Print Media Guide HP LaserJet P2050-serie-printer Handleiding voor papier en afdrukmateriaal Copyright en licentie 2008 Copyright Hewlett-Packard Development

Nadere informatie

Opmerkingen voor gebruikers van wireless LAN

Opmerkingen voor gebruikers van wireless LAN Opmerkingen voor gebruikers van wireless LAN Lees deze handleiding zorgvuldig voordat u dit apparaat gebruikt en bewaar deze voor toekomstige raadpleging. Opmerkingen voor gebruikers van wireless LAN In

Nadere informatie

Universeellader vullen

Universeellader vullen De universeellader is geschikt voor afdrukmedia van diverse formaten en soorten, zoals transparanten en enveloppen. Deze lade is handig als u enkelzijdig wilt afdrukken op papier met een briefhoofd, gekleurd

Nadere informatie

Voor een veilig en juist gebruik, zorg ervoor dat u de Veiligheidsinformatie leest voordat u het apparaat gebruikt. Gebruiksaanwijzing

Voor een veilig en juist gebruik, zorg ervoor dat u de Veiligheidsinformatie leest voordat u het apparaat gebruikt. Gebruiksaanwijzing Voor een veilig en juist gebruik, zorg ervoor dat u de Veiligheidsinformatie leest voordat u het apparaat gebruikt. Gebruiksaanwijzing INHOUDSOPGAVE Hoe werkt deze handleiding?...10 Inleiding... 10 Wettelijk

Nadere informatie

Printerproblemen oplossen

Printerproblemen oplossen 1 De display op het bedieningspaneel is leeg of er worden alleen ruitjes weergegeven. Taken worden niet De zelftest van de printer is mislukt. De printer is niet gereed om gegevens te ontvangen. De aangegeven

Nadere informatie

N300 Wi-Fi-router (N300R)

N300 Wi-Fi-router (N300R) Easy, Reliable & Secure Installatiehandleiding N300 Wi-Fi-router (N300R) Handelsmerken Merk- en productnamen zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van hun respectieve eigenaars. Informatie kan

Nadere informatie

Handleiding AirPrint. Informatie over AirPrint. Instelprocedure. Afdrukken. Appendix

Handleiding AirPrint. Informatie over AirPrint. Instelprocedure. Afdrukken. Appendix Handleiding AirPrint Informatie over AirPrint Instelprocedure Afdrukken Appendix Inhoud Hoe werken deze handleidingen?... 2 Symbolen in de handleidingen... 2 Disclaimer... 2 1. Informatie over AirPrint

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing Website met toepassingen

Gebruiksaanwijzing Website met toepassingen Lees deze handleiding zorgvuldig voordat u dit apparaat gebruikt en bewaar deze voor toekomstige raadpleging. Gebruiksaanwijzing Website met toepassingen INHOUDSOPGAVE Hoe werkt deze handleiding?... 2

Nadere informatie

HP Color LaserJet CM1312 MFP-serie Handleiding Papier en afdrukmateriaal

HP Color LaserJet CM1312 MFP-serie Handleiding Papier en afdrukmateriaal HP Color LaserJet CM1312 MFP-serie Handleiding Papier en afdrukmateriaal Copyright en licentie 2008 Copyright Hewlett-Packard Development Company, L.P. Verveelvoudiging, bewerking en vertaling zonder voorafgaande

Nadere informatie

Printerproblemen oplossen

Printerproblemen oplossen Neem contact op met uw servicevertegenwoordiger als u met de voorgestelde oplossing het probleem niet verhelpt. Taak is niet afgedrukt of de verkeerde tekens zijn afgedrukt. Controleer of Gereed wordt

Nadere informatie

Installatiehandleiding MF-stuurprogramma

Installatiehandleiding MF-stuurprogramma Nederlands Installatiehandleiding MF-stuurprogramma Cd met gebruikerssoftware.............................................................. 1 Informatie over de stuurprogramma s en de software.............................................

