Criminogene tijdsbesteding van jongeren in zijn sociale context. Een geïntegreerd model ter verklaring van jeugdcriminaliteit

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Criminogene tijdsbesteding van jongeren in zijn sociale context. Een geïntegreerd model ter verklaring van jeugdcriminaliteit"

Transcriptie

1 FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID Criminogene tijdsbesteding van jongeren in zijn sociale context. Een geïntegreerd model ter verklaring van jeugdcriminaliteit Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de criminologische wetenschappen door ( ) Moreels Wouter Academiejaar Promotor : Commissarissen : Prof. Dr. Lieven Pauwels Christophe Vandeviver Nele Schils

2 TOEGANKELIJKHEIDSVERKLARING Ondergetekende, Moreels Wouter ( ) geeft hierbij aan derden, zijnde andere personen dan de promotor (en eventuele co-promotor), de commissarissen of leden van de examencommissie van de master in de criminologische wetenschappen, [de toelating] [geen toelating] (schrappen wat niet past) om deze masterproef in te zien, deze geheel of gedeeltelijk te kopiëren of er, indien beschikbaar, een elektronische kopie van te bekomen, waarbij deze derden er uiteraard slechts zullen kunnen naar verwijzen of uit citeren mits zij correct en volledig de bron vermelden. Deze verklaring wordt in zoveel exemplaren opgemaakt als het aantal exemplaren waarin de masterproef moet worden ingediend, en dient in elk van die exemplaren ingebonden onmiddellijk na het titelblad. Datum: 14 augustus 2014 Handtekening: I

3 WOORD VOORAF Deze masterproef werd gerealiseerd met het oog op het behalen van de graad Master in de Criminologische Wetenschappen aan de Universiteit Gent. De keuze voor het onderwerp vloeide voort uit een stage in het academiejaar bij de onderzoeksgroep Sociale Veiligheidsanalyse, waar ik reeds kon kennismaken met de hier geanalyseerde gegevens. Tijdens deze stage werd mijn interesse in de oorzaken van criminaliteit verder gestimuleerd aan de hand van talrijke discussies over criminologische theorieën en verbanden met mijn toenmalige stagebegeleider en huidige promotor Prof. Dr. Lieven Pauwels. Het was toen dat de eerste embryonale ideeën van de hier gestelde onderzoeksvragen zich in mijn hoofd begonnen te nestelen. Ik zou deze masterproef echter nooit tot een goed einde kunnen gebracht hebben zonder enige begeleiding. Daarom wens ik in de eerste plaats mijn promotor Prof. Dr. Lieven Pauwels te bedanken voor zijn kritische reflecties die hij tijdens de feedbackmomenten naar voren bracht en voor het methodologisch advies dat onontbeerlijk was bij het gebruik van de ingewikkelde statistische methoden en technieken die in deze masterproef aan bod komen. Ik wens ook Evelien Hoeben en Heleen Janssen van het NSCR te bedanken voor het doorzenden van hun publicaties die mij hielpen bij de interpretatie van de resultaten. Ik wil tenslotte ook nog mijn familie in het algemeen en mijn ouders in het bijzonder bedanken voor hun aanmoediging en het geloof dat zij in mij stellen. Zonder hun steun had ik deze voorbije studiejaren nooit tot een goed einde kunnen brengen. II

4 INHOUDSOPGAVE TOEGANKELIJKHEIDSVERKLARING... I WOORD VOORAF... II INHOUDSOPGAVE... III LIJST MET AFKORTINGEN... V LIJST MET TABELLEN... VI DEEL I. INLEIDING... 1 DEEL II. LITERATUURSTUDIE Integratie van de concepten Routines De Routine Activity Theory of General Deviance Tekortkomingen in eerdere toetsen van de RATGD De rol van locaties in de routines De koppeling van situationele factoren en individuele kenmerken Criminele attitudes als rechtstreekse oorzaak De rol van normatieve opvattingen over deviantie volgens Hirschi en Sutherland Naar een bruikbare conceptualisering van definities Rationalisaties en neutralisatietechnieken Motivatie Attitudes Attitudes en routines Differentiële sociale relaties als onrechtstreekse oorzaken Ouders School Delinquente vrienden Delinquente vrienden als oorzaak van de oorzaken Delinquente vrienden als rechtstreekse oorzaak Precisering van de onderzoeksvragen DEEL III. ONDERZOEK Methodologie Meetinstrumenten Steekproef Metingen III

5 3.4 Analytische strategie DEEL IV. RESULTATEN Beschrijvende statistieken Bivariate correlaties Multicollineariteitscontrole Verklarende analyses Hoofdeffecten van de onafhankelijke variabelen Oorzaken van de oorzaken en intermediaire variabelen Bloksgewijze regressie Interactie-effecten DEEL V. DISCUSSIE EN CONCLUSIE Discussie Oorzaken van de oorzaken Ouderlijk toezicht Delinquente vrienden Rechtstreekse oorzaken Hoofdeffecten van situationele dimensies van routines Attitudes Collective efficacy als ambigue variabele Buurten met lage collective efficacy als onafhankelijke voorspeller Het verband met andere onafhankelijke variabelen Conclusie BIBLIOGRAFIE BIJLAGEN Bijlage 1: Categorisering ongestructureerde activiteiten Bijlage 2: Categorisering leeftijdsgenoten Bijlage 3: Categorisering autoriteitsfiguren IV

6 LIJST MET AFKORTINGEN CE: Collective Efficacy NSCR: Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving OLS: Ordinary Least Squares PADS+: Peterborough Adolescent and Young Adult Development Study RAT: Routine Activity Theory RATGD: Routine Activity Theory of General Deviance SAT: Situational Action Theory SPAN: Study of Peers, Activities and Neighbourhoods STB: Space-Time Budget VIF: Variance Inflation Factor V

7 LIJST MET TABELLEN Tabel 1: Pearson correlatiecoëfficiënten Tabel 2: OLS regressievergelijking met rechtstreekse oorzaken Tabel 3: Bloksgewijze OLS regressievergelijking (1) Tabel 4: Bloksgewijze OLS regressievergelijking (2) Tabel 5: Bloksgewijze OLS regressievergelijking (3) VI

8 DEEL I. INLEIDING De etiologische criminologie wordt de laatste jaren gekenmerkt door een sterke toename van aandacht voor wat de Routine Activity Theory of General Deviance (RATGD) genoemd wordt (bv. Higgins & Jennings, 2010; Hughes & Short, 2013; Miller, 2013; Siennick & Osgood, 2012). Deze elaboratie van de oorspronkelijke Routine Activity Theory (Cohen & Felson, 1979) stelt dat criminele feiten vaak gepleegd worden tijdens ongestructureerde activiteiten waarbij individuen socializen met leeftijdsgenoten in afwezigheid van autoriteitsfiguren (Osgood, Wilson, O'Malley, Bachman, & Johnston, 1996). Het merendeel van deze studies wordt echter gekenmerkt door eenzelfde probleem, nl. dat er niet rechtstreeks kan aangetoond worden dat de feiten op het ogenblik van het ongestructureerd socializen gepleegd werden. De gegevens die dit concept hoorden te meten werden immers telkens verzameld op het persoonsniveau en niet op het niveau van de situatie, i.e. elke respondent werd gevraagd hoeveel criminele feiten hij gepleegd had (bv. Anderson & Hughes, 2009; Haynie & Osgood, 2005; Osgood & Anderson, 2004; Osgood et al., 1996). Op basis van deze gegevens kan men dan ook strikt genomen enkel concluderen dat jongeren die vaak met leeftijdsgenoten in afwezigheid van toezicht aan ongestructureerde activiteiten deelnemen meer criminele feiten plegen. Het is echter mogelijk dat deze feiten op een ander moment gepleegd worden. De recente introductie van space-time budgetmethodologie in de criminologie (zie Wikström & Butterworth, 2006) heeft het mogelijk gemaakt om data te verzamelen over de situationele omstandigheden waarin criminele feiten gepleegd worden. Door respondenten te vragen om per uur aan te geven welke activiteiten zij op dat ogenblik uitvoerden en in wiens gezelschap dit gebeurde, kon worden aangetoond dat er meer feiten werden gepleegd tijdens het ongestructureerd socializen in afwezigheid van autoriteitsfiguren (zie Bernasco, Ruiter, Bruinsma, Pauwels, & Weerman, 2013; Wikström, Ceccato, Hardie, & Treiber, 2010; Wikström, Oberwittler, Treiber, & Hardie, 2012). Eerdere studies ondersteunen allen de stelling dat ongestructureerd socializen een criminogene vorm van tijdsbesteding is en bouwen ook voort op deze inzichten (Anderson & Hughes, 2009; Miller, 2013; Osgood & Anderson, 2004; Osgood et al., 1996). Ondanks de stabiliteit van de bevindingen dient de verklarende kracht van de RATGD gerelativeerd te 1

9 worden. Net zoals de oorspronkelijke Routine Activity Theory is de RATGD een opportuniteitentheorie. De opkomst van deze opportuniteitentheorieën in de criminologie moet gezien worden in de context van een meer algemene verschuiving van de aandacht in de jaren zeventig en tachtig naar situaties waarin criminele gedragingen gesteld worden (Birkbeck & LaFree, 1993). Situationele verklaringen bieden een antwoord op de vraag waarom er in sommige situaties criminaliteit gepleegd wordt en in andere situaties dan weer niet, onafhankelijk van de persoon die deze feiten pleegt. Zij kunnen echter niet verklaren waarom in eenzelfde situatie de ene persoon wel en de andere geen criminaliteit pleegt. Eerdere criminaliteitstheorieën zoals de differentiële associatietheorie (Sutherland, Cressey, & Luckenbill, 1992) en de bindingentheorie (Hirschi, 1969) legden zich vooral toe op oorzaken die konden verklaren waarom bepaalde personen crimineel werden. Persoonsgebonden verklaringen bieden een antwoord op de vraag waarom sommige personen criminaliteit plegen en anderen dan weer niet, onafhankelijk van de situaties waarin deze individuen feiten plegen. Ook deze theorieën zijn beperkt in hun verklarende kracht, omdat zij enkel aandacht schenken aan persoonlijke kenmerken die op korte termijn vrij stabiel zijn en geen rekening houden met de voortdurend wisselende situaties waar personen mee in aanraking komen. Voor een beter begrip van de oorzaken van criminaliteit is het nodig beide soorten verklaringen te integreren. Hoewel situationele theorieën intussen al enkele decennia ingeburgerd zijn in de criminologie, werden er tot op heden nog maar weinig pogingen ondernomen om deze individuele en situationele verklaringen met elkaar te verzoenen. 1 Aangezien intussen werd aangetoond dat de verklarende factoren die door Osgood et al. (1996) naar voren werden geschoven ook daadwerkelijk situationeel gelinkt zijn aan het plegen van criminele feiten (Bernasco, Ruiter, et al., 2013; Wikström et al., 2010; Wikström et al., 2012), is de logische volgende stap het nagaan van de redenen waarom sommige personen criminele feiten plegen in deze situaties en anderen niet. Eén van de weinige onderzoeken die de situationele verklaring van de RATGD combineert met een persoonsgebonden verklaringen en daarmee ook probeert bij te dragen aan de theorievorming is een IJslandse studie van Bernburg en Thorlindsson (2001). Zij stelden dat het nodig is om bij de studie van routines rekening te houden met de sociale context. Zo kan men begrijpen waarom er bij bepaalde individuen een situationele motivatie kan ontstaan die 1 Een recente uitzondering hierop is de situationele actietheorie (zie o.a. Wikström et al., 2012). In het theoretisch luik wordt verder ingegaan op deze theorie. 2

