Een evaluatie van het lokaal drugbeleid in Brugge.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Een evaluatie van het lokaal drugbeleid in Brugge."

Transcriptie

1 FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID Een evaluatie van het lokaal drugbeleid in Brugge. Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de criminologische wetenschappen door ( ) Van Damme Pieter Academiejaar Promotor : Commissarissen : Prof. B. De Ruyver Lic. Charlotte Colman Lic. Julie Tieberghien 1

2 Verklaring inzake toegankelijkheid van de masterproef criminologische wetenschappen Ondergetekende, [Naam en Voornaam + stamnummer] VAN DAMME Pieter ( ) geeft hierbij aan derden, zijnde andere personen dan de promotor (en eventuele co-promotor), de commissarissen of leden van de examencommissie van de master in de criminologische wetenschappen, [de toelating] om deze masterproef in te zien, deze geheel of gedeeltelijk te kopiëren of er, indien beschikbaar, een elektronische kopie van te bekomen, waarbij deze derden er uiteraard slechts zullen kunnen naar verwijzen of uit citeren mits zij correct en volledig de bron vermelden. Deze verklaring wordt in zoveel exemplaren opgemaakt als het aantal exemplaren waarin de masterproef moet worden ingediend, en dient in elk van die exemplaren ingebonden onmiddellijk na het titelblad. Datum: 16/05/2010 Handtekening: Pieter Van Damme Sleutelwoorden: evaluatie, lokaal, drugbeleid, Brugge 2

3 Woord vooraf Deze masterproef maakt integraal deel uit van de opleiding Criminologische wetenschappen. Ik heb er bewust voor geopteerd om niet verder te bouwen op mijn bachelorproef van vorig academiejaar. Tijdens mijn stage bij de lokale politie van Oostende kreeg ik de kans om zelfstandig een onderzoek te voeren naar de jeugdcriminaliteit in Oostende in Dit onderzoek werkte ik verder uit in mijn bachelorproef en hierin kwam ik tot de conclusie dat drugs regelmatig een belangrijke rol spelen in de criminaliteit waarbij jongeren actief waren betrokken. Tijdens mijn stage bij de lokale politie in Oostende kwam ik in aanraking met het rapport van prof. De Ruyver 1. Hierin wordt nagegaan of Oostende wel degelijk zo onveilig is als vanuit verschillende hoeken wordt gesuggereerd. In een apart deel gaat de professor in op de drugsproblematiek waarmee de stad Oostende te kampen heeft. Een gelijkaardige studie voor Brugge leek mij een boeiende uitdaging. De combinatie van mijn stage-ervaring en bovengenoemde studie overtuigden mij om de situatie in mijn eigen leefomgeving te onderzoeken. Vandaar mijn keuze om het lokale drugbeleid in Brugge aan een kritische analyse te onderwerpen. Verder wil ik van de gelegenheid gebruik maken om al mijn respondenten te bedanken. Zonder hen zou deze Masterproef niet mogelijk zijn geweest. Een speciale dank wil ik richten tot Lies D Hondt van de Preventiedienst Brugge. Zij gaf mij de kans om gebruik te maken van de resultaten van haar lopend onderzoek over het functioneren van het lokale drugpreventiebeleid in Brugge. Haar resultaten lieten mij bovendien toe een vergelijking te maken tussen mijn persoonlijke bevindingen en die van de Preventiedienst Brugge. 1 DE RUYVER, B., Voor een veilig en leefbaar Oostende. Een onderzoek naar de dreigingen, uitdagingen en kansen., Institute for International Research on Criminal Policy, Gent, 144 p. 3

4 EEN EVALUATIE VAN HET LOKAAL DRUGBELEID IN BRUGGE WOORD VOORAF... 2 INLEIDING BEGRIPPENKADER BETROKKEN ACTOREN BIJ EEN DRUGBELEID Federaal niveau Het Nationaal Veiligheidsplan Algemene Cel Drugsbeleid Cel Gezondheidsbeleid inzake drugs Centrale Stuurgroep Drugs Niveau van de Vlaamse Gemeenschap Provinciaal niveau Lokaal niveau DO S AND DON TS VAN EEN INTEGRAAL EN GEÏNTEGREERD LOKAAL DRUGBELEID Methodologie Voorwaarden voor een goed integraal en geïntegreerd lokaal drugbeleid De verschillende beleidsdimensies die in een integraal en geïntegreerd lokaal drugbeleid aanwezig moeten zijn De welzijns- en gezondheidssector De hulpverleningssector De preventiesector De Veiligheidssector

5 3.2.2 Een combinatie van twee of meerdere beleidsdimensies: intersectorale interventies Het belang van intersectorale interventies Concreet praktijkvoorbeeld: Middelpunt West-Vlaanderen HET LOKALE DRUGBELEID IN BRUGGE Historiek Ontstaan van het Drugoverlegplatform Brugge Het Drugoverlegplatform Brugge en zijn werking Van een Drugoverlegplatform Brugge naar een Drugpreventiebeleid Brugge: de huidige stand van zaken De overgang van een Drugoverlegplatform Brugge naar een Drugpreventiebeleid Brugge De huidige stand van zaken: een drugpreventiebeleid Brugge De structuur van het Drugpreventiebeleid Brugge Omgevingsanalyse Beleidsplan en actieplan TOETSING VAN DE THEORIE AAN DE PRAKTIJK: HET LOKALE DRUGBELEID IN BRUGGE Eigen bevindingen met betrekking tot het lokale drugbeleid in Brugge aan de hand van diepte-interviews Methodologie Algemene appreciatie van het lokale drugbeleid in Brugge naargelang de sector De sector welzijn en gezondheid De sector hulpverlening De sector preventie De sector veiligheid Conclusie over de sectoren heen Appreciatie over de aanpak van het drugfenomeen in Brugge binnen de eigen sector De sector welzijn en gezondheid

6 De sector hulpverlening De sector preventie De sector veiligheid Conclusie over de sectoren heen Sterke punten van het lokale drugbeleid in Brugge De sector welzijn en gezondheid De sector hulpverlening De sector preventie De sector veiligheid Conclusie over de sectoren heen Zwakke punten en werkpunten van het lokale drugbeleid in Brugge De sector welzijn en gezondheid De sector hulpverlening De sector preventie De sector veiligheid Conclusie over de sectoren heen De overschakeling van een Drugoverlegplatform Brugge naar een Drugpreventiebeleid Brugge: noodzakelijk of een loutere naamsverandering? De sector welzijn en gezondheid De sector hulpverlening De sector preventie De sector veiligheid Conclusie over de sectoren heen De toegankelijkheid en het functioneren van de belangrijkste actoren in het lokale drugbeleid in Brugge: de burgemeester, de Adviesraad en de Stedelijke Preventiedienst De burgemeester De Adviesraad De Stedelijke Preventiedienst Bevindingen van de Stedelijke Preventiedienst over het lokale drugbeleid in Brugge Sterke punten van het lokale drugbeleid in Brugge Zwakke punten en werkpunten van het lokale drugbeleid in Brugge

7 5.2.3 De toegankelijkheid en het functioneren van de belangrijkste actoren in het lokale drugbeleid in Brugge: de burgemeester, de Adviesraad en de Stedelijke Preventiedienst De burgemeester De Adviesraad De Stedelijke Preventiedienst Een vergelijking tussen de eigen bevindingen en de resultaten van de onderzoeken van de Stedelijke Preventiedienst Gelijkenissen tussen beide onderzoeken Verschillen tussen beide onderzoeken EVALUATIE VAN HET LOKALE DRUGBELEID IN BRUGGE BIBLIOGRAFIE Schriftelijke bronnen Elektronische bronnen BIJLAGEN Bijlage 1: naar de mogelijke contactpersonen

8 Inleiding Over de relatie tussen drugs en criminaliteit zijn vele specialisten het oneens. Ligt druggebruik aan de basis van crimineel gedrag of is druggebruik er een gevolg van? Talloze wetenschappelijke onderzoeken hebben nog geen eenduidige verklaring aangetoond en bijgevolg spreek ik er mij niet over uit. Wat wel vaststaat is dat druggebruik vaak zorgt voor criminaliteit, onveiligheidsgevoelens bij de bevolking, overlast, enz Tijdens mijn stageperiode vorig academiejaar bij de lokale politie Oostende kwam ik in aanraking met het onderzoeksrapport 2 van prof. De Ruyver. In dit rapport werd nagegaan of Oostende wel zo onveilig was als vaak in verschillende media werd gesuggereerd. Verder werd in dit onderzoeksrapport ook dieper ingegaan op de problemen waarmee de stad Oostende te kampen heeft. Eén ervan is het grote drugprobleem. Gedurende mijn stageperiode kreeg ik ook de kans om zelfstandig een onderzoek te voeren naar de jeugdcriminaliteit in Oostende in Hierbij maakte ik een analyse van alle meldingen die werden geregistreerd in 2008 in het ISLP-systeem 3. Regelmatig kwamen drugs hierbij in beeld. De combinatie van de bevindingen van het rapport van De Ruyver en mijn eigen onderzoeksopdracht in het kader van mijn stage, motiveerde mij om met mijn Masterproef dieper in te gaan op het drugfenomeen. Aangezien prof. De Ruyver in zijn onderzoeksrapport reeds een analyse en een evaluatie van het lokale drugbeleid in Oostende had gemaakt, heb ik ervoor geopteerd om het lokale drugbeleid van mijn eigen leefomgeving aan een kritische analyse te onderwerpen. Met behulp van mijn stage-ervaringen, de leerstoffen die we in de lessen voorgeschoteld kregen en mijn voorgaande opleiding Maatschappelijk Werk, wil ik graag het lokale drugbeleid van Brugge analyseren en eventueel aanbevelingen formuleren waar nodig is. Dergelijk onderzoek past perfect binnen het takenpakket dat een criminoloog tijdens zijn carrière kan voorgeschoteld krijgen. Dit onderzoek laat mij verder ook toe om mijn huidige studierichting te combineren met mijn voorafgaande opleiding. Zoals later uit deze Masterproef zal blijken, spelen een aantal 2 DE RUYVER, B., Voor een veilig en leefbaar Oostende. Een onderzoek naar de dreigingen, uitdagingen en kansen., Institute for International Research on Criminal Policy, Gent, 144 p. 3 Het ISLP-systeem is een computerprogramma bij de lokale politie waarmee elke melding (en verdere afhandelingen) die bij de politie terecht komt, kan worden geregistreerd. Zo n melding bevat heel wat informatie: naam van de beklaagde, slachtoffer, aard van het misdrijf, verdere afhandelingen en/of doorverwijzingen, het PV-nummer, enz. 8

9 sectoren een cruciale rol in het lokale drugbeleid. Door mijn stage-ervaringen in de opleidingen Criminologische wetenschappen en Maatschappelijk werk, heb ik de kans gekregen om in twee van de vier betrokken sectoren (de sector hulpverlening en de sector veiligheid) gedurende een langere periode te kunnen werken. Ik ben er dan ook van overtuigd dat ik door de combinatie van mijn huidige studies met mijn voorafgaande opleiding en bijhorende stage-ervaringen goed geplaatst ben om vanuit beide invalshoeken op een kritische wijze het lokale drugbeleid in Brugge te evalueren. In een eerste hoofdstuk wordt kort stilgestaan bij de omschrijving van een lokaal drugbeleid. Hierbij wordt dieper ingegaan op twee specifieke kenmerken: het integrale en geïntegreerde karakter. Door middel van een literatuurstudie wordt in een tweede hoofdstuk een overzicht gegeven van de actoren die betrokken zijn bij het lokale drugbeleid. Zoals verder in deze Masterproef zal blijken, staat een lokaal drugbeleid niet op zichzelf. De lokale overheden hebben wel een relatieve vrijheid bij de uitwerking van hun beleid. Toch zijn ze ook nog afhankelijk van richtlijnen die op een hoger niveau zijn vastgelegd. Om een goed overzicht te krijgen, is het daarom noodzakelijk dat ook actoren van een hoger niveau worden besproken. In een derde hoofdstuk worden opnieuw met behulp van een literatuurstudie een aantal criteria vooropgesteld waaraan een optimaal functionerend lokaal drugbeleid op papier zou moeten voldoen. Basiswerk hierbij is het onderzoek van De Ruyver e.a. 4. Verder werd met behulp van andere wetenschappelijke literatuur getracht om de bevindingen van De Ruyver e.a. nog uit te werken. In een vierde hoofdstuk wordt een beknopte voorstelling gegeven van het huidige lokale drugbeleid in Brugge. De criteria voor een goed functionerend lokaal drugbeleid worden in een vijfde hoofdstuk getoetst aan de realiteit in Brugge. Belangrijke informatie hierbij haalde ik uit de face-to-face interviews die ik persoonlijk heb afgenomen bij sleutelfiguren uit de verschillende sectoren die van nabij betrokken zijn bij het lokale drugbeleid in Brugge. Hiernaast kon ook worden gebruik gemaakt van de (voorlopige) onderzoeksresultaten van de Preventiedienst Brugge in verband met het lokale drugpreventiebeleid in Brugge. Verder konden de bevindingen van de 4 DE RUYVER, e.a., Do s and don ts in een integraal en geïntegreerd drugbeleid. Eindrapport., Programmatorische Federale Overheidsdienst Wetenschapsbeleid, Brussel, 2009, 195 p. 9

10 Brugse Preventiedienst worden vergeleken met de informatie die werd verkregen met eigen openinterviews. Tot slot wordt in een zesde en laatste hoofdstuk een evaluatie gemaakt van de bevindingen uit het vijfde hoofdstuk, aangevuld met aanbevelingen voor een beter functionerend lokaal drugbeleid. 10

