Voor deze uitgave is een gebruiksrecht afgegeven tot 15 augustus 2014.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Voor deze uitgave is een gebruiksrecht afgegeven tot 15 augustus 2014."

Transcriptie

1

2 Niets van deze uitgave mag worden vermenigvuldigd op welke wijze dan ook zonder toestemming van de uitgever. Voor deze uitgave is een gebruiksrecht afgegeven tot 15 augustus copyright 2013 en 2014 Academisch Studieen Uitgeefcentrum Amsterdam

3 VOORWOORD Priscianus was een knappe man. Toen Rome lang geleden nog een rijk was, leerde hij de kinderen in zijn klas Latijn. Hij gaf dus les, maar wat hij in de klas vertelde schreef hij ook op. Zo ontstond de grammatica van Priscianus, die de Institutiones grammaticae genoemd wordt. De mensen waren er zo enthousiast over dat het een schoolboek bleef. Toen Priscianus er zelf niet meer was en het Romeinse Rijk al lang verdwenen was, leerden de kinderen nog steeds Latijn uit zijn grammatica. En eigenlijk is dat geen goed idee. Waarom? Priscianus leerde Latijn aan kinderen die het al kenden. Voor ze naar school gingen, hadden ze het thuis al van hun ouders geleerd. Latijn was hun moedertaal en die hoef je eigenlijk niet te leren. Want elk kind leert tussen zijn nulde en - zeg - zijn zesde de taal van thuis. Dat gaat vanzelf en daardoor heeft iedereen zonder moeite zijn moedertaal leren spreken. Maar daarna? Als de moedertaal eenmaal binnen is gaan onze hersens op slot. Onze hersens weigeren gewoon om het kunstje nog eens te doen. Wanneer we een tweede of een derde taal willen leren, gaat dat niet langer van zelf. We moeten onze best doen, woordjes leren en proberen de regels te begrijpen. En daarom hebben wij niet zo veel aan de grammatica van Priscianus. In dit boekje ga ik uit van onze eigen taal. Ik heb erover nagedacht hoe het Nederlands in elkaar zit en wat in onze taal de regels zijn. Daarna ben ik gaan kijken naar hoe de Romeinen hun zinnen maakten. Dat heb ik opgeschreven zodat je leert begrijpen wat de verschillen zijn tussen Nederlands en Latijn en wat eigenlijk hetzelfde is. Zo heb ik dit boekje Latijn Leren Lezen opgezet. En natuurlijk hoop ik dat je er ook echt Latijn mee zult gaan lezen. René van Royen

4 LES 1 NEDERLANDS EN LATIJN Onze eigen taal Wanneer je wilt weten hoe onze taal in elkaar zit, moet je eerst eens naar de volgende vier zinnetjes kijken: De buschauffeur wordt zeeman. Het meisje ziet het ongeluk. Mama geeft haar baby de fles. Steven sloomt naar huis. In al deze zinnetjes staat het onderwerp vooraan. Het onderwerp, kun je zeggen, is de hoofdpersoon van de zin. Net zoals in een film zorgt de hoofdpersoon voor de actie. De buschauffeur wordt iets, het meisje kijkt, moeder geeft iets en Steven is op weg. Allemaal zijn ze de hoofdpersoon in hun zin en om die reden heten ze onderwerp. Wat je ook ziet, is dat achter het onderwerp het actiewoord komt. Wat doet de chauffeur? Hij wordt iets. Wat doet het meisje? Ze ziet iets. Wat doet de moeder? Ze geeft iets. Wat doet Steven? Hij sloomt. Zo n actiewoord heet een werkwoord en in onze taal staat het werkwoord achter het onderwerp. Dat is een regel waardoor alle Nederlandse mensen weten, wie wat doet. De hoofdpersoon staat op plaats één van de zin en wat hij doet op plaats twee. Als ik het in een schema zet, ziet het er zo uit: de hoofdpersoon op plaats één en het actiewoord op de tweede plaats. EERSTE PLAATS TWEEDE PLAATS DERDE onderwerp is/wordt onderwe onderwerp ziet/maakt lijdend v onderwerp geeft meewerk onderwerp zit, ligt, loopt,sloomt voorzets academisch studiecentrum amsterdam

5 In het schema zie je dat er meer is dan alleen het onderwerp en het werkwoord. Een werkwoord is een actiewoord en daar zitten twee kanten aan. Er hoort een hoofdrol speler bij die voor de actie zorgt, maar de actie zelf hoort er ook bij. Als je iets maakt of repareert en als je wat ziet of wat hoort - allemaal actiewoorden - dan wil iedereen weten wat je ziet, hoort, maakt of repareert. Want bij een actiewoord wil je niet alleen weten wie iets doet, maar ook wat er gebeurt. En in onze taal hebben we daar de plaatsen drie en vier voor. In het geval van de buschauffeur gaat het alleen om hem. Hij heeft genoeg van zijn baantje en wil wat anders. Hij wil varen en naar zee en daarom heeft hij besloten zeeman te worden. De actie is dus dat de buschauffeur iets anders wordt. Maar omdat het om hemzelf gaat en de buschauffeur onderwerp van de zin is, komt er weer een onderwerp. De buschauffeur en de zeeman zijn één en dezelfde persoon en daarom komt er op plaats drie weer een onderwerp. Je hebt misschien geleerd dat dit tweede onderwerp naamwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde heet, maar dat is hetzelfde. Maar zien is iets anders. Het meisje ziet het ongeluk en in dit zinnetje gaat het dus om twee dingen die niet hetzelfde zijn. Het meisje is een mens en het ongeluk is iets dat gebeurt. Om duidelijk te maken dat het meisje het ongeluk ziet, staat zij in onze taal op plaats één. En het ongeluk dat gezien wordt, staat op plaats drie achter het werkwoord. En alles wat door iemand gezien wordt of gedaan, heet lijdend voorwerp. Dat is niet zielig, maar is er om uit te leggen met welk ding of met welk mens er iets gebeurt. Als de monteur de auto repareert, gebeurt er iets met de auto en daarom is de auto in dat geval lijdend voorwerp. PLAATS rp oorwerp end voorwerp el VIERDE PLAATS lijdend voorwerp en gebruiksrecht tot 15 augustus

6 Bij het werkwoord geven, is er nog meer aan de hand. Dan zijn er, zoals je gezien hebben, drie personen in het spel. Om te beginnen is er het onderwerp en dat is moeder die haar kindje de fles geeft. Maar bij geven is er ook altijd iemand die wat krijgt, zeg maar de ontvanger. Natuurlijk kun je jezelf ook iets geven, maar meestal is een kado, of een klap, voor iemand anders bedoeld. Want bij geven hoort krijgen en bij een gever hoort dus ook een ontvanger. Zo n ontvanger heet meewerkend voorwerp en als je een kado krijgt, is dat een logische term. Maar als je de ontvanger van een klap bent die je niet wilt, heet je ook meewerkend voorwerp. Behalve de gever die op plaats één staat en de ontvanger op plaats drie, is er ook nog het kado. In het zinnetje met de baby is dat een flesje melk en omdat deze fles de actie ondergaat, is het lijdend voorwerp. De fles heeft zelf namelijk niets te vertellen, de moeder geeft het aan de baby. En zo horen ze bij elkaar: de geefster op plaats één, de actie op plaats twee, de ontvanger op plaats drie en het lijdend voorwerp op plaats vier. Tenslotte is Steven er nog. Hij sloomt naar huis. En met slomen is het zo als met alle werkwoorden die iets met ruimte of tijd te maken hebben. Dat zijn werkwoorden als, fietsen, liggen, zitten, staan, gaan, rijden, lopen, duren. Achter zulke werkwoorden komt in onze taal bijna altijd een voorzetsel. En een voorzetsel is een klein, maar heel duidelijk woordje dat precies uitlegt waar iets is of waar het gebeurt. Dus op, in, naar, bij, uit, langs, met, over, door zijn allemaal voorzetsels. En die staan in onze taal op plaats drie na een werkwoord dat iets met ruimte of tijd te maken heeft. OEFENING 1: Maak nu zelf zinnetjes met de volgende woorden en kijk wat er gebeurt. Pieter, de jongen, de fiets, het zwembad, de foto, het boek, de compu. Lopen, worden, zijn, maken, liggen, geven, Bij, naar, langs. academisch studiecentrum amsterdam

7 De grote verrassing Met Latijnse werkwoorden is het niet veel anders dan bij ons. Om te beginnen hebben ze ook allemaal een onderwerp nodig en dat is ook in die taal de hoofdpersoon van de zin. En ook is het zo dat het Latijn dezelfde vier soorten werkwoorden heeft als onze taal. En deze werkwoorden gedragen zich ook nog eens precies hetzelfde. Dat wil zeggen dat na wordt of is weer een onderwerp komt, bij zien en maken hoort in het Latijn ook een lijdend voorwerp. En als geven het werkwoord is staat er in een Latijnse zin ook een gever, een ontvanger en een kado. Of anders gezegd: een onderwerp, een meewerkend voorwerp en een lijdend voorwerp. En tenslotte komt ook in het Latijn na werkwoorden van ruimte een voorzetsel. Maar waar de woorden in de zin staan, doet er niet zoveel toe. Dat komt omdat in het Latijn aan elk woord apart te zien is wat het is. Als een woord bijvoorbeeld onderwerp is van de zin, zie je dat aan de laatste letter. Kijk maar eens naar het schema hieronder. Daar staat het woord toga en dat betekent ook toga, een lange mantel voor Romeinse heren. En dat woord toga heeft een aparte vorm voor wanneer het onderwerp is, dan staat er namelijk toga. toga onderwerp nominativus togae bezitter genitivus togae meewerkend voorwerp dativus togam lijdend voorwerp accusativus toga met of door ablativus Maar als het lijdend voorwerp is, verandert toga in togam en als het meewerkend voorwerp is in togae. Er is een hele groep woorden die precies hetzelfde doen. Behalve toga is er het Latijnse woord casa dat huis betekent. In alle zinnen waar huis onderwerp is, zegt een Romein casa. Maar als het lijdend voorwerp is, verandert dat in casam. Zo gaat het ook met amica dat vriendin betekent. En als een Romeinse jongen zijn vriendin iets geeft, verandert amica in amicae. En zo gaat het met alle woorden die in het lijstje hieronder staan. en gebruiksrecht tot 15 augustus

8 toga casa amica Claudia vacca terra aqua Caecilia ad (voorzetsel) toga huis vriendin Claudia koe land water Caecilia naar of bij OEFENING 2: Kijk naar de volgende zinnetjes. Est is het werkwoord en het betekent: is. Vacca est Caecilia Est vacca Caecilia Est Caecilia vacca Dit zijn drie Latijnse zinnen die voor een Romein ongeveer hetzelfde betekenen en allemaal goed Latijn zijn. Bedenk zelf welk zinnetje je met dezelfde betekenis aan de reeks kunt toevoegen. OEFENING 3: Kijk nu naar deze zinnetjes. Videt is het werkwoord en het betekent: ziet. Casam Claudia videt Videt Claudia casam Videt casam Claudia Dit zijn ook weer drie zinnetjes die in het Latijn ongeveer hetzelfde betekenen. Bedenk zelf welk zinnetje je met dezelfde woorden nog kunt toevoegen. OEFENING 4: Kijk nu naar deze vijf zinnetjes die weer allemaal hetzelfde betekenen. Dat is het werkwoord en het betekent: geeft. Claudia aquam dat vaccae Vaccae Claudia aquam dat. Vaccae dat aquam Claudia Aquam Claudia dat vaccae. Aquam vaccae Claudia dat. academisch studiecentrum amsterdam

9 Vertaal deze zinnen en bedenk zelf nog een zesde manier waarop je hetzelfde kunt zeggen. OEFENING 5: Kijk naar de volgende zinnetjes. It is het werkwoord en het betekent: gaat. Het woord dat na het voorzetsel ad komt, staat in het Latijn altijd in de accusativus. Maar daar hoef je je verder niets van aan te trekken. Ad casam Claudia it. It Claudia ad casam It ad casam Claudia. Er is nog een vierde manier om hetzelfde te zeggen. Welke is dat? en gebruiksrecht tot 15 augustus