10 hen ertoe drijft om tijdens het ongestructureerd socializen met peers criminele daden te stellen (Osgood et al., 1996). Zij gebruikten daarbij concepten uit de bindingentheorie (Hirschi, 1969) en de differentiële associatietheorie (Sutherland et al., 1992) om hun argumentatie verder uit te werken. Differentiële sociale relaties zouden aan de basis liggen van het ontwikkelen van bepaalde routines, evenals aan het ontstaan van situationele motivaties om feiten te plegen (Bernburg & Thorlindsson, 2001). De voorgaande kritiek op de RATGD in deze inleiding was eerder theoretisch van aard. Evenzeer kan een empirische kritiek geformuleerd worden. Zo kan er op gewezen worden dat ondanks het feit dat de theorie drie situationele condities onderscheidt (m.n. ongestructureerde activiteiten, de aanwezigheid van peers en de afwezigheid van autoriteitsfiguren) die individuen ertoe brengen om in bepaalde situaties meer criminaliteit te plegen dan in andere (Osgood et al., 1996), het aanwezig zijn van sommige condities vaak verondersteld wordt. De dimensies worden namelijk geacht sterk met elkaar samen te hangen (bv. Bernburg & Thorlindsson, 2001; Osgood et al., 1996). Soms worden deze drie elementen gewoonweg met één item bevraagd (bv. Haynie & Osgood, 2005). Het gevolg hiervan is dat de invloeden van de elementen niet onafhankelijk van elkaar kunnen worden vastgesteld. Het gebruik van Space-Time Budget data bedoeld om gegevens te verzamelen op het situationeel niveau maakte het wél mogelijk om de invloed van deze elementen afzonderlijk van elkaar te bestuderen (zie Weerman, Bernasco, Bruinsma, & Pauwels, 2013; Wikström et al., 2012), maar de mogelijke interacties tussen deze situationele elementen werden tot op heden nog niet op grondige wijze bestudeerd. Samengevat kunnen er dus twee grote kritieken op de RATGD worden geïdentificeerd. Enerzijds zijn er nog maar weinig pogingen ondernomen om deze situationele verklaring te integreren met een individuele verklaring van crimineel gedrag. Nochtans kan de contextualisering van situationele verklaringen tot een meer omvattende verklaring van criminaliteit leiden. Anderzijds werden de situationele condities waaronder bepaalde routines tot crimineel gedrag leiden tot op heden onvoldoende bestudeerd (doch zie Weerman et al., 2013). Voortbouwend op de hierboven vermelde kritieken kunnen twee doelen worden geïdentificeerd in deze studie. Eerst zal worden nagegaan in welke mate de verklaring van delinquent gedrag aan de hand van ongestructureerde routines mede bepaald wordt door de differentiële sociale relaties en definities van personen die dit soort activiteitenpatronen erop 3

11 nahouden. Dit luik van de thesis is sterk geïnspireerd door de studie van Bernburg en Thorlindsson (2001) maar put eveneens uit de situationele actietheorie (Wikström et al., 2012). Een tweede doel is om na te gaan of de effecten van de situationele risicofactoren op delinquent gedrag afhankelijk zijn van de wijze waarop deze elementen met elkaar interageren. Hiervoor wordt voortgebouwd op eerdere studies die dergelijke interactieeffecten bestudeerd hebben. Aan de hand van space-time budgetdata uit de Study of Peers, Activities and Neighborhoods (zie o.m. Bernasco, Ruiter, et al., 2013; Svensson, Weerman, Pauwels, Bruinsma, & Bernasco, 2013; Weerman et al., 2013) werd gedetailleerde informatie verzameld over de routines van jongeren in Den Haag. Deze gegevens zullen worden gekoppeld aan gegevens uit een self-report survey die informatie verschaft over het crimineel gedrag en de sociale relaties van deze jongeren. Het model dat wordt voorgesteld door Bernburg en Thorlindsson (2001) beschrijft een complex causaal netwerk waarbij de effecten van de differentiële sociale relaties via de routines en definities van individuen verlopen. Daarom zijn we hier geïnteresseerd in de invloed van de verschillende sociale relaties op variabelen die een meer directe rol spelen bij het plegen van criminele feiten. Routines en definities worden dus beschouwd als intermediaire variabelen die de impact van differentiële sociale relaties op crimineel gedrag mediëren. De verklaring van definities en routines dient voornamelijk om ons een beter begrip te verschaffen van het causaal netwerk dat een jongere ertoe kan brengen om criminele feiten te plegen. De volgende onderzoeksvragen van verklarende aard kunnen worden onderscheiden: 1. In welke mate kunnen de delinquente gedragingen van jongeren verklaard worden door hun differentiële sociale relaties? 2. In welke mate kunnen de delinquente gedragingen van jongeren verklaard worden door hun definities? 3. In welke mate kunnen de delinquente gedragingen van jongeren verklaard worden door hun routines? 4. In hoeverre wordt de invloed van differentiële sociale relaties gemedieerd door de definities en routines van jongeren? 5. Zijn de effecten van routines op crimineel gedrag afhankelijk van de differentiële sociale relaties en definities van jongeren? 4

12 De voornaamste afhankelijke variabele in dit onderzoek is dus het crimineel gedrag van jongeren. Het verklaren van crimineel gedrag behoort tot het domein van etiologische criminologie. De etiologie van daderschap behoort tot de kern van de criminologie. Bij de verklaring van crimineel gedrag zou men zich echter de vraag kunnen gaan stellen of het niet om te zeer uiteenlopende gedragingen gaat om een algemene verklaring voor te bieden. Bovendien verschilt criminaliteit doorheen de tijd en per land, waardoor men zich automatisch vragen begint te stellen over de rol van criminaliseringsprocessen. Deze verschillen hoeven echter niet problematisch te zijn bij de studie van criminaliteit indien men focust op datgene wat al deze misdrijven gemeenschappelijk hebben. In deze studie wordt criminaliteit gedefinieerd als handelingen die een overtreding zijn van morele regels die werden vastgelegd in de wet. Het betreft hier dus de vraag waarom mensen een handeling stellen wanneer zij weten dat deze handeling door de wet verboden is (Wikström, 2007). Uit het voorgaande zou men kunnen afleiden dat dit onderzoek enkel theoretisch relevant is. Niettemin is een goed begrip van de oorzaken van deviant gedrag van jongeren belangrijk voor het opzetten van effectieve preventie- en resocialisatieprogramma s. Tijdens de vroege adolescentie hebben leeftijdsgenoten hun grootste impact op elkaars gedrag, terwijl de invloed van de ouders voortdurend afneemt (Berndt, 1979). Daar komt bovenop dat er in deze periode een sterke toename is van de hoeveelheid tijd die met leeftijdsgenoten wordt gespendeerd (Warr, 1993; Wikström et al., 2012). Het zou echter fout zijn om jongeren hun vrijheid drastisch in te perken om hen te beschermen tegen negatieve invloeden. Relaties ontwikkelen met leeftijdsgenoten heeft immers ook heel wat positieve gevolgen voor adolescenten (Giordano, 2003). Om de schadelijke effecten van ongestructureerd socializen in afwezigheid van toezicht (Bernasco, Ruiter, et al., 2013; Osgood et al., 1996; Wikström et al., 2012) te reduceren is het noodzakelijk om factoren te identificeren die ervoor zorgen dat individuen in aanwezigheid van situationele risicofactoren zullen weerstaan aan de verleiding om criminele feiten te plegen. Op deze manier kan etiologisch onderzoek indirect bijdragen aan de ontwikkeling van interventies die inzetten op het versterken van protectieve factoren. In een eerste gedeelte van deze masterproef zal worden ingegaan op de theorieën die bruikbare concepten verschaffen voor een geïntegreerde theorie. Op deze manier zal worden getracht de kernconcepten in deze studie te duiden met de bedoeling om uiteindelijk tot een verfijning van de onderzoeksvragen te komen (zie hoofdstuk 2). Vervolgens worden deze concepten in een tweede gedeelte geoperationaliseerd. In dit methodologisch luik wordt verder ook informatie verstrekt over de gegevens die in deze secundaire data-analyse 5

13 gehanteerd worden en wordt ingegaan op de analytische strategie. In een derde gedeelte worden de resultaten van de analyses weergegeven. Daarna worden deze resultaten in een vierde gedeelte besproken en teruggekoppeld naar de onderzoeksvragen. Ten slotte zal er worden gereflecteerd over de mate waarin deze studie ons in staat heeft gesteld om de onderzoeksvragen adequaat te beantwoorden. Daarbij zal ook aandacht worden geschonken aan de zwaktepunten van deze studie en de implicaties voor verder onderzoek. 6

14 DEEL II. LITERATUURSTUDIE 1. Integratie van de concepten In de volgende paragrafen zal worden ingegaan op de concepten die zullen worden gehanteerd bij de verklaring van delinquent gedrag. Aan de hand van zowel eerder uiteengezette theoretische stellingen als empirische bevindingen zal worden nagegaan wat onder deze concepten kan worden verstaan. 1.1 Routines Dit gedeelte van de literatuurstudie gaat in op de Routine Activity Theory (Cohen & Felson, 1979) en haar verdere uitwerking Routine Activity Theory of General Deviance (Osgood et al., 1996). Na een bespreking van de theoretische stellingnames en de empirische status van deze theorieën wordt ingegaan op enkele kritieken die de aanleiding voor deze studie vormden. Ten laatste wordt besproken hoe de studie van locaties en de ruimere geografische omgeving een extra dimensie kan toevoegen aan de RATGD en wordt verduidelijkt waarom dit van belang is in het kader van deze studie De Routine Activity Theory of General Deviance Zoals eerder vermeld is de RATGD een verdere uitwerking van de oorspronkelijke Routine Activity Theory. Dit is een situationele verklaring van gewelds- en verwervingsdelicten waarbij er rechtstreeks contact bestaat tussen dader en slachtoffer (Cohen & Felson, 1979). Situationele verklaringen waren op dat moment vrij nieuw in de criminologie, aangezien criminologische theorieën in de voorafgaande decennia vooral aandacht hadden besteed aan dispositionele factoren. In tegenstelling tot deze theorieën focussen situationele verklaringen op processen die plaatsgrijpen op het ogenblik dat het criminele feit gepleegd wordt (Birkbeck & LaFree, 1993). Er bestaan uiteenlopende omschrijvingen over wat een situatie precies is (zie Birkbeck & LaFree, 1993). Geïnspireerd door de situationele actietheorie wordt een situatie in deze studie beschouwd als een toestand waarin bepaalde personen met bepaalde settings (i.e. het gedeelte van de omgeving dat zintuiglijk kan worden waargenomen en dat bestaat uit personen, objecten en gebeurtenissen) geconfronteerd worden, waarbij deze confrontatie de aanwezige 7