11 1. Begrippenkader In volgend onderzoek wordt uitgegaan van het feit dat een goed functionerend lokaal drugbeleid zowel integraal als geïntegreerd moet zijn. Deze termen doken voor het eerst op bij de invoering van de Federale Drugsnota in Met deze Drugsnota evolueerde België van een puur repressief beleid naar een meer genormaliseerd beleid. Dit normaliseringsbeleid maakt volgens De Ruyver 5 deel uit van de zogenaamde verzorgingsstaat waarin getracht wordt om eerst en vooral te voorkomen dat personen zich aan alcohol of andere drugs vergrijpen. Wanneer dit niet lukt, kan nog altijd teruggevallen worden op een rijk arsenaal aan hulpverlening. Terwijl vroeger enkel bestraffend werd opgetreden, besteedt men sinds de invoering van de Federale Drugsnota 2001 naast het repressief optreden ook aandacht aan gezondheidsverlening, zowel ter bescherming van de maatschappij als ter bescherming van het individu. Niet enkel België maakt gebruik van een integrale en geïntegreerde aanpak van het drugsfenomeen. Talloze Europese landen hanteren eenzelfde manier van handelen ten aanzien van drugs. Tussen de verschillende Europese landen die gebruik maken van een dergelijke integrale en geïntegreerde aanpak, kunnen talloze samenwerkingsverbanden, werkgroepen, enz. worden vastgesteld. De uitwisseling van informatie en knowhow staan hierbij centraal. Op Europees vlak is bijvoorbeeld the European Monitoring Centre for Drugs and Drugs Addiction 6 een belangrijke instantie geworden. Enige toelichting bij bovenvernoemde termen is noodzakelijk. Met een integrale benadering van een fenomeen wordt een volledige en allesomvattende aanpak ervan bedoeld. Concreet toegepast op het drugfenomeen wil dit zeggen dat de aanpak erop is gericht om de verschillende dimensies en deelfacetten van dat drugfenomeen aan te pakken. Er kan immers een onderscheid gemaakt worden tussen (sociaal)economische aspecten, gezondheidsaspecten, veiligheidsaspecten en internationale aspecten. Daarenboven spelen enerzijds de vraagzijde en anderzijds de aanbodzijde ook een belangrijke rol. Het 5 DE RUYVER, e.a., Do s and don ts in een integraal en geïntegreerd drugbeleid. Eindrapport., Programmatorische Federale Overheidsdienst Wetenschapsbeleid, Brussel, 2009, 195 p. 6 Een belangrijke opdracht van het EMCDDA bestaat erin de lidstaten van de Europese Unie op de hoogte te houden van actuele drugproblemen binnen Europa. Hierdoor kunnen debatten rondom de aanpak van druggerelateerde problemen op intensieve en efficiënte wijze gevoerd worden. Dit kan de aanpak van dergelijke drugproblemen enkel en alleen maar ten goede komen. 11

12 integraal drugbeleid zal erop gericht moeten zijn om zowel vraag- als aanbodzijde onder controle te houden, rekening houdend met de eerder vernoemde deelaspecten van het drugfenomeen. Eerst en vooral moet het een reductie van de vraagzijde beogen. Het beleid tracht door middel van interventies de weerstand bij de bevolking en de individuele burger ten aanzien van druggebruik te verhogen. Aan de andere kant voorziet een integraal beleid ook een aantal interventies die erop gericht zijn om de toegang tot de aanbodzijde zo sterk mogelijk te beperken. Een integraal beleid bestaat dan ook uit de verschillende beleidssectoren die de eerder aangehaalde deelaspecten van het drugfenomeen vertegenwoordigen. Zo wordt een combinatie gemaakt van zowel welzijns- en gezondheidselementen, preventieve, respressieve en hulpverlenende elementen en komt men tot een integrale benadering van het drugfenomeen. Een geïntegreerde aanpak van een bepaald probleem hangt sterk samen met de integrale benadering. Hierbij tracht men zoals eerder reeds aangehaald om alle deelfacetten van het probleem in de benadering op te nemen. Een geïntegreerde aanpak echter, vereist de betrokkenheid en bereidheid van alle relevante actoren en sleutelfiguren die de verschillende betrokken sectoren vertegenwoordigen. Hierbij spelen samenwerking, afstemming tussen de verschillende sectoren en communicatie een cruciale rol. Deze afstemming, samenwerking en communicatie dienen zowel op verticaal (top-down en bottom-up) als horizontaal (tussen verschillende diensten en actoren die zich op een zelfde echelon bevinden) niveau te worden georganiseerd. Het nieuwe Nationale Veiligheidsplan verwoordt deze component als volgt: Het naast elkaar opstellen en uitvoeren door diverse actoren van allerlei plannen biedt geen perspectief op een coherente en efficiënte aanpak. Daarom zal ook toegezien worden op de samenhang en de onderlinge afstemming tussen de verschillende initiatieven en maatregelen, zodat de inspanningen bij elkaar aansluiten en elkaar versterken. Dit veronderstelt dat alle deelnemers aan het veiligheidsbeleid zich ketengeoriënteerd opstellen en over de muren van de eigen organisatie kijken: samen met alle actoren wordt in elke keten van de veiligheidsketen maximale toegevoegde waarde nagestreefd, in functie van de vastgelegde doelstellingen. 7 Van kapitaal belang hierbij zijn preventie, reactie en nazorg. Als conclusie kan worden gesteld dat een integraal en geïntegreerd drugbeleid zich niet op één deelaspect van het drugfenomeen mag focussen, maar op het drugprobleem in zijn totaliteit. Hierbij worden de verschillende sectoren en actoren die in contact staan met het 7 DEWAEL, P. en VANDEURZEN, J., Nationaal Veiligheidsplan , Brussel, 2008, p

13 drugfenomeen verenigd. Een dergelijke aanpak laat toe om afspraken 8 te maken met betrekking tot zorgverstrekking en verwijsmogelijkheden en regels en sancties in verband met het gebruik en aanbod. Communicatie, samenwerking en afstemming zijn hierbij sleutelbegrippen. Doordat verschillende sectoren hierbij worden verenigd, moet een integraal en geïntegreerd drugbeleid ruimer worden gezien dan enkel en alleen een drugbeleid. Het dient te worden gekaderd in een algemeen sociaal en welzijnsbevorderend beleid 9. Het drugfenomeen wordt immers aanzien als een volksgezondheidsprobleem dat op integrale en geïntegreerde wijze moet worden aangepakt. Hierbij moet worden aandacht besteed aan de verschillende levensdomeinen want een druggerelateerd probleem heeft vaak een dieper liggende oorzaak. Wanneer de focus alleen maar wordt gelegd op het drugprobleem, wordt de zaak niet tot in de kern aangepakt en doet men enkel aan symptoombestrijding. 8 Provinciale beleidsnota drugpreventie , Provincie West-Vlaanderen, 2004, p ROOSE, N., Afstemming tussen justitiële medewerkers en drughulpverleners in het belang van iedereen!, Orde van de Dag. Criminaliteit en Samenleving, 2004 (26), p

14 2. Betrokken actoren bij een drugbeleid Zoals eerder reeds aangegeven is het doel van deze masterproef het evalueren van het lokaal drugbeleid in Brugge. Een lokaal drugbeleid moet echter worden gekaderd in een ruimer geheel en staat niet enkel op zichzelf. In eerste instantie moet het beantwoorden aan richtlijnen die zijn opgelegd op federaal niveau, met name in het Nationaal Veiligheidsplan Gezien het feit dat de situatie in Brugge wordt geëvalueerd, is het noodzakelijk dat de situatie ook op gemeenschaps- en gewestniveau onder de loep wordt genomen. Tot slot dient een lokaal drugbeleid ook rekening te houden met richtlijnen en prioriteiten die op provinciaal niveau zijn vastgelegd. 2.1 Federaal niveau Het Nationaal Veiligheidsplan Het Nationaal Veiligheidsplan geeft eerst en vooral een twaalftal prioritaire fenomenen die in België dienen te worden aangepakt. Eén ervan wordt als volgt omschreven: drugproductie, drughandel en druggerelateerde criminaliteit (met focus op de productie van synthetische drugs, cannabiskweek, invoer en doorvoer van heroïne en cocaïne en de straathandel) 11. Voor dergelijke prioritaire fenomenen tracht men zowel mogelijke dadergroepen als potentiële kwetsbare doelwitten in beeld te brengen. Daarnaast gaat men ook actief op zoek naar nieuwe tendensen en tracht men toekomstige tendensen zo goed mogelijk te voorspellen. Naast de prioritaire criminaliteitsfenomenen blijft de dagelijkse criminaliteit en overlast verantwoordelijk voor het grootste aantal werkuren voor de politie. Daarom wordt in het Nationaal Veiligheidsplan gepleit om o.a. werk te maken van een effectief ontradingsbeleid 12 inzake drugs. Bedoeling hiervan is om de negatieve effecten van het druggebruik tegen te gaan. Een belangrijk instrument hierbij is de Federale Drugnota (2001). Volgens het Nationaal Veiligheidsplan dient de Federale Drugnota als basis van 10 DEWAEL, P. en VANDEURZEN, J., Nationaal Veiligheidsplan , Brussel, 2008, 63 p. 11 Ibid., p Ibid., p

15 een integraal en geïntegreerd drugbeleid dat gericht is op effectieve ontrading door preventie, reactie en nazorg. Zoals eerder reeds aangegeven, ligt volgens het Nationaal Veiligheidsplan de prioriteit van het parket en de politie bij de bestrijding van drugproductie, drugverkoop en drugsmokkel. Zowel de aanpak van de prioritaire criminaliteitsfenomenen als de dagelijkse criminaliteit en overlast worden nogmaals herhaald in de beleidsdoelstellingen in het Nationaal Veiligheidsplan : een daling of betere beheersing van de criminaliteit en in het bijzonder de prioritaire fenomenen 13. Volgens het Nationaal Veiligheidsplan moeten de prioritaire criminaliteitsfenomenen projectmatig worden aangepakt. Deze aanpak wordt vastgelegd in geïntegreerde actieplannen 14. Bedoeling van deze actieplannen is dat er meetbare doelstellingen en relevante indicatoren worden opgesteld zodat men de behaalde resultaten kan opvolgen, evalueren en bijsturen. Deze doelstellingen en indicatoren laten toe om het Nationaal Veiligheidsplan ten allen tijde te kunnen bijsturen en daarmee tegemoet te komen aan nieuwe tendensen. Concreet kan die bijsturing op verschillende manieren worden ingevuld: men kan kiezen voor accentverschuivingen, het aanpassen van doelstellingen en streefnormen, het vrijmaken van middelen, enz. Door een flexibele en dynamische opstelling kan er immers snel worden ingespeeld op nieuwe belangrijke ontwikkelingen in het werkveld. De regering moet ervoor zorgen dat de voorwaarden die noodzakelijk zijn ter realisering van het Nationaal Veiligheidsplan aanwezig zijn. Het Nationaal Veiligheidsplan geeft aan dat volgende zaken hierbij kunnen helpen: (strategische) beeldvorming en analyse; netwerken van experts met het oog op ervarings- en kennisuitwisseling; effectieve en efficiënte informatie-uitwisseling: horizontaal en verticaal, intern en extern; kwaliteit van de onderzoeken en dossiers; concrete acties die zullen worden ondernomen. 13 DEWAEL, P. en VANDEURZEN, J., Nationaal Veiligheidsplan , Brussel, 2008, p Ibid, p

16 Volgens het Nationaal Veiligheidsplan kan een integraal drugbeleid enkel maar optimaal functioneren als alle bevoegde overheden, instanties en diensten op een goede manier samenwerken. Volgend citaat verwoordt dit uitstekend: Geïntegreerde actieplannen en gerichte gezamenlijke controleacties op het terrein moeten de partners samenbrengen in de strijd tegen de productie van synthetische drugs en cannabiskweek, de drugsmokkel (meer bepaald cocaïne-invoer en heroïnedoorvoer) en de straathandel (inclusief drugstoerisme). 15 Tot slot is het belangrijk aan te geven dat de Belgische politiediensten hun acties afstemmen op het EU drugsplan Algemene Cel Drugsbeleid De ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie Patrick Dewael en Jo Vandeurzen pleitten in het Nationaal Veiligheidsplan om een algemeen kader te creëeren door middel van de oprichting van een Algemene Cel Drugsbeleid 17. Ondertussen is de Algemene Cel Drugsbeleid in februari 2009 zijn werkzaamheden gestart. Deze Algemene Cel Drugsbeleid bevat vertegenwoordigers van zowel het federale, het gemeenschaps- en het gewestniveau. Aan het hoofd hiervan staat een drugcoördinator die bevoegd is voor het drugbeleid in al zijn facetten: preventie, zorg en repressie. Bedoeling van deze Algemene Cel Drugsbeleid is dat er overleg wordt gepleegd met actoren vanuit verschillende niveaus om te komen tot een goed 15 DEWAEL, P. en VANDEURZEN, J., Nationaal Veiligheidsplan , Brussel, 2008, p Het volledige EU Drugsplan is integraal te lezen op volgend adres: 17 De Algemene Cel Drugsbeleid bestaat uit zeventien vertegenwoordigers van de federale regering en achttien vertegenwoordigers van de deelregeringen. Van de federale regering hebben zowel de minister van Justitie als de minister van Binnenlandse Zaken elk twee vertegenwoordigers. Alle andere betrokken ministers hebben één vertegenwoordiger. Het gaat hierbij om de eerste minister en de ministers van Volksgezondheid, Sociale Zaken, Buitenlandse Zaken, Werk, Wetenschapsbeleid, Maatschappelijke integratie, Landsverdediging, Migratie- en Asielbeleid, Financiën en Economie. Verder hebben de staatssecretaris voor Mobiliteit en de staatssecretaris voor Begroting ook één vertegenwoordiger. Voor de deelregeringen ziet de samenstelling er als volgt uit: zeven leden voor de Vlaamse Regering, twee leden voor de Franse Gemeenschapsregering, drie leden voor de Waalse Gewestregering, één lid voor de Brusselse Hoofdstedelijke Gewestregering, twee leden voor het College van de Franse Gemeenschapscommissie, twee leden voor het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (die samen één stem hebben) en één lid voor de Duitstalige Gemeenschap. 16

17 afgestemd drugbeleid. Dit drugbeleid heeft niet enkel betrekking op drugpreventie, maar omvat ook het aanbod van hulpverlening en de controle van productie, handel en sluikhandel in verdovende middelen en psychoactieve stoffen. Verder adviseert en ondersteunt de Algemene Cel Drugsbeleid de bevoegde overheden en de Interministeriële Conferentie Drugbeleid (IMC) 18. De Algemene Cel Drugsbeleid treedt ook op als nationaal coördinator in Europees verband, samen met het Belgische focal point 19. Samen verkondigen ze het Belgische standpunt in verband met het drugbeleid op Europees en internationaal niveau Cel Gezondheidsbeleid inzake drugs De Cel Gezondheidsbeleid is grotendeels opgericht met de bedoeling om de werkzaamheden van de Algemene Cel Drugsbeleid voor te bereiden. Zoals reeds aangehaald bij de Algemene Cel Drugsbeleid komt de Interministeriële Conferentie minstens eenmaal per jaar samen om verschillende gezondheidsmateries te behandelen. De Cel Gezondheidsbeleid inzake drugs moet gezien worden als een werkgroep die verbonden is met de Interministeriële Conferentie Volksgezondheid. Hierin komen diverse gezondheidsmateries aan bod en het beleid inzake legale en illegale drugs maakt daar deel van uit. De Cel Gezondheidsbeleid inzake drugs heeft als opdracht 20 om het beleid met betrekking tot preventie van druggebruik en het beleid met betrekking tot de hulpverlening aan mensen met druggerelateerde problemen op elkaar af te stemmen. Deze Cel focust zich zowel op de preventieve als de hulpverlenende kant van het 18 De Interministeriële Conferentie Drugsbeleid (IMC) komt jaarlijks minstens eenmaal samen en bevat alle ministers die bevoegd zijn voor de verschillende aspecten van het drugprobleem. De bedoeling van deze conferentie is om te komen tot gemeenschappelijke beleidsdoelstellingen in verband met het drugprobleem. De ministers uit volgende beleidsdomeinen zijn bevoegd om deel te nemen aan deze conferentie: Ministers van Volksgezondheid, Binnenlandse Zaken, Justitie, Sociale Zaken, Grote Steden, Maatschappelijke Integratie, Mobiliteit en Vervoer en KMO s, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid. 19 Het Belgische focal point verzamelt informatie met betrekking tot de drugproblematiek en wisselt die uit op Europese bijeenkomsten inzake drugbeleid. Elk land in de Europese Unie heeft zo n focal point, net als Noorwegen dat geen lid is van de Europese Unie. 20 DE RUYVER, B., PELC, I., e.a., Drugs in cijfers II: Studie naar betrokken actoren, overheidsuitgaven en bereikte doelgroepen. Vervolg studie., Federaal Wetenschapsbeleid, Academia Press, Gent, 2007, p

