1. Heeft Jan Bakker gelijk wanneer hij zich op het standpunt stelt dat de schuld niet verhaald kan worden op zijn bedrijfsvermogen?

Transcriptie

1 Opgave 1 Jan Bakker is slager en heeft een eenmanszaak. Hij stelt zich met toestemming van zijn echtgenote borg voor de betaling van de huur van de kamer van zijn studerende zoon. Zijn zoon Wim heeft na een jaar een grote huurachterstand laten ontstaan. Wanneer Jan Bakker door de verhuurder wordt aangesproken en niet betaalt, legt de verhuurder beslag op zijn bedrijfsauto, een bestelbus. Bakker maakt daar bezwaar tegen, omdat naar zijn mening het bedrijfsvermogen niet als verhaalsobject voor een privé-schuld kan dienen. Hij stuurt een fotokopie van zijn jaarstukken mee, waaruit blijkt dat de bestelbus tot het bedrijfsvermogen behoort. 1. Heeft Jan Bakker gelijk wanneer hij zich op het standpunt stelt dat de schuld niet verhaald kan worden op zijn bedrijfsvermogen? Jan Bakker gaat een vennootschap onder firma aan met Hans de Boer. Jan doet de winkel en Hans de opdrachten. Ze schrijven de vennootschap niet in het Handelsregister in. Bakker laat namens de firma een lichtreclame boven de winkel aanbrengen. De installateur stuurt de factuur naar de firma, maar de Boer acht de firma niet aansprakelijk. Hij is het met de installatie van de lichtreclame niet eens en wijst erop dat de firma niet staat ingeschreven. 2. Heeft Hans de Boer gelijk en hoeft de vof de rekening niet te betalen? De vennootschap wordt ondergebracht in een bv, waarbij alleen de winkelinventaris wordt ingebracht. 3. Wat zal de waarde van de winkelinventaris minstens moeten zijn en welke eisen stelt de wet aan de beschrijving van de inbreng in natura? De bv zit enige tijd na haar oprichting krap bij kas en Jan Bakker wil kapitaal aantrekken door het uitgeven van aandelen aan zijn welgestelde neef Victor. 4. Welk orgaan van de bv neemt het besluit tot emissie van aandelen? Victor, die nu 25% van het geplaatste kapitaal bezit, bedingt een positie als directeur met onbeperkte vertegenwoordigingsbevoegdheid. Hij boekt op naam van de bv een kostbare wintersportreis voor zichzelf en zijn vrouw. Wanneer de bv de rekening ontvangt, laat Jan Bakker het reisbureau weten dat de bv zich niet gebonden acht. 5. Welk wetsartikel zou de bv tegen haar aansprakelijkheid in stelling kunnen brengen?

2 Opgave 2 Actor bv heeft drie aandeelhouders, Anton en Bernhard, die ieder 40% van de aandelen bezitten en Cees, die de resterende 20% van de aandelen bezit. Anton en Bernhard zijn de bestuurders. De blokkeringsregeling wijst de algemene vergadering van aandeelhouders (ava) aan als het orgaan dat goedkeuring moet geven als een aandeelhouder zijn aandelen wil overdragen aan een ander dan de wettelijk toegestane personen. Anton wordt ervan verdacht geld van de bv te hebben verduisterd en Cees wil dat de bv hem daarvoor aansprakelijk stelt. Cees wil dat er een ava belegd wordt, maar het bestuur weigert deze uit te schrijven. 1. Heeft Cees de mogelijkheid een vergadering belegd te krijgen? Uiteindelijk worden de aandeelhouders toch voor een vergadering opgeroepen. De met de oproep meegezonden agenda bevat als enige punt de aansprakelijkstelling van Anton. Anton verschijnt niet en Bernhard stelt op de vergadering dat vanwege de niet-verschijning van Anton geen rechtsgeldige besluiten genomen kunnen worden. 2. Heeft Bernhard gelijk? Het komt niet tot een besluit om Anton aansprakelijk te stellen. Cees vraagt daarom ter vergadering goedkeuring om zijn aandelenpakket over te dragen aan Lindemans, een adjunctdirecteur van de bv. 3. Kan hierover door de ava ter vergadering een rechtgeldig besluit genomen worden? De emoties lopen op; het voorstel wordt niet in stemming gebracht. In een latere vergadering krijgt Cees toch goedkeuring om zijn aandelenpakket over te dragen aan Lindemans. 4. Hoe geschiedt de levering van aandelen aan Lindemans? 5. Aan welke eis moet worden voldaan om Lindemans ook tegenover derderechthebbenden als aandeelhouder te laten gelden?