Nadere informatie

Kopiëren via de glasplaat. 1 Plaats het originele document met de bedrukte zijde naar beneden in de linkerbovenhoek van de glasplaat.

Kopiëren via de glasplaat. 1 Plaats het originele document met de bedrukte zijde naar beneden in de linkerbovenhoek van de glasplaat. Naslagkaart Wordt gekopieerd Kopieën maken Snel kopiëren 3 Druk op het bedieningspaneel van de printer op. 4 Als u het document op de glasplaat hebt gelegd, raakt u Finish the Job (Taak voltooien) aan

Nadere informatie

Hier beginnen. Inktcartridges uitlijnen zonder een computer

Hier beginnen. Inktcartridges uitlijnen zonder een computer Hier beginnen Inktcartridges uitlijnen zonder een computer Volg de stappen in de installatiehandleiding om de installatie van de hardware te voltooien. Ga door met de volgende stappen om de afdrukkwaliteit

Nadere informatie

HP LaserJet P2030-serie-printer. Paper and Print Media Guide

HP LaserJet P2030-serie-printer. Paper and Print Media Guide HP LaserJet P2030-serie-printer Paper and Print Media Guide HP LaserJet P2030-serie-printer Handleiding voor papier en afdrukmateriaal Copyright en licentie 2008 Copyright Hewlett-Packard Development

Nadere informatie

Naslagkaart. Papier in de printer plaatsen. Laden vullen

Naslagkaart. Papier in de printer plaatsen. Laden vullen Naslagkaart 2 Stel de papiergeleiders in op het papierformaat dat u wilt plaatsen. 4 Plaats de stapel papier met de afdrukzijde naar beneden en zorg ervoor dat de zijgeleiders goed tegen het papier zitten.

Nadere informatie

7 3/4 envelop (Monarch) 98 x 191 mm (3,9 x 7,5 inch) X X. 9 envelop 98 x 225 mm (3,9 x 8,9 inch) X X

7 3/4 envelop (Monarch) 98 x 191 mm (3,9 x 7,5 inch) X X. 9 envelop 98 x 225 mm (3,9 x 8,9 inch) X X Pagina van 5 Help afdrukmat. Papierformaten die door de printer worden ondersteund Opmerking: Wanneer u afdrukt op papier dat minder dan 0 mm (8,3 inch) breed is, is het mogelijk dat de printer na verloop

Nadere informatie

Opmerkingen voor gebruikers van wireless LAN

Opmerkingen voor gebruikers van wireless LAN Opmerkingen voor gebruikers van wireless LAN Français Deutsch English Português Español Italiano Lees deze handleiding zorgvuldig voordat u dit apparaat gebruikt en bewaar deze voor toekomstige raadpleging.

Nadere informatie

Kopiëren via de glasplaat. 1 Plaats het originele document met de bedrukte zijde naar beneden in de linkerbovenhoek van de glasplaat.

Kopiëren via de glasplaat. 1 Plaats het originele document met de bedrukte zijde naar beneden in de linkerbovenhoek van de glasplaat. Laser-MFP Naslagkaart Kopiëren Snel kopiëren documentinvoer (ADF) of met de bedrukte zijde naar beneden (zoals knipsels uit tijdschriften) in de ADF. Gebruik in plaats plaatst, moet u de papiergeleiders

Nadere informatie

Opmerking: Stel de geleiders in op de juiste positie met behulp van de formaatindicatoren aan de onderkant van de lade.

