6. Bij bericht van 9 juli 2014 heeft [X] nadere schriftelijke stukken ingediend.

Transcriptie

1 Ons kenmerk: ACM/DJZ/2014/204376_OV Zaaknummer: Datum: 19 september 2014 BESLUIT VAN DE AUTORITEIT CONSUMENT EN MARKT TOT NIET-ONTVANKELIJKVERKLARING VAN HET BEZWAAR VAN DE HEER [X] GERICHT TEGEN DE BRIEF VAN 18 APRIL Verloop van de procedure 1. Bij brief van 7 maart 2014 heeft de heer [X] (hierna: [X]) een klacht tevens handhavingsverzoek ingediend bij de Autoriteit Consument en Markt (hierna: ACM) tegen het energiebedrijf Essent N.V. en haar dochteronderneming Essent Retail Energie B.V. (hierna: Essent). 2. De klacht richt zich op het feit dat de leveringsovereenkomst van Essent inzake het product ZekerheidsGarantie Actie Groene Stroom en Gas onduidelijk zou zijn ten aanzien van de looptijd en de tarieven. In zijn brief verzoekt [X] om met toepassing van artikel 95m, eerste, tweede en derde lid, van de Elektriciteitswet en artikel 52b, eerste, tweede en derde lid, van de Gaswet handhavend op te treden tegen Essent. [X] zou door de handelswijze van Essent financieel nadeel te hebben geleden. 3. ACM heeft bij brief van18 april aan [X] medegedeeld dat zijn handhavingsverzoek niet door ACM in behandeling wordt genomen. 4. Tegen voornoemde brief is op 14 mei 2014 door [X] bezwaar aangetekend. Pagina 1/7 T F info@acm.nl Muzenstraat WB Den Haag Postbus BH Den Haag 5. Bij brief van 2 juli heeft ACM met toepassing van artikel 7:10, derde lid, Awb de beslissing op bezwaar met zes weken verdaagd. 6. Bij bericht van 9 juli 2014 heeft [X] nadere schriftelijke stukken ingediend. 7. Op 23 juli 2014 heeft ten kantore van ACM een hoorzitting plaatsgevonden. Bij die gelegenheid heeft [X] een mondelinge toelichting gegeven op zijn bezwaarschrift. 1 Kenmerk ACM/DC/2014/ Kenmerk ACM/DJZ/2014/

2 8. Naar aanleiding van de hoorzitting heeft [X] desgevraagd bij bericht van 23 juli 2014 aanvullende schriftelijke stukken, te weten zijn correspondentie met Essent, ingediend. 9. In vervolg daarop heeft ACM bij bericht van 23 juli 2014 volledigheidshalve ook om een afschrift van de schriftelijke reactie(s) van Essent op de correspondentie van [X] verzocht. 10. Bij bericht van 1 augustus 2014 heeft ACM bevestigd dat, zoals besproken tijdens de hoorzitting, met toepassing van artikel 7:10, vierde lid, aanhef en onder b, Awb, de termijn voor de beslissing op bezwaar is opgeschort tot het moment waarop ACM een reactie op haar bericht van 23 juli 2014 heeft ontvangen. 11. Van de hoorzitting is een verslag gemaakt, dat [X] bij brief van 4 augustus is toegezonden. 2/7 12. In reactie op het bericht van 23 juli 2014 van ACM heeft [X] bij berichten van 22 augustus 2014 nadere schriftelijke stukken, te weten de correspondentie van Essent, ingediend. 2 Het bestreden oordeel 13. In voornoemde brief van18 april 2014 is door ACM geoordeeld dat [X] als individuele consument/verzoeker door ACM niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan worden aangemerkt. Zijn verzoek om handhavend op te treden, is om die reden door ACM niet in behandeling genomen. In verband met deze niet-ontvankelijkheid, is [X] geadviseerd om zijn klacht aan de Geschillencommissie Energie of de civiele rechter voor te leggen. 3 Gronden van bezwaar 14. [X] voert aan dat hij belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, eerste lid, Awb. Het handhavingsverzoek van 7 maart 2014 is daarmee een aanvraag als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, Awb. De brief van 18 april 2014 van ACM dient dan ook te worden aangemerkt als een beschikking in de zin van artikel 1:3, tweede lid, Awb, waartegen rechtsmiddelen open staan. 3 Kenmerk ACM/DJZ/2014/