10 LES 2 HET ONDERWERP: EEN ZELFSTANDIG NAAMWOORD zo zelfstandig Wat wij een woord noemen, is vaak een zelfstandig naamwoord. Dat zijn alle woorden in onze taal waar de, het of een voor gezet kan worden zonder dat het raar klinkt. Dus woorden als bal, auto, kind, moeder, kikker of computer. Want je kunt gewoon zeggen daar ligt de bal, de auto scheurt door de straat, het kind is ziek of de kikker zwemt een rondje. Met opzet zeg ik kàn omdat de, het en een er niet altijd bij staan. In het zinnetje moeder bakt patat zijn moeder en patat allebei zelfstandige naamwoorden maar dan zonder lidwoord, zoals de woordjes de, het en een heten. Zelfstandig wil zeggen dat je niemand nodig hebt. Als je groot genoeg bent, kun je zelfstandig gaan wonen. En wanneer je zonder hulp en helemaal alleen een werkstuk geschreven hebt, kun je zelfstandig werken. Met zelfstandige naamwoorden is iets dergelijks aan de hand. Ze hebben eigenlijk niemand nodig, maar kunnen alles wat ze moeten doen op eigen kracht. Dat geldt voor de moeder die patat bakt of de bal die ergens heen gaat. Maar zelf ben je ook een zelfstandig naamwoord en dat geldt ook voor plaatsnamen, auto s of merkartikelen. Amsterdam, de Noordzee, Sinterklaas, een Audi en Nike zijn gewone zelfstandige naamwoorden. OEFENING 6 Wijs de zelfstandige naamwoorden aan: rots, branding, fietst, uitje, lang, erg, in, tandpasta, met, vuilnis, avond, Zwitserland, Jansen, peddelt, niest, heel, vies, visje, tramconducteur, ziekte. zelfstandige naamwoorden en namen in het Latijn In het Latijn kunnen zelfstandige naamwoorden even veel als bij ons. Alleen zijn ze in de zin veel moeilijker aan te wijzen. Eerlijk academisch studiecentrum amsterdam

11 gezegd is er ook geen simpel trucje waarmee je elk Latijns zelfstandig naamwoord kunt opsporen. Het komt er eigenlijk gewoon op neer dat je ze uit je hoofd kent. Zoiets als puella (spreek uit poeëlla) is Latijn voor meisje en een zelfstandig naamwoord. Dat komt omdat het Latijn geen lidwoord gebruikt. De, het en een gebruikten de Romeinen niet. Ook waren ze erg zuinig met mijn, haar en hun. Een Romein begreep uit het verhaal of het ging om het meisje, een meisje, meisje, mijn meisje, zijn meisje of hun meisje. In het Latijn is het dus een kwestie van onthouden en moet je van een woord onthouden dat het een zelfstandig naamwoord is. Je enige steun is dat alle woorden die in het Latijn een zelfstandig naamwoord zijn dat ook in het Nederlands zijn. Dat zie je aan het lijstje woorden hieronder. toga casa amica vacca aqua rosa terra victoria puella toga huis vriendin koe water roos land overwinning meisje Ook eigennamen zijn in het Latijn zelfstandige naamwoorden. De hoofdstad van het Romeinse Rijk heette Roma en dat is ook een zelfstandig naamwoord. En een van de beroemdste Romeinen heette Gaius Julius Caesar. Dat zijn drie namen die allemaal een zelfstandig naamwoord zijn. En Romeinse vrouwen en meisjes droegen namen die zelfstandige naamwoorden zijn. In de zin spelen deze zelfstandige naamwoorden de hoofdrol. Dat is in het Latijn zo, maar ook in onze eigen taal. het onderwerp of de hoofdpersoon Een zin is net een film. Er komt een hoofdpersoon in voor die zelf iets doet, of waar iets mee gebeurt. Die hoofdpersoon is het onderwerp en gebruiksrecht tot 15 augustus

12 en dat is, zoals je weet een zelfstandig naamwoord. Een onderwerp hoeft dus geen mens te zijn of een levend wezen, maar elk zelfstandig naamwoord kan het zijn. De chauffeur scheurde met zijn taxi door de stad, het bioscoopbezoek is verminderd, de honger in Afrika is erg, Jansen zag het op zijn werk niet meer zitten of Mijn Ipod is zoek. Chauffeur, bioscoopbezoek, honger, Jansen en Ipod zijn allemaal gewone zelfstandige naamwoorden. Alleen zijn ze in deze zinnetjes wel allemaal de hoofdpersoon. Dat dit zo is, kun je aan het werkwoord zien. Zoals de hoofdpersoon in de film voor actie zorgt, doet het onderwerp dat in de zin. Kijk maar wie er voor de actie zorgt. Dat zijn de zelfstandige naamwoorden die vooraan staan op de eerste plaats. Zij zijn degene die voor de actie zorgen en dat kun je zien wanneer je naar het werkwoord kijkt. De chauffeur is degene die rijdt, het bioscoopbezoek heeft last van vermindering, de honger is er en je Ipod is nog steeds weg. Het onderwerp stuurt dus het werkwoord aan, het regeert het werkwoord zoals dat ook genoemd wordt. Om dat goed te zien, moet je het onderwerp maar eens in het meervoud zetten. Dan zeg je De chauffeurs scheuren door de stad en De Jansens zagen het niet meer zitten. Als het onderwerp in het enkelvoud staat, staat het werkwoord dat ook. Wanneer het onderwerp meervoud is, is het werkwoord ook meervoud. En aan die verandering kun je zien dat het onderwerp het werkwoord regeert want de andere zelfstandige naamwoorden in de zin hebben die invloed niet. OEFENING 7 Zet het onderwerp in het meervoud en kijk wat er moet veranderen. 1. De fiets staat tegen het hekje.2. De politieagent zit in de surveillancewagen. 3. De krant ligt in de goot. 4. De regenbui trekt over. OEFENING 8 Zet het onderwerp in het enkelvoud en kijk wat er moet veranderen. 1. De artiesten hebben de trein gemist. 2. De aardbevingen hebben de hele stad verwoest. 3. De televisiezenders gaan op zwart. 4. De hooligans verbouwden een bushokje. academisch studiecentrum amsterdam

13 de Latijnse hoofdpersoon In het Latijn is het onderwerp ook de hoofdpersoon van de zin. En dat is in die taal ook altijd een zelfstandig naamwoord. Maar het ontdekken ervan in de zin is veel moeilijker dan bij ons. Dat komt omdat het in het Latijn niet op een vaste plaats staat, zoals bij ons. Het is een bepaalde vorm van het woord dat vooraan, achteraan of ergens in het midden kan staan. Je moet dus op zoek naar een zelfstandig naamwoord dat in de onderwerpsvorm staat. Dat is ook de vorm waarin je leert. Alle woorden in het lijstje Latijnse zelfstandige naamwoorden, staan in de onderwerpsvorm. Wanneer een Romein het woord toga hoorde, betekende dat voor hem twee dingen. Hij hoorde de stam tog en wist dat het om een toga ging. Maar achter de stam tog- hoorde hij ook de uitgang -a, met een korte -a. Die ene letter vertelde hem dat toga in de onderwerpsvorm staat en dus onderwerp van de zin kan zijn. Toga moet je dus lezen alsof er staat toga-onderwerp. De betekenis zit vast in de stam tog- en de functie - onderwerp - zit vast aan de uitgang -a. Zo is het bij alle woordjes uit de lijst op bladzijde 9. Wanneer je het Latijnse woord toga uitspreekt, zeg je dus eigenlijk toga-onderwerp en dat is ook de beste manier om het te leren. Want in het woordenboek staan alle Latijnse zelfstandige naamwoorden in hun onderwerpsvorm. En de officiële term voor de onderwerpsvorm is nominativus. OEFENING 9 Vertaal het onderwerp en zet het woord in de nominativus. 1. De koe staat in het weiland. 2. Claudia heeft een lieve moeder en een leuke broer. 3. Het huis van Marcella heeft geen tuin. 4. De toga van Julius is vuil. OEFENING 10 In de zinnetjes die nu komen, hoef je alleen maar het onderwerp aan te wijzen en te vertalen. Het gaat alleen om het onderwerp enkelvoud. 1. Claudiae casa ianuam non habet. 2. Togam puella amicae dat. 3. Aquam Claudiae vacca ad terram bibit. 4. Claudiae et Marcellae laeti- en gebruiksrecht tot 15 augustus

14 tiam dat victoria. Het woord onderwerp klinkt alsof het altijd om één ding of één persoon gaat. Maar zoals je gezien hebt is dat niet zo. Als het onderwerp meervoud is, is het werkwoord ook meervoud: Het kind speelt, De kinderen spelen, de auto rijdt, De auto s rijden enz. Dat is in het Latijn ook zo. Het ene onderwerp staat in het enkelvoud - de toga, de vacca, de casa - maar diezelfde woorden kunnen ook in het meervoud staan en toch onderwerp zijn. In het Nederlands laat de plaats van het woord zien dat het onderwerp is. En daarom is het in onze taal genoeg om één of een paar letters achter het onderwerp te zetten: koe, koeien, auto, auto s, kind, kinderen. Maar in het Latijn is er een aparte uitgang nodig om te laten zien dat het onderwerp meervoud is. En voor het lijdend voorwerp en het meewerkend voorwerp geldt hetzelfde. Daarvoor heeft het Latijn een aparte meervoudsuitgang, zoals je in het schema hieronder ziet. OEFENING 11 Vertaal het onderwerp en zet dat in de nominativus meervoud. 1. De koeien staan in de wei. 2. De vriendinnen zien het huis. 3. De meisjes geven een toga aan de godin. 4. De overwinningen zijn een feest voor de Romeinen. ENKELVOUD F1 toga onderwerp nominativus F2 togae bezitter genitivus F3 togae meewerkend voorwerp dativus F4 togam lijdend voorwerp accusativus F5 toga met of door ablativus MEERVOUD F6 togae onderwerp nominativus F7 togarum bezitter genitivus F8 togis meewerkend voorwerp dativus F9 togas lijdend voorwerp accusativus F10 togis met / door ablativus academisch studiecentrum amsterdam

15 OEFENING 12 Zoek nu de onderwerpen in de Latijnse zinnen en vertaal ze. Je hoeft alleen maar naar het onderwerp meervoud te zoeken. 1. Julium Caesarem puellae omnes semper admirantur. 2. In pratis ad Romam vaccae aquam bibunt. 3. Casas habent omnes amicae. 4. Multam bibunt aquam rosae. uitspraak De uitspraak van het Latijn is niet erg moeilijk. Alle letters klinken hetzelfde als bij ons, met één uitzondering. De Romeinen schrijven een u, maar spreken deze altijd uit als en -oe. Wat de letter c betreft, is de regel heel eenvoudig. Deze wordt altijd uitgesproken als onze k en dat is niet helemaal zoals wij het gewend zijn. Want wij zeggen gewoon Julius Caesar met een soort -s, maar een Romein zei Julius Kaesar. Waar je aan moet wennen zijn de dubbelklanken. De Romeinen schreven -ae, zoals in vaccae, togae enz, maar ze spraken deze combinatie uit als een lange -ee, dus zoals in teen bij ons. Maar de gewoonte om deze -ae uit te spreken als -ai, bestaat ook. Als je vaccae ziet, kun je dus zeggen vakkee, maar ook vakkai. Dat mag jezelf beslissen. Wat de letter i en de letter j betreft, is er geen verschil in uitspraak. Ze worden allebei uitgesproken als de Nederlandse j in een woord als jullie of juli. Waar de klemtoon ligt in het Latijn, hoor je in de volgende les. en gebruiksrecht tot 15 augustus

16 LES 3 NOG EEN ZELFSTANDIG NAAMWOORD: HET LIJDEND VOORWERP echt lijden? Lijdend voorwerp, nee dat klinkt niet erg leuk. Onwillekeurig moet je denken aan een moordpartij waarbij iemand wordt omgelegd. Of aan iemand die vreselijke straf krijgt en geslagen wordt. En in de boeken staan dan ook nog altijd voorbeelden in de trant van de slager slacht de koe of de man slaat de hond. Op die manier lijkt het of het verschrikkelijk moet zijn om lijdend voorwerp te zijn. Maar zoals dikwijls, kunnen woorden een verkeerde indruk wekken. En dat is ook met lijden het geval. In ouderwets Nederlands betekent het het ondergaan van iets. En dat hoeft helemaal niet akelig te zijn. Denk maar aan een schoonheidsbehandeling. In het zinnetje mijn moeder onderging een schoonheidsbehandeling is iedereen blij. Moeder omdat ze er leuk uitziet en de rest van de familie omdat moeder zo blij is. Toch is de schoonheidsbehandeling gewoon lijdend voorwerp. Want wat ondergaat moeder? Ze ondergaat een schoonheidsbehandeling en daar is niets ergs aan. Het is eigenlijk een technische kwestie. Sommige werkwoorden vragen gewoon om een lijdend voorwerp. Een werkwoord als zien bijvoorbeeld. Als je me vertelt ik zie, wil ik graag weten wie of wat je ziet. Pas als je me vertelt ik zie een spin ben ik niet langer nieuwsgierig en is de zin compleet. Ik zie een spin is een prima en compleet zinnetje. En zo zijn er in onze taal veel werkwoorden die vragen en die allemaal een lijdend voorwerp bij zich willen hebben om zich compleet te voelen. Ze willen een zelfstandig naamwoord dat - om het maar zo te zeggen - de actie ondergaat. Zoals de spin die de actie van het zien ondergaat. Er gebeurt verder niets naars met het diertje, het wordt alleen maar gezien, ondergaat de actie dus en heet daarom het lijdend voorwerp. De werkwoorden die om een lijdend voorwerp vragen, hebben academisch studiecentrum amsterdam