Opmerking: Stel de geleiders in op de juiste positie met behulp van de formaatindicatoren aan de onderkant van de lade. Naslagkaart Papier in de printer plaatsen Opmerking: Stel de geleiders in op de juiste positie met behulp van de formaatindicatoren aan de onderkant van de lade. Plaats briefhoofdpapier met de afdrukzijde

Nadere informatie

Breedformaatprinter Teriostar LP-2050-serie. Multifunctioneel model LP-2050-MF. Printermodel LP-2050. Snelle referentiegids U00123351603

Breedformaatprinter Teriostar LP-2050-serie. Multifunctioneel model LP-2050-MF. Printermodel LP-2050. Snelle referentiegids U00123351603 Breedformaatprinter Teriostar LP-2050-serie Multifunctioneel model LP-2050-MF Printermodel LP-2050 Snelle referentiegids U00123351603 Inleiding Uw printer is een Teriostar LP-2050-serie breedformaatprinter.

Nadere informatie

LASERJET ENTERPRISE 500 COLOR MFP. Naslaggids M575

LASERJET ENTERPRISE 500 COLOR MFP. Naslaggids M575 LASERJET ENTERPRISE 500 COLOR MFP Naslaggids M575 Een opgeslagen taak afdrukken Volg de onderstaande procedure om een taak af te drukken die in het apparaatgeheugen is opgeslagen. 1. Raak in het beginscherm

Nadere informatie

Xerox WorkCentre 6655 multifunctionele kleurenprinter Bedieningspaneel

Xerox WorkCentre 6655 multifunctionele kleurenprinter Bedieningspaneel Bedieningspaneel Beschikbare services kunnen variëren afhankelijk van uw printerinstellingen. Zie de Handleiding voor de gebruiker voor meer informatie over functies en instellingen. 3 4 5 Aanraakscherm

Nadere informatie

Berichten op het voorpaneel

Berichten op het voorpaneel en op het voorpaneel In dit onderwerp wordt het volgende besproken: "Statusberichten" op pagina 4-61 "Foutberichten en waarschuwingen" op pagina 4-62 Het voorpaneel van de printer biedt informatie en hulp

Nadere informatie

Voor gebruikers van de Ricoh Smart Device Connector: Het apparaat configureren

Voor gebruikers van de Ricoh Smart Device Connector: Het apparaat configureren Voor gebruikers van de Ricoh Smart Device Connector: Het apparaat configureren INHOUDSOPGAVE 1. Voor alle gebruikers Inleiding...3 Hoe werkt deze handleiding?...3 Handelsmerken...4 Wat is Ricoh Smart

Nadere informatie

DX-C200. Gebruikershandleiding. Gebruiksaanwijzing

DX-C200. Gebruikershandleiding. Gebruiksaanwijzing DX-C200 Gebruiksaanwijzing Gebruikershandleiding 1 Overzicht van het apparaat 2 Snel aan de slag 3 De printerfunctie gebruiken 4 De kopieerfunctie gebruiken 5 De scanfunctie gebruiken 6 De faxfunctie gebruiken

Nadere informatie

N150 Wi-Fi-router (N150R)

N150 Wi-Fi-router (N150R) Easy, Reliable & Secure Installatiehandleiding N150 Wi-Fi-router (N150R) Handelsmerken Merk- en productnamen zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van hun respectieve eigenaars. Informatie kan

Nadere informatie

Opmerkingen voor gebruikers van wireless LAN

Opmerkingen voor gebruikers van wireless LAN Opmerkingen voor gebruikers van wireless LAN Lees deze handleiding zorgvuldig voordat u dit apparaat gebruikt en bewaar deze voor toekomstige raadpleging. Opmerkingen voor gebruikers van wireless LAN In

Nadere informatie

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding Gebruikershandleiding Overzicht van het apparaat Papier plaatsen Documenten afdrukken Het apparaat configureren met hulpprogramma's Het apparaat onderhouden Problemen oplossen Bijlage Voor een veilig en

Nadere informatie

De universeellader accepteert papier met de volgende afmetingen: breedte 69,85 mm tot 229 mm. lengte 127 mm tot 355,6 mm

De universeellader accepteert papier met de volgende afmetingen: breedte 69,85 mm tot 229 mm. lengte 127 mm tot 355,6 mm De universeellader is geschikt voor papier van diverse formaten en soorten, zoals transparanten, briefkaarten, memokaarten en enveloppen. Deze lade is handig als u enkelzijdig wilt afdrukken op papier

