PCPO. Toelating VERENIGING PCPO BARENDRECHT EN RIDDERKERK. Beleid en reglement = 2 a b c d e f g h i j k. Barendrecht en Ridderkerk

Transcriptie

1 PCPO Barendrecht en Ridderkerk Vereniging voor Protestants Christelijk Primair Onderwijs Toelating Beleid en reglement VERENIGING PCPO BARENDRECHT EN RIDDERKERK = 2 a b c d e f g h i j k Mei 2014

2 INHOUD 1. Inleiding Beleid rond toelating Inleiding Procedure rond toelating... 5 Bijlage 1: Beleid en procedure m.b.t. leerlingen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking... 6 Bijlage 2: Gedragscode

3 1. Inleiding Via deze beleidsnotitie wil de Vereniging PCPO Barendrecht en Ridderkerk, binnen de kaders van wet en regelgeving, heldere en eenduidige regels en gedragscodes vastleggen met betrekking tot de toelating van leerlingen aan de scholen aangesloten bij de vereniging. Uitgangspunt voor ons onderwijs is het christelijke karakter van onze scholen, die toegankelijk zijn voor alle kinderen zonder onderscheid van godsdienst of levensbeschouwing. Bij aanmelding worden ouders/verzorgers (hierna te noemen ouders ) gewezen op het christelijke karakter van onze scholen, wat betekent dat van de ouders respect wordt gevraagd voor de protestants christelijke uitgangspunten van de school. Kinderen kleden zich gepast en doen mee met de dagelijkse rituelen als het bidden en danken en het vieren van de christelijke feesten. Indien de ouders hier niet schriftelijk mee instemmen, wordt de leerling niet aangenomen. In het algemeen berust de beslissing over de toelating van leerlingen bij de directeur-bestuurder. Hierbij worden de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht genomen. De volgende beginselen van behoorlijk bestuur zijn van toepassing op de toelating van leerlingen: zorgvuldigheidsbeginsel, gelijkheidsbeginsel, vertrouwensbeginsel en motiveringsbeginsel. De directeur-bestuurder heeft de uitvoering van het beleid tot toelating gemandateerd aan de schooldirecteur. Het beleid staat vermeld op de website van de scholen. In de schoolgids wordt hiernaar verwezen. Ondanks het uitgangspunt van algemene toegankelijkheid zijn er ontwikkelingen en situaties denkbaar waarin dit uitgangspunt in het gedrang komt. De belangen van ouders en school kunnen inzake toelating niet met elkaar verenigbaar blijken. Binnen de gedachte van Passend Onderwijs wordt van de scholen verwacht kinderen zelf die begeleiding en ondersteuning te geven die voor hen noodzakelijk is (zorgplicht). Het is noodzakelijk dat de school zich een beeld kan vormen of de leerling extra ondersteuning nodig heeft en of de school daartoe handelingsbekwaam is. Van ouders wordt verwacht dat zij daarvoor alle noodzakelijke informatie aan de school overleggen zodat de ondersteuningsbehoefte goed kan worden vastgesteld. De betrokken school toetst de vastgestelde ondersteuningsbehoefte aan het ondersteuningsprofiel. Indien een school, na uitgebreide en gedegen afweging, tot de conclusie komt dat zij de zorg en ondersteuning voor het onderwijs aan het kind niet, of niet meer kan bieden, dient dit te leiden tot het niet toelaten van deze leerling en het verwijzen van deze leerling naar een andere school. (Zie hierbij tevens het beleid gericht op de mogelijke instroom van leerlingen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking). Binnen of buiten de Vereniging PCPO zal een geschikte plek voor de betreffende leerling worden gezocht. Daartoe wordt in eerste instantie gezocht binnen de scholen behorend bij of gekoppeld aan het Samenwerkingsverband Barendrecht Albrandswaard - Ridderkerk. Dit kan een reguliere basisschool zijn of een school voor speciaal (basis)onderwijs. De zorgplicht wordt na plaatsing geacht aan de nieuwe school te zijn overgedragen. 3

