Komt Boontje om zijn loontje? Over de relatie tussen dader- en slachtofferschap. Een zelfrapportagestudie in twee stedelijke settings.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Komt Boontje om zijn loontje? Over de relatie tussen dader- en slachtofferschap. Een zelfrapportagestudie in twee stedelijke settings."

Transcriptie

1 FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID Komt Boontje om zijn loontje? Over de relatie tussen dader- en slachtofferschap. Een zelfrapportagestudie in twee stedelijke settings. Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de criminologische wetenschappen door ( ) De Winne Evelien Academiejaar Promotor : Commissarissen : Prof. Dr. Pauwels Lieven Prof. Dr. Hebberecht Patrick Drs. Hardyns Wim

2 Trefwoorden Relatie dader- slachtofferschap Informele controle zelfcontrole leefstijl zelfrapportagestudie i

3 Verklaring inzake toegankelijkheid van de masterproef criminologische wetenschappen Ondergetekende, [Naam en Voornaam + stamnummer]... De Winne Evelien: geeft hierbij aan derden, zijnde andere personen dan de promotor (en eventuele co-promotor), de commissarissen of leden van de examencommissie van de master in de criminologische wetenschappen, [de toelating] [geen toelating] (schrappen wat niet past) om deze masterproef in te zien, deze geheel of gedeeltelijk te kopiëren of er, indien beschikbaar, een elektronische kopie van te bekomen, waarbij deze derden er uiteraard slechts zullen kunnen naar verwijzen of uit citeren mits zij correct en volledig de bron vermelden. Deze verklaring wordt in zoveel exemplaren opgemaakt als het aantal exemplaren waarin de masterproef moet worden ingediend, en dient in elk van die exemplaren ingebonden onmiddellijk na het titelblad. Datum: Handtekening: ii

4 Woord vooraf Jongeren worden de dag van vandaag in de media (ten onrechte) hoofdzakelijk als dader afgeschilderd. Met deze masterproef wil ik beklemtonen dat men zich niet mag blindstaren op het daderschap van jongeren maar dat men evenzeer moet investeren in onderzoek naar slachtofferschap en naar de relatie tussen dader- en slachtofferschap binnen deze populatie. Dit soort onderzoek is lange tijd genegeerd geweest, maar is des te fundamenteel wil men een duidelijk zicht hebben op de oorsprong van enerzijds daderschap en anderzijds slachtofferschap. De relatie tussen dader- en slachtofferschap bestaat empirisch, maar kan op verschillende manieren geduid worden. Met deze masterproef beoog ik deze relatie vanuit een geïntegreerd verklaringsmodel te bestuderen, met name het geïntegreerd self-control/lifestyle exposure model. Via deze weg zou ik graag enkele mensen willen bedanken die me tijdens de totstandkoming van deze masterproef hebben bijgestaan. Eerst en vooral wil ik mijn promotor Prof. dr. Lieven Pauwels bedanken, dit voor de perfecte begeleiding gedurende heel de masterproef en de feedbackmomenten waaruit ik enorm veel geleerd heb. Ook Gerwinde Vynckier en Maarten Van De Velde wil ik graag bedanken, dit voor de talrijke handige tips en literatuur die zij hebben aangeleverd. Vervolgens wil ik de stad Oostende bedanken, dit voor de financiering en het drukken van de talrijke enquêtes. In het bijzonder bedank ik de korpschef Hoofdcommissaris, Philip Caestecker, zonder zijn hulp was mijn masterproef immers nooit tot stand gekomen. Verder zou ik Grace Van Eycken en stagiair Mathias Debussche van het team management van de lokale politie van Oostende willen bedanken, dit voor de hulp bij het inputten van de gegevens. Ook mijn zus, de stagiaire en de studenten informatieverwerking van prof. Lieven Pauwels wil ik bedanken voor hun hulp bij het inputten van de gegevens. Uiteraard bedank ik ook alle scholen die hun medewerking geleverd hebben bij het tot stand komen van deze studie. Ten slotte wil ik ook Prof. dr. Patrick Hebberecht en drs. Wim Hardyns bedanken, dit omdat zij bereid waren deze masterproef te lezen. iii

5 Inhoudsopgave I. Inleiding en probleemstelling p De probleemstelling p De criminologische relevantie p Doelstelling en onderzoeksvragen p Beschrijvende onderzoeksvragen p Verklarende onderzoeksvragen p De theoretische bril p De context van twee stedelijke settings p Oostende p Sint-Niklaas p Focus en structuur van deze studie p.8 I. Verklaringsmodellen voor de relatie tussen dader- en slachtofferschap p Verklaringen voor de samenhang tussen dader- en slachtofferschap p Het geïntegreerde self-control/lifestyle exposure model p Eerder onderzoek naar de relatie tussen dader- en slachtofferschap p Wat was er eerst: de kip of het ei p Welke concepten worden er in de literatuur gebruikt ter verklaring van de relatie tussen dader- en slachtofferschap p De rol van achtergrondkenmerken p De rol van zelfcontrole p De rol van leefstijl met name: p Ongestructureerde routineactiviteiten p Delinquente leeftijdsgenoten p Gebruik van alcohol en drugs p Bedenkingen met betrekking tot de hedendaagse visie op de relatie tussen dader- en slachtofferschap p.21 iv

6 III. Data, methode en steekproef p Onderzoeksgegevens p De zelfrapportage methode p Waarom deze methode p Voor- en nadelen van deze methode p Invulling van de zelfrapportage methode in deze studie p De steekproeven p Doelgroep p Oostende en Sint-Niklaas p Wijze van afname p Samenstelling steekproeven p Item-nonrespons op minstens één delinquentie-item p.30 IV. Operationalisering van de centrale begrippen p Inleiding p Sociaal-demografische achtergrondkenmerken p Variatieschaal slachtofferschap op school p Variatieschaal daderschap p Verklarende variabelen in de relatie dader- slachtofferschap p Achtergrondkenmerken. p Lage zelfcontrole. p Leefstijl. p.35 V. Beschrijvende analyses p Inleiding p Slachtofferschap p Ooit-prevalenties p Ooit-prevalenties opgesplitst naar geslacht p Ooit-prevalenties opgesplitst naar immigratieachtergrond p Ooit-prevalenties opgesplitst naar onderwijsvorm p Besluit ooit-prevalenties p.42 v

7 5.2.2 Laatste-jaarsprevalenties p Laatste-jaarsprevalenties opgesplitst naar geslacht p Laatste-jaarsprevalenties opgesplitst naar immigratie- p.45 achtergrond Laatste-jaarsprevalenties opgesplitst naar onderwijsvorm p Besluit laatste-jaarsprevalenties p Daderschap p Ooit-prevalenties p Ooit-prevalenties opgesplitst naar geslacht p Ooit-prevalenties opgesplitst naar immigratieachtergrond p Ooit-prevalenties opgesplitst naar onderwijsvorm p Besluit ooit-prevalenties p Laatste-jaarsprevalenties p Laatste-jaarsprevalenties opgesplitst naar geslacht p Laatste-jaarsprevalenties opgesplitst naar immigratie- p.59 achtergrond Laatste-jaarsprevalenties opgesplitst naar onderwijsvorm p Besluit laatste-jaarsprevalenties p Besluit p.64 VI. Multivariate analyses p Inleiding p Covariaten van slachtoffer- en daderschap p Verklarende analyse van slachtoffer- en daderschap p Relatie tussen slachtoffer- en daderschap p Spurieuze relatie p (In)directe rol van slachtofferschap bij de verklaring van daderschap p (In)directe rol van daderschap bij de verklaring van slachtofferschap p Besluit multivariate analyses p Besluit en discussie omtrent de relatie tussen dader- en slachtofferschap p.82 vi

8 VII. Eindconclusie en kritische bedenkingen. p Slotbedenkingen m.b.t. slachtofferschap en de verklaring ervan p Slotbedenkingen m.b.t. daderschap en de verklaring ervan p Relatie tussen dader- en slachtofferschap: komt Boontje om zijn loontje? p Bedenkingen en aanbevelingen naar de toekomst toe p.89 Bibliografie p.91 Bijlagen p.98 Bijlage 1: Vragenlijst p.99 Bijlage 2: Brieven naar de scholen p.117 Bijlage 3: Cronbach s alpha van de schaalconstructen p.120 Bijlage 4: Controle op Multicollineariteit p.122 vii

9 LIJST VAN FIGUREN Figuur 1: Theoretische causale modellen. p.12 Figuur 2: Lifestyle theorie p.13 Figuur 3: Zelfcontrole ter verklaring van individuele frequenties van slachtofferschap en delinquent gedrag. p.15 Figuur 4: Effect van slachtofferschap op daderschap p.73 Figuur 5: Effect van daderschap op slachtofferschap. p.76 LIJST VAN TABELLEN TABEL 1: Overzicht van de samenstelling van de steekproeven (Oostende en Sint-Niklaas) p.29 TABEL 2: Item-nonrespons op minstens één deliquentie item (Oostende en Sint-Niklaas) p.30 TABEL 3: Ooit-prevalenties slachtofferschap opgesplitst naar geslacht p.37 TABEL 4: Ooit-prevalenties slachtofferschap opgesplitst naar immigratieachtergrond p.38 TABEL 5: Ooit-prevalenties slachtofferschap opgesplitst naar onderwijsvorm p.40 TABEL 6: Laatste-jaarsprevalenties slachtofferschap opgesplitst naar geslacht p.42 TABEL 7: Laatste-jaarsprevalenties slachtofferschap opgesplitst naar immigratieachtergrond. p.44 TABEL 8: Laatste-jaarsprevalenties slachtofferschap opgesplitst naar onderwijsvorm. p.46 TABEL 9: Ooit-prevalenties daderschap opgesplitst naar geslacht p.49 TABEL 10: Ooit-prevalenties daderschap opgesplitst naar immigratieachtergrond p.51 TABEL 11: Ooit-prevalenties daderschap opgesplitst naar onderwijsvorm p.53 TABEL 12: Laatste-jaarsprevalenties daderschap opgesplitst naar geslacht p.56 TABEL 13: Laatste-jaarsprevalenties daderschap opgesplitst naar immigratieachtergrond p.58 viii

10 TABEL 14: Laatste-jaarsprevalenties daderschap opgesplitst naar onderwijsvorm p.60 TABEL 15: De bivariate correlaties p.65 TABEL 16: Bloksgewijze regressie analyse : Oostende en Sint-Niklaas p.68 TABEL 17: Partiële correlatie p.72 TABEL 18: Bloksgewijze regressie analyse daderschap Oostende en Sint-Niklaas p.74 TABEL 19: Bloksgewijze regressie analyse slachtofferschap Oostende en Sint-Niklaa p.77 ix

11 I. Inleiding en probleemstelling 1.1 De probleemstelling De keuze om te kijken naar jonge adolescenten kan vooral gemotiveerd worden vanuit de vaststelling dat jeugdproblematiek in grote steden een opkomend thema is. Heden ten dage zien we een toenemende belangstelling voor jongerenproblemen en overlast (Manders en Roes, 2001). Dit zowel vanuit het oogpunt van de politici als vanuit het oogpunt van de media. Vaak wordt van deze jongerenproblemen een vertekend beeld opgezet. Zo is men steeds geneigd om jongeren als daders voor te stellen en vergeet men al te vaak dat jongeren even goed het slachtoffer kunnen zijn. Om deze misopvatting weg te werken is er naast onderzoek rond daderschap van jongeren, ook onderzoek rond het slachtofferschap en rond de relatie tussen dader- en slachtofferschap van jongeren noodzakelijk. Het valt op dat er wat dit thema betreft, in België in tegenstelling tot sommige studies in het buitenland, een gebrek is aan literatuur met betrekking tot jonge adolescenten (Vynckier en Pauwels, 2010). Dit tekort aan onderzoek duikt vooral op bij de studie naar slachtofferschap en bij de studie naar de relatie tussen dader- en slachtofferschap. Vanuit historisch oogpunt is dit enigszins te begrijpen, zo is er altijd al meer aandacht geweest voor dader- dan slachtofferschap. De aandacht voor daders is er reeds van voor de 19 e eeuw, terwijl dit voor slachtofferschap van veel recentere datum is, met name de jaren (Van Dijk et al., 2007; Hebberecht, 2006). Toch zijn er sinds de jaren 80 heel wat onderzoeken naar slachtofferschap geweest. Het duidelijkste voorbeeld hiervan is de veiligheidsmonitor, welke in 1997 werd opgericht (Van Den Bogaerde en Van Den Steen, 2006). De toenemende belangstelling voor het slachtoffer werd hiermee een feit. Aan de hand van deze slachtofferenquêtes, worden mensen op verschillende momenten en op een systematische wijze bevraagd over hun ervaringen met geweld (Wittebrood, 2006). Maar jongeren worden hierbij minder bevraagd dan volwassenen. Zo is de veiligheidsmonitor enkel van toepassing op personen die ouder zijn dan vijftien jaar 1 1 Slechts 14,5 % van het totaal aantal respondenten in 2006 behoorde tot de leeftijdsgroep jarigen. De veiligheidsmonitor richt zich dus vooral naar volwassenen. 1

12 en voldoende Nederlands of Frans spreken (Pauwels en Pleysier, 2007, 2008). Het bestaande onderzoek in Vlaanderen verloopt dus weinig systematisch en weinig gecoördineerd, met vele overlappingen en leemtes tot gevolg. Toch merken we dat er aan een inhaalbeweging wordt gewerkt. De inspanningen van het JOP het Jeugd en Onderzoeksplatform 2 zijn hier een voorbeeld van. Dit platform werd in 2003 opgericht en is een interdisciplinair en interuniversitair samenwerkingsverband tussen drie onderzoeksgroepen, met name de onderzoeksgroep TOR Tempus Omnia Revelat (VUB), de vakgroep Sociale agogiek (UG) en de onderzoeksgroep Jeugd en preventie (KUL). Deze monitor heeft een dubbele doelstelling, ten eerste het bestaand jeugdonderzoek inventariseren, analyseren en synthetiseren en in een latere fase nieuw onderzoek uitvoeren via de periodieke afname van een jeugdmonitor. Ten tweede alle informatie toegankelijk maken voor alle geïnteresseerden. De JOP - monitor probeert dus de leemte met betrekking tot het onderzoek naar slachtofferschap bij jongeren te vullen. Jongeren werden sinds het bestaan van de etiologie als dader bestudeerd. Vandaar dat er wel veel onderzoek is m.b.t. daderschap (Pauwels en Pleysier, 2007). Uit de wetenschappelijke literatuur kunnen we afleiden dat jongeren omwille van hun leefstijl, een grote betrokkenheid hebben bij geweldsdelicten. Dit niet enkel als dader maar evenzeer als slachtoffer. Vandaar dat het van fundamenteel belang is om ook de relatie tussen dader- en slachtofferschap te bestuderen. Zo blijkt uit onderzoek dat daders en slachtoffers gelijkaardige demografische achtergrondkenmerken en een gelijkaardige leefstijl (routineactiviteiten) (Fattah, 2008) hebben. Hierbij is vooral de gelijkaardige leeftijdscurve opvallend, waarbij het risico op dader- en slachtofferschap het grootst is in de adolescentie. Leeftijd kan immers zowel beschouwd worden als een sleutelvariabele die samenhangt met de kans op een slachtofferervaring, als met de kans op een daderervaring (Hindelang et al., 1978). Uit onderzoek blijkt dat minderjarigen in het algemeen een relatief hoge kans hebben op slachtoffer- (Wood, 2005; Armstrong et al., 2005; Aye Maung, 1995) en daderschap. Het is hierbij van belang niet enkel die groep waarvan we uit onderzoek weten dat ze een piek vertonen met betrekking tot delinquent gedrag (17 jaar) te bestuderen. Er moet ook gekeken worden naar de jarigen, de groep die het meest gevoelig is voor groepsdruk, waardoor ze sneller in een dader- en/of slachtofferpositie terecht kunnen komen. 2 X, (17/03/2008) introductie [www]. jeugdonderzoeksplatform : [16/02/2010] 2

13 Vandaag de dag heersen er nog steeds discussies over de causale relatie, dus is het zinvol om te investeren in onderzoek naar de relatie tussen dader- en slachtofferschap. Zo is het enerzijds mogelijk dat dader- tot slachtofferschap leidt, en anderzijds dat slachtoffer- tot daderschap leidt (Reep en Oudhof, 2009). Uit onderzoek valt op dat slachtoffers uit wraak en vergelding voor een op hen gepleegd misdrijf kunnen overgaan tot delinquentie. Of dat als men het gevoel krijgt het slachtoffer te zijn van een onrechtvaardigheid, men zo gemotiveerd kan worden dat men het heft in eigen handen neemt en men zelf criminele activiteiten gaat ontplooien (Lauritsen, 1991). Maar wie een feit heeft begaan zou ook wel eens slachtoffer kunnen worden door wraakacties van het oorspronkelijke slachtoffer of van diens familie of vrienden (Smith en Ecob, 2007). Met het voorgaande in het achterhoofd, moet men ook de nodige aandacht besteden aan de schoolcontext (Bronfenbrenner, 1979). Scholen concentreren grote aantallen jongeren op één plaats gedurende een lange periode (Gottfredson, 2001; Garofalo et al., 1987). Dit brengt met zich mee dat de school als plaats waar adolescenten sociaal interageren ook een voedingsbodem kan zijn voor zowel criminaliteit als slachtofferschap (Fiqueira, 1986). Vandaar dat met deze studie zowel gekeken wordt naar slachtoffer- als daderschap bij 1 e graadsleerlingen uit verschillende scholen te Oostende en te Sint-Niklaas. 1.2 De criminologische relevantie Voorliggende masterproef beoogt zowel theoretisch als beleidsmatig relevant te zijn. Hetzij dit waarschijnlijk wel een bescheiden bijdrage zal zijn. Vooreerst hoopt ze een bijdrage te leveren tot de beschrijvende analyse van dader- en slachtofferschap om zo zicht te krijgen op de ongelijke verdeling van dader- en slachtofferschap in twee stedelijke settings, met name Oostende en Sint-Niklaas. Verder beoogt ze een bijdrage te leveren tot de verklarende analyse van de relatie tussen dader- en slachtofferschap, door middel van het toetsen van het geïntegreerde selfcontrol/lifestyle exposure model. Het onderzoeken van deze relatie kan interessante aanleidingen geven tot verder onderzoek in België, waardoor men de leemtes uit het verleden verder kan wegwerken. 3

14 De meerwaarde van dit onderzoek situeert zich in het feit dat de relatie tussen dader- en slachtofferschap wordt getoetst in twee stedelijke settings, wat de empirische generalisatie ten goede komt. Dit onderzoek beperkt zich immers niet tot één studie en de eventuele beperkingen van één setting, maar hoopt haar externe geldigheid te vergroten door met een tweede setting te vergelijken. De vergelijking biedt de mogelijkheid om te kijken hoe consistent de bevindingen uit de beide studies zijn. We weten dat theorie tijd- en plaatsgebonden is en dat het gebruik ervan afhankelijk is van de maatschappelijke context. Hieraan komen we tegemoet door te werken met twee settings, zo beogen we repliceerbaarheid van dezelfde resultaten in een andere context. Tot slot moet nog vermeld worden dat een nieuwe steekproef kan werken als potentiële falsificator van de theorie m.n. het self-control/lifestyle exposure model (Bruinsma, 1985). Deze masterproef beoogt ook een beleidsmatige relevantie. Dit omdat er zowel van dader- als van slachtofferschap een beschrijvende analyse wordt gemaakt. Dit is zoals het woord zegt, een beschrijving van hoe een bepaald aspect/fenomeen zich ontwikkelt, zich verspreidt, zich verhoudt in de samenleving. Dit is voor criminologen een zeer tijdrovende bezigheid, maar des te meer interessant om een beter zicht te krijgen op het fenomeen dat men wil onderzoeken. Indien men een goed inzicht heeft in de verhouding van het fenomeen in de samenleving en indien men weet wat mogelijke oorzaken kunnen zijn, kan men hierop inspelen bij de ontwikkeling van een jeugdbeleid. Voor deze masterproef uit deze beleidsmatige relevantie zich vooral binnen het Zonaal veiligheidsplan van Oostende. Daaruit valt af te leiden dat jongerencriminaliteit één van de prioriteiten is binnen de jeugdproblematiek. Zo luidt binnen het domein veiligheid en leefbaarheid één van de strategische doelstellingen als volgt: zicht krijgen op de prevalentie en de aard van zowel feiten gepleegd door jongeren (-25 jaar) als feiten waarvan jongeren het slachtoffer zijn, met een focus op gewelds- en zware vermogensdelicten 3. 3 Zonaal veiligheidsplan , lokale politie Oostende, stad Oostende, p

15 1.3 Doelstelling en onderzoeksvragen Het doel van dit onderzoek is tweeledig. Ten eerste is het de bedoeling een beschrijvende analyse uit te voeren. Deze beoogt de verdeling van dader- en slachtofferschap uit de twee stedelijke settings in kaart te brengen. Ten tweede is het de bedoeling een verklarende analyse uit te voeren. Deze beoogt na te gaan hoe de verklarende mechanismen voor dader- en slachtofferschap zich verhouden in beide steden. Hiervoor wordt het geïntegreerde selfcontrol/lifestyle exposure model getoetst. Op deze manier hopen we een zicht te krijgen op basis van welke theoretische assumptie (schijnverband, direct effect of een indirect effect) men het best in staat is om de relatie tussen dader- en slachtofferschap te verklaren. Het toetsen van dit model in twee settings, heeft als bijkomend doel, de externe validiteit van dit onderzoek te vergroten. Op basis van deze twee self-report studies onder 1 e graadsleerlingen, beantwoorden we zowel de beschrijvende als de verklarende onderzoeksvragen. De centrale vraag genereert verklarende kennis, de deelvragen genereren zowel beschrijvende als verklarende kennis. De centrale onderzoeksvraag luidt als volgt: Op basis van welke theoretische assumptie (schijnverband, direct effect of een indirect effect) is men het best in staat om de relatie tussen dader- en slachtofferschap te verklaren? Om dit te beantwoorden maak ik gebruik van enkele deelvragen; Beschrijvende onderzoeksvragen De beschrijvende onderzoeksvragen zijn: (1) Hoe ongelijk is de spreiding van daderschap? (2) Hoe ongelijk is de spreiding van slachtofferschap? (3) Delen daders en slachtoffers gelijke achtergrondkenmerken? Als dit zo is, is dit een indicatie voor het feit dat er misschien een gemeenschappelijke oorzaak is, of dat daderschap slachtofferschap beïnvloedt, of vice versa. 5

16 1.3.2 Verklarende onderzoeksvragen De verkennende onderzoeksvragen zijn: (1) Hoe gelijk is de samenhang tussen de covariaten van daderschap en slachtofferschap? Hierbij gaan we na of de variabelen uit het geïntegreerde self-control/lifestyle exposure model in staat zijn om zowel dader- als slachtofferschap te verklaren. (2) Hoe sterk zijn de effecten van de concepten die afgeleid werden uit het geïntegreerde self-control/lifestyle exposure model (nl. achtergrondkenmerken, zelfcontrole en leefstijl: ongestructureerde routineactiviteiten, delinquente leeftijdsgenoten en gebruik van drugs en alcohol ) op het totale daderschap en op het totale slachtofferschap? De verklarende- toetsende onderzoeksvragen zijn: (1) Hoe sterk is de bivariate en de partiële correlatie tussen daderschap en slachtofferschap? Indien er sprake is van een partiële correlatie, dan is er geen spurieuze relatie. (2) Hoe sterk is het onafhankelijke effect van de totale frequentie in daderschap op de frequentie van slachtofferschap, controlerend voor achtergrondkenmerken, zelfcontrole, leefstijl: ongestructureerde routineactiviteiten, delinquente leeftijdsgenoten en gebruik van drugs en alcohol? Indien er een effect uitgaat van daderschap op slachtofferschap, dan suggereert de analyse een direct asymmetrisch effect. (3) Hoe sterk is het onafhankelijke effect van de totale frequentie in slachtofferschap op de frequentie van daderschap controlerend voor achtergrondkenmerken, zelfcontrole, leefstijl: ongestructureerde routineactiviteiten, delinquente leeftijdsgenoten en gebruik van drugs en alcohol? Indien er een effect uitgaat van slachtofferschap op daderschap, dan suggereert de analyse een direct asymmetrisch effect. Met deze vragen proberen we de relatie tussen beide te dissecteren. 6

17 1.4 De theoretische bril Deze masterproef is vooral theoretisch geïnspireerd 4. In dit onderzoek spelen theorieën gedurende het gehele onderzoeksproces een centrale rol. Zo wordt gebruik gemaakt van inzichten uit de routine-activiteiten benadering, de lifestyle benadering, de zelfcontrole theorie en de situationele actietheorie (Fattah, 2008; Hindelang et al., 1978; Wikström en Butterworth, 2006; Wittebrood en Nieuwbeerta, 1999; Wittebrood en Van Wilsem, 2000; Smith en Ecob, 2007; Reep en Oudhof, 2009). Vooral het geïntegreerd self-control/lifestyle exposure model speelt een centrale rol bij het formuleren en beantwoorden van de onderzoeksvragen. Het geïntegreerde model bevat elementen van voornoemde theorieën en integreert deze tot een coherent geheel. Op basis van de verzamelde en verwerkte onderzoeksgegevens zullen hypothesen getoetst worden. Tot slot zullen conclusies geformuleerd worden a.d.h.v. de onderzoeksresultaten om zo de originele theorie eventueel te verifiëren of te falsifiëren 1.5 De context van twee stedelijke settings In deze studie wordt gewerkt met twee settings. Zo werden er enquêtes afgenomen in Oostende in 2009 en worden deze vergeleken met enquêtes die reeds in 2007 werden afgenomen in Sint-Niklaas Oostende Oostende is een West-Vlaamse kuststad met een oppervlakte van 37,7 km² en is verdeeld in acht wijken. Binnen de politiewerking zijn deze wijken evenwel geclusterd tot 5 wijken (wijk 1= Centrum, wijk 2= Westerkwartier, wijk3= Mariakerke/Raversijde, wijk 4=Stene/Zandvoorde/Konterdam en wijk 5= Vuurtoren) 5. Haar bevolkingscijfer bedraagt ongeveer inwoners, waarvan een groot deel 65-plussers omvat. Dit is grotendeels te wijten aan de grote pensioenmigratie die de stad kent. Op politioneel vlak heeft dit meerdere repercussies. Zo werd vastgesteld dat er een spanningsveld is ontstaan tussen de oudere bevolking die de rust opzoekt en de jongeren die vertier zoeken. 4 Zie deel 2 voor een volledige uiteenzetting van het theoretisch kader. 5 Zonaal veiligheidsplan , lokale politie Oostende, stad Oostende, p

18 Oostende telt heel wat scholen, waarvan 17 scholen secundair onderwijs aanbieden. Aangezien in dit onderzoek de focus ligt op scholen die eerstegraads onderwijs van de A- stroom of de B-stroom aanbieden, zijn slechts 9 daarvan nuttig voor dit onderzoek (7 scholen deden effectief mee) Sint-Niklaas Sint-Niklaas is één van de dertien centrum steden met een oppervlakte van 88,2 km². De politiezone Sint-Niklaas is een ééngemeentezone en is samengesteld uit 9100 Sint-Niklaas, 9100 Nieuwkerken, 9111 Belsele en 9112 Sinaai. Haar bevolkingscijfer bedraagt ongeveer inwoners 6. Sint-Niklaas telt heel wat scholen, waaronder 16 secundaire scholen. Aangezien in dit onderzoek de focus ligt op scholen die eerstegraads onderwijs van de A- stroom of de B-stroom aanbieden, zijn slechts 12 daarvan nuttig voor dit onderzoek (10 scholen deden effectief mee). 1.6 Focus en structuur van deze studie In deze studie ligt de focus enerzijds op het maken van een beschrijvende analyse van de prevalentie van dader- en slachtofferschap bij jonge adolescenten (12-15 jaar). En anderzijds op het verklaren van de relatie tussen dader- en slachtofferschap. Om deze doelstellingen te bereiken wordt gewerkt vanuit de lifestyle exposure theorie van Garofalo (Garofalo,1978; Hindelang et al., 1978; Wikström en Butterworth, 2006). Deze wordt als overkoepelend geïntegreerd theoretisch raamwerk doorheen de hele studie gebruikt. De data die gebruikt werden zijn afkomstig uit het scholierenonderzoek Sint-Niklaas en het scholierenonderzoek Oostende 7. Het eerst genoemde werd gevoerd in 2007 (Declerck en Pauwels, 2010), het tweede in 2009 door ondergetekende. Het gaat hier bij beide om een enquête bij 1 e graadsleerlingen uit het algemeen secundair onderwijs. De gehanteerde methode hierbij is de zelfrapportage. 6 Zonaal veiligheidsplan , lokale politie Sint-Niklaas, stad Sint-Niklaas, p Zie bijlage 1 voor de vragenlijst van het onderzoek 8

19 Deze masterproef is opgebouwd uit 7 delen. Het eerste deel dat hierboven reeds uiteengezet werd, omvat de inleiding. Hierin wordt onder andere de probleemstelling weergegeven, de relevantie voor de criminologie uiteengezet, de twee stedelijke settings kort geschetst en de doelstellingen en de onderzoeksvragen verduidelijkt. Het tweede deel omvat het theoretisch kader. Deze wordt zowel op een historische als een hedendaagse manier benaderd. Het derde deel omvat de beschrijving van de gebruikte steekproef en methode. Het vierde deel omvat de operationalisering van de gehanteerde concepten. In het vijfde deel worden de resultaten van de beschrijvende analyse uitvoerig besproken. In het zesde deel worden de resultaten van de multiple en de multivariate analyse besproken. Tot slot wordt in het zevende deel de conclusie en een aantal kritische bedenkingen geformuleerd. 9

20 II. Verklaringsmodellen voor de relatie tussen dader- en slachtofferschap In dit hoofdstuk staan we stil bij de verschillende verklaringen die gehanteerd worden om de samenhang tussen dader- en slachtofferschap te duiden. Hierbij ligt de klemtoon op het geïntegreerde self-control/lifestyle exposure model. Verschillende theorieën zijn van toepassing op de studie van dader- en slachtofferschap maar weinig theorieën gaan echt in op de onderlinge relatie tussen beiden. In dit hoofdstuk worden de theorieën uiteengezet die daderschap, slachtofferschap maar vooral de relatie tussen beiden verklaren. Dit zijn ten eerste de routineactiviteiten ten tweede de lifestyle theorie, ten derde de situationele actie theorie en tot slot zien we al de voorgaande theorieën geïntegreerd in het self-control/lifestyle exposure model. 2.1 Verklaringen voor de samenhang tussen dader- en slachtofferschap In deze paragraaf wordt ingegaan op de aard van de relatie tussen dader- en slachtofferschap. Er zijn immers verschillende verklaringen voor de relatie tussen dader- en slachtofferschap mogelijk. Eén daarvan (zie figuur A) stelt dat er sprake zou zijn van een schijnverband. Hierbij zouden iemands leefstijl en routineactiviteiten zowel de kans op slachtofferschap als de kans op daderschap verklaren. Hiermee wordt bedoeld dat niet daderschap een hogere slachtofferkans verklaart of dat niet het slachtofferschap een hogere daderkans verklaart, maar dat het risicovol gedrag, dus de leefstijl, deze beiden verklaard (Wittebrood en Nieuwbeerta, 1999). Volgens Smith en Ecob (2007) is dit niet alleen afhankelijk van iemands leefstijl en routineactiviteiten, maar hebben peers (leeftijdsgenoten) ook een grote invloed op het daderen slachtofferschap. Wanneer we kijken naar de verschillen in leefstijl tussen delinquenten en niet-delinquenten, zien we dat deze verschillen vooral te wijten zijn aan de verschillen in zelfcontrole (Wittebrood, 2006). Zo hebben delinquenten vaker dan niet-delinquenten een impulsieve persoonlijkheid met weinig zelfcontrole, wat het risico op daderschap en slachtofferschap automatisch verhoogt (Vynckier en Pauwels, 2010). 10

21 Een volgende verklaring (zie figuur B en C) voor de relatie tussen dader- en slachtofferschap stelt dat er sprake is van een (in)direct effect, waarbij daderschap (rechtstreeks) tot slachtofferschap zou leiden (Reep en Oudhof, 2009; Pauwels en Vynckier, 2010; Wittebrood en Nieuwbeerta, 1999; Wittebrood en Van Wilsem, 2000, Sampson en Lauritson, 1990; Fattah, 1991). Hierbij gaat men ervan uit dat specifieke aspecten van delinquent gedrag van invloed zijn op de risicofactoren die de kans op slachtofferschap bepalen. Zo komen personen met een delinquente leefstijl meer in risicovolle omgevingen en situaties terecht, komen ze meer in contact met andere delinquenten, waardoor er een verhoging optreedt in het risico op slachtofferschap. Hierbij is het niet alleen het plegen van geweldsdelicten dat een verhoogd risico op slachtofferschap met zich meebrengt. Ook andere vormen van crimineel gedrag die kenmerkend zijn voor een delinquente leefstijl en de ecologische nabijheid tot criminaliteit, leiden tot slachtofferschap. Dit kan anderzijds verklaard worden door de uitspraken: wie kwaad doet, kwaad ontmoet of boontje komt om zijn loontje. Een dader kan immers te kampen krijgen met wraakacties van het slachtoffer of haar omgeving omwille van het veroorzaakte leed. Bovendien zijn daders kwetsbaarder, ze zullen minder vaak aangifte doen of zullen minder vaak een beroep doen op politiebescherming vanwege hun eigen relatie met de politie. Een derde verklaring (figuur D) stelt dat er sprake is van een (in)direct effect, waarbij slachtofferschap tot daderschap zou leiden (Fattah, 1994; Debusscher, 2002; Pauwels en Vynckier, 2010; Smith en Ecob, 2007). Zo kan herhaald trauma of blootstelling aan geweld tot processen van boosheid leiden, waardoor men zelf crimineel gedrag gaat plegen. Als men immers het gevoel heeft het slachtoffer te zijn van een onrechtvaardigheid, kan men zo gemotiveerd worden dat men het heft in eigen handen neemt waarbij men dus zelf criminele activiteiten gaat ontplooien. Dit wordt vaak aangeduid met de term role-reversal. Hoe men de samenhang ziet tussen dader- en slachtofferschap wordt verduidelijkt a.d.h.v. volgende schema s. 11

22 Figuur 1: Theoretische causale modellen. Figuur A Schijnverband Figuur B indirect effect Offending victimization lifestyle/self-control > victimization Lifestyle offending Figuur C direct effect Figuur D direct effect lifestyle/self-control victimization lifestyle/self-control offending offending victimization 2.2 Het geïntegreerde self-control/lifestyle exposure model Om de samenhang tussen dader- en slachtofferschap te verklaren, worden elementen uit de hierboven genoemde theorieën geïntegreerd in het self-control/lifestyle exposure model. Men zag immers in dat bij de verklaring van individueel dader- en slachtofferschap zowel microals macrokenmerken een rol spelen. Bovendien merkte men op dat daders van delinquent gedrag vaak ook zelf het slachtoffer daarvan werden. Tot dan toe werden dader en slachtofferschap steeds afzonderlijk bestudeerd. Maar door delinquent gedrag als leefstijl of routineactiviteit te zien, werden de tot dan toe gescheiden tradities over dadermotivatie en de risico s om slachtoffer te worden geïntegreerd in een meer algemene theorie van criminele gebeurtenissen (Wittebrood, 2006). Zo kreeg men onder andere inzicht in het feit dat daders en slachtoffers eigenlijk fundamenteel niet zo van elkaar verschillen. Er zijn gelijkenissen tussen daders en slachtoffers met betrekking tot diverse demografische en sociaal economische kenmerken. Hieronder vallen onder andere leeftijd, stedelijkheid, geslacht, immigratieachtergrond, opleidingsniveau, sociaal-economiche status en persoonlijkheidskenmerken waaronder vooral risicogedrag en agressie, te verstaan (Wittebrood en Nieuwbeerta, 2000; Sampson en Lauritsen, 1990; Lauritsen et al., 1991, 1992). 12