17 een naam. Ze worden overgankelijke werkwoorden genoemd. Vraag me niet waar deze raadselachtige term vandaan komt, maar zo heten ze nu eenmaal. Sommige werkwoorden zijn overgankelijk en dat wil alleen maar zeggen dat ze automatisch een lijdend voorwerp bij zich hebben. Dat is een eigenschap die er in het woordenboek bij staat. ga maar eens kijken bij het werkwoord zien. Daar staat (overg.) achter het werkwoord en dat geeft aan dat je met een overgankelijk werkwoord te maken hebt. Een werkwoord waar een lijdend voorwerp bij hoort. Welk woord het lijdend voorwerp is, zie je in onze taal aan de plek. Het Nederlands is een plaatsingstaal die een vaste plaats heeft voor het lijdend voorwerp. Dat is de plaats direct achter het overgankelijke werkwoord. Kijk maar naar de zin: De koe drinkt water. EERSTE PLAATS TWEEDE PLAATS DERDE PLAATS onderwerp werkwoord lijdend voorwerp de koe drinkt water Aan het zelfstandige naamwoord water is niet te zien dat het lijdend voorwerp is. Dat wordt duidelijk door de plaats waar het staat. Zoals de plaats voor het onderwerp helemaal vooraan is, staat het lijdend voorwerp op plaats drie achter het werkwoord. Hoe belangrijk de plaats is in onze taal, kan ik het beste met een akelig voorbeeld laten zien. Bij ons in de buurt is laatst een moord gepleegd. De groenteman die al een tijdje overspannen was, is op zijn buurman de slager afgestormd en heeft hem vermoord. En de stakker had alleen maar een grapje gemaakt. Wie de dader is en het slachtoffer zie je in onze taal aan de plaats in de zin. De dader is het onderwerp en staat voorop, het slachtoffer is het lijdend voorwerp en komt op plaats drie. EERSTE PLAATS TWEEDE PLAATS DERDE PLAATS onderwerp werkwoord lijdend voorwerp de groenteman vermoordt de slager Als je wilt weten hoe belangrijk de plaats in onze taal is, moet en gebruiksrecht tot 15 augustus

18 je de groenteman en de slager maar eens van plaats laten ruilen. EERSTE PLAATS TWEEDE PLAATS DERDE PLAATS onderwerp werkwoord lijdend voorwerp de slager vermoordt de groenteman Zoals je ziet, is de slager nu moordenaar en de groenteman het slachtoffer. In onze taal is de plaats in de zin dus een kwestie van leven en dood. Tenminste in dit geval. OEFENING 13 Of een werkwoord overgankelijk is, kun je zelf uitvinden. Kijk of er een lijdend voorwerp bij kan of niet. Bij het werkwoord wassen kun je bijvoorbeeld zeggen Oom wast zijn auto. Als dat kan, is wassen een overgankelijk werkwoord. Wijs nu de overgankelijke werkwoorden aan in het volgende rijtje: Fietsen, worden, maken, zien, horen, lachen, lopen, weten, heten, schrijven, instellen, fotograferen, waaien, slaan, merken, groeien, knippen, leggen, veranderen, dansen, dromen, koken, marcheren, voetballen, dragen, hebben. geen plaats, maar een letter Het Latijn is niet anders. In deze taal bestaan ook overgankelijke werkwoorden waar automatisch een lijdend voorwerp bij komt. Het klopt niet honderd procent, maar als een werkwoord in het Nederlands overgankelijk is, is het dat in het Latijn ook. Wanneer je niet helemaal zeker bent, kan het woordenboek je helpen. De Latijnse term voor overgankelijk is transitief en wanneer je tr. achter een werkwoord ziet staan, wil dat zeggen dat het overgankelijk is. Want de letters tr. zijn de afkorting van transitief dat Latijn is voor overgankelijk. Welk woord het lijdend voorwerp is, zie je in het Latijn aan de vorm. Die taal kent niet zoals de onze een lijdend voorwerpplaats. Het Latijnse lijdend voorwerp kan overal in de zin staan omdat een Romein altijd aan het woord zelf kon zien dat het om een lijdend voor- academisch studiecentrum amsterdam

19 werp gaat. Zo wist hij dat togam de lijdend voorwerpsvorm is van toga. En wanneer hij togas hoorde, wist hij dat het lijdend voorwerp meervoud is. Want alle zelfstandige naamwoorden van het toga-type doen dat nu eenmaal allemaal zo. Togam is toga-lijdend voorwerp in het enkelvoud en togas-lijdend voorwerp in het meervoud. In het Latijn kunnen lijdend voorwerp en overgankelijk werkwoord ook niet zonder elkaar. Wanneer je in een Latijnse zin een ac ENKELVOUD F1 toga onderwerp nominativus F2 togae bezitter genitivus F3 togae meewerkend voorwerp dativus F4 togam lijdend voorwerp accusativus F5 toga met of door ablativus MEERVOUD F6 togae onderwerp nominativus F7 togarum bezitter genitivus F8 togis meewerkend voorwerp dativus F9 togas lijdend voorwerp accusativus F10 togis met / door ablativus cusativus tegenkomt, moet er ook een overgankelijk werkwoord staan. En als je omgekeerd een overgankelijk werkwoord ziet, moet je op zoek naar een accusativus die het lijdend voorwerp is. OEFENING 14 Vertaal de volgende zinnetjes in het Latijn. Je mag de woorden neerzetten waar je wilt. 1.Het meisje ziet (videt) de koe. 2. De vrouw koopt (emit) het huis. 3. Rome heeft (habet) de overwinning. 4. Het land voedt (alit) de roos. 5. Claudia en Marcella dragen (gerunt) geen (non) toga s maar (sed) manteltjes. 6. Geld koopt (emit) huizen. 7. De overwinningen brengen (ferunt) vreugde. 8. De godinnen helpen (iuvant) Rome. en gebruiksrecht tot 15 augustus

20 OEFENING 15 Vertaal de volgende zinnetjes. 1. Vaccas videt (ziet) Claudia. 2. Amicae rosas emunt (kopen). 3. Ianuas habet (heeft) casa. 4. Reportat (behaalt) Roma victorias. 5. Praedam ferunt (brengen) victoriae. 6. Terras devastant (verwoesten) vaccae. 7. Casas habet (heeft) Roma. OEFENING Rome heeft (habet) provincies. 2. De godin krijgt (accipit) geld. 3. De natuur maakt (facit) het land. 4. Koeien hebben (habent) levens. 5. Claudia heeft (habet) vriendinnen. toga casa amica vacca aqua rosa terra victoria puella palla pecunia laetitia dea Roma praeda provincia natura vita Gallia femina ianua toga huis vriendin koe water roos land overwinning meisje manteltje geld vreugde godin Rome buit provicie natuur leven Gallië vrouw deur academisch studiecentrum amsterdam

21 OEFENING Alit (voedt) terra vaccas. 2. Alunt (voeden) vaccae Romam. 3. Victoriam non (niet) reportat (behaalt) Gallia. 4. Aquam bibunt (drinken) rosae. OEFENING 18 Noem een Nederlands werkwoord dat past bij de volgende Latijnse accusativi: vaccas, puellam, togas, rosam, pecuniam, pallas, aquam, victorias, Galliam, naturam, vitas. klemtoon De Romeinen leggen het accent meestal op de tweede lettergreep van achteren. Een woord als vacca bestaat uit twee lettergrepen, vac-ca en dus ligt de klemtoon vooraan: vácca. Dat is zo bij alle woorden die uit twee lettergrepen bestaan en dus is het rósa, tóga, térra, áqua, cása. Wanneer een woord uit drie of meer lettergrepen bestaat, hangt het ervan af. In het ene geval ligt de klemtoon op de tweede van achteren, maar soms ook op de derde. Het Latijnse woord voor meisje spreek je uit als puélla, met het accent op de tweede lettergreep van achteren. Dat komt omdat deze lettergreep lang is, de e in puella voelden de Romeinen als éé. Op dezelfde manier voelden ze de -i in amica als lang en spraken het uit als a-mí-ca. Maar soms is de tweede lettergreep kort en schuift het accent een lettergreep naar voren. Dat is zo bij victória en fé-mi-na omdat de Romeinen de i hier als een korte klinker voelden. Wij kunnen niet weten welke klinkers de Romeinen als kort of lang voelden, maar we moeten het leren. Wie het wil weten kan in het woordenboek kijken. en gebruiksrecht tot 15 augustus

22 LES 4 WERKWOORDEN VAN GEVEN bij geven hoort krijgen Werkwoorden van geven zijn bijzondere werkwoorden. Waarom? Omdat alleen bij dit soort werkwoorden ook een meewerkend voorwerp staat. Zinnen waarin geeft of geven het werkwoord is, hebben een onderwerp en een lijdend voorwerp, maar ook een zogenaamd meewerkend voorwerp. En als je erover nadenkt is dat ook best logisch. Stel je voor. Je moeder is jarig en je wil haar een cadeau geven. Je koopt een mooi boek van je spaargeld, laat het inpakken en je bewaart het in je kamer tot het zover is en je het kunt geven. Wanneer de dag gekomen is, pak je het cadeau en je geeft het. In onze taal zeggen de mensen dan: De jongen geeft moeder een boek of Het meisje geeft moeder een boek. De rollen zijn duidelijk verdeeld. Voorop staat de gever of de geefster die ook het onderwerp is van de zin. Moeder die de ontvanger is, komt direct achter het werkwoord. En helemaal achteraan staat het gegevene, het mooie boek dat cadeau gegeven wordt. Er staan in deze zin dus drie zelfstandige naamwoorden - jongen/meisje, moeder en boek - die alle drie een verschillende rol spelen. De ene geeft, de ander ontvangt en de derde wordt gegeven. Voor deze drie rollen heeft de grammatica ook drie verschillende termen. De gever is het onderwerp, het gegevene is lijdend voorwerp en de ontvanger heet meewerkend voorwerp. Zo n meewerkend voorwerp komt uitsluitend en alleen voor bij werkwoorden waarbij de een iets geeft en een ander het krijgt. Zinnen met een meewerkend voorwerp moeten altijd iets hebben van een toneelstukje voor drie personen of drie dingen. De gever speelt de hoofdrol en is het onderwerp, zijn medespeler is de ontvanger en het meewerkend voorwerp. De bijrol is voor het gegevene, het zelfstandig naamwoord dat gegeven wordt en lijdend voorwerp is. Deze drie rollen houdt het Nederlands uit elkaar door elk woord zijn eigen plaats te geven in de zin. De gever - het onderwerp- staat op academisch studiecentrum amsterdam

23 plaats één, de ontvanger - het meewerkend voorwerp- is te vinden op plaats drie en helemaal achteraan op plaats vier staat het lijdend voorwerp. Kijk maar naar het schema: EERSTE PLAATS onderwerp (gever) TWEEDE PLAATS geeft DERDE PLAATS VIERDE PLAATS meewerkend voorwerp (ontvanger ) lijdend voorwerp (cadeau) Een werkwoord van geven is een type. Behalve het werkwoord geven zelf, zijn er ook andere die zich net zo gedragen. Dat wil zeggen dat ze naast een onderwerp ook een meewerkend voorwerp hebben en natuurlijk een lijdend voorwerp. Wijs in oefening 19 de werkwoorden van geven aan, maar bedenk dat daar ook werkwoorden bij horen waarbij iemand juist niets krijgt. OEFENING 19 Wijs de werkwoorden van geven aan: Pokeren, vissen, schaken, bezorgen, reizen, afpakken, zwerven, stofzuigen, worden, lenen, schenken, plukken, varen, eten, zijn, slapen, gunnen, schieten, wachten, weigeren, uitdelen, ontnemen, schrijven, sturen. OEFENING 20 Noem het onderwerp, het meewerkend voorwerp en het lijdend voorwerp in de volgende zinnen. 1. De wind geeft de schepen vaart. 2. De cowboys gunnen de indianen geen vuurwater. 3. De koeien geven de boeren melk. 4. Pieter weigert de kleintjes snoep. 5. De generaal gaf de soldaat de kogel. geven op zijn Romeins In het Latijn is het niet anders. Wanneer een Romein een cadeau had, wilde hij ook graag dat iemand het aannam. En dus staan in Latijnse zinnen waar geven het werkwoord is ook een onderwerp, een meewerkend voorwerp en een lijdend voorwerp. De gever staat in de onderwerpsvorm of nominativus en het cadeau in de lijdend voorwerpsvorm of accusativus. En voor het meewerkend voorwerp heeft en gebruiksrecht tot 15 augustus