Nadere informatie

Gebruikershandleiding MFP kleur systemen. Aanteken vel. infotec kenniscentrum. Infotec gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding MFP kleur systemen. Aanteken vel. infotec kenniscentrum. Infotec gebruikershandleiding Gebruikershandleiding MFP kleur systemen Aanteken vel Het Bedieningspaneel Functie paneel Functietoetsen Geeft de keuze om te wisselen tussen de functies: Kopiëren - Doc. Server Faxen - Printen - Scannen

Nadere informatie

ABCDE ABCDE ABCDE. Handleiding voor afdrukkwaliteit. Problemen met afdrukkwaliteit opsporen. Onregelmatigheden in de afdruk

ABCDE ABCDE ABCDE. Handleiding voor afdrukkwaliteit. Problemen met afdrukkwaliteit opsporen. Onregelmatigheden in de afdruk Pagina 1 van 8 Handleiding voor afdrukkwaliteit U kunt veel problemen met de afdrukkwaliteit verhelpen door supplies of printeronderdelen te vervangen die bijna het einde van hun levensduur hebben bereikt.

Nadere informatie

Verkorte Handleiding FS-C1020MFP+ Namen en locaties. De kopieerfunctie gebruiken. De scannerfunctie gebruiken. De faxfunctie gebruiken

Verkorte Handleiding FS-C1020MFP+ Namen en locaties. De kopieerfunctie gebruiken. De scannerfunctie gebruiken. De faxfunctie gebruiken FS-C1020MFP+ Verkorte Handleiding Namen en locaties De kopieerfunctie gebruiken De scannerfunctie gebruiken De faxfunctie gebruiken Problemen oplossen Papierstoringen oplossen Inktcartridges Lees deze

Nadere informatie

Voor een veilig en juist gebruik, zorg ervoor dat u de Veiligheidsinformatie leest voordat u het apparaat gebruikt. Gebruiksaanwijzing

Voor een veilig en juist gebruik, zorg ervoor dat u de Veiligheidsinformatie leest voordat u het apparaat gebruikt. Gebruiksaanwijzing Voor een veilig en juist gebruik, zorg ervoor dat u de Veiligheidsinformatie leest voordat u het apparaat gebruikt. Gebruiksaanwijzing INHOUDSOPGAVE Hoe werkt deze handleiding?... 7 Inleiding...7 Wettelijk

Nadere informatie

Xerox ColorQube 8700 / 8900 Bedieningspaneel

Xerox ColorQube 8700 / 8900 Bedieningspaneel Bedieningspaneel Beschikbare services kunnen variëren afhankelijk van uw printerinstellingen. Zie de Handleiding voor de gebruiker voor meer informatie over functies en instellingen. 3 5 Ontgrendeling

Nadere informatie

Media plaatsen. WorkCentre C2424-kopieerapparaat-printer

Media plaatsen. WorkCentre C2424-kopieerapparaat-printer Media plaatsen Dit hoofdstuk omvat: Ondersteunde media op pagina 2-2 Media plaatsen in lade 1 op pagina 2-7 Media plaatsen in lade 2, 3 en 4 op pagina 2-13 Copyright 2005 Xerox Corporation. Alle rechten

Nadere informatie

Afdrukproblemen. Afdrukkwaliteit

Afdrukproblemen. Afdrukkwaliteit Printerproblemen Een aantal printerproblemen is eenvoudig te verhelpen. Als de printer niet reageert, controleer dan eerst of: de printer is ingeschakeld; het netsnoer is aangesloten op het stopcontact;

Nadere informatie

LASERJET PROFESSIONAL M1130/M1210 MFP-SERIE. Naslaggids

LASERJET PROFESSIONAL M1130/M1210 MFP-SERIE. Naslaggids LASERJET PROFESSIONAL M1130/M1210 MFP-SERIE Naslaggids Met Windows afdrukken op speciaal papier, etiketten of transparanten 1. Kies Afdrukken in het menu Bestand van het softwareprogramma. 2. Selecteer

Nadere informatie

Kopiëren...5. Kopieën maken...5. Taakonderbreking...6 Een kopieertaak annuleren en...7. Voorbereiden op het per verzenden...