18 drugprobleem. Repressie of de (strafrechtelijke) aanpak ten aanzien van het drugprobleem komen hierbij zelden tot nooit aan bod. Het belangrijkste verschil tussen de Algemene Cel Drugsbeleid en de Cel Gezondheidsbeleid inzake drugs zit in het feit dat de Algemene Cel alle aspecten van het drugfenomeen bekijkt, terwijl de Cel Gezondheidsbeleid zich focust op het gezondheidsaspect Centrale Stuurgroep Drugs Deze stuurgroep is opgericht om het gevoerde penitentiaire beleid inzake drugs te evalueren en nationaal te stroomlijnen. Verder ondersteunt deze stuurgroep ook de lokale diensten en onderhoudt het contacten met de regionale overheden. Naast de Centrale Stuurgroep Drugs werd in elke strafinrichting een lokale stuurgroep opgericht die de directie voorziet van advies en ondersteuning bij het uitvoeren van acties. Naast de adviserende en ondersteunende rol is deze lokale stuurgroep ook bezig met het opstellen van een inventaris van alle incidenten, houdt ze het penitentiaire personeel op de hoogte van het drugbeleid en bekijkt ze of er nood aan vorming en/of informatie is. De Centrale Stuurgroep Drugs bestaat 21 uit vertegenwoordigers van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Welzijn en Volksgezondheid en Gezin en de Federale Overheid, FOD Justitie en de Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen (VAD). De Centrale Stuurgroep Drugs is ten slotte verantwoordelijk voor het geven van opdrachten aan de twee nationale drugscoördinatoren (één Nederlandstalige en één Franstalige). 2.2 Niveau van de Vlaamse Gemeenschap Op dit niveau is het Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin veruit het belangrijkste orgaan. Het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin staat in voor de voorbereiding en uitvoering van het beleid van de betrokken minister op vlak van maatschappelijk welzijn, ouderen, gezondheid, personen met een handicap, jongerenwelzijn 21 DE RUYVER, e.a., Do s and don ts in een integraal en geïntegreerd drugbeleid. Eindrapport., Programmatorische Federale Overheidsdienst Wetenschapsbeleid, Brussel, 2009, p

19 en gezin. Het beleidsdomein op zich bestaat uit een departement en zeven agentschappen. Zoals in het jaarverslag 22 van het departement is terug te vinden, verzorgt het departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin de voorbereiding en opvolging van het beleid van de minister. De concrete uitvoering van dat beleid is in handen van de zeven agentschappen. De eindverantwoordelijkheid voor het beleid echter ligt bij de minister zelf. Verder is er voor de Ministeries van Onderwijs en Vorming enerzijds en voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media anderzijds ook een belangrijke rol weggelegd. Zoals het onderzoek van De Ruyver e.a. 23 aangeeft, situeren de belangrijkste bevoegdheidspakketten zich bij de ministers die respectievelijk bevoegd zijn voor Volksgezondheid, Onderwijs en Jeugd. Op het niveau van de Vlaamse Gemeenschap is ook de samenwerking tussen de Vereniging voor Alcohol en andere Drugproblemen (VAD) en het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid erg belangrijk. Deze samenwerking is vastgelegd in een convenant van vijf jaar. In deze overeenkomst werden vijf taken 24 vastgelegd die de VAD moet bewerkstelligen: - informatie verspreiden naar de hele bevolking toe en advies verlenen aan de overheid en wetenschappers; - methodieken ontwikkelen voor de verschillende settings die instaan voor het veldwerk binnen het preventieve gezondheidsbeleid; - de voorgenoemde methodieken helpen invoeren in de werking van organisaties; - het evalueren van interventies; - vorming en deskundigheidsbevordering voor intermediairen organiseren. De evaluatie van deze samenwerking gebeurt aan de hand van vooraf opgestelde indicatoren die toelaten om deze samenwerking kritisch te evalueren. De samenwerking tussen de VAD en het Vlaams Agentschap is echter geen eenrichtingsverkeer. Door middel van hun sterke voeling met de praktijk kunnen nieuwe noden en/of tendensen snel worden opgemerkt en aangepakt op beleidsniveau. 22 Jaarverslag. Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin , Vlaamse Overheid, 2008, 66 p. 23 DE RUYVER, e.a., Do s and don ts in een integraal en geïntegreerd drugbeleid. Eindrapport., Programmatorische Federale Overheidsdienst Wetenschapsbeleid, Brussel, 2009, p Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen, [12/03/2010]. 19

20 De afstemming tussen de Vlaamse Gemeenschap en de Federale Overheid is vertikaal. De Vlaamse Overheid is zoals eerder reeds aangehaald vertegenwoordigd in de verschillende federale cellen en stuurgroep. In de Algemene Cel Drugsbeleid wordt de Vlaamse Gemeenschap vertegenwoordigd door de minister-president van de Vlaamse Regering, de minister van Volksgezondheid, de minister van Onderwijs en de minister van Jeugd. In de Cel Gezondheidsbeleid is de Vlaamse Gemeenschap vertegenwoordigd dankzij de aanwezigheid van de minister van Volksgezondheid. Tot slot maakt de Vlaamse Gemeenschap ook deel uit van de Centrale Stuurgroep Drugs door de vertegenwoordiging van het Departement Welzijn, Gezondheid en Gezin en de Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen. 2.3 Provinciaal niveau Provincies staan in voor de eigen autonome uitwerking van een beleid inzake drugs. Men blijft echter wel onder toezicht staan van hogere overheden (zie 2.1 en 2.2): het provinciale drugbeleid beantwoordt aan de krachtlijnen van enerzijds de Federale Drugnota van 2001 en anderzijds aan het beleid van de minister van Volksgezondheid van de Vlaamse Gemeenschap. Provincies kunnen dus afhankelijk van de noden en behoeften eigen accenten en prioriteiten vastleggen, binnen de krijtlijnen van bovenvernoemde actoren en hun beleid. De invulling van het provinciale drugbeleid verschilt grondig per provincie, naargelang de aard van de problemen die zich binnen een bepaalde provincie voordoen. Verantwoordelijke voor de invulling van het provinciale drugbeleid is de gedeputeerde 25, bevoegd voor welzijn en gezondheid. Daarnaast bezit elke provincie een dienst welzijn en gezondheid die instaat voor initiatieven binnen dit werkterrein. Het provinciaal drugbeleid is echter slechts een deel van het provinciale gezondheidsbeleid. In deze laatste worden uiteraard ook nog andere gezondheidsinitiatieven georganiseerd. Verder spelen twee organen nog een belangrijke rol in het provinciale drugbeleid. Een eerste belangrijk orgaan is het Provinciaal Preventieplatform Middelengebruik (PPM). Hierin 25 Een gedeputeerde maakt deel uit van de deputatie van een provincie. In totaal bestaat de deputatie uit 6 gedeputeerden, ongeacht de grootte van de provincie. Elke gedeputeerde heeft een specifiek werkdomein (zoals het domein Welzijn en Gezondheid er één is) tot zijn bevoegdheid. De deputatie staat in voor de uitvoering van de besluiten van de Provincieraad en beslist over zaken die het dagelijkse bestuur van de provincie aangaan. 20

21 brengt de provincie professionele (zowel lokale als provinciale) preventiemedewerkers samen om op provinciaal niveau het beleid mee vorm te geven door middel van overleg. Het wordt gezien als een ontmoetings- en uitwisselingsforum 26 voor wie in de provincie bezig is met preventie. Uit het Provinciaal Preventieplatform Middelengebruik ontstaan werkgroepen die concrete ideeën en initiatieven gaan uitwerken tot volwaardige initiatieven. Elke Vlaamse provincie heeft sinds 1995 een dergelijk preventieplatform ter zijner beschikking. Een tweede belangrijk orgaan is het Overlegplatform Geestelijke Gezondheidszorg. In tegenstelling tot het Provinciaal Preventieplatform Middelengebruik dat álle sectoren wil verenigen in een provinciaal overleg, beperkt het Overlegplatform Geestelijke Gezondheidszorg zich tot de actoren uit de welzijns- en gezondheidssector (psychiatrische ziekenhuizen, psychiatrische verzorgingstehuizen, Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg, initiatieven voor beschut wonen, enz). De opdrachten van het Overlegplatform Geestelijke Gezondheidszorg zijn wettelijk vastgelegd en kunnen worden samengevat in twee hoofdopdrachten 27 : - samenwerking en overleg in de Geestelijke Gezondheidszorg bevorderen; - ombudsfunctie voor patiënten met klachten in de Geestelijke Gezondheidszorg organiseren. Zoals uit de onderzoeken van De Ruyver e.a. 28 voornaamste doel het afstemmen van het zorgaanbod. blijkt, hebben de overlegplatforms als 26 Evaluatieproces drugproblematiek in Vlaams-Brabant. 10 jaar overleg tussen preventie, hulpverlening en beheersing: geslaagd?, [11/02/2010]. 27 Overlegplatforms Geestelijke Gezondheidszorg van Vlaanderen en Brussel, [10/02/2010]. 28 DE RUYVER, e.a., Do s and don ts in een integraal en geïntegreerd drugbeleid. Eindrapport., Programmatorische Federale Overheidsdienst Wetenschapsbeleid, Brussel, 2009, p

22 2.4 Lokaal niveau Op lokaal niveau speelt de burgemeester een grote rol. Als hoofd van het lokale bestuur is hij samen met de schepenen verantwoordelijk voor materie in verband met gezondheidszorg, welzijn, jeugd en onderwijs. Voor de specifieke taken van de burgemeester wordt graag verwezen naar de artikels 13-14bis, en quater van de Nieuwe Gemeentewet. Gezien het feit dat een drugbeleid vooral op lokaal niveau vorm krijgt, is het logisch dat de meeste betrokken diensten zich dan ook op dit niveau situeren. Naast de burgemeester (en zijn schepenen) spelen vier sectoren een cruciale rol binnen een lokaal integraal en geïntegreerd drugbeleid. Een aantal factoren (grootte van de lokale gemeenschap, geografische ligging, aard van de lokale problemen, enz.) bepaalt in welke mate bepaalde voorzieningen en instellingen al dan niet aanwezig zijn in een stad of gemeente. In hoofdstuk drie van deze scriptie wordt uitgebreid ingegaan op de verschillende sectoren. Hierbij toch reeds een kort overzicht van de betrokken sectoren bij het lokaal drugbeleid van een gemeente of stad. Een eerste (ruime) sector zijn alle voorzieningen die kunnen worden gecatalogeerd onder de welzijns- en gezondheidssector. Dit kan worden gezien als de grootste sector gezien het feit dat de focus hierbij niet enkel op drugs ligt, maar meer op het algemeen welzijn van de lokale bevolking. De aanpak van het drugprobleem in al zijn facetten is slechts één van de vele problemen die men in de welzijns- en gezondheidssector tracht aan te pakken. Nauw aansluitend bij de welzijns- en gezondheidssector is de hulpverleningssector. In tegenstelling tot de welzijns- en gezondheidssector ligt in de hulpverleningssector wél de focus op het drugprobleem in al zijn facetten. Deze sector is erop gericht het drugprobleem grondig aan te pakken, zonder problemen op andere levensdomeinen van de betrokken personen uit het oog te verliezen. Men hanteert er dan ook dikwijls een systeemgerichte benadering. Het drugprobleem wordt veel ruimer gezien dan enkel en alleen maar een probleem van verslaving. De hulpverlening heeft oog voor andere aspecten of levensdomeinen van de betrokken persoon die ervoor zorgen dat de verslaving ontstaat, verergert of in stand wordt gehouden. Vervolgens kan een preventiesector worden vastgesteld. Hierbij gaat het vaak om initiatieven die kaderen binnen de strategische veiligheids- en preventieplannen. Cruciale rol hierbij spelen de preventiediensten van de gemeente of stad. Sommige steden of gemeenten 22

23 financieren echter zelf initiatieven. Het gaat hierbij dan om initiatieven die niet kaderen binnen de strategische veiligheids- en preventieplannen. Tot slot is er nog de veiligheidssector. Het gaat hierbij om diensten en actoren die zich bevinden op de niveaus van de opsporing (zowel de lokale als de federale politie), vervolging, straftoemeting en strafuitvoering. 23

24 3. Do s and don ts van een integraal en geïntegreerd lokaal drugbeleid 29 Nu duidelijk is welke actoren allemaal een rol spelen bij de uitwerking en uitvoering van het drugbeleid (zowel op nationaal als op regionaal vlak), is het noodzakelijk een aantal criteria op te stellen waaraan een optimaal functionerend lokaal drugbeleid moet voldoen. Recent onderzoek van De Ruyver e.a. 30 is hierbij een basiswerk die niet over het hoofd gezien mag worden. In hun boek schrijven de auteurs een aantal richtlijnen voor waaraan een lokaal drugbeleid moet voldoen en besteedt men ook aandacht aan mogelijke valkuilen die ten allen tijde vermeden moeten worden. 3.1 Methodologie Bij het opstellen van een ideaaltypische voorstelling van een lokaal drugbeleid is het onderzoek van De Ruyver e.a. 31 het uitgangspunt geweest. Verder werd ook gebruik gemaakt van nationale en internationale wetenschappelijke publicaties rondom het voeren van een lokaal drugbeleid. In dit deel werd hoofdzakelijk gebruik gemaakt van secundaire gegevens. Eerst en vooral werden wetenschappelijke publicaties gezocht in wetenschappelijke databanken die beschikbaar zijn via de bibliotheken van de Universiteit Gent. Belangrijke trefwoorden (al dan niet in combinatie met andere trefwoorden) hiervoor luidden als volgt: local drug(s) policy, drug(s) coordination, drug(s) problems, local drug(s) approach, drug(s) related crime, lokaal drug(s)beleid, drug(s)overlast, lokale aanpak, integrale aanpak, (lokale) drug(s)problematiek, drughulpverlening, druggerelateerde criminaliteit. Vervolgens werden gespecialiseerde websites geraadpleegd. Op internationaal vlak werd vooral gebruik gemaakt van de websites en publicaties van the European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction 32 (EMCDDA) en het Wetenschappelijk Onderzoek- en 29 DE RUYVER, e.a., Do s and don ts in een integraal en geïntegreerd drugbeleid. Eindrapport., Programmatorische Federale Overheidsdienst Wetenschapsbeleid, Brussel, 2009, 195 p. 30 Ibid. 31 Ibid