23 In dit geïntegreerde model gaat men ervan uit dat de samenhang tussen dader- en slachtofferschap kan verklaard worden door iets gemeenschappelijks met name leefstijl en lage zelfcontrole (Wittebrood en Van Wilsem, 2000; Junger en Wittebrood, 1997; Junger en Zeilstra, 1989; Bjarnason et al.,1999; Finkelhor en Asdigian, 1996). a) Lifestyle exposure Figuur 2: Lifestyle theorie Een eerste aspect binnen het geïntegreerde model, kijkt naar de invloed van leefstijl op de relatie tussen dader- en slachtofferschap. Hierbij is het noodzakelijk om de lifestyle theorie (zie figuur 1) samen met de routineactiviteiten theorie te zien (Fattah, 2008). Aangezien lifestyle eigenlijk een vorm is van routineactiviteiten (Hindelang et al., 1978). Tot leefstijl behoren immers de regelmatig terugkerende activiteiten rond werk, school en vrije tijd. Alhoewel de lifestyle theorie niet expliciet zegt de link tussen dader- en slachtofferschap te verklaren, suggereert ze het wel. Er zijn vanuit deze theorie verschillende interpretaties mogelijk wat betreft de causale relatie tussen beide, met name deze van een schijnverband, van een indirect effect en van een direct effect (zie 2.1). Uitgaand van de routineactiviteiten theorie gaan daders nooit ad random te werk, ze gaan hun slachtoffer eerder bedachtzaam selecteren op basis van enkele factoren (rational choice). Zo zijn er drie factoren die dan kans op slachtofferschap verhogen. Ten eerste het behoren tot een kwetsbare groep, ten tweede het leven in een gedepriveerde buurt en ten derde het hebben van 13

24 frequente en intense contacten met potentiële daders. Deze frequente en intense contacten variëren sterk naargelang enkele socio-demografische kenmerken en sociale activiteiten, welke hun weerslag vinden in de lifestyle theorie en de routineactiviteiten theorie. Globaal genomen hangen deze directe contacten tussen dader en slachtoffer af van drie factoren (opportunity). Dit zijn de aanwezigheid van gemotiveerde daders, de aanwezigheid van beschikbare en geschikte doelwitten en de afwezigheid van fysieke en preventieve bescherming (Cohen et Felson, 1979). Deze factoren kunnen zowel het risico op slachtofferschap als het risico op daderschap verhogen. Centraal in de lifestyle theorie zien we dat mensen in hun leven geconfronteerd worden met heel wat rolverwachtingen en structurele spanningen. Opmerkelijk daarbij is dat mensen met gelijkaardige demografische kenmerken op een gelijkaardige manier beïnvloed worden door die rolverwachtingen en structurele spanningen. Dit worden gedeelde adaptaties genoemd. Op basis van deze rolverwachtingen en structurele spanningen gaan mensen hun vrije tijd en leefstijl inrichten. Hoe men zich aanpast hangt af van de verschillende kansen die men heeft om op een bepaalde plaats en tijdstip met risicovolle personen in contact te komen (Wittebrood en Nieuwbeerta, 1999; Wittebrood en Van Wilsem, 2000). Dit wordt door Wikström en Butterworth (2006) omschreven als lifestylerisk. Dit wordt uitgelegd a.d.h.v. de 3 W s (wie; peer interactie, wat; risicovol gedrag en waar; ongestructureerde routineactiviteiten). Iemand met een risicovolle leefstijl, dus iemand die zijn vrije tijd doorbrengt op risicovolle plaatsen (= waar), die omgaat met delinquente personen (= wie) en die risicovolle activiteiten uitvoert, zoals het gebruik van drugs en alcohol (= wat), zal vaker blootgesteld worden aan risicovolle settings wat resulteert in een verhoogd risico op daderschap en bijgevolg ook tot een verhoogd risico op slachtofferschap (Cohen en Cantor, 1981; Cohen et al., 1981, Lynch, 1987; Wittebrood, 2006). Er zijn heel wat gelijkenissen tussen de lifestyle theorie en de routineactiviteiten theorie, maar het grootste verschil situeert zich in het verklaringsniveau (Wittebrood, 2006). Zo biedt de lifestyle theorie een verklaring voor individuele verschillen (microniveau) en de routineactiviteiten theorie daarentegen een verklaring voor macro ontwikkelingen in criminaliteit. 14

25 b) Self-control Figuur 3: Zelfcontrole ter verklaring van individuele frequenties van slachtofferschap en delinquent gedrag. Frequentie daderschap opvoeding Lage zelfcontrole Frequentie slachtofferschap Een tweede aspect binnen het geïntegreerde model, kijkt naar de invloed van zelfcontrole (Schreck et al., 2006) op de relatie tussen dader- en slachtofferschap. Volgens Hirschi en Gottfredson (1990,1994) mag men het belang van zelfcontrole niet uit het oog verliezen indien men dader- en slachtofferschap wil begrijpen. Zowel moraliteit als zelfcontrole bepalen (Wikström en Sampson, 2006) of individuen geneigd zijn om criminaliteit als een alternatieve keuze te zien. Maar vooral bij diegenen bij wie de zelfcontrole laag is en bij wie de moraliteit laag is, is de kans op crimineel gedrag het hoogst (Brownfield en Sorensom, 1993). Niet alleen zou een lage zelfcontrole een invloed hebben op iemands delinquent gedrag, ook zou deze een invloed hebben op iemands slachtofferschap (Gottfredson en Hirshi,1994). Als men over een lage zelfcontrole beschikt, zou dit leiden tot later slachtofferschap (Schreck, 1999). Zelfcontrole heeft een invloed op iemands leefstijl en bijgevolg ook op iemands slachtofferschap (Schreck et al., 2006). Individuen met een lage zelfcontrole geraken meer betrokken in situaties die van hen een aantrekkelijk en gemakkelijk doelwit maken. Waardoor ze een hoger risico op slachtofferschap lopen. 15

26 2.3 Eerder onderzoek naar de relatie tussen dader- en slachtofferschap In deze paragraaf worden de resultaten van vorig onderzoek m.b.t. de relatie tussen dader- en slachtofferschap weergegeven. Verder wordt er aandacht besteed aan de tijdsordening rond dader- en slachtofferschap. Tot slot wordt een overzicht gegeven van de theoretische concepten die uit de literatuur naar voren komen ter verklaring van de relatie tussen dader- en slachtofferschap. De verschillende studies die heden ten dage verschijnen, zijn duidelijk onder te verdelen bij één of meerdere van de verschillende verklaringsmodellen die reeds in paragraaf 2.1 werden beschreven. Met name die van een schijnverband, een direct verband of een indirect verband. Uit cross-sectioneel onderzoek van Vynckier en Pauwels (2010) blijkt dat er wel degelijk een invloed uitgaat van achtergrondkenmerken, zelfcontrole en leefstijl, maar dat leefstijl niet de meest belangrijkste gemeenschappelijke oorzaak is. Na controle hiervoor, blijkt er nog steeds een correlatie tussen dader- en slachtofferschap te bestaan. Uit ditzelfde onderzoek blijkt verder dat leefstijl en zelfcontrole een indirect effect hebben op slachtofferschap wanneer men controleert voor daderschap. Slachtofferschap heeft dan weer wel een direct effect op daderschap, maar ook de theoretische concepten uit het geïntegreerde model blijven hun effect behouden. Ook Sampson en Lauritsen (1990) gaan ervan uit dat delinquent gedrag een onderdeel vormt van iemands leefstijl. Zij concluderen dat delinquent gedrag rechtstreeks tot slachtofferschap leidt. Net zoals Vynckier en Pauwels vonden zij dat de theoretische concepten (achtergrondkenmerken, moraliteit, zelfcontrole en leefstijl) een indirect effect hebben op slachtofferschap. Wikström en Butterworth (2006) menen dat er een wederkerige relatie tussen dader- en slachtofferschap bestaat. Door het krijgen van verkeerde vrienden, gaat men zich risicovoller gedragen en bijgevolg meer delicten plegen, waardoor de kans op slachtofferschap toeneemt. Uit longitudinaal onderzoek van Smith en Ecob (2007) blijkt enerzijds dat daderschap vooral op korte termijn tot slachtofferschap leidt, maar dat dit juist minder het geval is op lange termijn. Anderzijds blijkt dat slachtoffers op lange termijn meer kans hebben om delicten te plegen en net minder delicten plegen op korte termijn. 16

27 Wittebrood (2006) en Wittebrood en Van Wilsem (2000) concluderen dat de kans op slachtofferschap toeneemt naarmate de dader recent een delict heeft gepleegd. Ook volgens Reep en Oudhof (2009), leidt daderschap tot slachtofferschap. Personen die verdacht zijn geweest van een misdrijf, worden immers vaker zelf slachtoffer dan nietverdachten. Net zoals Smith en Ecob, menen ook zij dat slachtofferschap bij daders lager wordt naarmate de tijd verstrijkt. De talrijke studies die het effect nagaan van kindermishandeling op later antisociaal gedrag situeren zich binnen de verklaringswijze dat slachtofferschap tot daderschap leidt. Hieruit blijkt dat wanneer men als kind slachtoffer is geweest van geweld, men later een grotere kans heeft op het ontwikkelen van antisociaal, agressief en delinquent gedrag (Smith en Thornberry, 1995; Paolucci et al., 2001; Bailey en Whittle, 2004). Volgens Shaffer en Ruback (2002) is eerder slachtofferschap een duidelijk signaal voor toekomstig daderschap. Zij stellen dat men moet investeren in de bescherming van jongeren tegen geweld indien men hun latere betrokkenheid in daderschap wil reduceren. Ook Debusscher (2002) stelt in zijn onderzoek dat slachtofferschap tot daderschap leidt. Zo zou een delinquent persoon zijn leven niet beginnen met criminaliteit, maar zou hij hiertoe aangezet worden omdat hij het slachtoffer werd van een onrechtvaardigheid Wat was er eerst: De kip of het ei? Uit de verschillende studies die hierboven worden aangehaald, blijkt dat er nog steeds onenigheid bestaat over de chronologische volgorde en de tijdsequentie in de relatie tussen dader- en slachtofferschap. Ook al blijkt er heel wat wetenschappelijk bewijs te zijn voor de relatie tussen dader- en slachtofferschap, toch weet men nog steeds niet wat er nu eerst was (Lauritson et al., 1991; Fattah, 2008). Is het zo dat men eerst het slachtoffer was van een geweldsdelict en dat men hierdoor gemotiveerd werd om zelf feiten te plegen? Met andere woorden, dat men zich in zijn slachtofferschap onrechtvaardig behandeld voelde en daarom het heft in eigen handen nam? Of is het zo dat men eerst dader was en dat men door wraakacties van het slachtoffer of diens directe omgeving slachtoffer werd? Om een sluitend antwoord te kunnen geven op hoe de causale richting er nu precies uit ziet, is er nood aan verder longitudinaal onderzoek. 17

28 2.3.2 Welke concepten worden er in de literatuur gebruikt ter verklaring van de relatie tussen dader- en slachtofferschap In deze paragraaf wordt een beschrijving gegeven van de theoretische concepten die afgeleid werden uit het geïntegreerd self-control/lifestyle exposure model. Deze concepten zouden een grote rol spelen bij de verklaring van dader- en slachtofferschap De rol van achtergrondkenmerken. Niet alle segmenten van de bevolking delen een zelfde risico om dader of slachtoffer te worden. Dit risico verschilt naargelang enkele achtergrondkenmerken (Jensen en Brownfield, 1986; Sampson en Lauritsen, 1990; Pauwels en Vynckier, 2010; Hindeland et al., 1978), zoals geslacht, leeftijd, immigratieachtergrond, burgerlijke staat en sociaal-economische status. Geslacht heeft een invloed via de rolsocialisatie die men aan jongens en meisjes toekent. Zo heeft men immers specifieke verwachtingen die verschillend zijn voor jongens of meisjes, wat met zich meebrengt dat jongens en meisjes een verschillende betrokkenheid hebben bij daderen slachtofferschap (Pauwels en Svenson, 2009). Het belang van leeftijd uit zich in het feit dat men meer autonoom wordt naargelang men ouder wordt. Met als gevolg dat men minder beïnvloeding aanvaard van gezin en school. De leeftijdsgenoten winnen aan belang en zoals uit onderzoek blijkt, hebben zij een vrij grote invloed op iemands delinquent gedrag (Smith en Ecob, 2007; Haynie en Osgood, 2005). Iemands immigratieachtergrond, kan inzichten bieden in de plaatsen waar men zijn vrije tijd doorbrengt. Dit kan in publieke of private ruimten zijn. Zoals gekend uit de lifestyle theorie is het risico op dader- en/of slachtofferschap het grootst in publieke ruimten. Sociaal-economische status, verschaft ons vooral inzichten in de inkomenssituatie, de woonsituatie e.d. Zo kan onder andere het hebben van een laag inkomen mede verantwoordelijk zijn voor iemands delinquent gedrag (Elliot en al., 1980). Burgerlijke staat tot slot, is van belang bij de dagdagelijkse tijdsindeling. Alleenstaanden gaan vaker uit en lopen zo een hoger risico om betrokken te zijn in dader- en/of slachtofferschap. Gehuwden daarentegen vertoeven meer in gezinsverband, wat het risico sterk reduceert. 18

29 Toch merken we in de wetenschappelijke literatuur op dat er een verschillend belang wordt toegeschreven aan deze achtergrondkenmerken. Volgens sommige studies hebben ze een directe invloed op iemands delinquent gedrag. Volgens andere studies worden de demografische achtergrondkenmerken gezien als background of action (Wikström en Butterworth, 2006). Zo zouden ze weinig van de variatie in delinquent gedrag verklaren en is het volgens Wikström aannemelijker dat ze een indirect effect hebben op delinquentie. De demografische achtergrondkenmerken leiden dus niet direct tot dader- en/of slachtofferschap, maar doen dit in combinatie met iemands leefstijl en routineactiviteiten. Alhoewel er reeds vele studies zijn verschenen, is verbazend genoeg minder geweten over hoe slachtofferschap varieert naargelang de verschillende achtergrondkenmerken. De meeste kennis omtrent het belang van achtergrondkenmerken is vooral van toepassing op daderschap De rol van zelfcontrole. Zelfcontrole wordt ontwikkeld op de leeftijd van 10 jaar en wordt beïnvloed door de socialisatie-inspanningen die uitgaan van de ouders en van andere invloedrijke volwassenen (Gottfredson en Hirschi, 1990). De ouders zijn van groot belang omdat zij zorgen voor de kinderen en hun gedrag monitoren (Hay, 2001). Op deze manier controleren, erkennen en verbeteren ze eventueel delinquent en antisociaal gedrag. Deze vier condities (zorg, monitoren, erkennen en verbeteren) zorgen ervoor dat het kind een hoog level van zelfcontrole ontwikkeld. Hierdoor leren kinderen immers hoe ze handelingen die negatieve gevolgen teweeg kunnen brengen op lange termijn moeten vermijden. Lage zelfcontrole wordt dan ook veroorzaakt door een ineffectieve socialisatie. Eens iemands zelfcontrole is gevormd, zou deze relatief stabiel blijven doorheen de levensloop (Turner en Piquero, 2002). Als er zich al veranderingen zouden voordoen, blijken deze vooral het gevolg te zijn van het socialisatieproces dat men doorheen de levensloop ondergaat (Piquero en Bouffard, 2007). Deze stabiliteit uit zich wanneer men delinquenten met niet-delinquenten vergelijkt. Delinquenten hebben steeds een lagere zelfcontrole dan niet-delinquenten. Zelfcontrole kan het kortst omschreven worden als iemands geïnternaliseerde sociale controle en bestaat uit impulsief, hyperactief, onverschillig, egocentrisch en risicozoekend gedrag met een lage tolerantie voor frustraties (Akers, 1991). 19

30 Individuen verschillen in hun geneigdheid om criminele activiteiten te begaan. Individuen die een lage zelfcontrole hebben, plegen meer delicten dan individuen met een hogere zelfcontrole. Sterker nog, bij individuen die een hoge zelfcontrole hebben, zal het hebben van een risicovolle leefstijl bijna geen invloed hebben op hun betrokkenheid in delinquent gedrag (Svensson en Pauwels, 2008). Met andere woorden, ook al hebben ze een delinquente leefstijl, toch zijn zij omwille van hun niet-impulsieve ingesteldheid in staat om neen te zeggen tegen potentieel delinquent gedrag. Bij personen die een lage zelfcontrole hebben, zal een delinquente leefstijl daarentegen wel doorslaggevend zijn bij het plegen van delinquent gedrag. Zij zijn immers meer kwetsbaar, nemen meer risico s door hun impulsief gedrag en lopen zo een hoger risico op daderschap (Smith en Ecob, 2007). Gottfredson en Hirshi (1994) trekken deze redenering door naar slachtofferschap. Als men over een lage zelfcontrole beschikt, zou dit leiden tot later slachtofferschap (Schreck, 1999). Zelfcontrole heeft een invloed op iemands leefstijl en bijgevolg ook op iemands slachtofferschap (Schreck et al., 2006). Individuen met een lage zelfcontrole raken meer betrokken in situaties die van hen een aantrekkelijk en gemakkelijk doelwit maken. Hierdoor lopen ze een hoger risico op slachtofferschap. Aangezien zelfcontrole op een bepaalde leeftijd (10 jaar) als stabiel wordt gezien, betekent dit dat een lage zelfcontrole ook verklarend is voor toekomstig slachtofferschap (Wittebrood en Nieuwbeerta, 2000) De rol van lifestylerisk. Leefstijl zou de grootste rechtstreekse invloed hebben bij de verklaring van dader- en slachtofferschap. Dit bleek uit de reeds besproken literatuur Ongestructureerde routineactiviteiten. Met ongestructureerde routineactiviteiten, wordt de waar-dimensie van leefstijlrisico bedoeld. Deze heeft betrekking op de plaatsen waar de jongeren hun vrije tijd doorbrengen. Men kijkt of dit is bij hun ouders, bij vrienden, in winkelcentra, op parkings, op straat, op parkjes of op speelpleinen. Men loopt een verhoogd risico op dader- en slachtofferschap als men zijn vrije tijd op de verkeerde plaatsen doorbrengt. Hiermee bedoelt men vooral parkings, winkelcentra en de straat. 20

31 Delinquente leeftijdsgenoten. Met delinquente leeftijdsgenoten, wordt de wie-dimensie van leefstijlrisico bedoeld. Deze heeft betrekking op het al dan niet omgaan met delinquente leeftijdsgenoten (Haynie en Osgood, 2005) Gebruik van alcohol en drugs. Met het gebruik van alcohol en drugs, wordt de wat-dimensie van leefstijlrisico bedoeld. Door het gebruik van alcohol en drugs, brengt men zichzelf in gevaarlijke situaties. Uit de leefstijl/routineactiviteiten theorie bleek dat delinquent gedrag onder andere plaats heeft op plaatsen waar er een afwezigheid is van goede beschermers (Bjarnason et al., 1999). Doordat men onder invloed is van alcohol en/of drugs, is men meer betrokken in delinquent gedrag en is men zelf geen goede beschermer meer. Hierdoor brengt men zichzelf in een situatie waar niemand kan verhinderen dat ze zelf slachtoffer of dader worden. 2.4 Bedenkingen met betrekking tot de hedendaagse visie op de relatie tussen dader- en slachtofferschap De hier besproken theorieën zijn uiteraard niet zonder beperkingen. Zo is het een zwak punt van de lifestyle theorie dat het een vaag model is m.b.t. de ontwikkeling van leefstijlen en m.b.t. hoe individuele verschillen in leefstijlen tot stand komen (Pauwels en Vynckier, 2010). Het klassieke model heeft een te grote aandacht voor culturele en structurele verschillen en negeert hierdoor de rol van individuele kenmerken zoals moraliteit en zelfcontrole. Vandaar de nood aan een integratie waarin ook de situationele actie theorie in vertegenwoordigd zit (Wittebrood, 2006). Deze heeft immers naast aandacht voor de situationele kenmerken ook aandacht voor de individuele kenmerken van dader- en slachtofferschap. Een ander zwak punt van de lifestyle theorie is dat het concept lifestylerisk benaderd wordt als een combinatie van de drie dimensies, met name de wie-, de waar- en de wat- dimensie, maar daarmee weten we nog niet welk van de drie nu het belangrijkst is bij de verklaring van dader- en slachtofferschap. Zoals blijkt uit het onderzoek van Smith en Ecob, hebben 21

32 delinquente leeftijdsgenoten een grote invloed. Daarom is het interessant om deze drie dimensies apart te bestuderen, wat dan ook zal gedaan worden in deze masterproef. Ook bij het geïntegreerde model kan men zich vragen stellen. Zo moet er uiterst voorzichtig omgegaan worden met de interpretatie van dit model. Het is immers niet de bedoeling dat men vanuit dit geïntegreerd kader gaat denken dat het slachtoffer zelf zou aanzetten tot crimineel gedrag. Dit bv. doordat ze zelf te weinig beschermende maatregelen treffen of door uitlokking. Deze interpretatie wordt ook wel blaming the victim genoemd (Kamen, 2001; Kennedy en Sacco, 1998, Smith en Ecob, 2007). Anderzijds zien we uit onderzoek dat de theoretische concepten die uit het geïntegreerd selfcontrol/lifestyle exposure model naar voren komen, niet zo geschikt zouden zijn om te verklaren hoe men van daderschap naar slachtofferschap overgaat (Smith en Ecob, 2007). Hierbij zou de invloed van delinquente leeftijdsgenoten en zwakke sociale bindingen veel belangrijker zijn (Haynie en Osgood, 2005). Daarentegen zien we dat deze theoretische concepten wel in staat zijn om te verklaren hoe men van slachtofferschap naar daderschap overgaat. Tot slot merken we dat de beschreven studies zich vooral concentreren op uitsluitend adolescenten en gebaseerd zijn op (zelf-gerapporteerd) dader- en slachtofferschap van relatief lichte delicten. Daders van zware delicten zijn minder geneigd om aan enquêtes deel te nemen en zijn vaak ook minder bereikbaar. Hierdoor zien we een sterke ondervertegenwoordiging van de zware delicten (Reep en Oudhof, 2009). Een uitzondering hierop, is de studie van Reep en Oudhof. Deze nuance moet dus steeds in het achterhoofd gehouden worden. 22

33 III. Data, methode en steekproef 3.1 Onderzoeksgegevens De data die in deze studie werden gebruikt zijn zowel primair als secundair van aard. Wat het empirisch onderzoek in Oostende betreft, wordt gebruik gemaakt van primaire onderzoeksgegevens. Zo werden er zelf enquêtes samengesteld onder scholieren (Billiet, 2003; De Schampheleire, 1995), die in oktober en november 2009 werden afgenomen. Wat het empirisch materiaal van Sint-Niklaas betreft, wordt gebruik gemaakt van secundaire onderzoeksgegevens. Hiervoor wordt beroep gedaan op een reeds bestaande dataset die werd aangemaakt in het kader van een masterproef (Declerck en Pauwels, 2009). De bestaande data evenals de zelf vergaarde gegevens, werden verzameld via de zelfrapportagemethode. 3.2 De zelfrapportage methode Waarom deze methode Er werd gekozen voor deze methode omdat de zelfrapportage als methode waarin jongeren gevraagd wordt naar de mate waarin zij binnen een bepaalde referentieperiode al dan niet een aantal delinquente handelingen hebben gesteld, of al dan niet het slachtoffer werden van dergelijke handelingen, al heel lang in de sociale wetenschappen een bruikbare en valide methode is. Bovendien is het ook een populair meetinstrument (Pauwels, 2007). Verder is ze uiterst geschikt om theorietoetsend onderzoek te doen (Van Kerckvoorde, 1995), wat nu net de bedoeling is van deze studie. Anderzijds kan men kiezen voor deze methode omdat dat het gebruik ervan sneller gaat en goedkoper is (Thornberry en Krohn, 2000) dan wanneer men bijvoorbeeld diepte interviews zou gaan afnemen, ze een uniforme presentatie levert, ze een hogere graad van privacy bij de respondent verzekert en ze meer bedenktijd laat voor de respondent. Hierbij moet men er wel op toezien dat de vragenlijst kort en eenvoudig gehouden wordt. Hoewel er ook aan deze methode een aantal nadelen hangen, wordt ze de dag van vandaag toch erkend als een belangrijk wetenschappelijk instrument. In het volgende deel wordt kort stilgestaan bij de voor- en nadelen van deze methode in het kader van deze studie (De Winne, 2009). 23

34 3.2.2 Voor- en nadelen van deze methode Voordat men van een goed wetenschappelijk instrument spreekt, moet eerst aangetoond worden dat de gehanteerde methode betrouwbaar en geldig is. Met de betrouwbaarheid of de interne consistentie blijkt het volgens Bruinsma (1984; Thornberry en Krohn, 2000) relatief goed gesteld te zijn. Wat de validiteit betreft, is men minder optimistisch. Hierbij is vooral de over- of onderrapportering problematisch. Het is immers een nadeel van de zelfrapportage dat de zwaardere delicten vaak verzwegen worden en dat sommige feiten worden gerapporteerd die juridisch gezien niet onder criminaliteit vallen (Nijboer, 1995). Maar ook het gebruik van gevoelige vragen kan tot problemen leiden. Het bedreigende karakter van sommige vragen kan er immers voor zorgen dat men dichtklapt of dat men bepaalde gedragingen niet wil toegeven (Tourangeau en Smith, 1996). Een volgende beperking is de grote beïnvloeding die uitgaat van measurement error op de resultaten. Hiermee worden de fouten bedoeld die in de antwoorden van de respondenten kunnen optreden. Deze fouten kunnen te wijten zijn aan de gebruikte methode van datacollectie, aan de onderzoeker of aan de respondent in kwestie (Billiet, 1997). Ook itemnonrespons valt hieronder. We spreken van item-nonrespons als bepaalde respondenten, al dan niet met opzet, geen antwoord geven op bepaalde vragen (Huisman, 1999). Opvallend is dat de zelfrapportage vooral gebruikt wordt bij jongeren en dit vooral in schoolverband. Maar dit is niet altijd voordelig, we stellen immers vast dat de meest interessante jongeren om te onderzoeken, zoals spijbelaars, geschorsten, ed. hier uit de boot vallen. Jammer is dat scholen van het bijzonder onderwijs of scholen waar kinderen met een mentale of fysieke handicap zitten niet in de enquêtes worden opgenomen. Hierdoor riskeren we een ondervertegenwoordiging van enkele risicogroepen. Verder zien we enerzijds dat de school soms elke vorm van medewerking weigert, of dat ze zodanige eisen stelt dat het instrument niet meer naar behoren kan toegepast worden. Anderzijds is het mogelijk dat niet de school maar de ouders toestemming weigeren (Bruinsma, 1989). Het belangrijkste inzicht dat men via de zelfrapportagemethode heeft verkregen, is de vaststelling dat crimineel gedrag een normaal verschijnsel is en dat men het onderscheid tussen crimineel en niet-crimineel eigenlijk niet meer kan hanteren (Thornberry en Krohn, 2000; Ponsaers en Pauwels, 2003). 24

35 De grote verdienste van deze methode is dat ze heel bruikbaar is als aanvulling op de officiële statistieken. Voor sommige delictsoorten en voor specifieke respondentengroepen draagt ze bij tot kennis en inzicht in de eigenschappen van personen die misdrijven plegen. Ze biedt een grotere flexibiliteit dan officiële data, zo houdt ze o.a. rekening met de omstandigheden waaronder een inbreuk werd gepleegd en biedt ze de mogelijkheid om verschillende regio s bij het onderzoek te betrekken. Ze meet ook criminaliteit die geen slachtoffer heeft of die het slachtoffer niet rechtstreeks treft. Een toch wel groot pluspunt is dat ze de onderzoeker meer vrijheid en zelfstandigheid geeft dan andere methoden. Zo bepaalt de onderzoeker immers zelf hoe hij welk gedrag zal onderzoeken en bij wie hij dit zal onderzoeken. Nog een voordeel is dat het gebeuren anoniem plaatsvindt, dit wordt vooral door de respondenten als positief ervaren, het verlaagt immers de drempel om criminele gedragingen toe te geven. Ook al wordt deze methode, zoals hierboven blijkt, vooral om wetenschappelijke doeleinden gebruikt, toch zien we dat de resultaten ervan een grote rol spelen bij de voorbereiding en evaluatie van beleidsmaatregelen (Van Kerckvoorde, 1995) Invulling van de zelfrapportage methode in deze studie Het belang van deze methode voor deze studie situeert zich in het feit dat er een grotere bereikbaarheid is voor de onderzoeker door met deze methode te werken. Deze methode wordt vooral toegepast in jeugdcriminologisch onderzoek onder de vorm van een klassikale bevraging. Dit is meteen haar grootste sterkte, omdat ze zo de mogelijkheid biedt om zeer grote groepen relatief goedkoop en snel, met name binnen de termijn van één lesuur te kunnen bevragen. Verder positief is dat ze uiterst geschikt blijkt om jonge adolescenten te bevragen. Zo blijkt uit onderzoek dat vooral jongeren die naar school gaan duidelijk antisociaal gedrag ontwikkelen, zoals koppigheid, pestgedrag, liegen, en delinquent gedrag (Thornberry en Krohn, 2000). Het is net zo n gedrag dat men beoogt te meten in onderzoeken naar dader- en slachtofferschap. 25

36 3.3 De steekproeven De zelfrapportagestudie werd uitgevoerd onder jongeren uit de eerste graad van het gemeenschapsecundair onderwijs. Het betreft hier een aantal scholen uit Oostende en een aantal scholen uit Sint- Niklaas. De eerste graad omvat het eerste en tweede middelbaar van het secundair onderwijs. De jongeren uit de eerste graad van het gemeenschapsecundair onderwijs worden opgeleid met het oog op het kiezen van een studierichting (ASO,TSO, BSO en KSO) vanaf de tweede graad, vandaar dat in deze studie zowel jongeren worden opgenomen uit de A-stroom als uit de B-stroom Doelgroep De doelgroep van dit rapport zijn jonge adolescenten uit de eerste graad van het gemeenschappelijk secundair onderwijs. De keuze voor deze doelgroep is velerlei. Eerst en vooral moet er benadrukt worden, zoals al bleek uit het inleidende hoofdstuk, dat onderzoek naar slachtofferschap en naar de relatie tussen dader- en slachtofferschap bij jonge adolescenten heel beperkt is in België. Bestaand onderzoek baseert zich vooral op de middenen de laatadolescenten, omdat er zich wellicht net bij hen een piek voordoet van delinquent gedrag (Devroe et al., 2006). De jongadolescenten worden dus veel minder in onderzoek betrokken. Ook wat het algemeen surveyonderzoek betreft, vallen de jonge adolescenten uit de boot. Anderzijds kiezen we voor deze jonge populatie omdat jongeren in deze fase van hun levensloop sterker gebonden zijn aan de eigen leefomgeving (Pauwels, 2007). Er is dus minder geografische mobiliteit bij hen en zij spenderen hun vrije tijd vooral op plaatsen die dicht bij huis liggen. Een methodologisch verantwoorde keuze is dat de uitval bij jongadolescenten misschien iets minder is, aangezien zij nog vrij conform zijn en minder spijbelen (Goris en Walgrave, 2001). 8 Jongeren uit het bijzonder onderwijs werden niet in deze studie opgenomen. Het vereist immers bijkomende inspanningen om deze te bevragen. Zo zouden de vragenlijsten moeten aangepast worden aan de capaciteiten van deze jongeren. Hiermee moet dus rekening gehouden worden bij de uiteindelijke interpretatie van de resultaten. 26

37 3.3.2 Oostende en Sint-Niklaas Voor wat de scholen uit Oostende betreft die gemeenschappelijk secundair onderwijs aanbieden in de eerste graad van het gewone circuit, deden 7 van de 9 scholen mee. Voor Sint-Niklaas deden er 10 van de 12 scholen mee. Er zijn zowel jongens als meisjes in de studie betrokken. De tien deelnemende scholen uit Sint-Niklaas bestaan uit 2074 leerlingen. Van dit aantal hebben 1554 leerlingen deelgenomen. De responsgraad berekend op het aantal deelnemende scholen ligt dus relatief hoog nl. 74,9%. De zeven deelnemende scholen uit Oostende bestaan uit 1453 leerlingen. Van dit aantal hebben 1226 leerlingen deelgenomen. De responsgraad berekend op het aantal deelnemende scholen ligt dus erg hoog nl. 84,4%. We kunnen dan ook concluderen dat onze steekproef representatief genoeg is om veralgemenende conclusies te kunnen trekken Wijze van afname Voor wat Oostende betreft, werden de scholen eerst allen telefonisch gecontacteerd met de vraag of ze bereid waren om deel te nemen aan dit onderzoek. De meeste scholen waren erg enthousiast en wilden direct meewerken. Vervolgens werden ze officieel per brief op de hoogte gebracht van het onderzoeksopzet van deze studie, hierbij kreeg ik de steun van de korpschef van de lokale politie van Oostende 9. De scholen kregen hierna een maand de tijd om door te geven hoeveel leerlingen er in hun eerste graad zitten. Op basis van deze gegevens werden de enquêtes gedrukt en verspreid. In Sint-Niklaas werden de scholen op een gelijkaardige wijze benaderd. Ook hier werden alle scholen die 1 e graadsonderwijs aanbieden, aangeschreven met een brief waarin het onderzoeksopzet uiteengezet werd. De data zelf werden in beide settings verzameld via een schriftelijke, klassikaal afgenomen zelfrapportage aan de hand van een self administered questionnaire 10. Aan alle leerlingen die op dat moment in de klas aanwezig waren, werd een enquête overhandigd met duidelijke instructies. De maximale tijd voor het invullen van de vragenlijst bedroeg één lesuur. 9 Zie bijlage 2 voor de brief in kwestie. 10 Zie bijlage 1 voor de vragenlijst. 27

38 De afname gebeurde in proefwerkopstelling 11 en na afname werden alle enquêtes in een enveloppe verzameld om een maximale sfeer van anonimiteit te waarborgen. Aan de hand van deze enquêtes werden de leerlingen onder andere bevraagd over hun eigen ervaringen omtrent slachtoffer- en/of daderschap. Hierbij moet wel nog vermeld worden dat we uiteraard beperkt zijn door de vragenlijst en de mogelijkheden ervan. Uit het bovenstaande blijkt dat we te maken hebben met een non-probability steekproef en niet met een toevalssteekproef. Het gaat hier immers om een clustersteekproef van jonge adolescenten uit Oostendse en Sint-Niklaase scholen. Het onderzoeksdesign is crosssectioneel van aard Samenstelling steekproeven In onderstaand deel worden beide steekproeven beschreven naar geslacht, leeftijd, gezinsstructuur, immigratieachtergrond, onderwijsvorm en sociaal economische status van het gezin Hierbij werd de leerlingen gevraagd om de banken uit elkaar te schuiven en te doen alsof het om een proefwerk ging. 12 De gegevens van Oostende gaan enkel over het feit of de ouders een job hebben. Bij Sint-Niklaas werd dit gemeten door te vragen of er een auto in het gezin is en of men de ouders af en toe hoorde zeggen dat er geen geld genoeg is om dingen te kopen. Eigenlijk mogen deze niet met elkaar vergeleken worden, maar het is wel toegelaten om naar de patronen van beide concepten te kijken. 28