Kopiëren...5. Kopieën maken...5. Taakonderbreking...6 Een kopieertaak annuleren en...7. Voorbereiden op het per  verzenden... Naslagkaart Inhoudsopgave Kopiëren...5 Kopieën maken...5 Snel kopiëren...5 Kopiëren via de ADF...5 Kopiëren via de glasplaat...5 Taakonderbreking...6 Een kopieertaak annuleren...6 Een kopieertaak annuleren

Nadere informatie

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding Gebruikershandleiding Wat kunt u met dit apparaat? Snel aan de slag Kopiëren Fax Afdrukken Scannen Web Image Monitor Papier en toner bijvullen Problemen oplossen Bijlage Informatie die niet in deze handleidingstaat,

Nadere informatie

Opmerking: Zorg ervoor dat het formaat van het origineel en het kopieerpapier hetzelfde zijn. Zo voorkomt u dat een afbeelding wordt bijgesneden.

Opmerking: Zorg ervoor dat het formaat van het origineel en het kopieerpapier hetzelfde zijn. Zo voorkomt u dat een afbeelding wordt bijgesneden. Pagina 1 van 5 Snel kopiëren 1 Plaats een origineel document met de bedrukte zijde naar boven en de korte zijde als eerste in de ADF-lade of met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat. Opmerkingen:

Nadere informatie

Als u werkt met geladen lettertypen, controleer dan of de lettertypen worden ondersteund door de printer, de hostcomputer en het softwareprogramma.

Als u werkt met geladen lettertypen, controleer dan of de lettertypen worden ondersteund door de printer, de hostcomputer en het softwareprogramma. Pagina 1 van 13 Handleiding voor afdrukkwaliteit Neem contact op met onze klantenservice als u het probleem niet kunt oplossen met deze suggesties. Mogelijk moet een printeronderdeel worden afgesteld of

Nadere informatie

2 mei 2014. Remote Scan

2 mei 2014. Remote Scan 2 mei 2014 Remote Scan 2014 Electronics For Imaging. De informatie in deze publicatie wordt beschermd volgens de Kennisgevingen voor dit product. Inhoudsopgave 3 Inhoudsopgave...5 openen...5 Postvakken...5

Nadere informatie

Downloaded from www.vandenborre.be PIXMA MG5500. series. Installatiehandleiding

Downloaded from www.vandenborre.be PIXMA MG5500. series. Installatiehandleiding PIXMA MG5500 series Installatiehandleiding CANON INC. 2013 Installatiehandleiding In deze handleiding leest u hoe u een netwerkverbinding voor de printer instelt. Netwerkverbinding Draadloze verbinding

Nadere informatie

HP Color LaserJet CP1210-serie-printer

HP Color LaserJet CP1210-serie-printer HP Color LaserJet CP1210-serie-printer Handleiding voor papier en afdrukmateriaal Copyright en licentie 2007 Copyright Hewlett-Packard Development Company, L.P. Verveelvoudiging, bewerking en vertaling

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing. Website met toepassingen

Gebruiksaanwijzing. Website met toepassingen Gebruiksaanwijzing Website met toepassingen INHOUDSOPGAVE Hoe werkt deze handleiding?... 2 Symbolen in de handleidingen... 2 Disclaimer...3 Opmerkingen...3 Taken die u kunt uitvoeren op de Website met

Nadere informatie

Een kopie maken. Xerox WorkCentre 5845/5855/5865/5875/5890. Bedieningspaneel AOD. Glasplaat