25 Informatiecentrum 33 (WODC). Op nationaal vlak boden de websites van de Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen 34 (VAD) en De Sleutel 35 heel wat bruikbare wetenschappelijke publicaties aan. Hiernaast werd ook gebruik gemaakt van talloze wetenschappelijke tijdschriften uit de verschillende sectoren die betrokken zijn bij het drugfenomeen. Verder in dit onderzoek zal deze ideaaltypische voorstelling van een lokaal drugbeleid getoetst worden aan de situatie in Brugge. Hierbij werden face-to-face interviews afgenomen met sleutelfiguren die een duidelijk beeld hebben van het lokaal drugbeleid in Brugge. In deze interviews werden ook geregeld bedenkingen geformuleerd over hoe een optimaal functionerend lokaal drugbeleid er dient uit te zien. Er kan dus gesteld worden dat de secundaire gegevens uit de wetenschappelijke publicaties aangevuld werden met primaire gegevens die vanuit de face-to-face interviews naar boven kwamen. 3.2 Voorwaarden voor een goed integraal en geïntegreerd lokaal drugbeleid De verschillende beleidsdimensies die in een integraal en geïntegreerd lokaal drugbeleid aanwezig moeten zijn In een lokaal drugbeleid komen verschillende beleidsdimensies samen. Vier sectoren spelen een belangrijke rol in een lokaal drugbeleid: de welzijns- en gezondheidssector, de sector hulpverlening, de preventiesecor en de sector veiligheid. Zoals reeds aangehaald bij de definiëring van een integraal en geïntegreerd lokaal drugbeleid, is het van belang dat al deze sectoren voldoende op elkaar afgestemd zijn. Hierbij moet ook aandacht besteed worden aan de verschillende eigen beleidsdoelstellingen die worden nagestreefd. Elke sector heeft naast de collectieve doelstellingen van het integraal en geïntegreerd lokaal drugbeleid ook nog eens eigen doelstellingen die men tot een goed einde tracht te brengen. Een gezonde wisselwerking tussen beide doelstellingen is hierbij een goed uitgangspunt. Zoals verder zal blijken (zie 4.2.2), zullen sommige actoren en instanties balanceren op de rand tussen twee of meerdere sectoren. Vooral de grens tussen de welzijns- en gezondheidssector enerzijds en de

26 hulpverleningssector anderzijds, is niet altijd even duidelijk te trekken. Zo valt het straathoekwerk zowel te catalogeren onder de welzijns- en gezondheidssector, de hulpverleningssector en de preventiesector De welzijns- en gezondheidssector Wetenschappelijk onderzoek is er nog niet volledig uit of een daling van de druggerelateerde problemen toe te schrijven is aan een aanpak die inwerkt op de verschillende levensdomeinen. Dergelijke benadering wordt toegepast in de systeembenadering. Hierin wordt uitgegaan van het principe dat wanneer er ingegrepen wordt op één element van het systeem, dit implicaties heeft voor alle andere elementen van dat systeem. Concreet vertaald naar het onderwerp van deze masterproef betekent dit hetvolgende: wanneer er wordt ingegrepen op één levensdomein, kan dit ervoor zorgen dat er zich een daling van druggerelateerde problemen met deze persoon als betrokken partij vastgesteld kan worden. Onweerlegbaar wetenschappelijk bewijs is hier echter nog niet voor gevonden. Stevens e.a. 36 toonden met hun onderzoek wel aan dat er een sterke band aanwezig is tussen druggerelateerde problemen, welzijn en sociaal-economische deprivatie. In hun betoog hebben ze bij de primaire preventie vooral oog voor het verhogen van de sociaal-economische omstandigheden om druggerelateerde problemen aan te pakken. Dit blijkt uit volgend citaat: This leads to suggestions that policies that reduce inequality and deprivation will also lead to reductions in drug-related crime. 37 Men voegt er echter wel meteen aan toe dat het heel moeilijk is om deze link zwart op wit te bewijzen. Er zijn echter duidelijke aanwijzingen die allemaal in deze richting wijzen. Actoren die een belangrijke rol spelen in deze sector zijn o.a. de OCMW s, de Centra voor Algemeen Welzijnswerk, de Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg, straathoekwerkers, apothekers, huisartsen, onthaalcentra, algemene en psychiatrische ziekenhuizen, scholen en Centra voor Leerlingenbegeleiding, jeugdhuizen, enz. 36 STEVENS, A, TRACE, M. en BEWLEY-TAYLOR, D., Reducing drug related crime: an overview of the global evidence., The Beckley Foundation Drug Policy Programme, Report 5, 2005, 12 p., [19/03/2010]. 37 Ibid., p

27 De hulpverleningssector In deze sector tracht men de levenskwaliteit van de persoon die drugs gebruikt te verhogen. Hierbij heeft men zowel aandacht voor de psychische en fysische levenskwaliteit van de gebruiker en zijn/haar sociaal welzijn. Druggerelateerde problemen zijn echter vaak heel complex en hebben betrekking op verschillende levensdomeinen. Een snelle oplossing voor het probleem is dus niet altijd mogelijk. Het is dan ook belangrijk dat er rekening gehouden wordt met de ernst van de situatie. Geleidelijk aan tracht men de autonomie van de cliënt te verhogen, zodat deze uiteindelijk in staat is om op zelfstandige basis om te gaan met zijn/haar probleem. Deze empowerment-gedachte is de basis van elke behandeling. Het spreekt voor zich dat elke situatie uniek is en een standaardbehandeling dan ook niet bestaat. Het is dan ook de unieke situatie van de cliënt ( het tijdstip van de interventie, de hulpvraag, de voorgeschiedenis van de cliënt met hulpverlening, de mogelijkheden en motivatie van de cliënt) die de hulpverlening en het tempo van de behandeling bepaalt en niet omgekeerd! De hulpverleningssector dient echter te worden opgedeeld in verschillende echelons. Hoe hoger men op de ladder van de echelonnering komt, hoe gespecialiseerder de hulpverlening. Het nulde echelon hoort strikt genomen niet bij de hulpverlening, maar wordt toch als een vorm van hulpverlening gezien én ervaren. Het betreft de hulp die personen onderling aan elkaar geven. De aard kan variëren van ongestructureerde hulp tot goed georganiseerde en doelgerichte hulp. Deze vorm van hulpverlening wordt gecatalogeerd onder de noemer van zelfzorg en mantelzorg: hulp van familie, vrienden, de nabije omgeving, enz. Vaak echter gaan mensen met problemen te rade bij organisaties en/of instanties die zich situeren op het eerste echelon van de hulpverlening. Het gaat hierbij om professionele instellingen en organisaties die voor iedereen toegankelijk zijn omdat men er algemene hulp aanbiedt. Kenmerkend voor deze organisaties is dat ze heel laagdrempelig zijn en de mensen weinig schrik inboezemen om de stap naar hulpverlening te zetten. Wanneer dergelijke eerstelijnshulp niet volstaat of niet adequaat is voor de problematiek, kan beroep gedaan worden op het zogenaamde tweede echelon in de hulpverlening. Deze hoogdrempelige vorm van hulpverlening is niet voor iedereen toepasselijk en is enkel mogelijk na doorverwijzing vanuit het eerste echelon. Het betreft gespecialiseerde hulpverlening op maat van de unieke situatie van de persoon in moeilijkheden. Tot slot is er ook nog het derde echelon, de intramurale hulpverlening. Dit is het geval wanneer een (tijdelijke) opname noodzakelijk geacht wordt om de problematiek aan te pakken. 27

28 Bij een integraal en geïntegreerd lokaal drugbeleid spelen actoren, instanties en organisaties uit élk echelon van de (drug)hulpverlening een rol: de Medisch Sociale Opvangcentra (MSOC s), Centra voor spuitenruil, dag- en nachtopvangcentra, crisisinterventiecentra (CIC), afkickcentra, mantelzorg en zelfhulpinitiatieven, Crisisopvang op de Eenheid Psychiatrie Spoed Interventie (EPSI), Psychiatrische Afdelingen van een Algemeen Ziekenhuis (PAAZ), therapeutische gemeenschappen, beschutte woonprojecten specifiek voor patiënten met een verslavingsprobleem, enz De preventiesector Uit wetenschappelijk onderzoek is reeds meerdere malen gebleken dat preventie niet altijd werkt, maar dat het effect van de preventie afhankelijk is van de manier waarop aan preventie gedaan wordt. Zo toonde onderzoek aan dat drugspecifieke preventie zoals mediacampagnes geen of slechts in beperkte mate zorgt voor de reductie van druggebruik en druggerelateerde criminaliteit. Dergelijke mediacampagnes zorgen voor een grotere kennis en bewustwording rondom het druggebruik, maar leiden niet (of in heel geringe mate) tot gedragsverandering. Campagnes rondom gezondheidsgerelateerde thema s echter, hebben wél invloed op attitudes, normen en gedrag. Campagnes die onrechtstreeks gericht zijn op de preventie van druggebruik werken in op de sociale vaardigheden waarop men beroep kan doen wanneer het probleem zich stelt. Bij deze campagnes is het noodzakelijk dat men die richt op een specifieke risicodoelgroep en dat men gebruikt maakt van communicatiekanalen waar zij heel vaak gebruik van maken. De drugpreventieprogramma s met de beste resultaten zijn de programma s waarbij men de betrokken personen vaardigheden gaat aanleren hoe men zich rechtstreeks kan wapenen tegen druggebruik. Hierbij spelen het aanleren van algemene en sociale vaardigheden een belangrijke rol. Dergelijke preventieprogramma s hebben slechts effect bij een continue investering gezien het feit dat het effect opnieuw afneemt naarmate de tijd verstrijkt. De belangrijkste troef van deze preventieprogramma s is dat de risicogroep de vaardigheden in praktijk aanleert. Dit is veel efficiënter dan een lezing of video over hoe men moet omgaan met drugs. De potentiële gebruiker ontwikkelt er een eigen stijl en attitude die hij/zij later in praktijk kan toepassen. Drugpreventieprogramma s waarbij leeftijdsgenoten worden ingezet, blijken volgens wetenschappelijk onderzoek veel effectiever te zijn. 28

29 In de basistekst 38 van de Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen (VAD) geeft men een aantal richtlijnen mee over hoe aan alcohol- en drugpreventie gedaan moet worden. Een eerste richtlijn is het aanmoedigen van niet-gebruik gezien het feit dat dit de veiligste en de meest gezonde oplossing is. Verder spoort men aan om experimenteergedrag uit te stellen. Wetenschappelijk onderzoek heeft immers aangetoond dat hoe jonger men begint te experimenteren met alcohol en andere drugs, hoe groter de kans dat men op latere leeftijd problematisch gaat gebruiken. In die zin kan deze tweede richtlijn gezien worden als het uitstellen van de beginleeftijd én een bekrachtiging van de eerste richtlijn, namelijk het aanmoedingen van niet-gebruik. Een derde richtlijn spoort aan om het verantwoordelijk gedrag van jongeren te bevorderen. Dit kan door het aanbieden van correcte informatie, het aanleren van persoonlijke en sociale vaardigheden en het structureel ondersteunen van jongeren. Zo kan men een weloverwogen en kritische keuze maken om al dan niet te gebruiken. Verantwoordelijk gedrag wordt hierdoor aangemoedigd. Een vierde richtlijn is het vroegtijdig signaleren aanmoedigen. Wanneer men een probleem in een beginnend stadium kan aanpakken, is de kans veel groter dat er nog een positieve gedragsverandering zal optreden. Waakzaamheid voor onrustwekkende signalen is hierbij van groot belang. Een laatste richtlijn is het beperken van de schade. Voor sommige gebruikers is stoppen geen optie. Deze richtlijn tracht de negatieve gevolgen voor de gebruiker en zijn omgeving zoveel mogelijk te beperken. Een actie zoals het project spuitenruil is hiervan een treffend voorbeeld. Actoren die een belangrijke rol spelen in deze sector zijn de preventiediensten die werken binnen de lijnen van de Strategische Veiligheids- en Preventieplannen. Verder zijn er uiteraard ook nog preventie-initiatieven die niet kaderen binnen deze Strategische Veiligheids- en Preventieplannen. Tot slot doen ook heel wat organisaties uit de twee bovenvernoemde sectoren aan preventie, hoewel dit niet altijd tot hun takenpakket behoort. 38 VAD, Visie op preventie en behandeling van alcohol- en andere drugproblemen, [14/03/2010]. 29

30 De Veiligheidssector Een laatste sector die een belangrijke rol speelt in het integraal en geïntegreerde lokaal drugbeleid is de sector veiligheid. Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat interventies die louter gericht zijn op repressie weinig tot geen reductie inhouden van druggebruik en druggerelateerde criminaliteit. In het onderzoek van Stevens e.a. 39 is zelfs gebleken dat grootschalige drugrazzia s geleid hebben tot een stijging van het aantal vermogensdelicten om tegemoet te kunnen komen aan de gestegen prijzen van drugs ten gevolge van het politionele optreden: Ironically, where the enforcement agencies are successful in limiting the supply of a particular drug in a particular area, the evidence suggests that users simply steal more to pay the higher prices. 40 Men opteert beter voor repressieve acties waarbij de politie samenwerkt met actoren van buiten de veiligheidssector. Uit wetenschappelijk onderzoek is reeds gebleken dat repressieve acties die gepaard gaan met acties van preventie, hulpverlening of acties die een verbetering van het welzijn voor ogen hebben, veel effectiever zijn. Het gaat hierbij om diensten en actoren die zich bevinden op de niveaus van de opsporing (zowel de lokale als de federale politie), vervolging, straftoemeting en strafuitvoering Een combinatie van twee of meerdere beleidsdimensies: intersectorale interventies Het belang van intersectorale interventies Zoals reeds aangegeven bij de omschrijving van een integrale aanpak van een drugprobleem, bestaat een drugprobleem uit verschillende facetten en dimensies. Deze kunnen zich situeren binnen meerdere verschillende van bovenvernoemde sectoren. Hierbij is het dan ook noodzakelijk dat deze sectoren samen op zoek gaan naar de oplossing voor het drugprobleem. Wanneer beide sectoren elk afzonderlijk het probleem binnen hun sector oplossen, is er geen 39 STEVENS, A, TRACE, M. en BEWLEY-TAYLOR, D., Reducing drug related crime: an overview of the global evidence., The Beckley Foundation Drug Policy Programme, Report 5, 2005, 12 p., [19/03/2010]. 40 Ibid., p