4 2. Beleid rond toelating 2.1 Inleiding Criteria voor het wel of niet toelaten van leerlingen kunnen godsdienstige overwegingen zijn (zie bladzijde 10 e.v.). De directeur-bestuurder ziet toe op een consistente toepassing van deze criteria. De beslissing over toelating wordt uiterlijk 6 weken na ontvangst van de aanmelding genomen. Lukt het niet om binnen deze termijn een beslissing te nemen dan worden de ouders hierover geïnformeerd en wordt een nieuwe termijn (ten hoogste 4 weken) gegeven waarbinnen de beslissing tegemoet kan worden gezien. Als de directeur-bestuurder uiterlijk binnen tien weken na de aanmelding besluit tot niet-toelaten, moet dit gemotiveerd per aangetekende brief aan de ouders worden meegedeeld. In deze beslissing wordt toegelicht dat de directeur-bestuurder enerzijds rekening heeft gehouden met het schoolbelang en anderzijds het belang van de betreffende leerling bij het volgen van regulier onderwijs in zijn beoordeling heeft betrokken. Tegen dit besluit kunnen de ouders gedurende zes weken na ontvangst hiervan schriftelijk bezwaar maken. Als de ouders bezwaar maken, zal de directeur-bestuurder een gesprek hebben met de ouders. Binnen vier weken na binnenkomst van het bezwaar moet er een besluit worden genomen. Dit besluit kan voor de onafhankelijke Klachtencommissie, Commissie Rechten van de Mens en de burgerlijke rechter worden aangevochten. Indien er binnen 10 weken geen besluit is genomen op de aanmelding, dan wordt de leerling geacht tijdelijk te zijn ingeschreven op de school van aanmelding, tenzij het kind (nog) op een andere school staat ingeschreven. Mocht de toelating alsnog worden geweigerd dan volgt alsnog uitschrijving één dag na het weigeringsbesluit. Indien het kind alsnog wordt aangenomen, dan wordt de tijdelijke inschrijving definitief (art.40 lid 7 WPO). Toelatingsleeftijd 1. Aanmelding kan plaatsvinden vanaf de leeftijd van 3 jaar. Kinderen, die jonger zijn, kunnen op een wachtlijst (lijst van vooraanmeldingen) worden geplaatst. 2. Om als leerling tot een school te worden toegelaten en ingeschreven, moet een kind de leeftijd van 4 jaar hebben bereikt. 3. In de periode vanaf de leeftijd van 3 jaar en 10 maanden tot het bereiken van de leeftijd van 4 jaar kan het bevoegd gezag kinderen voor ten hoogste 5 dagdelen toelaten. Er vindt in deze periode nog geen inschrijving plaats. Deze kinderen zijn in deze fase geen leerlingen in de zin van de wet. 4. Leerlingen bij wie -naar het oordeel van de directeur van de school- de grondslag voor het volgen van aansluitend voortgezet onderwijs in voldoende mate is gelegd, verlaten aan het einde van het schooljaar de school, mits hierover met de ouders overeenstemming bestaat. In elk geval verlaten de leerlingen de school aan het eind van het schooljaar waarin zij de leeftijd van 14 jaar hebben bereikt. Uitvoering De beslissing over toelating van leerlingen berust bij het bestuur van de Vereniging PCPO, overeenkomstig artikel 39, 40, 58 en 63 WPO en wordt met inachtneming van artikel van het managementstatuut uitgevoerd door de directies van de scholen. 4