39 TABEL 1: Overzicht van de samenstelling van de steekproeven (Oostende en Sint-Niklaas) Kenmerk Procent (absolute aantallen) Oostende Sint-Niklaas Geslacht Jongens 57.1(692) 47.7(734) Meisjes 42.9(520) 52.6(814) Leeftijd -13 jaar 40.4(495) 85.5(1321) +14 jaar 59.6(729) 14.5(224) Gezinsstructuur Eenoudergezin 28.8(352) 24.5(381) Beide ouders 71.2(869) 75.5(1173) immigratieachtergrond Beide ouders Belg 83.0(995) 81.2(1262) Minstens 1 ouder immigrant 17.0(204) 18.8(292) Onderwijsvorm A-stroom 85.4(1024) 41.3(642) B-stroom 14.6(175) 58.7(912) SES gezin Lage SES gezin 17.2(188) 3.7(57) Geen lage SES gezin 82.8(905) 96.3(1487) Uit de tabel kunnen we afleiden dat in Oostende meer jongens (57.1%) dan meisjes (42.9) bevraagd werden. Het verschil bedraagt 14.2 percentagepunten. In Sint-Niklaas merken we het omgekeerde, daar werden meer meisjes bevraagd, het verschil bedraagt hier 5.2 percentagepunten. In Oostende is 59.6% ouder dan veertien jaar, 40.4% is jonger dan 13. Dit is een groot verschil met Sint-Niklaas, waar maar liefst 85.5% van de bevraagde jongeren jonger is dan 13 jaar en slechts 14.5% ouder is dan 14 jaar. In Oostende komen 28.8% van de bevraagde jongeren uit een eenoudergezin, in Sint-Niklaas ligt dit 4.3 percentagepunten hoger. In Oostende stelt 83% van de bevraagde jongeren dat beide ouders uit België afkomstig zijn. Voor Sint-Niklaas merken we een gelijkaardig percentage op (81.2%). In Oostende komt 85.4% van de bevraagde jongeren uit de A-stroom. Hier is een zeer groot verschil merkbaar met Sint-Niklaas, waar slechts 41.3% van de bevraagde jongeren uit de A- stroom afkomstig zijn. In Oostende stellen we vast dat 82.8% van de bevraagde jongeren stelt dat hun ouders allebei een job hebben. Wat Sint-Niklaas betreft, merken we dat maar liefst 96.3% van de bevraagde jongeren stelt dat ze niet in een gezin wonen met een lage SES. We stellen vast dat er zich bij de overgrote meerderheid van de bevraagde jongeren geen deprivatiepatroon voordoet. 29

40 3.4 Item-nonrespons op minstens één deliquentie-item In elke studie is het noodzakelijk iets te vermelden over de item-nonrespons. Item-nonrespons is het niet of het foutief beantwoorden van een vraag uit de enquête (Beatty en Hermann, 2002). Dit kan onder andere het gevolg zijn van verstrooidheid of tegendraads gedrag van de respondent, maar kan ook liggen aan het bedreigende karakter van sommige vragen. De perceptie op het onderzoek en de daarmee gepaard gaande opinies en attitudes van de respondent kunnen de antwoorden beïnvloeden (Naplava en Oberwittler, 2002). Daarnaast kan de aanwezigheid van derden er ook voor zorgen dat men de vragen niet correct invult (Pauwels en Svensson, 2008). TABEL 2: Item-nonrespons op minstens één deliquentie item (Oostende en Sint-Niklaas) Kenmerk % item-non respons (absolute aantallen) % respons (absolute aantallen) Oostende Sint-Niklaas Oostende Sint-niklaas Geslacht Jongens 2.7(19) 4.0(29) 97.3(673) 96.0(705) Meisjes 1.7(9) 2.6(21) 98.3(511) 97.4(793) Leeftijd -13 jaar 1.6(8) 3.3(43) 98.4(487) 96.7(1278) +14 jaar 3.2(23) 3.1(7) 96.8(706) 96.9(217) gezinsstructuur Eenoudergezin 3.3(11) 3.4(13) 96.9(341) 96.6(368) Beide ouders 2.2(19) 3.2(37) 97.8(850) 96.8(1136) immigratieachtergrond Beide ouders Belg 2.6(26) 2.9(36) 97.4(969) 97.1(1226) Minstens 1 ouder immigrant 2.0(4) 4.8(14) 98.0(200) 95.2(278) Onderwijsvorm A-stroom 2.1(21)* 3.4(22) 97.9(1003)* 96.6(620) B-stroom 4.6(8)* 3.0(27) 95.4(167)* 97.0(876) SES gezin Lage SES gezin 3.2(6) 7.0(4) 96.8(182) 93.0(53) Geen lage SES gezin 2.1(19) 3.0(45) 97.7(886) 97.0(1442) *: p<.05, **: p<.01, ***: p<

41 Wat Oostende betreft, stellen we in de totale nettosteekproef vast dat de item-nonrespons op de delict-items slechts 2.4% bedraagt. Dit betekent dat 2.4% van de bevraagde jongeren minstens één delinquentievraag heeft opengelaten. Dit is een relatief klein percentage. We kunnen dus besluiten dat er geen ernstige vertekeningen zullen optreden in de antwoorden op de meest gevoelige vragen. Uit de bovenstaande tabel kunnen we verder afleiden dat wat de item-nonrespons betreft, er enkel voor het achtergrondkenmerk onderwijsvorm een significant verschil is gevonden. Bij Sint-Niklaas zien we dat de item-nonrespons in de totale nettosteekproef 3.2% bedraagt. Dit wil zeggen dat 3.2% van de bevraagde jongeren minstens één delinquentievraag heeft open gelaten. Ook hier is het percentage te klein om ernstige vertekeningen te scheppen. Hier zien we in de tabel dat er voor geen enkel achtergrondkenmerk een significant verschil is gevonden. 31

42 IV. Operationalisering van de centrale begrippen 4.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de operationalisatie van de begrippen die in de volgende hoofdstukken voorkomen. Eerst worden de begrippen met betrekking tot slachtofferschap weergegeven, vervolgens worden dezen die betrekking hebben op daderschap weergegeven en tot slot wordt ingegaan op de operationalisatie van de begrippen die gehanteerd worden bij de relatie tussen dader- en slachtofferschap. 4.2 Sociaal-demografische achtergrondkenmerken Er wordt een onderscheid gemaakt tussen structurele achtergrondkenmerken van het gezin en individuele kenmerken. Structurele achtergrondkenmerken van het gezin zijn immigratieachtergrond, lage SES gezin en gezinsstructuur. Individuele achtergrondkenmerken zijn leeftijd en geslacht. De operationalisering van de achtergrondkenmerken die in de beschrijvende analyse van zowel slachtofferschap als daderschap werden betrokken gebeurde als volgt; Voor geslacht kreeg een jongen code 1 en een meisje code 0. Voor immigratieachtergrond: dit is een dummy variabele die peilt of beide ouders Belgisch zijn code 1 of wanneer één van hen niet uit België afkomstig is code 0. Voor schooltype kijken we naar het soort onderwijsvorm dat men volgt, dit is een dichotomie waarbij A-stroom (voorbereiding op ASO) code 1 heeft en B-stroom (voorbereiding op TSO of BSO) code 0 heeft. Tot slot voor wat de school betreft, zien we dat de leerlingen van Sint-Niklaas afkomstig zijn uit 10 verschillende scholen en ze elk een code gekregen hebben van 1 tot 11 (er is geen code 9). Voor wat de leerlingen van Oostende betreft, zien we dat ze afkomstig zijn uit 7 verschillende scholen en ze elke een code gekregen hebben van 1 tot 8 (er is geen code 3). 4.3 Variatieschaal slachtofferschap op school Slachtofferschap werd gemeten door te vragen naar 9 verschillende delict-items. Enkel de vragen met betrekking tot slachtofferschap binnen de school werden in deze studie betrokken met name of men al gedwongen is geweest iets af te geven (afpersing), of men al onder druk is gezet om iets te doen wat men eigenlijk niet wou (onder druk zetten), of men al werd gepest door klasgenoten (pesten klasgenoten), of men al werd gepest door leerlingen die niet 32

43 in de klas zitten (pesten scholieren), of men al werd bedreigd met een wapen (bedreiging wapen), of de persoon zijn fiets al werd beschadigd (vandalisme fiets), of de persoon zijn fiets al werd gestolen (fietsdiefstal), of er al waardevolle voorwerpen werden gestolen (diefstal algemeen) en of men al geslagen of geschopt werd (fysiek geweld). Voor de verdere analyse wordt met deze concepten verder gewerkt. Eerst vraagt men of men ooit slachtoffers is geweest van een bepaald feit, indien dit zo is vraagt men naar hoeveel keer de voorbije twaalf maanden. Wat de ooit-prevalentie betreft, krijgt het antwoord ja code 1 en antwoord nee code 0. Wat de laatste twaalf maandenprevalentie betreft, deze zijn eerst gehercodeerd tot de categorieën nee: code 0, ja 1 keer: code 1, ja 2 keer: code 2 en ja meer dan 2 keer: code 3. Bij de verkennende analyses wordt gebruik gemaakt van één concept. Met name de variatieschaal slachtofferschap, dit is de sommatie van de ooit-prevalenties van de negen verschillende feiten waarvan men al het slachtoffer werd. Hoge scores op deze schaal, betekenen dat men vaak het slachttoffer werd van de negen verschillende feiten. De Cronbach s alpha van deze schaal is 0, Variatieschaal daderschap Daderschap werd gemeten door te vragen naar 8 verschillende delict-items. Zowel de vragen met betrekking tot daderschap binnen de school als de vragen met betrekking tot daderschap buiten de school werden in de analyse betrokken. Er zijn 5 vragen die peilen naar daderschap binnen de school, bij deze wordt er gevraagd of men ooit al iemand op school heeft bedreigd met woorden (verbaal geweld school), of men ooit al heeft meegedaan aan een vechtpartij op school (vechten school), of men ooit al iemand geslagen of geschopt heeft op school (fysiek geweld school), of men ooit al iemand heeft gedwongen zijn of haar geld, af te geven op school (afpersen school), of men ooit al een wapen heeft gebruikt om iets van iemand af te nemen op school (bedreigen wapen school). Vervolgens zijn er 8 vragen die peilen naar daderschap buiten de school, bij deze wordt er gevraagd of men al dingen opzettelijk heeft beschadigd op straat of aan het station of op andere plaatsen (vandalisme), of men ooit al muren, deuren of ander materiaal heeft beklad (bekladden), of men ooit al iemand op straat heeft bedreigd met woorden (verbaal geweld straat), of men ooit al heeft meegedaan aan een vechtpartij buiten de school (vechten straat), of men ooit al iemand geslagen of geschopt heeft op straat (fysiek geweld straat), of men ooit al iemand heeft 33

44 gedwongen zijn of haar geld, af te geven op straat (afpersen straat), of men ooit al een wapen heeft gebruikt om iets van iemand af te nemen op straat (bedreigen wapen straat), of men ooit al ergens is binnengedrongen met de bedoeling iets waardevols weg te nemen (inbraak). Voor de verdere analyse zullen we werken met deze concepten. Eerst vraagt men of men ooit dader is geweest van een bepaald feit, indien dit zo is vraagt men naar hoeveel keer de voorbije twaalf maanden. Wat de ooit-prevalentie betreft, krijgt het antwoord ja code 1 en antwoord nee code 0. Wat de laatste-jaarsprevalentie betreft, deze zijn eerst gehercodeerd tot de categorieën nee: code 0, ja 1 keer: code 1, ja 2 keer: code 2 en ja meer dan 2 keer: code 3. Bij de verkennende analyses wordt gebruik gemaakt van één concept. Met name de variatieschaal daderschap, dit is de sommatie van de ooit-prevalenties van de verschillende feiten die men al heeft gepleegd. Hoge scores op deze schaal, betekenen dat men vaak verschillende feiten heeft gepleegd. De Cronbach s alpha van deze schaal is 0, Verklarende variabelen in de relatie dader- slachtofferschap Er worden hier gebruik gemaakt van drie onafhankelijke variabelen met name achtergrondkenmerken, zelfcontrole en leefstijl: ongestructureerde routineactiviteiten, delinquente leeftijdsgenoten, gebruik van alcohol en drugs. Verder wordt er ook gebruik gemaakt van twee afhankelijke variabelen met name het aantal verschillende feiten waarvan men slachtoffer werd en het aantal verschillende gepleegde feiten Achtergrondkenmerken Dit wordt gemeten op dezelfde wijze zoals hierboven reeds beschreven werd. Zo wordt de invloed van geslacht, leeftijd en immigratieachtergrond nagegaan. Ook wordt gekeken naar de sociaal economische status van jongeren. In de studie in Oostende wordt dit gemeten aan de hand van de volgende vragen; Heeft jouw vader een betaalde job? en Heeft jouw moeder een betaalde job?. In de studie van Sint-Niklaas wordt dit gemeten aan de hand van de volgende vragen; Beschikt het gezin waarvan je deel uitmaakt over een eigen wagen? en Hoe vaak hoor jij je ouder(s) / verzorger(s) zeggen dat er te weinig geld is om dingen te kopen die echt nodig zijn?. Tot slot wordt ook gekeken naar de gezinsstructuur. Dit wordt gemeten aan de hand van de volgende vraag: Met wie woon je samen in één gezin?. 34

45 4.5.2 Lage zelfcontrole Lage zelfcontrole werd gemeten aan de hand van volgende vragen; als ik kwaad ben kunnen anderen beter uit mijn buurt blijven ; als ik boos ben ga ik eerder slaan ; ik zeg wat ik denk, al is dit niet steeds slim ; ik doe vaak dingen zonder na te denken ; ik word snel boos ; als ik plezier kan maken doe ik dat, zelfs indien problemen tot gevolg ; ik doe vaak mijn eigen zin. Ook dit is een 5-punten schaal die gaat van helemaal mee eens tot helemaal oneens. Hoge scores op deze schaal duiden op een lage zelfcontrole. De Cronbach s alpha van deze schaal is 0, Leefstijl De variabele leefstijl is een gecombineerde gesommeerde schaal naar analogie van Wikström en Loeber (2000) en wordt gezien als een centrale overall-indicator voor de microsociale setting. Het concept leefstijl valt uiteen in drie dimensies, nl. waar, wie en wat. De waar-dimensie: de ongestructureerde routineactiviteiten, heeft betrekking op de plaatsen waar de jongeren hun vrije tijd doorbrengen. Men kijkt of dit is bij hun ouders, bij vrienden, in winkelcentra, op parkings of op straat, op parkjes of op speelpleinen. Hierbij heeft men de mogelijkheid om nooit (code 0), weinig (code 1), vaak (code 2) of heel vaak te antwoorden (code 3). De wie-dimensie: delinquente leeftijdsgenoten, heeft betrekking op het al dan niet omgaan met delinquente leeftijdsgenoten. Hiervoor kijken we naar de vragen: hoeveel van je vrienden hebben ooit geld of andere zaken van iemand gestolen, hoeveel van je vrienden hebben ooit iemand geslagen met als gevolg dat die persoon verzorgd diende te worden, hoeveel van je vrienden hebben ooit iets beschadigd of kappot gemaakt, hoeveel van je vrienden hebben ooit iets uit een winkel gestolen? Hierbij heeft men de mogelijkheid geen enkele (code 0), sommige (code 1), de meeste (code 2) en allemaal (code 3) te antwoorden. Ten slotte de wat-dimensie: gebruik van drugs en alcohol, deze gaat vooral de consumptie van alcohol en drugs (joint) onder de loep nemen. Hierbij kijkt men of men dit al ooit deed (code 1) of dit nog nooit deed (code 0). 35

46 De samengestelde variabele leefstijlrisico s is dan de optelsom van de drie gehercodeerde variabelen. Men kijkt dan of men zijn vrije tijd op straat doorbrengt, of men delinquente vrienden heeft (delinquente vrienden-schaal) en of men vaak dronken is. Wanneer men op elk van deze dimensies tot het hoogste kwartiel behoorde, kreeg men score (+1), wanneer men tot het laagste kwartiel behoorde kreeg men een protectieve score (-1). Behoorde men daarentegen tot de centrale 50% dan kreeg men de score (0). De globale gesommeerde risicoindex varieert dus van -3 tot + 3. Deze samengestelde variabele zegt meer over reële levensstijlrisico s dan elke indicator afzonderlijk. Hoge scores op deze schaal duiden op een hoog risico m.b.t. leefstijl. De Chronbach s alpha van deze schaal is 0,51. 36

47 V. Beschrijvende analyses 5.1 Inleiding In dit hoofdstuk is het de bedoeling een beschrijving te geven van slachtoffer- en daderschap bij jonge adolescenten uit enkele Oostendse en Sint-Niklaase scholen. We zijn vooral geïnteresseerd in de spreiding van slachtoffer- en daderschap op school onder deze jongeren. We vragen ons dan ook af hoe ongelijk die spreiding is en of er eventuele verschillen te bemerken zijn naargelang enkele achtergrond kenmerken. Hiervoor wordt zowel wat daderals slachtofferschap betreft naar enkele achtergrondkenmerken; zoals geslacht, immigratieachtergrond, en onderwijsvorm gekeken. Bovendien worden zowel de vragen met een ooit-prevalentie als de vragen met een laatste-jaarsprevalentie in de analyses betrokken. 5.2 Slachtofferschap Om tot onze beschrijvende analyse te komen, wat slachtofferschap betreft, peilen we enkel naar de vragen met betrekking tot slachtofferschap op school. Aan de hand van de ooitprevalentie wordt weergegeven of de jongeren al ooit eens slachtoffer geweest zijn van delinquent gedrag. Aan de hand van de laatste-jaarsprevalenties, kunnen we zien of de jongere het laatste jaar ook al slachtoffer geweest is van delinquent gedrag. Hiervoor worden de negen vragen rond slachtofferschap aan de hand van volgende items; afpersing, onder druk zetten, pesten klasgenoten, pesten scholieren, bedreiging wapen, vandalisme fiets, fietsdiefstal, diefstal algemeen en fysiek geweld, opgesplitst naar de verschillende achtergrondkenmerken Ooit-prevalenties Eerst en vooral worden de verschillende items opgesplitst naar voorgenoemde achtergrondkenmerken en vervolgens worden ze grondig bekeken en bestudeerd. Daarna om uitspraak te kunnen doen over het verband tussen de variabelen, dus de significantie, is er gebruik gemaakt van de chi-kwadraat test. 37

48 Ooit-prevalenties opgesplitst naar geslacht TABEL 3: Ooit-prevalenties slachtofferschap opgesplitst naar geslacht Slachtofferschap-items Oostende Sint-Niklaas Jongens Meisjes Jongens Meisjes Afpersing(a) en (b) * Neen ja Onder druk zetten (a)** (b) *** neen ja Pesten klasgenoten neen ja Pesten scholieren (a)* (b) *** neen ja Bedreiging wapen (a)** (b) *** neen ja Vandalisme fiets (a)** (b) *** neen ja Fietsdiefstal (a)*** (b) ** neen ja Diefstal algemeen (b) ** neen ja Fysiek geweld (a) en (b) *** neen 88.5 (607) 11.5 (79) 76.7 (523) 23.3 (159) 61.0 (415) 39.0(265) 65.9 (450) 34.1 (233) 94.9 (650) 5.1 (35) 69.0 (472) 31.0( 212) 76.2 (521) 23.8 (163) 74.8 (511) 25.2 (172) 52.0 (355) 48.0 (328) 92.6 (476) 7.4(38) 84.0(430) 16.0(82) 56.4 (288) 43.6 (223) 72.3 (370) 27.7 (142) 97.9 (501) 2.1 (11) 75.8 (389) 24.2 (124) 85.4 (437) 14.6 (75) 77.8 (399) 22.2 (114) 69.3 (354) 30.7 (157) 91.1 (667) 8.9 (65) 78.6 (573) 21.4 (156) 54.0 (394) 46.0 (335) 63.2 (461) 36.8 (269) 95.1 (693) 4.9 (36) 69.3 (504) 30.7 (223) 81.3 (592) 18.7 (136) 77.5 (561) 22.5 (163) 42.3(306) 57.7(418) 94.3 (766) 5.7(46) 88.7 (721) 11.3 (92) 57.8 (468) 42.2 (342) 75.6 (612) 24.4 (198) 98.3 (798) 1.7 (14) 80.8 (656) 19.2 (156) 86.6 (703) 13.4 (109) 84.2 (682) 15.8 (128) 76.3(617) 23.7(192) ja (*)De verschillen tussen geslacht zijn statistisch significant op het niveau: *: p<.05, **: p<.01, ***: p<.001 (a) = Oostende (b) = Sint-Niklaas Uit tabel 3 kunnen we voor wat de items afpersing en onder druk zetten betreft, afleiden dat het overgrote deel hier nog nooit mee te maken heeft gehad. Zowel voor Oostende als Sint-Niklaas stellen we vast dat jongens al iets meer het slachtoffer hiervan werden. Het gaat respectievelijk om 11,5% vs. 7,4% en om 8,9% vs. 5,7% wat afpersing betreft. En om 23,3% vs. 16% en 21,4 vs. 11,3% wat onder druk zetten betreft. Voor Oostende stellen we vast dat meisjes al iets meer dan jongens werden gepest door klasgenoten. Het gaat hier om een verschil van 4.6 percentagepunten. Voor Sint-Niklaas merken we het tegenovergestelde. Zowel in Oostende als in Sint-Niklaas, werden jongens al meer gepest door leerlingen die niet in hun klas zitten. In Sint-Niklaas is het verschil naar geslacht iets groter. Voor Oostende bedraagt dit verschil 6.4 percentagepunten, voor Sint-Niklaas bedraagt dit 12.4 percentagepunten. In beide settings werd bijna niemand van de meisjes al bedreigd met een wapen. Voor Oostende werd 2,1% wel al bedreigd met een wapen, voor Sint-Niklaas is dit 1,7%. Bij de jongens merken we dat dit iets hoger ligt, het gaat hier om respectievelijk 5,1% 38

49 en 4,9%. Zowel voor Oostende als Sint-Niklaas stellen we vast dat jongens al vaker te maken kregen met een beschadigde of een gestolen fiets. Het gaat hier om respectievelijk 31% en 30,7% wat fietsvandalisme betreft. En om 23,8% en 18,7% wat fietsdiefstal betreft. Meer meisjes uit Oostende werden al het slachtoffer van een diefstal. Voor Sint-Niklaas is dit 15,8% en voor Oostende is dit 22,2%. Voor fysiek geweld merken we in beide settings dat jongens al vaker dan meisjes het slachtoffer hiervan werden. In Oostende bedraagt dit 48% en in Sint-Niklaas bedraagt dit 57,7%. Wat het achtergrondkenmerk geslacht betreft, zien we dat zowat alle vragen, zowel voor Oostende als Sint-Niklaas statistisch significante resultaten opleveren. Dit betekent dat we met vrij grote zekerheid de nulhypothese dat er geen verband bestaat tussen de variabelen, kunnen verwerpen. De resultaten zijn niet aan toeval te wijten. De vraag daarentegen die peilt naar het slachtofferschap van pestgedrag door klasgenoten, levert geen significante resultaten op. Dit betekent dat er geen verband is met geslacht voor dit item Ooit-prevalenties opgesplitst naar immigratieachtergrond TABEL 4: Ooit-prevalenties slachtofferschap opgesplitst naar immigratieachtergrond Slachtofferschap-items Oostende Sint-Niklaas Immigratieachtergr Beide ouders Belg Immigratieachtergr Beide ouders Belg Afpersing (b) * neen 86.7 (176) 90.8 (893) 89.7(260) 93.5(1178) 13.3 (27) 9.2 (90) 10.3(30) 6.5(82) ja Onder druk zetten neen ja Pesten klasgenoten neen ja Pesten scholieren neen ja Bedreiging wapen (b) ** neen ja Vandalisme fiets (b)** neen ja Fietsdiefstal (a) en (b) *** neen ja Diefstal algemeen (b) * neen ja Fysiek geweld neen ja 76.1 (153) 23.9 (48) 60.5 (121) 39.5 (79) 68.3 (136) 31.7 (63) 96.0 (193) 4.0 (8) 67.0 (134) 33.0 (66) 69.0 (138) 31.0 (62) 72.5 (145) 27.5 (55) 60.0 (120) 40.0 (80) 80.6 (789) 19.4 (190) 58.9 (575) 41.1 (402) 68.6 (674) 31.4 (308) 96.2 (945) 3.8 (37) 73.4 (722) 26.6 (261) 82.8 (813) 17.2 (169) 76.9 (755) 23.1 (227) 59.5 (583) 40.5 (397) 83.4(241) 16.6(48) 59.5(172) 40.5(117) 68.3(198) 31.7(92) 93.8(272) 6.2(18) 67.9(197) 32.1(93) 63.3(183) 36.7(106) 76.9(223) 23.1(67) 62.5(180) 37.5(108) 84.0(1057) 16.0(202) 55.2(693) 44.8(563) 69.9(878) 30.1(378) 97.4(1224) 2.6(33) 76.8(964) 23.2(291) 88.8(1116) 11.2(141) 81.9(1024) 18.1(226) 59.6(746) 40.4(505) (*)De verschillen tussen immigratieachtergrond zijn statistisch significant op het niveau *: p<.05, **: p<.01, ***: p<.001 (a) = Oostende (b) = Sint-Niklaas 39

50 Uit tabel 4 kunnen we voor wat de items afpersing en onder druk zetten betreft, zowel voor Oostende als Sint-Niklaas, afleiden dat jongeren met een immigratieachtergrond hiervan al meer het slachtoffer werden. Maar bij het item pesten klasgenoten merken we het tegenovergestelde. Hier zien we dat jongeren waarvan beide ouders Belg zijn, al meer gepest werden door klasgenoten. Voor Oostende is dit 41,4%, voor Sint-Niklaas 44,8%. Zowel voor Oostende als Sint-Niklaas, merken we bij het item pesten scholieren dat de percentages vrij gelijklopend zijn. Hier zijn de verschillen tussen immigratieachtergrond en Belgische afkomst vrij klein. Voor Oostende bedraagt het verschil 0.3 percentagepunten voor Sint-Niklaas is dit 1.8 percentagepunten. In beide settings werd het merendeel nog nooit bedreigd met een wapen. Zowel voor Oostende als Sint-Niklaas stellen we vast dat jongeren met een immigratieachtergrond al vaker te maken kregen met een beschadigde of een gestolen fiets. Het gaat hier om respectievelijk 33% en 32,1% wat fietsvandalisme betreft. En om 31% en 36,7% wat fietsdiefstal betreft. Meer jongeren met een immigratieachtergrond werden al het slachtoffer van een diefstal. Voor Oostende is dit 27,4% en voor Sint-Niklaas is dit 23,1%. Voor fysiek geweld merken we in beide settings dat jongeren waarvan beide ouders Belg zijn, al iets vaker het slachtoffer hiervan werden. In Oostende bedraagt dit 40,5% en in Sint- Niklaas bedraagt dit 40,4%. Met betrekking tot het achtergrondkenmerk immigratieachtergrond, zien we dat vijf van de negen vragen, wat Sint-Niklaas betreft, significant zijn. Deze items leveren een verband op naar immigratieachtergrond. De items onder druk zetten, pesten klasgenoten, pesten scholieren en fysiek geweld, hebben allen een probabiliteit die hoger ligt dan 5%. Voor deze vragen kunnen we besluiten dat er geen verband is naargelang immigratieachtergrond. Voor Oostende is enkel het item fietsdiefstal significant. 40

51 Ooit-prevalenties opgesplitst naar onderwijsvorm TABEL 5: Ooit-prevalenties slachtofferschap opgesplitst naar onderwijsvorm Slachtofferschap-items Oostende Sint-Niklaas A-stroom B-stroom A-stroom B-stroom Afpersing (a) ***(b) ** neen ja Onder druk zetten (a) en(b) * neen ja Pesten klasgenoten (b) *** neen ja Pesten scholieren (b) *** neen ja Bedreiging wapen (b) * neen ja Vandalisme fiets (a) **(b) *** neen ja Fietsdiefstal (a) en (b) *** neen ja Diefstal algemeen (b) * neen ja Fysiek geweld (a) *(b) *** neen ja 91.9 (936) 8.1 (82) 80.8 (818) 19.2 (195) 59.7 (603) 40.3 (407) 68.5 (695) 31.5 (320) 96.4 (979) 3.6 (37) 73.5 (745) 26.5 (269) 83.6 (848) 16.4 (166) 76.4 (774) 23.6 (239) 79.4 (135) 20.6 (35) 74.0 (125) 26.0 (44) 55.6 (94) 44.4 (75) 68.5 (115) 31.5 (53) 95.3 (161) 4.7 (8) 61.8 (105) 38.2 (65) 59.2 (100) 40.8 (69) 73.5 (125) 26.5 (45) 95.5(610) 4.5(29) 86.1(551) 13.9(89) 65.0(414) 35.0(223) 77.3(493) 22.7(145) 97.8(623) 2.2(14) 81.2(517) 18.8(120) 90.8(580) 9.2(59) 83.5(532) 16.5(105) 90.9(828) 9.1(83) 82.3(747) 17.7(161) 49.7(451) 50.3(457) 64.2(583) 35.8(325) 95.9(873) 4.1(37) 70.9(644) 29.1(264) 79.3(719) 20.7(188) 79.2(715) 20.8(188) 60.6 (613) 39.4 (398) 52.9 (90) 47.1 (80) 66.5(423) 33.5(213) 55.7(503) 44.3(400) (*)De verschillen tussen onderwijsvorm zijn statistisch significant op het niveau *: p<.05, **: p<.01, ***: p<.001 (a) = Oostende (b) = Sint-Niklaas Uit tabel 5 kunnen we voor wat de items afpersing en onder druk zetten betreft, zowel voor Oostende als Sint-Niklaas, afleiden dat jongeren uit de B-stroom al vaker het slachtoffer hiervan werden. Voor Sint-Niklaas merken dat 50,3% van de jongeren uit de B-stroom reeds gepest werden door klasgenoten. Voor Oostende ligt dit iets lager, hier werd 44.4% reeds gepest door klasgenoten. Voor Oostende merken we bij het item pesten scholieren dat de percentages geheel gelijklopend zijn. Er is geen verschil tussen immigratieachtergrond en Belgische afkomst. Voor Sint-Niklaas is er wel een verschil nl percentagepunten. In beide settings werd het merendeel nog nooit bedreigd met een wapen. De jongeren uit de B- stroom werden hier iets vaker het slachtoffer van. Voor Oostende is dit 4,7%, voor Sint- Niklaas 4,1%. Zowel voor Oostende als Sint-Niklaas stellen we vast dat jongeren uit de B-stroom al vaker te maken kregen met een beschadigde of een gestolen fiets. Het gaat hier om respectievelijk 38,2% en 29,1% wat fietsvandalisme betreft. En om 40,4% en 20,7% wat 41

52 fietsdiefstal betreft. Meer jongeren uit de B-stroom werden al het slachtoffer van een diefstal. Voor Oostende is dit 26,5% en voor Sint-Niklaas is dit 20,8%. Voor fysiek geweld merken we in beide settings dat jongeren uit de B-stroom, al iets vaker het slachtoffer hiervan werden. In Oostende bedraagt dit 47,1% en in Sint-Niklaas bedraagt dit 44,3%. Bij het achtergrondkenmerk onderwijsvorm zien we dat alle items die peilen naar slachtofferschap, wat Sint-Niklaas betreft, significant zijn. We kunnen hieruit concluderen dat er wel degelijk een verband bestaat tussen onderwijsvorm en de negen gemeten items. Voor Oostende zijn vijf van de negen items significant Besluit ooit-prevalenties Uit de beschrijvende analyse van de ooit-prevalenties kunnen we besluiten dat jongens iets vaker slachtoffer worden dan meisjes. Behalve in Oostende bij het item pesten klasgenoten merken we het tegenovergestelde. Wanneer we naar immigratieachtergrond kijken, merken we bij de items pesten klasgenoten en fysiek geweld dat de leerlingen waarvan beide ouders Belgisch zijn, iets vaker slachtoffer werden. Wat de ander items betreft, zijn de leerlingen met een immigratieachtergrond vaker het slachtoffer. Bij onderwijsvorm zien we dat over het algemeen de leerlingen uit de B-stroom meer slachtoffer zijn dan de leerlingen uit het A-stroom. Behalve in Oostende bij het item pesten scholieren stellen we vast dat er geen verschil is. Verder valt op dat het verband tussen immigratieachtergrond en de negen items in mindere mate significante resultaten oplevert en dat de onderwijsvorm het meeste significante resultanten oplevert Laatste-jaarsprevalenties Hier wordt gekeken naar hoeveel keer men de afgelopen twaalf maanden al dan niet het slachtoffer is geworden van een bepaald delict. Bovendien kan men hierdoor ook iets meer te weten komen over herhaald slachtofferschap. Dit komt tot uiting door de antwoordcategorieën twee keer en meer dan twee keer te bestuderen. Om de laatste-jaarsprevalentie te kunnen meten werden de vragen gehercodeerd naar de antwoordcategorieën geen enkele keer, één keer, twee keer en meer dan twee keer. Ook terug hier zullen de vragen opgesplitst worden naar onderstaande achtergrondkenmerken en zal men uitspraak doen over het al dan niet bestaan van een verband tussen de variabelen. 42

53 Laatste-jaarsprevalenties opgesplitst naar geslacht TABEL 6: Laatste-jaarsprevalenties slachtofferschap opgesplitst naar geslacht Slachtofferschap-items Oostende Sint-Niklaas Jongens Meisjes Jongens Meisjes Afpersing (a) en (b)* Geen enkele keer Één keer Twee keer Meer dan twee keer Onder druk zetten (a) * (b) *** Geen enkele keer Één keer Twee keer Meer dan twee keer Pesten klasgenoten (a) ** (b) ** Geen enkele keer Één keer Twee keer Meer dan twee keer Pesten scholieren (a) * (b) *** Geen enkele keer Één keer Twee keer Meer dan twee keer Bedreiging wapen (a) en (b) ** Geen enkele keer Één keer Twee keer Meer dan twee keer Vandalisme fiets (b) *** Geen enkele keer Één keer Twee keer Meer dan twee keer Fietsdiefstal (a) en (b) ** Geen enkele keer Één keer Twee keer Meer dan twee keer Diefstal algemeen (a) ** (b)*** Geen enkele keer Één keer Twee keer Meer dan twee keer Fysiek geweld (a) en (b) *** Geen enkele keer Één keer Twee keer Meer dan twee keer 89.2 (617) 4.6 (32) 2.2 (15) 4.0 (28) 78.6 (544) 7.7 (53) 4.2 (29) 9.5 (66) 65.2 (451) 8.7 (60) 4.6 (32) 21.5 (149) 68.6 (475) 9.7 (67) 5.2 (36) 16.5 (114) 95.5 (661) 2.5 (17) 1.0 (7) 1.0 (7) 71.8 (497) 15.5 (107) 6.6 (46) 6.1 (42) 78.8 (545) 13.4 (93) 4.8 (33) 3.0 (21) 77.0 (533) 16.6 (115) 2.9 (20) 3.5 (24) 57.9 (401) 14.5 (100) 6.8 (47) 20.8 (144) 94.2 (490) 2.7 (14) 1.3 (7) 1.7 (9) 85.2 (443) 5.6 (29) 3.1 (16) 6.2 (32) 62.3 (324) 9.8 (51) 8.8 (46) 19.0 (99) 75.8 (394) 8.1 (42) 4.8 (25) 11.3 (59) 98.5 (512) 0.4 (2) 0.4 (2) 0.8 (4) 77.5 (403) 13.8 (72) 5.4 (28) 3.3 (17) 86.9 (452) 8.8 (46) 2.1 (11) 2.1 (11) 78.7 (409) 11.9 (62) 6.2 (32) 3.3 (17) 72.3 (376) 8.7 (45) 6.0 (31) 13.1 (68) 91.8 (674) 3.8 (28) 1.5 (11) 2.9 (21) 80.9 (594) 8.4 (62) 4.0 (29) 6.7 (49) 58.3 (428) 10.8 (79) 7.1 (52) 23.8 (175) 65.7 (482) 9.8 (72) 6.1 (45) 18.4 (135) 95.4 (700) 2.7 (20) 0.7 (5) 1.2 (9) 71.4 (524) 17.3 (127) 5.0 (37) 6.3 (46) 83.4 (612) 10.9 (80) 3.0 (22) 2.7 (20) 79.4 (583) 13.8 (101) 4.2 (31) 2.6 (19) 46.2 (339) 17.3 (127) 10.2 (75) 26.3 (193) 95.3 (776) 2.1 (17) 1.0 (8) 1.6 (13) 89.9 (732) 6.3 (51) 1.4 (11) 2.5 (20) 67.4 (549) 10.3 (84) 6.3 (51) 16 (130) 78.1 (636) 8.6 (70) 4.5 (37) 8.7 (71) 98.8 (804) 0.9 (7) 0.1 (1) 0.2 (2) 82.2 (669) 12.0 (98) 3.9 (32) 1.8 (15) 88.7 (722) 9.2 (75) 1.1 (9) 1.0 (8) 86.4 (703) 8.5 (69) 4.2 (34) 1.0 (8) 79.9 (650) 9.0 (73) 5.3 (43) 5.9 (48) (*)De verschillen tussen geslacht zijn statistisch significant op het niveau *: p<.05, **: p<.01, ***: p<.001 (a) = Oostende (b) = Sint-Niklaas 43