3 Opgave 3 Irrumo bv wordt failliet verklaard. Voorafgaand aan het rechterlijk vonnis waarbij Irrumo bv werd failliet verklaard, is op de kantoorinventaris van Irrumo bv executoriaal beslag gelegd door schuldeiser Beunk. De curator ontdekt dat een computer van Irrumo bv zich bij het reparatiebedrijf van Goedhals bevindt en deze wenst zijn retentierecht uit te oefenen en staat de computer niet af. Op het bedrijfspand van Irrumo bv rust een hypotheek en de hypotheekhouder wil executeren. De curator overweegt het bedrijf voort te zetten. De baten bestaan, afgezien van het bedrijfspand en de inventaris, uit vorderingen. Er zijn concurrente en bevoorrechte schuldeisers. 1. Kan de hypotheekhouder executeren niettegenstaande het faillissementsbeslag? 2. Kan schuldeiser Beunk de executie voortzetten? 3. De computer is veel meer waard dan de vordering van reparateur Goedhals. Kan de curator Goedhals dwingen de computer af te geven? De curator wil de executies en de uitoefening van rechten door schuldeisers tegenhouden. Hij heeft tijd nodig, onder meer om te beoordelen of het bedrijf kan worden voortgezet. 4. Heeft de curator een mogelijkheid daartoe? 5. Biedt de faillissementswet aan de curator de mogelijkheid om het bedrijf van de failliet voort te zetten? Motiveer uw antwoord!

4 Opgave 4 Westra sluit een arbeidsovereenkomst met Piscator bv voor de duur van 24 maanden in de functie van controller. In de arbeidsovereenkomst is het beding opgenomen dat tussentijds kan worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van een maand. Ook is in de op schrift gestelde arbeidsovereenkomst een concurrentiebeding opgenomen. Na 3 maanden zegt Piscator bv de arbeidsovereenkomst met Westra op, omdat de controller er niet in slaagt debet en credit uit elkaar te houden. Piscator bv beschikt niet over een ontslagvergunning van het UWV WERKbedrijf. 1. Welke eisen stelt de wet aan een (non-)concurrentiebeding? 2. Kan rechtsgeldig worden overeengekomen dat een arbeidsovereenkomst aangegaan voor bepaalde tijd tussentijds kan worden opgezegd? Motiveer uw antwoord. 3. Is in dit geval de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig opgezegd? 4. Westra neemt geen genoegen met zijn ontslag. Wat staat hem te doen? Partijen komen er samen niet uit en de ontslagkwestie komt voor de rechter. 5. Welke is de bevoegde rechter (absolute competentie) en in welke plaats (relatieve competentie)?

5 Opgave 5 Lawet bv wordt failliet verklaard. De directeuren-grootaandeelhouders Gerard en Simon en werknemer Karel melden zich bij het UWV WERKbedrijf met het verzoek om een uitkering krachtens de Werkloosheidswet. 1. Tot aan de datum van het faillissement heeft Karel zijn loon ontvangen. Hoe zit het met Karels recht op loon in relatie tot vorderingen van andere crediteuren van de failliete boedel? 2. Dient de curator te beschikken over een ontslagvergunning om de arbeidsverhouding met Karel te beëindigen? 3. Gerard, Simon en Karel verzoeken allen om een uitkering krachtens de Werkloosheidswet (WW). Wie van hen komt/komen in beginsel voor een uitkering krachtens de WW in aanmerking? NB: laat de zgn. referte-eisen buiten beschouwing. 4. Wanneer bestaat -als overigens voldaan wordt aan de criteria om in aanmerking te komen voor een uitkering krachtens de WW- recht op een loongerelateerde uitkering, die de basisuitkering van drie maanden te boven gaat? 5. Wanneer het faillissement is uitgesproken is Karel werkloos en ziek, terwijl zijn werkgever hem zijn loon niet meer kan betalen. Krijgt Karel nu dadelijk een uikering krachtens de Ziektewet?

6 Antwoordsleutel opgave 1 1. Jan Bakker heeft ongelijk; er is bij een eenmanszaak geen afgescheiden zaaksvermogen, dus zijn zijn schulden op zijn gehele vermogen verhaalbaar. Art. 3:276 BW. 2. Hans de Boer heeft ongelijk, gezien artikel 29 WvK. 3. De waarde zal minstens (18.000) moeten zijn, art. 2:178 lid 2, en er dient voldaan te zijn aan het gestelde in art. 2:204a lid 1 en lid 2 BW. 4. Een emissiebesluit wordt genomen door de algemene vergadering van aandeelhouders. Art. 206 lid 1 BW. 5. De bv kan tegen haar aansprakelijkheid art. 2:7 BW in stelling brengen.