24 deze taal een aparte uitgang. Het Latijnse werkwoord voor geven is dare en hij/zij/... geeft moet je vertalen met dat en zij/... geven is natuurlijk weer dant, met de -nt op het einde voor het meervoud. Stel je voor dat Claudia haar vriendin Marcella een roos cadeau doet. Claudia is de geefster, ze is onderwerp van de zin en ze staat in de nominativus. Claudia blijft dan Claudia. De roos is lijdend voorwerp want de bloem gaat van de gever naar de ontvanger en doet zelf niets. In het Latijn is dat te zien aan het woord zelf want rosa komt in de accusativus te staan en wordt rosam. Voor het meewerkend voorwerp heeft het Latijn een aparte uitgang. Marcella krijgt er een -e aan het eind bij en verandert in Marcellae. Dat spreek je uit als Marcellee. Aan deze uitgang -ae zien Romeinen dat Marcella meewerkend voorwerp is en dat zij het meisje is dat de roos krijgt. Marcella staat dan, zoals de mensen zeggen, in de dativus (let op de klemtoon: dátivus). Zoals in het Nederlands kan een meewerkend voorwerp in het Latijn ook meervoud zijn. Wij kunnen zeggen Claudia geeft de koeien water en in deze zin zijn de koeien, ook al zijn ze met een hele kudde, toch gewoon meewerkend voorwerp. Romeinen deden niet anders en bij hun kon Claudia ook alle koeien te drinken geven. En om dat aan te geven gebruikt het Latijn een aparte uitgang. Op de plaats van de -a aan het einde van het woord komen de letters -is te staan. Op die manier wordt aan de koeien dus vaccis. Wanneer de zin Claudia geeft de koeien water in zijn geheel wordt vertaald, staat er dus: vaccis Claudia aquam dat. Wanneer je zinnen met een meewerkend voorwerp gaat vertalen, heb je dus te maken met zes verschillende vormen van het woord. Om te beginnen kan het onderwerp enkelvoud zijn of meervoud en dat zijn twee verschillende vormen. Toga is de vorm voor het onderwerp enkelvoud en togae voor het meervoud. Dan wordt er iets gegeven. Dat iets kan enkelvoud zijn en eindigt bij ons soort woorden dan op -am, zoals togam of aquam. Maar de ene vriendin kan de andere ook veel rozen cadeau geven en dan is het lijdend voorwerp meervoud en wordt het woord rosas. Tenslotte is er de ontvangende partij of het meewerkend voorwerp. Wanneer deze verkrijger enkelvoud is, is dat aan het woord te academisch studiecentrum amsterdam

25 zien omdat het dan eindigt op -ae: Marcellae. Is het meewerkend voorwerp een meervoud dan staat er in het Latijn zoals je al gezien hebt de uitgang -is: vaccis. Er is een hele groep zelfstandige naamwoorden die op deze manier van vorm verandert. Zoals je aan het schema hieronder ziet, horen bij het onderwerp, het lijdend voorwerp en het meewerkend voorwerp bepaalde letters. Welke letters dat precies zijn, zie je in het schema met toga als voorbeeld. Alle zelfstandige naamwoorden die op deze manier van vorm veranderen vormen een groep en die groep heet de A-declinatie, eerste declinatie of declinatie I. Om duidelijk te maken dat een woord tot deze groep behoort en dus zijn naamvallen vormt op de manier van toga, staat er altijd iets bij. Zo zet het woordenboek er altijd de bezittersnaamval achter. Er staat dan: casa, casae f. - huis zodat iedereen weet dat casa zijn naamvallen maakt op de manier van ENKELVOUD F1 toga onderwerp nominativus F2 togae bezitter genitivus F3 togae meewerkend voorwerp dativus F4 togam lijdend voorwerp accusativus F5 toga met of door ablativus MEERVOUD F6 togae onderwerp nominativus F7 togarum bezitter genitivus F8 togis meewerkend voorwerp dativus F9 togas lijdend voorwerp accusativus F10 togis met / door ablativus toga. En zo staan de woordjes ook in de woordenlijst van deze les. waarom F1? F1 is een afkorting voor vrouwelijk eerste naamval of vrouwelijk nominativus. De meeste woorden van de eerste of A-declinatie zijn vrouwelijk en omdat het Latijn ook werkt met mannelijk, vrouwelijk en onzijdig, moet je van elk woord weten wat het geslacht is. Dat is dus de reden waarom er in de eerste kolom zo n grote F staat, de afkorting en gebruiksrecht tot 15 augustus

26 van femininum dat ook inderdaad letterlijk - denk maar aan femina - vrouwelijk betekent. De cijfertjes zijn voor de naamvallen. De nominativus is de eerste naamval en de accusativus de vierde. Deze aanduidingen zijn belangrijk vanwege alle dubbelvormen. Bij de woorden van de A-declinatie zie je bijvoorbeeld dat de dativus enkelvoud er precies zo uitziet als de nominativus meervoud. In beide gevallen staat er namelijk togae, maar in de Latijnse zin kan het maar één van tweeën zijn, namelijk òf een dativus enkelvoud òf nominativus meervoud. Met andere woorden de ene vorm togae is F3 en de andere is F6. Vooral omdat de woorden in een Latijnse zin voor ons gevoel door elkaar staan, kunnen de codes handig zijn. Bij een zin als Casam puellae Marcellae dant is de vertaler goed geholpen als er codes bij staan. Want puellae is hier F6 en Marcellae is F3. OEFENING 21 Vertaal de volgende zinnetjes in het Latijn. 1. Marcella geeft (dat) Claudia een roos. 2. De koe geeft (dat) de meisjes leven. 3. De vrouwen geven (dant) de rozen water. 4. Italië en Gallië geven (dant) geld aan de koningin. 5. Rome geeft (dat) koeien aan Gallië en Italië. OEFENING 22 Vertaal de volgende zinnetjes in het Nederlands. 1. Victoria Romae dat (geeft) praedam. 2. Deae Minervae puellae coronas dant (geven). 3. Feminae reginis rosas dant (geven). 4. Claudiae pallam Marcella dat (geeft). 5. Portas dea Romae dat (geeft). 6. Rosas casae femina dat (geeft). OEFENING 23 Vertaal de volgende zinnetjes in het Latijn 1. Claudia schrijft (scribit) een brief aan Marcella. 2. De roos geeft (dat) schaduw aan het land. 3. De meisjes lenen (credunt) hun manteltjes aan hun vriendinnen. 4. De koningin verleent (concedit) Claudia verlof. 5. De vriendinnen geven (dant) de vrouwen hun geld. academisch studiecentrum amsterdam

27 OEFENING 24 Vertaal de volgende zinnetjes in het Nederlands. 1. Claudiae epistulam regina scribit. 2. Romae viae vitam dant. 3. Italia vaccis aquam praebet (verschaft). 4. Epistula Claudiae laetitiam dat (geeft). 5. Feminae et puellae Minervae et Bellonae deis coronas dant (geven). De woordjes staan zoals ze voorkomen in de oefeningen. Dit zijn nieuwe woordjes die je nog niet gehad hebt. Marcella, Marcellae F femina, feminae F Italia, Italiae F regina, reginae F Minerva, Minerva F corona, coronae F porta, portae F epistula, epistulae F umbra, umbrae F venia, veniae F Bellona, Bellonae F Marcella vrouw Italië koningin Minerva (een godin) krans, kroon poort brief schaduw verlof, toestemming Bellona (godin van de oorlog) en gebruiksrecht tot 15 augustus

28 LES 5 WERKWOORDEN VAN RUIMTE nooit zonder voorzetsel We wonen in een land. Vergeleken bij andere landen is Nederland niet heel groot, maar alles is er. We hebben grote steden waar veel mensen wonen, kleinere steden met minder inwoners en dorpen. Tussen de steden lopen wegen en wie een dagje naar buiten wil, kan naar het strand of de bossen: met de trein of in de auto over de snelweg. Voor dichtbij kunnen we wandelen en over het trottoir naar de winkels gaan of met de fiets door de buurt het park in rijden. Bang om te verdwalen hoeven we niet te zijn. Want overal in ons land staan bordjes die vertellen hoeveel kilometer het nog is en bij welke stad je al bent. Andere borden leggen uit dat je om in Amersfoort te komen over de brug linksaf moet slaan. Er zijn ook pijlen die je maar beter kunt volgen als je van plan bent een parkeerplaats te vinden. In onze taal bestaan ook wegwijzers. Ze heten voorzetsels en doen precies hetzelfde. Je bent bijvoorbeeld je Ipod kwijt, maar je moeder weet hem te liggen. Om uit te leggen waar je moet kijken gebruikt je moeder voorzetsels. Ze kan bijvoorbeeld zeggen achter de kast of op je bureau. Op en achter zijn voorzetsels en die wijzen je de weg naar de kast of je bureau omdat je daar moet zijn. Wie ergens moet wezen, heeft natuurlijk niets aan een leeg bord. Niemand heeft wat aan een compleet wit of blauw bord boven de weg waar verder niets op staat. En zo is het met voorzetsels ook. Op zichzelf helpen woordjes als op, in, naar, achter, voor of naast niemand verder. Er moet altijd een zelfstandig naamwoord achter staan, zoals er Amsterdam of Amersfoort op de borden langs de snelweg staat. En zo is het bij voorzetsels ook. Het is altijd op de fiets, in de kamer, naar een popfestival, achter de wolkenkrabber, voor de patattent, naast de bushalte. academisch studiecentrum amsterdam

29 In onze taal zijn er veel werkwoorden die zo n bordje goed kunnen gebruiken. Ik heb ze genoemd de werkwoorden van ruimte. En daar bedoel ik alle werkwoorden mee die iets te maken hebben met plaats of tijd. Zodra wij zo n werkwoord gebruiken komt er als het ware automatisch een voorzetsel achter. Neem een werkwoord als reizen. Wie vertelt dat hij op reis geweest is, zal meestal wel vertellen waar hij geweest is en dus zeggen We hebben door Afrika gereisd of Ben je via Groningen naar Maastricht gegaan? Door, via en naar zijn allemaal voorzetsels waarachter een zelfstandig naamwoord staat, want Afrika, Groningen en Maastricht zijn ook gewoon zelfstandige naamwoorden. En de reis in een gebied waar de tijd heeft stil gestaan, wordt ook wel genoemd een reis naar de Middeleeuwen. Zoals het ook bij geven en maken is, is het een bepaald type werkwoorden dat om een voorzetsel vraagt. Kijk naar het nu volgende lijstje en wijs de werkwoorden van ruimte aan. Het is niet moeilijk omdat je snel genoeg kunt vaststellen of er wel of niet een voorzetsel bij past. OEFENING 25 Wijs de werkwoorden van ruimte aan: gaan, proeven, stoppen, ophalen, wegrennen, opbouwen, afnemen, plannen, betrekken, uitrusten, vluchten, haten, willen, zakken, verdrinken, aanharken, zwemmen, stemmen, heten, vergelijken, afzonderen, wieden, liggen, tekenen, roeien, zich uitstrekken. de Latijnse collega s Ruimte bestond er in het Romeinse Rijk in overvloed. Een gebied zo groot als Europa nu stond onder Romeins gezag en daar woonden naar schatting meer dan vijftig miljoen mensen die allemaal Romeins onderdaan waren. Om die mensen met elkaar en met de hoofdstad Rome te verbinden waren duizenden kilometers weg aangelegd. Die waren in de eerste plaats bedoeld voor de soldaten om het marcheren zo comfortabel mogelijk te maken. Maar een tocht van - zeg - Britannië naar Athene was ondanks al die mooie wegen toch nog steeds een onderneming van maanden. Langs deze wegen stonden ook wegwijzers. Dat waren de zo- en gebruiksrecht tot 15 augustus