15 actoren ertoe brengt bepaalde handelingsopties te percipiëren, wat aanleiding kan geven tot het stellen van een bepaalde handeling (zie Wikström et al., 2012). Deze definitie schenkt zowel aandacht aan het individu als de omgeving en laat toe om het verband te bestuderen tussen voortdurend wisselende omgevingsfactoren en persoonlijke eigenschappen die op korte termijn eerder stabiel zijn. De definitie van wat een situatie omvat brengt met zich mee dat een grote hoeveelheid aan mogelijke causale variabelen zal bestudeerd worden en zal dan ook de integratie van concepten uit verschillende theorieën vereisen. De oorspronkelijke RAT was in tegenstelling tot wat hier beoogd wordt een zuiver situationele verklaring van misdrijven. Volgens deze theorie zouden wijzigingen in de routines van de bevolking het aantal gepleegde misdrijven beïnvloeden doordat deze routines gevolgen hebben voor de convergentie van gemotiveerde daders, geschikte doelwitten en de afwezigheid van capabele guardians (Cohen & Felson, 1979). De RAT kon meteen op heel wat aandacht rekenen binnen de criminologie. Zij werd aanvankelijk echter vooral getoetst aan de hand van geaggregeerde slachtofferschapsgegevens (bv. Bennett, 1991; Cohen, Kluegel, & Land, 1981; Messner & Blau, 1987). In een minderheid van de gevallen werd ook individueel slachtofferschap bestudeerd (bv. Lasley, 1989; Miethe, Stafford, & Long, 1987). Het hoeft dan ook niet te verbazen dat de RAT door velen als een victimisatietheorie werd opgevat (Birkbeck & LaFree, 1993). Osgood et al. (1996) merkten op dat de RAT eveneens bruikbaar was ter verklaring van individueel daderschap, zich daarbij baserend op theoretische reflecties hierover (Felson, 1986, 1994; Felson & Gottfredson, 1984) en empirische bevindingen die het verband aangaven tussen criminaliteit en bepaalde activiteiten (bv. Agnew & Petersen, 1989; Riley, 1987). Osgood et al. (1996) hebben meer dan Cohen en Felson (1979) aandacht besteed aan de wijze waarop bepaalde routines tot criminaliteit zouden kunnen leiden en presenteerden een theoretische onderbouw voor wat zij een routine activity theory of general deviance (Osgood et al., 1996, p. 636) noemden. Misdrijven zouden gepleegd worden tijdens ongestructureerde activiteiten waarbij men in het gezelschap verkeert van peers en waarbij er geen autoriteitsfiguren aanwezig zijn. In dergelijke situaties zouden er zich namelijk veel gelegenheden voordoen. Ongestructureerde activiteiten (i.e. activiteiten waarbij er geen vooropgesteld doel aanwezig is) zorgen er voor dat men tijd vrij heeft om deviant gedrag te 8

16 stellen. De aanwezigheid van leeftijdsgenoten 2 kan het stellen van deviant gedrag faciliteren aangezien zij hulp kunnen bieden bij het plegen. Verder kunnen zij het deviant gedrag op symbolische wijze belonen via een verhoging van de status en reputatie onder peers. De afwezigheid van personen wiens rol in een bepaalde situatie erin bestaat om sociale controle uit te oefenen (autoriteitsfiguren) verhoogt verder de kans dat er criminele feiten zullen gepleegd worden. Osgood en collegae (1996) gebruikten data uit een nationaal representatieve steekproef in de VS om hun ideeën te toetsen. 18- tot 26-jarigen die frequent deelnamen aan ongestructureerde routines (cruisen, vrienden opzoeken, naar feestjes gaan, s avonds uitgaan) bleken niet alleen meer crimineel gedrag te vertonen, maar ook meer andere vormen van deviant gedrag te stellen zoals overmatig alcoholgebruik, diverse vormen van druggebruik en gevaarlijk rijgedrag. De aanvankelijke toets van de theorie bleek dus veelbelovend te zijn. Latere studies bevestigden de conclusies van Osgood et al. (1996), zo bleek dat ongestructureerde activiteiten ook in Europese landen in verband konden worden gebracht met criminaliteit (Bernburg & Thorlindsson, 2001; Vazsonyi, Pickering, Belliston, Hessing, & Junger, 2002). Sommige studies maakten een onderscheid naargelang de aard van het delict en toonden aan dat het verband met ongestructureerd socializen ongeveer even sterk was ongeacht het soort delict (Anderson & Hughes, 2009; Bernburg & Thorlindsson, 2001), hoewel een recente studie geen verband kon terugvinden met geweldpleging (Müller, Eisner, & Ribeaud, 2013). Ook de idee dat de theorie kon dienen als een verklaring voor deviant gedrag in de ruime zin vond ondersteuning. Verder onderzoek kon ongestructureerd socializen namelijk in verband brengen met andere deviante activiteiten zoals de mate van seksuele activiteit (Barnes, Hoffman, Welte, Farrell, & Dintcheff, 2007) en het rookgedrag van jongeren (Barnes et al., 2007; Greene & Banerjee, 2009). Intussen zijn er reeds verschillende pogingen ondernomen om de theorie in verband te brengen met andere theorieën zoals differentiële associatie en sociale controletheorie (Bernburg & Thorlindsson, 2001), General Strain Theory (Op de Beeck & Pauwels, 2010), zelfcontroletheorie (Hay & Forrest, 2008) en sociale desorganisatie of collective efficacy (Maimon & Browning, 2010; Osgood & Anderson, 2004). De laatste jaren valt bovendien een 2 Hoewel het woord peer strikt genomen dient vertaald te worden als gelijke en dus niet beperkt hoeft te zijn tot leeftijdsgenoten zal het in deze studie als synoniem als synoniem voor leeftijdsgenoot worden gehanteerd. Onder meer omwille van de geleidelijke uitbreiding van de leerplicht en de op leeftijd gebaseerde segregatie in scholen brengen jongeren in moderne (westerse) samenlevingen immers een groot deel van hun jeugd in het bijzijn van leeftijdsgenoten door. 9

17 sterke toename vast te stellen in studies die de RATGD als onderwerp hebben (Hughes & Short, 2013; Meldrum & Clark, 2013; Miller, 2013; Siennick & Osgood, 2012; Zimmermann, Messner, & Rees, 2014). De hedendaagse populariteit van de theorie kan gezien worden als het resultaat van de consistente empirische ondersteuning die ze geniet samen met het potentieel tot integratie met andere theorieën. De aanwezigheid van deze empirische ondersteuning betekent echter niet dat de theorie daarom vrij zou zijn van kritiek Tekortkomingen in eerdere toetsen van de RATGD Een kritiek op eerdere studies is dat deze bijna allen data verzamelden op het niveau van het individu (Bernasco, Ruiter, et al., 2013). Hoewel de theorie een situationele verklaring biedt voor criminaliteit kon onderzoek tot voor kort enkel aantonen dat individuen vaker criminaliteit pleegden wanneer zij vaker ongestructureerde routineactiviteiten onderhielden. Bovendien was het niet mogelijk de effecten van de situationele elementen peers, activiteiten en autoriteitsfiguren van elkaar te scheiden (zie ook Bernasco, Ruiter, et al., 2013). Operationaliseringen van het concept ongestructureerd socializen bestaan doorgaans uit items die vooral naar activiteiten peilen. De aanwezigheid van vrienden is bij sommige activiteiten onderdeel van de vraagformulering (bv. How often do you hang out with friends? ), in andere items wordt hun aanwezigheid gewoon verondersteld door het verband met de aard van de activiteit (bv. How often do you go to parties? ). De afwezigheid van autoriteitsfiguren wordt doorgaans eveneens verondersteld en niet expliciet bevraagd (Haynie & Osgood, 2005; Maimon & Browning, 2010; Osgood et al., 1996; Svensson & Oberwittler, 2010). Andere studies gebruikten dan weer één enkel item om jongeren te vragen naar hun ongestructureerd socializen met leeftijdsgenoten in afwezigheid van autoriteitsfiguren (Osgood & Anderson, 2004). De recente introductie van Space-Time Budgets in de criminologie in een onderzoek bij jongeren in Peterborough (Wikström & Butterworth, 2006) laat toe om de rol van situaties meer in detail te bestuderen. Door op uurniveau data te verzamelen over activiteiten en aanwezigen kon worden aangetoond dat meer misdrijven werden gepleegd in het bijzijn van peers maar in afwezigheid van toezicht en dit tijdens ongestructureerde vrijetijdsbesteding (Wikström et al., 2010; Wikström et al., 2012). Dit soort data geeft meer zekerheid over de causale rol van activiteiten omdat het de onderzoeker in staat stelt het tijdsinterval tussen het crimineel feit en diens vermoedelijke (rechtstreekse) oorzaak te vernauwen, waardoor de aanwezigheid van niet-onderzochte intermediaire factoren minder waarschijnlijk is. 10

18 De mogelijkheden van Space-Time Budgets zullen ook in dit onderzoek aangewend worden, dit door gebruik te maken van gegevens uit de Study of Peers, Activities and Neighborhoods (SPAN) van het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving (NSCR). Eerder maakten Bernasco en collegae (2013) gebruik van deze gegevens om aan te tonen dat de uren waarin jongeren misdrijven pleegden gekenmerkt werden door ongestructureerde activiteiten, de aanwezigheid van peers en de afwezigheid van volwassen handlers (een kennis van de potentiële dader die een band met hem heeft en een zekere mate van gezag over hem heeft, zie Felson, 1986). Zij konden bovendien uitsluiten dat het hogere aantal misdrijven in dergelijke situaties te wijten zou zijn aan individuele verschillen. Weerman et al. (2013) aggregeerden deze gegevens op het individuele niveau en kwamen tot conclusie dat tijd doorbrengen met leeftijdsgenoten slechts risicovol is wanneer jongeren zich in een publieke setting bevinden én aan het socializen zijn én niet onder toezicht staan. Minstens twee van deze drie voorwaarden moesten zijn voldaan voor een significante invloed op criminaliteit. In dit onderzoek is het de bedoeling verder te bouwen op deze eerdere bevindingen uit het SPAN-project. Daarbij wordt teruggegrepen naar de ideeën van Bernburg en Thorlindsson (2001). In tegenstelling tot hen vergeleken Weerman et al. (2013) wel de specifieke condities waaronder tijd doorgebracht met vrienden criminogeen was, maar zij hielden geen rekening met de ouderlijke 3 en schoolbindingen. Zoals bij Bernburg en Thorlindsson (2001) zullen hier dus de invloeden van deze bindingen op de routines worden onderzocht, maar in tegenstelling tot bij hen is het hier wel mogelijk om de verschillende elementen van de routines (de aanwezigen, afwezigen en activiteiten) analytisch van elkaar te onderscheiden. Dit biedt ook de mogelijkheid om de condities na te gaan waaronder de situationele elementen meer of minder risicovol zijn De rol van locaties in de routines De RATGD van Osgood et al. (1996) besteedde geen expliciete aandacht aan het soort locaties waar criminele feiten werden gepleegd. De voorbije jaren zijn studies echter meer aandacht gaan besteden aan de rol van de locatie. Deze kunnen in twee groepen worden opgedeeld. Ten eerste zijn er studies die de rol van de functionele plaats bestuderen. Ongestructureerde activiteiten werden hier in verband gebracht met de functie die verbonden was aan de plaats waar men tijd doorbracht (bv. Mahoney & Stattin, 2000; Miller, 2013; Svensson & Oberwittler, 2010; Wikström et al., 2012). Een tweede type studie keek naar de 3 Met ouderlijke bindingen wordt hier enkel naar de hechtingsdimensie verwezen zoals in de bindingentheorie (Hirschi, 1969) en niet naar de controledimensie die wel in de analyse werd betrokken (Weerman et al., 2013). 11

