Soms is er thuis ruzie Dan is mama boos en roept soms omdat ik mijn speelgoed niet opruim Maar ik heb daar helemaal niet mee gespeeld Dat was Bram,

Transcriptie

1 Soms is er thuis ruzie Dan is mama boos en roept soms omdat ik mijn speelgoed niet opruim Maar ik heb daar helemaal niet mee gespeeld Dat was Bram, mijn kleine broer Dat is niet van mij mama Dan zegt ze dat ik niet moet liegen Maar mama! Niets te maren Vanavond vroeg naar bed! Boos en verdrietig ga ik naar mijn kamer En ween zachtjes op mijn bed.

2 Het Mobiel-boekje Wanneer ik bij je thuis kom, kan je altijd met mij praten, over hoe het met je gaat, waar je mee bezig bent thuis of op school of als je gewoon iets wilt vertellen. Wanneer praten moeilijk voor je is, kunnen we ook eens samen een spel doen. Samen met andere gezinsbegeleidsters werk ik in het CKG en ik kom meestal één keer in de week langs bij jullie thuis. Ik ga ook nog bij andere gezinnen met kinderen die hulp nodig hebben. 1. Wie ben ik en wat kom ik bij je thuis doen? Ik ben een gezinsbegeleidster en een gezinsbegeleidster is iemand die jou en je ouders zal proberen helpen, die samen met jullie zal zoeken naar oplossingen voor vragen of problemen die jullie hebben. Voorbeeld: Bas, 5 jaar, roept moeder iedere avond als hij in zijn bed ligt. Hij is bang. Mama gaat naar hem toe en vraagt waarom hij bang is. De ene avond zegt hij dat hij denkt dat er een monster onder zijn bed zit. De andere avond is hij bang dat er spoken komen of vindt hij dat de kast er akelig uitziet of dat hij buiten een geluid hoort. Mama maakt zich zorgen. Ze kan hem toch niet aan zijn lot overlaten? Ze weigert bij hem te gaan liggen, maar is wel iedere avond nog een uur na bedtijd bezig met spoken vangen en monsters zoeken. 2. Wat is een CKG? De dienst waarop ik werk is een CKG, dat staat voor Centrum voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning. Hier zijn twee groepen waar kinderen wonen als het voor de ouders eventjes moeilijk is om voor hen te zorgen. Hier zijn ook de bureau s waar we werken en van waar we vertrekken om op huisbezoek te gaan.

3 3. Waarbij kan een gezinsbegeleidster jullie nog helpen? DAT ZEG JIJ! DAT HEB IK NIET GEZEGD. JIJ DENKT ALTIJD! NIET WAAR HET IS JOUW SCHULD DAT! Lieve hemel wat een herrie, wat een kabaal Lobke zit ineengekrompen op de sofa. Met grote ogen kijkt ze naar mama en papa Die roepen tegen elkaar op, steeds harder. Ze maken hevig ruzie. Ze wijzen voortdurend naar elkaar en Roepen dan nog harder. Luisteren doen ze al helemaal niet. Dat is heel erg. Lobkes mond valt open. Ze maakt zich heel klein. Zelf durft ze niks te zeggen of te doen. Haar hart doet van ke-doenk ke-doenk, Heel vlug. DAT ZEG JIJ! jij hebt bijna alles! niet waar. En ik was hier het eerst geef op, rotmeid nee! Van mij! Ik heb die stukken nog nodig. Anders kan mijn trein niet rijden. Ik woon hier ook! Jij doet altijd alles na! Ik roep papa hoor! Roep hem dan baby! Die je zelf bent! Vooruit, geef..ggrr. Ggrrrmmmppfff Nee, nee, nee!!!! Meisjes kennen niets van treinen Die trein is van! Pardaf Kijk nou wat je gedaan hebt! Stom kind! Mama!!! Mamaahhh!!! Maar jij hebt bijna alles!

4 3. Mijn gezin Wie woont er allemaal bij mij thuis? tekening Oei! Kim en Louis schrikken op uit hun stripverhaal Papa staat opeens in de kamer. Zijn ogen flikkeren gevaarlijk. Er zitten diepe rimpels op zijn voorhoofd. WEL! roept hij. Wat is hier gebeurd! Kim en Louis zwijgen beteuterd. Wat zie ik hier allemaal!!? Met zijn ene hand wijst hij naar de grond. Met zijn andere naar de kast. Wel, wat is dat? roept hij weer. Hij heeft nu zo een vreemde, hese stem. eh doet Kim. Oprapen, jandorie, als de bliksem!! En alles in de kast! Alles! Ik mag hier niets meer zien rondslingeren. Begrepen? Sloddervossen! Oei!