30 genaamde mijlpalen die de reiziger om de zoveel kilometer vertelden hoe ver hij nog af was van zijn bestemming. Erg charmant zegen ze er niet uit. Het waren meestal een stomp soort zuilen van een donkere steensoort waarop de naam van de keizer stond en het aantal mijlen - een Romeinse mijl is ongeveer 1500 meter - naar Lyon, Milaan of Keulen. Veel musea hebben in hun collectie wel één of meer van zulke Romeinse mijlpalen, maar de schoonheidsprijs zullen ze niet gauw winnen. De steen is meestal niet mooi van kleur en de letters zijn in de regel nog amper te lezen. Maar ook deze mijlpalen wezen de weg naar een concreet doel. Er stond niet alleen maar naar of van op. Op deze antieke wegwijzers stonden ook gewoon plaatsnamen. Zo is het ook met voorzetsels. Los hebben ze niet veel nut -alleen samen met een zelfstandig naamwoord bewijzen ze hun waarde. Aan een los voorzetsel heeft niemand iets en aan een apart zelfstandig naamwoord ook niet. De voorzetsels bij, achter of naast, zijn alleen maar woorden, net als bushalte, supermarkt of engerd. Maar de combinatie doet wonderen. Kijk maar Die engerd staat bij de bushalte Je brommer staat achter het huis of Hans woont naast de supermarkt. Bij de Romeinen was het niet anders. In het Latijn komt er na werkwoorden van ruimte ook meestal eerst een voorzetsel waarbij een zelfstandig naamwoord hoort. Welk voorzetsel doet er niet toe. Werkwoorden van ruimte bieden immers veel mogelijkheden. Iemand kan wandelen van A naar B, maar onderweg blijven staan om van het uitzicht te genieten. Onderweg heeft hij misschien moeilijkheden te overwinnen en moet hij bijvoorbeeld een rivier oversteken of door een bospartij klunen. En er kan hem van alles op zijn pad komen. In de bocht van een weg kan een griezel hem opwachten of een autowrak ervoor zorgen dat hij kilometers om moet. Van, naar, bij, over, door en om zijn allemaal voorzetsels die met een zelfstandig naamwoord erbij samengaan met werkwoordwoorden van ruimte. In het Latijn kunnen alle woorden overal staan, maar dat geldt niet voorzetsels. Ons woordje voorzetsel is de letterlijke vertaling van het Latijn praepositie dat ervoor geplaatst betekent. En een Latijns voorzetsel staat ook inderdaad bijna altijd vóór het zelfstandige naamwoord waar het bij hoort. Maar de taal heeft nog een manier academisch studiecentrum amsterdam

31 om duidelijk te maken welk woord bij een voorzetsel hoort. Het staat namelijk ook nog in een bepaalde naamval waardoor een Romein zich ook niet zo snel vergiste. Wie wilde zeggen dat Claudia naar huis ging, kon schrijven Claudia it ad casam of Ad casam Claudia it of It ad casam Claudia waarbij ad en casam steeds naast elkaar blijven staan. De logica is hier dat ad een zogenaamd functiewoordje is. Het legt uit waar Claudia heengaat en dus moet het bij casa staan. Op een bepaalde manier doet een voorzetsel hetzelfde als een naamval. Zoals de nominativus vertelt wie of wat onderwerp is van de zin, legt een voorzetsel het waar of wanneer uit. wat er te koop is De meeste Latijnse voorzetsels hebben een accusativus bij zich. Het is bijvoorbeeld een vaste regel dat na het voorzetsel ad een zelfstandig naamwoord komt dat in de accusativus staat. Ad kan naar betekenen, maar ook bij, maar het woord dat erbij hoort staat altijd in de accusativus. Bij het water is dus ad aquam en bij het huis ziet er hetzelfde uit als naar het huis. Want in beide gevallen staat er ad casam. En zo gaat het ook bij post. Dit Latijnse voorzetsel betekent achter of na en het woord waarachter of waarna het is, staat altijd in de accusativus. Achter het huis is post casam en na het zesde uur is post sextam horam en welk ander woord er ook na post komt, het staat altijd in de accusativus. En dat is niet omdat het lijdend voorwerp van de zin is, maar om duidelijk te maken dat het bij het voorzetsel hoort. Een ander voorzetsel is ante dat voor betekent. Net als bij post kan het van tijd en van plaats zijn. Wanneer Claudia en Marcella voor haar huis aan het praten zijn, zeg je Claudia et Marcella stant ante casam. Maar wanneer de meisjes besluiten om voor zes uur samen op stap te gaan, staat er in het Latijn ante sextam horam. Trans is een Latijns voorzetsel dat wij ook kennen in woorden als transatlantisch. Het betekent aan de ander kant van, zoals een transatlatische vlucht naar de andere kant van de Atlantische Oceaan gaat. De Romeinen wisten niet dat je naar de andere kant van de en gebruiksrecht tot 15 augustus

32 Oceaan kon, maar als ze het wel geweten hadden had Oceaan in de accusativus gestaan. Maar aan de andere kant van het water is trans aquam en aan de overkant van de weg trans viam. Alleen het voorzetsel in heeft niet altijd een accusativus bij zich. Wanneer in de betekenis van naar of... binnen heeft, wordt het in het Latijn altijd gevolgd door een accusativus. Als je wilt zeggen dat Claudia haar huis binnen gaat, is dat Claudia in casam it. Het verschil tussen in en ad is dat ze allebei naar betekenen maar dat je bij ad als het ware bij de voordeur blijft staan. In met een accusativus wil zeggen dat je ook echt naar binnen gaat, dus de deur open doet en weer achter je sluit. Ad silvam wil zeggen dat je bij het bos bent aangekomen of op weg bent naar het bos, terwijl in silvam inhoudt dat je het ook bos ook echt in gaat. Het verschil is dus al of niet grensoverschrijding zoals het technisch heet. Maar soms staat er bij in een naamval die we nog niet gehad hebben. Die heet de ablativus en heeft in het schema als code F5. Deze naamval ziet eruit als de nominativus, maar is toch anders. Want de laatste -a van het woord werd door de Romeinen uitgesproken als -aa, een lange -a dus. Wanneer ohet is een vorm als casa, aqua of mensa die eruit ziet als de nominativus, maar niet is omdat de slotletter uitgesproken wordt als een lange -aa. Wanneer Claudia bijvoorbeeld rustig thuis zit of wanneer de roos kalm op tafel staat, gebruikt het Latijn in met de ablativus. Daarom is het Claudia sedet in casa en Rosa stat in mensa. Of na in een accusativus komt of een ablativus hangt dus van het werkwoord af. Houdt het werkwoord een beweging in en is het iets als varen, lopen, rijden, gaan dan volgt er een accusativus. Maar heeft het werkwoord een rustiger karakter en betekent het liggen, zitten of staan dan komt er na in een ablativus. Bij in moet je dus op de naamval letten. Maar er zijn nog meer voorzetsels die een ablativus bij zich hebben. Het voorzetsel van in de betekenis weg van is in het Latijn de en heeft altijd een ablativus bij zich. Van huis is in het Latijn de casa en weg van het water is de aqua. Ook het voorzetsel e of ex dat uit betekent, gedraagt zich zo. Uit het water is in het Latijn ex aqua en uit het huis is e casa. Maar bij deze voorzetsels staat altijd academisch studiecentrum amsterdam

René van Royen LATIJN LEREN LEZEN. deel I

René van Royen LATIJN LEREN LEZEN. deel I René van Royen LATIJN LEREN LEZEN deel I ACADEMISCH UITGEEFCENTRUM AMSTERDAM 2014 Niets van deze uitgave mag worden vermenigvuldigd op welke wijze dan ook zonder toestemming van de uitgever. copyright

Nadere informatie

VOORWOORD. René van Royen

VOORWOORD. René van Royen VOORWOORD Priscianus was een knappe man. Toen Rome lang geleden nog een rijk was, leerde hij de kinderen in zijn klas Latijn. Hij gaf dus les, maar wat hij in de klas vertelde schreef hij ook op. Zo ontstond

Nadere informatie

LES 1 NEDERLANDS EN LATIJN. Onze eigen taal Wanneer je wilt weten hoe onze taal in elkaar zit, moet je eens naar de volgende vijf zinnetjes kijken:

LES 1 NEDERLANDS EN LATIJN. Onze eigen taal Wanneer je wilt weten hoe onze taal in elkaar zit, moet je eens naar de volgende vijf zinnetjes kijken: LES 1 NEDERLANDS EN LATIJN Onze eigen taal Wanneer je wilt weten hoe onze taal in elkaar zit, moet je eens naar de volgende vijf zinnetjes kijken: Het meisje ziet de roos. De moeder geeft haar baby de

Nadere informatie

Wat is PDD-nos? VOORBEELDPAGINA S. Wat heb je dan? PDD-nos is net als Tourette een neurologische stoornis. Een stoornis in je hersenen.

Wat is PDD-nos? VOORBEELDPAGINA S. Wat heb je dan? PDD-nos is net als Tourette een neurologische stoornis. Een stoornis in je hersenen. Wat is PDD-nos? 4 PDD-nos is net als Tourette een neurologische stoornis. Een stoornis in je hersenen. Eigenlijk vind ik stoornis een heel naar woord. Want zo lijkt het net of er iets niet goed aan me

Nadere informatie

Z I N S O N T L E D I N G

Z I N S O N T L E D I N G - 1 - Z I N S O N T L E D I N G Waarom is zinsontleding zo belangrijk? Elke scholier op de middelbare school maar ook de kinderen op de lagere school, komen veelvuldig met zinsontleding in aanraking, eigenlijk

Nadere informatie

Kinderfolder ALS JE EEN GELEIDEHOND TEGENKOMT

Kinderfolder ALS JE EEN GELEIDEHOND TEGENKOMT Kinderfolder ALS JE EEN GELEIDEHOND TEGENKOMT ROOS Roos (27) is zeer slechtziend. Ze heeft een geleidehond, Noah, een leuke, zwarte labrador. Roos legt uit hoe je het beste met geleidehond en zijn baas

Nadere informatie

Theorieboek. leeftijd, dezelfde hobby, of ze houden van hetzelfde. Een vriend heeft iets voor je over,

Theorieboek. leeftijd, dezelfde hobby, of ze houden van hetzelfde. Een vriend heeft iets voor je over, 3F Wat is vriendschap? 1 Iedereen heeft vrienden, iedereen vindt het hebben van vrienden van groot belang. Maar als we proberen uit te leggen wat vriendschap precies is staan we al snel met de mond vol

Nadere informatie

Het is de familieblues. Je kent dat gevoel vast wel. Je zit aan je familie vast. Voor altijd ben je verbonden met je ouders, je broers, je zussen.

Het is de familieblues. Je kent dat gevoel vast wel. Je zit aan je familie vast. Voor altijd ben je verbonden met je ouders, je broers, je zussen. De familieblues Tot mijn 15e noemde ik mijn ouders papa en mama. Daarna niet meer. Toen noemde ik mijn vader meester. Zo noemde hij zich ook als hij lesgaf. Hij was leraar Engels op een middelbare school.

Nadere informatie

2c nr. 1 zinnen met want en omdat

2c nr. 1 zinnen met want en omdat OPDRACHTKAART www.nt2taalmenu.nl nt2taalmenu is een website voor mensen die Nederlands willen leren én voor docenten NT2. Iedereen die Nederlands wil leren, kan gratis online oefenen. U kunt ook veel oefeningen

Nadere informatie

Soms ben ik eens boos, en soms wel eens verdrietig, af en toe eens bang, en heel vaak ook wel blij.

Soms ben ik eens boos, en soms wel eens verdrietig, af en toe eens bang, en heel vaak ook wel blij. Lied: Ik ben ik (bij thema 1: ik ben mezelf) (nr. 1 en 2 op de CD) : Weet ik wie ik ben? Ja, ik weet wie ik ben. Weet ik wie ik ben? Ja, ik weet wie ik ben. Ik heb een mooie naam, van achter en vooraan.

Nadere informatie

Die nacht draait Cees zich naar me toe. In het donker voel ik heel zachtjes zijn lippen op mijn wang.

Die nacht draait Cees zich naar me toe. In het donker voel ik heel zachtjes zijn lippen op mijn wang. Vanavond ga ik mijn man vertellen dat ik bij hem wegga. Na het eten vertel ik het hem. Ik heb veel tijd besteed aan het maken van deze laatste maaltijd. Met vlaflip toe. Ik hoop dat de klap niet te hard

Nadere informatie

De gelijkenis van de barmhartige Samaritaan.

De gelijkenis van de barmhartige Samaritaan. De gelijkenis van de barmhartige Samaritaan. Eerst lezen. Daarna volgen er vragen en opdrachten. Gelijkenissen Toen de Heere Jezus op aarde was, heeft Hij gelijkenissen verteld om de mensen veel dingen

Nadere informatie

de aanbieding reclame, korting De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop.

de aanbieding reclame, korting De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop. Woordenlijst bij hoofdstuk 4 de aanbieding reclame, korting De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop. alleen zonder andere mensen Hij is niet getrouwd. Hij woont helemaal a, zonder familie.

Nadere informatie

Dit is een download bij het artikel Omdat je het kunt uit JOP COACH magazine, nr

Dit is een download bij het artikel Omdat je het kunt uit JOP COACH magazine, nr Honger! (voor jonge kinderen) Drie kinderen lopen naar school. Opeens zien ze een heel rare man in oude kleren. Hij vraagt om een beetje geld voor eten. Natuurlijk schrikken de kinderen en denken ze aan

Nadere informatie

Een meneer heeft veel ballonnen. Hij roept: Kinderen, kom erbij! Mijn ballonnen die zijn gratis. Wie wil een ballon van mij?