54 Uit tabel 6 kunnen we zowel voor Oostende als Sint-Niklaas afleiden, dat jongens vaker dan meisjes het slachtoffer werden van de verschillende items. Wat het item afpersen betreft, zien we voor Oostende dat 4,6 % van de jongens al één keer werd afgeperst, voor Sint- Niklaas is dit iets minder nl. 3,8%. Verder zien we dat 4% van de jongens in Oostende al meer dan twee keer werd afgeperst, terwijl dit in Sint-Niklaas opnieuw iets lager is nl. 2,9%. Meer jongens uit Oostende werden al onder druk gezet, 4.2% werd al twee keer onder druk gezet en 9,5% werd al meer dan twee keer onder druk gezet. In Sint-Niklaas bedraagt dit respectievelijk 4% en 6,7%. Voor Oostende zien we dat meisjes al vaker dan jongens twee keer gepest werden door klasgenoten. Wat de antwoordcategorie meer dan twee keer betreft, merken we het tegenovergestelde. Wat het item pesten scholieren betreft, merken we voor Oostende dat 16,5% van de jongens al meer dan twee keer slachtoffer werd. Voor Sint- Niklaas bedraagt dit 18.4%. Slechts 1% van de jongens in Oostende werd al twee keer of meer dan twee keer bedreigd met een wapen. In Sint-Niklaas bedraagt dit respectievelijk 0,7% en 1,2%. Meer jongens in Oostende dan in Sint-Niklaas kregen al te maken met een beschadigde of een gestolen fiets. Voor Oostende, wat fietsvandalisme betreft, heeft 6,6% van de jongens dit al twee keer meegemaakt. Voor Sint-Niklaas is dit 5%. Wat fietsdiefstal betreft, is 4,8% van de jongens uit Oostende hier al twee keer het slachtoffer van geweest en voor Sint-Niklaas is dit 3%. Voor Oostende zien we dat meer meisjes dan jongens al twee keer bestolen werden met name 6,2% vs. 2,9%. Voor Sint-Niklaas merken we echter geen verschil bij diefstal, zowel voor jongens als meisjes bedraagt dit 4,2%. Meer jongens uit Sint- Niklaas dan Oostende werden al twee keer het slachtoffer van fysiek geweld. Voor Oostende is dit 6.8%, voor Sint-Niklaas is dit 10,2%. Met betrekking tot het achtergrondkenmerk geslacht zien we, voor wat Sint-Niklaas betreft, dat alle vragen statistisch significante resultaten opleveren. Dit wil dus zeggen dat we met vrij grote zekerheid de nulhypothese dat er geen verband bestaat tussen de variabelen kunnen verwerpen. De resultaten zijn niet aan toeval te wijten. Bij Oostende daarentegen merken we dat het item vandalisme fiets, geen significante resultaten opleveren. 44

55 Laatste-jaarsprevalenties opgesplitst naar immigratieachtergrond TABEL 7: Laatste-jaarsprevalenties slachtofferschap opgesplitst naar immigratieachtergrond Slachtofferschap- Oostende Sint-Niklaas Items Immigratieachtergr Beide ouders Belg Immigratie achtergr Beide ouders Belg Afpersing (a) * Geen enkele keer Één keer Twee keer Meer dan twee keer Onder druk zetten Geen enkele keer Één keer Twee keer Meer dan twee keer Pesten klasgenoten Geen enkele keer Één keer Twee keer Meer dan twee keer Pesten scholieren Geen enkele keer Één keer Twee keer Meer dan twee keer Bedreiging wapen (b) ** Geen enkele keer Één keer Twee keer Meer dan twee keer Vandalisme fiets (b) ** Geen enkele keer Één keer Twee keer Meer dan twee keer Fietsdiefstal (a) en (b) *** Geen enkele keer Één keer Twee keer Meer dan twee keer Diefstal algemeen (b) * Geen enkele keer Één keer Twee keer Meer dan twee keer Fysiek geweld Geen enkele keer Één keer Twee keer Meer dan twee keer 88.2 (180) 3.4 (7) 3.9 (8) 4.4 (9) 77.9 (159) 9.8 (20) 3.9 (8) 8.3 (17) 64.2 (131) 7.8 (16) 4.4 (9) 23.5 (48) 72.1 (147) 7.4 (15) 4.4 (9) 16.2 (33) 96.1 (196) 2.0 (4) 1.0 (2) 1.0(2) 69.6(142) 16.7(34) 6.9 (14) 6.9 (14) 71.6 (146) 17.6 (36) 6.9 (14) 3.9 (8) 74.5 (152) 17.2 (35) 3.9 (8) 4.4 (9) 63.2 (129) 16.2 (33) 4.9 (10) 15.7 (32) 91.9 (914) 3.9 (39) 1.4 (14) 2.8 (28) 82.1 (817) 6.0 (60) 3.7 (37) 8.1 (81) 64.0 (637) 9.4 (94) 6.8 (68) 19.7 (196) 71.6 (712) 9.3(93) 5.1 (51) 14.0 (139) 97.0 (965) 1.5 (15) 0.7 (7) 0.8 (8) 75.7 (753) 14.4 (143) 5.7(57) 4.2 (42) 84.5 (841) 10.3 (102) 3.0 (30) 2.2 (22) 78.5 (781) 14.2 (141) 4.1 (41) 3.2 (32) 64.2 (639) 11.2 (111) 6.9 (69) 17.7 (176) 90.8 (265) 4.5 (13) 1.4 (10) 3.4 (10) 85.6 (250) 5.1 (15) 3.4 (10) 5.8 (292) 63.4 (185) 11.6 (34) 5.8 (17) 19.2 (56) 69.5 (203) 11.0 (32) 5.5 (16) 14.0 (41) 94.2 (275) 3.1 (9) 1.4 (4) 1.4 (4) 69.9 (204) 17.8 (52) 5.8 (17) 6.5 (19) 66.4 (194) 21.9 (64) 6.2 (18) 5.5 (16) 79.1 (231) 11.6 (34) 7.5 (22) 1.7 (5) 65.8 (192) 11.6 (34) 7.9 (23) 14.7 (43) 94.3 (1190) 2.5 (32) 1.2 (15) 2.0 (25) 87.7 (1081) 7.8 (99) 2.4 (30) 4.1 (52) 63.0 (795) 10.3 (130) 6.8 (86) 19.9 (251) 72.7 (918) 8.7 (110) 5.4 (68) 13.2 (166) 97.8 (1234) 1.7 (27) 0.5 (7) 0.7 (11) 78.4 (990) 14.0 (177) 4.2 (53) 3.3 (42) 90.6 (1144) 7.4 (93) 1.0 (13) 1.0 (12) 83.9 (1059) 10.9 (137) 3.5 (44) 1.7 (22) 63.4 (800) 13.3 (168) 7.5 (95) 15.8 (199) (*)De verschillen tussen immigratieachtergrond zijn statistisch significant op het niveau *: p<.05, **: p<.01, ***: p<.001 (a) = Oostende (b) = Sint-Niklaas 45

56 Uit tabel 7 kunnen we zowel voor Oostende als Sint-Niklaas afleiden, dat jongeren met een immigratieachtergrond vaker dan Jongeren waarvan beide ouders Belgisch zijn, al meer dan twee keer werden afgeperst. Het gaat hier om respectievelijk 4,4% en 3,4%. Verder zien we dat jongeren met een immigratieachtergrond al meer onder druk werden gezet. Voor Oostende is 3,9% al twee keer onder druk gezet, voor Sint-Niklaas bedraagt dit 3,4%. Zowel voor Oostende als Sint-Niklaas, merken we dat de jongeren waarvan beide ouders Belgisch zijn al meer gepest werden door klasgenoten. Voor beide settings zien we dat 6,8% van deze jongeren hiervan al twee keer het slachtoffer werd. Maar voor Oostende zien we, wat de antwoordcategorie meer dan twee keer betreft, dat meer jongeren met een immigratieachtergrond hiervan het slachtoffer werden. Het betreft hier 23,5% vs. 19,2%. Wat het item pesten scholieren betreft, merken we voor Oostende dat 16,2% van de jongeren met een immigratieachtergrond al meer dan twee keer slachtoffer werd. Voor Sint-Niklaas bedraagt dit 14%. Slechts 1% van de jongeren met een immigratieachtergrond in Oostende werd al twee keer of meer dan twee keer bedreigd met een wapen. In Sint-Niklaas bedraagt dit voor beide antwoordcategorieën 1,4%. Meer jongeren met een immigratieachtergrond uit Oostende dan uit Sint-Niklaas kregen al te maken met een beschadigde of een gestolen fiets. Voor Oostende, wat fietsvandalisme betreft, heeft 6,9% van deze jongeren dit al twee keer meegemaakt. Voor Sint-Niklaas is dit 5,8%. Wat fietsdiefstal betreft, is 6,9% van deze jongeren uit Oostende hier al twee keer het slachtoffer van geweest en voor Sint-Niklaas is dit 6,2%. Maar wat de antwoordcategorie meer dan twee keer betreft, merken we het tegenovergestelde. Voor Oostende werd 3,9% al meer dan twee keer het slachtoffer van een fietsdiefstal voor Sint-Niklaas is dit 5,5%. Van de jongeren waarvan beide ouders Belgische zijn, zien we voor Oostende, dat 4,1% al twee keer werd bestolen. Voor Sint-Niklaas bedraagt dit 3,5%. Voor Oostende zien we dat 6,9% van de jongeren waarvan beide ouders Belgisch zijn al twee keer het slachtoffer werden van fysiek geweld, voor de jongeren met een immigratieachtergrond bedraagt dit iets minder nl. 4,9%. Voor Sint-Niklaas merken we opnieuw het tegenovergestelde, nl. 7,5% vs. 7,9%. Wat immigratieachtergrond betreft, merken we lage chi-kwadraat waarden op, dit wijst dus op een lage significantie. Voor Sint-Niklaas levert immigratieachtergrond met slechts vier van de negen vragen een verband op. Voor vijf vragen is er dus geen verband met immigratieachtergrond. Deze hebben allen een probabiliteit die hoger ligt dan 5%. Voor Oostende leveren slechts 2 vragen significante resultaten op, nl. afpersing en fietsdiefstal. 46

57 Laatste-jaarsprevalenties opgesplitst naar onderwijsvorm TABEL 8: Laatste-jaarsprevalenties slachtofferschap opgesplitst naar onderwijsvorm Slachtofferschap-items Oostende Sint-Niklaas A-stroom B-stroom A-stroom B-stroom Afpersing (a) en (b) *** Geen enkele keer Één keer Twee keer Meer dan twee keer Onder druk zetten Geen enkele keer Één keer Twee keer Meer dan twee keer Pesten klasgenoten (b) *** Geen enkele keer Één keer Twee keer Meer dan twee keer Pesten scholieren (b) *** Geen enkele keer Één keer Twee keer Meer dan twee keer Bedreiging wapen Geen enkele keer Één keer Twee keer Meer dan twee keer Vandalisme fiets (a) en (b) *** Geen enkele keer Één keer Twee keer Meer dan twee keer Fietsdiefstal (a) *** (b) ** Geen enkele keer Één keer Twee keer Meer dan twee keer Diefstal algemeen (b) ** Geen enkele keer Één keer Twee keer Meer dan twee keer Fysiek geweld (b) *** Geen enkele keer Één keer Twee keer Meer dan twee keer 93.2 (954) 2.8 (29) 1.5 (15) 2.5 (26) 82.4 (844) 6.3 (64) 3.6 (37) 7.7 (79) 64.9 (665) 9.1 (93) 6.3 (65) 19.6 (201) 71.6 (733) 8.7 (89) 5.0 (51) 14.7 (151) 97.1 (994) 1.6 (16) 0.6 (6) 0.8 (8) 75.9 (777) 14.9 (153) 5.4 (55) 3.8 (39) 85.6 (877) 9.7 (99) 2.9 (30) 1.8 (18) 77.9 (798) 14.7 (151) 4.1 (42) 3.2 (33) 65.6(672) 11.2 (115) 6.2 (63) 17.0 (174) 80.0 (140) 9.7 (17) 4.0 (7) 6.3 (11) 75.4 (132) 8.6 (15) 4.6 (8) 11.4 (20) 57.7 (101) 10.3 (18) 6.3 (11) 25.7 (45) 70.9 (124) 9.7 (17) 6.3 (11) 13.1 (23) 95.4 (167) 1.7 (3) 1.1 (2) 1.7 (3) 63.4 (111) 14.9 (26) 9.7 (17) 12.0 (21) 62.3 (109) 21.7 (38) 8.0 (14) 8.0 (14) 76.0 (133) 13.7 (24) 5.7 (10) 4.6 (8) 56.0 (98) 16.0 (28) 7.4 (13) 20.6 (36) 96.7 (621) 1.4 (9) 0.3 (2) 1.6 (10) 87.4 (561) 7.5 (48) 1.6 (10) 3.6 (23) 72.4 (465) 10.6 (68) 4.4 (28) 12.6 (81) 79.8 (512) 7.8 (50) 4.0 (26) 8.4 (642) 98.1 (630) 1.2 (8) 0.3 (2) 0.3 (2) 83.0 (533) 12.1 (78) 2.6 (17) 2.2 (14) 91.9 (590) 6.5 (42) 0.9 (6) 0.6 (4) 86.3 (554) 8.4 (54) 4.0 (26) 1.2 (8) 70.7 (454) 11.8 (76) 5.5 (35) 12.0 (77) 91.4 (834) 3.9 (36) 1.9 (17) 2.7 (25) 84.4 (770) 7.2 (66) 3.3 (30) 5.0 (46) 56.5 (515) 10.5 (96) 8.2 (75) 24.8 (226) 66.8 (609) 10.1 (92) 6.4 (58) 16.8 (153) 96.4 (879) 2.1 (19) 0.5 (5) 1.0 (9) 72.5 (661) 16.6 (151) 5.8 (53) 5.2 (47) 82.0 (748) 12.6 (115) 2.7 (25) 2.6 (24) 80.7 (736) 12.8 (117) 4.4 (40) 2.1 (19) 59.0 (538) 13.8 (126) 9.1 (83) 18.1 (165) (*)De verschillen tussenonderwijsvorm zijn statistisch significant op het niveau *: p<.05, **: p<.01, ***: p<.001 (a) = Oostende (b) = Sint-Niklaas 47

58 Uit tabel 8 kunnen we afleiden dat de jongeren uit de B-stroom van Oostende al vaker afgeperst werden dan de jongeren uit de B-stroom van Sint-Niklaas. Voor Oostende zien we dat 4% van deze jongeren al twee keer werd afgeperst en 6,3% al meer dan twee keer werd afgeperst. Voor Sint-Niklaas bedraagt dit respectievelijk 1,9% en 2,7%. Verder zien we dat jongeren uit de B-stroom al vaker onder druk werden gezet dan jongeren uit de A-stroom. Voor Oostende is 4,6% van de jongeren uit de B-stroom al twee keer onder druk gezet, voor Sint-Niklaas bedraagt dit 3,3%. Zowel voor Oostende als Sint-Niklaas, merken we dat de jongeren uit de B-stroom al meer gepest werden door klasgenoten. Voor Oostende werd 25,7% van deze jongeren al meer dan twee keer onder druk gezet, voor Sint-Niklaas bedraagt dit 24,8%. Wat het item pesten scholieren betreft, merken we voor Oostende dat 5% van de jongeren uit de A-stroom al twee keer slachtoffer werd. Voor Sint-Niklaas bedraagt dit 4%. Slechts 1,1% van de jongeren uit de B-stroom in Oostende werd al twee keer en 1,7% al meer dan twee keer bedreigd met een wapen. In Sint-Niklaas bedraagt dit voor beide antwoordcategorieën iets lager met name 0,5% en 1%. De jongeren uit de B- stroom in Oostende kregen al meer dan deze van Sint-Niklaas te maken met een beschadigde of een gestolen fiets. Voor Oostende, wat fietsvandalisme betreft, heeft 9,7% van deze jongeren dit al twee keer meegemaakt. Voor Sint-Niklaas is dit 5,8%. Wat fietsdiefstal betreft, is 8% van deze jongeren uit Oostende hier al twee keer het slachtoffer van geweest en voor Sint-Niklaas is dit 2,6%. Voor Oostende werd 4.6% van de jongeren uit de B-stroom al meer dan twee keer het slachtoffer van een diefstal. Voor Sint-Niklaas bedraagt dit iets minder nl. 2,1%. Voor Oostende zien we dat 7,4% van de jongeren uit de B-stroom al twee keer het slachtoffer werd van fysiek geweld, voor de jongeren uit de A-stroom bedraagt dit iets minder nl. 6,2%. Verder merken we dat maar liefst 20,6% van de jongeren uit de B- stroom al meer dan twee keer het slachtoffer werd van fysiek geweld, voor de jongeren uit de A-stroom bedraagt dit 17%. Voor Sint-Niklaas bedraagt dit respectievelijk 9,1% vs. 5,5% en 18,1% vs. 12%. Bij de opsplitsing naar onderwijsvorm zijn zo goed als alle vragen significant. De meeste items hebben een p-waarde van 0.001, wat inhoudt dat we met grote zekerheid de nulhypothese dat er geen verband bestaat tussen de variabelen kunnen verwerpen. De resultaten zijn niet aan toeval te wijten. Behalve bij de items onder druk zetten en bedreiging wapen, zien we dat de resultaten niet significant zijn. Er is dus geen verband met onderwijsvorm voor wat deze items betreft. 48

59 Besluit laatste-jaarsprevalenties Uit de beschrijvende analyse van de laatste-jaarsprevalenties valt op dat als we naar geslacht kijken, de jongens iets vaker slachtoffer worden dan meisjes. Behalve bij het item pesten klasgenoten zien we in de antwoordcategorie twee keer het tegenovergestelde. Wanneer we naar immigratieachtergrond kijken merken we dat de leerlingen met een immigratieachtergrond iets vaker slachtoffer zijn. Wat het item pesten klasgenoten betreft, zien we dat de leerlingen waarvan beide ouders Belgisch zijn, m.b.t. de antwoordcategorie twee keer al vaker het slachtoffer werden. Verder merken we voor beide settings dat de jongeren vrij hoog scoren op de antwoordcategorie meer dan twee keer. Bij onderwijsvorm zien we over het algemeen dat de leerlingen uit de B-stroom meer slachtoffer zijn dan de leerlingen uit de A-stroom. Wat het item fysiek geweld betreft, merken we voor beide settings dat zowel de jongeren uit de A-stroom als de jongeren uit de B-stroom vrij hoog scoren op de antwoordcategorie meer dan twee keer. 5.3 Daderschap Om tot onze beschrijvende analyses te komen, wat daderschap betreft, peilen we zowel naar de vragen met betrekking tot daderschap binnen de school als naar daderschap buiten de school. Ook hier kijken we zowel naar de vragen met een ooit-prevalentie als naar de vragen met een laatste-jaarsprevalentie. Hiervoor worden de dertien vragen rond daderschap aan de hand van volgende items; verbaal geweld school, vechten school, fysiek geweld school, afpersen school, bedreigen wapen school, vandalisme, bekladden, verbaal geweld straat, vechten straat, fysiek geweld straat, afpersen straat, bedreigen wapen straat en inbraak, opgesplitst naar de voorgenoemde achtergrondkenmerken Ooit-prevalenties Opnieuw worden de verschillende items opgesplitst naar voorgenoemde achtergrondkenmerken, waarna ze grondig bekeken en bestudeerd zullen worden. Vervolgens wordt opnieuw gebruik gemaakt van de chi-kwadraat test om uitspraak te kunnen doen over het verband tussen de variabelen. 49

60 Ooit-prevalenties opgesplitst naar geslacht TABEL 9: Ooit-prevalenties daderschap opgesplitst naar geslacht Daderschap-items Oostende Sint-Niklaas Jongens Meisjes Jongens Meisjes Verbaal geweld school (a) en (b) *** neen ja Vechten school (a) en (b) *** neen ja Fysiek geweld school (a) en (b)*** neen ja Afpersen school (a) en (b) * neen ja Bedreigen wapen school (a) * (b) ** neen ja Vandalisme (a) en (b)*** neen ja bekladden neen ja Verbaal geweld straat (a) en (b) *** neen ja Vechten straat (a) *** (b) ** neen ja Fysiek geweld straat (b) *** neen ja Afpersen straat (a) en (b) ** neen ja Bedreigen wapen straat (a) ** (b) *** neen ja Inbraak (a) ** (b) *** neen ja 78.1 (402) 21.9 (113) 61.3 (420) 38.7 (265) 75.4 (515) 24.6 (168) 97.7 (667) 2.3 (16) 98.4 (671) 1.6 (11) 80.5 (552) 19.5 (134) 72.5 (498) 27.5 (189) 71.2 (488) 28.8 (197) 67.7 (463) 32.3 (221) 81.6 (555) 18.4 (125) 97.2 (664) 2.8 (19) 96.2 (656) 3.8 (26) 93.0 (636) 7.0 (48) 62.3 (427) 37.7 (258) 88.0 (453) 12.0 (62) 83.8 (430) 16.2 (83) 99.2 (509) 0.8 (4) 99.6 (512) 0.4 (2) 91.1 (468) 8.9 (46) 73.2 (376) 26.8 (138) 82.7 (426) 17.3 (89) 87.4 (449) 12.6 (65) 90.0 (461) 10.0 (51) 99.6 (511) 0.4 (2) 98.8 (508) 1.2 (6) 97.3 (499) 2.7 (14) 62.1(453) 37.9(276) 61.9(451) 38.1(278) 73.9(535) 26.1(189) 98.1(711) 1.9(14) 99.2(720) 0.8(6) 86.1(622) 13.9(100) 77.0(560) 23.0(167) 72.4(528) 27.6(201) 76.3(557) 23.7(173) 85.8(623) 14.2(103) 98.5(715) 1.5(11) 98.5(718) 1.5(11) 96.2(700) 3.8(28) 81.9(664) 18.1(147) 92.1(746) 7.9(64) 92.2(746) 7.8(63) 99.3(803) 0.7(6) 100.0(809) / 94.6(767) 5.4(44) 76.0(617) 24.0(195) 85.0(688) 15.0(121) 92.9(754) 7.1(58) 96.3(779) 3.7(30) 99.6(806) 0.4(3) 99.9(808) 0.1(1) 98.9(800) 1.1(9) (*)De verschillen tussen geslacht zijn statistisch significant op het niveau: *: p<.05, **: p<.01, ***: p<.001 (a) = Oostende (b) = Sint-Niklaas Uit tabel 9 zien we voor Oostende dat meer meisjes dan jongens al eens dader werden van het item verbaal geweld op school, met name 37,7% vs.21,9%. Voor Sint-Niklaas merken we het tegenovergestelde, daar hebben meer jongens dan meisjes al eens verbaal geweld gepleegd. Het bedraagt hier 37,9% vs.18,1%. Voor beiden settings zien we dat meer jongens al eens gevochten hebben op school. Voor Oostende deed 38,7% van de jongens dit al eens, voor Sint-Niklaas deed 38,1% dit al eens. Met betrekking tot het item fysiek geweld op school, merken we opnieuw voor beide settings dat jongens dit al meer deden dan meisjes. Wat de items afpersen school en bedreiging wapen school betreft, merken we voor beiden 50

61 settings dat zowel de meisjes als de jongens dit nog maar zelden deden. Voor Sint-Niklaas merken we dat nog niemand van de meisjes al ooit iemand met een wapen bedreigde op school. Voor Oostende bedraagt dit 0,4%, wat ook erg laag is. In beide settings hebben meer jongens dan meisjes al eens vandalisme gepleegd. Voor het item bekladden zijn de verschillen tussen jongens en meisjes in beide settings erg klein. Voor Oostende deed 27,5% van de jongens en 26,8% van de meisjes dit al. Voor Sint-Niklaas bedraagt dit 23% vs. 24%. In tegenstelling tot het item verbaal geweld school, merken we voor het item verbaal geweld straat dat in beide settings meer jongens dan meisjes dit al eens deden. Meer jongens uit Oostende dan uit Sint-Niklaas hebben al eens gevochten op straat. Het gaat hier om respectievelijk 32,3% vs. 23,7%. In beide settings hebben meer jongens dan meisjes al eens fysiek geweld gepleegd op straat. Voor Oostende bedraagt dit 18,4% vs. 10%. Voor Sint- Niklaas is dit 14,2% vs. 3,7%. We merken voor beide settings, met betrekking tot de items afpersen straat en bedreiging wapen straat dat zowel jongens als meisjes, dit al iets meer deden dan dat ze dit op school deden. We zien in beide settings dat de meerderheid van de jongeren nog nooit heeft ingebroken. In Oostende deden de jongeren dit iets meer dan is Sint- Niklaas. Het betreft hier respectievelijk 7% vs. 2,7% voor Oostende en 3,8% vs. 1,1% voor Sint-Niklaas. Me betrekking tot het achtergrondkenmerk geslacht, zien we in beide settings dat vrijwel alle items, behalve het item bekladden, statistisch significante resultaten opleveren. Het item fysiek geweld straat daarentegen levert enkel significante resultaten op voor Sint-Niklaas. Er bestaat dus wel degelijk een verband bestaat tussen geslacht en de meeste variabelen. De verschillen zijn niet aan het toeval te wijten. We bemerken hier een significantieniveau van minder dan 5% en voor de meeste items zien we dat dit zelfs geldt voor het 0.1% niveau. 51

62 Ooit-prevalenties opgesplitst naar immigratieachtergrond TABEL 10: Ooit-prevalenties daderschap opgesplitst naar immigratieachtergrond Daderschap-items Oostende Sint-Niklaas Immigratieachtergr Beide ouders Belg Immigratieachtergr Beide ouders Belg Verbaal geweld school neen ja Vechten school (b) *** neen ja Fysiek geweld school (b) ** neen ja Afpersen school (a) ** neen ja Bedreigen wapen school (a) * neen ja Vandalisme neen ja bekladden (b) ** neen ja Verbaal geweld straat (b) *** neen ja Vechten straat (a) en (b) *** neen ja Fysiek geweld straat (b) *** neen ja Afpersen straat (a) *** neen ja Bedreigen wapen straat (a) ** (b) * neen ja Inbraak neen ja 63.1 (128) 36.9 (75) 70.4 (143) 29.6 (60) 74.3 (150) 25.7 (52) 96.0 (194) 4.0 (8) 97.5 (198) 2.5 (5) 82.7 (167) 17.3 (35) 67.5 (137) 32.5 (66) 74.8 (151) 25.2 (51) 65.3 (132) 34.7 (70) 82.6 (166) 17.4 (35) 94.6 (191) 5.4 (11) 94.6 (192) 5.4 (11) 92.6 (188) 7.4 (15) 69.8 (686) 30.2 (297) 73.0 (717) 27.0 (265) 79.8 (781) 20.2 (198) 98.8 (967) 1.2 (12) 99.2 (970) 0.8 (8) 85.8 (844) 14.2 (140) 73.9 (727) 26.1(257) 76.6 (754) 23.4 (230) 78.4 (770) 21.6 (212) 85.8 (837) 14.2 (139) 99.1 (970) 0.9 (9) 98.0 (958) 20. (20) 95.5 (935) 4.5 (44) 68.0(198) 32.0(93) 67.8(196) 32.2(93) 78.1(225) 21.9(63) 97.6(282) 2.4(7) 99.3(288) 0.7(2) 88.9(257) 11.1(32) 70.2(203) 29.8(86) 71.0(206) 29.0(84) 73.9(215) 26.1(76) 84.5(245) 15.5(45) 98.6(286) 1.4(4) 98.3(284) 1.7(5) 97.2(280) 2.8(8) 73.7(925) 26.3(330) 80.2(1007) 19.8(249) 84.9(1062) 15.1(189) 98.9(1237) 1.1(14) 99.7(1247) 0.3(4) 91.0(1138) 9.0(112) 77.9(978) 22.1(278) 81.0(1016) 19.0(238) 87.7(1102) 12.3(155) 93.0(1163) 7.0(88) 99.2(1241) 0.8(10) 99.4(1248) 0.6(7) 97.7(1226) 2.3(29) (*)De verschillen tussen immigratieachtergrond zijn statistisch significant op het niveau: *: p<.05, **: p<.01, ***: p<.001 (a) = Oostende (b) = Sint-Niklaas Uit tabel 10 merken we voor beide settings dat meer jongenen met een immigratieachtergrond dan jongeren waarvan beide ouders Belgisch zijn, al eens dader werden van het item verbaal geweld op school. Voor Oostende bedraagt dit 36,9% vs. 30,2%. Voor Sint-Niklaas bedraagt dit 32% vs. 26,3%. We merken dat de Oostendse jongeren waarvan beide ouders Belgisch zijn al meer gevochten hebben op school dan deze van Sint-Niklaas. Het bedraagt hier respectievelijk 27% vs. 19,8%. Voor beide settings zien we dat meer jongeren met een 52

63 immigratieachtergrond al eens fysiek geweld gebruikt hebben op school. Voor Oostende deed 25,7% van de jongens dit al eens, voor Sint-Niklaas deed 21,9% dit al eens. Met betrekking tot de items afpersen school en bedreiging wapen school, merken we opnieuw voor beide settings dat de jongeren dit nog maar weinig deden. Wel liggen de percentages m.b.t. de jongeren met een immigratieachtergrond iets hoger voor Oostende. In beide settings hebben meer jongeren met een immigratieachtergrond dan jongeren waarvan beide ouders Belgisch zijn al eens vandalisme gepleegd. Voor Oostende bedraagt dit 17,3% vs. 14,2%. Voor Sint- Niklaas is dit 11,1% vs. 9%. Voor het item bekladden, liggen deze percentages iets hoger. Hier heeft voor Oostende 32,5% van de jongeren met een immigratieachtergrond dit al eens gedaan. Voor Sint-Niklaas deed 29,8% van deze jongeren dit al. Met betrekking tot de items verbaal geweld straat en vechten straat merken we in beide settings dat meer jongeren met een immigratieachtergrond dit al eens deden. In beide settings hebben meer jongeren met een immigratieachtergrond dan jongeren waarvan beide ouders Belgisch zijn al eens fysiek geweld gepleegd op straat. Voor Oostende bedraagt dit 17,4% vs. 14,2%. Voor Sint-Niklaas is dit 15,4% vs. 7%. We merken voor beide settings, met betrekking tot de items afpersen straat en bedreiging wapen straat dat de meerderheid van de jongeren dit nog nooit deden. Ook met betrekking tot het item inbraak kunnen we hetzelfde concluderen. Met betrekking tot het achtergrondkenmerk immigratieachtergrond, stellen we vast dat meerdere items geen significante resultaten opleveren. Het gaat hier om drie items met name verbaal geweld school, vandalisme en inbraak. We kunnen met betrekking tot deze items besluiten dat ze geen verband opleveren met immigratieachtergrond en dat de gevonden verschillen wel aan het toeval te wijten zijn. Met de andere items is er, hetzij voor Oostende hetzij voor Sint-Niklaas, wel een verband gevonden. 53

64 Ooit-prevalenties opgesplitst naar onderwijsvorm TABEL 11: Ooit-prevalenties daderschap opgesplitst naar onderwijsvorm Daderschap-items Oostende Sint-Niklaas A-stroom B-stroom A-stroom B-stroom Verbaal geweld school (a) *** (b) ** neen ja Vechten school (a) en (b) *** neen ja Fysiek geweld school (a) en (b) *** neen ja Afpersen school (a) *** neen ja Bedreigen wapen school (a) ** neen ja Vandalisme (a) *** (b) * neen ja bekladden (a) *** (b) * neen ja Verbaal geweld straat (a) *** (b) ** neen ja Vechten straat (a) en (b) *** neen ja Fysiek geweld straat (a) en (b) *** neen ja 71.4 (725) 28.6 (290) 74.7 (757) 25.3 (257) 81.0 (818) 19.0 (192) 99.0 (1000) 1.0 (10) 99.3 (1002) 0.7 (7) 87.2 (885) 12.8 (130) 75.1 (762) 24.9 (253) 78.6 (797) 21.4 (217) 79.5 (805) 20.5 (207) 88.4 (889) 11.6 (117) 53.5 (92) 46.8 (80) 60.5 (104) 39.5 (68) 68.0 (117) 32.0 (55) 94.8 (163) 5.2 (9) 96.5 (167) 3.5 (6) 73.3 (126) 26.7 (46) 59.5 (103) 40.5 (70) 61.3 (106) 38.7(67) 54.9 (95) 45.1 (78) 65.7 (113) 34.3 (59) 76.7(488) 23.3(148) 82.4(525) 17.6(112) 87.8(556) 12.2(77) 98.9(626) 1.1(7) 99.8(632) 0.2(1) 92.8(589) 7.2(46) 79.2(504) 20.8(132) 83.2(529) 16.8(107) 89.8(572) 10.2(65) 95.9(607) 4.1(26) 69.8(635) 30.2(275) 74.7(678) 25.3(230) 80.7(731) 19.3(175) 98.5(893) 1.5(14) 99.4(903) 0.6(5) 89.2(806) 10.8(98) 74.5(677) 25.5(232) 76.3(693) 23.7(215) 81.8(745) 18.2(166) 88.2(801) 11.8(107) Afpersen straat (a) *** neen ja Bedreigen wapen straat (a) *** neen ja Inbraak (a) *** (b) * neen ja 99.0 (1000) 1.0 (10) 98.4 (994) 1.6 (16) 95.8 (969) 4.2 (42) 94.2 (162) 5.8 (10) 91.3 (157) 8.7 (15) 88.4 (152) 11.6 (20) 99.5(630) 0.5(3) 99.5(633) 0.5(3) 98.7(628) 1.3(8) 98.8(897) 1.2(11) 99.0(899) 1.0(9) 96.8(878) 3.2(29) (*)De verschillen naar onderwijsvorm zijn statistisch significant op het niveau: *: p<.05, **: p<.01, ***: p<.001 (a) = Oostende (b) = Sint-Niklaas Uit tabel 11 merken we voor beide settings dat meer jongenen uit de B-stroom dan uit de A- stroom, al eens dader werden van het item verbaal geweld op school. Voor Oostende bedraagt dit 46,8% vs. 28,6%. Voor Sint-Niklaas bedraagt dit 30,2% vs. 23,3%. We merken dat de Oostendse jongeren uit de B-stroom al meer gevochten hebben op school dan deze van Sint-Niklaas. Het bedraagt hier respectievelijk 39,5% vs. 25,3%. Voor beide settings zien we dat meer jongeren uit de B-stroom al eens fysiek geweld gebruikt hebben op school. 54

65 Voor Oostende deed 32% van de jongens dit al eens, voor Sint-Niklaas deed 19,3% dit al eens. Met betrekking tot de items afpersen school en bedreiging wapen school, merken we opnieuw voor beide settings dat de jongeren dit nog maar weinig deden. Wel liggen de percentages m.b.t. de jongeren uit de B-stroom iets hoger voor Oostende. In beide settings hebben meer jongeren uit de B-stroom dan jongeren uit de A-stroom al eens vandalisme gepleegd. Voor Oostende bedraagt dit 26,7% vs. 12,8%. Voor Sint-Niklaas is dit opnieuw iets lager met name 10,8% vs. 7,2%. Voor het item bekladden, liggen deze percentages iets hoger. Hier heeft voor Oostende 40,5% van de jongeren uit de B-stroom dit al eens gedaan. Voor Sint-Niklaas deed 25,5% van deze jongeren dit al. Met betrekking tot de items verbaal geweld straat en vechten straat merken we in beide settings dat meer jongeren uit de B- stroom dit al eens deden. Met betrekking tot het item fysiek geweld straat, zien we toch vrij grote percentage verschillen tussen Oostende en Sint-Niklaas. Voor Oostende zien we dat 34,3% van de jongeren uit De B-stroom en 11,6% van de jongeren uit de A-stroom dit al deden. Voor Sint-Niklaas ligt dit beduidend lager, hier heeft 11,8% van de jongeren uit De B- stroom en 4,1% van de jongeren uit de A-stroom dit al gedaan. We merken voor beide settings, met betrekking tot de items afpersen straat en bedreiging wapen straat dat de meerderheid van de jongeren dit nog nooit deden. Ook met betrekking tot het item inbraak kunnen we hetzelfde concluderen. Met betrekking tot het achtergrondkenmerk onderwijsvorm zien we dat alle items significante resultaten opleveren. Voor Oostende stellen we vast dat all items significante resultaten opleveren. We merken hier een significantieniveau van minder dan 0,1%. Er bestaat wel degelijk een verband bestaat tussen geslacht en de variabelen. De verschillen zijn dus niet aan het toeval te wijten. Voor Sint-Niklaas zien we dat vier items, met name, afpersen school, bedreiging wapen school, afpersen straat en bedreiging wapen straat, geen significante resultaten opleveren. 55