19 invloed van collective efficacy in de woonbuurt op de ontwikkeling van ongestructureerde routines (bv. Maimon & Browning, 2010). Ook in het SPAN-project werd de rol van plaatsen reeds bestudeerd. Zo vonden Bernasco et al. (2013) dat er meer misdrijven gepleegd werden door jonge daders tijdens het tijd doorbrengen in openbare ruimten. Weerman et al. (2013) sommeerden voor elk individu het aantal uren dat in openbare ruimten werd doorgebracht en konden op basis daarvan vaststellen dat deze variabele een significante invloed uitoefende op delinquent gedrag, terwijl tijd doorgebracht in afwezigheid van toezicht geen significante invloed vormde. In een meer gedetailleerde analyse bevestigden Hoeben en Weerman (2014a) het risicovolle karakter van tijd doorbrengen in de openbare ruimte. Zij konden daarbij uitsluiten dat dit te wijten zou zijn aan persoonlijke kenmerken van individuen die veel tijd doorbrengen in dit soort plaatsen. De hierboven vermelde studies hebben allen gemeenschappelijk dat zij zich concentreerden op de functies van de plaatsen waar de respondenten vertoefden. Daarentegen werd het effect van tijd doorbrengen in buurten met lage collective efficacy in combinatie met andere aspecten van routines echter nauwelijks bestudeerd (zie echter Wikström et al., 2010; Wikström et al., 2012). Daarom zou het interessant zijn om deze invloed na te gaan. Collective efficacy is een multidimensioneel concept waarmee enerzijds gewezen wordt op de sociale cohesie en het vertrouwen tussen inwoners en anderzijds op de bereidheid van deze inwoners om tussen te komen in functie van het algemeen welzijn (Sampson, Raudenbush, & Earls, 1997). Hoge niveaus van collective efficacy in buurten blijken een negatieve invloed uit te oefenen op diverse soorten criminele en deviante gedragingen (Browning, 2002; Maimon & Browning, 2012; Morenoff, Sampson, & Raudenbush, 2001; Sampson et al., 1997; Simons, Simons, Burt, Brody, & Cutrona, 2005). Wikström et al. (2012) toonden aan dat het aantal feiten dat gepleegd werd tijdens het ongestructureerd socializen sterk verschilde naargelang de collective efficacy van de omgeving. Een gedeelde bereidheid om te interveniëren houdt in dat er informele sociale controle zal zijn in de buurt (Sampson et al., 1997) en dit zou dan ook kunnen verklaren waarom deze verschillen aangetroffen werden. Dit impliceert eveneens dat collectieve weerbaarheid in buurten een gedeeltelijke conceptuele overlap vertoont met de aanwezigheid van autoriteitsfiguren, die volgens Osgood et al. (1996) zou kunnen beletten dat criminaliteit gepleegd wordt tijdens ongestructureerde activiteiten. Het zal dan ook nodig zijn om te controleren hoe sterk precies het verband tussen deze concepten is. 12

20 1.2 De koppeling van situationele factoren en individuele kenmerken De eerste studie die de situationele verklaring uit de RATGD in verband bracht met theorieën die criminaliteit verklaren vanuit individuele kenmerken was die van Bernburg en Thorlindsson (2001). Volgens hen zou de RATGD onvoldoende aandacht schenken aan de wijze waarop de sociale context door hen gedefinieerd als sociale relaties en definities m.b.t. misdrijven bijdraagt aan de totstandkoming van betekenissen die toegekend worden aan alledaagse situaties. Osgood et al. (1996) hadden de rol van motivatie in de oorspronkelijke RAT als vast gegeven beschouwd omwille van de focus op daden (Cohen & Felson, 1979) verder uitgewerkt door gebruik te maken van ideeën van Briar en Piliavin (1965). Zij stelden namelijk dat de motivatie voor het plegen van misdrijven inherent is aan de situatie. Bernburg en Thorlindsson (2001) nuanceerden dit en stelden dat betekenissen die worden verleend aan (opportuniteiten die zich voordoen in) een situatie afhankelijk zijn van definities. Bij hun argumentering maakten zij gebruik van concepten uit de bindingentheorie van Hirschi (1969) en de differentiële associatietheorie (Sutherland et al., 1992). In de volgende paragrafen worden deze theorieën daarom kort toegelicht en wordt nagegaan in welke mate zij bruikbaar voor het beantwoorden van de hier gestelde onderzoeksvragen. Omdat het causaal model in deze studie in sterkte mate geïnspireerd werd door de studie van Bernburg en Thorlindsson (2001), zal ook bij hun ideeën uitvoerig worden stilgestaan. 1.3 Criminele attitudes als rechtstreekse oorzaak Dit gedeelte gaat in op de rol die attitudes innemen in de etiologie van delinquent gedrag en hoe zij hierbij in verband kunnen worden gebracht met routines. Daarvoor wordt vooral teruggegrepen naar de studie van Bernburg en Thorlindsson (2001) en de wijze waarop zij invulling gaven aan het Sutherland s concept definities (Sutherland et al., 1992). Een attitude kan omschreven als een evaluatie van een stimulus waarover het individu zowel negatieve als positieve attitudes kan hebben. Deze kunnen beschouwd worden als twee verschillende dimensies die variëren in intensiteit, waarbij de afwezigheid van zowel positieve als negatieve attitudes op onverschilligheid wijst en het samen voorkomen van intense positieve en negatieve attitudes zich in ambivalentie uit (Cacioppo, Gardner, & Berntson, 1997). De studie van attitudes vormt het domein van de sociale psychologie. Ondanks de aanwezigheid van verschillende theoretische concepten uit de criminologie die kunnen beschouwd worden als attitudes ten opzichte van crimineel gedrag, wordt de link met de 13

21 sociaalpsychologische literatuur vaak niet gemaakt. In de onderstaande paragrafen wordt ingegaan op de criminologische theorieën waarin attitudes een rol krijgen. Het is van belang de bovenstaande definitie in het achterhoofd te houden wanneer ingegaan wordt op de kritieken op de conceptualisering en operationalisering van attitudes tegenover crimineel gedrag in criminologisch onderzoek. Aan de hand van een kritische bespreking van de literatuur wordt nagegaan in welke mate de criminologische theorieën waarin attitudes een rol krijgen bruikbaar kunnen zijn in het kader van deze studie De rol van normatieve opvattingen over deviantie volgens Hirschi en Sutherland De twee meest bekende criminologische theorieën waarin attitudes ten opzichte van crimineel gedrag een rol krijgen zijn wellicht de bindingentheorie en de differentiële associatietheorie. Volgens de bindingentheorie (Hirschi, 1969) zouden jongeren de conventionele waarden van de samenleving internaliseren via socialisatieprocessen, waardoor zij minder geneigd zouden zijn om over te gaan tot het plegen van delinquente feiten. Hirschi noemde het aanhangen van conventionele waarden belief. Volgens de differentiële associatietheorie (Sutherland et al., 1992) wordt men delinquent wanneer definities die het overtreden van de wet aanmoedigen de bovenhand krijgen op definities die dit ontmoedigen. Deze definities worden aangeleerd en omvatten rationalisaties, drijfveren, motieven en attitudes. Beide theorieën veronderstellen dus dat het verwerven van attitudes via een leerproces verloopt. Bernburg en Thorlindsson (2001) integreerden in hun studie verschillende concepten uit beide theorieën, maar zij stonden niet uitvoerig stil bij de relatie tussen de concepten beliefs en definities. Hoewel ze het internaliseren van conventionele normen vermelden, wordt het begrip beliefs niet expliciet genoemd. Terwijl zij voornamelijk gebruik maken van het concept definities, lijken zij er evenwel van uit te gaan dat definities kunnen gelijkgesteld worden aan beliefs, iets wat door andere criminologen soms ook beweerd wordt (Akers, 1989; Costello & Vowell, 1999). Hier wordt echter niet geheel akkoord gegaan met die visie. De definities in de differentiële associatietheorie omvatten immers motieven en drijfveren (Sutherland et al., 1992) terwijl de bindingentheorie motivatie als een constante beschouwd (Hirschi, 1969). Bovendien bestaan er vanuit het standpunt van Hirschi geen waarden die criminaliteit goedkeuren, er bestaan enkel zwakke conventionele beliefs. De items die Bernburg en Thorlindsson (2001) gebruikten om definities te meten peilden naar de afkeuring van delinquent gedrag (bv. How wrong is it to ruin things that do not belong to you? ), maar vroegen in enkele gevallen ook of de respondenten akkoord gingen met 14

22 bepaalde rationalisaties (bv. Sometimes there are situations that justify people being beaten or slapped ). Op basis hiervan valt moeilijk te concluderen of hun operationalisering meer aansluit bij Sutherland s concept definities dan bij Hirschi s concept belief. Vragen hoe verkeerd het is een bepaald gedrag te stellen peilt eerder naar de mate waarin de respondenten de conventionele opvatting delen dat criminaliteit afkeurenswaardig is. Rationalisaties werden als uitbreiding op de differentiële associatietheorie verder uitgewerkt door Sykes en Matza (1957) onder de naam neutralisatietechnieken, maar zij sluiten hiermee tot op zekere hoogte ook aan bij Hirschi daar zij beweren dat de meeste criminelen er conventionele opvattingen op nahouden en slechts in specifieke gevallen rechtvaardigingen bedenken. Er kan geconcludeerd worden dat er zich dus een zekere contradictie voordoet tussen de theoretische concepten die Bernburg en Thorlindsson (2001) hanteren en de operationalisering. Misschien dient hun werkwijze te worden verklaard vanuit een louter pragmatisch aanwenden van concepten uit verschillende theorieën om een empirisch vraagstuk te beantwoorden. Niettemin leidt het gebrek aan een precieze omschrijving van deze begrippen tot conceptuele ambiguïteit. Door over definities te spreken volgens de differentiële associatietheorie motieven, drijfveren, rationalisaties en attitudes (Sutherland et al., 1992) maar vervolgens enkel items te gebruiken die attitudes en rationalisaties meten, dreigt de veralgemeningsfout: men doet een uitspraak over een complexe eigenschap in zijn geheel op basis van een partiële meting (Billiet & Waege, 2010) Naar een bruikbare conceptualisering van definities Een probleem bij de operationalisering van het concept definities is dat Sutherland zelf nooit een heldere omschrijving van deze concepten gaf. Dit heeft ertoe geleid dat toetsen van de theorie vaak sterk van elkaar verschillen (bv. Bruinsma, 1992; Matsueda, 1982; Tittle, Burke, & Jackson, 1986) en sommigen hebben dan ook besloten dat het onmogelijk is conclusies te trekken over de waarde van de theorie (Warr, 2002). Pogingen om de oorspronkelijke theorie in zijn geheel te toetsen komen vandaag nog zelden voor. Het wordt hier dan ook weinig praktisch geacht om al te strikt vast te houden aan Sutherland s concepten. Deze studie is immers geen toets van de differentiële associatietheorie, de concepten uit de theorie zijn slechts een middel om meer vat te krijgen op een empirisch vraagstuk. De klemtoon ligt hier dan ook op de wijze waarop Bernburg en Thorlindsson (2001) het concept hanteerden en wat zij ermee konden aantonen. 15