5 Regels bij toelating Op het moment dat een kind 3 jaar en 10 maanden is kan het in overleg een gastperiode op school doorbrengen van ten hoogste 5 dagdelen. Als een kind 4 jaar is kan het worden ingeschreven. Het kind is leerplichtig als het 5 jaar is. Een kind is toelaatbaar tot school als het zindelijk is of als er passende voorzieningen zijn die het kind in staat stellen tot het volgen van onderwijs. Het is voor een leerkracht ondoenlijk en onverantwoord om de groep kleuters alleen te laten om een kind te verschonen of te helpen. Een ongelukje kan natuurlijk altijd gebeuren. Voorwaarden bij toelating De ouders van de leerling respecteren de grondslag van de schoolvereniging en ondertekenen daartoe een schriftelijke verklaring (onderdeel van het inschrijfformulier). De grootte en de samenstelling van de groepen van de school moeten toelating rechtvaardigen. De ontwikkeling van een kind en de daartoe behorende extra ondersteuning moeten passen bij het zorgprofiel van de basisschool. Extra ondersteuningsbehoefte heeft geen betrekking op achterstand in beheersing Nederlandse taal. Voor mogelijke instroom van verstandelijk en/of lichamelijk gehandicapte leerlingen wordt verwezen naar bijlage 1. De ouders stemmen ermee in dat de leerling deelneemt aan alle activiteiten die tijdens de schooluren worden aangeboden. De ouders stemmen ermee in dat de leerling zich moet houden aan de gedragscode (zie bijlage 2). 2.2 Procedure rond toelating Ouders nemen het initiatief bij het aanvragen van een intake gesprek op de school. Ouders kunnen hun kind aanmelden naar aanleiding van een individueel bezoek of naar aanleiding van de open avond / dag. Ouders moeten bij de aanmelding aangeven dat zij vermoeden dat hun kind ondersteuning nodig heeft. Bij aanmelding op meerdere scholen moeten ouders doorgeven bij welke school het kind nog meer is aangemeld. De ouders dienen aan te geven welke van deze scholen hun voorkeur heeft. Deze school heeft in principe de zorgplicht. De directies van de betrokken scholen zullen daarover met elkaar communiceren. Wanneer een kind aangemeld wordt dat ouder is dan 4 jaar en al een schoolloopbaan heeft, vindt er altijd een informatief gesprek plaats tussen de ontvangende en sturende school. Indien de ontvangende school dit wenst, zal er nader onderzoek plaatsvinden. Na het gesprek tussen beide scholen en een mogelijk onderzoek kan tot inschrijving worden overgegaan. De nieuwe school neemt op dat moment de zorgplicht van de vorige school over. De ouders vullen voor de eerste schooldag op de nieuwe school het inschrijfformulier in. Bijlage 1: Bijlage 2: Beleid en procedure m.b.t. leerlingen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking Gedragscode 5

6 Bijlage 1: Beleid en procedure m.b.t. leerlingen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking Beleid en procedure m.b.t. toelating van leerlingen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking, als onderdeel van het toelatingsbeleid van de Vereniging PCPO Barendrecht en Ridderkerk Algemene uitgangspunten 1. Er zal met betrekking tot een toekomstige leerling met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking goede en zo volledig mogelijke informatie voorhanden moeten zijn vanuit de ouders, aangevuld met gegevens van andere deskundigen. 2. Het beeld van het betreffende kind dient, zowel op lichamelijk als geestelijke gebied en met name waar het de sociaal-emotionele ontwikkeling betreft, zo volledig mogelijk te zijn. Volgens de wetgeving zijn de ouders verantwoordelijk voor de aanlevering van het dossier. In deze regio is het de taak van het Samenwerkings-verband RiBA (Ridderkerk-Barendrecht-Albrandswaard) om hen hierbij te ondersteunen. Indien nodig kan een aanvullend onderzoek plaatsvinden. 3. Een reëel beeld van het verwachtingspatroon (voorzover dat mogelijk is) met betrekking tot de verdere schoolloopbaan en de ontwikkelingen van het kind, gebaseerd op een zo breed mogelijke informatie, eventueel aangevuld met eigen observatiegegevens, is een essentieel onderdeel van het besluitvormingsproces wat betreft mogelijke aanname. 4. Het is belangrijk om op voorhand duidelijkheid te verkrijgen over de mate van betrokkenheid en/ of vormen van ondersteuning. 5. Binnen het SWV RiBA is een procedure opgesteld om de toelaatbaarheid vast te stellen van leerlingen op het speciaal (basis)onderwijs. Voor deze procedure verwijzen u graag naar de website van het SWV RiBA: Potentiële nieuwe leerlingen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking moeten voldoen aan de volgende voorwaarden 1. De leerlingen moeten in principe in het voedings- en postcodegebied van de scholen van het bevoegd gezag wonen. In beginsel ligt het voedingsgebied in de gemeente waar het onderwijs zal worden gegeven. Het voedingsgebied van elke school kan de gemeentegrens overschrijden en aldus ook andere gemeenten omvatten. 2. De leerling mag geen gevaar vormen voor zichzelf en/of zijn omgeving. 3. De leerling mag geen belemmering vormen voor het onderwijsleerproces van de rest van de groep. 4. Indien noodzakelijk moet er, in samenwerking met de ouders en op basis van actieve participatie van de ouders, een zindelijkheidstraining kunnen worden opgezet. In de tussentijd wordt in goed overleg afgesproken wie het kind wanneer verschoont. Dit laatste behoort niet tot het takenpakket van de reguliere leerkracht. 5. Er moet een redelijke verwachting zijn dat de leerling zowel op onderwijsinhoudelijk als op sociaal emotioneel gebied kan voldoen aan minimale doelstellingen. Wij denken hierbij bijvoorbeeld aan: minimale progressie van de natuurlijke ontwikkeling (ontwikkelingsdrang); het kunnen ontwikkelen van een relatie met begeleiders; het zich redelijk verbaal kunnen uiten; perspectief dat het kind zich binnen een jaar zelfstandig kan redden en niet de gehele lestijd iemand naast zich nodig heeft om te kunnen functioneren. 6