66 Besluit ooit-prevalenties Uit de beschrijvende analyse van de ooit-prevalenties valt op dat als we naar geslacht kijken, de jongens iets vaker slachtoffer worden dan de meisjes. Dit voor zowat alle items. Behalve voor Oostende bij het item verbaal geweld op school en voor Sint-Niklaas bij het item bekladden, daar zagen we dat meisjes dit feit meer gepleegd hebben. de percentageverschillen tussen Oostende en Sint-Niklaas zijn vrij gelijkaardig met betrekking tot geslacht. Wanneer we naar immigratieachtergrond kijken merken we dat de leerlingen met een immigratie achtergrond vaker dader zijn dan de leerlingen met Belgische achtergrond. Vooral m.b.t. het item vechten school, zagen we grote verschillen tussen Oostende en Sint- Niklaas. hierbij zagen we dat de Oostendse jongeren waarvan beide ouders Belgisch zijn al meer gevochten hebben op school dan deze van Sint-Niklaas. Wat de onderwijsvorm betreft, zien we dat de leerlingen uit de B-stroom vaker dader zijn dan de leerlingen uit de A-stroom. Voor zowat alle items zien we dat de percentages van Oostende hoger liggen dan deze van Sint-Niklaas m.b.t. het daderschap. Verder valt ook op dat het verband tussen geslacht en de dertien items de meest significante resultaten opleveren. Voor onderwijsvorm zijn de resultaten ook significant, maar is dit iets minder dan bij geslacht het geval is. Voor immigratieachtergrond daarentegen blijkt het verband met de dertien items het minst significante resultaten op te leveren Laatste-jaarsprevalenties In dit deel wordt beschreven hoeveel keer men de afgelopen twaalf maanden al dan niet dader is geweest van een bepaald feit. Ook terug hier worden de vragen opgesplitst worden naar onderstaande achtergrondkenmerken en werden de vragen gehercodeerd naar de antwoordcategorieën geen enkele keer, één keer, twee keer en meer dan twee keer. Opnieuw wordt er iets over de significantie van de variabelen gezegd. 56

67 Laatste-jaarsprevalenties opgesplitst naar geslacht TABEL 12: Laatste-jaarsprevalenties daderschap opgesplitst naar geslacht Daderschap-items Oostende Sint-Niklaas Jongens Meisjes Jongens meisjes Verbaal geweld school (a) en (b) *** geen enkele keer één keer twee keer meer dan twee keer Vechten school (a) en (b) *** geen enkele keer één keer twee keer meer dan twee keer Fysiek geweld school (a) ** (b) *** geen enkele keer één keer twee keer meer dan twee keer Afpersen school (a) * geen enkele keer één keer twee keer meer dan twee keer Bedreigen wapen school (a) en (b) * geen enkele keer één keer twee keer meer dan twee keer Vandalisme (a) en (b) *** geen enkele keer één keer twee keer meer dan twee keer bekladden geen enkele keer één keer twee keer meer dan twee keer Verbaal geweld straat (a) en (b) *** geen enkele keer één keer twee keer meer dan twee keer Vechten straat (a) en (b) *** geen enkele keer één keer twee keer meer dan twee keer Fysiek geweld straat (a) en (b) *** geen enkele keer één keer twee keer meer dan twee keer Afpersen straat (a) **(b) * geen enkele keer één keer twee keer meer dan twee keer Bedreigen wapen straat (a) ** (b) * geen enkele keer één keer twee keer meer dan twee keer Inbraak (a) * (b) ** geen enkele keer één keer twee keer meer dan twee keer 66.3 (459) 9.0(62) 6.8(47) 17.9 (124) 65.9 (456) 12.0 (83) 6.4 (44) 15.8 (109) 77.9 (539) 7.5 (52) 3.8 (26) 10.8 (75) 97.8 (677) 0.4 (3) 0.1 (1) 1.6 (11) 98.4 (681) 0.4 (3) 0.1 (1) 1.0 (7) 81.8 (566) 6.5 (45) 3.3 (23) 8.4 (58) 74.3 (514) 10.3 (71) 4.0 (28) 11.4 (79) 73.8 (510) 7.1 (49) 4.9 (34) 14.2 (98) 70.1 (485) 9.5 (66) 5.1 (35) 15.3 (106) 83.1 (575) 4.3 (30) 3.2 (22) 9.4 (65) 97.3 (673) 0.7 (5) 0.4 (3) 1.6 (11) 96.2 (666) 1.7 (12) 0.6 (4) 1.4 (10) 94.1 (651) 3.0 (21) 0.9 (6) 2.0 (14) 79.8 (415) 6.9 (36) 4.0 (21) 9.2 (48) 89.2 (464) 4.0 (21) 2.5 (13) 4.2 (22) 86.0 (447) 6.2 (32) 3.3 (17) 4.6 (24) 99.2 (516) 0.6 (3) 0.2 (1) / 99.8 (519) / 0.2 (1) / 92.3 (480) 2.5 (13) 2.1 (11) 3.1 (16) 75.4 (392) 8.8 (46) 5.0 (26) 10.8 (56) 84.2 (438) 5.0 (26) 3.1 (16) 7.7 (40) 89.0 (463) 5.4 (28) 2.1 (11) 3.5 (18) 91.3 (475) 2.9 (15) 2.5 (13) 3.3 (17) 99.8 (519) / / 0.2 (1) (516) 0.6 (3) / 0.2 (1) 97.7 (508) 1.2 (6) 0.2 (1) 1.0 (5) 64.3(472) 11.7(86) 7.9(58) 16.1(118) 67.3(494) 13.4(98) 7.1(52) 12.3(90) 77.5(569) 6.9(51) 6.5(48) 9.0(66) 98.4(722) 0.8(6) 0.1(1) 0.7(5) 99.2(728) 0.5(4) 0.3(2) / 87.3(641) 4.2(31) 3.5(26) 4.9(36) 78.9(579) 9.1(67) 4.6(34) 7.4(54) 73.8(542) 9.4(69) 4.4(32) 12.4(91) 77.7(570) 6.7(49) 4.8(35) 10.9(80) 87.1(639) 3.8(28) 2.6(19) 6.5(48) 98.5(723) 1.2(9 / 0.3(2) 98.6(724) 0.7(5) 0.1(1) 0.5(4) 96.5(708) 2.0(15) 0.8(6) 0.7(5) 84.5(688) 5.9(48) 4.4(36) 5.2(42) 94.1(766) 3.6(29) 1.6(13) 0.7(6) 94.0(765) 2.7(22) 1.8(15) 1.5(12) 99.3(808) 0.6(5) 0.1(1) / 100.0(84) / / / 95.0(773) 2.3(19) 1.7(14) 1.0(8) 78.1(636) 10.1(82) 5.2(42) 6.6(54) 87.0(708) 6.0(49) 2.7(22) 4.3(35) 93.2(759) 4.3(35) 1.1(9) 1.4(11) 96.4(785) 1.6(13) 0.7(6) 1.2(10) 99.6(811) 0.2(2) 0.1(1) / 99.9(813) / / 0.1(1) 99.0(806) 0.5(4) 0.2(2) 0.2(2) (*)De verschillen tussen geslacht zijn statistisch significant op het niveau: *: p<.05, **: p<.01, ***: p<.001 (a) = Oostende (b) = Sint-Niklaas33 57

68 Uit tabel 12 kunnen we voor beide settings wat het item verbaal geweld school betreft, afleiden dat meer jongens dan meisjes dit al meer dan twee keer deden. Voor Oostende bedraagt dit 17,9% vs. 9,2%. Voor Sint-Niklaas is dit 16,1% vs. 5,2%. Voor Oostende zien we dat 6,4% van de jongens en 2,5% van de meisjes al twee keer hebben gevochten op school. Voor Sint-Niklaas bedraagt dit iets meer met name 7,1% vs. 1,6%. Met betrekking tot het item fysiek geweld school stellen we vast dat meer jongens uit Oostende dan jongens uit Sint-Niklaas dit al een keer deden. Het bedraagt hier 7,5% vs. 6,9%. Wat de concepten afpersen school en bedreiging wapen school betreft, zien we dat de overgrote meerderheid dit niet vaak deden. In beide settings zien we dat 0% van de meisjes dit al meer dan twee keer deed. Voor Oostende zien we dat 3,3% van de jongens al twee keer vandalisme heeft gepleegd en dat 4% al twee keer iets heeft beklad. Voor Sint-Niklaas bedraagt dit iets hoger met name, 3,5% wat het item vandalisme betreft en 4,6% wat bekladden betreft. Met betrekking tot het item verbaal geweld straat, merken we voor beide settings dat meer jongens dan meisjes dit al meer dan twee keer deden. Voor Oostende bedraagt dit 14,2% vs. 7,7%. Voor Sint-Niklaas is dit 12,4% vs. 4,3%. Wat de items vechten straat en fysiek geweld straat betreffen, zien we dat respectievelijk 5,1% en 3,2% van de Oostendse jongens dit al twee keer deden. Voor de jongens uit Sint-Niklaas is dit respectievelijk 4,8% en 2,6%. Voor beide settings zien we dat de overgrote meerderheid nog nooit iemand heeft afgeperst op straat of iemand heeft bedreigd met een wapen op straat. Voor Oostende stellen we m.b.t. het item afpersen straat vast dat 0% van de meisjes dit al twee keer of meer dan twee keer deed. Voor Sint-Niklaas merken we hetzelfde m.b.t. het item bedreiging wapen straat. Ook wat het item inbraak betreft, stellen we vast dat de meerderheid dit nog nooit deed. Met betrekking tot het achtergrondkenmerk geslacht zien we dat alle items, behalve bekladden, statistisch significante resultaten opleveren. Voor zeven van de dertien items geldt dit zelfs voor het 0,01% niveau. Er is een duidelijk verband tussen geslacht en deze variabelen. Het item afpersen school daarentegen, levert geen statistisch significante resultaten op voor Sint-Niklaas. 58

69 Laatste-jaarsprevalenties opgesplitst naar immigratieachtergrond TABEL 13: Laatste-jaarsprevalenties daderschap opgesplitst naar immigratieachtergrond Daderschap-items Oostende Sint-Niklaas Immigratieachtergr Beide ouders Belg Immigraite achtergr Beide ouders Belg Verbaal geweld school (a) * geen enkele keer één keer twee keer meer dan twee keer Vechten school (a) * (b) *** geen enkele keer één keer twee keer meer dan twee keer Fysiek geweld school (b) ** geen enkele keer één keer twee keer meer dan twee keer Afpersen school (a) * geen enkele keer één keer twee keer meer dan twee keer Bedreigen wapen school geen enkele keer één keer twee keer meer dan twee keer Vandalisme geen enkele keer één keer twee keer meer dan twee keer bekladden (b) * geen enkele keer één keer twee keer meer dan twee keer Verbaal geweld straat (b) *** geen enkele keer één keer twee keer meer dan twee keer Vechten straat (a) ** (b) *** geen enkele keer één keer twee keer meer dan twee keer Fysiek geweld straat (b) ** geen enkele keer één keer twee keer meer dan twee keer Afpersen straat (a) ** geen enkele keer één keer twee keer meer dan twee keer Bedreigen wapen straat (a) ** geen enkele keer één keer twee keer meer dan twee keer Inbraak geen enkele keer één keer twee keer meer dan twee keer 66.2 (135) 12.7 (26) 4.4 (9) 16.7 (34) 76.2 (758) 9.5 (95) 4.3 (43) 9.9 (99) 78.4 (160) 8.3 (17) 2.5 (5) 10.8 (22) 96.6 (197) 0.5 (1) 0.5 (1) 2.5 (5) 98.0 (200) / 0.5 (1) 1.5 (3) 83.3 (170) 6.4 (13) 3.4 (7) 6.9 (14) 70.1 (143) 9.3 (19) 6.4 (13) 14.2 (29) 77.9 (159) 7.8 (16) 2.9 (6) 11.3 (23) 69.1 (144) 13.7 (28) 4.9 (10) 12.3 (25) 83.8 (171) 4.4 (9) 3.9 (8) 7.8 (16) 95.6 (195) 1.0 (2) 0.5 (1) 2.9 (6) 95.1 (194) 1.0 (2) 0.5 (1) 3.4 (7) 94.1 (192) 2.9 (6) 1.0 (2) 2.0 (4) 72.9 (725) 7.5 (75) 5.8 (58) 13.8 (137) 74.0(151) 4.9 (10) 5.9 (12) 15.2 (31) 81.7 (813) 6.7 (67) 3.7 (37) 7.8 (78) 98.8 (983) 0.5 (5) 0.1 (1) 0.6 (6) 99.2 (987) 0.3 (3) 0.1 (1) 0.4 (4) 87.0 (866) 4.4 (44) 2.7 (27) 5.8 (58) 75.7 (753) 9.6 (96) 4.1 (41) 10.6 (105) 78.6 (781) 5.8 (58) 4.2 (42) 11.4 (113) 80.0 (796) 6.5 (65) 3.5 (35) 9.9 (99) 87.0 (866) 3.6 (36) 2.7 (27) 6.6 (66) 99.0 (985) 0.3 (3) 0.1 (1) 0.6 (6) 98.1 (976) 1.2 (12) 0.3 (3) 0.4 (4) 96.2 (957) 2.1 (21) 0.5 (5) 1.2 (12) 70.5(206) 8.2(24) 7.2(21) 14.0(41) 72.6(212) 9.2(27) 5.8(17) 12.3(36) 79.8(233) 6.2(18) 6.8(20) 7.2(21) 97.6(285) 1.7(5) / 0.7(2) 99.3(290) 0.7(2) / / 89.4(261) 3.8(11) 3.4(10) 3.4(10) 72.6(212) 13.0(38) 4.8(14) 9.6(28) 71.9(210) 9.2(27) 5.8(17) 13.0(38) 75.3(220) 9.2(27) 4.5(13) 11.0(32) 86.3(252) 4.1(12) 2.7(8) 6.8(20) 98.6(288) 1.0(3) / 0.3(1) 98.6(288) 0.7(2) 0.3(1) 0.3(1) 97.6(285) 1.4(4) 1.0(3) / (*)De verschillen zijn statistisch significant op het niveau: *: p<.05, **: p<.01, ***: p<.001 (a) = Oostende (b) = Sint-Niklaas 76.1(960) 8.7(110) 5.8(73) 9.4(119) 83.5(1054) 7.9(100) 3.8(48) 4.8(60) 87.7(1107) 4.4(55) 3.4(43) 4.5(57) 99.0(1250) 0.6(7) 0.2(2) 0.2(3) 99.7(1258) 0.2(2) 0.2(2) / 91.8(1159) 3.1(39) 2.4(30) 2.7(34) 79.8(1007) 8.9(112) 5.0(63) 6.3(80) 82.9(1046) 7.2(91) 2.9(37) 7.0(38) 88.4(1115) 4.5(57) 2.5(31) 4.7(59) 93.3(1178) 2.3(29) 1.3(17) 3.0(38) 99.2(1252) 0.6(8) 0.1(1) 0.1(1) 99.4(1255) 0.2(3) 0.0(0) 0.3(4) 97.9(1235) 1.2(15) 0.4(5) 0.6(7) 59

70 Uit tabel 13 kunnen we voor beide settings wat het item verbaal geweld school betreft, afleiden dat meer jongeren met een immigratieachtergrond dan jongeren waarvan beide ouders Belgisch zijn, dit al meer dan twee keer deden. Voor Oostende bedraagt dit 16,7% vs. 13,8%. Voor Sint-Niklaas is dit 14% vs. 9,4%. Voor het item vechten school merken we voor Oostende m.b.t. de antwoordcategorie twee keer het omgekeerde. We stellen vast dat 5,9% van de jongeren waarvan beide ouders Belgisch zijn en 4,3% van de jongeren met een immigratieachtergrond dit al twee keer deden. Voor Sint-Niklaas merken we het tegenovergestelde, 3,8% van de jongeren waarvan beide ouders Belgisch zijn en 5,8% van de jongeren met een immigratieachtergrond deden dit al twee keer. Met betrekking tot het item fysiek geweld school stellen we vast dat meer Oostendse jongeren met een immigratieachtergrond dan jongeren met een immigratieachtergrond uit Sint-Niklaas dit al meer dan twee keer deden. Het bedraagt hier 10,8% vs. 7,2%. Wat de concepten afpersen school en bedreiging wapen school betreft, zien we dat de overgrote meerderheid dit nog niet vaak heeft gedaan. Voor Sint-Niklaas zien we dat 0% van de jongeren waarvan beide ouders Belgisch zijn al meer dan twee keer iemand met een wapen heeft bedreigd op school. Voor Oostende zien we dat 3,4% van de jongeren met een immigratieachtergrond al twee keer vandalisme hebben gepleegd en dat 6,4% al twee keer iets hebben beklad. Voor Sint- Niklaas bedraagt dit hetzelfde wat het item vandalisme betreft en 4,8% wat bekladden betreft. Met betrekking tot het item verbaal geweld straat, merken we voor Oostende opnieuw dat meer jongeren waarvan beide ouders Belgisch zijn dit al vaker twee keer deden (4,2%) dan jongeren met een immigratieachtergrond (2,9%). Voor Sint-Niklaas merken we opnieuw het omgekeerde. Wat de items vechten straat en fysiek geweld straat betreffen, zien we dat respectievelijk 4,9% en 3,9% van de Oostendse jongeren met een immigratieachtergrond dit al twee keer deden. Voor de jongens uit Sint-Niklaas is dit respectievelijk 4,5% en 2,7%. Voor beide settings zien we dat de overgrote meerderheid nog nooit iemand heeft afgeperst op straat of iemand heeft bedreigd met een wapen op straat. Voor Oostende stellen we m.b.t. het item afpersen straat vast dat 0,1% van de jongeren waarvan beide ouders Belgisch zijn dit al twee keer deden. Voor Sint-Niklaas bedraagt dit 0%. Ook wat het item inbraak betreft stellen we vast dat de meerderheid dit nog nooit deed. Verder zien we dat heel wat minder items, in beide settings, statistisch significante resultaten opleveren. Nu leveren zelfs drie items, met name bedreigen wapen school, vandalisme en inbraak in geen van beide settings een verband op met immigratieachtergrond. 60

71 Laatste-jaarsprevalenties opgesplitst naar onderwijsvorm TABEL 14: Laatste-jaarsprevalenties daderschap opgesplitst naar onderwijsvorm Daderschap-items Oostende Sint-Niklaas A-stroom B-stroom A-stroom B-stroom Verbaal geweld school (a) *** (b) ** geen enkele keer één keer twee keer meer dan twee keer Vechten school (a) en (b) *** geen enkele keer één keer twee keer meer dan twee keer Fysiek geweld school (a) en (b) *** geen enkele keer één keer twee keer meer dan twee keer Afpersen school (a) *** geen enkele keer één keer twee keer meer dan twee keer Bedreigen wapen school (a) ** geen enkele keer één keer twee keer meer dan twee keer Vandalisme (a) *** (b) * geen enkele keer één keer twee keer meer dan twee keer bekladden (a) *** (b) * geen enkele keer één keer twee keer meer dan twee keer Verbaal geweld straat (a) *** (b) ** geen enkele keer één keer twee keer meer dan twee keer Vechten straat (a) en (b) *** geen enkele keer één keer twee keer meer dan twee keer Fysiek geweld straat (a) en (b) *** geen enkele keer één keer twee keer meer dan twee keer Afpersen straat (a) *** geen enkele keer één keer twee keer meer dan twee keer Bedreigen wapen straat (a) *** geen enkele keer één keer twee keer meer dan twee keer Inbraak (a) *** geen enkele keer één keer twee keer meer dan twee keer 74.2 (760) 8.0 (82) 5.6 (57) 12.2 (125) 77.9 (798) 9.0 (92) 4.2 (43) 8.9 (91) 83.5 (855) 6.1 (62) 3.4 (35) 7.0 (72) 99.0 (1014) 0.4 (4) / 0.6 (6) 99.3 (1017) 0.3 (3) 0.1 (1) 0.3 (3) 88.5 (906) 4.6 (47) 2.5 (26) 4.4 (45) 77.0 (788) 9.2 (94) 4.1 (42) 9.8 (100) 80.6 (825) 5.7 (58) 3.9 (40) 9.8 (100) 81.5 (835) 7.8 (80) 3.1 (32) 7.5 (77) 89.6 (917) 3.1 (32) 2.5 (26) 4.8 (49) 99.0 (1014) 0.2 (2) 0.1 (1) 0.7 (7) 98.5 (1009) 0.7 (7) 0.1 (1) 0.7 (7) 96.6 (989) 2.1 (21) 0.4 (4) 1.0 (10) 57.7 (101) 10.3 (18) 7.4 (13) 24.6 (43) 63.4 (111) 6.3 (11) 8.6 (15) 21.7 (38) 69.7 (122) 11.4 (20) 3.4 (6) 15.4 (27) 95.4 (167) 1.1 (2) 1.1 (2) 2.3 (4) 97.1 (170) / 0.6 (1) 2.3 (4) 74.3 (130) 6.3 (11) 4.6 (8) 14.9 (26) 62.3 (109) 12.0 (21) 6.9 (12) 18.9 (33) 63.4 (111) 9.7 (17) 6.3 (11) 20.6 (36) 57.7 (101) 8.0 (14) 6.9 (12) 27.4 (48) 68.6 (120) 8.0 (14) 5.1 (9) 18.3 (32) 94.9 (166) 1.7 (3) 1.1 (2) 2.3 (4) 92.0 (161) 4.0 (7) 1.7 (3) 2.3 (4) 89.7 (157) 4.0 (7) 1.7 (3) 4.6 (8) 79.8(512) 8.1(52) 4.8(31) 7.3(47) 86.4(555) 6.7(43) 3.3(21) 3.6(23) 90.5(581) 2.5(16) 3.6(16) 3.4(22) 99.1(636) 0.3(2) 0.3(2) 0.3(2) 99.8(641) / 0.2(1) / 93.6(601) 2.2(14) 1.6(10) 2.6(17) 81.8(525) 8.9(57) 4.7(30) 4.7(30) 84.9(545) 6.5(42) 2.6(17) 5.9(38) 90.3(580) 4.5(29) 1.2(8) 3.9(25) 96.4(619) 0.8(5) 0.9(6) 1.9(12) 99.5(639) 0.5(39) / / 99.5(639) 0.2(1) / 0.3(2) 98.8(634) 0.5(3) 0.3(2) 0.5(3) (*)De verschillen zijn statistisch significant op het niveau: *: p<.05, **: p<.01, ***: p<.001 (a) = Oostende (b) = Sint-Niklaas 71.7(654) 9.0(82) 6.9(63) 12.4(113) 78.0(711) 9.2(84) 4.8(44) 8.0(73) 83.2(759) 6.3(57) 4.4(40) 6.1(56) 98.6(899) 1.1(10) / 0.3(3) 99.5(907) 0.4(4) 0.1(1) / 89.8(819) 3.9(36) 3.3(30) 3.0(27) 76.1(694) 10.2(93) 5.2(47) 8.6(78) 78.0(711) 8.3(76) 4.1(37) 9.6(88) 82.8(755) 6.0(55) 3.9(36) 7.2(66) 88.9(811) 3.9(36) 2.1(19) 5.0(46) 98.8(901) 0.9(8) 0.1(1) 0.2(2) 99.1(904) 0.4(4) 0.1(1) 0.3(3) 97.1(886) 1.8(16) 0.7(6) 0.4(4) 61

72 Uit tabel 14 kunnen we voor beide settings wat het item verbaal geweld school betreft, afleiden dat meer jongeren uit de B-stroom dan jongeren uit de A-stroom, dit al meer dan twee keer deden. Voor Oostende bedraagt dit 24,6% vs. 12,2%. Voor Sint-Niklaas is dit 12,4% vs. 7,3%. Voor het item vechten school merken we voor Oostende dat 8,6% van de jongeren uit de B-stroom dit al twee keer deden. Voor Sint-Niklaas deed 4,8% van de jongeren uit de B-stroom dit al twee keer. Met betrekking tot het item fysiek geweld school stellen we vast dat meer Oostendse jongeren uit de B-stroom dan dezen uit Sint- Niklaas dit al meer dan twee keer deden. Het bedraagt hier 15,4% vs. 6,1%. Wat de concepten afpersen school en bedreiging wapen school betreft, zien we dat de overgrote meerderheid dit nog niet vaak heeft gedaan. Voor Sint-Niklaas zien we zelfs dat 0% van zowel de jongeren uit de B-stroom als de jongeren uit de A-stroom al meer dan twee keer iemand met een wapen hebben bedreigd op school. Voor Oostende zien we dat 4,6% van de jongeren uit de B-stroom al twee keer vandalisme hebben gepleegd en dat 6,9% al twee keer iets hebben beklad. Voor Sint-Niklaas bedraagt dit 3,3% voor het item vandalisme en 5,2% voor het item bekladden. Met betrekking tot het item verbaal geweld straat, merken we dat meer Oostendse jongeren uit de B-stroom dan dezen uit Sint-Niklaas dit al vaker meer dan twee keer deden. Het bedraagt hier 20,6% vs. 9,6%. Wat de items vechten straat en fysiek geweld straat betreffen, zien we dat respectievelijk 6,9% en 5,1% van de Oostendse jongeren uit de B-stroom dit al twee keer deden. Voor de jongens uit Sint-Niklaas is dit respectievelijk 3,9% en 2,1%. Voor beide settings zien we dat de overgrote meerderheid nog nooit iemand heeft afgeperst op straat of iemand heeft bedreigd met een wapen op straat. Ook wat het item inbraak betreft stellen we vast dat de meerderheid dit nog nooit deed. Met betrekking tot het achtergrondkenmerk onderwijsvorm zien we dat alle items statistisch significante resultaten opleveren. Voor Oostende leveren ze allemaal een statistisch significant resultaat op. Voor Sint-Niklaas leveren er slechts 8 items een statistisch significant resultaat op. Het betreft de items verbaal geweld school, vechten school, fysiek geweld school, vandalisme, bekladden, verbaal geweld straat, vechten straat en fysiek geweld straat. Voor deze items kunnen we besluiten dat er wel degelijk een verband is naar onderwijsvorm. 62

73 Besluit laatste-jaarsprevalenties Uit deze beschrijvende analyse valt op dat de spreiding inderdaad afhankelijk is van enkele achtergrondkenmerken. Er is wel degelijk een verschil in daderschap naargelang de achtergrondkenmerken. We hebben gekeken naar het verband van daderschap met geslacht, immigratieachtergrond en onderwijsvorm. Het viel op dat vooral geslacht een meer significant verband heeft met daderschap. Voor de onderwijsvorm geldt dit ook, maar hier is dit verband minder uitgesproken. Opmerkelijk is dat opnieuw het verband met immigratieachtergrond het minst betekenisvol is dan vergeleken met de andere achtergrondkenmerken. Het verband tussen immigratieachtergrond en daderschap is minder betekenisvol dan wordt voorgesteld in de media. Algemeen blijkt uit de gegevens dat jongens vaker dan meisjes dader zijn. Ook blijkt dat leerlingen met een immigratieachtergrond iets vaker dader zijn dan leerlingen met een Belgische achtergrond, maar dit weliswaar niet voor alle items wanneer we naar de laatste-jaarsprevalentie kijken. Bij sommige items blijken leerlingen met Belgische achtergrond vaker dader te zijn, dit is het geval bij de antwoordcategorie twee keer. Verder zagen we dat de leerlingen uit de A-stroom minder vaak dader zijn dan de leerlingen uit de B- stroom. Hierbij zagen we vrij grote verschillen tussen Oostende en Sint-Niklaas. Dit vooral met betrekking tot de antwoordcategorie meer dan twee keer. De percentages voor Oostende liggen hier telkens hoger. 63

74 5.4 Besluit Vooraleer tot het besluit over te gaan, worden eerst nogmaals de beschrijvende onderzoeksvragen weergegeven. We waren geïnteresseerd in de spreiding van zowel daderals slachtofferschap. Daarom was het de bedoeling om na te gaan hoe ongelijk de spreiding is van slachtofferschap en of er eventuele verschillen te bemerken zijn naargelang enkele achtergrondkenmerken (geslacht, immigratieachtergrond en onderwijsvorm). Vervolgens was het de bedoeling om na te gaan hoe ongelijk de spreiding is van daderschap en of er ook hier eventuele verschillen te bemerken zijn naargelang diezelfde achtergrondkenmerken. Tot slot was het de bedoeling om na te gaan of slachtoffers en daders gelijke achtergrondkenmerken delen. Uit de beschrijvende analyses viel op dat de resultaten voor beide settings vrij gelijkaardig zijn. We kunnen besluiten dat de spreiding van zowel slachtoffer- als daderschap onder jongeren wel degelijk ongelijk verdeeld is. We zien dat er inderdaad verschillen te bemerken zijn naargelang geslacht, immigratieachtergrond en onderwijsvorm. Bij alle achtergrondkenmerken kunnen we spreken van een verband hetzij met slachtofferschap, hetzij met daderschap. Bij slachtofferschap enerzijds viel op dat dit verband het meest betekenisvolle resultaten oplevert voor de onderwijsvorm. Voor geslacht is dit iets minder uitgesproken. Voor immigratieachtergrond, zagen we dat dit verband het minst significant is. Bij daderschap anderzijds viel op dat dit het meest betekenisvol is voor geslacht. Voor onderwijsvorm is het verband minder betekenisvol dan bij slachtofferschap het geval was. Ook hier zagen we dat het verband met immigratieachtergrond het minst significante resultaten oplevert. Bovendien kunnen we nu ook bevestigen dat daders en slachtoffers gelijke achtergrondkenmerken delen. Algemeen viel, zowel bij slachtoffer- als bij daderschap, op dat meer jongens dan meisjes slachtoffer en/of dader werden. Voor immigratieachtergrond viel bij slachtofferschap op dat bij de items pesten klasgenoten en fysiek geweld de leerlingen waarvan beide ouders Belgisch zijn iets vaker slachtoffer werden. Wat de ander items betreft waren de leerlingen met immigratieachtergrond vaker het slachtoffer. Voor daderschap daarentegen werden de leerlingen met een immigratieachtergrond bij alle items vaker dader. Maar bij de laatste-jaarsprevalentie hiervan zagen we bij sommige items dat meer Belgische jongeren dit al twee keer deden. Voor onderwijsvorm waren de leerlingen uit de B-stroom al vaker slachtoffer en/of dader geweest dan de leerlingen uit de A-stroom. 64

75 VI. Multivariate analyses 6.1 Inleiding Dit hoofdstuk heeft aandacht voor de relatie tussen dader- en slachtofferschap vanuit het geïntegreerde self-control/lifestyle exposure model. Er wordt vaak gezegd dat daders en slachtoffers gemeenschappelijke achtergrondkenmerken hebben vandaar dat we hier gaan kijken op welke wijze de relatie tussen dader- en slachtofferschap verklaard kan worden. Om deze relatie te verklaren, maken we gebruik van drie verschillende theoretische kenmerken. Met name de achtergrondkenmerken, de zelfcontrole en leefstijlrisico. Leefstijl wordt op twee manieren benaderd, eerst opgesplitst naar haar drie dimensies (de wie-dimensie: delinquente leeftijdsgenoten, de waar-dimensie: ongestructureerde routineactiviteiten en de wat-dimensie: gebruik van alcohol en drugs) en vervolgens gesommeerd in de variabele leefstijlrisico. Er wordt zowel gekeken naar samenhang tussen deze kenmerken (bivariaat en multivariaat) als naar de verklaringskracht die uitgaat van deze kenmerken. De verkennende onderzoeksvragen zijn; Hoe gelijk is de samenhang tussen de covarianten van slachtofferschap en daderschap?, Kunnen de variabelen uit het geïntegreerde self-control/lifestyle exposure model zowel dader- als slachtofferschap te verklaren?. Tot slot wordt ook gekeken naar de aard van de relatie tussen beiden en dit aan de hand van enkele causale modellen. Het doel hierbij is te weten te komen welk model de grootste empirische ondersteuning ondervindt. De toetsende onderzoeksvraag is; Op basis van welke theoretische assumptie (schijnverband, direct effect of een indirect effect) is men het best in staat om de relatie tussen dader- en slachtofferschap te verklaren? 6.2 Covariaten van slachtoffer- en daderschap In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de bivariate samenhang. Hiervoor gaan we na wat de samenhang is tussen de theoretische items en de totale frequentie in slachtofferschap enerzijds en de theoretische items en de totale frequentie in daderschap anderzijds. De samenhang wordt weergegeven aan de hand van volgende tabel. 65

76 TABEL 15: De bivariate correlaties 13 Theoretische items Oostende Variatieschaal Variatieschaal Zelfcontrol routin.activ drugs Ongest. Alcohol, slachtoffer- lifestylerisk Crim vr. daderschap schap Variatieschaal Slachtofferschap 1,320**,211**,176**,144**,131**,080** Variatieschaal daderschap,320** 1,539**,567**,476**,355**,432** Sint-Niklaas Variatieschaal slachtofferschap 1,444**,299**,288**,300**,136**,177** Variatieschaal daderschap,444** 1,498**,555**,460** 352** 386** ** Correlation is significant op het 0.01 niveau (2-tailed). Uit tabel 15 valt eerst en vooral op te merken dat alle correlaties significant zijn op het 1% niveau. Dit zowel wat de samenhang met slachtofferschap als wat de samenhang met daderschap betreft. We zien zowel voor Oostende als Sint-Niklaas dat de samenhang tussen slachtofferschap en daderschap vrij sterk positief is, deze bedraagt voor Oostende 0,320 en voor Sint-Niklaas 0,444. Dit wil zeggen; hoe vaker een jongere het slachtoffer werd van een feit, hoe meer verschillende feiten die respondent ooit gepleegd heeft. Wat de samenhang tussen slachtofferschap en zelfcontrole betreft, zien we voor Oostende een correlatie van 0,211. Voor Sint-Niklaas bedraagt deze 0,299. Dit is matig positief en betekent dat jongeren die een lage zelfcontrole hebben ook vaker slachtoffer worden. Met betrekking tot de samenhang tussen slachtofferschap en leefstijlrisico, zien we voor Oostende een correlatie van 0,176. Voor Sint- Niklaas bedraagt deze 0,288. Dit is een matig positieve samenhang, waarbij we zien dat hoge scores op leefstijlrisico gepaard gaan met hoge scores op slachtofferschap. Wat de samenhang tussen slachtofferschap en criminele vrienden betreft, zien we voor Oostende een correlatie van 0,144. Voor Sint-Niklaas bedraagt deze 0,300. Voor Oostende hebben we te maken met een zwakke positieve samenhang, voor Sint-Niklaas met een matig positieve samenhang. Dit betekent dat jongeren met criminele vrienden een hogere kans lopen op slachtofferschap. 13 Zie bijlage 4 voor de controle op multicollineariteit. 66