31 garantie dat het totaalprobleem opgelost is. Indien men samen op zoek gaat naar oplossingen, is de kans op het effectief terugdringen van het drugprobleem veel groter. Hierbij mag nooit uit het oog verloren worden dat de verschillende sectoren gebonden zijn aan eigen doelstellingen en visies. Het zal dan ook een zaak zijn om een strategie te ontwikkelen die zowel tegemoet komt aan de eigen waarden en doelstellingen als aan de waarden en doelstellingen die men samen tracht te realiseren. Interventies waarbij meerdere sectoren betrokken zijn, hebben dan ook een grotere kans op slagen vanwege hun multidisciplinaire aanpak. Zoals eerder reeds aangehaald, trachten verschillende organisaties en voorzieningen een multidisciplinaire aanpak na te streven waarbij men zich niet enkel en alleen beperkt tot één bepaalde sector. Hieronder een concreet praktijkvoorbeeld van een organisatie die tracht om activiteiten van verschillende betrokken sectoren onder één dak samen te krijgen Concreet praktijkvoorbeeld: Middelpunt West-Vlaanderen Middelpunt West-Vlaanderen noemt zichzelf op hun eigen website 41 het preventieteam alcohol- en andere drugs van de Centra Geestelijke Gezondheidszorg in West-Vlaanderen. Hieruit blijkt dat men in eerste instantie gericht is op het voorkomen dat mensen overgaan tot het gebruik van alcohol en andere drugs. Men maakt hiervoor gebruik van de structurele preventie. Eerst en vooral is deze structurele preventie erop gericht om op langdurige termijn effecten te bewerkstelligen. Snelle en tijdelijke resultaten worden niet meteen beoogd. Vervolgens hanteert men ook een planmatige aanpak. Acties worden weloverwogen en er kan een logische opeenvolging van activiteiten worden vastgesteld. Tot slot zijn de activiteiten van Middelpunt West-Vlaanderen ook beleidsgericht. Concreet betekent dit dat de initiatieven van Middelpunt West-Vlaanderen erop gericht zijn om sleutelfiguren, organisaties en structuren binnen West-Vlaanderen te bereiken. Bedoeling hiervan is dat ook deze actoren zich gaan engageren bij de aanpak van het drugfenomeen. De structurele preventie houdt dus in dat er op de verschillende niveaus van de lokale samenleving initiatieven worden opgestart die het problematisch gebruik van genotsmiddelen moeten proberen tegen te gaan. Zoals reeds blijkt uit de planmatige aanpak, blijven de acties en activiteiten van Middelpunt West-Vlaanderen niet beperkt tot de sector preventie. Uit hun visietekst blijkt dat men ook

32 aan hulpverlening doet. Men tracht hierbij altijd gebruik te maken van actuele wetenschappelijke inzichten. Middelpunt West-Vlaanderen is dan ook een organisatie die zijn werkmethoden systematisch aanpast aan nieuwe actuele inzichten. Cliëntgerichtheid en zorg op maat staan hierbij centraal. Kort samengevat kan men vijf peilers vaststellen waarop werking van Middelpunt West- Vlaanderen zich steunt: Het verantwoord leren omgaan met gebruik; Vroegtijdig ingrijpen; Beperken van schade; Uitstellen van experimenteergedrag; En het aanmoedigen van niet-gebruik van middelen. In deze peilers vallen zowel activiteiten van hulpverlening (beperken van schade, verantwoord leren omgaan mer gebruik, vroegtijdig ingrijpen) als activititeiten van preventie (experimenteergedrag uitstellen en het aanmoedigen van niet-gebruik) op. Middelpunt West-Vlaanderen heeft ook een samenwerkingsakkoord afgesloten met de Vereniging voor Alcohol- en andere drugproblemen. De VAD biedt hen vooral ondersteuning door middel van structureel overleg, vorming en onderzoek. Tot slot biedt Middelpunt West-Vlaanderen ook vormingen aan en ondersteunt het actoren die bij de uitwerking van een beleid inzake alcohol en andere drugs. 32

33 4. Het lokale drugbeleid in Brugge 4.1 Historiek Ontstaan van het Drugoverlegplatform Brugge Zo n zestien jaar geleden stond de stad Brugge voor een niet te onderschatten uitdaging: het ontwikkelen van een beleid ten aanzien van het problematische gebruik van genotsmiddelen 42. De toenmalige coördinator van de stedelijke preventiedienst speelde hierin een cruciale rol. Na rondvraag bij de verschillende diensten die rechtstreeks of onrechtstreeks met het drugfenomeen hadden te maken, bleek dat er nood was aan een overlegplatform om dit probleem aan te pakken. Een overlegplatform om ideeën uit te wisselen, strategieën uit te werken, enz. In tegenstelling tot andere steden, heeft Brugge er zelf uitdrukkelijk voor gekozen om bij de uitwerking van haar eigen drugbeleid een regierol te spelen. Het initiatief om samen te zitten met gespecialiseerde instellingen kwam van het stadsbestuur. Dit leidde tot de aanstelling van een aantal stadspersoneelsleden in voorzieningen die van nabij met de problematiek van drugs betrokken was. Hiermee werd een voortdurende dialoog tussen de verschillende hulpverleningsinstellingen en het stadsbestuur mogelijk. Uiteindelijk heeft dit halverwege 1994 geleid tot het ontstaan van een drugoverlegplatform. Deze actieve houding heeft ertoe geleid dat de Brugse overheid zelf tot op vandaag een cruciale rol speelt bij het lokaal drugbeleid Het Drugoverlegplatform Brugge en zijn werking Nadat duidelijk werd dat Brugge nood had aan een specifiek beleid ten aanzien van drugs, vond op 2 mei 1994 een eerste officiële bijeenkomst plaats over dit thema. Het Drugoverlegplatform Brugge was meteen geboren. Door verschillende aanwezigen werd geopperd om een aantal werkgroepen op te starten. Zo kon voor specifieke doelgroepen of 42 TIMMERMAN, K., 10 jaar drugoverlegplatform Brugge, Brugge, Stad Brugge, studienamiddag 2 december 2004, p

34 thema s preventietechnieken worden ontwikkeld die het best aansloten bij de noden van die doelgroepen. Het Drugoverlegplatform Brugge telde vijf concrete werkgroepen: de werkgroepen onderwijs, voorzieningen bijzondere jeugdzorg, medicatie, jeugd en horeca. Dit opzet bleek een schot in de roos en werd overal unaniem positief onthaald. Deze manier van werken wordt ook in andere steden 43 gehanteerd: zowel Antwerpen, Genk, Gent, Aalst, Charleroi, Luik, Mechelen, Lokeren, Vilvoorde als Eeklo richtten een lokaal drugoverlegplatform in dat bestaat uit verschillende werkgroepen. Bedoeling hiervan is om via intermediairen de uiteindelijke doelgroep te bereiken. Die intermediairen zijn verantwoordelijken uit een bepaald segment van het maatschappelijke leven die dicht bij de doelgroep staan. Het kan hierbij gaan om leerkrachten, cafébazen, patiënten, jongeren, enz. Vanuit hun dagelijkse (beroeps)activiteiten zijn ze uitstekend geplaatst om actief mee te werken aan doeltreffende preventie acties voor die potentiële doelgroep. De oprichting van het Drugoverlegplatform Brugge had drie belangrijke gevolgen. Het belangrijkste gevolg was dat er door de oprichting van het Drugoverlegplatform Brugge een stevige overlegstructuur ontstond. Sinds de oprichting bleven nagenoeg alle partners trouw op post en kregen zij het gezelschap van andere gemotiveerde bondgenoten. Samen stonden zij in voor de vormgeving van het drugpreventiebeleid in Brugge. Op de studiedag waarbij teruggekeken werd op tien jaar Drugoverlegplatform Brugge, verwoordde men het als volgt: Deze structuur staat m.a.w. garant voor continuïteit in het overleg, in de aanpak, in de afstemming. Daarenboven is deze structuur via de stedelijke preventiedienst ingebed in de stedelijke structuren. Dit laat een vruchtbare en constructieve dialoog toe tussen de diverse partners en het stadsbestuur. Het Drugoverlegplatform heeft telkens een mandaat gevraagd en gekregen om in overleg het drugbeleid van de stad Brugge vorm te geven. 44 Een tweede gevolg was dat drugs niet langer in de taboesfeer vertoefde. Voor het ontstaan van het Drugoverlegplatform Brugge waren drugs en druggebruik gehuld in een ware 43 DE RUYVER, B., PELC, I., e.a., Drugbeleid in cijfers. La politique des drogues en chiffres., Academia Press, Gent, 2004, p TIMMERMAN, K., 10 jaar drugoverlegplatform Brugge, Brugge, Stad Brugge, studienamiddag 2 december 2004, p

35 taboesfeer en lokten ze heel wat paniekreacties uit. Wanneer men vaststelde dat er drugs circuleerde in zijn/haar omgeving en/of dat er werd gebruikt in de eigen organisatie, leidde dat steevast tot een vorm van overacting. Met de oprichting van het Drugoverlegplatform Brugge verdween de taboesfeer nagenoeg volledig. Over het thema drugs en druggebruik kon nu als partners op een serene en volwassen wijze worden gedebatteerd en overlegd. Een laatste belangrijke gevolg van de oprichting van het Drugoverlegplatform Brugge was de structurele preventie die werd georganiseerd op verschillende niveaus. Dit liep echter niet altijd van een leien dakje. Organisaties en instellingen stonden immers niet te springen om drugpreventie te integreren in hun dagelijkse werking. Het heeft dan ook veel tijd en doorzetting gekost om organisaties te overtuigen dat een aanpassing van de organisatiestructuren hierbij een oplossing konden bieden. Geleidelijk aan is het Drugplatform Brugge erin geslaagd om deze drugpreventie te integreren in verschillende organisaties en instellingen. In heel wat scholen, cafés, jeugdinitiatieven, voorzieningen van bijzondere jeugdzorg werd een drugpreventief luik in de werking geïmplementeerd. Zo zorgde de werkgroep Onderwijs ervoor dat ruim dertig Brugse secundaire scholen ruimte vrijmaakten om rond drugpreventie te werken. Uit een bevraging in 2003 bleek dat zowat alle bevraagde secundaire scholen een concreet drugbeleidsplan hebben. De drugpreventie op school werd vaak verwerkt in een bredere welzijnspreventie waarbij ook zelfmoord en spijbelen aan bod komen. De taak van het Drugoverlegplatform Brugge bestond erin om inhoudelijke ondersteuning aan te bieden. Het bracht ook verschillende afgevaardigden van de scholen samen om ervaringen en kennis uit te wisselen. Uitgangspunt van dit alles was de voorwaarde dat de scholen zélf ruimte creëerden om met deze thematiek bezig te zijn. Het was geen verplichting opgelegd door het Drugoverlegplatform Brugge en zijn werkgroep Onderwijs. Sinds de oprichting van het Drugoverlegplatform Brugge in 1994 onderging het drugpreventielandschap in Brugge een serieuze gedaanteverwisseling. Het drugprobleem werd bespreekbaar en lokte zelden nog paniekreacties uit. Deskundigen uit verschillende sectoren kwamen op geregelde tijdstippen bijeen om samen op zoek te gaan naar strategieën die het drugprobleem aan banden konden leggen. 35

36 4.2 Van een Drugoverlegplatform Brugge naar een Drugpreventiebeleid Brugge: de huidige stand van zaken De overgang van een Drugoverlegplatform Brugge naar een Drugpreventiebeleid Brugge Naarmate het Drugoverlegplatform Brugge langer functioneerde, kwamen een aantal mankementen naar boven. Een eerste belangrijke vaststelling was dat het Drugoverlegplatform Brugge sinds het begin op eenzelfde structuur draaide: een stuurgroep met werkgroepen die bemand waren door intermediairen. Deze stuurgroep werd bijgestaan door gedetacheerde preventiewerkers van de Stad Brugge. Onder de verschillende betrokken actoren stelde men vast dat deze structuur wat voorbijgestreefd was en dat er nood was aan vernieuwing. Vervolgens was de expertise bij de preventiewerkers sterk toegenomen. Doordat men dagelijks met preventie bezig was, had men serieus wat deskundigheid en zelfsturend vermogen opgebouwd. Probleem echter was dat de preventiewerkers over verschillende organisaties en instellingen waren versnipperd. Veel capaciteit en kennis gingen hierbij verloren, er heersten heel wat communicatiestoornissen, enz. Verder was ook de eigen positie van de preventiewerkers in de eigen organisatie onduidelijk omdat men niet goed wist aan wie men verantwoording moest afleggen. Dit werd mede in de hand gewerkt door de onduidelijke verwachten die werden geformuleerd vanuit het Drugoverlegplatform Brugge. Tot slot vond men het sturende vermogen van de stuurgroep te beperkt. Het actieplan was niet duidelijk, concrete acties op het terrein werden te weinig gestuurd, enz. Veel zaken oogden op papier heel mooi en veelbelovend, maar in praktijk was van sturing en coördinatie weinig tot geen sprake. Deze vaststellingen hebben ertoe geleid dat de structuur van het Drugoverlegplatform Brugge onder druk kwam te staan. In juni 2006 kwam men met een nieuwe structuur op de proppen en het Drugpreventiebeleid Brugge was geboren. 36

37 4.2.2 De huidige stand van zaken: een drugpreventiebeleid Brugge De structuur van het Drugpreventiebeleid Brugge De huidige structuur van het drugpreventiebeleid Brugge kan visueel als volgt worden voorgesteld. Afbeelding 1: het organigram van het drugpreventiebeleid Brugge Op bovenstaande visuele voorstelling van het drugpreventiebeleid Brugge kunnen vier belangrijke actoren worden vastgesteld. De belangrijkste actor is het Brugse stadsbestuur met als hoofd de burgemeester. In Brugge zijn de burgemeester en het stadsbestuur zelf initiatiefnemer in verband met de opstelling van het lokale beleidsplan inzake drugpreventie. In tegenstelling tot andere steden speelt de burgemeester van Brugge een regierol bij de uitwerking van het lokale drugbeleid. Dit wordt nogmaals beklemtoond door het feit dat de Brugse burgemeester de Adviesraad zelf voorzit. Verder is de burgemeester verantwoordelijk voor de verdeling van de middelen. Enerzijds bepaalt hij de middelen die beschikbaar worden gesteld voor alles wat te maken heeft met 37