23 Rationalisaties en neutralisatietechnieken Hoewel Bernburg en Thorlindsson (2001) items gebruikten die kunnen opgevat worden als rationalisaties, brachten zij deze items onder de algemene noemer van definities. Niettegenstaande dat het concept rationalisaties afkomstig is uit de differentiële associatietheorie (Sutherland et al., 1992), is het onder criminologen toch vooral bekend onder de noemer van neutralisatietechnieken. Dit concept van Sykes en Matza (1957) houdt in dat de delinquent rechtvaardigingen bedenkt die hem toelaten om de conventionele regels in de samenleving die hij in het algemeen wél onderschrijft in bepaalde gevallen te overtreden. In de criminologie bestaat er echter discussie over de vraag of rationalisaties ontstaan voor het plegen van de feiten of pas erna. Hirschi (1969) opperde de hypothese dat delinquenten achteraf rechtvaardigingen bedenken voor hun daden en dat deze rechtvaardigingen vervolgens tot een escalatie van crimineel gedrag zouden kunnen leiden, een stelling waarvoor enig empirisch bewijs bestaat (Minor, 1981, 1984). Helaas is empirisch onderzoek dat uitsluitsel zou kunnen geven over de richting van het causaal verband eerder schaars (Maruna & Copes, 2005). Een voorwaarde voor causaliteit is dat de oorzaak het gevolg voorafgaat in de tijd. Op basis van de hierboven vermelde theoretische argumenten en empirische vaststellingen lijkt het onwaarschijnlijk dat jongeren eerst rechtvaardigingen bedenken alvorens zij hun allereerste feit plegen. Daarentegen is er wel enige evidentie voor de stelling dat een verzwakking optreedt in de conventionele normen van jongeren alvorens zij criminele feiten beginnen te plegen (Menard & Huizinga, 1994), iets wat ook kan door de bindingentheorie wordt geponeerd (Hirschi, 1969). In deze studie is het daarom wenselijk om te focussen op attitudes/beliefs en rationalisaties buiten beschouwing te laten Motivatie De differentiële associatietheorie stelt dat motivaties eveneens deel uitmaken van de definities (Sutherland et al., 1992). 4 Volgens Bernburg en Thorlindsson (2001) zijn motivaties niet inherent aan de situatie zoals in de RATGD (Osgood et al., 1996), maar hangen zij af van de definities. Zij erkennen wel het bestaan van situationele motivatie volgens hen het definiëren van een situatie als een opportuniteit om deviantie te plegen (Bernburg & Thorlindsson, 2001, p. 549, eigen vertaling) maar stellen dat deze situationele motivatie 4 De differentiële associatietheorie spreekt ook over drijfveren (Sutherland et al., 1992). Het verschil tussen drijfveren en motivaties is echter niet erg duidelijk en sommigen menen dat deze concepten synoniemen zijn (Jackson, Tittle, & Burke, 1986), een redenering die hier wordt gevolgd. 16

24 bepaald wordt door individuele ervaringen. De reden dat mensen bepaalde routines hebben is omdat zij gedreven worden door bepaalde doelen en normen. Daarmee lijken zij een meer algemene onderliggende motivatie te veronderstellen, eerder dan een specifiek verlangen om criminele daden te plegen zoals de differentiële associatietheorie lijkt te impliceren (Tittle et al., 1986). De redenering van Bernburg en Thorlindsson (2001) vertoont sterke gelijkenissen met stellingen uit de situationele actietheorie (SAT). Volgens deze theorie (zie o.a. Wikström, 2004, 2010; Wikström et al., 2012) is motivatie een situationeel gegeven dat de resultante is van de confrontatie van een individu met opportuniteiten om (1) verlangens te bevredigen en beloftes na te komen en (2) zich van negatieve stimuli te ontdoen. Motivatie is volgens de theorie een noodzakelijke voorwaarde voor het plegen van een crimineel feit, maar er zijn geen specifieke motivaties die steeds tot criminaliteit zouden leiden. Dit soort conceptualisering impliceert dat de motivaties die tot een criminele daad leiden enorm uiteenlopend zouden zijn en bovendien hoogst subjectief, wat het moeilijk zou maken ze in een survey te bevragen. Sutherland zelf beweerde dat algemene verlangens niet als verklaring voor criminaliteit kunnen dienen omdat ze eveneens normconform gedrag verklaren (Sutherland et al., 1992). Zoals Osgood et al. (1996) beweren zouden jongeren crimineel gedrag plegen in het bijzijn van leeftijdsgenoten omdat dit voor hen de beloning van een verhoogde status en reputatie binnen de peer group met zich meebrengt. Het streven naar een bepaalde status kan echter het plegen van criminaliteit niet verklaren, want er zijn tal van conventionele wijzen waarop status kan verworven worden. Een algemeen verlangen zoals het willen verwerven van een zekere sociale status onderscheid hier dus niet het crimineel gedrag van het conventionele. Om samen te vatten kan worden gesteld dat Bernburg en Thorlindsson (2001) het concept motivatie eerder lijken op te vatten als algemene normen en doelen van personen, die zowel met legitieme als illegitieme opportuniteiten kunnen worden verwezenlijkt. Omdat deze motivaties niet kunnen verklaren waarom de ene persoon criminele daden stelt om ze te bereiken en de andere niet, lijken zij op zich weinig bruikbaar in een verklaring van criminaliteit. Bernburg en Thorlindsson hun analyse bevatte dan ook geen meting van motivaties. In dit onderzoek zal dan ook verder geen aandacht besteed worden aan dit concept. 17

25 Attitudes Nu beargumenteerd werd waarom de studie van rationalisaties en motivaties in het kader van deze masterproef minder relevant is, schieten enkel nog attitudes over van Sutherland s concept definities (Sutherland et al., 1992). Er werd eerder al kort gewezen op de gelijkenissen en verschillen met Hirschi s concept beliefs. Hirschi (1969) is van mening dat het onmogelijk is dat mensen goedkeurend zouden staan tegenover crimineel gedrag. In zijn ogen kunnen zij enkel een gebrek aan afkeuring voor dit gedrag vertonen. Dit was dan ook een verwerping van de differentiële associatietheorie, mensen zouden geen socialisatieproces kunnen doormaken waarbij zij criminaliteit als de juiste manier van handelen zouden gaan beschouwen, zij kunnen enkel gebrekkig gesocialiseerd worden in conventionele waarden. De bovenstaande discussie berust echter op de foute assumptie van Hirschi dat attitudes kunnen opgevat worden als een continuüm. Zoals bij de inleiding van dit gedeelte reeds werd aangegeven kunnen mensen tegelijk positieve en negatieve attitudes ten opzichte van iets hebben. Positieve en negatieve attitudes dienen dan ook te worden gezien als twee verschillende dimensies die variëren in sterkte (Cacioppo et al., 1997). In de criminologie is tot op heden echter nauwelijks rekening gehouden met het inzicht dat jongeren tegenstrijdige cognities kunnen ervaren omtrent het stellen van criminele daden. Een al te strikt vasthouden aan Hirschi s ideeën over belief lijkt ons daarom weinig vooruit te helpen bij het verwerven van een beter begrip van de rol van attitudes bij het stellen van crimineel gedrag. Ook studies die minder expliciet gericht waren op het toetsen van de bindingentheorie vonden een verband tussen attitudes en crimineel gedrag (Engels, Luijpers, Landsheer, & Meeus, 2004; Megens & Weerman, 2010; Zhang, Loeber, & Stouthamer-Loeber, 1997), iets wat toch wijst op de belangrijke rol die deze variabele speelt in de causale keten. De attitudes van het individu ten opzichte van crimineel gedrag zullen in deze studie worden omschreven als delinquentietolerantie. Deze term houdt in dat men inbreuken op de conventionele regels die gelden binnen de samenleving tolereert (Pauwels, 2007). Het sluit tot op zekere hoogte aan bij de ideeën van Hirschi (1969) omwille van de assumptie dat er een overheersend waardenstelsel aanwezig is binnen de samenleving. Bovendien vereist dit concept niet dat jongeren criminaliteit moeten goedkeuren alvorens zij het plegen van een feit zouden overwegen. Ook jongeren met ambivalente waarden en normen zouden reeds een verhoogde kans hebben om tot het plegen van feiten te komen. In dit verband wordt dan ook aangesloten bij de sociaalpsychologische literatuur inzake de aard en werking van attitudes. 18

Marleen Weulen Kranenbarg Cyber-offenders versus traditional offenders

Marleen Weulen Kranenbarg Cyber-offenders versus traditional offenders Marleen Weulen Kranenbarg Cyber-offenders versus traditional offenders An empirical comparison Nederlandse samenvatting (Dutch Summary) S 209 Nederlandse samenvatting Cyber-delinquenten versus traditionele

Nadere informatie

Rondhangen en jeugdcriminaliteit

Rondhangen en jeugdcriminaliteit Samenvatting Samenvatting hoe vele Jongelingen loopen der rinckelroyen langhs de straten ( ) Wat isser dickwils in den laten avont / ende tot / ja over den middernacht / aldertel gewoel / gejaegh / gedraef

Nadere informatie

Gezondheidsverwachting volgens socio-economische gradiënt in België Samenvatting. Samenvatting

Gezondheidsverwachting volgens socio-economische gradiënt in België Samenvatting. Samenvatting Verschillende internationale studies toonden socio-economische verschillen in gezondheid aan, zowel in mortaliteit als morbiditeit. In bepaalde westerse landen bleek dat, ondanks de toegenomen welvaart,

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle   holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/53232 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Hill, J.M. Title: On the road to adulthood. Delinquency and desistance in Dutch