7 Het geheel zal steeds in verband gebracht moeten worden met de mate van zorgbreedte die op de betreffende school kan worden geboden. Elementen die hierbij een rol spelen zijn: De grootte en samenstelling van de groep De ervarenheid van de leerkracht De intensiteit van de zorgbehoefte van de groep Verder wordt verwezen naar de betreffende zorgparagraaf in de schoolgids. Instroom Bij aanmelding volgt een werkgroep, bestaande uit een vertegenwoordiging van de directie, de IB-er en de leerkracht(en) van de groep waarin eventuele plaatsing zou plaatsvinden, het volgende stroommodel: Fase 1: Aanmelding Aanmelding door de ouders bij de directie van de school: Gesprek met de ouders Toelichting visie van de school Toelichting procedure Schriftelijke toestemming van de ouders om informatie bij derden op te vragen Fase 2: Informatie verzamelen Gegevens opvragen bij bijvoorbeeld: Ouders/verzorgers vragenlijst laten invullen Huidige school Onderwijsbegeleidingsdienst MKD-en, zorginstellingen en dergelijke Zorgcircuit Medisch circuit Fase 3: Informatie bestuderen Binnengekomen gegevens worden bestudeerd en besproken door de directie en IB er. Eventueel kan besloten worden om het kind te observeren binnen zijn huidige school (voorschoolse opvang). 7

8 Fase 4: Inventarisatie Van het kind wordt het volgende in kaart gebracht: Pedagogisch: Aandachtspunten Met andere woorden: wat vraagt het kind Mogelijkheden van de school: Onmogelijkheden van de school: Wat kan extern worden gehaald. Mogelijke oplossingen: Kennis en vaardigheden van leerkracht: Organisatie: School en Klas: Gebouw / Materieel: Medeleerlingen: Ouders: Fase 5: Overwegingen De school onderzoekt op basis van het bovenstaande schema welke mogelijkheden de school zelf heeft en welke ondersteuningsmogelijkheden geboden kunnen worden en door wie. Fysieke ruimte (gebouw) OLP (Onderwijsleerpakket) Aanvullende formatie Vervoer Ondersteuning qua expertise (speciaal onderwijs, de zorginstellingen, e.d.) 8