5 4. Wat ik vind. Ben jij soms verdrietig? Waarom heb je verdriet? Wat moeten mama of papa doen als je verdriet hebt? Wanneer hebben mama of papa verdriet? Wat doe je als mama of papa verdrietig zijn? Lach je graag? Wanneer ben jij blij?.. Ben je soms ook niet blij? Zijn mama en papa soms ook blij? Hoe kan je iemand blij maken?

6 Ga jij naar school? Heb jij een vliegtuig? Vind je een vliegtuig leuk? Waar zou jij naartoe willen vliegen? Wie mag er met jou meegaan? Wat zou je meenemen? Wie is jouw juffrouw/meester? Wie zijn jouw vriendjes in de klas? Wat doe je heel graag in de klas? Wat vind je niet zo leuk op school?

7 Waar eet jij? Wat eet jij graag? Wie zit bij jou aan tafel? Wanneer heb je honger? Vind je eten leuk? Wanneer niet? Ben jij soms moe? Wie ligt bij jou in bed? Vind je het leuk op je kamer? Mag het donker zijn op je kamer? Vertel eens wat er op jouw slaapkamer staat?

8 Wat speel je graag? Met wie speel je graag? Wie speelt er graag met jou? Wat doe je niet graag? Met wie speel je niet zo graag? Heb jij een TV? Kijk je graag? Wat zie je graag? Wie kijkt samen met jou? Ben je soms bang van de TV?

9 Lees jij graag in boekjes? Wie leest er samen met jou? Welke boekjes vind je heel erg leuk? Waar vind je het leuk om in boekjes te kijken? Vind je het leuk om te kleuren Wie helpt je met kleuren? Wat teken je graag? Aan wie geef je een tekening?

10 Wie woont er in jouw huisje? Wat vind je leuk in jouw huisje? Wat vind je niet zo leuk in jouw huisje? Is jouw huisje blij? Vind jij dieren leuk? Wonen er dieren in je huis? Welk dier zou je zelf willen zijn? Zijn er dieren die je niet zo leuk vindt?

11 Wat doe jij op de badkamer? Wat vind je leuk op de badkamer? Wie helpt je met wassen? Poets je zelf je tandjes? Was je graag je handjes? Doe je graag je kleertjes aan? Ben jij soms bang? Waarom ben je bang? Wat doe je als je bang bent? Wat doe je als je vriendje bang is?

12 Kan jij luisteren? Vind je luisteren leuk? Naar wie moet jij luisteren? Wie luistert er naar jou? Wanneer luister je niet graag? Moet jij soms flink zijn? Vind je flink zijn moeilijk? Moeten mama en papa soms flink zijn? Wat is flink zijn voor jou? Wat is flink zijn voor mama en papa? Wie is er soms niet flink in huis?

13 Heb jij vriendjes? Wat doe je met je vriendjes? Hoe kan je je vriendjes blij maken? Hoe voel je je als je vriendjes weg zijn? Vinden mama en papa je vriendjes leuk? Maak jij soms ruzie? Met wie maak jij ruzie? Wie maakt er met jou ruzie? Hoe voel je je als je ruzie maakt? Wat doe je als je wil stoppen met ruzie maken?

14 Ga jij soms weg? Met wie ga jij weg? Waar ga je naartoe? Vind je dat leuk? Kom je graag terug naar huis? Wie mis je als je weg bent? Hou jij van muziek? Ken je een liedje? Zing je graag? Dans je graag? Met wie maak je graag muziek?

15 Ben jij soms ziek? Hoe voel je je dan? Wat moet je dan doen? Zijn mama en papa soms ziek? Kan je hen dan helpen?

16 Zoek je informatie of wil je met iemand praten? Je hebt een Je wil er met iemand Dan kan je altijd vraag over praten bij je ouders terecht Vraag het aan: - iemand die je vertrouwt - je ouders of je vrienden - een leerkracht op school - iemand uit de jeugdbeweging - CLB-medewerker Soms wil je liever praten met iemand die je niet persoonlijk kent en aan wie je jouw naam niet hoeft te zeggen. Je wilt gewoon eens met iemand praten. Je wilt een probleem vertellen. Je wilt informatie hebben of iemand om raad kunnen vragen; dan kan je bellen met de kinder- en jongerentelefoon. Deze kan je over het hele land bereiken op het nummer 078/ , elke dag van 16u 20u ( behalve zon-en feestdagen). Je hebt een Je wil er met iemand Dan kan je ook vraag over praten altijd op school terecht