77 Met betrekking tot de samenhang tussen slachtofferschap en routineactiviteiten, merken we voor Oostende een correlatie op van 0,131. Voor Sint-Niklaas bedraagt de correlatie 0,136. Dit is een vrij zwakke samenhang en betekent dat jongeren die hun vrije tijd op risicovolle plaatsten doorbrengen een hogere kans lopen op slachtofferschap. Wat de samenhang tussen slachtofferschap en het gebruik van alcohol en drugs betreft, merken we voor Oostende een correlatie op van 0,080. Voor Sint-Niklaas bedraagt deze 0,177. Dit is een vrij zwakke positieve samenhang en betekent dat jongeren die vaak alcohol en drugs consumeren een hogere kans lopen op slachtofferschap. Wat de samenhang tussen daderschap en zelfcontrole betreft, zien we voor Oostende een correlatie van 0,539. Dit is een heel sterk positief verband en betekent dat jongeren die een lage zelfcontrole hebben ook vaker dader worden. Voor Sint-Niklaas bedraagt deze 0,498. Wat het verband met leefstijlrisico betreft, zien we voor Oostende een correlatie van 0,567. Voor Sint-Niklaas is dit 0,555. Ook dit is een sterk positief verband. Jongeren die hoge scores hebben op de gesommeerde schaal leefstijlrisico, scoren ook hoog op daderschap. Wat de samenhang tussen daderschap en criminele vrienden betreft, zien we voor Oostende een correlatie van 0,476. Voor Sint-Niklaas bedraagt deze 0,460. Dit is een sterk positieve samenhang. Dit betekent dat jongeren met criminele vrienden een hogere kans lopen op daderschap. Met betrekking tot de samenhang tussen daderschap en routineactiviteiten, merken we voor Oostende een correlatie op van 0,355. Voor Sint-Niklaas bedraagt de correlatie 0,352. Dit is een vrij sterke positieve samenhang en betekent dat jongeren die hun vrije tijd op risicovolle plaatsten doorbrengen een hogere kans lopen op daderschap. Wat de samenhang tussen daderschap en het gebruik van alcohol en drugs betreft, merken we voor Oostende een correlatie op van 0,432. Voor Sint-Niklaas bedraagt deze 0,386. Dit is een matige positieve samenhang en betekent dat jongeren die vaak alcohol en drugs consumeren een hogere kans lopen op daderschap. Hieruit blijkt dat de samenhang tussen slachtofferschap en daderschap gelijk is. We zien dat de correlatiecoëfficiënten voor alle theoretische items zowel bij slachtoffer- als daderschap dezelfde richting hebben. Met ander woorden wanneer een item een positieve samenhang heeft met slachtofferschap, is dit ook zo voor daderschap. Verder zien we dat de correlaten zowel met dader- als slachtofferschap samenhangen, maar dat de correlaties voor slachtofferschap steeds iets lager zijn. De samenhang tussen de theoretische items en daderschap is dus iets groter dan dit bij slachtofferschap het geval is. 67

78 Tot slot zien we voor beide settings, dat leefstijlrisico bij daderschap het sterkte effect heeft. Wanneer we bij daderschap kijken naar de drie dimensies apart, blijkt zowel voor Oostende als Sint-Niklaas dat zelfcontrole het sterkste effect heeft. Met betrekking tot slachtofferschap gaat het sterkste effect wat Oostende betreft, uit van zelfcontrole. Voor Sint-Niklaas is dit ook zo, maar wanneer we opnieuw kijken naar de drie dimensies apart, zien we dat het sterkste effect uitgaat van criminele vrienden. 6.3 Verklarende analyse van slachtoffer- en daderschap In deze paragraaf wordt gekeken welk van de theoretische items het sterkste effect heeft en of ze in staat zijn om slachtofferschap en daderschap te verklaren. We bestuderen de invloed van de theoretische items a.d.h.v. een regressieanalyse, nl. de bloksgewijze regressie. Hierbij worden in blok de onafhankelijke variabelen ingevoerd, de volgorde waarmee dit gebeurt wordt ingegeven door de theoretische assumpties die in het tweede hoofdstuk werden weergegeven. De effectparameters die worden weergegeven zijn de gestandaardiseerde richtingscoëfficienten (bèta). De evaluatie van het model gebeurt daarentegen aan de hand van de determinantiecoëfficient (adjusted R²) en de verandering in de determinantiecoëfficient. Tussen de theoretische items wordt er ook een samenhang verondersteld zoals hierboven ook bevestigd werd, daarom moet men vooraleer aan de analyse te beginnen eerst een controle op mulicollineariteit uitgevoeren 14. In onderstaande tabel worden de Bèta-waarden van de verschillende theoretische items naar slachtofferschap en daderschap weergegeven. 14 Dit is nodig om te weten of de onafhankelijke variabelen wel in een meervoudige regressieanalyse mogen gebruikt worden. Indien de corelatie hoger is dan 0,8 dan mag men ze niet samen in een regressieanalyse gebruiken, de beide variabelen kunnen dan immers nog nauwelijks van elkaar onderscheiden worden. Maar dit blijkt in deze studie geen enkel probleem te zijn. (Zie bijlage 4) 68

79 TABEL 16: Bloksgewijze regressie analyse : Oostende en Sint-Niklaas Onafhankelijke variabelen Achtergrond kenm. geslacht Variatieschaal slachtofferschap Bèta waarden Variatieschaal daderschap Bèta waarden Model 1 Model 2 Model 3 Model 1 Model 2 Model 3 O SN O SN O SN O SN O SN O SN,120***,226 ***,095**,187 ***,097**,098(b)**,172***,176***(b),243***,304 ***,181***,238***,187***,197***(b),210 ***,208***(b) Immigratieachtergr. -,057*,065 ** -,048,056* -,043 -,044(b),053 *,052* (b) -,072*,121 *** -,047,110 *** -,024 -,027(b),099***,094 (b) *** Econom.depriv. -,012,004 -,010 -,005 -,010 Gezin.struct. -,084**,135 *** -,049,110*** -,044 -,045(b),000 -,007(b),008,015,013,000,101 *** -,161***,075 ** -,073**,030 -,003 -,011(b) -,043 -,051(b) -,005 -,008(b),002,005(b) Onderwijsvorm -,112*** -,154 *** -,084** -,158 *** -,072* -,062(b) -,151*** -,148***(b) -,205*** -,082 *** -,135*** -,092 *** -,067 -,079*(b) -,065 *** -,070***(b) Intrapers. Mechanisme zelfcontrole.,195***,255***,160**,161***(b),186***,196***(b),485***,451***,331***,308***(b),291***,296***(b) Crim.vr,055,189***,233***,222*** Alcohol, drugs,007,030,237***,195*** Ongestruc.routin.activ,052 -,020,104***,109*** Situation. Mechanisme (b) lifestylerisk,085**(b),143***(b),384***(b),379***(b) Adj. R square,037,113,071,175,075,076(b),206,191(b),143,131,359,328,507,473(b),446,442(b) R square Change *** *** *** *** **(b) *** *** *** *** *** *** *** (*) p<,05*= p<,01**= p<,001*** (b) = Bloksgewijze regressie met lifestylerisk als onafhankelijke variabele i.p.v. criminele vrienden, ongestructureerde routineactiviteiten en alcohol, drugs. 69

80 Zoals afgeleid kan worden uit tabel 16, zien we dat in model 1 de achtergrondkenmerken voor Oostende slechts 3,7% van de verschillen in slachtofferschap en 14,3% van de verschillen in daderschap verklaren. Voor Sint-Niklaas zien we dat de achtergrondkenmerken 11,3% van de verschillen in slachtofferschap en 13,1% van de verschillen in daderschap verklaren. De netto-effecten van geslacht, immigratieachtergrond, gezinsstructuur en onderwijsvorm zijn significant, maar voor economische deprivatie is dit niet het geval. In deze pagraaf worden enkel de significante effecten besproken. Wat Oostende betreft, zien we voor slachtofferschap dat geslacht een significant positief zwak effect (β = 0,120; p = 0,001) heeft. Voor daderschap zien we een positief matig effect (β = 0,243; p = 0,001). Voor Sint-Niklaas merken we voor slachtofferschap dat geslacht een positief matig effect heeft (β = 0,226; p = 0,001). Ook voor daderschap zien we een positief matig effect (β = 0,304; p = 0,001). Dit houdt in dat jongens vaker slachtoffer en/of dader worden dan meisjes. Wat Oostende betreft, stellen we voor slachtofferschap vast dat immigratieachtergrond een niet substantieel negatief effect (β = -0,057; p = 0,05) heeft. Ook voor daderschap zien we een niet substantieel negatief effect (β = -0,072; p = 0,05). Voor Sint-Niklaas merken we voor slachtofferschap dat immigratieachtergrond een niet substantieel positief effect heeft (β = 0,065; p = 0,01). Voor daderschap is dit een positief zwak effect (β = 0,121; p = 0,001). 15 Dit houdt in dat jongeren met een immigratieachtergrond vaker slachtoffer en/of dader worden. Wat Oostende betreft, zien we voor slachtofferschap dat gezinsstructuur een niet substantieel negatief effect heeft (β = -0,084; p = 0,01). Voor daderschap zien we een negatief zwak effect (β = -0,161; p = 0,001). Voor Sint-Niklaas merken we voor slachtofferschap dat gezinsstructuur een positief zwak effect heeft (β = 0,135; p = 0,001). Voor daderschap zien we een positief zwakker effect (β = 0,075; p = 0,01). 16 Dit houdt in dat jongeren die in een eenoudergezin wonen vaker slachtoffer en/of dader worden. Wat Oostende betreft, zien we voor slachtofferschap dat onderwijsvorm een negatief zwak effect heeft (β = -0,112; p = 0,01). Voor daderschap zien we een negatief matig effect (β = - 0,205; p = 0,001). Voor Sint-Niklaas merken we voor slachtofferschap dat onderwijsvorm een negatief zwak effect heeft (β = -0,154; p = 0,001). Voor daderschap is dit een niet substantieel 15 Het effect van immigratieachtergrond voor Oostende is negatief, omdat deze variabele op een andere manier werd gecodeerd dan bij Sint-Niklaas het geval is. Bij Oostende is code 1= beide ouders Belg, maar bij Sint- Niklaas is code 1= immigratieachtergrond. 16 Idem voor Gezinsstructuur. Bij Oostende is code 1= beide ouders samen, maar bij Sint-Niklaas is code 1= eenoudergezin. 70

81 negatief effect (β = -0,082; p = 0,001). Dit houdt in dat jongeren uit de A-stroom minder vaak slachtoffer en/of dader worden. Het introduceren van zelfcontrole in model 2 zorgt voor een significante toename in de verklaringskracht van het model. Nu zien we voor Oostende dat dit model een verklaringskracht heeft van 7,1% voor de verschillen in slachtofferschap en 35,9% voor de verschillen in daderschap. Voor Sint-Niklaas verklaart dit model 17,5% van de verschillen in slachtofferschap en 32.8% van de verschillen in daderschap. Wat Oostende betreft, zien we voor slachtofferschap en daderschap dat de effecten van de achtergrondkenmerken gereduceerd worden. Voor slachtofferschap hebben enkel geslacht en onderwijsvorm nog een significant netto-effect. Voor daderschap hebben geslacht, gezinsstructuur en onderwijsvorm een significant netto-effect. Voor slachtofferschap stellen we vast dat zelfcontrole een positief zwak effect heeft (β = 0,195; p = 0,001). Voor daderschap is dit effect beduidend hoger, zelfcontrole heeft hier een positief sterk effect (β = 0,485; p = 0,001). Ook voor Sint-Niklaas zien we dat de effecten van de achtergrondkenmerken gereduceerd worden. Maar hier blijven ze voor slachtofferschap wel allen een significant netto-effect hebben. Voor daderschap hebben enkel geslacht, immigratieachtergrond en onderwijsvorm een significant netto-effect. Voor slachtofferschap stellen we vast dat zelfcontrole een positief matig effect heeft (β = 0,255; p = 0,001). Voor daderschap is dit effect beduidend hoger, zelfcontrole heeft hier een positief sterk effect (β = 0,451; p = 0,001). Dit houdt in dat jongeren met een lage zelfcontrole vaker dader en/of slachtoffer worden. Zelfcontrole is dus een modererende variabele voor de effecten van achtergrondkenmerken. Vervolgens werd leefstijl toegevoegd in model 3. In eerste instantie werden de drie dimensies van leefstijl toegevoegd, in tweede instantie werd leefstijlrisico (zie de (b) s in de tabel) toegevoegd. Dit om het verschil tussen de aparte dimensies en de gesommeerde schaal te kunnen zien. Door toevoeging van deze variabele zien we dat het effect van de achtergrondkenmerken verder gereduceerd wordt en dat ook het effect van zelfcontrole wordt gereduceerd. Behalve bij Oostende, daar zien we dat het effect van geslacht terug toeneemt. Verder zien we dat de verklaringskracht voor dit model opnieuw significant toegenomen is. Nu zien we voor Oostende dat dit model een verklaringskracht heeft van 7,5% en 7,6% (b) voor de verschillen in slachtofferschap en 50,7% en 47,3% (b) voor de verschillen in daderschap. Voor Sint-Niklaas verklaart dit model 20,6% en 19,1% (b) van de verschillen in 71

82 slachtofferschap en 44,6% en 44,2% (b) van de verschillen in daderschap. Wat Oostende betreft, zien we voor slachtofferschap dat criminele vrienden geen significant effect heeft. Voor daderschap daarentegen zien we een significant positief matig effect (β = 0,233; p = 0,001). Voor Sint-Niklaas merken we voor slachtofferschap dat criminele vrienden een positief zwak effect heeft. (β = 0,186; p = 0,001). Voor daderschap is dit een positief matig effect (β = 0,222; p = 0,001). Dit houdt in dat het hebben van criminele vrienden een hoger risico inhoudt op slachtoffer- en/of daderschap. Wat Oostende betreft, zien we voor slachtofferschap dat het gebruik van alcohol en drugs geen significant effect heeft. Voor daderschap daarentegen zien we een significant positief matig effect (β = 0,237; p = 0,001). Voor Sint-Niklaas merken we voor slachtofferschap dat het gebruik van alcohol en drugs geen significant effect heeft. Voor daderschap daarentegen zien we een significant positief zwak effect (β = 0,195; p = 0,001). Dit houdt in dat het gebruik van alcohol en drugs het risico op slachtoffer- en/of daderschap verhoogt. Wat Oostende betreft, zien we voor slachtofferschap dat ongestructureerde routineactiviteiten geen significant effect hebben. Voor daderschap daarentegen zien we een significant positief zwak effect (β = 0,104; p = 0,001). Voor Sint-Niklaas merken we voor slachtofferschap dat ongestructureerde routineactiviteiten geen significant effect hebben. Voor daderschap daarentegen zien we een significant positief zwak effect (β = 0,109; p = 0,001). Dit houdt in dat wanneer men zijn vrije tijd op risicovolle plaatsen doorbrengt, men een hoger risico loopt op slachtoffer- en/of daderschap. Wat Oostende betreft, zien we voor slachtofferschap dat leefstijlrisico een niet substantieel positief effect heeft (β = 0,085; p = 0,01). Voor daderschap is dit een positief sterk effect (β = 0,384; p = 0,001). Voor Sint-Niklaas merken we voor slachtofferschap dat leefstijlrisico een positief zwak effect heeft (β = 0,143; p = 0,001). Voor daderschap is dit een positief sterk effect (β = 0,379; p = 0,001). Hieruit kunnen we besluiten dat de verschillende modellen op zich globaal bekeken iets meer verschillen in daderschap verklaren dan dat ze verschillen in slachtofferschap verklaren. Verder zien we voor Oostende wat slachtofferschap betreft, dat het sterkste effect uitgaat van het item zelfcontrole. Voor Sint-Niklaas is dit ook zo, maar wanneer we kijken naar de drie aparte dimensies van leefstijl, zien we dat het sterkste effect uitgaat van criminele vrienden. Het sterkste effect bij daderschap gaat in beide settings uit van leefstijlrisico. Wanneer we opnieuw kijken naar de drie dimensies apart, blijkt voor beide settings dat zelfcontrole het sterkste effect heeft. 72

83 6.4 Relatie tussen slachtoffer- en daderschap In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de verklaringskracht die uitgaat van de verschillende causale modellen die in de analyse werden betroken Spurieuze relatie Hier wordt nagegaan of er een spurieus verband is tussen daderschap en slachtofferschap. Met andere woorden kijken we of er een gemeenschappelijke oorzaak is nl. leefstijl die zowel dader- als slachtofferschap kan verklaren. Dit doen we aan de hand van de partiële correlatie. We hebben dit gedaan voor de verschillende items. Eerst enkel voor leefstijlrisico en ook eens voor de drie dimensies afzonderlijk en vervolgens ook voor de achtergrondkenmerken en zelfcontrole TABEL 17: Partiële correlatie Oostende Sint-Niklaas Controlerende Variabelen Variatieschaal slachtofferschap Lifestylerisk,283***,357*** Variatieschaal daderschap lifestylerisk & geslacht & immigratieachtergr & SES & gezinstruct & A_stroom,287***(b),258***,350***(b),303*** Variatieschaal daderschap,263***(b),295***(b) lifestylerisk & geslacht & immigratieachtergr & SES & gezinstruct & A_stroom & zelfcontrole,225***,232***(b) Variatieschaal daderschap,262***,258***(b) (*) Significantie (2-tailed) p<,001*** (b) = Bloksgewijze regressie met lifestylerisk als onafhankelijke variabele i.p.v. criminele vrienden, ongestructureerde routineactiviteiten en alcohol, drugs. Zoals we uit tabel 17 kunnen afleiden, zien we dat de correlatie tussen de totale frequentie in slachtofferschap en de totale frequentie in daderschap blijft bestaan onder de controle van de hierboven vernoemde variabelen. Aangezien er een significant netto effect is, kunnen we dan ook met zekerheid zeggen dat we in geen geval te maken hebben met een schijnverband. Dus de interpretatie die door criminologen het meest wordt gegeven aan de theorie die de relatie tussen dader- en slachtofferschap verklaart, blijkt niet te kloppen. 73

84 6.4.2 (In)directe rol van slachtofferschap bij de verklaring van daderschap In deze paragraaf wordt gekeken of er ondersteuning is voor een (in)direct effect. Met andere woorden of het effect van leefstijlrisico en zelfcontrole op daderschap eventueel indirect verloopt via slachtofferschap. Zie figuur 4 voor de visuele verduidelijking. We gaan de invloed van de verschillende theoretische items, na toevoeging van slachtofferschap op daderschap, na. We willen weten of de toevoeging van slachtofferschap een meerwaarde biedt tegenover een statistisch model waarin deze variabele niet figureert. Om dit te toetsen maken we gebruik van een bloksgewijze regressieanalyse. Hierbij worden in blok de onafhankelijke variabelen ingevoerd, de volgorde waarmee dit gebeurt wordt ingegeven door de theoretische assumpties die in het tweede hoofdstuk werden weergegeven. De effectparameters die worden weergegeven zijn de gestandaardiseerde richtingscoëfficienten (bèta). De evaluatie van het model gebeurt aan de hand van de determinantiecoëfficient (adjusted R²) en de verandering in de determinantiecoëfficient (R² change). Figuur 4: Effect van slachtofferschap op daderschap (in)direct effect Lifestyle/self-control Offending victimisation 74

85 TABEL 18: Bloksgewijze regressie analyse daderschap Oostende en Sint-Niklaas Onafhankelijke variabelen Variatieschaal daderschap Bèta waarden Model 1 Model 2 Model 3 Model4 O SN O SN O SN O SN Achtergrond kenm. geslacht,243***,305 ***,181***,237***,187***,197***(b),212***,209***(b),81***(b),175 ***,170***(b) Immigratieachtergr. -,066*,119 *** -,041,105 *** -,020 -,022(b),096 ***,091***(b) -,012 -,014,085 ***,080***(b) Econom.depriv.,005,008,010 -,006 -,005 -,004(b) -,011 -,015(b) -,003 -,010(b) -,012 -,014(b) Gezin.struct. -,154***,080 ** -,065*,036*,038 -,045(b),007,010(b) 30 -,037(b) -,014 -,011(b) Onderwijsvorm -,200*** -,083 *** -,131*** -,093 *** -,064 -,075(b) -,063 ** -,069(b)** -,052 -,063* -,030 *** -,037***(b) Intrapers. Mechanisme zelfcontrole,487***,447***,333***,331***(b),288***,292 ***(b),306***,304***(b),248***,250***(b) Crim.vr,233***,215***,223***,174*** Alcohol, drugs,235***,205***,233***,198*** Ongestruct.routin.. activ.,106***,108***,097***,114*** Situation. Mechanisme lifestylerisk,384***(b),380***(b),370***(b),349***(b) Variatieschaal slachtofferschap Adj. R square,136,133,354,326,502,469(b),445,441(b),170***,528,495(b),215***,218***(b),482,479(b) R square Change *** *** *** *** *** *** *** *** (*) p<,05*= p<,01**= p<,001*** (b) = Bloksgewijze regressie met lifestylerisk als onafhankelijke variabele i.p.v. criminele vrienden, ongestructureerde routineactiviteiten en alcohol, drugs. Zoals uit tabel 18 blijkt, zien we dat de achtergrondkenmerken uit model 1 slechts een beperkte verklaringskracht hebben. Voor Oostende zien we dat dit model slechts 13,6% van de verschillen in daderschap verklaart. Voor Sint-Niklaas bedraagt dit 13,3%. De nettoeffecten van geslacht, immigratieachtergrond, gezinsstructuur en onderwijsvorm zijn significant, maar voor economische deprivatie is dit niet het geval. Ook in deze pagraaf worden enkel de significante effecten besproken. Voor Oostende zien we dat geslacht een positief matig effect heeft (β = 0,243; p = 0,001). Voor Sint-Niklaas is dit een positief sterk effect (β = 0,305; p = 0,001). Voor Oostende zien we dat immigratieachtergrond een niet substantieel negatief effect heeft (β = -0,066; p = 75

86 0,05). Voor Sint-Niklaas is dit een positief zwak effect (β = 0,119; p = 0,001). 17 Wat Oostende betreft, zien we voor gezinsstructuur een negatief zwak effect (β = -0,154; p = 0,001). Voor Sint-Niklaas zien we een niet substantieel positief effect (β = 0,080; p = 0,001). 18 Voor Oostende zien we dat onderwijsvorm een negatief matig effect heeft (β = -0,200; p = 0,001). Voor Sint-Niklaas is dit een niet substantieel negatief effect. (β = 0,083; p = 0,001). Wanneer we zelfcontrole introduceren in model 2 zien we dat er een significante stijging is in de verklaringskracht. Voor Oostende stellen we vast dat 35,4% van de verschillen in daderschap verklaard worden door dit model. Voor Sint-Niklaas verklaart dit model 32,6% van de verschillen in daderschap. De effecten van geslacht, immigratieachtergrond, familiestructuur en onderwijsvorm blijven significant maar worden wel zwakker. Dit wijst erop dat zelfcontrole een modererende variabele is voor de effecten van achtergrondkenmerken. Voor Oostende zien we dat zelfcontrole een positief sterk effect heeft (β = 0,487; p = 0,001). Ook voor Sint-Niklaas is dit een positief sterk effect (β = 0,447; p = 0,001). Vervolgens werd leefstijl toegevoegd in model 3. In eerste instantie werden de drie dimensies van leefstijl toegevoegd, in tweede instantie werd leefstijlrisico (zie de (b) s in de tabel) toegevoegd. Dit om het verschil tussen de aparte dimensies en de gesommeerde schaal te kunnen zien. Door toevoeging van deze variabele zien we dat de verklaringskracht voor dit model opnieuw significant toegenomen is. Voor Oostende zien we dat dit model 50,2% en 46,9% (b) van de verschillen in daderschap verklaart. Voor Sint-Niklaas verklaart dit model 44,5% en 44,1% (b) van de verschillen in daderschap. Verder zien we dat het effect van de achtergrondkenmerken opnieuw sterk gereduceerd wordt, de variabelen hebben nu een te klein netto-effect om inhoudelijk een rol te kunnen spelen. Behalve bij Oostende, daar zien we dat het effect van geslacht terug toeneemt. Ook het effect van zelfcontrole wordt gereduceerd. Voor Oostende zien we dat criminele vrienden een positief matig effect heeft (β = 0,233; p = 0,001). Ook voor Sint-Niklaas is dit een positief matig effect. (β = 0,215; p = 0,001). Voor Oostende zien we dat het gebruik van alcohol en drugs een positief matig effect heeft (β = 17 Het effect van immigratieachtergrond voor Oostende is negatief, omdat deze variabele op een andere manier werd gecodeerd dan bij Sint-Niklaas het geval is. Bij Oostende is code 1= beide ouders Belg, maar bij Sint- Niklaas is code 1= immigratieachtergrond. 18 Idem voor Gezinsstructuur. Bij Oostende is code 1= beide ouders samen, maar bij Sint-Niklaas is code 1= eenoudergezin. 76

87 0,235; p = 0,001). Ook voor Sint-Niklaas is dit een positief matig effect (β = 0,205; p = 0,001). Voor Oostende zien we dat routineactiviteiten een positief zwak effect heeft (β = 0,106; p = 0,001). Ook voor Sint-Niklaas is dit een positief zwak effect (β = 0,108; p = 0,001). Wat Oostende betreft, zien we dat leefstijlrisico een positief sterk effect heeft (β = 0,384; p = 0,001). Ook voor Sint-Niklaas is dit zo (β = 0,380; p = 0,001). Leefstijlrisico heeft dus het sterkste effect. Tot slot wordt in model 4 de totale frequentie in slachtofferschap toegevoegd. Opnieuw stellen we vast dat de verklaringskracht toeneemt. Voor Oostende zien we dat dit model 52.8% en 49,5% (b) van de verschillen in daderschap verklaart. Voor Sint-Niklaas verklaart dit model 48,2% en 47,9% (b) van de verschillen in daderschap. Maar anderzijds stellen we vast dat de toevoeging van dit item, de netto-effecten van de vorige variabelen slechts heel licht doet verminderen. Voor Oostende zien we dat de totale frequentie in slachtofferschap een positief zwak effect heeft (β = 0,170; p = 0,001). Voor Sint-Niklaas is dit een positief matig effect (β = 0,215; p = 0,001) en (β = 0,218 (b) ; p = 0,001). We stellen vast dat het netto-effect van de totale frequentie in slachtofferschap niet het sterkste is in dit model! De effecten van zelfcontrole en leefstijlrisico zijn beduidend hoger. Voor Oostende heeft zelfcontrole een netto-effect van (β = 0,306; p = 0,001) en (β = 0,304 (b) ; p = 0,001). Leefstijlrisico heeft een netto-effect van (β = 0,370; p = 0,001). Ook twee van de drie dimensies van leefstijl hebben een hoger nettoeffect. Zowel criminele vrienden (β = 0,223; p = 0,001) als het gebruik van alcohol en drugs (β = 0,233; p = 0,001) hebben een hoger netto-effect. Voor Sint-Niklaas heeft zelfcontrole een netto-effect van (β = 0,248; p = 0,001) en (β = 0,250 (b) ; p = 0,001). Leefstijlrisico heeft een netto-effect van (β = 0,349; p = 0,001). Hieruit kunnen we besluiten dat leefstijl een direct effect heeft op daderschap. We zien dat de toevoeging van slachtofferschap er niet voor zorgt dat dit voor een deel indirect zou verlopen. Kortom zowel zelfcontrole, leefstijl als slachtofferschap verklaren daderschap. 77

88 6.4.3 (In)directe rol van daderschap bij de verklaring van slachtofferschap Vervolgens wordt gekeken of er ondersteuning is voor een (in)direct effect. Met andere woorden of het effect van leefstijlrisico en zelfcontrole op slachtofferschap eventueel indirect verloopt via daderschap. Zie figuur 5 voor de visuele verduidelijking. Hiervoor gaan we de invloed van de verschillende theoretische items met toevoeging van de variabele totaal daderschap na op slachtofferschap. Ook hier willen we weten of de toevoeging van deze variabele een meerwaarde biedt tegenover een statistisch model waarin deze variabele niet figureert. Figuur 5: Effect van daderschap op slachtofferschap. (in)direct effect lifestyle/self-control victimization offending 78

89 TABEL 19: Bloksgewijze regressie analyse slachtofferschap Oostende en Sint-Niklaas Onafhankelijke variabelen Totaal slachtofferschap Bèta-waarden Model 1 Model 2 Model 3 Model 4 O SN O SN O SN O SN Achtergrond kenm. geslacht,117***,227 ***,093**,189 ***,095**,096(b)**,175 ***,178***(b),036,038(b),110 ***,112***(b) Immigratieachtergr. -,060,064 * -,050,056* -,045 -,046(b),051*,050*(b) -,039,022 Econom. depriv. -,013,007 -,011,000 -,012,004 -,004(b) -,012 -,014(b),007,001(b) Fam.struct. -,088*,133 *** -,053,108*** -,048,099 ***,098***(b) -,036 -,035(b),096 ***,095***(b) Onderwijsvorm -,111** -,153 *** -,084* -,159 *** -,071 -,151 *** -,150***(b) -,051 -,049(b) -,132 *** -,128***(b) Intrapers. Mechanisme zelfcontrole,192***,253 ***,158***,184 ***,193***(b),053,060(b),095***,101***(b) Crim.vr.,055,192*** -,019,126*** Alcohol, drugs,007,033 -,067 -,030 Ongestruct.routin.activ.,052 -,026,018 -,059 Situation. Mechanisme,084*(b) -,030 (b),145 ***(b) lifestylerisk,025(b) Tot. daderschap,317***,297***(b),308***,315***(b) Adj. R square,034,113,070,174,074,075(b),206,190(b),123,121(b) R square Change *** *** *** *** * *** *** ***,258,245(b) (*) p<,05*= p<,01**= p<,001*** (b) = Bloksgewijze regressie met lifestylerisk als onafhankelijke variabele i.p.v. criminele vrienden, ongestructureerde routineactiviteiten en alcohol, drugs. Uit tabel 19 kunnen we afleiden dat de achtergrondkenmerken uit model 1 slechts een beperkte verklaringskracht hebben. Voor Oostende zien we dat dit model slechts 3,7% van de verschillen in slachtofferschap verklaart. Voor Sint-Niklaas bedraagt dit 11,3%. De nettoeffecten van geslacht, immigratieachtergrond, gezinsstructuur en onderwijsvorm zijn significant, maar voor economische deprivatie is dit niet het geval. Ook in deze pagraaf worden enkel de significante effecten besproken. 79

90 Voor Oostende zien we dat geslacht een positief zwak effect heeft (β = 0,117; p = 0,001). Voor Sint-Niklaas is dit een positief matig effect (β = 0,227; p = 0,001). Voor Oostende zien we dat immigratieachtergrond geen significant effect heeft. Voor Sint-Niklaas is dit een niet substantieel positief effect (β = 0,064; p = 0,05). Wat Oostende betreft, zien we voor gezinsstructuur een niet substantieel negatief effect (β = -0,088; p = 0,05). Voor Sint-Niklaas zien we een positief zwak effect (β = 0,133; p = 0,001). 19 Voor Oostende zien we dat onderwijsvorm een negatief zwak effect heeft (β = -0,111; p = 0,001). Ook voor Sint-Niklaas is dit een negatief zwak effect. (β = 0,083; p = 0,001). Wanneer we zelfcontrole introduceren in model 2 zien we dat er een significante stijging is in de verklaringskracht. Voor Oostende stellen we vast dat 7% van de verschillen in slachtofferschap verklaard worden door dit model. Voor Sint-Niklaas verklaart dit model 17,4% van de verschillen in slachtofferschap. De effecten van geslacht, immigratieachtergrond, familiestructuur en onderwijsvorm blijven significant maar worden wel zwakker. Dit wijst erop dat zelfcontrole een modererende variabele is voor de effecten van achtergrondkenmerken. Voor Oostende zien we dat zelfcontrole een positief zwak effect heeft (β = 0,192; p = 0,001). Voor Sint-Niklaas is dit een positief matig effect (β = 0,253; p = 0,001). Vervolgens werd leefstijl toegevoegd in model 3. In eerste instantie werden de drie dimensies van leefstijl toegevoegd, in tweede instantie werd leefstijlrisico (zie de (b) s in de tabel) toegevoegd. Dit om het verschil tussen de aparte dimensies en de gesommeerde schaal te kunnen zien. Door toevoeging van deze variabele zien we dat de verklaringskracht voor dit model opnieuw significant toegenomen is. Voor Oostende zien we dat dit model 7,4% en 7,5% (b) van de verschillen in slachtofferschap verklaart. Voor Sint-Niklaas verklaart dit model 20,6% en 19% (b) van de verschillen in slachtofferschap. Verder zien we dat het effect van de achtergrondkenmerken opnieuw gereduceerd wordt. Behalve bij Oostende, daar zien we dat het effect van geslacht terug toeneemt. Ook het effect van zelfcontrole wordt gereduceerd. Voor Oostende zien we dat criminele vrienden geen significant effect heeft. Voor Sint- Niklaas heeft criminele vrienden wel een positief zwak effect. (β = 0,192; p = 0,001). Voor 19 Idem voor Gezinsstructuur. Bij Oostende is code 1= beide ouders samen, maar bij Sint-Niklaas is code 1= eenoudergezin. 80

91 beide settings zien we dat het gebruik van alcohol en drugs geen significant effect heeft. Ook voor routineactiviteiten merken we in beide settings dat er geen significant effect is. Wat Oostende betreft, zien we dat leefstijlrisico een positief zwak effect heeft (β = 0,084; p = 0,001). Ook voor Sint-Niklaas is dit zo (β = 0,145; p = 0,001). Tot slot wordt in model 4 de totale frequentie in daderschap toegevoegd. Opnieuw stellen we vast dat de verklaringskracht toeneemt. Voor Oostende zien we dat dit model 12.3% en 12,1% (b) van de verschillen in slachtofferschap verklaart. Voor Sint-Niklaas verklaart dit model 25,8% en 24,5% (b) van de verschillen in slachtofferschap. Maar anderzijds stellen we vast dat de toevoeging van dit item, de netto-effecten van de vorige variabelen wel heel sterk doet verminderen. Voor Oostende zien we dat de totale frequentie in daderschap een positief sterk effect heeft (β = 0,317; p = 0,001) en (β = 0,297 (b) ; p = 0,001). Ook voor Sint-Niklaas is dit het geval (β = 0,308; p = 0,001) en (β = 0,315 (b) ; p = 0,001). We stellen vast dat het netto-effect van de totale frequentie in daderschap het sterkste is in dit model! De effecten van zelfcontrole en leefstijlrisico zijn beduidend lager. Voor Oostende heeft zelfcontrole een netto-effect van (β = 0,053; p = 0,001) en (β = 0,060 (b) ; p = 0,001). Leefstijlrisico heeft een netto-effect van (β = 0,030; p = 0,001). Slechts één van de drie dimensies van leefstijl heeft een lager nettoeffect, met name criminele vrienden (β = -0,019; p = 0,001) Voor Sint-Niklaas heeft zelfcontrole een netto-effect van (β = 0,095; p = 0,001) en (β = 0,101 (b) ; p = 0,001). Leefstijlrisico heeft een netto-effect van (β = 0,025; p = 0,001). Ook hier heeft criminele vrienden een lager netto-effect (β = 0,126; p = 0,001) Hieruit kan afgeleid worden dat het totale daderschap veel dichter staat bij de verklaring van de individuele verschillen in slachtofferschap dan de overige variabelen waarvoor gecontroleerd wordt. We zien dat de effecten van zelfcontrole en leefstijlrisico verdwijnen onder controle van daderschap, daderschap heeft het sterkste effect. Dit is weliswaar minder het geval voor de drie aparte dimensies van leefstijl. We kunnen concluderen dat de effecten van zelfcontrole en leefstijl op slachtofferschap indirect verloopt via daderschap. 81