9 Fase 6: Besluitvorming De betreffende inventarisatie van de hulpvragen en beperkingen van het kind wordt afgezet tegen de visie van de school en de mogelijkheden om een genoegzaam onderwijsaanbod te realiseren. Hierbij wordt tevens rekening gehouden met de ondersteuningsmogelijkheden (zowel materieel als immaterieel) die geboden kunnen worden. De directie besluit het team gehoord hebbende. Fase 7: Advies Gesprek met de ouders waarbij het besluit van de school wordt besproken: 1. Bij plaatsing: opstellen van een ontwikkelingsperspectief en een plan van aanpak met daarbij een overzicht van inzet van middelen, ondersteuning door SO of derden, inzet aanvullende formatie, OLP/ aanpassingen aan het gebouw, e.d. 2. Bij afwijzing: een inhoudelijke onderbouwing door de school waarom men van mening is dat het kind niet geplaatst kan worden. Deze afwijzing wordt schriftelijk beargumenteerd en aan de ouders en inspectie overhandigd. De school heeft vervolgens een resultaatverplichting t.a.v. het vinden van een andere school, aan wie de zorgplicht kan worden overgedragen. 3. In principe wordt de leerling geplaatst in de groep waar hij/zij qua leeftijd en ontwikkelingsniveau behoort in te stromen, tenzij de toeleverende school of ondersteunende instantie anders adviseren. 4. Bij plaatsing in een groep anders dan groep 1 worden de volgende factoren in overweging genomen: leeftijd van de leerling; sociaal-emotionele ontwikkeling; bevindingen uit onderzoek; advies van de toeleverende school/instantie; wens van de ouders; groepssamenstelling. Richtlijnen ten aanzien van de evaluatie 1. Goede communicatie tussen leerkracht(en) en ouders is een vereiste. Er wordt op voorhand een aantal vaste momenten gepland voor evaluatie met de ouders, de leerkracht(en), de IB-er en de begeleidende instanties. 2. Bij eventueel verschil van mening en/of conflicten tussen ouders en school, kan door de ouders een beroep gedaan worden op de landelijke klachtencommissie. De Commissie kan de directeurbestuurder een advies geven. 3. In het vervolgtraject is sprake van regelmatige terugkoppeling naar het team. 4. Van de leerkrachten en ouders mag worden verwacht dat hij/zij steeds in overleg blijft met de begeleidende instanties en open staat voor hun adviezen. Met betrekking tot de intern begeleider De Intern Begeleider: 1. wordt vanaf het eerste moment betrokken bij het plaatsingsproces in al z n facetten; 2. vervult na definitieve plaatsing een centrale rol in het geheel, hij/zij bewaakt een goed verloop van het proces en bewaakt het overleg tussen de verschillende betrokkenen; 3. bewaakt de onderling gemaakte afspraken; 4. houdt het dossier bij, beheert dit en overlegt regelmatig met de directie. 9

10 Bijlage 2: Gedragscode Inleiding In het verkeer zijn er regels. Die regels zijn er om alles goed te laten verlopen en botsingen te voorkomen. Op onze scholen hebben wij ook een aantal schoolregels met elkaar afgesproken, die er toe bijdragen een veilig klimaat op onze scholen te scheppen. De regels worden op niveau met de kinderen besproken. Leerlingen en leerkrachten proberen zich aan deze regels te houden en kunnen er in ieder geval op worden aangesproken. Wij hanteren de onderstaande regels voor zaken die wij belangrijk vinden. Karakter Protestants Christelijk Onderwijs 1. Ouders en leerlingen respecteren de grondslag van de school. 2. De school is toegankelijk voor alle kinderen. Verschillen worden geaccepteerd en gerespecteerd. 3. Wij respecteren ieders geloof of levensovertuiging passend binnen de democratische rechtsstaat. 4. Kinderen kleden zich gepast [hoofddoekjes, zie pag. 12] en doen mee met de dagelijkse rituelen als het bidden en danken en het vieren van de christelijke feesten. 5. Er heerst een veilig schoolklimaat. Veilig klimaat 1. Leerlingen, leerkrachten, onderwijsondersteunend personeel, directie en ouders gaan respectvol met elkaar om: reguliere fatsoensnormen worden jegens elkaar in acht genomen, geen fysiek of verbaal geweld en zij berokkenen elkaar geen schade. Niemand doet iets wat een ander stoort, raakt de ander niet aan als deze dat niet prettig vindt. 2. Gelijke gevallen worden gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, (seksuele) geaardheid of op welke grond dan ook, is niet toegestaan. 3. Op school wordt seksueel misbruik of seksuele intimidatie niet toegestaan. Er wordt geen geweld gebruikt, niet geïntimideerd en niet gepest. Er wordt niet geroddeld en gescholden. Ook wordt niet met geweld gedreigd en vindt geen afpersing plaats. Radicalisme wordt niet toegestaan. 4. Op school wordt iedereen met zijn eigen naam aangesproken. 5. Iedereen zorgt dat de school er ordelijk en gezellig uitziet. Vanzelfsprekend heeft het personeel daarin een voorbeeldfunctie. Personeelsleden wijzen de kinderen, indien nodig, op de schoolspecifieke gedragsregels. 6. Iedereen gaat zorgvuldig om met eigendom van een ander. Met zorgvuldig wordt bedoeld: fatsoenlijk en respectvol, het niet met opzet misbruiken van het geleende eigendom, zodat het eigendom ongeschonden teruggegeven kan worden. 7. Het is niet toegestaan de (ICT-)apparatuur binnen de school te gebruiken voor opslag, opvragen en verspreiden van racistisch, discriminerend en seksueel getint materiaal. 10