Een kopie maken. Xerox WorkCentre 5845/5855/5865/5875/5890. Bedieningspaneel AOD. Glasplaat Xerox WorkCentre 8/8/8/87/890 Een kopie maken Startpagina Functies Opdrachtstatus Aanraakscherm Start Alle wissen Stoppen. Plaats uw documenten met de beeldzijde omhoog in de invoerlade van de. Pas de

Nadere informatie

AirPrint handleiding DCP-J562DW MFC-J480DW MFC-J680DW MFC-J880DW

AirPrint handleiding DCP-J562DW MFC-J480DW MFC-J680DW MFC-J880DW AirPrint handleiding DCP-J562DW MFC-J480DW MFC-J680DW MFC-J880DW Voordat u uw Brother-machine gebruikt Definities van opmerkingen Handelsmerken Belangrijke opmerking Definities van opmerkingen In deze

Nadere informatie

Papier. Richtlijnen voor media 1. Lettertypelijst. Werken met kleuren. Papierverwerking. Onderhoud. Problemen oplossen. Beheer.

Papier. Richtlijnen voor media 1. Lettertypelijst. Werken met kleuren. Papierverwerking. Onderhoud. Problemen oplossen. Beheer. Richtlijnen voor media 1 U voorkomt afdrukproblemen door aanbevolen media (papier, transparanten, enveloppen, karton en etiketten) te gebruiken. Raadpleeg de Card Stock & Label Guide op de cd met stuurprogramma's

Nadere informatie

Een kopie maken. Multifunctionele printer Xerox WorkCentre 5945/5955. Startpagina Functies. Opdrachtstatus. Aanraakscherm. Start

Een kopie maken. Multifunctionele printer Xerox WorkCentre 5945/5955. Startpagina Functies. Opdrachtstatus. Aanraakscherm. Start Een kopie maken. Plaats uw documenten met de beeldzijde omhoog in de invoerbak van de. Pas de geleider zodanig aan dat deze de til de op. Plaats het document met de beeldzijde omlaag in de linkerbovenhoek

Nadere informatie

Uw gebruiksaanwijzing. HP LASERJET 4050 http://nl.yourpdfguides.com/dref/901693

Uw gebruiksaanwijzing. HP LASERJET 4050 http://nl.yourpdfguides.com/dref/901693 U kunt de aanbevelingen in de handleiding, de technische gids of de installatie gids voor. U vindt de antwoorden op al uw vragen over de in de gebruikershandleiding (informatie, specificaties, veiligheidsaanbevelingen,

Nadere informatie

Speciaal afdrukmateriaal

Speciaal afdrukmateriaal In deze sectie komen de volgende onderwerpen aan de orde: Automatisch dubbelzijdig afdrukken zie pagina 10. Handmatig dubbelzijdig afdrukken zie pagina 12. Transparanten zie pagina 15. Enveloppen zie pagina

Nadere informatie

Xerox ColorQube 9301 / 9302 / 9303 Bedieningspaneel

Xerox ColorQube 9301 / 9302 / 9303 Bedieningspaneel Xerox ColorQube 90 / 90 / 90 Bedieningspaneel Beschikbare services kunnen variëren afhankelijk van uw printerinstellingen. Zie de Handleiding voor de gebruiker voor meer informatie over functies en instellingen.?

Nadere informatie

Richtlijnen voor media

Richtlijnen voor media U voorkomt afdrukproblemen door aanbevolen media (papier, transparanten, enveloppen, karton en etiketten) te gebruiken. Meer informatie over de kenmerken van de media vindt u in de Card Stock & Label Guideop

Nadere informatie

Fiery Remote Scan. Fiery Remote Scan openen. Postvakken

Fiery Remote Scan. Fiery Remote Scan openen. Postvakken Fiery Remote Scan Met Fiery Remote Scan kunt u scantaken op de Fiery-server en de printer beheren vanaf een externe computer. Met Fiery Remote Scan kunt u het volgende doen: Scans starten vanaf de glasplaat