Nadere informatie

Samenvatting In hoofdstuk één van dit proefschrift worden verscheidene theoretische perspectieven beschreven die relevant zijn voor de vraag in

Samenvatting In hoofdstuk één van dit proefschrift worden verscheidene theoretische perspectieven beschreven die relevant zijn voor de vraag in Samenvatting In hoofdstuk één van dit proefschrift worden verscheidene theoretische perspectieven beschreven die relevant zijn voor de vraag in hoeverre de psychosociale ontwikkeling gerelateerd is aan

Nadere informatie

Dit is een pre-print versie. Het artikel zelf is verschenen als:

Dit is een pre-print versie. Het artikel zelf is verschenen als: Dit is een pre-print versie. Het artikel zelf is verschenen als: Vandeviver, C. (2012). Pleidooi voor een interactionistische criminologie. Panopticon, 33(6), 595-598. Panopticon is te vinden via: http://www.maklu.be/panopticon/panopticon.aspx

Nadere informatie

Deel I: Integratie van Opvoeding in het I-Change Model

Deel I: Integratie van Opvoeding in het I-Change Model Samenvatting Hoewel bekend is dat roken schadelijk is voor de gezondheid, beginnen adolescenten nog steeds met roken. Om dit te veranderen is het nodig een beter inzicht te krijgen in de factoren die

Nadere informatie

Methoden van het Wetenschappelijk Onderzoek: Deel II Vertaling pagina 83 97

Methoden van het Wetenschappelijk Onderzoek: Deel II Vertaling pagina 83 97 Wanneer gebruiken we kwalitatieve interviews? Kwalitatief interview = mogelijke methode om gegevens te verzamelen voor een reeks soorten van kwalitatief onderzoek Kwalitatief interview versus natuurlijk

Nadere informatie

De bevolking en de politie: een verstandshuwelijk? Dra. Anjuli Van Damme Promotor Prof.dr. Lieven Pauwels

De bevolking en de politie: een verstandshuwelijk? Dra. Anjuli Van Damme Promotor Prof.dr. Lieven Pauwels De bevolking en de politie: een verstandshuwelijk? Dra. Anjuli Van Damme Promotor Prof.dr. Lieven Pauwels Inhoud 1. Is het gezag van politie tanende? 2. Het belang van het vertrouwen 3. Waaruit vloeit

Nadere informatie

Dit rapport behandelt de meervoudige verhouding tussen criminaliteit enerzijds en

Dit rapport behandelt de meervoudige verhouding tussen criminaliteit enerzijds en Samenvatting Dit rapport behandelt de meervoudige verhouding tussen criminaliteit enerzijds en gewelddadig radicalisme en terrorisme anderzijds. In aanvulling op de bestaande literatuur over mogelijke

Nadere informatie

Samenvatting. Summary in Dutch

Samenvatting. Summary in Dutch 6 Samenvatting Summary in Dutch 112 Samenvatting Emotionele en sociale processen bij pesten, gepest worden en verdedigen Pesten op school is een wereldwijd probleem met negatieve korte- en langetermijngevolgen

Nadere informatie

Het belangrijkste doel van de studie in hoofdstuk 3 was om onafhankelijke effecten van visuele preview en spellinguitspraak op het leren spellen van

Het belangrijkste doel van de studie in hoofdstuk 3 was om onafhankelijke effecten van visuele preview en spellinguitspraak op het leren spellen van Samenvatting Het is niet eenvoudig om te leren spellen. Om een woord te kunnen spellen moet een ingewikkeld proces worden doorlopen. Als een kind een bepaald woord nooit eerder gelezen of gespeld heeft,

Nadere informatie

Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting

Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting xvii Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting Samenvatting IT uitbesteding doet er niet toe vanuit het perspectief aansluiting tussen bedrijfsvoering en IT Dit proefschrift is het

Nadere informatie

SAMENVATTING Hoofdstuk 1

SAMENVATTING Hoofdstuk 1 SAMENVATTING Dit proefschrift gaat over een onderwerp waaraan veel mensen een groot gedeelte van hun leven besteden, namelijk het werken in teams. De omstandigheden in deze teams kunnen een grote invloed

Nadere informatie

5. Discussie. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens

5. Discussie. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens 5. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens Relevante conclusies voor het beleid zijn pas mogelijk als de basisgegevens waaruit de samengestelde indicator berekend werd voldoende recent zijn. In deze

Nadere informatie

The Development of Personality and Problem Behaviour in Adolescence - J. Akse SAMENVATTING. (Summary in Dutch)

The Development of Personality and Problem Behaviour in Adolescence - J. Akse SAMENVATTING. (Summary in Dutch) SAMENVATTING (Summary in Dutch) Ontwikkeling van Persoonlijkheid en Probleemgedrag tijdens de Adolescentie Ieder individu is uniek. Echter, niemand is uniek genoeg om een persoonlijkheidstype te vormen

Nadere informatie

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel Weergaven van publieke opinie in het nieuws en hun invloed op het publiek Dit rapport beschrijft de resultaten van een onderzoek over weergaven van publieke opinie

Nadere informatie

Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding. G.J.E. Rutten

Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding. G.J.E. Rutten 1 Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding G.J.E. Rutten Introductie In dit artikel wil ik het argument van de Amerikaanse filosoof Alvin Plantinga voor

Nadere informatie

De invloed van Vertrouwen, Relatietevredenheid en Commitment op Customer retention

De invloed van Vertrouwen, Relatietevredenheid en Commitment op Customer retention De invloed van Vertrouwen, Relatietevredenheid en Commitment op Customer retention Samenvatting Wesley Brandes MSc Introductie Het succes van CRM is volgens Bauer, Grether en Leach (2002) afhankelijk van

Nadere informatie

Bowling alone without public trust

Bowling alone without public trust Bowling alone without public trust Een bestuurskundig onderzoek naar de relatie tussen een ervaren sociaal isolement van Amsterdamse burgers en de mate van publiek vertrouwen dat deze burgers hebben in

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/45808 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Bosma, A.Q. Title: Targeting recidivism : an evaluation study into the functioning

Nadere informatie

A. Business en Management Onderzoek

A. Business en Management Onderzoek A. Business en Management Onderzoek Concepten definiëren Een concept (concept) is een algemeen geaccepteerde verzameling van betekenissen of kenmerken die geassocieerd worden met gebeurtenissen, situaties

Nadere informatie

Ondanks dat het in Nederland niet is toegestaan om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 16 jaar, drinkt een groot deel van deze jongeren

Ondanks dat het in Nederland niet is toegestaan om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 16 jaar, drinkt een groot deel van deze jongeren Ondanks dat het in Nederland niet is toegestaan om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 16 jaar, drinkt een groot deel van deze jongeren alcohol. Dit proefschrift laat zien dat de meerderheid van

Nadere informatie

hoofdstuk 2 een vergelijkbaar sekseverschil laat zien voor buitenrelationeel seksueel gedrag: het hebben van seksuele contacten buiten de vaste

hoofdstuk 2 een vergelijkbaar sekseverschil laat zien voor buitenrelationeel seksueel gedrag: het hebben van seksuele contacten buiten de vaste Samenvatting Mensen zijn in het algemeen geneigd om consensus voor hun eigen gedrag waar te nemen. Met andere woorden, mensen denken dat hun eigen gedrag relatief vaak voorkomt. Dit verschijnsel staat

Nadere informatie

de jaren van de vorige eeuw lag de focus op de beschrijving van stressreacties en onderzoek van de (karakteristieken van) stimuli die een

de jaren van de vorige eeuw lag de focus op de beschrijving van stressreacties en onderzoek van de (karakteristieken van) stimuli die een Samenvatting Werkstress bij verpleegkundigen is al jaren wereldwijd een probleem. Werkstress kan negatieve gevolgen hebben voor de geestelijke en lichamelijke gezondheid en kan het plezier in het werk

Nadere informatie

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals Gedragsproblemen komen veel voor onder kinderen en adolescenten. Als deze problemen ernstig zijn en zich herhaaldelijk voordoen, kunnen ze een negatieve invloed hebben op het dagelijks functioneren van

Nadere informatie

ONGEWENST INTRUSIEF GEDRAG: EEN STUDIE NAAR DE ROL VAN RELATIEKENMERKEN BIJ GESCHEIDEN EX-KOPPELS.

ONGEWENST INTRUSIEF GEDRAG: EEN STUDIE NAAR DE ROL VAN RELATIEKENMERKEN BIJ GESCHEIDEN EX-KOPPELS. ONGEWENST INTRUSIEF GEDRAG: EEN STUDIE NAAR DE ROL VAN RELATIEKENMERKEN BIJ GESCHEIDEN EX-KOPPELS. Auteur: Olivia De Smet i.s.m. Prof. A. Buysse Onderzoeksvraag Ongewenst intrusief gedrag houdt in dat

Nadere informatie

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld Samenvatting Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld om hen heen. Zo hebben vele mensen een natuurlijke neiging om zichzelf als bijzonder positief te beschouwen (bijv,

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Burnout, een toestand van mentale uitputting door chronische stress in de werksituatie, vormt een ernstig maatschappelijk probleem dat momenteel veel aandacht krijgt. In

Nadere informatie

Hanne Op de Beeck. Het verband tussen levensstijlrisico s en jeugddelinquentie uitgediept

Hanne Op de Beeck. Het verband tussen levensstijlrisico s en jeugddelinquentie uitgediept Hanne Op de Beeck Het verband tussen levensstijlrisico s en jeugddelinquentie uitgediept Toets van Agnews General Strain Theory (GST) Hypothesen gesteld vanuit GST Mixed method design : kwantitatief en

Nadere informatie

HOOFDSTUK 3. JONGEREN ALS SLACHTOFFER

HOOFDSTUK 3. JONGEREN ALS SLACHTOFFER HOOFDSTUK 3. Binnen de sociale wetenschap en de criminologie is de belangstelling voor slachtofferschap en de figuur van het slachtoffer de laatste decennia toegenomen. 1 Naast de victimologie als deeldiscipline,

Nadere informatie

Verslag sessie 3: seksueel grensoverschrijdend gedrag

Verslag sessie 3: seksueel grensoverschrijdend gedrag Verslag sessie 3: seksueel grensoverschrijdend gedrag a. Reactie discuttant (Erika Frans) De resultaten van Sexpert zijn gelijklopend met eerder onderzoek: o Meer vrouwen dan mannen zijn het slachtoffer

Nadere informatie

Opgave 2 Doen wat je denkt

Opgave 2 Doen wat je denkt Opgave 2 Doen wat je denkt 7 maximumscore 2 een argumentatie waarom Swaab het bestaan van vrije wil verwerpt op grond van de experimenten van Libet: bewustzijn komt pas na de beslissingen van de hersenen

Nadere informatie

Kennisdeling in lerende netwerken

Kennisdeling in lerende netwerken Kennisdeling in lerende netwerken Managementsamenvatting Dit rapport presenteert een onderzoek naar kennisdeling. Kennis neemt in de samenleving een steeds belangrijker plaats in. Individuen en/of groepen

Nadere informatie

Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae

Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae 184 Welbevinden en hoofdpijn bij adolescenten: de rol van zelfregulatie In dit proefschrift is de rol van zelfregulatie processen voor het welbevinden van

Nadere informatie

Summary 215. Samenvatting

Summary 215. Samenvatting Summary 215 216 217 Productontwikkeling wordt in steeds vaker georganiseerd in de vorm van consortia. Het organiseren van productontwikkeling in consortia is iets wat uitdagingen met zich meebrengt omdat

Nadere informatie

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden?

