Arbeidsparticipatie van ouderen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Arbeidsparticipatie van ouderen"

Transcriptie

1 Arbeidsparticipatie van ouderen De effecten van het afschaffen van de fiscale faciliëring van prepensioensparen Nanda van de Pol blok I, 1 e semester, 2005/ oktober 2005 Macro-economie Dr. K.B.T. Thio Afdeling Algemene Economie Faculteit der Economische Wetenschappen en Econometrie Universiteit van Amsterdam

2 1 Inhoud 1 Inleiding 2 2 Vergrijzing 3 3 Arbeidsparticipatie in Nederland 6 4 De mogelijkheden voor uittreding in Nederland 9 5 Een economisch kader 12 6 Effect afschaffing fiscale faciliëring van prepensioensparen 19 7 De empirische bevindingen 24 8 Conclusie 29 Bibliografie 30

3 2 1 Inleiding Net als de andere landen van de OECD heeft Nederland te maken met een vergrijzende bevolking (Carey, 2002, p. 4). Dat houdt in dat de gemiddelde leeftijd van de bevolking voortdurend stijgt. In Nederland is op dit moment ongeveer 14 procent van de bevolking 65 jaar of ouder. De verwachting is dat het aantal 65-plussers de komende decennia verder zal toenemen tot 23 procent in 2040 (Van Ewijk et al., 2000, p. 9). Deze verandering in bevolkingssamenstelling heeft tot gevolg dat het aantal werkenden ten opzichte van het aantal niet-werkenden zal dalen. De wens van veel werknemers om voor hun 65e levensjaar te stoppen met werken, versterkt deze daling. Hierdoor moet een steeds kleinere groep werkenden de kosten dragen voor onder meer de gezondheidszorg en de sociale zekerheid (Blank et al., 2004, p. 198). Om te voorkomen dat het stelsel van de sociale zekerheid in de toekomst onbetaalbaar wordt, moeten mensen langer blijven werken. Het kabinet-balkenende II wil vroegtijdig stoppen met werken dan ook ontmoedigen door de fiscale faciliëring van prepensioensparen per 1 januari 2006 af te schaffen (Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 2005). In dit paper wordt het effect van deze maatregel op de arbeidsparticipatie van ouderen (55- tot 65-jarigen) geanalyseerd. Dit paper is als volgt opgebouwd. Allereerst wordt in hoofdstuk 2 de oorzaken van de vergrijzing beschreven. Vervolgens gaat hoofdstuk 3 in op de arbeidsparticipatie in Nederland. In hoofdstuk 4 komen de uittredingsmogelijkheden in Nederland aan bod. Hoofdstuk 5 bevat een economisch beslissingskader. Hoofdstuk 6 analyseert de gevolgen van het afschaffen van de fiscale faciliëring van prepensioensparen op de arbeidsdeelname. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de reacties van de sociale partners en van de individuele werknemers. In hoofdstuk 7 wordt onderzocht of en in hoeverre de verschillen in arbeidsparticipatie tussen acht onderzochte landen samenhangt met de prikkels uit het sociale zekerheidsstelsel van deze landen. Tenslotte worden in hoofdstuk 8 de conclusies getrokken.

4 3 2 Vergrijzing De afgelopen decennia is het aandeel ouderen in de Nederlandse bevolking sterk gestegen. Deze ontwikkeling zal zich de komende decennia doorzetten. Twee factoren liggen ten grondslag aan deze verandering in bevolkingssamenstelling: een stijging van de levensverwachting bij geboorte en een daling van het vruchtbaarheidscijfer. Deze twee factoren hebben er al toe geleid dat de grijze druk 1 is toegenomen van 19 procent in 1970 tot 22 procent in 2000 (Van Ewijk et al., 2000, pp. 9-13). Figuur 1 geeft dit weer. Figuur 1 De grijze druk (Soede en Bijkerk, 2003, p. 12) Figuur 2 laat het aantal verwachte levensjaren bij geboorte voor mannen en vrouwen zien over de periode In 1900 was in Nederland de levensverwachting bij geboorte voor mannen 49 jaar, en 52 jaar voor vrouwen. Deze lage levensverwachting 1 het aantal personen ouder dan 65 jaar gedeeld door het aantal personen in de leeftijdscategorie jaar.

5 4 werd met name veroorzaakt door een hoog sterftecijfer onder baby s. In hetzelfde jaar was de levensverwachting van een eenjarig kind namelijk al 60 jaar voor mannen en 62 jaar voor vrouwen. Tegenwoordig kan het effect van wiegendood op het gemiddeld aantal te verwachten levensjaren bij geboorte verwaarloosd worden. In 2000 was de levensverwachting bij geboorte 75 jaar voor mannen en 81 jaar voor vrouwen. De verwachting is dat deze stijging zich nog verder zal doorzetten tot 80 jaar voor mannen en 83 jaar voor vrouwen in 2050 (Van Ewijk et al., 2000, p. 14). Figuur 2 De levensverwachting bij geboorte (Van Ewijk et al., 2000, p. 13) Figuur 3 geeft aan hoeveel kinderen vrouwen in de leeftijd in een bepaald kalenderjaar gemiddeld krijgen over de periode Deze figuur laat zien dat er in de periode na de Tweede Wereldoorlog sprake was van een sterke stijging van het gemiddeld aantal kinderen per vrouw (babyboom). Daarnaast valt een sterke daling van het vruchtbaarheidscijfer sinds 1960 af te lezen (Van Ewijk et al., 2000, p. 15).

6 5 Figuur 3 Het vruchtbaarheidscijfer (Van Ewijk et al., 2000, p. 14) De komende decennia zal, door een combinatie van de hierboven genoemde factoren en de pensionering van de babyboom, de grijze druk verder toenemen tot ongeveer 43 procent in 2040 (zie figuur 1). Men verwacht dat dit percentage na 2040 zal afnemen tot een stabiel niveau van rond de 40 procent, omdat de babyboomgeneratie dan komt te overlijden (Van Ewijk et al., 2000, p. 15).

7 6 3 Arbeidsparticipatie in Nederland Zoals reeds aangegeven, vergrijst de Nederlandse bevolking. Daarnaast stoppen ouderen steeds eerder met werken. Dit legt een grote druk op onder andere de gezondheidszorg en het stelsel van de sociale zekerheid. Het is daarom van belang dat het kabinet maatregelen neemt die de arbeidsparticipatie bevorderen en daarmee het financiële draagvlak van de vergrijzing verbreden. Het kabinet richt zich hierbij voornamelijk op de ouderen (Blank et al., 2004, p. 198). Pas sinds het begin van de jaren 90 is het verhogen van de arbeidsparticipatie van ouderen op de politieke agenda komen te staan. In de jaren 70 heeft de overheid zich vooral beziggehouden met het bestrijden van de hoge jeugdwerkloosheid. Toentertijd was het beleid gericht op het vroegtijdig laten uittreden van oudere werknemers om zo ruimte te creëren voor jonge werklozen. In figuur 4 is te zien dat dit beleid tamelijk succesvol is geweest. Zo werkte in het begin van de jaren 70 ongeveer 80 procent van de mannen tussen 55 en 65 jaar. Twintig jaar later was dat slechts 40 procent. Na 1994 is de arbeidsparticipatie van oudere mannen sterk gestegen. Er was nauwelijks meer sprake van jeugdwerkloosheid. Tevens is uit de grafiek af te lezen dat in de afgelopen 30 jaar het percentage mannen tussen de 25 en 55 jaar dat werkt nauwelijks is veranderd; dit schommelt al jaren tussen de 85 en 95 procent (Soede en Bijkerk, 2003, pp ). De afgelopen decennia is de arbeidsparticipatie van vrouwen sterk gestegen. Figuur 5 geeft deze stijging weer. Met name de vrouwen in de leeftijdcategorie jaar hebben hun plekje op de arbeidsmarkt weten te veroveren. Tevens zijn vrouwen tussen de leeftijd van 35 en 44 en tussen de leeftijd van 45 en 54 jaar steeds meer gaan deelnemen aan het arbeidsproces. Bij vrouwen tussen de 55 en 64 jaar is dat anders. Pas sinds 1994 is deze groep vrouwen meer gaan werken (Soede en Bijkerk, 2003, p. 14).

8 7 Figuur 4 Arbeidsparticipatie van mannen (Soede en Bijkerk, 2003, p. 13) Figuur 5 Arbeidsparticipatie van vrouwen (Soede en Bijkerk, 2003, p. 14)

9 8 Desondanks ligt de deelname van zowel oudere mannen als vrouwen aan het arbeidsproces in Nederland nog steeds onder het gemiddelde van de OECD-landen (zie figuur 6) (Heyma en Groot, 2004, p. 10). Figuur 6 Arbeidsparticipatie in Nederland, 1998 (Heyma, 2004, p. 740)

10 9 4 Mogelijkheden voor uittreding in Nederland In Nederland is het voor werknemers mogelijk om de arbeidsmarkt via de AOW, WAO, WW of VUT/prepensioen te verlaten (Heyma en Groot, 2004, p. 29). AOW Op 1 januari 1957 werd de AOW (Algemene Ouderdomswet) ingevoerd. De AOW is een basispensioen. In Nederland heeft iedere burger recht op een AOW-uitkering bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd. De hoogte van de uitkering is afhankelijk van de leefsituatie waarin die persoon verkeert. Iedere Nederlander, die nog geen 65 jaar of ouder is, draagt bij aan de AOW door het betalen van loon- en/of inkomstenbelasting. Dit wordt ook wel het omslagstelsel genoemd. Dat houdt in dat de huidige generatie werknemers de AOW-uitkeringen van de ouderen betaalt. De AOW biedt werknemers geen mogelijkheid om vervroegd de arbeidsmarkt te verlaten (Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 2005). De WAO, WW en VUT/prepensioen beiden werknemers wel de mogelijkheid om eerder te stoppen met werken dan 65 jaar (Heyma en Groot, 2004, pp ). WAO De WAO (Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering) is van kracht sinds Vanaf toen kreeg elke werknemer die langer dan een jaar arbeidsongeschikt was een uitkering tot zijn 65e levensjaar. Deze uitkering bedroeg maximaal 80 procent van het laatstverdiende loon. In de jaren na de invoering van de WAO steeg het aantal arbeidsongeschikten enorm. Inmiddels is de grote uitstroom via deze route een politiek probleem geworden. De overheid heeft de afgelopen jaren tal van maatregelen getroffen om het aantal arbeidsongeschikten terug te dringen (Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 2005). Mensen die tegenwoordig in aanmerking willen komen voor een WAO-uitkering moeten langer dan twee jaar ziek zijn. Het recht op een uitkering verkrijgen ze indien ze