3 15. Kort en zakelijk weergegeven geeft [X] in het bezwaarschrift daartoe het volgende ter overweging: Artikel 7.2 van de Wet handhaving consumentenbescherming bepaalt dat consumentenorganisaties worden aangemerkt als belanghebbenden bij besluiten krachtens deze wet; Artikel 2.2 van de Wet handhaving consumentenbescherming bepaalt dat de Autoriteit Consument en Markt belast is met de handhaving van de wettelijke bepalingen, bedoeld in de onderdelen a en b van de bijlage bij deze wet; De onderdelen a en b van de bijlage bevatten geen bepalingen van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet; Het handhavingsverzoek heeft betrekking op artikel 95m, eerste, tweede en derde lid, van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 52b, eerste, tweede en derde lid, van de Gaswet; Artikel 7.2 van de Wet handhaving consumentenbescherming is niet van toepassing; Artikel 1:2, eerste lid, van de Awb bepaalt dat onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken; Uit jurisprudentie volgt: er moet sprake zijn van een eigen belang; het belang moet objectief bepaalbaar zijn; het belang moet actueel zijn, en; het betreft een persoonlijk of individueel belang. 3/7 16. Op de hoorzitting heeft [X] zijn bezwaren nader toegelicht en aangevuld. [X] geeft hierbij aan dat hij als belanghebbende moet worden aangemerkt en dat ACM een handhavingsplicht heeft. Hij verwijst hiervoor onder meer naar de nader door hem ingediende stukken en de daarin aangevoerde jurisprudentie. 17. Voorts brengt [X] naar voren dat hij zelf de keuze moet kunnen maken om zijn geschil met Essent via de civielrechtelijke weg door de Geschillencommissie te laten beslechten of om via de voor hem minder belastende bestuursrechtelijke weg bij de toezichthouder een klacht in te dienen en om handhaving te verzoeken. 18. Ter nadere onderbouwing van zijn belanghebbendheid trekt [X] nog een vergelijking met de Europese regels en het (handhavings)beleid inzake de passagiersrechten in de burgerluchtvaart. 4 In het kader van de uitvoering van deze regeling zouden individuele consumenten die een klacht indienen wel als belanghebbende worden aangemerkt. 4 Zie stapweigering/de_europese_regels_en_het_beleid/.

4 4 Beoordeling 19. Degene aan wie op grond van artikel 8:1 Awb het recht wordt toegekend beroep in te stellen bij een administratieve rechter dient ingevolge artikel 7:1, eerste lid, Awb eerst bezwaar te maken bij het bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen. Ingevolge artikel 8:1 Awb juncto artikel 8:7, derde lid, Awb juncto artikel 7 van de bij de Awb behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak kan een belanghebbende tegen (handhavings)besluiten op grond van de Elektriciteits- en de Gaswet beroep instellen bij de rechtbank te Rotterdam. 20. Uit artikel 1:2, eerste lid, Awb blijkt dat onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Daarnaast moet blijkens de rechtspraak aan de volgende cumulatieve voorwaarden zijn voldaan. Er moet sprake zijn van een eigen belang, dat objectief bepaalbaar, actueel en persoonlijk is. 21. Het vereiste van een eigen persoonlijk belang houdt in dat het bij het besluit betrokken belang zodanig moet zijn dat de betrokkene zich daarmee in rechtens relevante mate onderscheidt van (al dan niet tot een - grote - groep behorende) andere betrokkenen. 5 Het feit dat iemand enig belang heeft, is onvoldoende om te worden beschouwd als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, Awb. In de Memorie van toelichting bij artikel 1:2 Awb staat dat als volgt verwoord 6 : 4/7 "Maar ook een persoon van wie gezegd kan worden dat hij enig belang heeft, doch die zich op dat punt niet onderscheidt van grote aantallen anderen, kan niet worden beschouwd als een persoon met een rechtstreeks betrokken belang". 22. Het feit dat iemand enig belang heeft, is derhalve onvoldoende om beschouwd te worden als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, Awb. 23. Aan het criterium van voldoende persoonlijk belang is door het College van Beroep voor het bedrijfsleven als volgt nadere invulling gegeven 7 : Met het stellen van het vereiste van het zijn van belanghebbende is door de wetgever een begrenzing beoogd van de kring van degenen die tegen een besluit beroep kunnen instellen. ( ) Het is niet de bedoeling van de wetgever geweest beroep open te stellen voor een ieder. Er zal dan ook sprake moeten zijn van een specifiek, individueel belang van betrokkene, dat door het besluit wordt geraakt en waardoor de positie van de betrokkene zich onderscheidt van die van willekeurig iedere andere elektriciteitsafnemer. 5 Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de ABRS van 3 juli 1998, LJN: AN 5725, AB 1998, 332, en 6 augustus 2003, LJN: ECLI:NL:RVS:2003:AI0789, AB 2003, 93, en van het CBB van 15 januari 2003, LJN: AF4118, AB 2004, PG Awb I, blz CBB, 4 november 1999, nrs. Awb 97/681, 97/682 en 97/683.