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Auteur: Ruben Brondeel i.s.m. Prof. A. Buysse Onderzoeksvraag Tijdens het proces van een echtscheiding

Nadere informatie

Moral Misfits. The Role of Moral Judgments and Emotions in Derogating Other Groups C. Wirtz

Moral Misfits. The Role of Moral Judgments and Emotions in Derogating Other Groups C. Wirtz Moral Misfits. The Role of Moral Judgments and Emotions in Derogating Other Groups C. Wirtz Mensen die als afwijkend worden gezien zijn vaak het slachtoffer van vooroordelen, sociale uitsluiting, en discriminatie.

Nadere informatie

Samenvatting Inleiding Methode

Samenvatting Inleiding Methode Samenvatting Inleiding In de ene familie komt criminaliteit vaker voor dan in de andere. Uit eerder onderzoek blijkt dan ook dat kinderen van criminele ouders zelf een groter risico lopen op het plegen

Nadere informatie

Presentatie onderzoek naar de bascules in de beoordeling van scenario s over corruptie. Arne Dormaels

Presentatie onderzoek naar de bascules in de beoordeling van scenario s over corruptie. Arne Dormaels Hogeschool Gent/ Universiteit Gent GaPS Governance and Policing Studies Presentatie onderzoek naar de bascules in de beoordeling van scenario s over corruptie Sessie: Criminaliteit en preventie Arne Dormaels

Nadere informatie

Format beoordelingsformulier FEM voor geschreven afstudeerwerk: de afstudeeropdracht Toelichting over het gebruik van het formulier:

Format beoordelingsformulier FEM voor geschreven afstudeerwerk: de afstudeeropdracht Toelichting over het gebruik van het formulier: Bijlage bij Andriessen, D. en Van der Marel, I. (2015) Beoordelingsmodel voor eindwerkstukken voor een Faculteit Economie & Manage-ment in het hbo. Tijdschrift voor Hoger Onderwijs, Jaargang 33, Nr. 2,

Nadere informatie

Samenvatting. (Summary in Dutch)

Samenvatting. (Summary in Dutch) (Summary in Dutch) 142 In dit proefschrift is de rol van de gezinscontext bij probleemgedrag in de adolescentie onderzocht. We hebben hierbij expliciet gefocust op het samenspel met andere factoren uit

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting De Protestantse Kerk in Nederland (PKN) onderhoudt middels de organisaties Kerk in Actie (KiA) en ICCO Alliantie contacten met partners in Brazilië. Deze studie verkent de onderhandelingen

Nadere informatie

Samenvatting. Achtergrond

Samenvatting. Achtergrond Samenvatting Achtergrond De huidige aanpak van de jeugdcriminaliteit is vooral gericht op traditionele vormen van criminaliteit. Jongeren spenderen echter steeds meer tijd online en de vraag is in hoeverre

Nadere informatie

S a m e n v a t t i n g 149. Samenvatting

S a m e n v a t t i n g 149. Samenvatting S a m e n v a t t i n g 149 Samenvatting 150 S a m e n v a t t i n g Dit proefschrift richt zich op de effectiviteit van een gezinsgerichte benadering (het DMOgespreksprotocol, gebruikt binnen het programma

Nadere informatie

SAMENVATTING Het doel van dit proefschrift is drieledig. Ten eerste wordt inzicht verschaft in het gebruik van directe-rede-constructies (bijvoorbeeld Marie zei: Kom, we gaan! ) door sprekers met afasie.

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 1: GEZONDHEID EN WELZIJN Johan Van Der Heyden, Rana Charafeddine (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J.

Nadere informatie

Competentie-invullingsmatrix

Competentie-invullingsmatrix Competentie-invullingsmatrix masterprf Master of Science in de wiskunde Academiejaar 2016-2017 Legende: W=didactische werkvormen E=evaluatievormen Competentie in één of meerdere wetenschappen Wetenschappelijke

Nadere informatie

Capita Selecta Recent Arbeidsmarktonderzoek in Vlaanderen

Capita Selecta Recent Arbeidsmarktonderzoek in Vlaanderen RESEARCH SUMMARY ONDERZOEK I.K.V. VIONA STEUNPUNT WSE Capita Selecta Recent Arbeidsmarktonderzoek in Vlaanderen Richtlijnen voor auteurs - De hoofdindeling ligt vast en bestaat uit volgende rubrieken:

Nadere informatie

Inleiding. Johan Van der Heyden

Inleiding. Johan Van der Heyden Inleiding Johan Van der Heyden Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642 57 26 E-mail : johan.vanderheyden@iph.fgov.be

Nadere informatie

Bijlage 1: het wetenschappelijk denk- en handelingsproces in het basisonderwijs 1

Bijlage 1: het wetenschappelijk denk- en handelingsproces in het basisonderwijs 1 Bijlage 1: het wetenschappelijk denk- en handelingsproces in het basisonderwijs 1 Bijlage 1: Het wetenschappelijk denk- en handelingsproces in het basisonderwijs: Stadium van het instructie model Oriëntatiefase

Nadere informatie

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en Samenvatting In de laatste 20 jaar is er veel onderzoek gedaan naar de psychosociale gevolgen van kanker. Een goede zaak want aandacht voor kanker, een ziekte waar iedereen in zijn of haar leven wel eens

Nadere informatie

maatschappijwetenschappen vwo 2015-II

maatschappijwetenschappen vwo 2015-II Opgave 2 Rondhangen Bij deze opgave horen de teksten 2 en 3 en tabel 1. Inleiding De Kamer ontvangt elk jaar een rapportage van de minister van Justitie over de voortgang van de aanpak van problematische

Nadere informatie

VALT HIER NOG WAT TE LEREN? EEN EDUCATIEF PERSPECTIEF OP DUURZAAMHEID Gert Biesta Universiteit Luxemburg. een populair recept

VALT HIER NOG WAT TE LEREN? EEN EDUCATIEF PERSPECTIEF OP DUURZAAMHEID Gert Biesta Universiteit Luxemburg. een populair recept VALT HIER NOG WAT TE LEREN? EEN EDUCATIEF PERSPECTIEF OP DUURZAAMHEID Gert Biesta Universiteit Luxemburg een populair recept een maatschappelijk probleem add some learning opgelost! deze bijdrage een perspectief

Nadere informatie

SAMENVATTING Schadelijk gebruik van alcohol staat wereldwijd in de top vijf van risicofactoren die tot ziekte, arbeidsongeschiktheid of overlijden kunnen leiden. Het alcoholgebruik is stabiel of neemt

Nadere informatie

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie Wouter Pinxten (contact: Wouter.Pinxten@UGent.be) Prof. Dr. John Lievens Achtergrond

Nadere informatie

In de afgelopen decennia heeft ongehuwd samenwonen overal in Europa. toegenomen populariteit van het ongehuwd samenwonen is onderdeel van

In de afgelopen decennia heeft ongehuwd samenwonen overal in Europa. toegenomen populariteit van het ongehuwd samenwonen is onderdeel van Nederlandse samenvatting (summary in Dutch) De verschillende betekenissen van ongehuwd samenwonen in Europa: Een studie naar verschillen tussen samenwoners in hun opvattingen, plannen en gedrag. In de

Nadere informatie

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken)

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) 101 102 Hoofdstuk 1. Algemene introductie Het belangrijkste doel van dit proefschrift was het ontwikkelen van de Interactieve Tekentest (IDT), een nieuwe test

Nadere informatie

Kindermishandeling: Prevalentie. Psychopathologie

Kindermishandeling: Prevalentie. Psychopathologie Wereldwijd komt een schrikbarend aantal kinderen in aanraking met kindermishandeling, in de vorm van lichamelijke mishandeling of seksueel misbruik, verwaarlozing, of gebrek aan toezicht. Soms zijn kinderen

Nadere informatie

Tabel competentiereferentiesysteem

Tabel competentiereferentiesysteem Bijlage 3 bij het ministerieel besluit van tot wijziging van het ministerieel besluit van 28 december 2001 tot uitvoering van sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling

Nadere informatie

Hersenontwikkeling tijdens adolescentie

Hersenontwikkeling tijdens adolescentie Hersenontwikkeling tijdens adolescentie Een longitudinale tweelingstudie naar de ontwikkeling van hersenstructuur en de relatie met hormoonspiegels en intelligentie ALGEMENE INTRODUCTIE Adolescentie is

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting De adolescentie is lang beschouwd als een periode met veelvuldige en extreme stemmingswisselingen, waarin jongeren moeten leren om grip te krijgen op hun emoties. Ondanks het feit

Nadere informatie

Nederlands (nieuwe stijl) en Nederlands, leesvaardigheid (oude stijl)

Nederlands (nieuwe stijl) en Nederlands, leesvaardigheid (oude stijl) Nederlands (nieuwe stijl) en Nederlands, leesvaardigheid (oude stijl) Examen VWO Vragenboekje Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Maandag 19 mei 9.00 12.00 uur 20 03 Voor dit examen zijn

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen

Samenvatting (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen 141 Als kinderen psychische problemen ontwikkelen zoals gedragsproblemen

Nadere informatie

Ondernemerschap in Vlaanderen: een vergelijkende, internationale studie

Ondernemerschap in Vlaanderen: een vergelijkende, internationale studie Ondernemerschap in Vlaanderen: een vergelijkende, internationale studie De Global Entrepreneurship Monitor (GEM) is een jaarlijks onderzoek dat een beeld geeft van de ondernemingsgraad van een land. GEM

Nadere informatie

Samenvatting Dutch summary

Samenvatting Dutch summary Samenvatting Dutch summary SAMENVATTING INTRODUCTIE De afgelopen jaren zijn er in Nederland verschillende moordzaken geweest die vanaf de aanvang van het opsporingsonderzoek verkeerd werden geïnterpreteerd

Nadere informatie

Arbeidsorganisatie en personeelsbeschikbaarheid

Arbeidsorganisatie en personeelsbeschikbaarheid Arbeidsorganisatie en personeelsbeschikbaarheid Onderzoekers: dr. Sophie Op de Beeck, dr. Eva Platteau en dr. Jolien Vanschoenwinkel Promotor: prof. dr. Annie Hondeghem Werkprogramma Arbeidsorganisatie

Nadere informatie

gegevens analyseren Welk onderzoekmodel gebruik je? Quasiexperiment ( 5.5) zonder controle achtergronden

gegevens analyseren Welk onderzoekmodel gebruik je? Quasiexperiment ( 5.5) zonder controle achtergronden een handreiking 71 hoofdstuk 8 gegevens analyseren Door middel van analyse vat je de verzamelde gegevens samen, zodat een overzichtelijk beeld van het geheel ontstaat. Richt de analyse in de eerste plaats