11 10 jonger zijn dan 65 jaar en na een jaar nog voor minstens 15 procent arbeidsongeschikt zijn. De mate waarin een persoon arbeidsongeschikt is, het laatstverdiende loon en de leeftijd op de datum van ingang zijn belangrijke factoren die de hoogte en duur van de uitkering bepalen (Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 2005). WW De WW-uitkering (Werkloosheidsuitkering) is bedoeld voor werknemers jonger dan 65 jaar die tenminste een half jaar gewerkt hebben en die onverwijtbaar hun baan hebben verloren. Het arbeidsverleden bepaalt de hoogte en duur van deze uitkering. De overheid heeft in de loop der jaren verschillende maatregelen genomen om de uitstroom uit de arbeidsmarkt via de WW te verkleinen. Zo is onder meer een einde gekomen aan de uitzonderingspositie van werknemers ouder dan 57,5 jaar. Deze groep had recht op een vervolguitkering van 70 procent van het minimumloon van maximaal drie en een half jaar. Dat hield in dat ze tot hun pensioen een uitkering ontvingen (Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 2005). VUT/prepensioen De VUT is in de jaren 70 ingevoerd. Deze regelingen waren bedoeld om oudere werknemers de mogelijkheid te bieden vroegtijdig uit te treden om zo ruimte te creëren voor jonge werklozen. De VUT-regelingen werden gefinancierd volgens het omslagstelsel. Door de vergrijzing zijn de VUT-regelingen onbetaalbaar geworden. Mede hierdoor hebben de sociale partners (de werkgevers- en werknemersorganisaties) in de jaren 90 besloten om de VUT-regelingen om te zetten in prepensioenregelingen. Prepensioenregelingen worden volgens het zogenaamde kapitaaldekkingsstelsel gefinancierd. Dat houdt in dat de werknemers voor hun eigen vervroegd pensioen sparen. Tevens wordt er gedurende de uitkeringsperiode geen pensioen meer opgebouwd. Daarnaast is de spilleeftijd 2 verhoogd. Doorwerken na de spilleeftijd levert een hogere uitkering op (Centraal Planbureau, 2004, pp ). 2 de leeftijd waarop een individu een volledig pensioen heeft opgebouwd.

12 11 Tot januari 2006 is eerder stoppen met werken nog fiscaal gunstig. Er hoeft namelijk geen vermogensrendementsheffing over het prepensioenvermogen betaald te worden. Daarnaast vallen de prepensioenpremies niet onder de loon- en inkomstenbelasting, maar de prepensioenuitkeringen wel. Deze uitkeringen worden gemiddeld tegen een lager tarief belast dan het tarief waartegen de premies zijn vrijgesteld (Kooiman et al., 2003, p. 5). De grootte van de fiscale begunstiging verschilt per werknemer. Uit onderzoek van het Centraal Planbureau blijkt dat voor een werknemer die op zijn 61e uittreedt, grofweg één van zijn vier prepensioenjaren door de fiscus betaald wordt. Afschaffing van de fiscale voordelen voor prepensioensparen houdt dus een ex ante financieel nadeel van 0,4 procent van de bruto loonsom in (Kooiman et al., 2003, p. 6).

13 12 5 Een economisch kader In dit paper wordt de economische theorie van het consumentengedrag als kader gebruikt om inzicht te krijgen in de beslissing van oudere werknemers om al dan niet te stoppen met werken. De economische theorie van het consumentengedrag gaat uit van een rationeel nutsmaximaliserend individu (homo economicus). Gegeven het beperkte inkomen maakt het individu een optimale keuze uit de verschillende beschikbare goederen en diensten (Pindyck en Rubinfeld, 2001, pp ). Op dezelfde wijze nemen individuen beslissingen over hoe ze hun tijd willen doorbrengen. Het aantal uren per dag (of per jaar) ligt vast. Gegeven die beperking, maakt ieder individu een optimale keuze uit hoeveel uur hij of zij wil werken, of tijd wil besteden aan andere dingen (Nicholson, 2002, p. 606). Er wordt voor de eenvoud aangenomen dat het individu zijn of haar tijd alleen kan besteden aan werk (tegen loon) of vrije tijd. Onder vrije tijd wordt verstaan: de tijd dat een individu niet werkt. Vrije tijd kan besteed worden aan allerlei activiteiten, waaronder consumptie. Al deze activiteiten dragen bij aan het nut van een individu. Het individu zal zijn of haar tijd zodanig over deze activiteiten verdelen dat het hoogst mogelijke nut bereikt wordt (Nicholson, 2002, p. 606). In dit paper wordt aangenomen dat het individu zijn of haar nut (utility), (U), alleen kan ontlenen aan de hoeveelheid consumptie (C) en aan het aantal uren vrije tijd (H): Utilty = U (C, H). (1) Om te kunnen consumeren, moet hij of zij werken. Elk gewerkt uur gaat ten koste van een uur vrije tijd. Er wordt dus altijd een afweging gemaakt tussen consumptie en vrije tijd. Bij het bepalen van het maximale nut spelen twee voorwaarden een belangrijke rol. De eerste voorwaarde betreft de beschikbare hoeveelheid tijd. Omdat een dag niet

14 13 langer is dan 24 uur, moet ieder individu een afweging maken tussen het aantal uren werk (L) en vrije tijd: L + H = 24. (2) Daarnaast kunnen mensen niet meer consumeren dan ze verdienen (w = uurloon). De budgetlijn heeft dus als vergelijking: C = wl. (3) Een combinatie van (2) en (3) levert op: C = w(24 H). (4) Met behulp van de Lagrange-methode kan nu het maximale nut berekend worden (Nicholson, 2002, pp ). Ik zal verder niet ingaan op deze berekening; aan de hand van figuur 7 zal de bepaling van het maximale nut nader worden toegelicht. De horizontale as geeft het aantal uren vrije tijd weer. Op de verticale as staat de hoeveelheid consumptie. De nutsfunctie (U 1 ) geeft het nut weer dat een individu ontleent aan de verschillende combinaties van consumptie en vrije tijd. Iedere nutsfunctie drukt een verschillend nutsniveau uit. Hoe verder de curve van de oorsprong ligt, des te hoger het nut dat een individu aan deze combinatie ontleent (Nicholson, 2002, pp ). De budgetlijn (C = w 1 (24 H)) geeft alle combinaties van consumptie en vrije tijd weer waarvoor de totale uitgaven gelijk zijn aan het inkomen van het individu. Het punt waar de budgetlijn en de nutsfunctie elkaar raken (punt A) is voor een individu optimaal (Pindyck en Rubinfeld, 2001, pp ).

15 14 Figuur 7 Nutsmaximalisatie Consumptie C 1 A U 1 C = w 1 (24 H) 0 H 1 Vrije tijd Begin jaren 70 dachten onderzoekers dat de keuze van een werknemer om met pensioen te gaan op eenzelfde manier kon worden toegelicht. Pensionering werd namelijk gezien als een beslissing betreffende de verdeling tussen de hoeveelheid consumptie en de hoeveelheid vrije tijd op een bepaald moment in de tijd (Burda en Wyplosz, 1997, p. 46). Iedere periode besloten individuen opnieuw om al dan niet te stoppen met werken. Bij dat besluit werd gekeken naar de hoogte van het loon en naar de hoogte van de pensioenuitkering. Er was geen verband tussen de periode waarin het individu de besluiten had genomen en de periode waarin het individu de besluiten nog moest nemen (Lindeboom, 1999, p. 5). Aan het eind van de jaren 70 begonnen onderzoekers in te zien dat pensionering beter gezien kan worden als een intertemporeel beslissingsprobleem. De keuze van oudere werknemers om al dan niet te stoppen met werken heeft namelijk niet alleen gevolgen voor het huidige inkomen, maar ook voor alle toekomstige inkomens. Belangrijk is de contante waarde van de toekomstige inkomensstroom (oftewel de gedisconteerde waarde van de toekomstige uitkeringen) behorend bij een zeker stopmoment. De hoogte

16 15 van de contante waarde van de toekomstige inkomensstroom geeft aan wanneer het financieel optimaal is om te stoppen met werken (Lindeboom, 1999, pp. 5-6). Bij de VUT was het financieel gezien het aantrekkelijkst om te stoppen met werken op het moment dat deze voor het eerst werd aangeboden. In Nederland lag de VUT-gerechtigde leeftijd rond het 60e levensjaar. Meer dan 80 procent van alle mensen met een VUT-uitkering heeft op dat moment van deze regelingen gebruik gemaakt. Bij het prepensioen lag op dat moment voor oudere werknemers de prikkel om te stoppen met werken bij 61 jaar. Naar verwachting zullen de meeste mensen de arbeidsmarkt op die leeftijd verlaten (Lindeboom, 1999, pp. 7-11). Opvallend is dat veel werknemers de arbeidsmarkt al voor hun 60e levensjaar hebben verlaten. Dat houdt in dat veel werknemers via de WAO of WW zijn uitgetreden voordat ze recht hadden op de VUT. Bij de WAO en WW ligt de prikkel om uit te treden bij 58 jaar (Lindeboom, 1999, p. 11). Zoals reeds aangegeven in hoofdstuk 4, waren de WW en WAO bedoeld voor werknemers die vanwege arbeidsongeschiktheid en werkloosheid niet of niet volledig meer konden werken. Deze regelingen waren dus niet ontwikkeld om oudere werknemers de mogelijkheid te geven vroegtijdig uit te treden. In het verleden is dat wel degelijk het geval geweest. Aarts en de Jong tonen aan dat de sociale partners de WAO gebruikten als een goedkope en gemakkelijke afvloeiingsregeling voor overbodige werknemers. Er werd altijd wel een manier gevonden om oudere werknemers kwijt te raken. Beperking van een regel betekende dat de arbeidsmarkt via een andere route werd verlaten. Dit suggereert dat de WAO, WW en VUT fungeren als communicerende vaten (als perfecte substituten) (Lindeboom, 1999, pp ). Aan de hand van uitstroomgegevens van oudere werknemers uit bedrijven heeft Lindeboom getoetst of de WAO, WW en VUT als substituut voor elkaar dienen. Hij constateert dat er een toegevoegde werking was van de VUT. Dat houdt in dat de vervroegde uittredingsroutes niet functioneren als volledig communicerende vaten. Dit betekent dat beperking van bijvoorbeeld de VUT effectief kan zijn in het verminderen van het aantal uittreders (Lindeboom, 1999, pp ).