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing. Altijd tot uw dienst SRP3011. Vragen? Vraag het Philips

Gebruiksaanwijzing. Altijd tot uw dienst SRP3011. Vragen? Vraag het Philips Altijd tot uw dienst Ga voor registratie van uw product en ondersteuning naar www.philips.com/support Vragen? Vraag het Philips SRP3011 Gebruiksaanwijzing Inhoudsopgave 1 Uw universele afstandsbediening

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing. Gebruikershandleiding

Gebruiksaanwijzing. Gebruikershandleiding Gebruiksaanwijzing Gebruikershandleiding INHOUDSOPGAVE 1. Introductie Overzicht van RemoteConnect Support... 3 Hoe werkt deze handleiding?... 5 Symbolen... 5 Disclaimer...5 Opmerkingen...5 Terminologie...

Nadere informatie

HIER BEGINNEN. Draadloos USB Bedraad. Wilt u de printer aansluiten op een draadloos netwerk? Ga naar Draadloze installatie en verbinding.

HIER BEGINNEN. Draadloos USB Bedraad. Wilt u de printer aansluiten op een draadloos netwerk? Ga naar Draadloze installatie en verbinding. HIER BEGINNEN Als u een van de volgende vragen bevestigend beantwoordt, gaat u naar het aangegeven gedeelte voor aanwijzingen over installatie en verbindingen. Wilt u de printer aansluiten op een draadloos

Nadere informatie

Handleiding voor printersoftware

Handleiding voor printersoftware Handleiding voor printersoftware (Voor Canon Compact Photo Printer Solution Disk versie 6) Windows 1 Inhoud Veiligheidsvoorzorgsmaatregelen...3 Lees dit eerst...4 Handleidingen...4 Stappen van het afdrukken...5

Nadere informatie

Dynamic balance. www.develop.eu. Snelgids. ineo 3301P

Dynamic balance. www.develop.eu. Snelgids. ineo 3301P Dynamic balance www.develop.eu Snelgids ineo 3301P Inhoudsopgave 1 Omgaan met de printer... 2 Het bedieningspaneel van de printer gebruiken... 2 De kleuren van de slaapknop and het indicatorlampje begrijpen...

Nadere informatie

Alle tape verwijderen en display omhoog

Alle tape verwijderen en display omhoog HP Photosmart 2600/2700 series all-in-one User Guide Begin hier 1 Gebruikers van een USB-kabel: Sluit de USB-kabel niet aan voordat u gevraagd wordt om dat te doen. De software kan dan mogelijk niet goed

Nadere informatie

Xerox WorkCentre 7800-serie Bedieningspaneel

Xerox WorkCentre 7800-serie Bedieningspaneel Bedieningspaneel Beschikbare services kunnen variëren afhankelijk van uw printerinstellingen. Zie de Handleiding voor de gebruiker voor meer informatie over functies en instellingen. ABC DEF Menu's GHI

Nadere informatie

BEKNOPTE HANDLEIDING INHOUD. voor Windows Vista

BEKNOPTE HANDLEIDING INHOUD. voor Windows Vista BEKNOPTE HANDLEIDING voor Windows Vista INHOUD Hoofdstuk 1: SYSTEEMVEREISTEN...1 Hoofdstuk 2: PRINTERSOFTWARE INSTALLEREN ONDER WINDOWS...2 Software installeren om af te drukken op een lokale printer...