Nadere informatie

Algemene Sociale Wetenschappen Master Arbeid, Zorg en Welzijn

Algemene Sociale Wetenschappen Master Arbeid, Zorg en Welzijn Algemene Sociale Wetenschappen Master Arbeid, Zorg en Welzijn Wijkfactoren onderzocht: Sociale economische status, etnische heterogeniteit en eenoudergezinnen in de wijk in relatie tot delinquent gedrag

Nadere informatie

Samenvatting: Summary in Dutch

Samenvatting: Summary in Dutch Samenvatting: Summary in Dutch Hoofdstuk 1: Kindermishandeling en Psychopathologie in een Multi-Culturele Context: Algemene Inleiding Dit proefschrift opent met een korte geschiedenis van de opkomst van

Nadere informatie

Zoals gezegd kent de monetaire manier van armoedemeting conceptuele en methodologische bezwaren en is de ontwikkeling van multidimensionele

Zoals gezegd kent de monetaire manier van armoedemeting conceptuele en methodologische bezwaren en is de ontwikkeling van multidimensionele 1 Samenvatting Kinderarmoede is een ongewenst, en voor velen, onaanvaardbaar fenomeen. De redenen hiervoor zijn enerzijds gerelateerd aan het intrinsieke belang van welzijn voor kinderen in het hier en

Nadere informatie

Mark Elchardus, Lilith Roggemans en Jessy Siongers

Mark Elchardus, Lilith Roggemans en Jessy Siongers Inhoud Lijst van tabellen en figuren 13 Lijst van gebruikte afkortingen 29 Inleiding 31 1. De Brusselse jeugd onderzocht 35 Mark Elchardus, Lilith Roggemans en Jessy Siongers 1. Inleiding 35 2. Brussel

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Dit proefschrift gaat over de invloed van inductieprogramma s op het welbevinden en de professionele ontwikkeling van beginnende docenten, en welke specifieke kenmerken van inductieprogramma s daarvoor

Nadere informatie

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Sociale Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Sociale Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997 5.8.1. Inleiding De WHO heeft in haar omschrijving het begrip gezondheid uitgebreid met de dimensie sociale gezondheid en deze op één lijn gesteld met de lichamelijke en psychische gezondheid. Zowel de

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch)

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) Deze dissertatie gaat over antecedenten en consequenties van publiek vertrouwen in organisaties die betrokken zijn bij de ontwikkeling van en de besluitvorming

Nadere informatie

Beoordelingsformulier Proeve van Bekwaamheid 2 (Rol Ontwerper) 3.12

Beoordelingsformulier Proeve van Bekwaamheid 2 (Rol Ontwerper) 3.12 Beoordelingsformulier Proeve van Bekwaamheid 2 (Rol Ontwerper) 3.12 Naam student: Studentnummer: Naam beoordelende docent: Datum: Toets code Osiris: Algemene eisen (voor een voldoende beoordeling van het

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Het aantal eerste en tweede generatie immigranten in Nederland is hoger dan ooit tevoren. Momenteel wonen er 3,2 miljoen immigranten in Nederland, dat is 19.7% van de totale

Nadere informatie

Samenvatting (summary in Dutch)

Samenvatting (summary in Dutch) Samenvatting (summary in Dutch) 149 Samenvatting (summary in Dutch) Één van de meest voorkomende en slopende ziektes is depressie. De impact op het dagelijks functioneren en op de samenleving is enorm,

Nadere informatie

Samenvatting. factoren betreft), en scoren zij anders waar het gaat om het soort en de

Samenvatting. factoren betreft), en scoren zij anders waar het gaat om het soort en de Samenvatting Dit onderzoek richt zich op het verband tussen de aanwezigheid van risico- en protectieve factoren en de latere ontwikkeling van delinquent gedrag in een groep risicojongeren. De volgende

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 31 015 Kindermishandeling Nr. 82 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den

Nadere informatie

Bijlagen ( ) Eisen aan het onderzoeksvoorstel

Bijlagen ( ) Eisen aan het onderzoeksvoorstel Bijlagen (2008-2009) Eisen aan het onderzoeksvoorstel Het onderzoeksvoorstel dat na vier weken bij de begeleider moet worden ingediend omvat een (werk)titel, een uitgewerkte probleemstelling (die een belangrijke

Nadere informatie

waarbij de kennisontwikkeling plaatsvindt vanuit een specifieke situatie en gericht is op een specifiek gemeenschappelijk doel. In dit proces is het v

waarbij de kennisontwikkeling plaatsvindt vanuit een specifieke situatie en gericht is op een specifiek gemeenschappelijk doel. In dit proces is het v Samenvatting Het oplossen van complexe vraagstukken gebeurt steeds vaker door experts die in multidisciplinaire teams virtueel, veelal langs elektronische weg, samenwerken zonder elkaar rechtstreeks te

Nadere informatie

I n l e i d i n g. 1 He t b e g r i p a r m o e d e

I n l e i d i n g. 1 He t b e g r i p a r m o e d e DEEL C ARMOEDE 1 Het b e g r i p a r m o e d e I n l e i d i n g Dit deel is enigszins afwijkend van de voorgaande twee, in die zin dat het intellectuele debat over armoede en de oorzaken daarvan niet

Nadere informatie

Zin en betekenis van (kennis)valorisatie belicht en toegelicht (av)

Zin en betekenis van (kennis)valorisatie belicht en toegelicht (av) 1 Zin en betekenis van (kennis)valorisatie belicht en toegelicht (av) Dr mr A.A.Th.A. (Ard) Cools, (kennis)valorisatie expert april 2012 Inleiding Nederlandse universiteiten en onderzoeksinstellingen ontwikkelen,

Nadere informatie

Curriculumevaluatie BA Wijsbegeerte

Curriculumevaluatie BA Wijsbegeerte Curriculumevaluatie BA Wijsbegeerte Beste student, U heeft onlangs alle onderdelen van uw bacheloropleiding Wijsbegeerte afgerond en kunt nu het BA-diploma aanvragen. Het bestuur van het Instituut voor

Nadere informatie

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Pouw, Lucinda Title: Emotion regulation in children with Autism Spectrum Disorder

Nadere informatie

Samenvatting. Aard en omvang van geweld

Samenvatting. Aard en omvang van geweld Samenvatting Dit rapport doet verslag van het onderzoek naar huiselijk en publiek geweld. Het omvat drie deelonderzoeken, alle gericht op het beschrijven van geweld en geweldplegers. Doelstelling van het

Nadere informatie

Vertrouwen winnen of gezag afdwingen?

Vertrouwen winnen of gezag afdwingen? Vertrouwen winnen of gezag afdwingen? Dra. Anjuli Van Damme Promotor Prof. dr. Lieven Pauwels Inhoud 1. Is het gezag van politie tanende? 2. Het belang van het vertrouwen 3. Waaruit vloeit het vertrouwen

Nadere informatie

Chapter. Samenvatting

Chapter. Samenvatting Chapter 9 9 Samenvatting Samenvatting Patiënten met chronische pijn die veel catastroferende gedachten (d.w.z. rampdenken) hebben over pijn ervaren een verminderd fysiek en psychologisch welbevinden. Het

Nadere informatie

How Do Children Read Words? A Focus on Reading Processes M. van den Boer

How Do Children Read Words? A Focus on Reading Processes M. van den Boer How Do Children Read Words? A Focus on Reading Processes M. van den Boer Samenvatting Leesvaardigheid is van groot belang in onze geletterde maatschappij. In veel wetenschappelijke studies zijn dan ook

Nadere informatie

Fysieke Activiteit bij 50-plussers. The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and. Physical Activity among Adults Aged over 50

Fysieke Activiteit bij 50-plussers. The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and. Physical Activity among Adults Aged over 50 De relatie tussen eigen-effectiviteit 1 De Relatie tussen Eigen-effectiviteit, Intrinsieke Motivatie en Fysieke Activiteit bij 50-plussers The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting (Dutch summary)

Nederlandse samenvatting (Dutch summary) Nederlandse samenvatting (Dutch summary) De intergenerationele overdracht van gewelddadig delinquentie De appel valt niet ver van de boom. Dit gezegde illustreert dat ouders en kinderen op elkaar lijken,

Nadere informatie

2) De voornaamste en meest frequente manier waarop vooruitgang gemaakt wordt in de

2) De voornaamste en meest frequente manier waarop vooruitgang gemaakt wordt in de Proefexamen wetenschappelijke methoden 1) Een intervalschaal is: a) Een absolute schaal van afstanden b) Een absolute schaal van rangordeningen c) Een verhoudingsschaal van afstanden d) Een verhoudingsschaal

Nadere informatie

Eindexamen vwo maatschappijwetenschappen 2014-I

Eindexamen vwo maatschappijwetenschappen 2014-I Opgave 1 Recht van spreken 1 maximumscore 2 a Het volgende citaat of een deel ervan (regels 27-37): Zebel concludeert de dader. 1 b Voorbeelden van een andere mogelijkheid zijn: 1 De dader erkent zijn

Nadere informatie

Theorie en Empirisch Onderzoek. Werkcollege 4.1 Kwalitatief onderzoek: Yazilitas et al.

Theorie en Empirisch Onderzoek. Werkcollege 4.1 Kwalitatief onderzoek: Yazilitas et al. Theorie en Empirisch Onderzoek Werkcollege 4.1 Kwalitatief onderzoek: Yazilitas et al. Grounded theory Het onderzoek van Yazilitas et al. volgt een grounded theory approach: Geen theoretische veronderstellingen

Nadere informatie

Opgave 3 De gewapende overval

Opgave 3 De gewapende overval Opgave 3 De gewapende overval 12 maximumscore 2 een argumentatie dat het idee van vrije wil als bovennatuurlijke kracht in het kader van vrije wil als bewuste aansturing voor veel mensen aantrekkelijk

Nadere informatie

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN Dr. C.P. van Linschoten Drs. P. Moorer Definitieve versie 27 oktober 2014 ARGO BV Inhoudsopgave 1. INLEIDING EN VRAAGSTELLING... 3 1.1 Inleiding... 3 1.2 Vraagstelling...

Nadere informatie

Dutch Summary Samenvatting. Pesten Gecontextualiseerd: Het Veranderen van het Groepsproces door het Veranderen van de Betrokkenheid

Dutch Summary Samenvatting. Pesten Gecontextualiseerd: Het Veranderen van het Groepsproces door het Veranderen van de Betrokkenheid Dutch Summary Samenvatting Pesten Gecontextualiseerd: Het Veranderen van het Groepsproces door het Veranderen van de Betrokkenheid van de Buitenstaanders In Hoofdstuk Een werd de theoretische achtergrond

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting 220 Nederlandse Samenvatting Summary in Dutch Teams spelen een belangrijke rol in moderne organisaties (Devine, Clayton, Phillips, Dunford, & Melner, 1999; Mathieu, Marks, & Zaccaro, 2001). Doordat teams

Nadere informatie