17 16 Interessant is om te onderzoeken hoe individuen reageren op de door de vervroegde uittredingsroutes gestelde prikkels. De mogelijkheden van de WAO, WW en VUT/prepensioen worden weergegeven in de vorm van contante waarden van de toekomstige inkomensstroom. Bij het verlaten van de arbeidsmarkt wordt dus de contante waarde van de toekomstige inkomensstroom behorend bij een zeker stopmoment vergeleken met de contante waarden van de toekomstige inkomensstroom van andere stopmomenten. In het algemeen gaat eerder (later) stoppen met werken samen met minder (meer) consumptie en meer (minder) vrij tijd. De verschillende combinaties van consumptie en vrije tijd worden afgewogen tegen een nutsfunctie. Het optimale stopmoment (combinatie van consumptie en vrije tijd) is het moment dat het hoogst mogelijke nut oplevert (Lindeboom, 1999, p. 14). Lindeboom laat zien dat individuen sterk reageren op de door de vervroegde uittredingsroutes gestelde prikkels en dat de mogelijkheden om uit te treden via deze routes elkaar beïnvloeden. De kans dat een persoon de arbeidsmarkt bijvoorbeeld via de VUT verlaat, wordt kleiner als de WAO-uitkering hoger is. De kans dat een persoon gebruik maakt van de WW neemt sterk af als er de mogelijk is om bijvoorbeeld via de VUT uit te treden. Dit betekent dat het kabinet de aandacht moet richten op alle vervroegde uittredingsmogelijkheden tegelijk wanneer zij tot doel heeft de arbeidsparticipatie van ouderen te verhogen (Lindeboom, 1999, p. 15). Pensionering kan dus worden gezien als een beslissing betreffende de verdeling tussen de hoeveelheid huidige consumptie en de hoeveelheid toekomstige consumptie (Burda en Wyplosz, 1997, p. 46). Het nut (U) van een individu hangt af van de hoeveelheid huidige consumptie (C 1 ) en de hoeveelheid toekomstige consumptie (C 2 ): Utility = U (C 1, C 2 ). (5) Er wordt voor de eenvoud aangenomen dat het nut in iedere periode onafhankelijk is van de hoeveelheid consumptie in de andere periode:

18 17 U (C 1, C 2 ) = U (C 1 ) + U (C 2 ) / (1 + ). (6) Hierbij is U (C 1 ) het nut in periode 1, U (C 2 ) het nut in periode 2 en de tijdsvoorkeurvoet ( > 0) (Burda en Wyplosz, 1997, p. 101). De tijdsvoorkeurvoet geeft de waardering van een werknemer weer voor toekomstige consumptie en vrije tijd in relatie tot zijn waardering voor huidige consumptie en vrije tijd (Kooiman et al., 2003, p. 9). Bij de bepaling van het maximale nut speelt het vermogen (wealth), (), de som van het huidige inkomen (Y 1 ) en de contante waarde van de toekomstige inkomensstroom (Y 2 / (1 + r)), van het individu een belangrijke rol. Ieder individu moet namelijk beslissen hoeveel vermogen hij of zij wil besteden aan huidige consumptie en aan toekomstige consumptie (Burda en Wyplosz, 1997, p. 96). Om in de toekomst nog te kunnen consumeren zal het vermogen dat niet geconsumeerd wordt in periode 1, gespaard worden tegen een reële rentevoet (r). Als = Y 1 + Y 2 / (1 + r), dan heeft de budgetlijn dus als vergelijking: = C 1 + C 2 / (1 + r). (7) Met behulp van de Lagrange-methode kan het maximale nut berekend worden (Nicholson, 2002, pp ). Zoals reeds aangegeven, ga ik verder niet in op deze berekening. Aan de hand van figuur 8 zal ik de bepaling van het maximale nut nader toelichten. De horizontale as geeft de hoeveelheid huidige consumptie weer. Op de verticale as staat de hoeveelheid toekomstige consumptie. De nutsfunctie (U 1 ) geeft het nut weer dat een individu ontleent aan de verschillende combinaties van huidige consumptie en toekomstige consumptie. Iedere nutsfunctie drukt een verschillend nutsniveau uit. Hoe verder de curve van de oorsprong ligt, des te hoger het nut dat een individu aan deze combinatie ontleent. De helling en de kromming van de nutsfunctie bepalen de vorm van de nutsfunctie. De helling van de nutsfunctie geeft aan de hoeveelheid huidige consumptie een individu op wil geven voor een extra eenheid toekomstige consumptie.

19 18 Hoe vlakker de curve, hoe minder huidige consumptie een individu op wil geven voor een extra eenheid toekomstige consumptie. Hoe steiler de curve, hoe meer huidige consumptie een individu op wil geven voor een extra eenheid toekomstige consumptie. De kromming van de nutsfunctie geeft de bereidheid van het individu weer om consumptie door de tijd heen te substitueren. De budgetlijn ( = C 1 + C 2 / (1 + r)) geeft alle combinaties van de hoeveelheid huidige consumptie en toekomstige consumptie weer, gegeven de som van het huidige inkomen en de contante waarde van de toekomstige inkomensstroom (endowment) (punt M) en de reële rentevoet (de helling). Het punt waar de budgetlijn en de nutsfunctie elkaar raken (punt R) is voor een individu optimaal. In dit geval leent de consument (C 1 - Y 1 ) in periode 1 en betaalt (Y 2 - C 2 ) terug in periode 2. Consumptie bij punt R is ook mogelijk voor een individu met endowment in punt A. Het individu leent dan geld uit in periode 1 en ontspaart in periode 2 (Burda en Wyplosz, 1997, pp. 49 en 75-77). Figuur 8 Intertemporele nutsmaximalisatie Toekomstige Consumptie Y 2 M C 2 R U 1 A = C 1 + C 2 / (1 + r) 0 Y 1 C 1 Huidige consumptie

20 19 6 Effect afschaffing fiscale faciliëring van prepensioensparen De gevolgen van het afschaffen van de fiscale faciliëring van prepensioensparen op de arbeidsdeelname hangen voornamelijk af van de reacties van de sociale partners en de individuele werknemers (Kooiman et al., 2003, pp. 1-3). De reacties van de sociale partners Prepensioenregelingen zijn tot stand gekomen in het arbeidsvoorwaardenoverleg tussen de werkgevers- en werknemersorganisaties. De afschaffing van de fiscale voordelen voor prepensioensparen zal daarom in de eerste plaats leiden tot een reactie van de sociale partners. In deze analyse wordt aangenomen dat de sociale partners de fiscale maatregel voor een deel niet kunnen ontlopen. Er wordt verondersteld dat ze op een van de volgende drie manieren op deze maatregel zullen reageren: het geheel afschaffen van prepensioensparen; het in stand houden van het bestaande ambitieniveau; het (netto) premieniveau moet omhoog; het (netto) premieniveau blijft hetzelfde; het bestaande ambitieniveau moet naar beneden worden bijgesteld (Kooiman et al., 2003, pp. 6-7). De reacties van de individuele werknemers De analyse van de gevolgen van het afschaffen van de fiscale faciliëring van prepensioensparen op het arbeidsaanbod bestaat uit twee delen. Het eerste deel heeft betrekking op de verdeling tussen de hoeveelheid vrije tijd en de hoeveelheid consumptie door de tijd heen. Het tweede deel heeft betrekking op de verdeling van de som van de hoeveelheid vrije tijd en de hoeveelheid consumptie over twee bepaalde perioden in de tijd: de fase van de jongere werknemer en de fase van de oudere werknemer. De jongere werknemer spaart verplicht voor zijn prepensioen. De oudere werknemer moet beslissen om al dan niet te stoppen met werken (Kooiman et al., 2003, p. 8).

21 20 Indien de fiscale subsidie voor prepensioensparen komt te vervallen, wordt de contante waarde van de toekomstige inkomensstroom lager. De werknemer verdient dus minder per gewerkt uur (de effectieve loonvoet neemt af). Vrije tijd wordt goedkoper en daarom ook aantrekkelijker. Hierdoor daalt het aanbod van arbeid (substitutie-effect). Als deze werknemer zijn leefomstandigheden niet zal aanpassen, zal hij meer moeten gaan werken. Hierdoor stijgt het aanbod van arbeid (inkomenseffect). Het effect op de arbeidsaanbodbeslissing is onbekend, omdat het substitutie-effect en het inkomenseffect tegen elkaar inwerken (Kooiman et al., 2003, pp. 8-9). De verandering van het vermogen (inkomenseffect) en van de effectieve loonvoet (substitutie-effect) zijn doorslaggevend voor het effect op de beslissing van oudere werknemers om uit te treden. Hoe meer vermogen een werknemer bezit, hoe minder nut langer doorwerken voor hem heeft. Hij kan zich dus meer vrije tijd veroorloven. Het vermogen dat hij nu heeft, heeft hij in het verleden (als jongere werknemer) opgebouwd. Of een jonge werknemer veel of weinig spaart heeft dus invloed op zijn latere arbeidsdeelname (Kooiman et al., 2003, p. 9). Indien de effectieve loonvoet toeneemt, wordt voor een oudere werknemer een jaar langer doorwerken aantrekkelijk. Het levert namelijk meer op (Kooiman et al., 2003, p. 9). De mate waarin de fiscale maatregel door jongere werknemers wordt gezien als een daling van hun effectieve loonvoet, hangt af van de verhouding tussen de gewenste besparingen en de grootte van de verplichte besparingen. Zoals reeds aangegeven, geeft de tijdsvoorkeurvoet de waardering van een werknemer weer voor toekomstige consumptie en vrije tijd in relatie tot zijn waardering voor huidige consumptie en vrije tijd. Hoe hoger (lager) de tijdsvoorkeurvoet, hoe hoger (lager) de waardering van een werknemer voor toekomstige consumptie. In deze analyse wordt onderscheid gemaakt tussen drie soorten werknemers: de betrekkelijk geduldige werknemer, de betrekkelijk ongeduldige werknemer en de gemiddeld geduldige werknemer (Kooiman et al., 2003, p. 9).