92 6.4.4 Besluit multivariate analyses Uit het voorgaande kunnen we besluiten dat er geen schijnverband is tussen dader- en slachtofferschap. Dit wil zeggen dat er geen gemeenschappelijke oorzaak is die de samenhang verklaart. Vervolgens kunnen we besluiten dat achtergrondkenmerken vooral een indirect effect hebben op zowel daderschap als slachtofferschap. Zelfcontrole en leefstijl staan het dichtst bij de verklaring van zowel daderschap als slachtofferschap. Opmerkelijk is dat niet alleen leefstijlrisico van belang is, opgesplitst blijkt dat alle dimensies van leefstijl belangrijk zijn. Bij daderschap zagen we dat zelfcontrole en zowel leefstijlrisico als de drie aparte dimensies van leefstijl, een direct effect hebben op de variatieschaal daderschap. De toevoeging van slachtofferschap zorgt er immers niet voor dat de effecten van zelfcontrole en leefstijlrisico sterk verminderen. Verder bleek dat het effect van zelfcontrole en leefstijlrisico op slachtofferschap niet volledig direct verloopt wanneer we daderschap toevoegen. Hieruit kan afgeleid worden dat daderschap veel dichter staat bij de verklaring van individuele verschillen in slachtofferschap dan de overige variabelen waarvoor gecontroleerd werd. 6.5 Besluit en discussie omtrent de relatie tussen dader- en slachtofferschap Op basis van deze studie kunnen we concluderen dat wat de bivariate samenhang betreft, de correlaten voor daderschap telkens iets hoger zijn dan voor slachtofferschap. Dat wil zeggen dat de samenhang tussen de theoretische items en daderschap iets sterker is dan dit bij slachtofferschap het geval is. Bij de verklarende analyse zien we dat de verschillende modellen op zich globaal bekeken veel meer van de verschillen in daderschap verklaren dan dat ze verschillen in slachtofferschap verklaren. Hieruit kunnen we concluderen dat de theoretische items beter in staat zijn om daderschap te verklaren dan dat ze in staat zijn om slachtofferschap te verklaren. Verder zien we voor Oostende wat slachtofferschap betreft, dat het sterkste effect uitgaat van het item zelfcontrole. Voor Sint-Niklaas is dit ook zo, maar wanneer we kijken naar de drie aparte dimensies van leefstijl, zien we dat het sterkste effect uitgaat van criminele vrienden. Het sterkste effect bij daderschap gaat in beide settings uit van leefstijlrisico. Wanneer we 82

93 opnieuw kijken naar de drie dimensies apart, blijkt voor beide settings dat zelfcontrole het sterkste effect heeft. Uit de toetsende analyse viel op dat er geen schijnverband is tussen dader- en slachtofferschap, wat wil zeggen dat er geen gemeenschappelijke oorzaak (leefstijl) is die beide verklaart. Vervolgens wat de bloksgewijze regressie betreft, kunnen we besluiten dat achtergrondkenmerken vooral een indirect effect hebben op zowel daderschap als slachtofferschap. Zelfcontrole en leefstijl staan, in beide settings, het dichtst bij de verklaring van zowel daderschap als slachtofferschap. Verder stellen we vast dat zelfcontrole en leefstijl in beide settings een direct effect hebben op daderschap. We zien dat de toevoeging van de variabele variatieschaal slachtofferschap er niet voor zorgt dat dit effect verdwijnt. Dit is ook zo voor de drie aparte dimensies van leefstijl. Ook deze hebben een direct effect op daderschap. Daarentegen stellen we vast dat het effect van zelfcontrole en leefstijl op slachtofferschap indirect verloopt via daderschap. Hieruit kan afgeleid worden dat de variatieschaal daderschap veel dichter staat bij de verklaring van individuele verschillen in slachtofferschap dan de overige variabelen waarvoor gecontroleerd wordt. Deze resultaten zijn gebaseerd op een cross-sectionele studie. Daarom moet er nog vermeld worden dat er heel zeker nood is aan bijkomend onderzoek. Dit onder de vorm van panel studies, waarbij men peilt naar slachtoffer- en daderschap op lange termijn. Het zou heel interessant zijn om dezelfde personen te bevragen doorheen de tijd omtrent hun slachtofferen daderschap ervaringen. Op deze manier is het mogelijk eventueel herhaald slachtofferschap en herhaald daderschap op te sporen. Men zou ook kunnen kijken of de resultaten die uit dit onderzoek naar voren kwamen dan nog steeds gelden. De nood aan panel onderzoek is verder te verantwoorden door het belang van tijdsordening. De discussie rond wat er eerst was; de kip of het ei, blijft immers verder bestaan. Verder moeten we ons zeker en vast bewust zijn van de problemen die bij het bestuderen van de relatie tussen slachtoffer- en daderschap de kop op steken. In deze studie is er immers slechts gebruik gemaakt van één methode, met name de survey bij jonge adolescenten. Maar als we willen weten of deze resultaten betrouwbaar zijn moet deze studie gevalideerd worden aan de hand van andere methoden. Een alternatief hiervoor is bv. het gebruik van politiecijfers om de meer ernstige vormen van criminaliteit in beeld te kunnen brengen. We moeten er bovendien rekening mee houden dat men naargelang de populatie verschillende methoden kan hanteren maar dat men ook verschillende onderzoeksresultaten kan bekomen. 83

94 Hier hebben we te maken met jongeren maar wat indien we met volwassenen te maken hebben? Om hierover uitspraak te doen is er nood aan vergelijkend onderzoek. Het zou interessant kunnen zijn om dit onderzoek als een spiegel naast volwassenen te leggen. Ook indien we willen weten of het effect van daderschap op slachtofferschap direct verloopt, of ook het effect van slachtofferschap op daderschap direct verloopt en of dat er misschien een wederkerige relatie tussen slachtofferschap en daderschap is, voldoet cross-sectioneel onderzoek niet en voldoen de huidige analysetechnieken evenmin. 84

95 VII. Eindconclusie en kritische bedenkingen Vooraleer tot het besluit over te gaan, worden nogmaals de onderzoeksvragen weergegeven. De beschrijvende onderzoeksvragen zijn: (1) Hoe ongelijk is de spreiding van daderschap?, (2) Hoe ongelijk is de spreiding van slachtofferschap?, (3) Delen daders en slachtoffers gelijke achtergrondkenmerken? De verkennende onderzoeksvragen zijn: (1) Hoe gelijk is de samenhang tussen de covariaten van dader- en slachtofferschap? Hierbij wordt nagegaan of de variabelen uit het geïntegreerde self-control/lifestyle exposure model in staat zijn om zowel dader- als slachtofferschap te verklaren, (2) Hoe sterk zijn de effecten van de concepten die afgeleid werden uit het geïntegreerde self-control/lifestyle exposure model (nl. achtergrondkenmerken, zelfcontrole en leefstijl: ongestructureerde routineactiviteiten, delinquente leeftijdsgenoten en gebruik van drugs en alcohol ) op het totale daderschap en op het totale slachtofferschap? De verklarende- toetsende onderzoeksvragen zijn: (1) Hoe sterk is de bivariate en de partiële correlatie tussen daderschap en slachtofferschap?, (2) Hoe sterk is het onafhankelijke effect van de totale frequentie in daderschap op de frequentie van slachtofferschap, controlerend voor achtergrondkenmerken, zelfcontrole, leefstijl: ongestructureerde routineactiviteiten, delinquente leeftijdsgenoten en gebruik van drugs en alcohol?, (3) Hoe sterk is het onafhankelijke effect van de totale frequentie in slachtofferschap op de frequentie van daderschap controlerend voor achtergrondkenmerken, zelfcontrole, leefstijl: ongestructureerde routineactiviteiten, delinquente leeftijdsgenoten en gebruik van drugs en alcohol? 7.1 Slotbedenkingen m.b.t. slachtofferschap en de verklaring ervan Uit de beschrijvende analyse zagen we dat de spreiding van slachtofferschap onder jongeren ongelijk is. Het viel op dat de spreiding van slachtofferschap inderdaad afhankelijk is van enkele achtergrondkenmerken. Er is wel degelijk een verschil in slachtofferschap naargelang de achtergrondkenmerken. We hebben gekeken naar het verband met geslacht, immigratieachtergrond en onderwijsvorm. Het viel op dat onderwijsvorm het grootste significante verband heeft met slachtofferschap. Voor geslacht geldt dit ook, maar is dit verband iets minder uitgesproken. Opmerkelijk is dat het verband tussen immigratieachtergrond en slachtofferschap niet zo n significante resultaten oplevert als in de media wordt beweerd. 85

96 Algemeen blijkt uit de gegevens dat jongens iets vaker dan meisjes slachtoffer zijn. Ook blijkt dat leerlingen met een immigratieachtergrond vaker slachtoffer zijn dan leerlingen met een Belgische achtergrond, maar dit weliswaar niet voor alle delict-items. Bij sommige delictitems blijken leerlingen met Belgische achtergrond vaker slachtoffer te zijn. We moeten er wel rekening mee houden dat het verband tussen immigratieachtergrond en slachtofferschap niet zo betekenisvol is als in vergelijking met de andere achtergrondkenmerken. Verder zagen we dat de leerlingen uit de A-stroom minder vaak slachtoffer zijn dan de leerlingen uit de B- stroom. 7.2 Slotbedenkingen m.b.t. daderschap en de verklaring ervan Uit de beschrijvende analyse van daderschap zagen we dat ook de spreiding van daderschap onder jongeren ongelijk is. Ook hier viel op dat de spreiding inderdaad afhankelijk is van enkele achtergrondkenmerken. Er is wel degelijk een verschil in daderschap naargelang geslacht, immigratieachtergrond en onderwijsvorm. Het viel op dat vooral geslacht een meer significant verband heeft met daderschap. Voor de onderwijsvorm geldt dit ook, maar is dit verband iets minder uitgesproken. Opnieuw is het verband tussen immigratieachtergrond en daderschap minder betekenisvol dan wordt voorgesteld door de media. Algemeen blijkt uit de gegevens dat jongens vaker dan meisjes dader zijn. Ook blijkt dat leerlingen met een immigratieachtergrond iets vaker dader zijn dan leerlingen met een Belgische achtergrond, maar dit weliswaar niet voor alle delict-items wanneer we naar de laatste-jaarsprevalentie kijken. Bij sommige delict-items blijken leerlingen met Belgische achtergrond vaker dader te zijn. Verder zagen we dat de leerlingen uit de A-stroom minder vaak dader zijn dan de leerlingen uit de B-stroom. Waarom dit zo is kan men verklaren door te kijken naar de schoolcontext. We zien immers dat de informele controle die uitgaat van scholen sterk verschilt van school tot school. Bovendien is de blootstelling aan potentiële daders ook verschillend van school tot school, in A-stroom scholen is deze kleiner dan in B- stroom scholen. Vandaar dat jongeren die uit de A-stroom komen minder dader en slachtoffer worden dan jongeren die uit de B-stroom komen Maar indien we hierover consistente uitspraken willen doen is er nood aan onderzoek met betrekking tot de schoolcontext. 86

97 Na de beschrijvende analyses van dader- en slachtofferschap kunnen we bevestigen dat daders en slachtoffers gelijke achtergrondkenmerken delen. Dit zou erop kunnen wijzen dat er een gemeenschappelijk oorzaak is die beiden verklaart, of dat daderschap slachtofferschap beïnvloedt, of vice versa. 7.3 Relatie tussen dader- en slachtofferschap: komt Boontje om zijn loontje? Uit de verkennende analyse zagen we dat de samenhang tussen de covarianten van dader- en slachtofferschap toch ietwat ongelijk is. De correlaten zijn wel in dezelfde richting geformuleerd, maar zijn minder sterk voor slachtofferschap. Dat wil zeggen dat de samenhang tussen de theoretische concepten en daderschap iets groter is dan dit bij slachtofferschap het geval is. Bij de verklarende analyse zagen we dat de variabelen uit de verklarende jeugdcriminologie inderdaad zowel dader- als slachtofferschap kunnen verklaren. We stelden vast dat de verschillende modellen op zich globaal bekeken iets meer verschillen in daderschap verklaren dan dat ze verschillen in slachtofferschap verklaren. Hieruit kunnen we concluderen dat de theoretische concepten beter in staat zijn om daderschap te verklaren dan dat ze in staat zijn om slachtofferschap te verklaren. Verder zagen we voor Oostende wat slachtofferschap betreft, dat het sterkste effect uitgaat van het concept zelfcontrole. Voor Sint-Niklaas is dit ook zo, maar wanneer we kijken naar de drie aparte dimensies van leefstijl, zien we dat het sterkste effect uitgaat van criminele vrienden. Het sterkste effect bij daderschap gaat in beide settings uit van leefstijlrisico. Wanneer we opnieuw kijken naar de drie dimensies apart, blijkt voor beide settings dat zelfcontrole het sterkste effect heeft. Uit de toetsende analyse viel op dat de relatie tussen dader- en slachtofferschap niet kan verklaard worden door een spurieuze relatie, wat wil zeggen dat er geen gemeenschappelijke oorzaak is die beide verklaart. Dus de interpretatie die door criminologen het meest aan deze theorie wordt gegeven, blijkt niet te kloppen. Vervolgens zagen we uit de regressieanalyses dat achtergrondkenmerken vooral een indirect effect hebben op zowel daderschap als slachtofferschap. Hetgeen ook duidelijk naar voren 87

98 kwam uit de wetenschappelijke literatuur (zie hoofdstuk 2). Zelfcontrole en leefstijl staan in beide settings het dichtst bij de verklaring van zowel dader- als slachtofferschap. We vroegen ons enerzijds af of slachtofferschap tot daderschap leidt. Uit deze studie blijkt dat slachtofferschap net zoals zelfcontrole en leefstijl een direct effect heeft op daderschap. De effecten van zelfcontrole en leefstijl verlopen niet via slachtofferschap. Ze hebben alle drie significante directe effecten maar het netto-effect van slachtofferschap is kleiner dan het netto-effect van zelfcontrole en leefstijl. Anderzijds vroegen we ons af of daderschap tot slachtofferschap leidt. Uit deze studie blijkt er een heel sterk rechtstreeks effect uit te gaan van daderschap op slachtofferschap. We stelden vast dat de effecten van zelfcontrole en leefstijl verkleinen als daderschap wordt toegevoegd. Er gaat dus een indirect effect uit van zelfcontrole en leefstijl op slachtofferschap. Hieruit kan afgeleid worden dat daderschap veel dichter staat bij de verklaring van individuele verschillen in slachtofferschap dan de overige variabelen waarvoor gecontroleerd wordt. Wel moeten we opletten dat we deze resultaten niet generaliseren. Deze studie zegt immers niet dat al het slachtofferschap het gevolg zou zijn van daderschap. We willen in geen geval een blaming the victim cultuur opwekken, waarbij men beweert dat het slachtofferschap zou uitgelokt zijn. Het is dus niet de bedoeling van deze studie om jongeren die betrokken waren in delinquent gedrag met de vinger te wijzen. Vertrekkende vanuit het geïntegreerde self-control/lifestyle exposure model kunnen we concluderen dat er meer empirisch bewijs is voor de interpretatie dat de effecten van zelfcontrole en lifestyle op slachtofferschap indirect verlopen via daderschap dan omgekeerd. Toch zien we ook in deze studie dat de discussie over causaliteit onopgelost blijft. Was er eerst de kip of het ei? We weten nog steeds niet of het nu daderschap is dat tot slachtofferschap leidt, of dat het nu slachtofferschap is dat tot daderschap leidt. Maar aangezien dit een studie is met een cross-sectioneel design, zijn we niet in staat om echte uitspraken te doen over causaliteit. Waarschijnlijk is er sprake van een reciproke invloed. Waarbij het niet of of.is maar en en.. Dader- en slachtofferschap zouden elkaar beïnvloeden op een wederkerige manier. Om hier een sluitend antwoord op te kunnen geven, is er nood aan longitudinaal onderzoek onder de vorm van panel studies! 88

99 7.4 Bedenkingen en aanbevelingen naar de toekomst toe Uit de vorige paragraaf kunnen we concluderen dat de nood aan bijkomend onderzoek zich opdringt. Panel studies, waarbij men peilt naar slachtoffer- en daderschap op lange termijn, zouden heel verdienstelijk zijn. Door dezelfde personen te bevragen doorheen de tijd omtrent hun slachtoffer- en daderschap ervaringen, is het mogelijk eventueel herhaald slachtoffer- en daderschap op te sporen. Men zou ook kunnen kijken of de resultaten die uit dit onderzoek naar voren komen dan nog steeds gelden. De nood aan panel onderzoek is verder te verantwoorden door het belang van de tijdsordening. De discussie rond de kip of het ei, blijft immers verder bestaan. Indien we willen weten of dat daderschap tot slachtofferschap leidt, moeten we daders doorheen de tijd volgen. Pas dan kunnen we constateren of zij inderdaad ook slachtoffer worden op korte termijn door o.a. eventuele wraakacties van het oorspronkelijk slachtoffer of diens omgeving omwille van het veroorzaakte leed. Dezelfde logica moet gehanteerd worden als we willen nagaan of slachtofferschap op lange termijn tot daderschap leidt. Als men het gevoel krijgt het slachtoffer te zijn van een onrechtvaardigheid, kan men zo gemotiveerd worden dat men het heft in eigen handen neemt waarbij men dus zelf criminele activiteiten gaat ontplooien. In dergelijk onderzoek moeten ook andere theoretische concepten onderzocht worden zodat men het denkproces en het gevoelsproces dat verantwoordelijk is voor de overgang van slachtoffer naar dader kan opsporen. Ook de vraag of er misschien een wederkerige relatie tussen dader- en slachtofferschap is kan enkel beantwoord worden, door daderschap en slachtofferschap op lange termijn te bevragen. Verder moeten we ons zeker en vast bewust zijn van de problemen die bij het bestuderen van de relatie tussen slachtoffer- en daderschap de kop op steken. In deze studie is er immers slechts gebruik gemaakt van één methode, met name de survey bij jonge adolescenten. Het gevaar bij deze methode, is dat zelfgerapporteerd dader- en slachtofferschap beïnvloed kan worden door geheugeneffecten. Als we willen weten of deze resultaten betrouwbaar zijn moet deze studie gevalideerd worden aan de hand van andere methoden. Een alternatief hiervoor is bv. het gebruik van politiecijfers om de meer ernstige vormen van criminaliteit in beeld te kunnen brengen. We moeten er bovendien rekening mee houden dat men naargelang de populatie verschillende methoden kan hanteren maar dat men ook verschillende 89

100 onderzoeksresultaten kan bekomen. Hier hebben we te maken met jongeren maar wat indien we met volwassenen te maken hebben? Om hierover uitspraak te doen is er nood aan vergelijkend onderzoek. Het zou interessant kunnen zijn om dit onderzoek als een spiegel naast volwassenen te leggen. We zijn ons uiteraard ook bewust van de beperkingen uit de gehanteerde onderzoeksdata, waarbij vooral de focus ligt op theoretische concepten zoals zelfcontrole en leefstijl. Zoals hierboven al aangeven kan onderzoek dat bijkomend gebruik maakt van andere theoretische concepten interessant zijn. Dit opdat verschillende theorieën met elkaar vergeleken zouden kunnen worden en ze tegenover elkaar uitgespeeld zouden kunnen worden. Kortom, dit komt de evaluatie van theorieën ten goede. Indien we meer diepgang willen creëren in het verklaren van de relatie tussen dader- en slachtofferschap, voldoet cross-sectioneel onderzoek niet en voldoen de huidige analysetechnieken evenmin. 90

101 Bibliografie X, (17/03/2008) introductie [www]. jeugdonderzoeksplatform : [16/02/2010] Akers, R.L. (1991), Self-control as a general theory of crime, Journal of Quantitative criminology, 7, p Armstrong, D., Hine, J., Hacking, S., Armaos, R., Jones, R. Klessinger, N. & France, A. (2005), Children, risk and crime: the On Track Youth Lifestyles Surveys, Home Office Research Study 278, Home Office Research, Development and Statistics Directorate. Aye Maung, N. (1995), Young people, victimisation and the police: British Crime Survey findings on experiences and attitudes of 12 to 15 year olds, Home Office Research Study No. 140, London, Home Office. Bailey, S. en Whittle, N. (2004), Young people: victims of violence, Current opinion in Psychiatry, 17, p Beatty, P. en Hermann, D. (2002), To answer or not to answer: decision processes related to survey item nonresponse. In Groves, R.M. et al. (eds.), Survey nonresponse,new York: Wiley, p Billiet, J. (1997). Controlling for measurement error in substantive social surveys: an evaluation of some new developments. Paper gepresenteerd op de jaarlijkse conferentie van de Nederlandse Sociologische associatie, Utrecht, 29 mei Billiet, J. (2003), De gestandaardiseerde vragenlijst. In Billiet, J. en Waege, H. (eds.), Een samenleving onderzocht. Methoden van sociaal wetenschappelijk onderzoek, Antwerpen: De Boeck, p Bjarnason, T., Sigurdardottir, T.J. en Thorlindsson, T. (1999), Human Agency, Capable Guardians, and Structural Constraints: a Lifestyle Approach to the Study of Violent Victimization. In: Journal of Youth and Adolescence (28) 1, p Bronfenbrenner, U. (1979), The Ecology of Human Development, Cambridge/Mass.: Harvard University Press. Brownfield, D. en Sorensom, A.M. (1993), Self-control and juvenile delinquency: theoretical issues and an empirical assessment of selected elements of a general theory of crime, Deviant Behavior: an interdisciplinary journal, 14, p Bruinsma, G.J.N. (1984) De methode van zelfrapportage van delicten. Tijdschrift voor Criminologie, vol. 26, p Bruinsma, G.J.N. (1985), Criminaliteit als sociaal leerproces. Een toetsing van de differentiële - associatietheorie in de versie van K-D. Opp., Arnhem, Gouda Quint B.V., 269 p. 91

102 Bruinsma, G. (1989), Scaling and reliability problems in self-reported property crimes, in KLEIN, M., (red.), Cross- national research in self-reported crime and delinquency, Dordrecht, Kluwer, vol. 438, p Cohen, L.E. en Cantor, D. (1981), Residential Burglary in the United States: Lifestyle and Demographic Factors Associated With the Probability of Victimization. In: Journal of Research in Crime and Delinquency (18) 1, p Cohen, L.E. en Felson, M. (1979), Social Change and Crime Rate Trends: a Routine Activity Approach. In: American Sociological Review (44) 4, p Cohen, L.E., Kluegel, J.R. en Land, K.C. (1981), Social Inequality and Predatory Criminal Victimization: an Exposition and Test of a Formal Theory. In: American Sociological Review (46) 5, p Davies, P., Francis, P. en Jupp, V. (2003), Victimology, Victimisation and Public Policy in Davies, P., Francis, P. & Jupp, V. (Eds.), Victimisation: theory, research and policy, Houndmills: Palgrave, p Declerck, N. en Pauwels, L. (2010), Individu, omgeving en de verklaring van jeugdcrimineel gedrag. Een toets in twee stedelijke settings, Antwerpen, Maklu, 103p. De Schampheleire, W. (1995), De techniek van de enquête, Leuven, Acco, 143p. Debusscher, M. (2002), Populaire criminelen: Een enigma in onze traditie, Brussel: Vrije universiteit Brussel, vakgroep Sociologie. Devroe, E., Beyens, K. en Enhus, E. (2006), Zwart op wit? Duiding van cijfers over onveiligheid en strafrechtsbedeling in België. Handboek criminografische basisinformatie., Brussel, VUBPRESS, 441 p. De Winne, E. (2009), De methodologische wenselijkheid van het peilen naar dader- en slachtofferschap in eenzelfde enquête, onuitgegeven bachelorproef tot het behalen van de graad van Bachelor in de Criminologische Wetenschappen, Gent: UGent, 33p. Elliot, D.S. en Ageton, S.S., Reconsiling race and class differences in self-reported and official estimates of delinquency American sociological Review, 1980, (45), Fattah, E.A. (1991). Understanding Criminal Victimization: an Introduction to Theoretical Victimology. Scarborough: Prentice-Hall. Fattah, E.A. (1994), The interchangeable roles of victim and victimizer (second Inkeri Antilla s Honnor lecture). Helsliki: HEUNI. Fattah, E.A. (2008), The rational choice/opportunity perspectives as a vehicle for integrating criminological and vitimological theories in Routine activity and rational choice, Clarke, R.V. en Felson, M., (eds), New Brunswick (N. J.) : Transaction books, p Felson, R.B., Liska, A.E., South, S.J. en McNulty, T.L. (1994), The subculture of violence 92

103 and delinquency: Individual vs. school context effects. Social Forces, 73, p Finkelhor, D. en Asdigian, N.A. (1996), Risk Factors for Youth Victimization: Beyond a Lifestyle/Routine Activities Theory Approach. In: Violence and Victims (11) 1, p Fiqueira-McDonough, J. (1986). School context, gender, and delinquency, Journal of Youth and Adolescence, vol. 15, p Garofalo, J., Siegel, L. & Laub, J. (1987), School-Related Victimizations Among Adolescents: An Analysis of National Crime Survey (NCS) Narratives, Journal of Quantitative Criminology, Vol. 3, p Goris, P., Walgrave, L. (red.) (2001), Van kattekwaad en erger, actuele thema s uit de jeugdcriminailiteit, Leuven, Garant. Gottfredson, M. R. en Hirschi, T. (1990), A general theory of crime. Stanford, CA: Stanford University Press. Gottfredson, D. C. (2001), Schools and Delinquency, Cambridge: Cambridge University Press. Greenberg, D. F. (1985), Age, Crime, and Social Explanation, The American Journal of Sociology, Vol. 91, p Hay, C. (2001). Parenting, self-control, and delinquency: A test of self-control theory, Criminology, 39, p Haynie, D.L. en Osgood, D.W. (2005), Reconsidering peers and delinquency: How do peers matter? Social Forces, 84(2), p Hebberecht, P. (2006), Over de aandacht voor het slachtoffer in de criminologie. Van een progressieve emancipatorische bezorgdheid tot een neoliberale actuariële bekommernis in Het slachtoffer van criminaliteit tussen perceptie en realiteit?, Balcaen, A. e.a. (eds.), Update in de criminologie 3, Mechelen, Kluwer, p Hindelang, H. J., Gottfredson, M. R. & Garofalo, S. (1978), Victims of Personal Crime: An Emperical Foundation for a Theory of Personal Victimization, Cambridge: Ballinger Publishing Company. Hirschi, T. (1969), Causes of delinquency, University of California Press, Berkley. Hirschi, T. en Gottfredson, M. R. (Eds.). (1994), The generality of deviance. New Brunswick, NJ: Transaction. Huisman, J.M.E. (1999). Item-nonresponse: occurrence, causes, and imputation of missing answers to test items. Leiden:DSWO Press. Jensen, G.F. en Brownfield, D. (1986), Gender, lifestyles, and victimization: Beyond routine activity, Violence and Victims, 1 (2), p

104 Junger, M. en Wittebrood, K. (1997), Daderschap, slachtofferschap en ongevallen. In: K. Wittebrood, J.A. Michon en Ter Voert, M.J. (red.), Nederlanders over criminaliteit en rechtshandhaving, Deventer: Gouda Quint, p Junger, M. en Zeilstra, M. (1989), Deviant gedrag en slachtofferschap onder jongens uit etnische minderheden I. Arnhem: Gouda Quint. Karmen, A. (2001), Crime Victims: an Introduction to Victimology (vierde editie). Belmont: Wadsworth, p Kennedy, L.W. en Sacco, V.F. (1998), Crime Victims in Context. Los Angeles: Roxbury Publishing Company, p Lauritsen, J.L., Sampson, R.J. en Laub, J.H. (1991), The Link Between Offending and Victimization Among Adolescents, Criminology, vol. 29, p Lauritsen, J.L., Laub, J.H. en Sampson, R.J. (1992), Conventional and Delinquent Activities: Implications for the Prevention of Violent Victimization Among Adolescents. In: Violence and Victims (7) 2, p Lauritsen, J.L. en Laub, J.H. (2007), Understanding the link between victimization and offending: new reflectors on an old idea., in Surveying crime in the 21st century, Maxfield, M.G., Hough, M. en Maxfield, M. (eds.), Criminal Justine press, p Lynch, J.P. (1987), Routine Activity and Victimization at Work. In: Journal of Research in Crime and Delinquency (3) 4, p Manders, A. en Roes, A. (2001), Hoe gaat het met je? Resultaten van de eerste Nijmeegse jeugdmonitor en het beleidsvervolg, In Jeugdzorg en jeugdbeleid naar integral welzijn, Gerris, J.R.M. (eds.), Koninklijke Van Gorcum: Assen, p Naplava, T. en Oberwittler, D. (2002), Methodeneffekte bei der Messung elbstberichteter Delinquenz von männlichen Jugendlichen. Ein Vergeleich zwischen schriftlicher befragung in der Schule und mündlicher Befragung im Haushalt. Monatschrift für Kriminologie und Strafrechtsreform, vol 85, p Nijboer, J.(1995), Het meten van delinquentie door middel van self-report, Tijdschrift voor Criminologie, vol. 37, p Paolucci, E.O., Genuis, M.L. en Violato, C. (2001), A meta-analysis of the published research on the effects on child sexual abuse, The journal of psychology, 135(1), p Pauwels, L. (2007), Buurtinvloeden en jeugddelinquentie, Den Haag: Boom juridische uitgevers, 247p. (p ) Pauwels, L. en Pleysier, S. (2007), Crime victim and insecurity surveys in Belgium and the Netherlands. Conference paper, Gern WP7, Barcelona, march Pauwels, L. and Pleysier, S. (2008) Self-report studies in Belgium and the Netherlands. Conference paper, Gern WP7, Paris, January

105 Pauwels, L en Svensson, R. (2008), How serious is the problem of item-nonrespons in scale constructs of delinquency and key social mechanisms? A cross-national inquiry of two classroom PAPI self-report studies in Antwerp and Halmstad. European journal of Criminology, vol 5, p Pauwels, L en Svensson, R. (2009), Adolescent Lifestyle Risk by Gender and Ethnic Background: Findings from Two Urban Samples, European Journal of Criminology, 6(5), p Piquero, A.R. en Bouffard, J.A. (2007), Something old, something new: A preliminary investigation of Hirshi s redefined self-controle, Justice Quarterly, 24(1), p Piquero, A.R. en Hickman, M.(2003), Extending Tittle s Control Balance Theory to account for victimisation, Criminal justice and behavior, 30, p Ponsaers, P. en Pauwels, L. (2003), De onderzoekbaarheid van jeugddelinquentie. Over de self-report methode. In Jongeren en criminaliteit, Balthazar, T., Christiaens, J., Cools, M., Decorte, T., De Ruyver, B., Hebberecht, P., Ponsaers, P., Snacken, S., Traest, P., Vanderbeken, T., Vermeulen, G. (eds.) Reeks Update in de criminologie, Vakgroep Strafrecht en Criminologie, Kluwer, Mechelen, p Reep,C. en Oudhof, K. (2009), Wie kwaad doet, kwaad ontmoet? Over de samenhang van slachtofferschap en daderschap, Tijdschrift voor Criminologie, vol. 51, p Rovers, B. (1996), Criminografie van Rotterdam: jeugdigen en veel voorkomende criminaliteit in de periode Arnhem: Gouda Quint, 245p. Sampson, R.J. en Lauritsen, J.L. (1990), Deviant Lifestyles, Proximity to Crime, and the Offender-Victim Link in Personal Violence. In: Journal of Research in Crime and Delinquency (27) 2, p Schreck, C.J., Stewart, E.A., Fisher, B.S. (2006), Self-control, victimization, and their influence on risky lifestyles: A longitudinal analysis using panel data, Journal of Quantitative Criminology, 22, p Schreck, C.J. (1999), Victimization and low self-control: an extension and test of a general theory of crime, Justice Quart 16, p Shaffer, J.N. en Ruback, R.B. (2002), Violent victimization as a risk factor for violent offending among juveniles, Juvenile Justice Bulletin, ( ). Smith, D.J. en Ecob, R. (2007), An investigation into causal links between victimization and offending in adolescents, British journal of sociology, vol. 58, p Smith, C. en Thornberry, T.P. (1995), The relationship between childhood maltreatment and adolescent involvenment in delinquency, Criminology, 33, p Svensson, R. en Pauwels, L. (2008), Is a risky lifestyle always risky? The interaction between individual propensity and lifestylerisk in adolescent offending, Crime & 95

106 Delinquency, p Thornberry, T.P. and Krohn, M.D. (2000), The Self-Report method for Measuring Delinquency and Crime, In Crime and delinquency (vol.4): Measurement and analysis of Crime and Justice, Duff, D., McDowall, D., Ostrom, B., Crutchfield, R.D., Mastrofski, S.D. and Mazeralle, L.G. (eds.), Washington, DC: National Institute of Justice, p Tourangeau, R. and Smith, T.W. (1996). Asking sensitive questions : The impact of data collection, mode, question format, and question context. Public Opinion Quarterly, 60, p Turner, M. G., & Piquero, A. R. (2002). The stability of self-control. Journal of Criminal Justice, 30, p Van Den Bogaerde, E. en Van Den Steen, I. (2006), Veiligheidsmonitor Resultaten van de federale enquête, 126 p. Van Dijk, J.J.M., Groenhuijsen, M.S. en Winkel, F.W. (2007), Victimologie: Voorgeschiedenis en stand van zaken in Victimologie, slachtofferschap en samenleving, Scheepmaker, M.P.C. en Ter Veer, P.B.A. (eds), Justitiële verkenningen, jrg 33 nr. 3, Den Haag, Boom juridische uitgevers, p Van Kerckvoorde, J. (1995), Een maat voor het kwaad? Over de meting van criminaliteit met behulp van officiële statistieken en door middel van enquêtes. Leuven: Universitaire Pers, p Van Noije, L. en Wittebrood, K. (2007), Veiligheid in Bijl, R., Boelhouwer, J. & Pommer, E. (Eds.), De sociale staat van Nederland 2007, Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, pp Vynckier, G., Pauwels, L. (2010), Exploring the role of exposure to offending and deviant lifestyles in explaining offending, victimisation and the strength of the association between offending and victimisation, In: Cools, M, De Ruyver, B., Easton, M., Pauwels, L., Ponsaers, P., Vande Walle, G., Vander Beken, T., Vander Laenen, F., Vermeulen, G., Vynckier, G. (Eds), Governance of Security Research Papers Series III, New Empirical Data, Theories and Analyses on Security, Societal Problems and Citizens Perceptions, Antwerpen: Maklu, p1-28. Wikström, P.O.H. en Butterworth, D.A. (2006), Adolescent crime. Individual differences and lifestyles, Devon: Willan Publishing, 282p. Wikström, P.O.H. en Sampson, R.J. (2006), The Explanation of Crime: Context, Mechanisms and Development, Cambridge, 324p. Wittebrood,K. en Van Wilsem, J. (2000), Jongeren en geweld: de relatie tussen slachtofferschap, daderschap en leefstijl, Sociale wetenschappen, 43(3), p Wittebrood,K. en Niewbeerta,P. (1999), Wages of sin? The link between offending, lifestyle and violent victimization, European journal of criminal policy and research, 7, p

107 Wittebrood, K. en Nieuwbeerta, P. (2000), Criminal victimization during one s life course: the effects of previous victimization and patterns of routine activities, Journal of Research in Crime and Delinquency, 37 (1), p Wittebrood, K. (2006), Slachtoffers van criminaliteit, Den Haag, Sociaal en cultureel planbureau, p p Wood, M. (2005), The victimisation of young people: findings from the Crime and Justice Survey 2003, London, Home Office. Zonaal veiligheidsplan , lokale politie Oostende, stad Oostende, p en p Zonaal veiligheidsplan , lokale politie Sint-Niklaas, stad Sint-Niklaas, p

108 Bijlagen Bijlage 1: Vragenlijst Bijlage 2: Brieven voor de scholen Bijlage 3: Cronbach s alpha van de schaalconstructen Bijlage 4: Controle op Multicollineariteit 98

109 Bijlage 1: Vragenlijst van het scholierenonderzoek in Oostende. 99

110 Scholierenonderzoek Oostende 2009 Buurt, vrienden en activiteiten 100

HOOFDSTUK 3. JONGEREN ALS SLACHTOFFER

HOOFDSTUK 3. JONGEREN ALS SLACHTOFFER HOOFDSTUK 3. Binnen de sociale wetenschap en de criminologie is de belangstelling voor slachtofferschap en de figuur van het slachtoffer de laatste decennia toegenomen. 1 Naast de victimologie als deeldiscipline,

Nadere informatie

Samenvatting Inleiding Methode

Samenvatting Inleiding Methode Samenvatting Inleiding In de ene familie komt criminaliteit vaker voor dan in de andere. Uit eerder onderzoek blijkt dan ook dat kinderen van criminele ouders zelf een groter risico lopen op het plegen

Nadere informatie

Marleen Weulen Kranenbarg Cyber-offenders versus traditional offenders

Marleen Weulen Kranenbarg Cyber-offenders versus traditional offenders Marleen Weulen Kranenbarg Cyber-offenders versus traditional offenders An empirical comparison Nederlandse samenvatting (Dutch Summary) S 209 Nederlandse samenvatting Cyber-delinquenten versus traditionele

Nadere informatie

Jongerengeweld in Vlaanderen. Omvang, aard en populaire veronderstellingen. Forumdag jeugd en welzijn. Roeselare, 24 april 2012.