11 Persoonlijke contacten tussen leerkrachten/assistent(e) en leerling 1. Openheid en transparantie zijn belangrijke uitgangspunten in de dagelijkse omgang met elkaar. Dat geldt ook voor de fysieke omgang met elkaar. We vinden het belangrijk dat we weten wat we op school aan het doen zijn en wie waar mee bezig is. Dit bevordert de veiligheid op school. Hiervoor zijn de volgende richtlijnen opgesteld. 2. Directie, leerkrachten en onderwijsondersteunend personeel proberen zo veel mogelijk te vermijden met één leerling achter te blijven in één ruimte. Indien een kind langer moet blijven, zorgt de leerkracht dat hij/zij zichtbaar is voor anderen. 3. Leerkrachten vermijden zoveel mogelijk dat zij alleen zijn met een leerling. Indien dat toch gebeurt, informeren zij collega s hierover en laten de deur van de ruimte open. [Bij het geven van extra ondersteuning en/of het afnemen van toetsen zijn de ouders op de hoogte gebracht van dit gebeuren. Deze activiteit vindt met gesloten deur plaats.] 4. Kinderen worden in principe niet bij de leerkracht thuis of elders uitgenodigd. Wel kan een groepje leerlingen op bezoek komen na overleg met en toestemming van de ouders. De directeur wordt hierover geïnformeerd. 5. Directie, leerkrachten en onderwijsondersteunend personeel geven geen persoonlijke cadeaus aan leerlingen. Ook accepteren zij geen persoonlijke cadeaus van leerlingen en ouders. Dat geldt niet voor kleine, goedkope cadeautjes, werkstukjes en tekeningen gemaakt door leerlingen bijvoorbeeld in het kader van een verjaardag of afscheid. 6. Directie, leerkrachten en onderwijsondersteunend personeel hebben geen privé contacten met leerlingen via de social media. Zie het protocol Sociale Media. Schoolgebonden activiteiten 1. Tijdens schoolgebonden activiteiten gelden dezelfde regels als in de schoolsituatie. 2. Jongens en meisjes slapen gescheiden van elkaar. 3. Het gedrag van leerkrachten vormt geen bedreiging of probleem voor de leerlingen. 4. Het toezicht in douches en kleedruimtes wordt, indien mogelijk, verricht door leerkrachten van hetzelfde geslacht als de betreffende leerlingen. Is dit niet mogelijk, dan klopt de leerkracht duidelijk voordat hij of zij de douche of kleedruimte betreedt. Het gedrag van leerkrachten vormt geen bedreiging of probleem voor de leerlingen. Bewegingsonderwijs 1. Het toezicht in douches en kleedruimtes wordt, indien mogelijk, gedaan door leerkrachten van hetzelfde geslacht als de betreffende leerlingen. Indien dat niet mogelijk is wordt er door de leerkracht eerst duidelijk geklopt voordat de kleed- of doucheruimte wordt betreden. Het gedrag van leerkrachten vormt geen bedreiging of probleem voor de leerlingen. 2. Leerlingen vanaf groep 5 worden geacht zich zelfstandig aan- en uit te kunnen kleden. Bij jonge kinderen wordt incidenteel hulp verleend bij het aan- en uitkleden. 3. Jongens en meisjes douchen gescheiden van elkaar. 4. Tijdens oefeningen kan de leerkracht functionele hulp verlenen zodanig dat de oefening juist en zonder gevaar wordt uitgevoerd. Lichamelijk contact mag nooit leiden tot ongewenste aanrakingen. 5. Er wordt altijd voorzichtig gewerkt en gevaarlijk gedrag wordt vermeden: loshangende kledingstukken en moeilijk verwijderbare sieraden worden vastgemaakt of vastgeplakt, andere sieraden worden verwijderd en lang haar wordt bij elkaar gebonden, zodat er geen gevaarlijke situaties kunnen ontstaan. 11