22 21 De betrekkelijk geduldige werknemer De betrekkelijk geduldige werknemer hecht relatief veel waarde aan zijn toekomstige consumptie. Hij vult zijn gedwongen prepensioenbesparingen aan met vrijwillige prepensioenbesparingen. Indien de fiscale subsidie voor prepensioensparen komt te vervallen, zal deze werknemers het verlies aan inkomen in gelijke verhoudingen verdelen tussen zijn levenslange arbeidsaanbod en consumptieniveau over zijn werkzame leven. Hij past daarbij zijn besparingsniveau aan. Het gevolg op zijn levenslange arbeidsaanbod als oudere werknemer is zeer klein (Kooiman et al., 2003, p. 10). De betrekkelijk ongeduldige werknemer De betrekkelijk ongeduldige werknemer hecht relatief veel waarde aan zijn huidige consumptie. Zijn gewenste prepensioenbesparingen zijn kleiner dan de gedwongen prepensioenbesparingen. Indien de fiscale subsidie voor prepensioensparen komt te vervallen, zal deze werknemer meer gaan consumeren en daardoor een kleiner vermogen opbouwen. Hij zal de neiging hebben om langer door te werken. Het gedrag van zo n werknemer zal, als hij jong is, niet veranderen (Kooiman et al., 2003, pp ). De gemiddeld geduldige werknemer De gemiddeld geduldige werknemer ziet de huidige fiscale voordelen niet als een schending op zijn voorkeur. Hij zou op zijn hoogst onder hetzelfde belastingstelsel meer willen sparen. Wanneer de fiscale subsidie komt te vervallen zal hij minder willen sparen (Kooiman et al., 2003, p. 11). De reactie van de werknemers zal afhangen van de relatieve waardering voor toekomstige consumptie en vrije tijd van het totale werknemersbestand. In het algemeen wordt aangenomen dat jongere werknemers een veel hogere tijdsvoorkeurvoet hebben dan oudere werknemers, omdat voor een jongere werknemer het (pre)pensioen nog ver weg ligt. Naarmate werknemers ouder worden, worden ze relatief gevoeliger voor de

23 22 waarde van hun toekomstige consumptie. Voor een oudere werknemer speelt de discontering vrijwel geen rol meer als het gaat om een arbeidsaanbodbeslissing. In dat geval gaat het om een direct vermogenseffect (Kooiman et al., 2003, p. 12). Onder elk van de drie mogelijk reacties van de sociale partners zal vervolgens worden geanalyseerd wat het effect is op het arbeidsaanbod van zowel jongere als oudere werknemers (Kooiman et al., 2003, p. 12). Het geheel afschaffen van prepensioensparen Indien het prepensioensparen geheel wordt afgeschaft, kunnen de premies als loon worden uitbetaald. Een werknemer die relatief veel waarde hecht aan zijn toekomstige consumptie zal dit compenseren door zelf geld opzij te leggen. Zijn gedrag verandert nauwelijks. De andere werknemers zullen een deel van de aan hun uitbetaalde premies sparen en de rest consumeren. Zij bouwen daardoor minder vermogen op. Dit kan ertoe leiden dat zo n werknemer, als hij ouder is, langer blijft doorwerken. Een ongeduldige werknemer ziet de aan hem uitbetaalde premies als een verbetering van zijn inkomen. Een hoger inkomen kan leiden tot meer besparingen. Maar dit werkt in tegen zijn ongeduld om te consumeren. Hierdoor kan het effect op zijn arbeidsaanbod als jongere werknemer niet worden vastgesteld (Kooiman et al., 2003, pp ). Het in stand houden van het bestaande ambitieniveau Indien het bestaande ambitieniveau in stand wordt gehouden, zal het (netto) premieniveau omhoog moeten. In dit geval houden werknemers netto minder per uur over. Een werknemer die relatief veel waarde hecht aan zijn huidige consumptie ervaart de stijging van de (netto) pensioenpremies als een achteruitgang van zijn arbeidsvoorwaarden. Indien het substitutie-effect sterker is dan het inkomenseffect, zal deze werknemer, als hij jong is, minder gaan werken. Het gedrag van oudere werknemers verandert niet. Het arbeidsaanbod over zijn gehele leven daalt. Een geduldige werknemer gaat minder vrijwillig besparen. Het effect op het arbeidsaanbod van deze werknemer, als hij oud is, is zeer klein (Kooiman et al., 2003, p. 13).

24 23 Het (netto) premieniveau blijft hetzelfde Indien het (netto) premieniveau hetzelfde blijft, zal het bestaande ambitieniveau naar beneden bijgesteld moeten worden. In dit geval blijft het besteedbare inkomen van de werknemer gelijk. Een geduldige werknemer zal deze verandering met name compenseren door zelf meer te gaan sparen. Hij verdeelt dit in gelijke mate over zijn werkzame leven. Dit heeft een zeer klein effect op het arbeidsaanbod van zo n werknemer als hij oud is. Een ongeduldige werknemer zal zijn gedrag als hij jong is nauwelijks veranderen. De oudere werknemer blijft langer doorwerken, omdat hij gedurende zijn werkzame leven minder vermogen heeft opgebouwd (Kooiman et al., 2003, pp ).

25 24 7 De empirische bevindingen Gruber en Wise hebben in elf geïndustrialiseerde landen 3 onderzoek gedaan naar de relatie tussen de arbeidsparticipatie van ouderen en de aantrekkelijkheid van de vervroegde uittredingsmogelijkheden. Daaruit bleek dat landen met een hoge participatiegraad van ouderen minder gunstige vervroegde uittredingsmogelijkheden kennen dan landen met een lage participatiegraad van ouderen. Hervorming van het sociale zekerheidsstelsel kan dus helpen bij het bevorderen van de arbeidsparticipatie van de 55- tot 65-jarigen (Heyma en Groot, 2004, pp. 9 en 51). Heyma en Groot zijn verder ingegaan op de door Gruber en Wise gevonden relatie. Aan de hand van het sociale zekerheidstelsel in België, Denemarken, Duitsland, Italië, Nederland, de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Zweden hebben ze onderzocht wat er van andere landen te leren is (Heyma en Groot, 2004, p. 35). Er bestaan behoorlijke verschillen in participatiegraden van ouderen tussen de acht onderzochte landen (zie de figuren 9 en 10). In figuur 9 is de arbeidsparticipatie van mannen van 55 tot 65 jaar weergegeven. Te zien is dat in alle landen de deelname van oudere mannen aan het arbeidsproces in de afgelopen decennia is gedaald. In Nederland is die daling fors geweest. Sinds begin jaren 90 is, in alle onderzochte landen, een stijgende trend waarneembaar (Heyma en Groot, 2004, pp ). Figuur 10 geeft de arbeidsparticipatie van vrouwen van 55 tot 65 jaar weer. Te zien is dat steeds meer vrouwen zijn gaan werken. Het verschil tussen de landen is echter nog groot. Zo neemt in Zweden meer dan 60 procent van de oudere vrouwen deel aan het arbeidsproces, tegen minder dan 20 procent in België en Italië. In Nederland werkt ongeveer 30 procent van deze groep vrouwen (Heyma en Groot, 2004, p. 36). 3 België, Canada, Denemarken, Frankrijk, Duitsland, Italië, Japan, Nederland, Spanje, Zweden, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten (Janssen et al., 2003, p. 12).

26 25 Figuur 9 Arbeidsparticipatie van mannen van 55 tot 65 jaar (Heyma en Groot, 2004, p. 36). Figuur 10 Arbeidsparticipatie van vrouwen van 55 tot 65 jaar (Heyma en Groot, 2004, p. 37).

27 26 De vraag is waar deze verschillen in participatie door worden veroorzaakt. In dit hoofdstuk zal worden onderzocht of en in welke mate deze verschillen in verband staan met de door het sociale zekerheidsstelsel gestelde prikkels van deze landen (Heyma en Groot, 2004, p. 35). AOW Duval toont aan dat er een verband bestaat tussen de hoogte van de pensioengerechtigde leeftijd en de leeftijd waarop men uittreedt. Hoe hoger (lager) de pensioengerechtigde leeftijd, hoe hoger (lager) de arbeidsparticipatie van ouderen. In de acht onderzochte landen verschilt de pensioengerechtigde leeftijd voor mannen niet. Er bestaan echter wel grote verschillen in participatiegraden van oudere mannen tussen de landen (zie figuur 9). In de acht onderzochte landen verschilt de pensioengerechtigde leeftijd voor vrouwen echter wel: in het Verenigd Koninkrijk en in België is de leeftijd waarop vrouwen officieel met pensioen mogen gaan lager dan in de andere landen. In figuur 10 is te zien dat in België minder dan 20 procent van de oudere vrouwen werkt. Het Verenigd Koninkrijk bevindt zich met een participatiegraad van ongeveer 45 procent in de middengroep. Hieruit kan dus geconcludeerd worden dat er in de acht onderzochte landen geen duidelijk verband bestaat tussen de verschillen in participatiegraden van ouderen en de verschillen in pensioengerechtigde leeftijd (Heyma en Groot, 2004, p. 40). Naast de pensioengerechtigde leeftijd kan de vormgeving van de AOW invloed hebben op het arbeidsmarktgedrag van oudere werknemers. In landen waar sprake is van een hoge arbeidsparticipatie van ouderen (de Verenigde Staten, Zweden en Denemarken) ligt de hoogte van de pensioenpremie vast. Landen met een lage participatiegraad van ouderen (België, Italië, Nederland en Duitsland) kennen een systeem waarbij de hoogte van de pensioenuitkering vast ligt. Doorwerken na de spilleeftijd leidt in een systeem met een vaste premie niet tot een hoger pensioen. Ouderen worden dus niet geprikkeld om langer te blijven werken. Hieruit kan worden geconcludeerd dat landen met een

28 27 hogere arbeidsdeelname van ouderen een systeem kennen waarbij de hoogte van de premie vast ligt (Heyma en Groot, 2004, p. 41). Prepensioen In veel landen is het gebruikelijk dat ouderen de arbeidsmarkt voor hun 65e verlaten. Zij treden bijvoorbeeld via prepensioenregelingen uit. De leeftijd om met vervroegd pensioen te gaan verschilt nauwelijks tussen de onderzochte landen. Duidelijk is dat de prepensioengerechtigde leeftijd geen effect heeft op de hoogte van de arbeidsparticipatie van ouderen (Heyma en Groot, 2004, p. 42). Vervolgens wordt er naast de prepensioengerechtigde leeftijd ook gekeken naar de hoogte van het prepensioen. Hieruit blijkt dat des te hoger de prepensioenuitkering, des te lager de arbeidsdeelname van ouderen. Deze samenhang is echter niet sterk (Heyma en Groot, 2004, p. 43). Op basis van de contante waarde van de toekomstige inkomensstroom kunnen de verschillen van het prepensioen tussen de onderzochte landen worden bepaald. In de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk zijn de uitkeringen bij uittreding laag. In Zweden en Italië wordt langer doorwerken beloond. In Denemarken is het prepensioen niet voor iedere burger toegankelijk. In Nederland, België, Duitsland en Italië is het prepensioen gemakkelijk toegankelijk en tevens aantrekkelijk. Hieruit kan dus geconcludeerd worden dat landen met een hoge arbeidsparticipatie van ouderen minder aantrekkelijke of minder eenvoudig toegankelijke prepensioenregelingen kennen dan landen met een lage arbeidsparticipatie van ouderen (Heyma en Groot, 2004, p. 44). WAO en WW Naast de prepensioenregelingen bieden ook de WAO en WW oudere werknemers de mogelijkheid om vroegtijdig te stoppen met werken. Deze vervroegde uittredingsmogelijkheden zijn niet allemaal even aantrekkelijk. De WAO is in veel landen de meest gebruikte uittreedroute. In bijna alle landen is de WW de minst

29 28 aantrekkelijke regeling. Verschillen in het gebruik van de WAO en WW tussen de landen is zeer klein. Dit leidt tot de conclusie dat er geen verband bestaat met verschillen in de arbeidsparticipatie van oudere werknemers (Heyma en Groot, 2004, pp ). Belastingstelsel Gepensioneerden worden in bijna alle landen fiscaal vriendelijker behandeld dan werknemers. Werknemers zullen hierdoor geneigd zijn eerder te stoppen met werken. Er zijn echter grote verschillen in de manier waarop gepensioneerden fiscaal worden behandeld tussen landen onderling. Duidelijk is dat er geen direct verband bestaat tussen de verschillen in belastingstelsel en de verschillen in participatiegraden van zowel oudere mannen als vrouwen (Heyma en Groot, 2004, pp ). Uit onderzoek van Heyma en Groot blijkt dus dat een deel van de verschillen in participatiegraden tussen de onderzochte landen verklaard kan worden door verschillen in vormgeving van de AOW. In landen waar de hoogte van de premie vast ligt stoppen mensen op een latere leeftijd met werken dan in landen waar de hoogte van de uitkering vast ligt. Verder blijkt dat de toegankelijkheid en aantrekkelijkheid van bepaalde uittreedroutes invloed heeft op de arbeidsdeelname van ouderen. Landen met een hoge participatiegraad van ouderen kennen zowel minder aantrekkelijke als minder eenvoudig toegankelijke uittredingsmogelijkheden dan landen met een hoge participatiegraad van ouderen. Tenslotte bevat het belastingstelsel prikkels om vervroegd uit te treden (Heyma en Groot, 2004, pp ).