38 preventie. Anderzijds voorziet hij ook middelen inzake de aanpak van druggerelateerde problemen. Een tweede belangrijke actor is de Adviesraad. Zij is het inspirerende en adviserende klankbord 45 voor het lokale drugpreventiebeleid in Brugge. Zoals de naam eigenlijk zelf zegt, geeft de Adviesraad advies aan de Stedelijke Preventiedienst bij de opmaak van het beleidsplan en het jaarlijkse actieplan. 46 Door de vertegenwoordiging van de vier eerdergenoemde sectoren, wordt het drugfenomeen in zijn totaliteit aangepakt. De Brugse Adviesraad komt driemaal per jaar samen en wordt zoals eerder reeds aangehaald voorgezeten door de burgemeester. De samenstelling van de leden van de Adviesraad in Brugge ziet er als volgt uit: de burgemeester van Brugge en een vertegenwoordiger van de Stedelijke Preventiedienst, de Jeugddienst, de sector secundair onderwijs, de sector bijzondere jeugdzorg, de sector horeca, het dagcentrum De Sleutel, het Centrum Geestelijke Gezondheidszorg Noord West-Vlaanderen, de lokale politie, het Centrum Algemeen Welzijnswerk (CAW), het Lokaal Sociaal Beleid, het Lokaal Gezondheidsoverleg (LOGO), de Huisartsenkring Brugge en Omgeving (HABO) en het parket. Van cruciaal belang voor het drugpreventiebeleid in Brugge is de Stedelijke Preventiedienst. Het is de coördinerende dienst inzake het drugpreventiebeleid in Brugge. Ze is in samenwerking met de Brugse Adviesraad verantwoordelijk voor de opmaak van het lokaal drugpreventiebeleidsplan. Naast de opmaak is de Stedelijke Preventiedienst ook verantwoordelijk voor de opvolging en de evaluatie van het jaarlijks actieplan. De Stedelijke Preventiedienst groepeert initiatieven met betrekking tot de preventie van zowel criminaliteit als kansarmoede. De meeste van deze initiatieven kaderen binnen het veiligheids- en preventiecontract dat Brugge afsloot met de federale overheid 47. De Stedelijke Preventiedienst probeert in opdracht van de Stad Brugge optimale voorwaarden te creëren waardoor geïntegreerd kan worden gewerkt 48. Gezien de complexiteit van het drugfenomeen, vraagt de aanpak ervan een geïntegreerde werking waarbij communicatie, overleg en afstemming tussen de verschillende betrokken sectoren van cruciaal belang is. De Stedelijke Preventiedienst neemt deze coördinerende rol op zich. De coördinatie van de Stedelijke Preventiedienst zelf is 45 STAD BRUGGE, Beleidsplan Drugspreventie , Brugge, Stad Brugge, 2008, p STAD BRUGGE, Beleidsplan drugpreventie Stad Brugge Actieplan 2009., Brugge, Stad Brugge, 2009, p STAD BRUGGE, Jaarverslag Stad Brugge 2003., Brugge, Stad Brugge, 2003, p STAD BRUGGE, Beleidsplan Drugspreventie , Brugge, Stad Brugge, 2008, p

39 in handen van de preventieambtenaar. Tevens is de Stedelijke Preventiedienst het permanente aanspreekpunt voor de partners en sectoren op het vlak van drugpreventie 49. Verder neemt de Stedelijke Preventiedienst op regelmatige basis deel aan het Vlaamse en provinciale overleg inzake de drugsthematiek, dit met de bedoeling om de drugpreventieactiviteiten optimaal af te stemmen op initiatieven van een hoger niveau. Zoals blijkt uit bovenstaand organigram is een aantal preventiewerkers tewerkgesteld bij De Sleutel, het JAC en bij het Centrum Geestelijke Gezondheidszorg. Deze organisaties zorgen voor een inhoudelijke versterking en helpen bij de concrete uitvoering van het lokale drugpreventiebeleid. In ruil krijgen zowel De Sleutel, het JAC als het Centrum Geestelijke Gezondheidszorg een financiële toelage 50. Deze samenwerking werd vastgelegd in protocolakkoorden. Vervolgens was de Stedelijke Preventiedienst Brugge (in nauw overleg met de Dienst Wetenschappelijk Onderzoek De Sleutel) verder ook verantwoordelijk voor de voorbereiding van de vijfde bevraging middelengebruik bij middelbare scholieren in Brugge 51. Deze bevraging bezorgde de Preventiedienst niet alleen gegevens over het middelengebruik in Brugge, het liet ook toe om aanknopingspunten te vinden voor preventieve acties. Verder geeft de Stedelijke Preventiedienst (al dan niet in samenwerking met andere instanties) vormingsdagen rondom alcohol en drugs. Tot slot profileert de Stedelijke Preventiedienst zich op regelmatige basis door middel van preventieacties die jongeren en volwassenen moeten sensibiliseren met betrekking tot legale en illegale middelen. Als laatste actor spelen ook de zogenaamde intermediairen een belangrijke rol in het drugpreventiebeleid in Brugge. Het zijn sleutelfiguren uit de omgeving van Brugge die binnen hun sector op vrijwillige en/of professionele basis regelmatig in contact komen met de doelgroep en/of het drugprobleem. Zoals reeds gesteld bij het geïntegreerde karakter van een lokaal drugbeleid, zijn een viertal sectoren vertegenwoordigd. Concreet toegepast op de situatie in Brugge, bestaat de groep intermediairen uit vertegenwoordigers vanuit het onderwijs, de bijzondere jeugdzorg, het uitgaansleven, het welzijnswerk, het jeugdwerk, het bedrijfsleven, de lokale politie, de (drug)hulpverlening, de huisartsen en vanuit justitie 52. Al deze levensdomeinen worden zoals eerder reeds vermeld ook vertegenwoordigd in de Brugse 49 STAD BRUGGE, Beleidsplan drugpreventie Stad Brugge Actieplan 2009., Brugge, Stad Brugge, 2009, 50 STAD BRUGGE, Beleidsplan Drugspreventie , Brugge, Stad Brugge, 2008, p De vijfde bevraging middelengebruik bij middelbare scholieren in Brugge werd eind 2009 afgenomen. De verwerking van de gegevens is nog volop aan de gang. 52 STAD BRUGGE, Beleidsplan Drugspreventie , Brugge, Stad Brugge, 2008, p

40 Adviesraad. De Stedelijke Preventiedienst probeert deze intermediairen te sensibiliseren met als doel om hun eigen specifieke doelgroep op langere termijn kennis, inzichten en vaardigheden rondom drugs bij te brengen. Tot slot kent het Drugpreventiebeleid Brugge drie actieve werkgroepen. Daar waar bij het vroegere Drugoverlegplatform Brugge nog vijf actieve werkgroepen waren, zijn het er nu nog drie: de werkgroepen onderwijs, horeca en bijzondere jeugdzorg. Zowel de werkgroep onderwijs als de werkgroep bijzondere jeugdzorg komen op heel regelmatige basis bijeen. De werkgroep onderwijs richt zich op secundaire scholen en tracht hen te sensibiliseren, te informeren, te motiveren en ondersteuning te bieden in hun preventieve taak. Men richt zich hierbij niet uitsluitend op leerkrachten en/of directieleden. Ook CLB-begeleiders, ouders en de leerlingen zelf worden uitgenodigd om hun verantwoordelijkheid inzake drugs op te nemen. De werkgroep bijzondere jeugdzorg tracht voorzieningen te informeren, te sensibiliseren en te motiveren bij de uitwerking van een eigen drugbeleid binnen de voorziening. Verder biedt de werkgroep ook deskundigheid aan om de voorzieningen te ondersteunen bij hun preventieve taak. Naast de directieleden en opvoeders uit de voorzieningen, tracht de werkgroep ook de doorverwijzers, ouders en betrokken jongeren te bereiken. De werkgroep horeca komt op minder regelmatige basis samen, maar is zeker geen passieve werkgroep. Het ondersteunt (jongeren)cafés en roept de uitbaters ervan op om oog te hebben voor druggerelateerde problemen. Wanneer uitbaters voldoende inspanningen leveren, kunnen ze in Brugge het +café -logo krijgen. Het is een samenwerking tussen café-uitbaters, de Stedelijke Preventiedienst, de lokale politie en enkele andere betrokken sectoren 53. Bedoeling van deze actie is om het risicogedrag in Brugse cafés te verminderen. 53 STEDELIJKE PREVENTIEDIENST BRUGGE, Positief uitgaan in Brugge., [18/04/2010]. 40

41 Afbeelding 2: het +café -logo Bron: website Stad Brugge Een café moet aan volgende voorwaarden voldoen om in aanmerking te komen voor het +café -logo: op een verstandige manier alcohol schenken; geen alcohol schenken aan jongeren onder de 16 jaar; geen discriminatie van personen; de uitbater en zijn cliënteel tonen respect voor de buurt en de omgeving; vechtersbazen worden de deur gewezen; illegale middelen worden niet getolereerd. Indien een café aan deze voorwaarden voldoet, krijgt ze het +café -logo. Dit label is echter in tijd beperkt. Na drie jaar volgt een nieuwe doorlichting en kan een café zijn label behouden of verliezen. Dit project loopt al sinds 2002 en werd vroeger voorafgegaan door een gelijkaardig project: Dit café is oké. 41

Studievoormiddag VVSG 17 juni 2009

Studievoormiddag VVSG 17 juni 2009 Do s and don ts in een integraal en geïntegreerd drugbeleid Studievoormiddag VVSG 17 juni 2009 Inleiding Federale drugnota: introductie van een integraal en geïntegreerd drugbeleid in België In het kader

Nadere informatie

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE MINISTER VAN BUITENLANDS BELEID EN ONROEREND ERFGOED, DE VLAAMSE MINISTER VAN BINNENLANDS BESTUUR, INBURGERING, WONEN, GELIJKE KANSEN EN ARMOEDEBESTRIJDING EN DE VLAAMSE MINISTER VAN WELZIJN,

Nadere informatie

Actie ter ondersteuning van de federale beleidsnota drugs

Actie ter ondersteuning van de federale beleidsnota drugs FEDERAAL WETENSCHAPSBELEID Wetenschapsstraat 8 B-1000 BRUSSEL Tel. 02 238 34 11 Fax 02 230 59 12 www.belspo.be Actie ter ondersteuning van de federale beleidsnota drugs Projectformulier ten behoeve van

Nadere informatie

3. Inspraak - Participatie aan het beleid

3. Inspraak - Participatie aan het beleid kwaad berokkenen. Vaak is de zorgverlener zich dus niet bewust van de gevolgen van zijn handelingen (vandaar de be tussen haakjes). Voor Vlaanderen bestaat er een Vlaams Meldpunt Ouderenmis(be)handeling.

Nadere informatie

Naar een verdere uitbouwing en duurzame verankering van de drughulpverlening in het drugsbeleid

Naar een verdere uitbouwing en duurzame verankering van de drughulpverlening in het drugsbeleid Naar een verdere uitbouwing en duurzame verankering van de drughulpverlening in het drugsbeleid Prof. dr. Brice De Ruyver Studiedag De Kiem 29 maart 2012, Gent 1 Structuur 1. De bevraging van de noden

Nadere informatie

DBK: Het Gents Model Concept & implementatie Organisatie vanuit Justitie en vanuit Hulpverlening

DBK: Het Gents Model Concept & implementatie Organisatie vanuit Justitie en vanuit Hulpverlening DBK: Het Gents Model Concept & implementatie Organisatie vanuit Justitie en vanuit Hulpverlening 1 INHOUD PRESENTATIE I. Belgisch drugbeleid II. O.M. en problematisch druggebruik III.De rechtbank en problematisch

Nadere informatie

Actie ter ondersteuning van de federale beleidsnota drugs

Actie ter ondersteuning van de federale beleidsnota drugs FEDERAAL WETENSCHAPSBELEID Wetenschapsstraat 8 B-1000 BRUSSEL Tel. 02 238 34 11 Fax 02 230 59 12 www.belspo.be Actie ter ondersteuning van de federale beleidsnota drugs Projectformulier ten behoeve van

Nadere informatie

Voorontwerp van decreet betreffende het lokaal sociaal beleid

Voorontwerp van decreet betreffende het lokaal sociaal beleid VR 2017 2402 DOC.0170/2BIS Voorontwerp van decreet betreffende het lokaal sociaal beleid DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; Na beraadslaging,

Nadere informatie

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende zorgstrategische planning

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende zorgstrategische planning Besluit van de Vlaamse Regering betreffende zorgstrategische planning DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 20 maart 2009 houdende diverse bepalingen betreffende het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid

Nadere informatie

DRUGS IN CIJFERS III: OVERHEIDSUITGAVEN VOOR HET DRUGSBELEID IN BELGIË

DRUGS IN CIJFERS III: OVERHEIDSUITGAVEN VOOR HET DRUGSBELEID IN BELGIË PERSBERICHT DRUGS IN CIJFERS III: OVERHEIDSUITGAVEN VOOR HET DRUGSBELEID IN BELGIË Totale overheidsuitgave voor het Belgisch drugsbeleid* in het jaar 2008 wordt geschat op 975.085.793 euro of 91,4 per

Nadere informatie

INLEIDING. Wat is het Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting?

INLEIDING. Wat is het Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting? INLEIDING Wat is het Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting? Het Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting werd in 1999

Nadere informatie

CONVENANT BETREFFENDE EEN GEZAMENLIJKE AANPAK VAN OUDERENMIS(BE)HANDELING VOOR HET VLAAMSE GEWEST, DE VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE EN DE PROVINCIES

CONVENANT BETREFFENDE EEN GEZAMENLIJKE AANPAK VAN OUDERENMIS(BE)HANDELING VOOR HET VLAAMSE GEWEST, DE VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE EN DE PROVINCIES BIJLAGE Bijlage nr. 1 CONVENANT BETREFFENDE EEN GEZAMENLIJKE AANPAK VAN OUDERENMIS(BE)HANDELING VOOR HET VLAAMSE GEWEST, DE VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE EN DE PROVINCIES Tussen De Vlaamse overheid, vertegenwoordigd

Nadere informatie

DBK GENT. Concept & implementatie

DBK GENT. Concept & implementatie DBK GENT Concept & implementatie 1 INHOUD PRESENTATIE I. Drugs en justitie II. O.M. en problematisch druggebruik III. De rechtbank en problematisch druggebruik IV. Zoektocht naar een oplossing V. DBK Gent

Nadere informatie

Besluit van de Vlaamse Regering van 4 mei 2007 (BS 19 juni 2007) houdende het lokaal beleid kinderopvang. Titel I. Algemene bepalingen

Besluit van de Vlaamse Regering van 4 mei 2007 (BS 19 juni 2007) houdende het lokaal beleid kinderopvang. Titel I. Algemene bepalingen 1 Besluit van de Vlaamse Regering van 4 mei 2007 (BS 19 juni 2007) houdende het lokaal beleid kinderopvang Titel I. Algemene bepalingen Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

Nadere informatie

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, in het bijzonder artikel 5, 1 en 92bis;

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, in het bijzonder artikel 5, 1 en 92bis; Ontwerp van samenwerkingsakkoord tussen de federale, gewestelijke en gemeenschapsoverheden voor het coördineren van de gegevensverwerking in het gezondheidsbeleid en de bijstand aan personen Gelet op artikelen

Nadere informatie

DRUGS EN DE SAMENLEVING Omgaan met het drugsfenomeen op lokaal niveau

DRUGS EN DE SAMENLEVING Omgaan met het drugsfenomeen op lokaal niveau Drugs en de samenleving.book Page 1 Monday, January 9, 2012 9:19 AM DRUGS EN DE SAMENLEVING Omgaan met het drugsfenomeen op lokaal niveau Freya Vander Laenen & Brice De Ruyver (eds.) Drugs en de samenleving.book

Nadere informatie

Brussel, 10 september _AdviesBBB_Toerisme_Vlaanderen. Advies. Oprichtingsdecreet Toerisme Vlaanderen

Brussel, 10 september _AdviesBBB_Toerisme_Vlaanderen. Advies. Oprichtingsdecreet Toerisme Vlaanderen Brussel, 10 september 2003 091003_AdviesBBB_Toerisme_Vlaanderen Advies Oprichtingsdecreet Toerisme Vlaanderen Inhoud Inhoud... 2 1. Inleiding...3 2. Krachtlijnen van het advies... 3 3. Advies...4 3.1.