12 Seksuele intimidatie, geweld, discriminatie en radicalisme 1. Verbaal geweld is niet toegestaan: er mag niet worden gescholden en er mag geen onbehoorlijke taal worden gebruikt, niet tegen volwassenen, maar ook niet tussen leerlingen onderling. 2. Non-verbaal geweld is niet toegestaan: er mogen bijvoorbeeld geen gewelddadige en/of dreigende gebaren worden gemaakt en dreigbrieven en afpersing (ook digitaal, bv. via de social media) zijn niet toegestaan. 3. Lichamelijk geweld is niet toegestaan: dit betekent onder andere dat vechten, hinderlijk duwen of een ander opzettelijk lichamelijk letsel berokkenen, niet is toegestaan. 4. Alle vormen van seksueel misbruik en intimidatie (gedrag, uitlatingen, digitaal) worden niet getolereerd. 5. Discriminatie en radicalisme zijn niet toegestaan. 6. Indien onverhoopt deze gedragingen of uitlatingen op school worden gesignaleerd wordt contact opgenomen met de landelijke Vertrouwensinspecteur ( ). Voorwerpen die bedreigend kunnen zijn Het gebruik van welk voorwerp dan ook dat als wapen kan dienen is verboden en het meenemen naar school of het op school in bezit hebben van voorwerpen die als wapen kunnen worden gebruikt, is niet toegestaan. Deze voorwerpen worden bij ontdekking onmiddellijk ingenomen. De ouders worden door school geïnformeerd. De politie wordt geïnformeerd indien het vermoeden bestaat dat het gaat om voorwerpen die bij wet strafbaar zijn gesteld. Kleding 1. Leerlingen dragen geen hoofddeksels gerelateerd aan religieuze opvattingen, bijvoorbeeld hoofddoekjes, die niet binnen de grondslag van de vereniging passen. 2. Ook het dragen van hoofddeksels die niet gerelateerd zijn aan religieuze opvattingen (bijvoorbeeld petjes) worden niet toegestaan. 3. Personeel en leerlingen dragen geen kleding die voor anderen aanstootgevend is. Roken, alcohol, drugs 1. In het schoolgebouw wordt niet gerookt. De leerlingen mogen geen tabakswaren bij zich hebben. 2. Het gebruik van alcohol en drugs of het bij zich hebben van alcoholhoudende dranken of drugs is op school niet toegestaan. 3. Leerkrachten dienen door ouders op de hoogte gebracht te worden van medicijngebruik van de leerlingen. 12

13 Hardnekkig overtreden van deze regels Bij hardnekkig overtreden (gedrag dat bij herhaling leidt tot ordeverstoring en/of oppositioneel gedrag binnen of buiten de klas en/of ontwrichting van de onderwijssituatie) van deze regels hanteren wij de volgende handelwijze: 1. Afhankelijk van de aard van de overtreding zal in eerste instantie een gesprek plaatsvinden tussen de leerling en leerkracht, waarin de ontoelaatbaarheid besproken wordt, met daarop volgend een poging tot herstel. Dit gesprek heeft een pedagogisch en corrigerend karakter. De leerkracht maakt van dit gesprek een kort verslag voor het leerlingendossier. 2. Mocht deze aanpak geen baat hebben, dan worden op korte termijn de ouders op school uitgenodigd voor een gesprek met de leerkracht en de directie. Er zal nader ingegaan worden op achterliggende redenen. Zonodig zal er bij vernieling een vergoeding worden overeengekomen. Van dit gesprek maakt de leerkracht een kort verslag voor het leerlingendossier. 3. Mocht de school dit nodig vinden, dan krijgt de leerling een officiële waarschuwing, wordt gewezen op de gevolgen van schorsing en verwijdering en wordt er externe hulpverlening ingeschakeld. 4. Als het bovenstaande niet heeft geleid tot verbetering kan er uiteindelijk tot schorsing worden overgegaan (zie beleid en procedure m.b.t. schorsing en verwijdering). 5. Mocht niets leiden tot verbetering dan zet de directeur de verwijderingsprocedure in gang (zie beleid en procedure m.b.t. schorsing en verwijdering). 13

14 PCPO Barendrecht en Ridderkerk PCPO Barendrecht en Ridderkerk Adres Achterom CV Barendrecht Telefoon Fax Internet