30 29 8 Conclusie Nederland vergrijst. Een stijging van de levensverwachting bij geboorte en een daling van het vruchtbaarheidscijfer zijn de oorzaken van de vergrijzing (Van Ewijk et al., 2000, pp ). Om te voorkomen dat het stelsel van de sociale zekerheid in de toekomst onbetaalbaar wordt, moeten mensen langer aan het werk blijven. Het kabinet wil eerder stoppen met werken dan ook ontmoedigen door de fiscale faciliëring van prepensioensparen af te schaffen (Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 2005). De vraag is of deze maatregel het beoogde doel, een verhoging van de arbeidsparticipatie van ouderen, zal bereiken. In Nederland is het voor werknemers mogelijk om vroegtijdig de arbeidsmarkt te verlaten via de WAO, WW of VUT/prepensioen. Uit onderzoek blijkt dat landen met een hoge participatiegraad van ouderen, zowel minder aantrekkelijke als minder eenvoudig toegankelijke uittredingsmogelijkheden kennen dan landen met een lage participatiegraad van ouderen, waaronder Nederland. Hervorming van het sociale zekerheidsstelsel kan dus helpen bij het bevorderen van de arbeidsparticipatie van ouderen (Heyma en Groot, 2004, pp. 7-9). Lindeboom concludeert echter dat de kans dat iemand met de WAO of WW gaat sterk toeneemt indien de fiscale voordelen voor prepensioensparen worden afgeschaft. Het kabinet zal dan ook alle vervroegde uittredingsroutes tegelijk moeten bezien (Lindeboom, 1999, pp ). De gevolgen van de fiscale maatregel op de arbeidsparticipatie zullen voornamelijk afhangen van de reacties van de sociale partners en van individuele werknemers. In dit paper is aangenomen dat de sociale partners op drie verschillende manieren kunnen reageren. Gegeven hun reactie, zullen de individuele werknemers reageren. De reactie van de werknemers zal afhangen van de relatieve waardering voor toekomstige consumptie en vrije tijd van het totale werknemersbestand. In het algemeen wordt aangenomen dat jongere werknemers relatief weinig waarde hechten aan hun toekomstige consumptie en dat de relatieve waardering voor toekomstige consumptie oploopt met het ouder worden. Voor oudere werknemers speelt dan alleen het vermogenseffect een rol (Kooiman et al., 2003, pp. 7-12).

31 30 Bibliografie Blank, J., Hulst, B. van, en Selm, A. van (2004). Pensioen en participatie. Economisch Statistische Berichten, jaargang 89, nr. 4432, Burda, M., en Wyplosz, C. (1997). Macroeconomics: a European text, 2nd edition. Oxford. Carey, D. (2002). Coping with population ageing in the Netherlands. OECD working paper no Centraal Planbureau (2004). Afschaffing fiscale faciliëring prepensioen: effect op het arbeidsaanbod. Hoofdstuk 6.2 in: Centraal Economisch Plan Den Haag: Centraal Planbureau. Ewijk, C. van, Kuipers, H., Rele, H. ter, Ven, M. van de, en Westerhout, E. (2000). Ageing in the Netherlands. Den Haag: Centraal Planbureau. Heyma, A. (2004). A Structural Dynamic Analysis of Retirement Behaviour in the Netherlands. Journal of Applied Econometrics, 19, Heyma, A., en Groot, I. (2004). Financiële prikkels voor werknemers bij uittreding. Den Haag: Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling, Janssen, M., Boer, W. de, Faber, J., en Leverink, S. (2003). Een mooie eindsprint. Breukelen: Nyfer. Kooiman, P., Nieuwenhuis, A., Ven, M. van de, en Suijker, F. (2003). Afschaffing fiscale faciliëring van prepensioensparen. Den Haag: Centraal Planbureau. Lindeboom, M. (1999). Het arbeidsmarktgedrag van oudere werknemers. Tijdschrift voor Politieke Ekonomie, 22(1), Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (2005). Homepage ( 10 oktober. Nicholson, W. (2002). Microeconomic Theory: basic principles and extensions, 8th edition. Texas. Pindyck, R., en Rubinfeld, D. (2001). Microeconomics, 5th edition. New Jersey. Soede, A., en Bijkerk, W. (2003). De VUT voorbij? Pensioen en ouderenparticipatie. Breukelen: Nyfer.

Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3

Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3 Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3 Samenvatting door H. 1812 woorden 16 juni 2013 6 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Economie samenvatting Werk hoofdstuk 1, 2 en 3 Hoofdstuk 1. Werken

Nadere informatie

Mag ik dan nooit meer stoppen met werken?

Mag ik dan nooit meer stoppen met werken? Mag ik dan nooit meer stoppen met werken? 67 vragen over aow-vragen en uw pensioen (Uit AD van 1-11-2016) De AOW-leeftijd gaat in 2022 met drie maanden omhoog voor iedereen die na 1954 geboren is. Reden

Nadere informatie

Beroepsbevolking 2005

Beroepsbevolking 2005 Beroepsbevolking 2005 De veroudering van de beroepsbevolking is duidelijk zichtbaar in de veranderende leeftijdspiramide van de werkzame beroepsbevolking (figuur 1). In 1975 behoorde het grootste deel

Nadere informatie

Pensioenaanspraken in beeld

Pensioenaanspraken in beeld Pensioenaanspraken in beeld Deel 1: aanspraken naar geslacht en burgerlijke staat Elisabeth Eenkhoorn, Annelie Hakkenes-Tuinman en Marije vandegrift bouwen minder pensioen op via een werkgever dan mannen.

Nadere informatie

Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking

Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking Clemens Siermann en Henk-Jan Dirven De uitstroom van 50-plussers uit de werkzame beroepsbevolking is de laatste jaren toegenomen. Een kwart van deze

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 070 333

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 Aanhangsel van de Handelingen Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden 710 Vragen van het lid

Nadere informatie

Arbeidsparticipatie van oudere werknemers. Studienamiddag Ageing at work

Arbeidsparticipatie van oudere werknemers. Studienamiddag Ageing at work Arbeidsparticipatie van oudere werknemers Studienamiddag Ageing at work Leuven, 28 oktober 2009 Dr. Rob Gründemann, Senior Onderzoeker/Adviseur TNO Arbeid Lector Hogeschool Utrecht (Nederland) Opzet van

Nadere informatie

2.1 De keuze tussen werk en vrije tijd

2.1 De keuze tussen werk en vrije tijd 2.1 De keuze tussen werk en vrije tijd Mensen moeten steeds de keuze maken tussen werken en vrije tijd: 1. Werken * Je ontvangt loon in ruil voor je arbeid; * Langer werken geeft meer loon (en dus kun

Nadere informatie

14 BIJLAGE INTERNATIONALE KERNGEGEVENS BBP per hoofd van de bevolking

14 BIJLAGE INTERNATIONALE KERNGEGEVENS BBP per hoofd van de bevolking 14 BIJLAGE INTERNATIONALE KERNGEGEVENS In deze bijlage worden Nederlandse cijfers op het terrein van arbeidsmarkt en sociale zekerheid vergeleken met die van een groot aantal Europese landen, de USA en

Nadere informatie

CBS: Lichte toename werkenden, minder werklozen

CBS: Lichte toename werkenden, minder werklozen CBS: Lichte toename werkenden, minder werklozen Het aantal mensen met werk is in de periode februari-april met gemiddeld 2 duizend per maand toegenomen. Vooral jongeren en 45-plussers gingen aan de slag.

Nadere informatie

Stijgende arbeidsparticipatie en minder uittreding bij ouderen

Stijgende arbeidsparticipatie en minder uittreding bij ouderen Sociaaleconomische trends 13 Stijgende arbeidsparticipatie en minder uittreding bij ouderen Koos Arts Ferdy Otten oktober 13, 4 CBS Centraal Bureau voor de Statistiek Sociaaleconomische trends, oktober

Nadere informatie

Financiële prikkels voor werknemers bij uittreding

Financiële prikkels voor werknemers bij uittreding Stichting voor Economisch Onderzoek der Universiteit van Amsterdam Financiële prikkels voor werknemers bij uittreding Inge Groot Arjan Heyma Position paper in opdracht van de Raad voor Maatschappelijke

Nadere informatie

Meer ouderen langer werkzaam

Meer ouderen langer werkzaam Meer ouderen langer werkzaam Koos Arts (Centraal Bureau voor de Statistiek) Ferdy Otten (Centraal Bureau voor de Statistiek) Vooral door de instroom van jongere generaties alsmaar meer werkende vrouwen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 Aanhangsel van de Handelingen Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden 1424 Vragen van het lid

Nadere informatie

Inkomenseffecten van uittreding

Inkomenseffecten van uittreding Inkomenseffecten van uittreding Bart Huynen (Centraal Bureau voor de Statistiek, Heerlen) Didier Fouarge (Organisatie voor Strategisch Arbeidsmarktonderzoek en Universiteit van Tilburg) Werknemers die

Nadere informatie

2 Ontwikkelingen. 2.1 Grijze en groene druk

2 Ontwikkelingen. 2.1 Grijze en groene druk 2 Ontwikkelingen Nederland vergrijst en ontgroent. Ook in arbeidsorganisaties zal de gemiddelde leeftijd van medewerkers steeds meer omhoog gaan. Oudere medewerkers zullen een steeds groter deel van het