Nadere informatie

Eenvoudige afdruktaken

Eenvoudige afdruktaken Eenvoudige afdruktaken In dit onderwerp wordt het volgende besproken: 'Papier plaatsen in lade 1 (MPT)' op pagina 2-12 'Papier plaatsen in de laden 2-5' op pagina 2-17 'De nietmachine gebruiken' op pagina

Nadere informatie

GEBRUIKERSHANDLEIDING FS-C1020MFP+

GEBRUIKERSHANDLEIDING FS-C1020MFP+ GEBRUIKERSHANDLEIDING FS-C1020MFP+ INHOUDSOPGAVE 1. Overzicht van het apparaat Inleiding...11 Handelsmerken...11 Disclaimer...13 Handleidingen voor dit apparaat...14 Modelspecifieke informatie...16 Lijst

Nadere informatie

LASERJET PRO 400 MFP. Naslaggids M425

LASERJET PRO 400 MFP. Naslaggids M425 LASERJET PRO 400 MFP Naslaggids M425 Kopieerkwaliteit optimaliseren De volgende instellingen voor kopieerkwaliteit zijn beschikbaar: Aut. selectie: Gebruik deze instelling als u de kwaliteit van de kopie

Nadere informatie

Kopiëren. WorkCentre C2424-kopieerapparaat-printer

Kopiëren. WorkCentre C2424-kopieerapparaat-printer Kopiëren Dit hoofdstuk omvat: Eenvoudige kopieertaken op pagina 3-2 Kopieeropties aanpassen op pagina 3-3 Basisinstellingen op pagina 3-4 Afbeeldingsaanpassingen op pagina 3-9 Aanpassingen aan de positie

Nadere informatie

Van start gaan. Inhoudsopgave. Quick User Guide - Nederlands

Van start gaan. Inhoudsopgave. Quick User Guide - Nederlands Van start gaan Deze verkorte handleiding helpt u om aan de slag te gaan met de IRIScan TM Anywhere Wifi. Lees deze handleiding aandachtig door voor u deze scanner en de bijbehorende software in gebruik

Nadere informatie

Opmerking Als u vaak voorbedrukt papier gebruikt, dienen de papierinvoerrollers vaker te worden gereinigd.

Opmerking Als u vaak voorbedrukt papier gebruikt, dienen de papierinvoerrollers vaker te worden gereinigd. Ondersteund papier In dit onderwerp wordt het volgende besproken: "Richtlijnen" op pagina 2-2 "Papier dat de printer kan beschadigen" op pagina 2-2 "Lade instellen" op pagina 2-3 "Ondersteund papier en

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing Gebruikershandleiding

Gebruiksaanwijzing Gebruikershandleiding Voor een veilig en juist gebruik, zorg ervoor dat u de "Veiligheidsinformatie" leest voordat u het apparaat gebruikt. Gebruiksaanwijzing Gebruikershandleiding INHOUDSOPGAVE 1. Overzicht van het apparaat

Nadere informatie

series Gebruikershandleiding Overzicht Windows-versie "RICOH Printer" Mac-versie Problemen oplossen

series Gebruikershandleiding Overzicht Windows-versie RICOH Printer Mac-versie Problemen oplossen series Gebruikershandleiding van de "RICOH Printer" Overzicht Windows-versie Mac-versie Problemen oplossen INHOUDSOPGAVE Hoe u deze handleiding moet lezen... 2 1. Overzicht Inleiding tot RICOH Printer...

Nadere informatie

Speciaal papier. Afdrukken op glanspapier. Richtlijnen. Phaser 7750-kleurenlaserprinter

Speciaal papier. Afdrukken op glanspapier. Richtlijnen. Phaser 7750-kleurenlaserprinter Speciaal papier In dit onderwerp wordt het volgende besproken: 'Afdrukken op glanspapier' op pagina 2-60 'Afdrukken op papier voor digitale foto's' op pagina 2-65 'Afdrukken op briefkaarten en driebladige

Nadere informatie

Media laden. Afdrukken. Afdrukmaterialen. Toebehoren. Problemen oplossen. Beheer

Media laden. Afdrukken. Afdrukmaterialen. Toebehoren. Problemen oplossen. Beheer In de volgende tabellen wordt beschreven welk afdrukmateriaal u kunt gebruiken en in welke hoeveelheden. Ook vindt u hier informatie over de wijze waarop u de media in de lade of lader moet plaatsen. Klik

Nadere informatie