Jongerengeweld in Vlaanderen. Omvang, aard en populaire veronderstellingen. Forumdag jeugd en welzijn. Roeselare, 24 april 2012. Jongerengeweld in Vlaanderen. Omvang, aard en populaire veronderstellingen Forumdag jeugd en welzijn Roeselare, 24 april 2012 Dr. Diederik Cops Postdoctoraal onderzoeker Jeugdonderzoeksplatform Leuvens

Nadere informatie

Samenvatting. Vraagstelling. Welke ontwikkelingen zijn er in de omvang, aard en afdoening van jeugdcriminaliteit in de periode ?

Samenvatting. Vraagstelling. Welke ontwikkelingen zijn er in de omvang, aard en afdoening van jeugdcriminaliteit in de periode ? Samenvatting Het terugdringen van de jeugdcriminaliteit is een belangrijk thema van het beleid van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Met het beleidsprogramma Aanpak Jeugdcriminaliteit is de aanpak

Nadere informatie

Samenvatting. Achtergrond

Samenvatting. Achtergrond Samenvatting Achtergrond De huidige aanpak van de jeugdcriminaliteit is vooral gericht op traditionele vormen van criminaliteit. Jongeren spenderen echter steeds meer tijd online en de vraag is in hoeverre

Nadere informatie

Samenvatting. factoren betreft), en scoren zij anders waar het gaat om het soort en de

Samenvatting. factoren betreft), en scoren zij anders waar het gaat om het soort en de Samenvatting Dit onderzoek richt zich op het verband tussen de aanwezigheid van risico- en protectieve factoren en de latere ontwikkeling van delinquent gedrag in een groep risicojongeren. De volgende

Nadere informatie

Facts & Figures: Slachtofferschap van delinquent gedrag

Facts & Figures: Slachtofferschap van delinquent gedrag Facts & Figures: Slachtofferschap van delinquent gedrag Arne de Boeck 1. Inleiding Jeugddelinquentie beroert regelmatig de maatschappelijke en politieke gemoederen. Denk maar aan de heisa die vorig jaar

Nadere informatie

Samenvatting In hoofdstuk één van dit proefschrift worden verscheidene theoretische perspectieven beschreven die relevant zijn voor de vraag in

Samenvatting In hoofdstuk één van dit proefschrift worden verscheidene theoretische perspectieven beschreven die relevant zijn voor de vraag in Samenvatting In hoofdstuk één van dit proefschrift worden verscheidene theoretische perspectieven beschreven die relevant zijn voor de vraag in hoeverre de psychosociale ontwikkeling gerelateerd is aan

Nadere informatie

Ondanks dat het in Nederland niet is toegestaan om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 16 jaar, drinkt een groot deel van deze jongeren

Ondanks dat het in Nederland niet is toegestaan om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 16 jaar, drinkt een groot deel van deze jongeren Ondanks dat het in Nederland niet is toegestaan om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 16 jaar, drinkt een groot deel van deze jongeren alcohol. Dit proefschrift laat zien dat de meerderheid van

Nadere informatie

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie Wouter Pinxten (contact: Wouter.Pinxten@UGent.be) Prof. Dr. John Lievens Achtergrond

Nadere informatie

Verslag sessie 3: seksueel grensoverschrijdend gedrag

Verslag sessie 3: seksueel grensoverschrijdend gedrag Verslag sessie 3: seksueel grensoverschrijdend gedrag a. Reactie discuttant (Erika Frans) De resultaten van Sexpert zijn gelijklopend met eerder onderzoek: o Meer vrouwen dan mannen zijn het slachtoffer

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting (Dutch summary)

Nederlandse samenvatting (Dutch summary) Nederlandse samenvatting (Dutch summary) De intergenerationele overdracht van gewelddadig delinquentie De appel valt niet ver van de boom. Dit gezegde illustreert dat ouders en kinderen op elkaar lijken,

Nadere informatie

OVER JONGEREN ALS DADER, SLACHTOFFER EN DE LINK TUSSEN BEIDEN

OVER JONGEREN ALS DADER, SLACHTOFFER EN DE LINK TUSSEN BEIDEN JULI 2016 #06 OVER JONGEREN ALS DADER, SLACHTOFFER EN DE LINK TUSSEN BEIDEN Diederik Cops & Stefaan Pleysier In deze bijdrage gaan we, op basis van de grootstedelijke JOP-schoolmonitor 2013 (N=1898), dieper

Nadere informatie

Facts & Figures: Ervaren discriminatie

Facts & Figures: Ervaren discriminatie Facts & Figures: Ervaren discriminatie 1. Inleiding De Vlaamse samenleving wordt steeds meer divers. Naast opportuniteiten brengt die evolutie ook grote uitdagingen met zich mee. Eén daarvan is dat ondanks

Nadere informatie

Criminaliteit van ouders en de kans op letsel of sterfte van kleine kinderen

Criminaliteit van ouders en de kans op letsel of sterfte van kleine kinderen Criminaliteit van ouders en de kans op letsel of sterfte van kleine kinderen Ruben van Gaalen Demografische en Sociaaleconomische Statistieken CBS Microdata-gebruikersmiddag Demografie 6 november 2014

Nadere informatie

Samenvatting. Achtergrond van het onderzoek. Doel en vraagstelling van het onderzoek

Samenvatting. Achtergrond van het onderzoek. Doel en vraagstelling van het onderzoek Samenvatting Achtergrond van het onderzoek Tot op heden zijn er in Nederland geen cijfers beschikbaar over de omvang van kindermishandeling. Deze cijfers zijn hard nodig; kennis over de aard en omvang

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle   holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/53232 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Hill, J.M. Title: On the road to adulthood. Delinquency and desistance in Dutch

Nadere informatie

Mark Elchardus, Lilith Roggemans en Jessy Siongers

Mark Elchardus, Lilith Roggemans en Jessy Siongers Inhoud Lijst van tabellen en figuren 13 Lijst van gebruikte afkortingen 29 Inleiding 31 1. De Brusselse jeugd onderzocht 35 Mark Elchardus, Lilith Roggemans en Jessy Siongers 1. Inleiding 35 2. Brussel

Nadere informatie

COMPARING (REQUIRED) COMPETENCE USE WITH (SELF- REPORTED) PROFICIENCY LEVEL OF COMPETENCES: DIFFERENT CONCEPTS, DIFFERENT PREDICTORS?

COMPARING (REQUIRED) COMPETENCE USE WITH (SELF- REPORTED) PROFICIENCY LEVEL OF COMPETENCES: DIFFERENT CONCEPTS, DIFFERENT PREDICTORS? COMPARING (REQUIRED) COMPETENCE USE WITH (SELF- REPORTED) PROFICIENCY LEVEL OF COMPETENCES: DIFFERENT CONCEPTS, DIFFERENT PREDICTORS? Heidi Knipprath & Katleen De Rick COMPARING (REQUIRED) COMPETENCE

Nadere informatie

Heeft het jeugdwerk een rol te spelen in de ongeorganiseerde vrijetijdsbesteding van kinderen en jongeren?

Heeft het jeugdwerk een rol te spelen in de ongeorganiseerde vrijetijdsbesteding van kinderen en jongeren? Heeft het jeugdwerk een rol te spelen in de ongeorganiseerde vrijetijdsbesteding van kinderen en jongeren? Lieve Bradt Vakgroep Sociaal Werk en Sociale Pedagogiek Universiteit Gent 17 mei 2019 Een korte

Nadere informatie

Disconnected of valt het wel mee? & ( Risicogedrag en de invloed van media en ouders

Disconnected of valt het wel mee? & ( Risicogedrag en de invloed van media en ouders Disconnected of valt het wel mee? & ( Risicogedrag en de invloed van media en ouders Natascha Notten 12 oktober 2017 Email: n.notten@maw.ru.nl Socioloog Risicogedrag van jongeren Algemene verklaringen

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Docenten in het hoger onderwijs zijn experts in wát zij doceren, maar niet noodzakelijk in hóe zij dit zouden moeten doen. Dit komt omdat zij vaak weinig tot geen training hebben gehad in het lesgeven.

Nadere informatie

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens Jongeren en Gezondheid 14 : Socio-demografische gegevens Steekproef De steekproef van de studie Jongeren en Gezondheid 14 bestaat uit 9.566 leerlingen van het vijfde leerjaar lager onderwijs tot het zevende

Nadere informatie

Generation What? 1 : Vertrouwen in de instellingen

Generation What? 1 : Vertrouwen in de instellingen Generation What? 1 : Vertrouwen in de instellingen Inleiding De mate van vertrouwen van burgers in de overheid en maatschappelijke instellingen werd al vaker de toetssteen van de democratie genoemd: daalt

Nadere informatie

Kindermishandeling: Prevalentie. Psychopathologie

Kindermishandeling: Prevalentie. Psychopathologie Wereldwijd komt een schrikbarend aantal kinderen in aanraking met kindermishandeling, in de vorm van lichamelijke mishandeling of seksueel misbruik, verwaarlozing, of gebrek aan toezicht. Soms zijn kinderen

Nadere informatie

Samenvatting. Over het gebruik van visuele informatie in het reiken bij baby s

Samenvatting. Over het gebruik van visuele informatie in het reiken bij baby s Samenvatting Over het gebruik van visuele informatie in het reiken bij baby s 166 Het doel van dit proefschrift was inzicht te krijgen in de vroege ontwikkeling van het gebruik van visuele informatie voor

Nadere informatie

Slachtofferschap en onveiligheidsbeleving van adolescenten op het openbaar vervoer. Een verkennend onderzoek naar de rol van routineactiviteiten.

Slachtofferschap en onveiligheidsbeleving van adolescenten op het openbaar vervoer. Een verkennend onderzoek naar de rol van routineactiviteiten. FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID Slachtofferschap en onveiligheidsbeleving van adolescenten op het openbaar vervoer. Een verkennend onderzoek naar de rol van routineactiviteiten. Masterproef neergelegd tot

Nadere informatie

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden?

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Auteur: Ruben Brondeel i.s.m. Prof. A. Buysse Onderzoeksvraag Tijdens het proces van een echtscheiding

Nadere informatie

Inhoud. Lijst van tabellen en figuren 13. Lijst van gebruikte afkortingen 25. Inleiding Jongeren en hun (gezins)relaties 31

Inhoud. Lijst van tabellen en figuren 13. Lijst van gebruikte afkortingen 25. Inleiding Jongeren en hun (gezins)relaties 31 Inhoud Lijst van tabellen en figuren 13 Lijst van gebruikte afkortingen 25 Inleiding 27 1. Jongeren en hun (gezins)relaties 31 Tom Boonaert en Filip Coussée 1. Inleiding 31 2. Jongeren en hun gezin 31

Nadere informatie

Gezondheidsverwachting volgens socio-economische gradiënt in België Samenvatting. Samenvatting

Gezondheidsverwachting volgens socio-economische gradiënt in België Samenvatting. Samenvatting Verschillende internationale studies toonden socio-economische verschillen in gezondheid aan, zowel in mortaliteit als morbiditeit. In bepaalde westerse landen bleek dat, ondanks de toegenomen welvaart,

Nadere informatie

NEDERLANDSE SAMENVATTING

NEDERLANDSE SAMENVATTING NEDERLANDSE SAMENVATTING Zedendelicten vormen een groot maatschappelijk probleem met ernstige gevolgen voor zowel het slachtoffer als voor de dader. Hoewel de meeste zedendelicten worden gepleegd door

Nadere informatie

hoofdstuk 2 een vergelijkbaar sekseverschil laat zien voor buitenrelationeel seksueel gedrag: het hebben van seksuele contacten buiten de vaste

hoofdstuk 2 een vergelijkbaar sekseverschil laat zien voor buitenrelationeel seksueel gedrag: het hebben van seksuele contacten buiten de vaste Samenvatting Mensen zijn in het algemeen geneigd om consensus voor hun eigen gedrag waar te nemen. Met andere woorden, mensen denken dat hun eigen gedrag relatief vaak voorkomt. Dit verschijnsel staat

Nadere informatie

Samenvatting en conclusies

Samenvatting en conclusies Eval uat i e Camer at oezi cht Gouda Ei ndr appor t Samenvatting en conclusies De gemeente Gouda is begin 2004 een proef gestart met cameratoezicht in de openbare ruimte op diverse locaties in de gemeente.

Nadere informatie

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel Weergaven van publieke opinie in het nieuws en hun invloed op het publiek Dit rapport beschrijft de resultaten van een onderzoek over weergaven van publieke opinie

Nadere informatie

Jongeren en Gezondheid 2010 : Socio-demografische gegevens

Jongeren en Gezondheid 2010 : Socio-demografische gegevens Jongeren en Gezondheid 2010 : Socio-demografische gegevens Steekproef De steekproef van de studie Jongeren en Gezondheid 2010 bestaat uit 10772 leerlingen van het vijfde leerjaar lager onderwijs tot het

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting. (summary in Dutch)

Nederlandse samenvatting. (summary in Dutch) Nederlandse samenvatting (summary in Dutch) 149 Samenvatting In dit proefschrift is agressief en regelovertredend gedrag van (pre)adolescenten onderzocht. Vanuit een doelbenadering (Sociale Productie Functie

Nadere informatie

Summary & Samenvatting. Samenvatting

Summary & Samenvatting. Samenvatting Samenvatting De meeste studies na rampen richten zich op de psychische problemen van getroffenen zoals post-traumatische stress stoornis (PTSS), depressie en angst. Naast deze gezondheidsgevolgen van psychische

Nadere informatie

Summary 215. Samenvatting

Summary 215. Samenvatting Summary 215 216 217 Productontwikkeling wordt in steeds vaker georganiseerd in de vorm van consortia. Het organiseren van productontwikkeling in consortia is iets wat uitdagingen met zich meebrengt omdat

Nadere informatie

Samenvatting. Aard en omvang van geweld

Samenvatting. Aard en omvang van geweld Samenvatting Dit rapport doet verslag van het onderzoek naar huiselijk en publiek geweld. Het omvat drie deelonderzoeken, alle gericht op het beschrijven van geweld en geweldplegers. Doelstelling van het

Nadere informatie

Samenvatting (Dutch summary)

Samenvatting (Dutch summary) Parenting Support in Community Settings: Parental needs and effectiveness of the Home-Start program J.J. Asscher Samenvatting (Dutch summary) Ouders spelen een belangrijke rol in de ontwikkeling van kinderen.

Nadere informatie

4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes. In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau.

4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes. In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau. 4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes 4.2.1. Algemeen In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau. Instellingsniveau (vragenlijst coördinator) provincie,

Nadere informatie

A c. Dutch Summary 257

A c. Dutch Summary 257 Samenvatting 256 Samenvatting Dit proefschrift beschrijft de resultaten van twee longitudinale en een cross-sectioneel onderzoek. Het eerste longitudinale onderzoek betrof de ontwikkeling van probleemgedrag

Nadere informatie

Het informatiegehalte van politiecijfers? Over het nut van beperkt weten en condities voor een optimaal gebruik

Het informatiegehalte van politiecijfers? Over het nut van beperkt weten en condities voor een optimaal gebruik Het informatiegehalte van politiecijfers? Over het nut van beperkt weten en condities voor een optimaal gebruik CPS Studiedag Veiligheid in cijfers 16/02/2017 Prof. Dr. Lieven Pauwels t. +32 9 264 68 37

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle   holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/39113 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Fortuin, Janna Title: Birds of a feather... Selection and socialization processes

Nadere informatie

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld Samenvatting Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld om hen heen. Zo hebben vele mensen een natuurlijke neiging om zichzelf als bijzonder positief te beschouwen (bijv,

Nadere informatie

Samenvatting (Dutch Summary)

Samenvatting (Dutch Summary) Samenvatting (Dutch Summary) CRIMINALITY AND FAMILY FORMATION Disentangling the relationship between family life events and criminal offending for high-risk men and women Het terugdringen van criminaliteit

Nadere informatie

Vertrouwen winnen of gezag afdwingen?

Vertrouwen winnen of gezag afdwingen? Vertrouwen winnen of gezag afdwingen? Dra. Anjuli Van Damme Promotor Prof. dr. Lieven Pauwels Inhoud 1. Is het gezag van politie tanende? 2. Het belang van het vertrouwen 3. Waaruit vloeit het vertrouwen

Nadere informatie

Samenvatting. Summary in Dutch

Samenvatting. Summary in Dutch 6 Samenvatting Summary in Dutch 112 Samenvatting Emotionele en sociale processen bij pesten, gepest worden en verdedigen Pesten op school is een wereldwijd probleem met negatieve korte- en langetermijngevolgen

Nadere informatie

Criminele meisjes: Specifieke zorg en aandacht of niet?

Criminele meisjes: Specifieke zorg en aandacht of niet? Stijging criminaliteit meisjes Criminele meisjes: Specifieke zorg en aandacht of niet? Anne-Marie Slotboom Vrije Universiteit Amsterdam 1 BRISBANE 2010 - Steeds meer jonge meisjes tussen tien en veertien

Nadere informatie

Jongeren en Gezondheid 2010 : Studie

Jongeren en Gezondheid 2010 : Studie Jongeren en Gezondheid 2010 : Studie Algemeen De studie Jongeren en Gezondheid maakt deel uit van de internationale studie Health Behaviour in School-Aged Children (HBSC), uitgevoerd onder toezicht van

Nadere informatie

Hoger, Lager? Evoluties inzake criminaliteit. Stefaan Pleysier Hoofddocent Leuvens Instituut voor Criminologie KU Leuven

Hoger, Lager? Evoluties inzake criminaliteit. Stefaan Pleysier Hoofddocent Leuvens Instituut voor Criminologie KU Leuven Hoger, Lager? Evoluties inzake criminaliteit Ellen Van Dael Coördinator statistisch analisten College van Procureurs-generaal Openbaar Ministerie Stefaan Pleysier Hoofddocent Leuvens Instituut voor Criminologie

Nadere informatie

Problemen met geld en delinquent gedrag van adolescenten

Problemen met geld en delinquent gedrag van adolescenten Factsheet 2011-1 Problemen met geld en delinquent gedrag van adolescenten Auteurs: M. Blom, G. Weijters & A.M. van der Laan Mei 2011 Aanleiding Op verzoek van de Directie Justitieel Jeugdbeleid (DJJ) van

Nadere informatie

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau 4. Het doel van deze studie is de verschillen in gezondheidsverwachting naar een socio-economisch gradiënt, met name naar het hoogst bereikte diploma, te beschrijven. Specifieke gegevens in enkel mortaliteit

Nadere informatie

EERSTE METING SLACHTOFFERMONITOR: ERVARINGEN VAN SLACHTOFFERS MET JUSTITIËLE SLACHTOFFERONDERSTEUNING. Deel 1: politie. Management samenvatting

EERSTE METING SLACHTOFFERMONITOR: ERVARINGEN VAN SLACHTOFFERS MET JUSTITIËLE SLACHTOFFERONDERSTEUNING. Deel 1: politie. Management samenvatting EERSTE METING SLACHTOFFERMONITOR: ERVARINGEN VAN SLACHTOFFERS MET JUSTITIËLE SLACHTOFFERONDERSTEUNING Deel 1: politie Management samenvatting EERSTE METING SLACHTOFFERMONITOR: ERVARINGEN VAN SLACHTOFFERS

Nadere informatie

Opgave 3 De burger als rechter

Opgave 3 De burger als rechter Opgave 3 De burger als rechter Bij deze opgave horen tekst 5 en de tabellen 2 en 3 uit het bronnenboekje. Inleiding Hoe behoren volgens het Nederlandse publiek veroordeelde plegers van misdrijven gestraft

Nadere informatie

Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae

Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae 184 Welbevinden en hoofdpijn bij adolescenten: de rol van zelfregulatie In dit proefschrift is de rol van zelfregulatie processen voor het welbevinden van

Nadere informatie

Masterproef oktober 2009

Masterproef oktober 2009 Masterproef 1 29 oktober 2009 Wat is een masterproef? Beslaat +/- 50 blz (15000 woorden) Volgt de structuur van een wetenschappelijk artikel (onderzoek of literatuurstudie) Volgt de APA richtlijnen Deontologie

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Lichamelijke Activiteit Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Lichamelijke Activiteit Gezondheidsenquête, België, 1997 6.3.1. Inleiding Recente onderzoeken hebben toegelaten aan te tonen dat lichamelijke activiteiten een wezenlijke impact hebben op de gezondheidstoestand en dat ze van groot belang zijn op het vlak van

Nadere informatie

ONGEWENST INTRUSIEF GEDRAG: EEN STUDIE NAAR DE ROL VAN RELATIEKENMERKEN BIJ GESCHEIDEN EX-KOPPELS.

ONGEWENST INTRUSIEF GEDRAG: EEN STUDIE NAAR DE ROL VAN RELATIEKENMERKEN BIJ GESCHEIDEN EX-KOPPELS. ONGEWENST INTRUSIEF GEDRAG: EEN STUDIE NAAR DE ROL VAN RELATIEKENMERKEN BIJ GESCHEIDEN EX-KOPPELS. Auteur: Olivia De Smet i.s.m. Prof. A. Buysse Onderzoeksvraag Ongewenst intrusief gedrag houdt in dat

Nadere informatie

Figuur 1. Intelligentiescores (numerieke, spatiale, verbale en algemene) per geslacht

Figuur 1. Intelligentiescores (numerieke, spatiale, verbale en algemene) per geslacht Tweede luik "Het verschil in schools presteren tussen jongens en meisjes" (literatuurstudie en emprirsche studie) (Jan Van Damme & Agnes De Munter- K.U.Leuven) 1. Welke sekseverschillen in prestaties?

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting De adolescentie is lang beschouwd als een periode met veelvuldige en extreme stemmingswisselingen, waarin jongeren moeten leren om grip te krijgen op hun emoties. Ondanks het feit

Nadere informatie

Geweld in Nederland Een verkenning

Geweld in Nederland Een verkenning Geweld in Nederland Een verkenning dr. F.M.H.M. Driessen Bureau Driessen Sociaal Wetenschappelijk Onderzoek Congres Agressie, Geweld en het Politiewerk Nunspeet 14-11-28 Achtergrond Politie wordt vaker

Nadere informatie

gegevens analyseren Welk onderzoekmodel gebruik je? Quasiexperiment ( 5.5) zonder controle achtergronden

gegevens analyseren Welk onderzoekmodel gebruik je? Quasiexperiment ( 5.5) zonder controle achtergronden een handreiking 71 hoofdstuk 8 gegevens analyseren Door middel van analyse vat je de verzamelde gegevens samen, zodat een overzichtelijk beeld van het geheel ontstaat. Richt de analyse in de eerste plaats

Nadere informatie

SCHOOLFEEDBACKRAPPORT ONDERZOEK WELBEVINDEN Bevraging van de leerlingen van het lager onderwijs

SCHOOLFEEDBACKRAPPORT ONDERZOEK WELBEVINDEN Bevraging van de leerlingen van het lager onderwijs SCHOOLFEEDBACKRAPPORT ONDERZOEK WELBEVINDEN Bevraging van de leerlingen van het lager onderwijs Aan de directeur, de leerkrachten en de leerlingen van het vierde, vijfde en zesde leerjaar van school 1

Nadere informatie

Samenvatting. Opvoeding en thuis omgeving als aangrijpingspunten in de preventie van overgewicht bij kinderen: resultaten van de ChecKid studie

Samenvatting. Opvoeding en thuis omgeving als aangrijpingspunten in de preventie van overgewicht bij kinderen: resultaten van de ChecKid studie Opvoeding en thuis omgeving als aangrijpingspunten in de preventie van overgewicht bij kinderen: resultaten van de ChecKid studie Overgewicht is een snel groeiend wereldwijd probleem en is geassocieerd

Nadere informatie

5 maart 2009. Criminaliteit in ziekenhuizen

5 maart 2009. Criminaliteit in ziekenhuizen 5 maart 2009 Criminaliteit in ziekenhuizen Inhoud Voorstelling van de studie 1. Context en doelstellingen 2. Methodologie 2.1. bevragingstechniek 2.2. beschrijving van de doelgroep 2.3. steekproef 2.4.

Nadere informatie

Jeugddelinquentie in de virtuele wereld

Jeugddelinquentie in de virtuele wereld Cahier 2017-2 Jeugddelinquentie in de virtuele wereld Een nieuw type daders of nieuwe mogelijkheden voor traditionele daders? J.J. Rokven G. Weijters A.M. van der Laan Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum

Nadere informatie

Psychosociale gezondheid en gedrag

Psychosociale gezondheid en gedrag Psychosociale gezondheid en gedrag 1. Criminaliteit 1.1 Criminaliteit onder Friese jongeren De meest genoemde vorm van criminaliteit waar Friese jongeren van 13 tot en met 18 jaar zich in 2004 schuldig

Nadere informatie

Overzicht tabellen en figuren 19. Overzicht gebruikte afkortingen 19

Overzicht tabellen en figuren 19. Overzicht gebruikte afkortingen 19 Inhoudsopgave Overzicht tabellen en figuren 19 Overzicht gebruikte afkortingen 19 Inleiding 21 1 Situering van het onderzoek 21 1.1 Onderzoek in detentie 21 1.2 Vrouwelijke gedetineerden 22 1.3 Internering

Nadere informatie

Waarom doen sommige personen wel aan sport en anderen niet? In hoeverre speelt

Waarom doen sommige personen wel aan sport en anderen niet? In hoeverre speelt Nederlandse samenvatting (Dutch summary) Waarom doen sommige personen wel aan sport en anderen niet? In hoeverre speelt genetische aanleg voor sportgedrag een rol? Hoe hangt sportgedrag samen met geestelijke

Nadere informatie

Criminaliteit en slachtofferschap

Criminaliteit en slachtofferschap 3 Criminaliteit en slachtofferschap M.M.P. Akkermans Bijna één op de vijf Nederlanders van 15 jaar en ouder was in 2015 slachtoffer van veelvoorkomende criminaliteit zoals gewelds-, vermogensof vandalismedelicten.

Nadere informatie

Samenvatting. (Summary in Dutch)

Samenvatting. (Summary in Dutch) (Summary in Dutch) 142 In dit proefschrift is de rol van de gezinscontext bij probleemgedrag in de adolescentie onderzocht. We hebben hierbij expliciet gefocust op het samenspel met andere factoren uit

Nadere informatie

Leefstijl en preventie

Leefstijl en preventie Leefstijl en preventie Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. . Inhoudstafel Inhoudstafel... 59 Bestudeerde indicatoren... 61 1. Voedingsgewoonten.... 61 3. Gebruik

Nadere informatie

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en Samenvatting In de laatste 20 jaar is er veel onderzoek gedaan naar de psychosociale gevolgen van kanker. Een goede zaak want aandacht voor kanker, een ziekte waar iedereen in zijn of haar leven wel eens

Nadere informatie

In de afgelopen decennia heeft ongehuwd samenwonen overal in Europa. toegenomen populariteit van het ongehuwd samenwonen is onderdeel van

In de afgelopen decennia heeft ongehuwd samenwonen overal in Europa. toegenomen populariteit van het ongehuwd samenwonen is onderdeel van Nederlandse samenvatting (summary in Dutch) De verschillende betekenissen van ongehuwd samenwonen in Europa: Een studie naar verschillen tussen samenwoners in hun opvattingen, plannen en gedrag. In de

Nadere informatie

vervolgonderwijs na de lagere school, waar men tot 14 jaar verblijft. Deze scholen zijn gelegen in Kosice, een stad in Oost-Slowakije met 240.

vervolgonderwijs na de lagere school, waar men tot 14 jaar verblijft. Deze scholen zijn gelegen in Kosice, een stad in Oost-Slowakije met 240. SAMENVATTING De aanwezigheid van sociaal-economische gezondheidsverschillen (SEGV) is bevestigd in bijna alle West Europese landen. Gedurende de vroege kinderleeftijd zijn de SEGV groot; ze blijven gedurende

Nadere informatie

Samenvatting: Summary in Dutch

Samenvatting: Summary in Dutch Samenvatting: Summary in Dutch Hoofdstuk 1: Kindermishandeling en Psychopathologie in een Multi-Culturele Context: Algemene Inleiding Dit proefschrift opent met een korte geschiedenis van de opkomst van

Nadere informatie

Peiling burgerzin en burgerschapseducatie in de derde graad aso, bso, kso en tso + Vergelijking met ICCS 2016

Peiling burgerzin en burgerschapseducatie in de derde graad aso, bso, kso en tso + Vergelijking met ICCS 2016 Peiling burgerzin en burgerschapseducatie in de derde graad aso, bso, kso en tso + Vergelijking met ICCS 2016 Inspiratiedag PAV sessie 5 7 december 2017 Margo Vandenbroeck Overzicht DEEL 1 Peiling burgerzin

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Het onderwerp van dit proefschrift is depressieve en angst symptomen in chronische dialyse patiënten en andere patiënten. Het proefschrift bestaat uit twee delen (deel A en deel

Nadere informatie

Alcohol- en druggebruik bij Vlaamse jongeren

Alcohol- en druggebruik bij Vlaamse jongeren Alcohol- en druggebruik bij Vlaamse jongeren VAD-leerlingenbevraging Doel: aanvullend bij educatieve pakketten een zicht geven op middelengebruik bij leerlingen Survey, o.b.v. vragenlijst Gebaseerd op

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Elke dag nemen mensen talrijke beslissingen. Belangrijk voor het maken van keuzen is dat men weet wat de gevolgen van de verschillende mogelijkheden zijn. Het verzamelen

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 207 208 Deel I Het wordt steeds belangrijker gevonden om kinderen een stem te geven. Hierdoor kunnen kinderen beter begrepen worden en kan hun ontwikkeling worden geoptimaliseerd.

Nadere informatie

FACTS & FIGURES Bibliotheekbezoek Franne Mullens

FACTS & FIGURES Bibliotheekbezoek Franne Mullens Inleiding Uit onderzoek blijkt dat vooral jongeren hun weg vinden naar de bibliotheek. 65% van alle jongeren onder de 18 jaar bezochten in hun vrijetijd de bibliotheek en ze waren zo goed als allemaal

Nadere informatie

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens Resultaten HBSC 14 Socio-demografische gegevens Jongeren en Gezondheid 14 : Socio-demografische gegevens Steekproef De steekproef van de studie Jongeren en Gezondheid 14 bestaat uit 9.566 leerlingen van

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting 220 Nederlandse Samenvatting Summary in Dutch Teams spelen een belangrijke rol in moderne organisaties (Devine, Clayton, Phillips, Dunford, & Melner, 1999; Mathieu, Marks, & Zaccaro, 2001). Doordat teams

Nadere informatie

Jongeren en Gezondheid 2014 : Studie

Jongeren en Gezondheid 2014 : Studie Jongeren en Gezondheid 2014 : Studie Algemeen De studie Jongeren en Gezondheid maakt deel uit van de internationale studie Health Behaviour in School-Aged Children (HBSC), uitgevoerd onder toezicht van

Nadere informatie

How to present online information to older cancer patients N. Bol

How to present online information to older cancer patients N. Bol How to present online information to older cancer patients N. Bol Dutch summary (Nederlandse samenvatting) Dutch summary (Nederlandse samenvatting) Goede informatievoorziening is essentieel voor effectieve

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting 11 Nederlandse Samenvatting Bij beslissingen over het al dan niet vergoeden van behandelingen wordt vaak gebruikt gemaakt van kosteneffectiviteitsanalyses, waarin de kosten worden afgezet tegen de baten.

Nadere informatie

Bijlage nr 10 aan ZVP 2014-2017 BIJLAGE 10 LOKALE VEILIGHEIDS- BEVRAGING 2011

Bijlage nr 10 aan ZVP 2014-2017 BIJLAGE 10 LOKALE VEILIGHEIDS- BEVRAGING 2011 BIJLAGE 10 LOKALE VEILIGHEIDS- BEVRAGING 2011 Lokale veiligheidsbevraging 2011 Synthese van het tabellenrapport Pz Blankenberge - Zuienkerke Inleiding De lokale veiligheidsbevraging 2011 is een bevolkingsenquête

Nadere informatie

Campagne Eenzaamheid Bond zonder Naam

Campagne Eenzaamheid Bond zonder Naam Campagne Eenzaamheid Bond zonder Naam Leen Heylen, CELLO, Universiteit Antwerpen Thomas More Kempen Het begrip eenzaamheid Eenzaamheid is een pijnlijke, negatieve ervaring die zijn oorsprong vindt in een

Nadere informatie

Individuele verschillen in. persoonlijkheidskenmerken. Een genetisch perspectief

Individuele verschillen in. persoonlijkheidskenmerken. Een genetisch perspectief N Individuele verschillen in borderline persoonlijkheidskenmerken Een genetisch perspectief 185 ps marijn distel.indd 185 05/08/09 11:14:26 186 In de gedragsgenetica is relatief weinig onderzoek gedaan

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) Het managen van weerstand van consumenten tegen innovaties

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) Het managen van weerstand van consumenten tegen innovaties Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) Het managen van weerstand van consumenten tegen innovaties De afgelopen decennia zijn er veel nieuwe technologische producten en diensten geïntroduceerd op de

Nadere informatie

DOCENTENDAG MAATSCHAPPIJLEER

DOCENTENDAG MAATSCHAPPIJLEER DOCENTENDAG MAATSCHAPPIJLEER 2018 The Spirit Level Een authentieke toetstaak in de praktijk Niels Hoendervanger Stedelijk Gymnasium Nijmegen The Spirit Level Wat gaan we doen? Korte introductie op de taak

Nadere informatie

Grensoverschrijdend gedrag ten aanzien van kinderen in de sport in Vlaanderen en Nederland

Grensoverschrijdend gedrag ten aanzien van kinderen in de sport in Vlaanderen en Nederland Grensoverschrijdend gedrag ten aanzien van kinderen in de sport in Vlaanderen en Nederland Een retrospectieve zelfrapportering van ervaringen met psychisch, fysiek en seksueel in de sport voor de leeftijd

Nadere informatie

Juggling with Media. The Consequences of Media Multitasking for Adolescent Development. W.A. van der Schuur

Juggling with Media. The Consequences of Media Multitasking for Adolescent Development. W.A. van der Schuur Juggling with Media. The Consequences of Media Multitasking for Adolescent Development. W.A. van der Schuur Nederlandse Samenvatting [DUTCH SUMMARY] Nederlandse Samenvatting JONGLEREN MET MEDIA: DE GEVOLGEN

Nadere informatie

P O L I T I E Z O N E

P O L I T I E Z O N E P O L I T I E Z O N E Z O T T E G E M / H E R Z E L E / S I N T - L I E V E N S - H O U T E M ( P Z 5 4 2 9 ) Zonaal Veiligheidsplan 2014-2017 INHOUD INLEIDING... 2 MISSIE - VISIE - WAARDEN... 3 Missie

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Het aantal eerste en tweede generatie immigranten in Nederland is hoger dan ooit tevoren. Momenteel wonen er 3,2 miljoen immigranten in Nederland, dat is 19.7% van de totale

Nadere informatie

5. Discussie. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens

5. Discussie. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens 5. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens Relevante conclusies voor het beleid zijn pas mogelijk als de basisgegevens waaruit de samengestelde indicator berekend werd voldoende recent zijn. In deze

Nadere informatie

The Development of Personality and Problem Behaviour in Adolescence - J. Akse SAMENVATTING. (Summary in Dutch)

The Development of Personality and Problem Behaviour in Adolescence - J. Akse SAMENVATTING. (Summary in Dutch) SAMENVATTING (Summary in Dutch) Ontwikkeling van Persoonlijkheid en Probleemgedrag tijdens de Adolescentie Ieder individu is uniek. Echter, niemand is uniek genoeg om een persoonlijkheidstype te vormen

Nadere informatie