Nadere informatie

Facts & Figures uitwerking Pensioenakkoord

Facts & Figures uitwerking Pensioenakkoord Facts & Figures uitwerking Pensioenakkoord Waarom langer doorwerken? De levensverwachting stijgt Elke generatie leeft langer dan de vorige. Dat is al langer bekend, maar de stijging van de levensverwachting

Nadere informatie

Facts & Figures uitwerking Pensioenakkoord

Facts & Figures uitwerking Pensioenakkoord Facts & Figures uitwerking Pensioenakkoord Waarom langer doorwerken? De levensverwachting stijgt Elke generatie leeft langer dan de vorige. Dat is al langer bekend, maar de stijging van de levensverwachting

Nadere informatie

Het flexibele AOW pakket berekeningen

Het flexibele AOW pakket berekeningen Het flexibele AOW pakket berekeningen Algemeen Deze notitie laat in aanvulling met het 10 puntenplan een aantal voorbeeld rekensommen zien wat de inkomenseffecten zijn van het flexibele AOW pakket. De

Nadere informatie

ONDERWERP PRESENTATIE IS EEN STELSELWIJZIGING IN BELANG VAN U ALS DEELNEMER? GENOEMDE ONTWIKKELINGEN / PROBLEMEN OM ONS PENSIOEN STELSEL TE WIJZIGEN

ONDERWERP PRESENTATIE IS EEN STELSELWIJZIGING IN BELANG VAN U ALS DEELNEMER? GENOEMDE ONTWIKKELINGEN / PROBLEMEN OM ONS PENSIOEN STELSEL TE WIJZIGEN ONDERWERP PRESENTATIE IS EEN STELSELWIJZIGING IN BELANG VAN U ALS DEELNEMER? GENOEMDE ONTWIKKELINGEN / PROBLEMEN OM ONS PENSIOEN STELSEL TE WIJZIGEN 1 GEVOLGEN DEMOGRAFISCHE ONTWIKKELINGEN 2 REKENRENTE,

Nadere informatie

EEN PENSIOEN ZEKERE TOEKOMST

EEN PENSIOEN ZEKERE TOEKOMST EEN PENSIOEN ZEKERE TOEKOMST ERASMUS UNIVERSITY ROTTERDAM Erasmus School of Economics Department of Economics Supervisor: Yvonne Adema Name: Jan Willem Giesberts Exam number: 311533 E-mail address: 311533jg@eur.nl

Nadere informatie

./. Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het lid Bussemaker (PvdA) over de arbeidsproductiviteit van oudere werknemers.

./. Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het lid Bussemaker (PvdA) over de arbeidsproductiviteit van oudere werknemers. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon

Nadere informatie

Langer werken voor het pensioen

Langer werken voor het pensioen Langer werken voor het pensioen Casper van Ewijk CPB Universiteit van Amsterdam Rotterdam, 20 mei 2005 Oudedag in discussie Nederland verwelkomt de 2,5 miljoenste AOW-er en het aantal zal stijgen tot 4,5

Nadere informatie

Sociaal akkoord aow en Witteveenkader Op verzoek van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Sociaal akkoord aow en Witteveenkader Op verzoek van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid CPB Notitie 10 juni 2011 Sociaal akkoord aow en Witteveenkader Op verzoek van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. CPB Notitie Aan: Ministerie van SZW Centraal Planbureau Van Stolkweg

Nadere informatie

Datum 16 augustus 2018 Betreft Antwoorden op Kamervragen van het lid Van Dijk (PvdA) over een minder snelle stijging van de AOW-leeftijd

Datum 16 augustus 2018 Betreft Antwoorden op Kamervragen van het lid Van Dijk (PvdA) over een minder snelle stijging van de AOW-leeftijd > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 070 333

Nadere informatie

CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt

CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt Tussen maart en mei is het aantal mensen met een baan met gemiddeld 6 duizend per maand gestegen. De stijging is volledig aan vrouwen toe te schrijven. Het

Nadere informatie

Pensioenaanspraken in beeld

Pensioenaanspraken in beeld Pensioenaanspraken in beeld Deel 2: aanspraken naar herkomst, sociaaleconomische categorie en type Deel 2: huishouden Elisabeth Eenkhoorn, Annelie Hakkenes-Tuinman en Marije van de Grift De pensioenopbouw

Nadere informatie

UWV Tijdreeksen 2018

UWV Tijdreeksen 2018 UWV Tijdreeksen 218 Inhoudsopgave Inleiding 2 1. WW 3 2. WIA (IVA en WGA) 4 2.1. WIA Totaal 4 2.2. IVA 5 2.3. WGA 6 3. WAO 7 4. WAZ 8 5. Wajong 9 6. Ziektewet 1 7. Uitgekeerde bedragen 11 Colofon 12 UWV

Nadere informatie

Effect van maximaal fiscaal gefaciliteerd pensioengevend inkomen

Effect van maximaal fiscaal gefaciliteerd pensioengevend inkomen CPB Notitie Nummer : 2004/3 Datum : 29 januari 2004 Aan : Tweede Kamerfractie PvdA (de heer Crone en de heer Depla) Effect van maximaal fiscaal gefaciliteerd pensioengevend inkomen Verzoek De Tweede Kamerleden

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4

Nadere informatie

Artikelen. Naar een arbeidsdeelname van 80 procent in 2016

Artikelen. Naar een arbeidsdeelname van 80 procent in 2016 Artikelen Naar een arbeidsdeelname van 8 procent in 216 Boukje Janssen en Martijn Souren Om de vergrijzing betaalbaar te houden en krapte op de arbeidsmarkt te voorkomen, heeft het kabinet zich tot doel

Nadere informatie

Gemiddelde looptijd werkloosheidsuitkeringen nog geen jaar

Gemiddelde looptijd werkloosheidsuitkeringen nog geen jaar Gemiddelde looptijd werkloosheidsuitkeringen nog geen Ton Ferber In de jaren 1992 2001 was de gemiddelde looptijd van een WWuitkering elf maanden. Van de 4,3 miljoen beëindigde uitkeringen was de gemiddelde

Nadere informatie

Einde in zicht voor de VUT

Einde in zicht voor de VUT Einde in zicht voor de VUT 11 0 Drs. J.L. Gebraad en mw. T.R. Pfaff Publicatiedatum CBS-website: 1 september 2011 Den Haag/Heerlen Verklaring van tekens. = gegevens ontbreken * = voorlopig cijfer ** =

Nadere informatie

Een goede oudedagsvoorziening? Werknemers zijn aan zet

Een goede oudedagsvoorziening? Werknemers zijn aan zet 28 november 2014 Een goede oudedagsvoorziening? Werknemers zijn aan zet Jarenlang was pensioen géén actueel onderwerp. Je kreeg AOW als je 65 was en daarnaast een gegarandeerd pensioen dat via een werkgever

Nadere informatie

Overzicht uitkeringsbedragen en maatregelen Sociale Zaken en Werkgelegenheid per 1 juli 2017

Overzicht uitkeringsbedragen en maatregelen Sociale Zaken en Werkgelegenheid per 1 juli 2017 Overzicht uitkeringsbedragen en maatregelen Sociale Zaken en Werkgelegenheid per 1 juli 2017 Per 1 juli 2017 worden de Participatiewet, IOAW en IOAZ, AOW, Anw, Wajong, WW, WIA, WAO, ZW en TW aangepast

Nadere informatie

Demografie van de Nederlandse beroepsbevolking

Demografie van de Nederlandse beroepsbevolking Betaling én vervanging van vergrijzende arbeidspopulatie worden een probleem Demografie van de Nederlandse beroepsbevolking Peter Ekamper, Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI) Op

Nadere informatie

Bijstandsuitkeringen in veel OESO-landen gedaald

Bijstandsuitkeringen in veel OESO-landen gedaald Bron: O. van Vliet (2017) Bijstandsuitkeringen in veel OESO-landen gedaald, Sociaal Bestek, nr. 6, pp. 58-59. Bijstandsuitkeringen in veel OESO-landen gedaald Olaf van Vliet Universiteit Leiden Voor veel

Nadere informatie

VUT-fondsen kalven af

VUT-fondsen kalven af 132 VUT-fondsen kalven af Drs. J.L. Gebraad en mw. T.R. Paff Publicatiedatum CBS-website: 03-07-2013 Den Haag/Heerlen Verklaring van tekens. gegevens ontbreken * voorlopig cijfer ** nader voorlopig cijfer

Nadere informatie

Jong en oud op de arbeidsmarkt,

Jong en oud op de arbeidsmarkt, Jong en oud op de arbeidsmarkt, 2007-2011 Gerda Gringhuis en Ben Dankmeyer 1. Inleiding De gemiddelde leeftijd van de bevolking neemt toe. De vergrijzing zorg er voor dat meer mensen aanspraak maken op

Nadere informatie

Neimed Krimpbericht. Potentiële beroepsbevolking Limburg MEI 2014

Neimed Krimpbericht. Potentiële beroepsbevolking Limburg MEI 2014 MEI 214 Neimed Krimpbericht Potentiële beroepsbevolking Voor de ontwikkeling van het aanbod van arbeidskrachten is de potentiële beroepsbevolking van belang. Deze leeftijdsgroep daalt in al sinds 1995.

Nadere informatie

Deze factsheet gaat over het waarom en hoe van de herziening van de pensioenregeling in de Swsector.

Deze factsheet gaat over het waarom en hoe van de herziening van de pensioenregeling in de Swsector. Factsheet Pensioen: Waarom en hoe herziening Sw-pensioenregeling? oktober 2012 Deze factsheet gaat over het waarom en hoe van de herziening van de pensioenregeling in de Swsector. Waarom pensioenregeling

Nadere informatie

Wanneer ga jij met pensioen?

Wanneer ga jij met pensioen? Wanneer ga jij met pensioen? Inhoudsopgave Inleiding... 3 1 AOW-gerechtigde leeftijd... 4 1.1 Algemeen... 4 1.2 Verhoging van 65 naar 67... 4 1.3 Verdere verhoging op basis van de levensverwachting...