Een meneer heeft veel ballonnen. Hij roept: Kinderen, kom erbij! Mijn ballonnen die zijn gratis. Wie wil een ballon van mij? Een meneer heeft veel ballonnen. Hij roept: Kinderen, kom erbij! Mijn ballonnen die zijn gratis. Wie wil een ballon van mij? Wat een mooie luchtballonnen! Geel, oranje, groen en blauw. Kies maar uit Daan,

Nadere informatie

Mannelijk Vrouwelijk Onzijdig de slaaf de meester het gevecht het land het beest enkelvoud nominativus genitivus accusativus

Mannelijk Vrouwelijk Onzijdig de slaaf de meester het gevecht het land het beest enkelvoud nominativus genitivus accusativus ZELFSTANDIG NAAMWOORD Mannelijk Vrouwelijk Onzijdig de slaaf de meester het gevecht het land het beest enkelvoud nominativus genitivus accusativus meervoud nominativus genitivus accusativus BIJVOEGLIJK

Nadere informatie

De tijd die ik nooit meer

De tijd die ik nooit meer De tijd die ik nooit meer vergeet Jan Smit uit eigen pen deel 3 De Stiep Educatief De tijd die ik nooit meer vergeet De schrijver die blij is dat hij iets kan lezen en schrijven, vertelt over zijn jeugd.

Nadere informatie

Exodus 17,1-7 - Water uit de rots voor mensen met een kort lontje

Exodus 17,1-7 - Water uit de rots voor mensen met een kort lontje Exodus 17,1-7 - Water uit de rots voor mensen met een kort lontje Aangepaste dienst Liturgie Voor de dienst speelt de band drie liederen Opwekking 11 Er is een Heer Opwekking 277 Machtig God, sterke Rots

Nadere informatie

2 Ik en autisme VOORBEELDPAGINA S

2 Ik en autisme VOORBEELDPAGINA S 2 Ik en autisme In het vorige hoofdstuk is verteld over sterke kanten die mensen met autisme vaak hebben. In dit hoofdstuk vertellen we over autisme in het algemeen. We beginnen met een stelling. In de

Nadere informatie

E.H.B.O. Werkstuk Vera Kleuskens, groep 7

E.H.B.O. Werkstuk Vera Kleuskens, groep 7 E.H.B.O. Werkstuk Vera Kleuskens, groep 7 1 Vera Kleuskens groep 7 Inhoudsopgave Voorwoord... 3 Inleiding... 4 1. Wat is E.H.B.O... 5 2. E.H.B.O. vereniging... 6 3. Cursus... 7+8+9 4. Reanimatie en A.E.D....

Nadere informatie

Mijn ouders zijn gescheiden en nu? Een folder voor jongeren met gescheiden ouders over de OTS en de gezinsvoogd

Mijn ouders zijn gescheiden en nu? Een folder voor jongeren met gescheiden ouders over de OTS en de gezinsvoogd Mijn ouders zijn gescheiden en nu? Een folder voor jongeren met gescheiden ouders over de OTS en de gezinsvoogd 1 Joppe (13): Mijn ouders vertelden alle twee verschillende verhalen over waarom ze gingen

Nadere informatie

Verhaal: Jozef en Maria

Verhaal: Jozef en Maria Verhaal: Jozef en Maria Er was eens een vrouw, Maria. Maria was een heel gewone jonge vrouw, net zo gewoon als jij en ik. Toch had God haar uitgekozen om iets heel belangrijks te doen. Iets wat de hele

Nadere informatie

Huiswerk Spreekbeurten Werkstukken

Huiswerk Spreekbeurten Werkstukken Huiswerk Spreekbeurten Werkstukken - 2 - Weer huiswerk? Nee, deze keer geen huiswerk, maar een boekje óver huiswerk! Wij (de meesters en juffrouws) horen jullie wel eens mopperen als je huiswerk opkrijgt.

Nadere informatie

Woordsoorten. Nederlands. Aanwijzend voornaamwoord. Onderschikkend voegwoord. Persoonlijk voornaamwoord. Betrekkelijk voornaamwoord

Woordsoorten. Nederlands. Aanwijzend voornaamwoord. Onderschikkend voegwoord. Persoonlijk voornaamwoord. Betrekkelijk voornaamwoord Woordsoorten Nederlands Aanwijzend voornaamwoord Betrekkelijk voornaamwoord Bezittelijk voornaamwoord Bijvoeglijk gebruikt werkwoord Bijvoeglijk naamwoord Bijwoord Bijzin Hoofdzin Hulpwerkwoord Koppelwerkwoord

Nadere informatie

O, antwoordde ik. Verder zei ik niets. Ik ging vlug de keuken weer uit en zonder eten naar school.

O, antwoordde ik. Verder zei ik niets. Ik ging vlug de keuken weer uit en zonder eten naar school. Voorwoord Susan schrijft elke dag in haar dagboek. Dat dagboek is geen echt boek. En ook geen schrift. Susans dagboek zit in haar tablet, een tablet van school. In een map die Moeilijke Vragen heet. Susan

Nadere informatie

Werkwoorden zijn woorden die aangeven wat iets of iemand doet, is of wordt.

Werkwoorden zijn woorden die aangeven wat iets of iemand doet, is of wordt. DEEL 1: werkwoorden 1. Werkwoorden Werkwoorden zijn woorden die aangeven wat iets of iemand doet, is of wordt. Voorbeelden: komen, gaan, zwemmen, lopen, zijn enz. 1.1 Vormen van het werkwoord Werkwoorden

Nadere informatie

1. Joris. Voor haar huis remt Roos. Ik ben er. De gordijnen beneden zijn weer dicht.

1. Joris. Voor haar huis remt Roos. Ik ben er. De gordijnen beneden zijn weer dicht. 1. Joris Hé Roos, fiets eens niet zo hard. Roos schrikt op en kijkt naast zich. Recht in het vrolijke gezicht van Joris. Joris zit in haar klas. Ben je voor mij op de vlucht?, vraagt hij. Wat een onzin.

Nadere informatie

Reality Reeks - Verwerkingsopdrachten. Hey Russel! Een bijzondere vriendschap

Reality Reeks - Verwerkingsopdrachten. Hey Russel! Een bijzondere vriendschap Reality Reeks - Verwerkingsopdrachten Hey Russel! Een bijzondere vriendschap Lees blz. 5 tot en met 8. Jim vindt Rudsel een rare naam. Jim zegt dit ook tegen Rudsel. Vind jij het ook een rare naam? Is

Nadere informatie

Les 3. Familie, vrienden en buurtgenoten

Les 3. Familie, vrienden en buurtgenoten www.edusom.nl Opstartlessen Les 3. Familie, vrienden en buurtgenoten Wat leert u in deze les? Een gesprek voeren over familie, vrienden en buurtgenoten. Antwoord geven op vragen. Veel succes! Deze les

Nadere informatie

Thema 3 Vervoer. Inhoudsopgave

Thema 3 Vervoer. Inhoudsopgave Thema 3 Vervoer Inhoudsopgave 3.1 Met de taxi 155 3.2 Regels in het verkeer 156 3.3 De tijd 157 3.4 Reizen met de trein 160 3.5 Wie, wat, waar? 161 3.6 Komen en gaan 163 3.7 Reizen met de auto 165 3.8

Nadere informatie

Wat is verantwoordelijkheid en waarom is het belangrijk?

Wat is verantwoordelijkheid en waarom is het belangrijk? Wat is verantwoordelijkheid en waarom is het belangrijk? Verantwoordelijkheid. Ja, ook heel belangrijk voor school!!! Het lijkt veel op zelfstandigheid, maar toch is het net iets anders. Verantwoordelijkheid

Nadere informatie

instapkaarten taal verkennen

instapkaarten taal verkennen instapkaarten inhoud instapkaarten Taal verkennen thema 1 les 2 1 thema 1 les 4 2 thema 1 les 7 3 thema 1 les 9 4 thema 2 les 2 5 thema 2 les 4 6 thema 2 les 7 7 thema 2 les 9 8 thema 3 les 2 9 thema 3

Nadere informatie

Grammatica Zinsontleding. Werkboek Geschikt voor de groepen 5 en 6

Grammatica Zinsontleding. Werkboek Geschikt voor de groepen 5 en 6 Grammatica Werkboek Geschikt voor de groepen 5 en 6 Inhoudsopgave Zinnen knippen 4 Het onderwerp 7 De persoonsvorm 11 Het gezegde 17 Het werkwoordelijk gezegde 21 Het naamwoordelijk gezegde 24 Het lijdend

Nadere informatie

Heer, U kent mij als geen ander U weet of ik zit of sta en U kent ook mijn gedachten voordat ik iets zeggen ga

Heer, U kent mij als geen ander U weet of ik zit of sta en U kent ook mijn gedachten voordat ik iets zeggen ga Hieronder staan de teksten van nieuwe liedjes, zodat jullie ze thuis ook kunnen oefenen: 'k Heb Jezus nodig heel mijn leven 'k Heb Jezus nodig, heel mijn leven. 'k Heb Jezus nodig, dag aan dag, in m'n

Nadere informatie

Een van de agenten komt naar hem toe. Nou, het is me het dagje wel, zegt hij. Nu zijn er toch rellen in de stad.

Een van de agenten komt naar hem toe. Nou, het is me het dagje wel, zegt hij. Nu zijn er toch rellen in de stad. Een dode De voetbalwedstrijd is afgelopen. Het stadion is bijna leeg. Het is koud, de zon schijnt bleek. Munck staat op de tribune van vak H en staart naar de dode man op de bank. Wat vreselijk, denkt

Nadere informatie

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1 MEMORY WOORDEN 1.1 TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1 ik jij hij zij wij jullie zij de baby het kind ja nee de naam TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 2 MEMORY WOORDEN 1.2 TaalCompleet A1 Memory Woorden

Nadere informatie

Werkwoorden. Hebben en zijn. De twee belangrijkste werkwoorden in het Nederlands zijn hebben en zijn. Ik ben Thomas. Ik heb een fiets.

Werkwoorden. Hebben en zijn. De twee belangrijkste werkwoorden in het Nederlands zijn hebben en zijn. Ik ben Thomas. Ik heb een fiets. Werkwoorden Hebben en zijn De twee belangrijkste werkwoorden in het Nederlands zijn hebben en zijn. Ik ben Thomas. Ik heb een fiets. persoon onderwerp hebben zijn 1 enk. ik heb ben 2 enk. jij/u hebt bent

Nadere informatie

Alles onder de knie? 1 Herhalen. Intro. Met de docent. 1 Werk samen. Lees het begin van de gesprekjes. Maak samen de gesprekjes af.

Alles onder de knie? 1 Herhalen. Intro. Met de docent. 1 Werk samen. Lees het begin van de gesprekjes. Maak samen de gesprekjes af. Intro Met de docent Wat ga je doen in dit hoofdstuk? 1 Herhalen: je gaat herhalen wat je hebt geleerd in hoofdstuk 7, 8 en 9. 2 Toepassen: je gaat wat je hebt geleerd gebruiken in een situatie over werk.

Nadere informatie

Schrijver: KAT Coverontwerp: MTH ISBN: 9 789402 123678 <Katelyne>

Schrijver: KAT Coverontwerp: MTH ISBN: 9 789402 123678 <Katelyne> Schrijver: KAT Coverontwerp: MTH ISBN: 9 789402 123678 Inleiding Timo is een ander mens geworden door zijn grote vriend Tommy. Toch was het niet altijd zo geweest, Timo had Tommy gekregen voor

Nadere informatie

Lesbrief. Voetstappen Kader Abdolah

Lesbrief. Voetstappen Kader Abdolah Lesbrief Voetstappen Kader Abdolah Doe meer met Leeslicht! Bij een aantal boeken in de serie Leeslicht kunt u een gratis lesbrief downloaden van www.eenvoudigcommuniceren.nl. In deze lesbrief staan vragen,

Nadere informatie

Bijlage interview meisje

Bijlage interview meisje Bijlage interview meisje Wat moet er aan de leerlingen gezegd worden voor het interview begint: Ik ben een student van de Universiteit van Gent. Ik wil met jou praten over schrijven en taken waarbij je

Nadere informatie

't gummybeertje le journal D' Hoge School redactie: Tom & Senne 24-10-08 jaargang 3 nr. 7 http://zevensprong.org frankieweyns@hotmail.