5 24. Tijdens de hoorzitting is [X] expliciet gevraagd aan te geven waarom hij belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, eerste lid, Awb. Hetgeen [X] in het bezwaarschrift en tijdens de hoorzitting heeft aangevoerd kan echter op grond van het navolgende niet tot het oordeel leiden dat hij aan de vereisten van het belanghebbende-begrip voldoet. 25. In het onderhavige geval kan een kenmerkend individualiseerbaar belang niet aanwezig worden geacht. [X] onderscheidt zich noch van grote aantallen anderen die energie afnemen bij Essent noch van anderen die het product ZekerheidsGarantie Actie Groene Stroom en Gas bij Essent afnemen, hetgeen [X] ook met zoveel woorden in zijn bezwaarschrift van 7 maart 2014 onderkent. 26. Ook het enkele feit dat [X] naar eigen zeggen financieel nadeel ondervindt door de handelswijze van Essent, heeft niet tot gevolg dat [X] als belanghebbende dient te worden aangemerkt. 8 [X] beroept zich daarmee op een afgeleid belang. Het is vaste rechtspraak dat een (parallel) afgeleid belang niet als een persoonlijk en rechtstreeks betrokken belang kan worden aangemerkt. 9 5/7 27. Tot slot gaat ook de vergelijking met de toepassing van de Europese regels 10 en het (handhavings)beleid inzake de passagiersrechten in de luchtvaart mank. Ook bij de uitvoering van deze regeling worden individuele consumenten die een klacht indienen bij het meldpunt luchtvaartpassagiers van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) niet als belanghebbenden aangemerkt. Het indienen van een klacht leidt immers slechts tot een brief met de reactie van ILT of de klacht al dan niet terecht is. Tegen die brief kan geen bezwaar of beroep aangetekend worden Gelet op het bovenstaande dient het bezwaar van [X] tegen het oordeel van de ACM zoals weergegeven in haar brief van 18 april 2014 niet-ontvankelijk te worden verklaard. Aan een inhoudelijke beoordeling van het bezwaar kan, gelet op het bepaalde in artikel 7:11, eerste lid, Awb, niet worden toegekomen. 29. Zonder af te doen aan haar oordeel dat het bezwaar van [X] niet-ontvankelijk is, wijst ACM ten overvloede nog op het volgende. 8 Zie de uitspraken van de Rechtbank Rotterdam van 9 augustus 2001, Postbussen I en Postbussen II, MEDED 99/ 1783-SIMO en 99/ 1836-SIMO. Hierin oordeelde de rechtbank dat veiligheids- en privacyoverwegingen van een houder van een postbus deze postbushouder niet onderscheiden van de - ongeveer andere houders van een postbus. Deze lijn is bevestigd in de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 11 maart 2003, MEDED 02/92-RIP. Zie ook de uitspraak van het CBb van 20 februari 2004, AWB 03/447 en 03/ Zie bijvoorbeeld ABRvS 9 maart 2000, AB 2001, VERORDENING (EG) Nr. 261/2004 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 295/91 (PB L 46 van , blz. 2). 11 Zie stapweigering/klagen/.