Nadere informatie

CPB Notitie. Samenvatting. Aan: Ministerie van SZW

CPB Notitie. Samenvatting. Aan: Ministerie van SZW CPB Notitie Aan: Ministerie van SZW Centraal Planbureau Van Stolkweg 14 Postbus 80510 2508 GM Den Haag T (070) 3383 380 I www.cpb.nl Contactpersoon M.H.C. Lever Datum: 10 juni 2011 Betreft: Sociaal akkoord

Nadere informatie

6,9. Samenvatting door Larissa 659 woorden 18 januari keer beoordeeld. Samenvatting Economie Werk & Inkomen H1. Actieven en inactieven:

6,9. Samenvatting door Larissa 659 woorden 18 januari keer beoordeeld. Samenvatting Economie Werk & Inkomen H1. Actieven en inactieven: Samenvatting door Larissa 659 woorden 18 januari 2016 6,9 10 keer beoordeeld Vak Methode Economie Index Samenvatting Economie Werk & Inkomen H1 Actieven en inactieven: Actieven; mensen die betaald werk

Nadere informatie

Notitie. 11 juni 2010. Datum. Onderwerp De meest gestelde vragen over het principe-akkoord AOW-pensioen. 1 Gemiddelde op basis van het verleden

Notitie. 11 juni 2010. Datum. Onderwerp De meest gestelde vragen over het principe-akkoord AOW-pensioen. 1 Gemiddelde op basis van het verleden Notitie Datum 11 juni 2010 Onderwerp De meest gestelde vragen over het principe-akkoord AOW-pensioen 1. Waarover gaat dit raadgevend referendum? De FNV heeft samen met de andere vakcentrales afspraken

Nadere informatie

Fiscale hervorming pensioenopbouw 2015

Fiscale hervorming pensioenopbouw 2015 Fiscale hervorming pensioenopbouw 2015 De parlementaire behandeling van de fiscale hervorming van de pensioenen is afgerond. Op dinsdag 27 mei is de Eerste Kamer in meerderheid akkoord gegaan met de plannen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 729 Evaluatie Wet inkomensvoorziening oudere werklozen Nr. 1 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter

Nadere informatie

situatie febr 2010 Volksverzekeringen Algemene Ouderdomswet 2 Algemene Nabestaandenwet 2 ANW Algemene kinderbijslagwet 2 AKW

situatie febr 2010 Volksverzekeringen Algemene Ouderdomswet 2 Algemene Nabestaandenwet 2 ANW Algemene kinderbijslagwet 2 AKW situatie febr 2010 Sociale zekerheid te verdelen in twee stukken: Sociale verzekeringen Sociale voorzieningen Sociale verzekeringen worden beheerd/ uitgevoerd door de sociale verzekeringsfondsen (o.a.

Nadere informatie

UWV Tijdreeksen 2017

UWV Tijdreeksen 2017 UWV Tijdreeksen 217 Inhoudsopgave Inleiding 2 1. WW 3 2. WIA (IVA + WGA) 4 2.1. WIA Totaal 4 2.2. IVA 5 2.3. WGA 6 3. WAO 7 4. WAZ 8 5. Wajong 9 6. Ziektewet 1 7. Uitgekeerde bedragen 11 Colofon 12 UWV

Nadere informatie

CBS-berichten: Verschuivingen in het arbeidspotentieel van ouderen

CBS-berichten: Verschuivingen in het arbeidspotentieel van ouderen CBS-berichten: Verschuivingen in het arbeidspotentieel van ouderen Ferdy Otten en Clemens Siermann* Inleiding In de afgelopen jaren zijn tal van beleidsmaatregelen genomen om de arbeidsparticipatie van

Nadere informatie

solidariteit van jong met oud, of ook omgekeerd?

solidariteit van jong met oud, of ook omgekeerd? Bijdrage prof. dr. Kees Goudswaard / 49 Financiering van de AOW: solidariteit van jong met oud, of ook omgekeerd? Deze vraag staat centraal in de bij drage van bijzonder hoogleraar Sociale zekerheid prof.

Nadere informatie

CPB Notitie 16 augustus Houdbaarheidsberekeningen. Uitgevoerd op verzoek van Flip de Kam

CPB Notitie 16 augustus Houdbaarheidsberekeningen. Uitgevoerd op verzoek van Flip de Kam CPB Notitie 16 augustus 2013 Houdbaarheidsberekeningen Uitgevoerd op verzoek van Flip de Kam. CPB Notitie Aan: Flip de Kam Centraal Planbureau Van Stolkweg 14 Postbus 80510 2508 GM Den Haag T (070)3383

Nadere informatie

1 Inleiding. Wanneer ga jij met pensioen Versie: 4 17-07-2015 Pagina: 3 van 7

1 Inleiding. Wanneer ga jij met pensioen Versie: 4 17-07-2015 Pagina: 3 van 7 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 3 2 AOW-gerechtigde leeftijd... 4 2.1 Algemeen... 4 2.2 Verhoging van 65 naar 67... 4 2.3 Verdere verhoging op basis van de levensverwachting... 4 3 Pensioenleeftijd... 6 3.1

Nadere informatie

AV/PB/04/ Datum 3 mei 2004

AV/PB/04/ Datum 3 mei 2004 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA 's Gravenhage Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamerder Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Datum 8 april 2011 Betreft Evaluatie IOW

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamerder Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Datum 8 april 2011 Betreft Evaluatie IOW > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamerder Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4

Nadere informatie

4,9. Praktische-opdracht door een scholier 2318 woorden 28 januari keer beoordeeld

4,9. Praktische-opdracht door een scholier 2318 woorden 28 januari keer beoordeeld Praktische-opdracht door een scholier 2318 woorden 28 januari 2003 4,9 45 keer beoordeeld Vak Economie Inhoud 1 Inleiding 2 Sociale uitkeringen 3 Hoe heeft de WAO zich de afgelopen 15 jaar ontwikkeld 4

Nadere informatie

Arbeidsaanbod naar sociaaldemografische kenmerken

Arbeidsaanbod naar sociaaldemografische kenmerken CPB Memorandum Sector : Arbeidsmarkt en Welvaartsstaat Afdeling/Project : Arbeid Samensteller(s) : Rob Euwals, Daniël van Vuuren, Adri den Ouden, Janneke Rijn Nummer : 171 Datum : 12 december 26 Arbeidsaanbod

Nadere informatie

VUT-fondsen nog minder dan tien jaar te gaan

VUT-fondsen nog minder dan tien jaar te gaan Publicatiedatum CBS-website: 16 juli 2007 VUT-fondsen nog minder dan tien jaar te gaan Drs. J.L. Gebraad en mw. T.R. Pfaff Centraal Bureau voor de Statistiek VUT en prepensioen krijgen vanaf 2006 geen

Nadere informatie

Doorwerken na 65 jaar

Doorwerken na 65 jaar CvA-notitie februari 2008 Doorwerken na 65 jaar De levensverwachting en het gemiddelde aantal gezonde jaren na het bereiken van de 65-jarige leeftijd is toegenomen. Een groeiende groep ouderen heeft behoefte

Nadere informatie

Kwartaaloverzicht arbeidsmarkt 2005/2

Kwartaaloverzicht arbeidsmarkt 2005/2 Hans Langenberg In het tweede kwartaal van 2005 vond voor het eerst in twee jaar geen verdere daling plaats van het aantal banen. Ook is de werkloosheid gestabiliseerd. Wel was er een stagnatie in de toename

Nadere informatie

BAANZEKERHEID EN ONTSLAG DREIGING BIJ OUDERE WERKNEMERS

BAANZEKERHEID EN ONTSLAG DREIGING BIJ OUDERE WERKNEMERS BAANZEKERHEID EN ONTSLAG DREIGING BIJ OUDERE WERKNEMERS Rapport van ILC Zorg voor later, Stichting Loonwijzer/WageIndicator, en Universiteit van Amsterdam/Amsterdams Instituut voor Arbeids Studies (AIAS)

Nadere informatie

Niet-westerse allochtonen behoren minder vaak tot de werkzame beroepsbevolking 1) Arbeidsdeelname niet-westerse allochtonen gedaald

Niet-westerse allochtonen behoren minder vaak tot de werkzame beroepsbevolking 1) Arbeidsdeelname niet-westerse allochtonen gedaald 7. Vaker werkloos In is de arbeidsdeelname van niet-westerse allochtonen gedaald. De arbeidsdeelname onder rs is relatief hoog, zes van de tien hebben een baan. Daarentegen werkten in slechts vier van

Nadere informatie

Samenvatting Waarom de AOW-leeftijd verhogen?

Samenvatting Waarom de AOW-leeftijd verhogen? 1 Samenvatting Het kabinet heeft in het aanvullend beleidsakkoord gekozen voor een pakket van houdbaarheidsmaatregelen waaronder het voornemen om de AOW-gerechtigde leeftijd te verhogen van 65 naar 67

Nadere informatie

10. Veel ouderen in de bijstand

10. Veel ouderen in de bijstand 10. Veel ouderen in de bijstand Niet-westerse allochtonen ontvangen 2,5 keer zo vaak een uitkering als autochtonen. Ze hebben het vaakst een bijstandsuitkering. Verder was eind 2002 bijna de helft van

Nadere informatie

Vervroegde uittreding en andere overgangen tussen werken en niet-werken

Vervroegde uittreding en andere overgangen tussen werken en niet-werken Vervroegde uittreding en andere overgangen tussen werken en niet-werken André Corpeleijn Door de teruggang van de werkgelegenheid kwamen werkzoekenden in 24 moeilijker aan de slag dan in voorgaande jaren

Nadere informatie

1)Waaruit bestaat de vraag op de Werkenden en arbeidsmarkt? (openstaande)vacatures. 2)Noem een ander woord voor Werkenden werkgelegenheid.

1)Waaruit bestaat de vraag op de Werkenden en arbeidsmarkt? (openstaande)vacatures. 2)Noem een ander woord voor Werkenden werkgelegenheid. 1 1)Waaruit bestaat de vraag op de arbeidsmarkt? 2)Noem een ander woord voor werkgelegenheid. 3)Wie vragen arbeid? 4)Met welk woord wordt het aanbod van arbeid ook aangeduid? 5)Geef de omschrijving van

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 vwo 2003-II

Eindexamen economie 1-2 vwo 2003-II 4 Antwoordmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Een voorbeeld van een juist antwoord

Nadere informatie

Veranderingen in arbeidsparticipatie en zorggebruik. Een beschrijving van ontwikkelingen van 1997 tot 2008

Veranderingen in arbeidsparticipatie en zorggebruik. Een beschrijving van ontwikkelingen van 1997 tot 2008 Veranderingen in arbeidsparticipatie en zorggebruik. Een beschrijving van ontwikkelingen van 1997 tot 2008 Niels Schenk en Pearl Dykstra Erasmus Universiteit Rotterdam Mei 2013 INTRODUCTIE Onderzoek naar

Nadere informatie

Startkwalificatie Het minimale onderwijsniveau dat volgens de overheid nodig is om en baan te vinden. Het gaat dan om een diploma, havo, vwo of mbo.