't gummybeertje le journal D' Hoge School redactie: Tom & Senne 24-10-08 jaargang 3 nr. 7 http://zevensprong.org frankieweyns@hotmail. 't gummybeertje le journal D' Hoge School redactie: Tom & Senne 24-10-08 jaargang 3 nr. 7 http://zevensprong.org frankieweyns@hotmail.com Het aapje en de sleutels Er was eens een man en die had de sleutels

Nadere informatie

Lesbrief. Introductie

Lesbrief. Introductie Lesbrief Introductie Deze lesbrief hoort bij Lieve Stine, weet jij het? van Stine Jensen en Sverre Fredriksen. Dit boek bestaat uit 20 brieven en antwoorden van filosoof Stine. Deze lesbrief bestaat uit

Nadere informatie

Veertien leesteksten. Leesvaardigheid A1. Te gebruiken bij : Basisexamen Inburgering Studieboek. Ad Appel

Veertien leesteksten. Leesvaardigheid A1. Te gebruiken bij : Basisexamen Inburgering Studieboek. Ad Appel Veertien leesteksten Leesvaardigheid A1 Te gebruiken bij : Basisexamen Inburgering Studieboek Ad Appel Uitgave: Appel, Aerdenhout 2011-2016 Verkoopprijs: 1,95 Ad Appel Te bestellen via www.adappelshop.nl

Nadere informatie

R O S A D E D I E F. Arco Struik. Rosa de dief Arco Struik 1 www.gratiskinderboek.nl

R O S A D E D I E F. Arco Struik. Rosa de dief Arco Struik 1 www.gratiskinderboek.nl R O S A D E D I E F Arco Struik Rosa de dief Arco Struik 1 www.gratiskinderboek.nl In de winkel 3 Bart 5 Een lieve dief 7 De telefoon 9 Bij de dokter 11 De blinde vrouw 13 Een baantje 15 Bijna betrapt

Nadere informatie

Mijn mond zat vol aarde

Mijn mond zat vol aarde Mijn mond zat vol aarde Serie: Verhalen kind in oorlog Tekst: Meike Jongejan Onderzoek: Mariska de Boer en Hans Groeneweg Redactie: Jan van Zijverden Vormgeving: Richard Bos 2015, Fries Verzetsmuseum,

Nadere informatie

De Samenleving: samen of ieder voor zich? Oefening 2. 1. b. Alle mensen zijn anders en dat moeten we respecteren. 2 Han van Eijk - Leef

De Samenleving: samen of ieder voor zich? Oefening 2. 1. b. Alle mensen zijn anders en dat moeten we respecteren. 2 Han van Eijk - Leef Thema 2 De Samenleving: samen of ieder voor zich? Oefening 2 1. b. Alle mensen zijn anders en dat moeten we respecteren. 2 Han van Eijk - Leef Niemand hoeft alleen maar goed of slecht te zijn. Niemand

Nadere informatie

0-3 maanden zwanger. Zwanger. Deel 1

0-3 maanden zwanger. Zwanger. Deel 1 Zwanger Ik was voor het eerst zwanger. Ik voelde het meteen. Het kon gewoon niet anders. Het waren nog maar een paar cellen in mijn buik. Toch voelde ik het. Deel 1 0-3 maanden zwanger Veel te vroeg kocht

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 3 Vervoer

Spreekopdrachten thema 3 Vervoer Spreekopdrachten thema 3 Vervoer Opdracht 1 bij 3.1 Jullie zijn op straat. Cursist A: je wilt met de taxi reizen. Cursist B: je bent taxichauffeur. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. Cursist A 1.

Nadere informatie

Ria Massy. De taart van Tamid

Ria Massy. De taart van Tamid DE TAART VAN TAMID Ria Massy De taart van Tamid De taart van Tamid 1 Hallo broer! Hallo Aziz! roept Tamid. Zijn hart klopt blij. Aziz belt niet zo dikwijls. Hij woont nog in Syrië. Bellen is moeilijk in

Nadere informatie

Papa en mama hebben ruzie. Ton en Toya vinden dat niet leuk. Papa wil graag dat Ton en Toya bij hem op bezoek komen, maar van mama mag dat niet.

Papa en mama hebben ruzie. Ton en Toya vinden dat niet leuk. Papa wil graag dat Ton en Toya bij hem op bezoek komen, maar van mama mag dat niet. Bezoek op kantoor Papa en mama hebben ruzie. Ton en Toya vinden dat niet leuk. Papa wil graag dat Ton en Toya bij hem op bezoek komen, maar van mama mag dat niet. Ton en Toya hebben wat problemen thuis.

Nadere informatie

TITEL ACTIVITEIT + beschrijving: filosofisch gesprek over geloven.

TITEL ACTIVITEIT + beschrijving: filosofisch gesprek over geloven. TITEL ACTIVITEIT + beschrijving: filosofisch gesprek over geloven. Beginsituatie: De lln doen als inleiding op het project rond geloven en de kerkwandeling, een filosofisch gesprek. Er komen verschillende

Nadere informatie

Koningspaard Polle en de magische kamers van paleis Kasagrande

Koningspaard Polle en de magische kamers van paleis Kasagrande Koningspaard Polle en de magische kamers van paleis Kasagrande Eerste druk 2015 R.R. Koning Foto/Afbeelding cover: Antoinette Martens Illustaties door: Antoinette Martens ISBN: 978-94-022-2192-3 Productie

Nadere informatie

Soms is er thuis ruzie Dan is mama boos en roept soms omdat ik mijn speelgoed niet opruim Maar ik heb daar helemaal niet mee gespeeld Dat was Bram,

Soms is er thuis ruzie Dan is mama boos en roept soms omdat ik mijn speelgoed niet opruim Maar ik heb daar helemaal niet mee gespeeld Dat was Bram, Soms is er thuis ruzie Dan is mama boos en roept soms omdat ik mijn speelgoed niet opruim Maar ik heb daar helemaal niet mee gespeeld Dat was Bram, mijn kleine broer Dat is niet van mij mama Dan zegt ze

Nadere informatie

Knabbel en Babbeltijd.

Knabbel en Babbeltijd. Knabbel en Babbeltijd. (zorg ervoor dat je deze papieren goed leest, uitprint en meeneemt naar de VBW) Het thema van deze VBW-week is Zeesterren. Het thema is de titel van de week (dus geen kreet of korte

Nadere informatie

KIJK IN JE BREIN LESMODULE BASISSCHOOL LEERLING

KIJK IN JE BREIN LESMODULE BASISSCHOOL LEERLING LESMODULE BASISSCHOOL LEERLING 1. DE HERSENEN 1.1 HOE ZIEN HERSENEN ERUIT? VRAAG WIE KAN VERTELLEN WAT HERSENEN ZIJN? VRAAG HEBBEN KINDEREN KLEINERE HERSENEN DAN GROTE MENSEN? 1.2 WANNEER GEBRUIK JE ZE?

Nadere informatie

DEEL 1. WERKBOEK 5 Eigen keuze. 2015 Monique van Dam YOU: De keuze is aan jou!

DEEL 1. WERKBOEK 5 Eigen keuze. 2015 Monique van Dam YOU: De keuze is aan jou! DEEL 1 1 WERKBOEK 5 Eigen keuze Inhoud 2 1. Hoe zit het met je keuzes? 3 2. Hoe stap je uit je automatische piloot? 7 3. Juiste keuzes maken doe je met 3 vragen 9 4. Vervolg & afronding 11 1. Hoe zit het

Nadere informatie

Tipboekje. Herman Jozefschool. Groep 8

Tipboekje. Herman Jozefschool. Groep 8 Tipboekje Herman Jozefschool Groep 8 Inhoudsopgave Tips: Woordsoorten Werkwoorden, Lidwoorden,Zelfstandige naamwoorden en eigen namen Bijvoeglijke naamwoorden,voorzetsels,vragende voornaamwoorden Bezittelijke

Nadere informatie

Werkboek Het is mijn leven

Werkboek Het is mijn leven Werkboek Het is mijn leven Het is mijn leven Een werkboek voor jongeren die zelf willen kiezen in hun leven. Vul dit werkboek in met mensen die je vertrouwt, bespreek het met mensen die om je geven. Er

Nadere informatie

Tornado. Maartje gaat voor het eerst logeren. s Nachts belandt ze met haar vriendinnetje Eva in een tornado en beleven ze een heel spannend avontuur.

Tornado. Maartje gaat voor het eerst logeren. s Nachts belandt ze met haar vriendinnetje Eva in een tornado en beleven ze een heel spannend avontuur. Tornado Maartje gaat voor het eerst logeren. s Nachts belandt ze met haar vriendinnetje Eva in een tornado en beleven ze een heel spannend avontuur. Geschreven in januari 2012 (Geïllustreerd t.b.v. het

Nadere informatie

Teksten bewerkt uit het gezinsboek Ons Dagelijks Brood veertigdagentijd van pastoor M. Hagen door EBP voor www.kinderenbiddenvoorkinderen.

Teksten bewerkt uit het gezinsboek Ons Dagelijks Brood veertigdagentijd van pastoor M. Hagen door EBP voor www.kinderenbiddenvoorkinderen. Bidden Teksten bewerkt uit het gezinsboek Ons Dagelijks Brood veertigdagentijd van pastoor M. Hagen door EBP voor www.kinderenbiddenvoorkinderen.nl en kinderactiviteiten www.lambertuskerk-rotterdam.nl

Nadere informatie

Werkblad 3: Gravenfeest China

Werkblad 3: Gravenfeest China 1. Lees onderstaande mails en noteer op een apart blad wat je leert over Qing Ming Jie. 2. Bedenk een verhaal over het gravenfeest dat je kan vertellen aan de andere kinderen van je klas. Welke prenten

Nadere informatie

Water Egypte. In elk land hebben mensen hun eigen gewoontes. Dat merk je als je veel reist. Ik zal een voorbeeld geven.

Water Egypte. In elk land hebben mensen hun eigen gewoontes. Dat merk je als je veel reist. Ik zal een voorbeeld geven. Water Egypte In elk land hebben mensen hun eigen gewoontes. Dat merk je als je veel reist. Ik zal een voorbeeld geven. Ik ga naar een restaurant in Nederland. Daar bestel ik een glas water. De ober vraagt

Nadere informatie

Pasen met peuters en kleuters. Jojo is weg

Pasen met peuters en kleuters. Jojo is weg Pasen met peuters en kleuters Beertje Jojo is weg Thema Maria is verdrietig, haar beste Vriend is er niet meer. Wat is Maria blij als ze Jezus weer ziet. Hij is opgestaan uit de dood! Wat heb je nodig?

Nadere informatie

Wat je voelt is wat je denkt! De theorie van het rationeel denken

Wat je voelt is wat je denkt! De theorie van het rationeel denken Wat je voelt is wat je denkt! De theorie van het rationeel denken Mensen zoeken hulp omdat ze overhoop liggen met zichzelf of met anderen. Dit kan zich op verschillende manieren uiten. Sommige mensen worden

Nadere informatie

Jezus vertelt, dat God onze Vader is

Jezus vertelt, dat God onze Vader is Eerste Communieproject 26 Jezus vertelt, dat God onze Vader is Jezus als leraar In les 4 hebben we gezien dat Jezus wordt geboren. De engelen zeggen: Hij is de Redder van de wereld. Maar nu is Jezus groot.

Nadere informatie

Ik besloot te verder te gaan en de zeven stappen naar het geluk eerst helemaal af te maken. We hadden al:

Ik besloot te verder te gaan en de zeven stappen naar het geluk eerst helemaal af te maken. We hadden al: Niet meer overgeven Vaak is de eerste zin die de klant uitspreekt een aanwijzing voor de hulpvraag. Paula zat nog maar net toen ze zei: ik ben bang om over te geven. Voor deze angst is een mooie naam:

Nadere informatie

Een land waar. mensen goed geïnformeerd zijn over handicaps

Een land waar. mensen goed geïnformeerd zijn over handicaps Een land waar mensen goed geïnformeerd zijn over handicaps Lilian (48) vraagt haar zoontje om even een handje te komen geven. Dat doet hij en dan gaat hij weer lekker verder spelen. Wij nemen plaats aan

Nadere informatie

Klein Kontakt. Jarigen. in april zijn:

Klein Kontakt. Jarigen. in april zijn: A Klein Kontakt Het is alweer eind maart wanneer dit Kontakt uitkomt, het voorjaar lijkt begonnen, veel kinderen hebben kweekbakjes met groentes in de vensterbank staan, die straks de tuin in gaan. Over

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 3 Kinderen

Spreekopdrachten thema 3 Kinderen Spreekopdrachten thema 3 Kinderen Opdracht 1 bij 3.2 Jullie zijn bij het consultatiebureau. Cursist A: je bent arts bij het consultatiebureau. Cursist B: je bent met je baby van twee maanden bij het consultatiebureau.

Nadere informatie

1b nr. 1 Wie of wat?