Nadere informatie

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING DE MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN BUITENLANDS BELEID EN OONROEREND ERFGOED DE VICEMINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN ONDERWIJS DE VICEMINISTER-PRESIDENT

Nadere informatie

Beleidsvisie Sociaal Werk

Beleidsvisie Sociaal Werk Beleidsvisie Sociaal Werk Jo Vandeurzen Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Het momentum Groot enthousiasme voor deelname aan werkgroepen Sociaal werkers uit verschillende sectoren en

Nadere informatie

Lokale Coördinatie Drugs Brussel

Lokale Coördinatie Drugs Brussel Lokale Coördinatie Drugs Brussel Mei 2004 1 INHOUDSTAFEL I. Historiek II. LCDB : definitie III. Organigram van de L.C.D.B. IV. Doelstellingen V. Werklogica VI. Acties Mei 2004 2 I. HISTORIEK - De locale

Nadere informatie

VR DOC.0614/2BIS

VR DOC.0614/2BIS VR 2018 0806 DOC.0614/2BIS Besluit van de Vlaamse Regering houdende de wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 houdende het vergunnen van aanbieders van nietrechtstreeks toegankelijke

Nadere informatie

Lokaal OverlegPlatform

Lokaal OverlegPlatform Lokaal OverlegPlatform Secundair Onderwijs Regio: Boom Willebroek Een overzicht van regelgeving en afspraken rond spijbelen Informatie voor: Huisartsen Rupelstreek Huisartsen Vaartland Opgesteld door Katty

Nadere informatie

Historiek en vermaatschappelijking van de geestelijke gezondheidszorg

Historiek en vermaatschappelijking van de geestelijke gezondheidszorg Historiek en vermaatschappelijking van de geestelijke gezondheidszorg Info avond SEL Waasland 24 mei 2012 Sint-Niklaas Stefaan Baeten Directeur psychiatrisch centrum Sint-Hiëronymus Historische context

Nadere informatie

Inleiding. Johan Van der Heyden

Inleiding. Johan Van der Heyden Inleiding Johan Van der Heyden Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642 57 26 E-mail : johan.vanderheyden@iph.fgov.be

Nadere informatie

VR DOC.1167/1BIS

VR DOC.1167/1BIS VR 2016 2810 DOC.1167/1BIS DE VLAAMSE MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN BISNOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Ontwerpbesluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse

Nadere informatie

Vlaamse Regering rssjj^f ^^

Vlaamse Regering rssjj^f ^^ Vlaamse Regering rssjj^f ^^ Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van ISjuli 2007 houdende de organisatie van opvoedingsondersteuning DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de decreten

Nadere informatie

Decreet betreffende de organisatie en ondersteuning van het geestelijk gezondheidsaanbod

Decreet betreffende de organisatie en ondersteuning van het geestelijk gezondheidsaanbod Decreet betreffende de organisatie en ondersteuning van het geestelijk gezondheidsaanbod Voorbereidende documenten > Conceptnota Verslavingszorg > Conclusies Gezondheidsconferentie Preventie 2016 > Conclusies

Nadere informatie

VR DOC.0404/2BIS

VR DOC.0404/2BIS VR 2018 2704 DOC.0404/2BIS Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het beleidsplan voor zorgaanbieders die zorg en ondersteuning verstrekken aan personen met een handicap DE VLAAMSE REGERING, Gelet

Nadere informatie

VR DOC.1528/2BIS

VR DOC.1528/2BIS VR 2018 2112 DOC.1528/2BIS VR 2018 2112 DOC.1528/2BIS Voorontwerpbesluit van de Vlaamse Regering betreffende zorgstrategische planning DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 23 mei 2003 betreffende

Nadere informatie

Voor meer info: Hilde Rekkers hilde.rekkers@vlaamseprovincies.be +32 2 508 13 26

Voor meer info: Hilde Rekkers hilde.rekkers@vlaamseprovincies.be +32 2 508 13 26 Voor meer info: Hilde Rekkers hilde.rekkers@vlaamseprovincies.be +32 2 508 13 26 Intrafamilaal geweld: provincies slaan brug tussen federale en Vlaamse overheid Intrafamiliaal geweld is een groot maatschappelijk

Nadere informatie

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE MINISTER VAN BUITENLANDS BELEID EN ONROEREND ERFGOED EN DE VLAAMSE MINISTER VAN WERK, ECONOMIE, INNOVATIE EN SPORT NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Definitieve goedkeuring van het ontwerp

Nadere informatie

Vergrijzing. Impact en uitdagingen voor de lokale besturen

Vergrijzing. Impact en uitdagingen voor de lokale besturen Vergrijzing Impact en uitdagingen voor de lokale besturen Robert Petit Het departement Research van Dexia heeft een bijzonder interessante studie gepubliceerd voor de gemeentelijke beleidsvoerders die

Nadere informatie

PROGRAMMATORISCHE FEDERALE OVERHEIDSDIENST WETENSCHAPSBELEID MILD SAMENVATTING. Prof. Dr. B. De Ruyver (UGent, IRCP)

PROGRAMMATORISCHE FEDERALE OVERHEIDSDIENST WETENSCHAPSBELEID MILD SAMENVATTING. Prof. Dr. B. De Ruyver (UGent, IRCP) PROGRAMMATORISCHE FEDERALE OVERHEIDSDIENST WETENSCHAPSBELEID MILD MONITOR INTEGRAAL LOKAAL DRUGBELEID SAMENVATTING Coördinator: Prof. Dr. B. De Ruyver (UGent, IRCP) Promotoren: Prof. Dr. P. Ponsaers (UGent,

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 24 november 2009 (OR. en) 15137/09 CRIMORG 164 ENFOPOL 271

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 24 november 2009 (OR. en) 15137/09 CRIMORG 164 ENFOPOL 271 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 24 november 2009 (OR. en) 15137/09 CRIMORG 164 ENFOPOL 271 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de oprichting van een Europees

Nadere informatie

De 2030-agenda voor duurzame ontwikkeling in Vlaanderen

De 2030-agenda voor duurzame ontwikkeling in Vlaanderen De 2030-agenda voor duurzame ontwikkeling in Vlaanderen Duurzame ontwikkeling in België Grondwet art. 7bis Bij de uitoefening van hun respectieve bevoegdheden streven de federale Staat, de gemeenschappen

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 1: GEZONDHEID EN WELZIJN Johan Van Der Heyden, Rana Charafeddine (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J.

Nadere informatie

Organisatie van de hulp- en dienstverlening aan gedetineerden

Organisatie van de hulp- en dienstverlening aan gedetineerden Organisatie van de hulp- en dienstverlening aan gedetineerden De organisatie van de hulp- en dienstverlening aan gedetineerden wordt vandaag geregeld met het decreet van 8 maart 2013 betreffende de organisatie

Nadere informatie

Overheidsuitgaven voor drugs Alcohol, de grote slokop

Overheidsuitgaven voor drugs Alcohol, de grote slokop Overheidsuitgaven voor drugs Alcohol, de grote slokop Freya Vander Laenen Fado, Utrecht, 17 november 2011 1 1. METHODOLOGIE Achtergrond Sinds j 90: toenemend belang evaluatie drugbeleid Sinds 2001: EMCDDA

Nadere informatie

2. Samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende de bestendiging van het armoedebeleid

2. Samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende de bestendiging van het armoedebeleid 137 2. Samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende de bestendiging van het armoedebeleid Het Samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, de Gemeenschappen

Nadere informatie

Lokaal Integraal Veiligheidsbeleid:

Lokaal Integraal Veiligheidsbeleid: Lokaal Integraal Veiligheidsbeleid: Onderzoek naar een geïntegreerde aanpak i.o.v. FOD Binnenlandse Zaken Onderzoeker: Tom Bauwens Promotor: prof. dr. Els Enhus Copromotoren: prof. dr. Paul Ponsaers &

Nadere informatie

5 voucher: de voucher, vermeld in artikel 2, 11 van het decreet van 25 april 2014 houdende de persoonsvolgende financiering voor personen met een hand

5 voucher: de voucher, vermeld in artikel 2, 11 van het decreet van 25 april 2014 houdende de persoonsvolgende financiering voor personen met een hand Besluit van de Vlaamse Regering houdende het vergunnen van aanbieders van niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor personen met een handicap DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet

Nadere informatie

VLAAMS PARLEMENT VOORSTEL VAN RESOLUTIE. van mevrouw Ria Van Den Heuvel en de heren Jan Roegiers, Carlo Daelman en Koen Helsen

VLAAMS PARLEMENT VOORSTEL VAN RESOLUTIE. van mevrouw Ria Van Den Heuvel en de heren Jan Roegiers, Carlo Daelman en Koen Helsen Stuk 2223 (2003-2004) Nr. 1 VLAAMS PARLEMENT Zitting 2003-2004 5 maart 2004 VOORSTEL VAN RESOLUTIE van mevrouw Ria Van Den Heuvel en de heren Jan Roegiers, Carlo Daelman en Koen Helsen betreffende een

Nadere informatie

Bijlage Samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende de bestendiging van het armoedebeleid

Bijlage Samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende de bestendiging van het armoedebeleid Bijlage 2 253 Bijlage 2 Samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende de bestendiging van het armoedebeleid Het Samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat,

Nadere informatie

Gelet op hoofdstuk IV van de Grondwet;

Gelet op hoofdstuk IV van de Grondwet; 1/5 SAMENWERKINGSAKKOORD TUSSEN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP, HET VLAAMSE GEWEST EN DE DUITSTALIGE GEMEENSCHAP BETREFFENDE DE BEVORDERING VAN DE ALGEMENE SAMENWERKING Gelet op hoofdstuk IV van de Grondwet; Gelet

Nadere informatie

GEMEENTERAAD. Ontwerpbesluit

GEMEENTERAAD. Ontwerpbesluit GEMEENTERAAD Ontwerpbesluit OPSCHRIFT Vergadering van 18 april 2016 Besluit nummer: 2016_GR_00373 Onderwerp: Aanvraag tot wijziging van het Strategisch Veiligheids- en Preventieplan 2016-2017 van de Stad

Nadere informatie

VR DOC.0309/2BIS

VR DOC.0309/2BIS VR 2016 2503 DOC.0309/2BIS Besluit van de Vlaamse Regering houdende het vergunnen van aanbieders van niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor personen met een handicap DE VLAAMSE REGERING,

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 15 oktober 2010 (20.10) (OR. en) 12847/2/10 REV 2 CORDROGUE 68

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 15 oktober 2010 (20.10) (OR. en) 12847/2/10 REV 2 CORDROGUE 68 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 15 oktober 2010 (20.10) (OR. en) 12847/2/10 REV 2 CORDROGUE 68 NOTA van: aan: Betreft: het voorzitterschap de Horizontale Groep drugs Ontwerp-conclusies van de Raad over

Nadere informatie

VR DOC.1037/1

VR DOC.1037/1 VR 2016 3009 DOC.1037/1 DE VLAAMSE MINISTER VAN BINNENLANDS BESTUUR, INBURGERING, WONEN, GELIJKE KANSEN EN ARMOEDEBESTRIJDING NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Definitieve goedkeuring van het ontwerp

Nadere informatie

2 de forum Wetenschap en Samenleving, dialoog op het vlak van drugs

2 de forum Wetenschap en Samenleving, dialoog op het vlak van drugs 2 de forum Wetenschap en Samenleving, dialoog op het vlak van drugs Het drugsaanbod in België: wat weten we? Wat zouden we moeten weten in het licht van de toekomstige ontwikkelingen en uitdagingen? Dinsdag

Nadere informatie

Eén gezin één plan. Meer capaciteit en samenwerking in de rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp

Eén gezin één plan. Meer capaciteit en samenwerking in de rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp Eén gezin één plan Meer capaciteit en samenwerking in de rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp Inhoud De oproep Context en beleidskeuzes Finaliteit van de oproep: één gezin, één plan Samenstelling en uitbouw

Nadere informatie

Advies opgemaakt door Vlaams Instituut Gezond Leven, VAD, Sensoa en VWVJ

Advies opgemaakt door Vlaams Instituut Gezond Leven, VAD, Sensoa en VWVJ Advies op het voorontwerp van decreet betreffende de leerlingenbegeleiding in het basisonderwijs, het secundair onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding. Advies opgemaakt door Vlaams Instituut

Nadere informatie

MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk

MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID ------ Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk ------ Advies nr. 17 van 16 oktober 1998 met betrekking tot een ontwerp van koninklijk besluit en een

Nadere informatie

Planning spuitenruil Provincie West-Vlaanderen 2013

Planning spuitenruil Provincie West-Vlaanderen 2013 Planning spuitenruil Provincie West-Vlaanderen 2013 Art. 4. 1. De algemene doelstelling van dit convenant is een bijdrage te leveren aan het preventieve gezondheidsbeleid op het gebied van middelengebruik,

Nadere informatie

De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid en Onroerend Erfgoed

De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid en Onroerend Erfgoed De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid en Onroerend Erfgoed De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft:

Nadere informatie

VR DOC.0988/2

VR DOC.0988/2 VR 2019 0207 DOC.0988/2 VR 2019 0207 DOC.0988/2 Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 25 juli 2014 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van

Nadere informatie

Garanties voor hulpcontinuïteit in de overgang naar meerderjarigheid

Garanties voor hulpcontinuïteit in de overgang naar meerderjarigheid Garanties voor hulpcontinuïteit in de overgang naar meerderjarigheid Trefdag Jong en zonder (t)huis 2 juni 2017 David Debrouwere Afdelingshoofd Voorzieningenbeleid Jongerenwelzijn Inhoud Actieplan jongvolwassenen

Nadere informatie

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Voorontwerpbesluit van de Vlaamse Regering betreffende de Vlaamse Raad voor Welzijn, Volksgezondheid

Nadere informatie

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD STUK 459 (2011-2012) Nr. 1 VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD ZIT TING 2011-2012 17 NOVEMBER 2011 VOORSTEL VAN RESOLUTIE van mevrouw Elke ROEX betreffende het waarborgen van het recht op kinderopvang

Nadere informatie

Advies. Voorontwerp van decreet houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid

Advies. Voorontwerp van decreet houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid Brussel, 9 november 2005 091105_ Advies Voorontwerp van decreet houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid Inhoud Inhoud... 2 1. Inleiding... 3 2. Advies...