Startkwalificatie Het minimale onderwijsniveau dat volgens de overheid nodig is om en baan te vinden. Het gaat dan om een diploma, havo, vwo of mbo. Samenvatting door D. 1363 woorden 7 februari 2016 0 keer beoordeeld Vak Economie Paragraaf 1; De werknemer Startkwalificatie Het minimale onderwijsniveau dat volgens de overheid nodig is om en baan te

Nadere informatie

Samenvatting Economie Levensloop Hst. 2/3/4

Samenvatting Economie Levensloop Hst. 2/3/4 Samenvatting Economie Levensloop Hst. 2/3/4 Samenvatting door A. 969 woorden 18 november 2012 4 3 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Kinderen krijgen is voor ouders liefde en vreugde en de ouders

Nadere informatie

Bijlage: minimumjeugdloon in historisch en internationaal perspectief

Bijlage: minimumjeugdloon in historisch en internationaal perspectief Bijlage: minimumjeugdloon in historisch en internationaal perspectief Historische ontwikkeling van het wettelijk minimumjeugdloon De ontstaansgeschiedenis van het wettelijk minimumloon in Nederland gaat

Nadere informatie

Tabellen uit de positionpaper, opgesteld in opdracht min OCW, januari 2014

Tabellen uit de positionpaper, opgesteld in opdracht min OCW, januari 2014 1 Tabellen uit de positionpaper, opgesteld in opdracht min OCW, januari 2014 De meeste relevante tabellen met betrekking tot partneralimentatie zijn uit de positionpaper 1. Persoonlijk bruto inkomen Tabel

Nadere informatie

Pensioen- en inkomensscan. Dhr. A. WERKNEMER en Mevr. B. PARTNER. Aangeboden door: De Pensioenafdeling M.A. de Frel Hellingweg 98B 2583 WH Den Haag

Pensioen- en inkomensscan. Dhr. A. WERKNEMER en Mevr. B. PARTNER. Aangeboden door: De Pensioenafdeling M.A. de Frel Hellingweg 98B 2583 WH Den Haag Pensioen- en inkomensscan Dhr. A. WERKNEMER en Mevr. B. PARTNER Aangeboden door: De Pensioenafdeling M.A. de Frel Hellingweg 98B 2583 WH Den Haag T 070-3383088 info@depensioenafdeling.nl www.depensioenafdeling.nl

Nadere informatie

Kengetallen Mobiliteitsbranche 2003-2013

Kengetallen Mobiliteitsbranche 2003-2013 Kengetallen Mobiliteitsbranche 2003-2013 Kengetallen Mobiliteitsbranche 2003-2013 drs. W. van Ooij MarktMonitor Januari 2015 Kengetallen Mobiliteitsbranche 2003-2013 . Kengetallen Mobiliteitsbranche 2003-2013

Nadere informatie

Verwerking wet Verlenging Loondoorbetaling bij Ziekte in CEP 2004

Verwerking wet Verlenging Loondoorbetaling bij Ziekte in CEP 2004 CPB Memorandum Sector : 2 Afdeling/Project : Sociale Zekerheid Samensteller(s) : Hans Stegeman Nummer : II/2004/03 Datum : 22 maart 2004 Verwerking wet Verlenging Loondoorbetaling bij Ziekte in CEP 2004

Nadere informatie

Vraag Antwoord Scores

Vraag Antwoord Scores Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 Rek in het arbeidsaanbod 1 maximumscore 2 Doordat het aanbod van

Nadere informatie

Uitkeringsbedragen per 1 januari 2018

Uitkeringsbedragen per 1 januari 2018 Uitkeringsbedragen per 1 januari 2018 Per 1 januari 2018 worden de Participatiewet, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en Wet inkomensvoorziening

Nadere informatie

UWV Kennisverslag

UWV Kennisverslag UWV Kennisverslag 2016-8 Marcel Spijkerman DE DALENDE ARBEIDSPARTICIPATIE VAN WGA ERS VERKLAARD Over de invloed van vergrijzing en uitkeringsduur Kenniscentrum UWV September 2016 Het UWV Kennisverslag

Nadere informatie

maatschappijwetenschappen pilot vwo 2017-I

maatschappijwetenschappen pilot vwo 2017-I Opgave 1 Solidariteit in het pensioenstelsel Bij deze opgave horen tabel 1, tekst 1, figuur 1 en figuur 2. Inleiding Vanaf het moment van pensionering heeft iedereen recht op een AOW-uitkering (Algemene

Nadere informatie

Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2

Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2 Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2 Als je moet kiezen welk plaatje je op je cijferlijst zou willen hebben,

Nadere informatie

H2. indeling van de bevolking

H2. indeling van de bevolking H2. indeling van de bevolking Ieder land wordt bevolkt. Maar niet de hele bevolking werkt. Niet iedereen wil werken, en niet iedereen kan werken. Denk aan huisvrouwen of huismannen die bewust niet werken

Nadere informatie

Inhoudsopgave. ABP Statistische informatie deelnemerspopulatie 2018

Inhoudsopgave. ABP Statistische informatie deelnemerspopulatie 2018 ABP Statistische informatie deelnemerspopulatie 2018 Inhoudsopgave Verdeling werkzame Nederlandse beroepsbevolking en ABP-deelnemers 3 Verloop van de deelnemerspopulatie 4 Index van het aantal personen

Nadere informatie

Tentatieve berekening van de bijdrage van vermogensvolatiliteit aan consumptievolatiliteit

Tentatieve berekening van de bijdrage van vermogensvolatiliteit aan consumptievolatiliteit Tentatieve berekening van de bijdrage van vermogensvolatiliteit aan consumptievolatiliteit CPB Achtergronddocument Jasper Lukkezen en Adam Elbourne Maart 2015 3 Samenvatting In dit document maken wij een

Nadere informatie

Eindexamen economie vwo I

Eindexamen economie vwo I Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Uit het antwoord moet

Nadere informatie

5.1 Het speelkwartier

5.1 Het speelkwartier 5.1 Het speelkwartier Economie gaat over het maken van keuzes. Iedereen maakt in het leven constant keuzes. Deze keuzes hebben economische gevolgen: Welke studie ga je volgen? Wanneer ga je op jezelf wonen?

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 29 817 Sociale werkvoorziening Nr. 131 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer

Nadere informatie

VUT-PREPENSIOEN G B F REGELING VOOR DAGBLADJOURNALISTEN. Fonds Werktijdvermindering Oudere Werknemers in de Grafische Bedrijven S C H E F S E N

VUT-PREPENSIOEN G B F REGELING VOOR DAGBLADJOURNALISTEN. Fonds Werktijdvermindering Oudere Werknemers in de Grafische Bedrijven S C H E F S E N VUT-PREPENSIOEN REGELING VOOR DAGBLADJOURNALISTEN Fonds Werktijdvermindering Oudere Werknemers in de Grafische Bedrijven G R A F I B E D R IJ F O N D S S C H E F S E N G B F Vut-prepensioenregeling voor

Nadere informatie

Demotie: Niet kansloos!

Demotie: Niet kansloos! : Niet kansloos! Erasmus Universiteit Faculteit der Sociale Wetenschappen Sociologie Master Arbeid, Organisatie en Management Den Haag, augustus 2005 Student: Studentnummer: Begeleider: D.W. Heinrichs

Nadere informatie

Domein E: Ruilen over de tijd. fransetman.nl

Domein E: Ruilen over de tijd. fransetman.nl Domein E: Ruilen over de tijd Rente : prijs van tijd Nu lenen: een lagere rente Nu sparen: een hogere rente Individuele prijs van tijd: het ongemak dat je ervaart Algemene prijs van tijd: de rente die

Nadere informatie

Eindexamen vwo economie 2014-I

Eindexamen vwo economie 2014-I Opgave 1 1 maximumscore 2 De kredietcrisis in de VS leidt ertoe dat Nederlandse banken verlies lijden op hun beleggingen in de VS en daardoor minder makkelijk krediet verstrekken aan bedrijven. Hierdoor

Nadere informatie

Vragen & Antwoorden over BudgetControle

Vragen & Antwoorden over BudgetControle Vragen & Antwoorden over BudgetControle Wat is BudgetControle bij het Zwitserleven i-pensioen Middelloon? BudgetControle is een optie op het i-pensioen Middelloon. De overeengekomen Middelloonregeling

Nadere informatie

De evolutie van de sociale situatie en de sociale bescherming in België Samenvatting en kernboodschappen

De evolutie van de sociale situatie en de sociale bescherming in België Samenvatting en kernboodschappen De evolutie van de sociale situatie en de sociale bescherming in België 2018 Samenvatting en kernboodschappen September 2018 ANNEX 6 : NEDERLANDSTALIGE SAMENVATTING EN KERNBOODSCHAPPEN VAN DE ANALYSE

Nadere informatie

Verschillen in uittreedpaden tussen en binnen cohorten: is meer flexibiliteit de oplossing?

Verschillen in uittreedpaden tussen en binnen cohorten: is meer flexibiliteit de oplossing? Verschillen in uittreedpaden tussen en binnen cohorten: is meer flexibiliteit de oplossing? Jonneke Bolhaar - CPB 20 november 2017 1. Fact check: werken laagopgeleiden langer door dan hoogopgeleiden? 2.

Nadere informatie

Financiële oplossingen bij stoppen met werken

Financiële oplossingen bij stoppen met werken Financiële oplossingen bij stoppen met werken voor werkgevers en werknemers die zijn aangesloten bij PFZW EIGEN INKOMEN VERGOEDING VAN DE WERKGEVER PFZW-pensioen Welke financiële oplossingen kunnen werkgevers

Nadere informatie

DE PERFECTE STORM. Hoe de economische crisis de wereld overviel en vooral: hoe we eruit geraken. Gert Peersman & Koen Schoors.

DE PERFECTE STORM. Hoe de economische crisis de wereld overviel en vooral: hoe we eruit geraken. Gert Peersman & Koen Schoors. DE PERFECTE STORM Hoe de economische crisis de wereld overviel en vooral: hoe we eruit geraken Gert Peersman & Koen Schoors Universiteit Gent Beleidsseminarie eindeloopbaan 6 december 2012 De Perfecte

Nadere informatie

Uitleg hoogte WW-uitkering vanaf 1 juli 2015

Uitleg hoogte WW-uitkering vanaf 1 juli 2015 Uitleg hoogte WW-uitkering vanaf 1 juli 2015 Uitleg hoogte WW-uitkering vanaf 1 juli 2015 Een werknemer die werkloos wordt, heeft in beginsel recht op een uitkering op basis van de Werkloosheids Wet (WW).

Nadere informatie

Uitkeringsbedragen per 1 juli 2019

Uitkeringsbedragen per 1 juli 2019 Uitkeringsbedragen per 1 juli 2019 Per 1 juli 2019 worden de Participatiewet, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en Wet inkomensvoorziening oudere

Nadere informatie

UIT de arbeidsmarkt

UIT de arbeidsmarkt Verandering van de werkloosheid. Vraag en aanbod op de arbeidsmarkt zijn onderhevig aan continue veranderingen. Als gevolg daarvan verandert de omvang van de werkloosheid in een land ook continue. Werkloosheid

Nadere informatie