7 Antwoordsleutel opgave 2 1. Ja; hij heeft minstens 10% van het geplaatste kapitaal en kan aan de voorzieningenrechter machtiging vragen een ava bijeen te roepen. Art. 2:220 BW. 2. Neen, Bernhard heeft geen gelijk. Art. 2:230 lid 2 BW; uit art. 2:224 en 225 BW blijkt dat alleen een te korte termijn van oproepen of het niet als agendapunt opnemen ertoe kunnen leiden dat een besluit niet rechtsgeldig genomen kan worden. Uit art. 2:227 BW iedere aandeelhouder is bevoegd de ava bij te wonen blijkt dat ook de ongeldigheid van een oproeping de ongeldigheid van een ava meebrengt. 3. Neen. Art. 2:224 BW. 4. Door een notariële akte. Art. 2:196 BW. 5. Inschrijving in het aandeelhoudersregister. Art. 2:196a BW.

8 Antwoordsleutel opgave 3 1. De hypotheekhouder is separatist en kan dus zijn rechten uitoefenen als ware er geen faillissement, art. 57 lid 1 Fw. Hij kan derhalve het verbonden goed uitwinnen op de wijze beschreven onder art. 3:268 lid 1 BW. 2. Gelegde beslagen vervallen en ingezette executies nemen een einde. De schuldeiser kan dus zijn executie niet voortzetten, art. 33 lid 1 Fw. 3. Ja, de curator kan dat. Hoewel de retentiegerechtigde na de faillietverklaring zijn recht van retentie behoudt, art. 60 lid1 Fw, kan hij door de curator worden voldaan tegen afgifte van de zaak. Ook kan de curator de zaak opeisen en executeren en bij de uitdeling de voorrang van de retentiegerechtigde in acht nemen, art. 60 lid 2 Fw. 4. Ja, die mogelijkheid bestaat. De rechter-commissaris kan op verzoek van elke belanghebbende, dus ook van de curator, een afkoelingsperiode van een maand gelasten, eventueel met één maand te verlengen. Het moet dan wél gaan om goederen die in de macht van de gefailleerde zijn; de computer is niet in de macht van de gefailleerde. Tegen de retentiegerechtigde geldt deze maatregel dus niet, art. 63a Fw. 5. De curator is in beginsel bevoegd het bedrijf van de gefailleerde voort te zetten, art. 78 lid 1 jo 98 Fw. Hij heeft daartoe evenwel de machtiging nodig van de commissie van schuldeisers, of bij het ontbreken daarvan, van de rechter-commissaris.

9 Antwoordsleutel opgave 4 1. Een concurrentiebeding kan slechts rechtsgeldig worden overeengekomen met een meerderjarige werknemer en het beding dient schriftelijk te zijn vastgelegd. Art. 7:653 lid 1 BW. 2. Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kan tussentijds worden opgezegd indien dat schriftelijk is overeengekomen en ieder der partijen dat recht toekomt. Artikel 7:667 lid 3 BW. 3. Er is niet rechtsgeldig opgezegd omdat de daartoe vereiste, door het UWV WERKbedrijf te verlenen, ontslagvergunning ontbreekt. Art. 6 lid 1 BBA Westra dient de nietigheid van het ontslag binnen zes maanden in te roepen. Art. 9 lid 1 jo lid 3 BBA De bevoegde rechter in arbeidszaken is de kantonrechter (absolute competentie) waar de arbeid gewoonlijk wordt verricht dan wel de kantonrechter in de woonplaats van gedaagde (relatieve competentie). Art. 93c Rv. Art. 99 lid 1 jo 100 Rv.

10 Antwoordsleutel opgave 5 1. Het aan Karel toekomend loon waarop hij recht krijgt tijdens het faillissement is een boedelschuld (art. 40 lid 2 Fw), hetgeen wil zeggen dat aan deze vordering een zeer hoge preferentie toekomt. 2. De curator behoeft geen ontslagvergunning. Art. 6 lid 2 sub c BBA jo art. 68 Fw. Ingevolge art. 40 lid 1 Fw kan door de curator worden opgezegd met een opzegtermijn van maximaal zes weken. 3. Alleen Karel komt in beginsel voor een WW-uitkering in aanmerking. Gerard en Simon niet aangezien zij als directeuren-grootaandeelhouders niet verzekerd zijn voor de werknemersverzekeringen. 4. De WW kent alleen nog maar een loongerelateerde uitkering. Voor deze uitkering, voor zover hij de basisuitkering van drie maanden te boven gaat, dient de onvrijwillig werkloze niet alleen te voldoen aan de wekeneis (26/36), maar ook aan de vier-uit-vijf eis: in de vijf kalenderjaren onmiddellijk voorafgaande aan het jaar waarin zijn werkloosheid is ingetreden gedurende ten minste vier kalenderjaren over 52 dagen of meer dagen per jaar loon hebben ontvangen. 5. Neen. Tijdens de eerste dertien weken van zijn ziekte heeft Karel (in beginsel als voldaan wordt aan de wekeneis) recht op een uitkering krachtens de WW. Daarna, als hij dan nog ziek is, bestaat er een aanspraak op een uitkering krachtens de Ziektewet.