1b nr. 1 Wie of wat? OPDRACHTKAART www.nt2taalmenu.nl nt2taalmenu is een website voor mensen die Nederlands willen leren én voor docenten NT2. Iedereen die Nederlands wil leren, kan gratis online oefenen. U kunt ook veel oefeningen

Nadere informatie

Voorwoord. Rome en de Romeinen

Voorwoord. Rome en de Romeinen Voorwoord Rome en de Romeinen Dit verhaal speelt in Rome, ongeveer 2000 jaar geleden. Rome was toen een rijke stad, met prachtige gebouwen. Zoals paleizen voor de keizers, voor de Senaat en voor de grote

Nadere informatie

Ik ben David de Graaf

Ik ben David de Graaf Ik ben David de Graaf geboren in 1984. met Downsyndroom Surprise! Ook voor mijzelf Ik heb het niet alleen, maar... ik ben ook in vaste dienst van de Stichting Downsyndroom Kort: de SDS www.downsyndroom.nl

Nadere informatie

Matteüs 25:1-13 - Gezinsdienst: Wachten duurt lang!

Matteüs 25:1-13 - Gezinsdienst: Wachten duurt lang! Matteüs 25:1-13 - Gezinsdienst: Wachten duurt lang! Liturgie Zingen: -Opwekking 654 Dank U voor deze nieuwe dag -Zoek eerst het Koninkrijk van God -Weet je waar het hemels koninkrijk op lijkt (Elly en

Nadere informatie

Ben jij een kind van gescheiden ouders? Dit werkboekje is speciaal voor jou!

Ben jij een kind van gescheiden ouders? Dit werkboekje is speciaal voor jou! Hallo Ben jij een kind van gescheiden ouders? Dit werkboekje is speciaal voor jou Als je ouders uit elkaar zijn kan dat lastig en verdrietig zijn. Misschien ben je er boos over of denk je dat het jouw

Nadere informatie

Dierenvrienden? door Nellie de Kok. Samenvatting

Dierenvrienden? door Nellie de Kok. Samenvatting Dierenvrienden? door Nellie de Kok Samenvatting De hond is de baas in het huis, totdat er een kat bijkomt. Ze proberen allebei om bij de bazin in een goed blaadje te komen. De kat krijgt het voor elkaar

Nadere informatie

Denken over taal: ontleden #2.0

Denken over taal: ontleden #2.0 DOMINICUS COLLEGE tweede klassen VWO NIJMEGEN december 2011 Denken over taal: ontleden #2.0 Je krijgt in tweetallen een aantal losse kaartjes, waarop taaluitingen staan van een tweejarige kleuter. Je ziet

Nadere informatie

Voorwoord. Daarna ging ik praten met Chitra, een Tamilvrouw uit Sri Lanka. Zij zette zich in voor de Tamilstrijd.

Voorwoord. Daarna ging ik praten met Chitra, een Tamilvrouw uit Sri Lanka. Zij zette zich in voor de Tamilstrijd. Voorwoord In dit boek staan interviews van nieuwkomers over hun leven in Nederland. Ik geef al twintig jaar les aan nieuwkomers. Al deze mensen hebben prachtige verhalen te vertellen. Dus wie moest ik

Nadere informatie

Op weg met Jezus. eerste communieproject. Hoofdstuk 5 Bidden. H. Theobaldusparochie, Overloon

Op weg met Jezus. eerste communieproject. Hoofdstuk 5 Bidden. H. Theobaldusparochie, Overloon Op weg met Jezus eerste communieproject H. Theobaldusparochie, Overloon Hoofdstuk 5 Bidden Eerste communieproject "Op weg met Jezus" hoofdstuk 5 blz. 1 Joris is vader aan het helpen in de tuin. Ze zijn

Nadere informatie

GODS GEZIN. Studielessen voor 4-7 jarigen

GODS GEZIN. Studielessen voor 4-7 jarigen GODS GEZIN Studielessen voor 4-7 jarigen 2003 Geschreven door Beryl Voorhoeve en Judith Maarsen Oorspronkelijk bedoeld voor studie in kleine groepen in de Levend Evangelie Gemeente Gebruikte Bijbelvertaling

Nadere informatie

Johanna Kruit. Gedichten, geïnspireerd door bomen. Geheimen

Johanna Kruit. Gedichten, geïnspireerd door bomen. Geheimen 1 Gedichten, geïnspireerd door bomen Geheimen In het donker huizen bomen die overdag gewoner zijn. Wij slaan de bochten van een pad mee om en gaan, ontkomen aan het licht af op geheimen.kleine geluiden

Nadere informatie

Eerwraak. Naam: Paul Rustenhoven Klas: 4GTL1 Inlever datum : Titel: Eerwraak Schrijver: Karin Hitlerman. Blz 1.

Eerwraak. Naam: Paul Rustenhoven Klas: 4GTL1 Inlever datum : Titel: Eerwraak Schrijver: Karin Hitlerman. Blz 1. Eerwraak Naam: Paul Rustenhoven Klas: 4GTL1 Inlever datum : Titel: Eerwraak Schrijver: Karin Hitlerman Blz 1. Vra!n. 1) Wat voor soort verhaal is je boek? Mijn boek is een eigentijdsverhaal/roman 2) Waar

Nadere informatie

Om mee te beginnen: boekfragment en opdrachten

Om mee te beginnen: boekfragment en opdrachten Om mee te beginnen: boekfragment en opdrachten Bron: http://ninabrackman.blogspot.nl/p/de-alchemist-paulo-coelho.html Dit is een deel van een blog over De Alchemist van Paulo Coelho door Nina Brackman.

Nadere informatie

De bruiloft van Simson

De bruiloft van Simson De bruiloft van Simson Weet je nog waar de vertelling de vorige keer over ging? Over Simson, de nazireeër. Wat is een nazireeër? Een nazireeër is een bijzondere knecht van God. Een nazireeër mag zijn haar

Nadere informatie

Het onze Vader. Naam:

Het onze Vader. Naam: Het onze Vader Naam: Onze Vader Onze Vader, Die in de hemelen zijt. Uw Naam worde geheiligd. Uw Koninkrijk kome. Uw wil geschiede, zoals in de hemel zo ook op de aarde. Geef ons heden ons dagelijks brood.

Nadere informatie

Je mag stralen je mag huilen je mag dwalen je mag schuilen je mag vragen je mag dromen je mag klagen je mag komen Hij wacht op jou

Je mag stralen je mag huilen je mag dwalen je mag schuilen je mag vragen je mag dromen je mag klagen je mag komen Hij wacht op jou Je mag stralen je mag huilen je mag dwalen je mag schuilen je mag vragen je mag dromen je mag klagen je mag komen Hij wacht op jou Heb je naar aanleiding van dit dagboek vragen of opmerkingen? Mail me

Nadere informatie

Werkwoorden in uitvoering - Werkwoorden schrijven - leerboek - 1

Werkwoorden in uitvoering - Werkwoorden schrijven - leerboek - 1 Werkwoorden in uitvoering - Werkwoorden schrijven - leerboek - 1 1. Inhoudsopgave 1. Inhoudsopgave 6 2. Werkwoorden schrijven, een verhaal (1). 9 We missen iemand Werkwoorden: een begin 3. Werkwoorden

Nadere informatie

Werkstukken maken op PCBO-Het Mozaiek Groep 6

Werkstukken maken op PCBO-Het Mozaiek Groep 6 We gaan een werkstuk maken en je mag het helemaal zelf doen. Het is helemaal jouw eigen werkstuk. Maar om je even goed op weg te helpen hebben we hieronder alle stapjes even op een rij gezet. Wat moet

Nadere informatie

Thema Op het werk. Lesbrief 16. Herhaling thema.

Thema Op het werk. Lesbrief 16. Herhaling thema. http://www.edusom.nl Thema Op het werk Lesbrief 16. Herhaling thema. Wat leert u in deze les? De woorden van les 12, 13, 14 en 15. Veel succes! Deze les is ontwikkeld in opdracht van: Gemeente Den Haag

Nadere informatie

een zee van tijd een zee van tijd Werkblad 1 Ω Steden Ω Les 1: De middeleeuwse steden Naam:

een zee van tijd een zee van tijd Werkblad 1 Ω Steden Ω Les 1: De middeleeuwse steden Naam: Werkblad Ω Steden Ω Les : De middeleeuwse steden De middeleeuwse steden Aan het eind van de middeleeuwen is de adel de baas. De adel is rijk en heeft alle grond. De kasteelheer woont met zijn vrouw, kinderen

Nadere informatie

werkbladen thema 6 feestdagen en vrije tijd

werkbladen thema 6 feestdagen en vrije tijd werkbladen thema 6 feestdagen en vrije tijd 6.0 vragen bij de film alleen Kijk naar de film. Geef antwoord op de vragen. eerste ronde filmkijken Badria wordt vandaag 5 jaar. Jan koopt een boek voor Badria.

Nadere informatie

Weer naar school. De directeur stapt het toneel op. Goedemorgen allemaal, zegt hij. * In België heet een mentor klastitularis.

Weer naar school. De directeur stapt het toneel op. Goedemorgen allemaal, zegt hij. * In België heet een mentor klastitularis. Weer naar school Kim en Pieter lopen het schoolplein op. Het is de eerste schooldag na de zomervakantie. Ik ben benieuwd wie onze mentor * is, zegt Pieter. Kim knikt. Ik hoop een man, zegt ze. Pieter kijkt

Nadere informatie

Er was eens een Kleine Ziel die tegen God zei: Ik weet wie ik ben, ik ben het licht net als alle andere zielen.

Er was eens een Kleine Ziel die tegen God zei: Ik weet wie ik ben, ik ben het licht net als alle andere zielen. Een klein gesprekje met God Er was eens een Kleine Ziel die tegen God zei: Ik weet wie ik ben, ik ben het licht net als alle andere zielen. God lachte breed. Dat is waar!, zei God. Jij bent ook het licht.

Nadere informatie

Wat mevrouw verteld zal ik in schuin gedrukte tekst zetten. Ik zal letterlijk weergeven wat mevrouw verteld. Mevrouw is van Turkse afkomst.

Wat mevrouw verteld zal ik in schuin gedrukte tekst zetten. Ik zal letterlijk weergeven wat mevrouw verteld. Mevrouw is van Turkse afkomst. Interview op zaterdag 16 mei, om 12.00 uur. Betreft een alleenstaande mevrouw met vier kinderen. Een zoontje van 5 jaar, een dochter van 7 jaar, een dochter van 9 jaar en een dochter van 12 jaar. Allen

Nadere informatie

Micha kijkt Ruben aan. Hij trekt een gek gezicht. Micha houdt niet van puzzelen, want de puzzels die oma maakt, zijn altijd heel erg moeilijk.

Micha kijkt Ruben aan. Hij trekt een gek gezicht. Micha houdt niet van puzzelen, want de puzzels die oma maakt, zijn altijd heel erg moeilijk. 1. Puzzelen Wie er het eerst is! Micha staat bij het schoolhek. Hij krijgt een harde klap op zijn schouder van Ruben, zijn grote broer. Oké. Micha is wel in voor een wedstrijdje. Hij begint meteen te rennen,

Nadere informatie

Uitleg boekverslag en boekbespreking

Uitleg boekverslag en boekbespreking Uitleg boekverslag en boekbespreking groep 7 schooljaar 2014-2015 Inhoudsopgave: Blz. 3 Blz. 3 Blz. 3 Blz. 4 Blz. 6 Blz. 7 Blz. 7 Stap 1: Het lezen van je boek Stap 2: Titelpagina Stap 3: Inhoudsopgave

Nadere informatie

Stil blijft Lisa bij de deur staan. Ook de man staat stil. Ze kijken elkaar aan.

Stil blijft Lisa bij de deur staan. Ook de man staat stil. Ze kijken elkaar aan. Wild Op het laatste moment ziet Lisa de man pas. Ze hangt de was op in de tuin. En ineens komt hij achter de lakens vandaan. Lisa laat het mandje met was in het gras vallen. Ze gilt. De man ziet er slecht

Nadere informatie

Wat is een zelfstandig naamwoord?

Wat is een zelfstandig naamwoord? Wat is een zelfstandig naamwoord? 1. Inleiding Zelfstandig naamwoorden zijn woorden die 'een zelfstandigheid' aanduiden: een persoon of dier: vrouw, oom, hond een eigennaam: Sara, Apple een ding: fiets,

Nadere informatie

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 8. Praten en bellen over een baantje

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 8. Praten en bellen over een baantje Thema Op zoek naar werk Lesbrief 8. Praten en bellen over een baantje Inleiding Deze les gaat verder over het zoeken naar werk. De vrouw,, gaat weer naar de winkel om over werk te praten. Ze wil de manager

Nadere informatie

7.5 Script en plaatjes post-test

7.5 Script en plaatjes post-test 7.5 Script en plaatjes post-test De vorige keer waren we hier om Drakie wat beter te leren praten en Drakie heeft toen een heleboel van jou geleerd. Dat vond ie heel leuk. Vandaag gaan we wat dingen die

Nadere informatie