6 30. De (Europese) wetgever heeft bedoeld om geschillen als de onderhavige primair te beslechten middels een procedure die leidt tot een bindend advies van een geschillencommissie. Dat blijkt uit artikel 6 van de Regeling afnemers en monitoring Elektriciteitswet 1998 en Gaswet 12. Daarin is met zoveel woorden de verplichting vastgelegd om in transport- of leveringsovereenkomsten met kleinverbruikers te bepalen dat geschillen die voortvloeien uit die overeenkomsten aan een onafhankelijke geschillencommissie kunnen worden voorgelegd. Met artikel 18 van de Algemene Voorwaarden 13, die op de leveringsovereenkomst 14 tussen [X] en Essent van toepassing zijn, heeft Essent uitvoering gegeven aan deze verplichting. Artikel 18 beschrijft de procedure met betrekking tot klachten en geschillen over de totstandkoming of uitvoering van de leveringsovereenkomst waarvan [X] ter beslechting van zijn geschil gebruik kan maken. Zoals de wetgever volgens artikel 6 van de voornoemde Regeling heeft beoogd, is deze procedure snel, transparant, eenvoudig en goedkoop en legt geen beslag op de beperkt beschikbare onderzoekscapaciteit van ACM. In casu is de Geschillencommissie Energie derhalve ten aanzien van de klacht van [X] de meest aangewezen instantie en daarmee de eerst te volgen procedure voor beslechting van geschillen als de onderhavige. 6/7 31. Tot slot overweegt ACM nog het volgende. De facto is de geschillenprocedure een vergelijkbare procedure als de klachtprocedure 15 die wordt gehanteerd bij de uitvoering van de Europese regels en het (handhavings)beleid inzake de passagiersrechten in de burgerluchtvaart waarnaar [X] ter onderbouwing van zijn belanghebbendheid verwijst. In die procedure moet in alle gevallen een benadeelde passagier eerst een klacht indienen bij de luchtvaartmaatschappij. De benadeelde passagier kan vervolgens op individuele basis bij het meldpunt luchtvaartpassagiers van de Inspectie Leefomgeving en Transport een klacht indienen. De inspectie beoordeelt of de klacht al dan niet terecht is en doet daar met een brief aan de passagier mededeling van. Tegen deze brief staat geen bezwaar of beroep open maar is door de passagier te gebruiken bij een eventuele civiele procedure. 12 Regeling van de Minister van Economische Zaken van 4 juli 2004, nr. WJZ , houdende regels ten aanzien van de positie van de afnemers van elektriciteit en gas en ten aanzien van de monitoring van de leverings- en voorzieningszekerheid (Staatscourant 14 juli 2004, nr. 132 / pag. 14). Artikel 6 Regeling afnemers en monitoring Elektriciteitswet 1998 en Gaswet strekt ter implementatie van onderdeel f van de Bijlagen A bij de richtlijn van 26 juni 2003, nr. 2003/54/EG, betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en houdende intrekking van richtlijn 96/92/EG (PbEG L 176), en de richtlijn van 26 juni 2003 nr. 2003/55/EG, betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en houdende intrekking van richtlijn 98/30/EG. 13 Algemene Voorwaarden voor de levering van gas en elektriciteit aan kleinverbruikers, geldig per 1 juli Artikel 14 van de Productvoorwaarden ZekerheidsGarantie. 15 Zie stapweigering/klagen/. De Geschillencommissie Luchtvaart bestaat per 1 januari 2012 niet meer.

7 5 Besluit 32. De Autoriteit Consument en Markt verklaart het bezwaar van de heer [X] tegen haar brief van 18 april 2014 niet-ontvankelijk. Autoriteit Consument en Markt namens deze, w.g. mr. M.T.P.J. van Oers Directeur Juridische Zaken 7/7 Beroepsmogelijkheid Belanghebbenden die zich met dit besluit niet kunnen verenigen, kunnen binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt beroep instellen bij de Rechtbank Rotterdam. Het postadres is: Rechtbank Rotterdam, Sector Bestuursrecht, Postbus 50951, 3007 BM Rotterdam. Het beroepschrift moet zijn ondertekend en moet ten minste de naam en het adres van de indiener, de dagtekening en een omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht bevatten. Voorts moet het beroepschrift de gronden van het beroep bevatten en dient een afschrift van het bestreden besluit te worden meegezonden. Voor het instellen van beroep is griffierecht verschuldigd. Informatie hierover kan worden ingewonnen bij de griffie van de Rechtbank, telefoon (010) U kunt ook digitaal beroep instellen bij genoemde rechtbank via Daarvoor moet u wel beschikken over een elektronische handtekening (DigiD). Kijk op de genoemde site voor de precieze voorwaarden.