Nadere informatie

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid en Onroerend Erfgoed De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

Nadere informatie

ADVIES Beleidsnota Welzijn, Volksgezondheid en Gezin

ADVIES Beleidsnota Welzijn, Volksgezondheid en Gezin ADVIES Beleidsnota Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Op 26 oktober 2009 diende minister Vandeurzen zijn beleidsnota Welzijn, Volksgezondheid en Gezin in bij het Vlaams Parlement. In dit beleidsdocument

Nadere informatie

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving advies 63.743/3 van 18 juli 2018 over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering betreffende het jeugd- en kinderrechtenbeleid 2/6 advies Raad van State 63.743/3

Nadere informatie

Studiedag ACV Openbare Diensten Greet Aelter. Coördinator Sociale Veiligheid. Veilig op Weg

Studiedag ACV Openbare Diensten Greet Aelter. Coördinator Sociale Veiligheid. Veilig op Weg Studiedag ACV Openbare Diensten 17-05-13 Greet Aelter Coördinator Sociale Veiligheid Inleiding Opstellen beleid Subcomité sociale veiligheid Stuurgroep Vragen 05/06/2013 Sociale Veiligheid De Lijn 2 Inleiding

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; BESLUIT:

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; BESLUIT: Ontwerp van decreet houdende regeling tot erkenning en subsidiëring van een Vlaamse organisatie ter ondersteuning van welzijnsbevordering en samenlevingsopbouw DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse

Nadere informatie

Ontwerp van decreet betreffende de organisatie van hulp- en dienstverlening aan gedetineerden DE VLAAMSE REGERING,

Ontwerp van decreet betreffende de organisatie van hulp- en dienstverlening aan gedetineerden DE VLAAMSE REGERING, Ontwerp van decreet betreffende de organisatie van hulp- en dienstverlening aan gedetineerden DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; Na beraadslaging,

Nadere informatie

Hoge Raad voor Vrijwilligers over het EYAA 2012 (European Year of Active Ageing 2012)

Hoge Raad voor Vrijwilligers over het EYAA 2012 (European Year of Active Ageing 2012) Hoge Raad voor Vrijwilligers over het EYAA 2012 (European Year of Active Ageing 2012) De Hoge Raad voor Vrijwilligers (HRV) kijkt relatief tevreden terug op 2011, het Europees Jaar voor het Vrijwilligerswerk.

Nadere informatie

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het tijdelijk project Leerlingenvervoer buitengewoon onderwijs

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het tijdelijk project Leerlingenvervoer buitengewoon onderwijs Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het tijdelijk project Leerlingenvervoer buitengewoon onderwijs DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 9 december 2005 betreffende de organisatie van tijdelijke

Nadere informatie

enerzijds, het Vlaams Gewest, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, in de persoon van de heer Kris Peeters, minister-president,

enerzijds, het Vlaams Gewest, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, in de persoon van de heer Kris Peeters, minister-president, Overeenkomst van vijf jaar tussen het Vlaams Gewest en de provincie Oost- Vlaanderen betreffende de structurele onderbouwing van een provinciaal steunpunt duurzaam wonen en bouwen. Tussen, enerzijds, het

Nadere informatie

VLAAMSE OUDERENRAAD Advies 2014/3 naar aanleiding van het Vlaams Ouderenbeleidsplan

VLAAMSE OUDERENRAAD Advies 2014/3 naar aanleiding van het Vlaams Ouderenbeleidsplan VLAAMSE OUDERENRAAD Advies 2014/3 naar aanleiding van het Vlaams Ouderenbeleidsplan 2015-2020 Vlaamse Ouderenraad vzw 5 november 2014 Koloniënstraat 18-24 bus 7 1000 Brussel Advies 2014/3 naar aanleiding

Nadere informatie

Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin

Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin JO VANDEURZEN Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin CONTEXT > Het doel Draagvlak en engagementen aftoetsen en stimuleren in ganse werkveld van relevante actoren Kennis van bewezen strategieën

Nadere informatie

Ontwerp van decreet. houdende de stimulering van een inclusief Vlaams ouderenbeleid en de beleidsparticipatie van ouderen

Ontwerp van decreet. houdende de stimulering van een inclusief Vlaams ouderenbeleid en de beleidsparticipatie van ouderen stuk ingediend op 1716 (2011-2012) Nr. 6 28 november 2012 (2012-2013) Ontwerp van decreet houdende de stimulering van een inclusief Vlaams ouderenbeleid en de beleidsparticipatie van ouderen Tekst aangenomen

Nadere informatie

Drugs Expertise Team

Drugs Expertise Team brugge.be DRUG PREVENTIE Drugs Expertise Team Aanbod deskundigheidsbevordering Wanneer men geconfronteerd wordt met illegaal middelengebruik bij cliënten roept dit vaak heel wat vragen, twijfels en/of

Nadere informatie

Politie en Beleidsevaluatie

Politie en Beleidsevaluatie Politie en Beleidsevaluatie Enkele beschouwingen vanuit de politiepraktijk 9 juni 2006 Federale politie 1 1. Politie 2. Politie en veiligheid 3. Veiligheid en beleid 4. Beleid en evaluatie 9 juni 2006

Nadere informatie

Observatorium voor Gezondheid en Welzijn OPERATIONEEL PLAN 2011-2014

Observatorium voor Gezondheid en Welzijn OPERATIONEEL PLAN 2011-2014 Observatorium voor Gezondheid en Welzijn OPERATIONEEL PLAN 2011-2014 1. OPDRACHTEN VAN HET OBSERVATORIUM VOOR GEZONDHEID EN WELZIJN 1.1 Wettelijke basis De opdrachten van het Observatorium staan opgesomd

Nadere informatie

Maatschappelijke uitdagingen voor brede scholen

Maatschappelijke uitdagingen voor brede scholen Maatschappelijke uitdagingen voor brede scholen Inspiratiedag Brede School - 29 april 2014 - BRONKS Programma armoedebestrijding cijfers Armoede in Kortrijk In Kortrijk leven in 2011 11.227 inwoners in

Nadere informatie

Vlaamse Regering. en anderzijds het Overlegplatform Geestelijke Gezondheidszorg [Regio], hierna te noemen het OP

Vlaamse Regering. en anderzijds het Overlegplatform Geestelijke Gezondheidszorg [Regio], hierna te noemen het OP Vlaamse Regering OVEREENKOMST TUSSEN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP EN HET OVERLEGPLATFORM GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG [ regio] OVER DE UITVOERING VAN ARTIKEL 37 VAN HET DECREET VAN 15 JULI 2016 HOUDENDE DIVERSE

Nadere informatie

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de regels tot bepaling van de bedragen

Nadere informatie

Gemeenschappelijke Raadszitting van donderdag 2 mei 2002 ----------------------------------------------------------------------------------

Gemeenschappelijke Raadszitting van donderdag 2 mei 2002 ---------------------------------------------------------------------------------- CENTRALE RAAD VOOR HET BEDRIJFSLEVEN NATIONALE ARBEIDSRAAD ADVIES Nr. 1.402 Gemeenschappelijke Raadszitting van donderdag 2 mei 2002 ----------------------------------------------------------------------------------

Nadere informatie

tiemap Ira Insp ge jla BI materialenoverzicht

tiemap Ira Insp ge jla BI materialenoverzicht BIJLAGE inspiratiemap Materialenoverzicht drugs 1 1. Brochures of affiches Hieronder vindt u een lijst met informatieve materialen over cannabis en andere drugs De materialen zijn verkrijgbaar bij VAD.

Nadere informatie

Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; Na beraadslaging, Besluit:

Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; Na beraadslaging, Besluit: 31 JANUARI 2014. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 25 maart 1997 tot uitvoering van het decreet van 24 juli 1996 houdende

Nadere informatie

multiprobleem gezinnen

multiprobleem gezinnen Een literatuurstudie naar de verbinding tussen veiligheid en zorg op gebied van multiprobleem gezinnen 1. achtergrond en AANPAK Multiprobleem gezinnen (MPG) zijn al decennia lang onderwerp van studie.

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Woord vooraf Inleiding 13

Inhoudsopgave. Woord vooraf Inleiding 13 Woord vooraf 11 1 Inleiding 13 1.1 De schaalgrootte van de lokale politiezones: vraagstuk tijdens de politiehervorming 13 1.2 De schaalgrootte van de lokale politiezones: vraagstuk na de politiehervorming

Nadere informatie

Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat en de Vlaamse Gemeenschap inzake de begeleiding en behandeling van daders van seksueel misbruik

Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat en de Vlaamse Gemeenschap inzake de begeleiding en behandeling van daders van seksueel misbruik Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat en de Vlaamse Gemeenschap inzake de begeleiding en behandeling van daders van seksueel misbruik Gelet op artikel 128, 1, van de Grondwet; Gelet op de bijzondere

Nadere informatie

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Ontwerpbesluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het decreet van 7 maart 2008 inzake

Nadere informatie

Regionaal overleg: Alcohol en andere drugs. CGG Kempen Ellen Van Eynde 17 maart 2015

Regionaal overleg: Alcohol en andere drugs. CGG Kempen Ellen Van Eynde 17 maart 2015 Regionaal overleg: Alcohol en andere drugs CGG Kempen Ellen Van Eynde 17 maart 2015 Kennismaking Preventiewerker van het Alcohol- en drugteam De Meander De Meander is onderdeel van het Centrum voor Geestelijke

Nadere informatie

MSOC Gent viert 20-jarig bestaan met 'Heet van de naald'

MSOC Gent viert 20-jarig bestaan met 'Heet van de naald' MSOC Gent viert 20-jarig bestaan met 'Heet van de naald' Met het evenement Heet van de naald werd op donderdag 12 januari 2017 in het Pand, het 20-jarig bestaan van het Medisch Sociaal Opvangcentrum (MSOC)

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties Schedeldoekshaven

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 21 november 2012 (27.11) (OR. en) 16320/12 ENFOCUSTOM 127 COSI 117

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 21 november 2012 (27.11) (OR. en) 16320/12 ENFOCUSTOM 127 COSI 117 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 21 november 2012 (27.11) (OR. en) 16320/12 ENFOCUSTOM 127 COSI 117 NOTA I/A-PUNT van: het secretariaat-generaal aan: het Coreper / de Raad nr. vorig doc.: 12712/3/12

Nadere informatie

VR DOC.0332/2BIS

VR DOC.0332/2BIS VR 2017 3103 DOC.0332/2BIS Voorontwerp van decreet tot oprichting van het Overlegcomité Welzijn, Volksgezondheid en Gezin DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid

Nadere informatie

Startmoment traject Jeugdwerk in de Stad, 27 september Didier Reynaert Lector sociaal werk, HoGent Gastlector kinderrechten, Odisee

Startmoment traject Jeugdwerk in de Stad, 27 september Didier Reynaert Lector sociaal werk, HoGent Gastlector kinderrechten, Odisee Startmoment traject Jeugdwerk in de Stad, 27 september 2016 Didier Reynaert Lector sociaal werk, HoGent Gastlector kinderrechten, Odisee Goedkeuring Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK, 1989).

Nadere informatie

VR DOC.1297/3BIS

VR DOC.1297/3BIS VR 2018 1611 DOC.1297/3BIS Samenwerkingsakkoord tussen de Vlaamse Gemeenschap, het Waalse Gewest, de Franse Gemeenschap, de Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschapscommissie en de Duitstalige Gemeenschap

Nadere informatie

Provincieraadsbesluit

Provincieraadsbesluit 6 e Directie Dienst 61 Welzijn Provincieraadsbesluit betreft verslaggever ZORG subsidie voor zorgcircuitvorming en specifieke aandachtsgroepen in de geestelijke gezondheidszorg (62/03b07/fm/05003) de heer

Nadere informatie

Missie & visie Opvoedingswinkel Gent

Missie & visie Opvoedingswinkel Gent Missie & visie Opvoedingswinkel Gent 1 Inhoudstafel... 1 Missie & visie Opvoedingswinkel Gent... 1 Inhoudstafel... 1 Intro... 3 1. Missie... 4 2. Doelgroep... 4 3. Werking... 4 4. Beleidskader... 5 5.

Nadere informatie

Omzendbrief Welzijn en Gezondheid 2005/001

Omzendbrief Welzijn en Gezondheid 2005/001 Omzendbrief Welzijn en Gezondheid 2005/001 Vlaamse Regering Kabinet van Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Koolstraat 35, 1000 BRUSSEL Tel. 02-552 64 00 - Fax. 02-552 64 01 E-mail: kabinet.vervotte@vlaanderen.be

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING

MEMORIE VAN TOELICHTING ONTWERP VAN DECREET HOUDENDE INSTEMMING MET HET SAMENWERKINGSAKKOORD VAN XXX TUSSEN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP, DE FRANSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE EN DE GEMEENSCHAPPELIJKE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE BETREFFENDE HET

Nadere informatie

4 lokale PPS-projecten : PPS-projecten van de lokale besturen en van de ervan afhangende rechtspersonen;

4 lokale PPS-projecten : PPS-projecten van de lokale besturen en van de ervan afhangende rechtspersonen; PPS Decreet 18 JULI 2003. - Decreet betreffende Publiek-Private Samenwerking. Publicatie : 19-09-2003 Inwerkingtreding : 29-09-2003 Inhoudstafel HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen. Art. 1-2 HOOFDSTUK II.

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het advies nummer 06/04 van de Vlaamse Jeugdraad, gegeven op 1 februari 2006;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het advies nummer 06/04 van de Vlaamse Jeugdraad, gegeven op 1 februari 2006; Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van de besluiten van de Vlaamse Regering van 12 september 2003 ter uitvoering van het decreet van 14 februari 2003 houdende de ondersteuning en de stimulering

Nadere informatie

Van twee naar één netwerk Een nieuw netwerk Een nieuwe naam

Van twee naar één netwerk Een nieuw netwerk Een nieuwe naam Van twee naar één netwerk Een nieuw netwerk Een nieuwe naam Kwadraat staat voor. kwaliteit, want kwaliteitsvolle zorg vermenigvuldigt als je ze deelt.. het bundelen van de krachten om mensen met een psychische

Nadere informatie

DE VIJF FUNCTIES BINNEN HET VERNIEUWDE MODEL GEESTELIJKE GEZONDHEID

DE VIJF FUNCTIES BINNEN HET VERNIEUWDE MODEL GEESTELIJKE GEZONDHEID DE VIJF FUNCTIES BINNEN HET VERNIEUWDE MODEL GEESTELIJKE GEZONDHEID Functie 1 Activiteiten op het vlak van preventie; geestelijke gezondheidszorgpromotie; vroegdetectie, -interventie en -diagnosestelling

Nadere informatie

Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.2 - November

Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.2 - November Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.2 - November 2009-821- VLAAMS PARLEMENT SCHRIFTELIJKE VRAGEN PASCAL SMET VLAAMS MINISTER VAN ONDERWIJS, JEUGD, GELIJKE KANSEN EN BRUSSEL Vraag nr. 33 van 7

Nadere informatie